Bijlage 3 Hoofdstuk 5 Verstrekkingenboek Wmo (Lokaal verplaatsen per vervoermiddel)
Voorzieningenlijst vervoervoorzieningen Onderwerpen Aankoppel (deel)fiets Aanpassing auto Aanvullende (natura) vervoersvoorzieningen Accessoires Autozitjes kinderen Begeleidervoorziening Bovenregionaal vervoer Bruikleenauto Buggy Buitenwagen (gesloten) Collectief vervoer per Regiotaxi Co-Pilot / Duofiets Driewielfiets Fiets / ligfiets Fietszitje Rolstoelfiets Schootskleed Scootmobiel Tandem Taxikostenvergoeding Tegemoetkoming gebruikskosten eigen auto/ bruikleenauto Tegemoetkoming gebruik Regiotaxi korte afstanden Zijspiegel (op scootmobiel of driewielfiets)
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
2 3 5 8 9 10 11 12 13 14 16 19 21 23 24 25 26 27 29 30 32 33 34
1
Aankoppeldeel fiets
Omschrijving Dit is een vervoersvoorziening voor kinderen die niet zelfstandig kunnen fietsen. Middels een koppelstuk is deze voorziening achter een volwassenenfiets te plaatsen. Het kind kan meefietsen en bewegen, terwijl er niet gestuurd kan worden. Deze fiets is niet speciaal voor gehandicapte kinderen ontwikkeld, en is bovendien bij elke rijwielhandel te koop tegen een prijs niet hoger ligt dan die van de gebruikelijke kinderfiets. Daarom wordt een dergelijke voorziening aangemerkt als een algemeen gebruikelijke voorziening. Procedure Een dergelijke aanvraag wordt afgewezen op grond van artikel 2 lid 2 sub a Verordening. Toekenningscriteria n.v.t.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
2
Aanpassing auto
Omschrijving Bij autoaanpassingen gaat het om kosten van aanpassing van de auto, waarin de standaard uitvoering niet voorziet. Dit kan per type auto sterk verschillen. Er zijn aanpassingen mogelijk voor: - De bediening en besturing van de auto; - Het in en uit de auto komen; - De zithouding (zie autostoel) - Het in de auto meenemen van een rolstoel; Indien uitsluitend vervoer per eigen auto is geïndiceerd, kan bij een inkomen onder de Wmo norm deze voorziening in combinatie met de tegemoetkoming in de gebruikskosten eigen auto verstrekt worden. Procedurele aspecten De algemene regel hierbij is dat de gehandicapte een eigen auto bezit en het collectief vervoer is geen adequate oplossing. Er dient dus een indicatie te zijn voor een individuele vervoervoorziening, zoals individueel taxivervoer of vervoer per eigen auto. Een autoaanpassing in aanvulling op het collectief vervoersysteem kan NIET worden verstrekt. Er is geen inkomensgrens van toepassing. Voor aanpassingen die betrekking hebben op de besturing en bediening van de auto in relatie tot de rijvaardigheid is een restraint op het rijbewijs een voorwaarde voor het toekennen van een autoaanpassing. Hiervoor dient de aanvrager een kopie van zijn rijbewijs te overleggen. Bij het ontbreken van een restraint dient de belanghebbende te worden verwezen naar het CBR voor een beoordeling. Toekenningscriteria • Er is een medische indicatie voor individueel vervoer per eigen auto (elke vorm van taxivervoer is medisch niet verantwoord); of • Er is een indicatie voor individueel (rolstoel)taxivervoer; én o belanghebbende beschikt over een eigen auto die niet ouder is dan 5 jaar en o het gebruik van de eigen auto is verantwoord en o de kosten van aanpassing zijn niet hoger dan de kosten die uitgegeven zouden worden aan een andere geschikte vorm van individueel vervoer gedurende één jaar. Wanneer blijkt dat een gehandicapte om medische redenen niet met het collectief vervoer kan reizen en dat bij het niet verstrekken van een autoaanpassing, er een situatie ontstaat van dreigende vereenzaming, kan iemand in aanmerking worden gebracht voor een autoaanpassing Toelichting in relatie tot individueel taxivervoer Bij een grote vervoersbehoefte kan een autoaanpassing goedkoper zijn dan individueel taxivervoer. Indien de voorkeur uitgaat naar het gebruik van de eigen auto, kan in dergelijke situaties de auto worden aangepast. Mits de aanpassingskosten lager zijn dan de kosten er betaald zou worden voor het vervoer per taxi of rolstoeltaxi gedurende één jaar. Bij een inkomen boven de Wmo-norm is het niet mogelijk de tegemoetkoming om te zetten een autoaanpassing.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
3
Toelichting inzake vervoer gehandicapte kinderen Bijzondere vragen kunnen worden gesteld betreffende het vervoer van gehandicapte kinderen met eigen vervoer van ouders. Ook hier geldt het primaat van het collectief vervoer, en/of goedkoopst adequate oplossing. Doordat er soms schrijnende beslissingen moeten worden genomen, is het van belang om hier eveneens de sociale aspecten mee te nemen. Stel moeder heeft de zorg over twee kinderen, waarvan 1 kind gehandicapt. Het collectief vervoer kan zich in dergelijke gevallen niet lenen voor het oplossen van het ondervonden mobiliteitsprobleem. Nogmaals; het kind moet op medische indicatie geen gebruik kunnen maken van het collectief vervoer, al of niet met begeleiding door ouders. Verschoningsproblemen spelen hierbij geen rol. Aangezien de vervoerplicht beperkt is tot vervoer binnen de regio. Met behulp van het moderne incontinentiemateriaal is een regionale rit (maximaal 40 minuten) bijna altijd haalbaar. Verschoning onderweg is dus vrijwel nooit nodig. Overige voorwaarde voor autoaanpassing De aanpassingskosten van een auto worden slechts toegekend indien de aan te passen auto niet ouder is dan vijf jaar. De kosten worden in dergelijke gevallen voor 100% vergoed. Indien er een indicatie is voor individueel (rolstoel) taxivervoer en het inkomen lager is dan de Wmo-norm, kan als alternatief worden gekozen voor een autoaanpassing mits de aanpassingskosten lager zijn dan de uitgaven voor het individueel vervoer over een periode van één jaar. Wijze van verstrekken Autoaanpassingen worden als financiële tegemoetkoming verstrekt. De kosten van onderhoud, reparatie en (extra) verzekering worden niet vergoed. Er wordt uitgegaan van een afschrijvingsduur van zeven jaar. Daardoor wordt bij gelijkblijvende medische situatie van belanghebbende, slechts eenmaal per zeven jaar een tegemoetkoming verstrekt. Uitsluiting van aanpassing Faciliteiten die in ieder geval niet voor vergoeding in aanmerking komen (hoewel ze functioneel noodzakelijk kunnen zijn voor het gebruik van de auto door mensen met een handicap): automatische transmissie elektrische ruitenwisser en sproeier achter driepuntsgordels hoofdsteunen lendenstellen voorstoel verstelbaar kunststoffen bekleding buitenspiegel van binnenuit verstelbaar elektrisch bediende portierruiten neerklapbare achterbank (i.v.m. het meenemen van een rolstoel) uitneembare hoedenplank (in verband met het meenemen van een rolstoel) derde of vijfde deur (grote achterdeur i.v.m. het meenemen van een rolstoel) warmtewerend glas achteruitverwarming verstelbare stuurwielen verstelbare voorstoelen handgrepen bij passagiersplaats voorin standaard rembekrachtiging gelaagde voorruit interval op voor- en achteruitwisser verlengde slede
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
4
Aanvullende (natura) vervoervoorziening
Omschrijving Dit is een individuele vervoervoorziening ter aanvulling op het collectief vervoer of individueel vervoer. Het is dus een extra vervoersvoorziening die dient voor mensen met een uiterst beperkte mobiliteit, t.w. met een loopafstand van minder dan 100 meter, die ook niet met andere hulpmiddelen kan worden overbrugd. Voor deze voorziening geldt geen inkomenstoets. Dergelijke voorziening dient om mensen in staat te stellen om zo zelfstandig mogelijk te blijven functioneren in de directe woonomgeving. Een aanvullende vervoersvoorziening heeft altijd betrekking op het opheffen van een verplaatsingsprobleem over de middellange afstanden. Onder middellange afstand wordt het volgende verstaan: • •
Woont belanghebbende binnen de bebouwde kom van een kern dan geldt een straal van 750 meter; Woont belanghebbende buiten de bebouwde kom dan geldt een straal van 1500 meter.
Overigens kent Haaksbergen ook de mogelijkheid om een extra vergoeding in de gebruikkosten van het CVV toe te kennen, indien iemand ook voor de verplaatsing over afstanden van 250 / 300 meter is aangewezen op CV (zie het Wmo-besluit). Deze vergoeding is gelijk aan de eigen bijdrage van één reiszone + opstapzone. Aan de hand van de individuele vervoersbehoefte dient deze extra bijdrage op jaarbasis te worden bepaald. Indien nodig dient vanwege deze vervoersbehoefte ook het maximum-vervoersbudget te worden verhoogd. Dit is uitsluitend aan de orde wanneer belanghebbende tot de categorie gebruikers behoort die het standaardbudget volledig opgebruiken. Criteria aanvullende vervoervoorzieningen: • er is sprake van een uiterst beperkte mobiliteit, d.w.z. betrokkene kan een afstand van 100 meter niet overbruggen. Deze afstand is ook niet overbrugbaar met behulp van andere (loop)hulpmiddelen zoals een stok, rollator, rolstoel of fiets al of niet met elektromotor; en • de medische situatie moet een regelmatig en frequent gebruik van 2 à 3 maal per week van een voorziening toelaten; en • er dient een gevarieerde én zelfstandige vervoersbehoefte te zijn van 2 à 3 maal per week (deelname aan het leven van alledag). De voorziening moet iemand in stellen tot het zelfstandig doen van boodschappen, bezoeken aan bibliotheek, kapper, vrienden en familie en • deze bestemmingen bevinden zich of op ± 750 meter binnen de bebouwde kom, of binnen een straal van ±1500 meter indien men buiten de bebouwde komt woont, en • de woonomgeving moet geschikt zijn voor het gebruik van de beoogde voorziening; en • belanghebbende moet de voorziening zelfstandig kunnen gebruiken én daarmee op een verantwoorde wijze kunnen deelnemen aan het verkeer. Uitzondering: dit geldt uiteraard niet voor tandems c.q. duo -fietsen; en • belanghebbende moet in staat zijn zelfstandig het vervoermiddel te stallen en de accu regelmatig op te laden; en • er is geen andere aanvullende vervoervoorziening verstrekt met hetzelfde gebruiksdoel.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
5
Procedure: Naar aanleiding van een aanvraag wordt de mobiliteit beoordeeld, eventueel door de extern geneeskundig adviseur. Indien de conclusie is dat cliënt recht heeft op een aanvullend vervoermiddel, is de vraag welk middel verstrekt moet worden. Scootmobiel, driewielfiets, tandem etc. In zijn algemeenheid voldoet bij een dergelijke beperking de scootmobiel. Indien gewenst door cliënt kan het ook een driewielfiets zijn, mits deze als goedkoopst maar vooral als adequaat is aan te merken voor alle genoemde functies. Voor mensen met een mobiliteits- én visusprobleem kan een tandem uitkomst bieden. Voordat het pas-traject wordt ingegaan dient eerste het recht op desbetreffende aanvullende vervoervoorziening te worden vastgesteld aan de hand van het door de consulent opgesteld PVE. Het vervolgtraject is te onderscheiden in twee situaties: A De voorziening die wordt gevraagd wordt toegekend of de cliënt is het volledig eens met het aanbod van een andere voorziening: Dan vervolgen met: 1. Het selecteren van de voorziening waarbij meteen kan worden besteld c.q. geleverd. 2. Na ontvangst van de offerte c.q. factuur kan het rapport + de offerte (eventueel factuur met bruikleenovereenkomst) afgehandeld worden en kan de beschikking afgegeven worden. 3. De offerte wordt ingevoerd als verplichting of de factuur wordt betaald. B
1. 2. 3. 4. 5.
Een andere voorziening blijkt meer te voldoen aan het uitgangspunt goedkoopst en adequaat, dan de door de cliënt gevraagd e of gewenste voorziening. Dit kan gebeuren op grond van het PVE of n.a.v. het medisch / ergonomisch advies: Na toetsing wordt de toekenningsbeschikking afgegeven. De cliënt wordt uitgenodigd om binnen 10 werkdagen te reageren zodat een afspraak kan worden gemaakt voor de passing. Passing regelen en offerte of factuur met bruikleenovereenkomst afwachten. Stuk door naar administratie voor verdere afwikkeling De offerte wordt ingevoerd als verplichting of de factuur wordt betaald.
NB: T.a.v. het selectieproces van de voorziening: Indien nodig, gebeurt dit in de eigen woonomgeving van de cliënt. Dit geeft inzicht in de manier waarop belanghebbende de voorziening kan gebruiken in relatie tot de toegankelijkheid van de woning c.q. berging in verband met de stalling. Indien nodig wordt in het kader van "woonvoorzieningen" ook de berging geschikt gemaakt voor de stalling. Grondslag voor de verstrekking Artikel 24 is de grondslag voor het primaat van het collectief vervoersysteem CVV. Lid 2 van dit artikel biedt de mogelijkheid een vervoervoorziening in natura dan wel een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoermiddel, toe te kennen.
Afwegingen ten aanzien van de keuze voor een bepaalde voorziening De beoordeling welk aanvullend verplaatsingsmiddel kan worden verstrekt, hangt af van: Prognose van aandoening/ belemmeringen: De gevraagde voorziening moet langdurig een adequate oplossing bieden in relatie tot de beperkingen die de aanvrager ondervindt. Bij de afweging scootmobiel / driewielfiets zijn de volgende zaken van belang: • Bijv. hoe lang zou aanvrager nog kunnen fietsen op een gewone driewieler? • Is er zicht op noodzakelijke ondersteuning dmv hulpmotor? • Indien iemand permanent ondersteuning nodig heeft in geval van tegenwind en/of hellingen is de driewielfiets dan meer adequaat dan de scootmobiel? • Gevarieerde gebruiksdoel; zoals het bereiken en inrijden van winkels.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
6
• • •
Het is voorstelbaar dat naar mate aanvrager jonger is, de wens voor een driewiel fiets groter is. Hoe is de woonomgeving van belanghebbende in relatie tot het gebruik van de voorziening? Hoe is de stallingmogelijkheid in relatie tot het uitgangspunt goedkoopst en adequaat?
Gezien de technische mogelijkheden van de scootmobiel én het uitgangspunt “zo groot mogelijke inzetbaarheid” wordt in principe een 12 KM voertuig verstrekt. Indien nodig wordt in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld i.v.m. gewicht of functionaliteit een 15 KM voertuig verstrekt. Vanwege kostenbeheersing wordt de diversiteit van het pakket zo beperkt mogelijk gehouden. Besparingsbijdrage Sinds 1 januari 2005 geldt voor alle aanvullende vervoermiddelen een besparingsbijdrage. Dit betekent dat voor deze verstrekking eenmalig een bijdrage geldt, die is afgestemd op de gebruikelijke uitgave van een fiets. De hoogte van dit bedrag is opgenomen in het Wmobesluit. Voor scootmobielen geldt een gebruiksduur van 5 jaar, voor fietsvoorzieningen (al dan niet met hulpmotor) geldt een gebruiksduur van 7 jaar. Bij de heffing van de bijdrage wordt geen onderscheid gemaakt of een nieuwe of een gebruikte voorziening wordt ingezet. Wanneer bij de eerste verstrekking de bijdrage is betaald, wordt bij vervanging binnen de hier genoemde termijnen geen nieuwe bijdrage geheven. Wordt de voorziening na afloop van genoemde termijnen verstrekt dan geldt een nieuwe bijdrage. Terugbetaling van de besparingsbijdrage: Kan uitsluitend wanneer de voorziening binnen 2 jaar na verstrekking wordt ingeleverd. Bij inlevering in het eerste jaar na verstrekking wordt 60% terugbetaald. In het tweede jaar wordt 40% terugbetaald. Dit is vastgelegd in het Wmo-besluit. Wijze van verstrekken Hetzij in natura (bruikleen), hetzij in de vorm van een persoonsgebonden budget Leeftijdseisen scootmobiel Een scootmobiel wordt aangemerkt als een gehandicaptenvoertuig als bedoeld in artikel 1 onderdeel r van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Indien het voertuig niet sneller kan dan 10 KM geldt voor het besturen geen minimumleeftijd. Kan het voertuig sneller dan 10 KM dan geldt een leeftijdsgrens van 16 jaar (art.5 lid 1 RVV) Rijlessen Indien nodig worden maximaal drie lessen vergoed. Indien meer lessen nodig zijn moet worden afgewogen of dit wel een verantwoorde voorziening is (art. 3 Wvg). Gevolgen verstrekking aanvullende vervoersvoorziening Omdat met deze voorziening wordt voorzien in de verplaatsingsbehoefte in de directe woonomgeving, heeft dit tot gevolg dat het maximum budget voor het CVV, of voor de hoogte van de toegekende individuele tegemoetkoming in de vervoerskosten wordt gehalveerd. Deze verlaging geldt niet voor ouders met een zorgplicht voor kinderen tot 14 jaar, omdat het begeleiden c.q. meenemen van kinderen leidt voor een extra vervoersbehoefte.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
7
Accessoires aan rolstoel en natura vervoersvoorzieningen
Omschrijving Een accessoire is een niet noodzakelijke toevoeging aan een rolstoel of een vervoervoorziening. Voor rolstoelen valt te denken aan een boodschappennet, een asbak, spaakbeschermers, gekleurde hoepels, schootskleed. Maar ook een werkblad, een stok- of rollatorhouder, een zijspiegel kunnen als een accessoire aangemerkt worden, indien deze niet absoluut noodzakelijk zijn. Accessoires worden uitsluitend verstrekt indien deze noodzakelijk zijn om de rolstoel of scootmobiel op een medisch/ergonomisch verantwoorde manier te gebruiken. Of een toevoeging wordt aangemerkt als een accessoire hangt dus af van de individuele situatie van de aanvrager. Procedure In de meeste gevallen zal voor een dergelijke aanvraag een extern medisch / ergonomisch advies nodig zijn. Enerzijds vanwege het hoge risico van afwijzing, anderzijds om inzicht te krijgen in de specifieke situatie van de aanvrager. Toekenningscriteria Indien nodig om een rolstoel adequaat te maken is naast artikel 2 lid 1 artikel 27 van toepassing. Voor vervoersvoorzieningen geldt naast artikel 2 lid 1, artikel 22. Wijze van verstrekken Wordt via de leverancier geleverd en gemonteerd en vormt daarmee een onderdeel van de voorziening van de betreffende cliënt. Indien in depot voorradig wordt een toevoeging uit het depot gebruikt. Opmerkingen: Toevoegingen die altijd worden aangemerkt als accessoire. • Asbak (aan de rolstoel) Is nooit noodzakelijk om een rolstoel adequaat te maken rolstoelvoorziening en dient op grond van artikel 1.2, lid 1 VVG, onder b afgewezen te worden. • Bagagetas/ boodschappennet Is niet noodzakelijk om de voorziening adequaat te maken. Bovendien kan een boodschappentas als algemeen gebruikelijk worden gezien en kan daarmee niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dezelfde afwijzingsgrond als asbak.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
8
Autozitjes voor kinderen
Omschrijving Speciale autozitjes voor gehandicapte kinderen vanaf 4 jaar. Meestal een kuipvormig zitondersteuningselement al dan niet bevestigd op een speciaal aangepast frame. Procedurele aspecten In principe hebben jonge kinderen geen zelfstandige vervoersbehoefte, juist vanwege het feit dat het altijd met de ouders meereist, o.a. per auto. Indien het kind aangewezen is op individueel vervoer en daarbij aangewezen is op een speciaal autoritje kan dit worden aangemerkt als een noodzakelijke vervoersvoorziening. Indien een standaard autozitje een oplossing kan bieden, dient deze voorziening als algemeen gebruikelijk afgewezen te worden op grond van artikel 2 lid 2 onder a Verordening. Toekenningscriteria Het gehandicapte kind kan om medische redenen niet op een algemeen gebruikelijke manier vervoerd worden met de eigen auto van de ouders, anders dan met een aangepast autozitje. Het primaat blijft hier ook liggen bij het collectief vervoer. Tevens moet afgewogen worden of collectief rolstoeltaxivervoer niet een meer langdurige oplossing zal zijn. Het kind in en uit de auto tillen vaak een te zware belasting is voor de ouders. Er geldt geen inkomenstoets. Wijze van verstrekken Hetzij als naturavoorziening in bruikleen hetzij in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
9
Begeleidervoorziening (t.b.v. het collectief vervoer) Omschrijving De mogelijkheid om bij het collectief vervoer per taxi een noodzakelijke begeleider mee te nemen, zonder dat hier voor de gehandicapte of begeleider kosten aan zijn verbonden. Procedure Er dient een indicatie voor het collectief vervoer te zijn en belanghebbende kan hiervan zonder begeleiding geen gebruik maken. Eventueel moet dit door middel van een medisch advies worden vastgesteld. Toekenningscriteria Belanghebbende ondervindt op medische gronden functionele en/of ergonomische belemmeringen en kan zonder begeleiding geen gebruik maken van het collectief vervoer. Dit houdt in dan men tijdens de rit aangewezen is op de zorg die door de begeleider geboden moet worden. In bepaalde situaties kan de behoefte aan zorg ook verband houden met het niet kunnen zorgdragen voor het gereedhouden van de pas en voor het afrekenen in de taxi. Een begeleiderindicatie wordt afgegeven als een gehandicapte niet in staat is zonder begeleiding met het collectief vervoer van deur tot deur te reizen. In principe helpt de chauffeur binnen redelijke grenzen de cliënt bij het in- en uitstappen en het begeleiden van en naar de toegangsdeur van de instapplaats en de plaats van bestemming (hulp door de chauffeur kan eveneens bestaan uit het in en uitladen van een rolstoel c.q. rollator). Deze vorm van dienstverlening is contractueel vastgelegd met de vervoerder. Bij de afweging wordt tevens beoordeeld, hoe vaak en in welke situaties begeleiding noodzakelijk is, en of het niet toekennen van een begeleidervoorziening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Situaties waarbij gedacht kan worden aan een begeleidervoorziening; • Personen met psychische of gedragsproblemen; • Personen met communicatieproblemen die zich niet verstaanbaar kunnen maken e.d; • Personen met medische problemen, waarbij alleen anderen dan de chauffeur de vereiste zorg kan bieden; De begeleider moet in staat zijn alle noodzakelijke hulp tijdens een rit te bieden en mag zelf geen aanspraak maken op hulp van de chauffeur. Wijze van verstrekken Deze voorziening bestaat uit het afgeven van een toekenningsbeschikking voor vervoer met begeleiding, én een administratieve mutatie richting de vervoerder. Een begeleider kan alleen in gezelschap van de Wmo-pashouder gebruik maken van het collectiefvervoer. Alleen indien de begeleider binnen Haaksbergen woont, kan deze gratis thuis worden opgehaald om vervolgens de pashouder tijdens een taxirit te begeleiden. Nadien wordt de begeleider ook weer naar huis gebracht. Opmerkingen Het collectief taxivervoer is bedoeld voor het onderhouden van sociaal-maatschappelijke contacten. Bezoek aan medische specialisten valt onder het ziekenvervoer en wordt daarom niet als argument voor een begeleidervoorziening geaccepteerd. Bij een vast verplaatsingspatroon met vervoer van deur tot deur, kan ook zonder een begeleidervoorziening gebruik gemaakt worden van het taxivervoer. Voor de incidentele behoefte aan een begeleider, bijvoorbeeld voor het halfjaarlijks bezoeken van kledingzaken in een winkelcentrum of vergelijkbare activiteiten zal géén begeleidervoorziening worden toegekend. Alle pashouders kunnen altijd één persoon (sociale begeleider) laten meereizen. Voor de sociale begeleider geldt dan ook het gereduceerde tarief van de Regiotaxi. Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
10
Bovenregionaal vervoer
Omschrijving: Dit is vervoer buiten het vervoergebied van de Haaksbergen. Toetspunt hierbij is het bereik van de Regiotaxi. Vervoer buiten het bereik van de Regiotaxi wordt aangemerkt als bovenregionaal vervoer. Voor dit vervoer bestaat in principe geen zorgplicht. De huidige Regiotaxi biedt pashouders de mogelijkheid om na de 6e zone verder te reizen op een speciaal zonetarief (zie brochure Regiotaxi) Dit tarief moet de gebruiker rechtstreeks in de taxi afrekenen, tegelijk met de eigen bijdrage voor de eerste zes zones. Voor vervoer buiten het gebied van de Regiotaxi is een landelijk vervoerssysteem VALYS beschikbaar. Bezitters van een Wvg-vervoersbeschikking, rolstoelbeschikking, of een Gehandicapten Parkeerkaart komen in principe voor dit vervoer in aanmerking. De afdeling WIZ beschikt over informatiebrochures en aanvraagformulieren van VALYS. Nieuwe Wmopashouders ontvangen deze informatie tegelijk met de beschikking. In dien geen gebruik kan worden gemaakt van VALYS, bestaat in bijzondere gevallen wel een compensatieplicht. Procedure Behoort te worden meegewogen bij de behandeling van de aanvraag om een vervoervoorziening. Bij reeds toegekende vervoervoorziening, behandelen als vervolgaanvraag. Te toetsen uitgangspunt is dan: de adequaatheid van de toegekende voorziening in relatie tot de vervoersbehoefte. Toekenningscriteria • Er bestaat recht op een individuele vervoervoorziening voor de middellange en lange afstanden in de vorm van gebruikskosten voor de eigen auto/bruikleenauto. • Vervoer per VALYS is om medische redenen niet mogelijk • Betreft uitsluitend door belanghebbende te onderhouden bovenregionaal contact • Familierelatie: eerste / tweede graad (broer-zus / ouder-kind) Wijze van verstrekken Zie Wmo-besluit. Betreft een forfaitaire vergoeding die afhankelijk van de hoogte van het bedrag één - of tweemaal per jaar kan worden betaald.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
11
Bruikleenauto Omschrijving Een auto (of bus) ten behoeve van het vervoer van een gehandicapte. Een bruikleenauto valt buiten de context van de verordening. Deze kan uitsluitend dan verstrekt worden indien elke andere (combinatie van) vervoervoorziening(en) voor de korte en lange afstanden geen adequate oplossing biedt. In die uitzonderlijke situaties zal hier toepassing van de hardheidsclausule in de verordening aan de orde kunnen zijn, mits het inkomen van belanghebbende lager is dan het Wmo-norminkomen. Procedure Er moet altijd een extern medisch advies gevraagd worden. Als inkomensgrens wordt gehanteerd 1,5 x de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Ligt het inkomen daarboven dan geldt een auto als een algemeen gebruikelijke voorziening en kan deze (ook niet op grond van de hardheidsclausule) worden verstrekt. Toekenningscriteria Er dient een indicatie te zijn voor een vervoervoorziening. Het collectief (rolstoel)taxivervoer biedt echter geen adequate oplossing, zelfs niet met extra voorzieningen zoals een begeleiderindicatie of bijzondere vervoersvereisten, en. het is voor de gehandicapte niet mogelijk gebruik te maken van een scootmobiel, individueel (rolstoel)taxivervoer of een gesloten buitenwagen. Kortom, geen enkel ander vervoermiddel biedt een adequate oplossing voor vervoer binnen de regio en Belanghebbende dient om medische redenen aangewezen te zijn op vervoer per eigen auto. Gedacht kan worden aan mensen met een vervoersbehoefte, die ook tijdens ritten van 20 tot 40 minuten; - tijdens het reizen specifieke zorg nodig hebben van personen en/of via apparatuur, die niet verstrekt kan worden tijdens het (collectief) vervoer; of - door een taxichauffeur in redelijkheid geweigerd zouden kunnen worden; of - door zodanig ernstige zitproblemen niet in een (rolstoel) taxi plaats kunnen nemen. NB: Incontinentie is thans geen argument meer voor een indicatie voor individueel vervoer. Er is goed incontinentiemateriaal in de handel. De Wmo-compensatieplicht betreft uitsluitend vervoer binnen de regio. Globaal betekent dit een maximale ritduur van 20 minuten (40 minuten met de Regiotaxi) Wijze van verstrekken Hetzij als natura-voorziening in bruikleen, hetzij in de vorm van een persoonsgebonden budget. Indien nodig zal de auto worden aangepast. Regulier onderhoud - en reparatiekosten zullen worden vergoed. Kosten die het gevolg zijn van bovenmatig gebruik kunnen worden teruggevorderd. De Wmo-compensatieplicht beperkt zich tot een verplaatsing van 1500 tot 2000 KM per jaar. Het is uiteraard toegestaan om meer kilometers te rijden, doch indien dit aantoonbare meerkosten tot gevolg heeft t.o.v. het beperkte gebruik, dan worden deze kosten in rekening bij de cliënt gebracht. Opmerkingen Voor woon-werkverkeer dient een beroep te worden gedaan op de WIA.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
12
Buggy Omschrijving Een verplaatsingsmiddel voor kinderen met een mobiliteitsbeperking. Licht gehandicapte kinderen die nog niet aan een rolstoel toe zijn worden vervoerd in een aangepaste buggy. Aangepaste buggy’s zijn breder en groter dan de buggy’s voor niet-gehandicapte gebruikers. Buggy’s bieden relatief weinig ondersteuning en zijn dan ook bedoeld voor kinderen met een redelijke zit(spier)functie. Voor kinderen tot 4 jaar is een buggy een algemeen gebruikelijk vervoermiddel. Ook voor gehandicapte kinderen. Voor kinderen vanaf 4 jaar (gewicht ongeveer 18 kg) kan de standaard buggy niet meer geschikt zijn. Bovendien is een buggy voor een kind van die leeftijd niet meer algemeen gebruikelijk. De dan noodzakelijke voorziening is qua maatvoering en uitvoering ook niet in reguliere handel verkrijgbaar. Toekenningscriteria Bij een aanvraag voor een kind tot 4 jaar, zal uitdrukkelijk gekeken moeten worden of een standaard voorziening op medische gronden niet adequaat is. Toekenning vindt plaats als er sprake is van een ernstige mobiliteitsbeperking (loopafstand van maximaal 100 meter), tengevolge van medisch/ergonomische belemmeringen, waardoor belemmeringen worden ondervonden in het zich verplaatsen buitenshuis. Wijze van verstrekken Hetzij als natura vervoervoorziening in bruikleen, hetzij in de vorm van een persoonsgebonden budget. Opmerkingen Er zijn situaties denkbaar waarbij een kind strikt genomen geen loopbeperking heeft in ergonomische zin, maar het kind is bijvoorbeeld geestelijk niet in staat om situaties in te schatten. Daardoor is er geen sprake van zelfstandige loopafstand. In dergelijke gevallen kan een buggy een oplossing zijn. De gezinssituatie speelt hierbij eveneens een rol, bijvoorbeeld een gezin met kinderen, waarvan één kind gehandicapt is. De moeder heeft niet alleen de zorg over dit gehandicapte kind, maar moet eveneens moeder zijn voor de andere kinderen. Men moet gezamenlijk de gebruikelijke verplaatsingen buitenshuis kunnen doen.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
13
Buitenwagen (gesloten)
Omschrijving Een Canta is een gesloten buitenwagen. Een gesloten buitenwagen is een voertuig specifiek voor gehandicapten. Het is dan ook als zodanig omschreven in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (art.1 RVV-1990) en moet aan bepaalde eisen voldoen. Een brommercertificaat is hiervoor niet nodig. Procedurele aspecten Er dient een indicatie te zijn voor een vervoervoorziening en gebruik van collectief taxivervoer is op medische gronden niet mogelijk. Ook individueel taxi- of rolstoeltaxivervoer of vervoer per eigen auto is om medische reden niet mogelijk, of individueel taxivervoer is niet de goedkoopst adequate oplossing. Er dient altijd het volgende in kaart gebracht te worden: • Aard en mate van mobiliteitsbeperking, m.a.w. is er ook sprake van een uiterst beperkte mobiliteit, t.w. verplaatsingsprobleem over afstand tot 100 meter? • Om welke medische redenen bieden alle andere vervoersvoorzieningen, of een combinatie daarvan, geen oplossing? • Gezinssituatie van belanghebbende (bijv. zorgplicht voor kinderen / situatie partner) • Inkomensonderzoek i.v.m. inkomensgrens • Vervoersbehoefte en verplaatsingsgedrag in de directe woonomgeving; • Gebruiksdoel; • Bekend met gebruik van een gesloten buitenwagen; Er zal altijd extern medisch advies worden aangevraagd. Tevens zal de extern adviseur altijd moeten rapporteren of belanghebbende gebruik kan maken van een gesloten buitenwagen en deelname aan het verkeer verantwoord is. Toekenningscriteria • Er is een medische indicatie voor een vervoersvoorziening en gebruik van collectief of individueel taxivervoer of individueel autovervoer is op medische gronden niet mogelijk; én • er is door de medisch adviseur vastgesteld dat er bovendien sprake is van een verplaatsingsprobleem over een afstand tot 100 meter; of • er is een indicatie voor individueel taxivervoer in combinatie met een aanvullende vervoervoorziening; én • het gebruik van andere natura vervoervoorziening in de vorm van een scootmobiel of driewielfiets is om medische redenen niet mogelijk, doordat men permanent aangewezen is op gesloten vervoer; én • het inkomen ligt onder de Wvg inkomensgrens; en • de vervoersbehoefte van de gehandicapte betreft vooral de korte en middellange afstanden, die met een buitenwagen te bereiken zijn; én • een gesloten buitenwagen is de goedkoopst en adequate vervoersvoorziening. Wijze van verstrekken Hetzij als natura vervoervoorziening in bruikleen, hetzij in de vorm van een persoonsgebonden budget. De kosten van een WA-verzekering worden volledig vergoed.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
14
Toelichting Zoals hierboven blijkt is de verstrekking van deze voorziening zeer ingeperkt doordat bij het Collectief vervoer het primaat ligt. De actieradius van een gesloten buitenwagen is groter dan die van een scootmobiel, waardoor het gebruiksgebied gelijk kan worden gesteld met die van het collectief vervoer. Daarmee wordt het gehele zorggebied van Haaksbergen bereikbaar. Omdat met deze voorziening vrijwel overal geparkeerd kan worden, biedt dit tevens een oplossing voor alle afstanden. Indien er een indicatie bestaat voor individueel taxivervoer in combinatie met een aanvullende vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel kan een afweging worden gemaakt wat de goedkoopst en meest adequate verstrekking is. Daarbij is de vervoersbehoefte van belanghebbende doorslaggevend. Indien te voorzien is dat het totale budget van 1500 KM nodig is speelt dit kosten aspect een rol bij de afweging. Een gesloten buitenwagen kan in sommige situaties tevens de verstrekking van een scootmobiel voorkomen. Ook dit aspect kan bij deze afweging worden betrokken. Uiteraard dient de belanghebbende over voldoende vaardigheden te beschikken om een gesloten buitenwagen te besturen. Eventuele aanpassingskosten van de gesloten buitenwagen dienen eveneens bij de afweging betrokken te worden.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
15
Collectief vervoer per Regiotaxi
Omschrijving De Regiotaxi is een open collectief vraagafhankelijk vervoerssysteem (CVV) voor vervoer per taxi (personenauto of bus) van deur tot deur binnen een straal zes openbaar vervoerzones rond het woonadres. Vanaf ieder vertrekadres binnen de Haaksbergen kan over maximaal vijf zones worden gereisd tegen een tarief per zone. Voor inwoners van Diepenheim en Markelo gelden enkel “puntbestemmingen” die zijn te bereiken met zeven zones en waarvoor toch het gereduceerde tarief geldt. De Regiocentrale kan hierover meer informatie geven. Het vervoer is voor iedereen toegankelijk. Voor mensen die volledig rolstoelgebonden zijn wordt, op indicatie, rolstoelvervoer ingezet. Een scootmobiel, rolstoel, rollator en/of een blindengeleidehond kunnen worden meegenomen. Het meenemen van huisdieren is verder niet toegestaan. De taxi’s zijn rookvrij. De chauffeur biedt hulp bij het in- en uitstappen; biedt begeleiding naar de taxi en, op de plaats van bestemming, naar de voordeur. Bij wooncomplexen geldt als voordeur de centrale toegangdeur. Pashouders kunnen tegen een gereduceerd tarief van dit systeem gebruik maken. Mensen moeten in staat zijn om de pas beschikbaar te houden voor gebruik van de Regiotaxi. Bovendien moet men in staat zijn om de rit in de taxi (gepast) te betalen. Het vervoer kent ook buiten de reeds genoemde puntbestemmingen mogelijkheden om grotere afstanden (meer dan zes zones) te reizen. Daarvoor geldt een apart zonetarief. Bovendien is het mogelijk om de taxi te laten wachten, het tarief kan worden afgesproken tussen de vervoerder en de gebruiker. Deze extra diensten worden net als de eigen bijdrage per zone- rechtstreeks tussen cliënt en vervoerder afgerekend. De ritten moeten minimaal één uur voor het gewenste vertrek worden aangemeld via de Regiocentrale. De ophaaltijd kan liggen tussen 15 minuten voor of 15 minuten na de gewenste vertrektijd. Met aansluiting op het openbaar vervoer, of aanvangstijden van begrafenissen, voorstellingen e.d. kan rekening worden gehouden mits dit bij de aanmelding wordt gemeld (aanvragen prioriteitsrit). Ritten binnen de Haaksbergen mogen langer duren ten gevolge van het combineren van ritten met andere gebruikers (maximale omrijdtijd). Voor ritten buiten Haaksbergen geldt een maximum tijd van 15 minuten. Criteria indicatie collectief vervoer In het algemeen geldt als afstandscriterium voor het recht op een vervoersvoorziening, dat een belanghebbende niet in staat is zelfstandig lopend een afstand van 800 meter in 20 minuten af te leggen. Verder bestaat er recht op een vervoersvoorziening als: - Belanghebbende wel 800 meter kan lopen, maar aansluitend niet in staat is om 10 minuten staande te kunnen wachten; en/of - Belanghebbende niet in staat is om een in - uitstaphoogte van ongeveer 32 centimeter te overbruggen; of - Belanghebbende niet kan verblijven in het openbaar vervoer; of - Belanghebbende door visuele problemen of verstandelijke handicap belemmerd is om zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer, en waarbij het collectief vervoer de zelfstandigheid van de aanvrager vergroot, omdat hiervan gebruik kan worden gemaakt zonder (medisch noodzakelijke) begeleider. Aanvullende criteria betreffende het gebruik van het collectief vervoer *): - Belanghebbende moet in staat zijn, eventueel met behulp van een (medische) begeleider, om de vervoerpas te gebruiken en om in de taxi de ritprijs te kunnen betalen. Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
16
-
Belanghebbende moet tegelijk met andere personen in de taxi kunnen verblijven, eventueel met behulp van een (medische) begeleider.
*) De toevoeging “eventueel met behulp van een medische begeleider” geldt niet voor personen waarbij uitsluitend sprake is van een verstandelijk handicap. Indien ook tijdens het collectief vervoer begeleiding nodig is, biedt het CV geen meerwaarde ten opzicht van het reguliere openbaar vervoer met begeleiding. In die gevallen is dat een weigeringsgrond voor de vervoersvoorziening. Deze personen voldoen immers niet aan het afstandscriterium, dus de enige reden om toch een pas toe te kennen is het bevorderen van de zelfstandigheid. NB: Incontinentie is met het huidige kwalitatief goede incontinentiemateriaal in principe geen contra-indicatie meer voor het collectief vervoer. Aangezien de Wmo compensatieplicht beperkt is tot vervoer in de directe woonomgeving, bedraagt de maximale ritlengte ongeveer 22 kilometer. Gezien de voorwaarden voor het collectief vervoer kan een rit niet langer dan duren dan 40 minuten.
Bij de aanmelding van een rit kan gebruik gemaakt worden van de zogenaamde terugbelservice. De klant moet dan een telefoonnummer opgeven waarop men bereikbaar is op het ophaaladres. Ongeveer 5 minuten voor de aankomst van de taxi wordt men gebeld met de mededeling dat de taxi in aantocht is. Het systeem is van maandag tot vrijdag beschikbaar van 6.30 uur tot 01.00 uur ’s nachts. Van vrijdag t/m zondag van 6.30 uur tot 02.00 uur ’s nachts. De centrale is bereikbaar tussen 5.30 uur en 02.00 uur. Extra diensten voor Wmo pashouders Sociale begeleider: Elke pashouder kan één persoon laten meereizen tegen hetzelfde tarief als de Wmo pashouder. Dit kan ieder willekeurig persoon zijn. Voorwaarde is wel dat die persoon geheel zelfstandig van het vervoer gebruik kan maken. Voor het meenemen van kinderen gelden afwijkende regels.
Meereizen van inwonende kinderen tot 14 jaar: Kinderen tot 4 jaar kunnen gratis meereizen, mits aangemeld voor de rit en maximaal twee per pashouder. Op indicatie van de gemeente kunnen kinderen van pashouders in de leeftijd van 4 tot 14 jaar meereizen tegen het gereduceerde tarief. Deze indicatie moet via de Wmo administratie worden aangemeld bij de Regiocentrale. De kinderen kunnen allemaal tegelijk meereizen, naast de sociale begeleider. Daardoor kan het hele gezin tegelijk vervoerd worden. Vanaf 14 jaar kan één kind ook worden aangemerkt als sociale begeleider. Indien er meer dan één gezinslid van 14 jaar of ouder mee wil, geldt voor de overige personen het reguliere CVV tarief voor openbaar vervoersreizigers. Gratis meereizen van medisch noodzakelijke begeleider: Op indicatie één noodzakelijke begeleider gratis meereizen. Deze begeleider moet alle noodzakelijke hulp kunnen bieden en mag zelf geen beroep doen op de dienstverlening van de chauffeur. Bijzondere vervoer vereisten: Op indicatie van de gemeente kunnen er bijzondere eisen worden gesteld aan het vervoer, zoals extra beenruimte, lage instap nodig, ruime zitplaats. Het systeem kent geen
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
17
voorinzitgarantie en het aanbieden van uitsluitend vervoer per personenauto is slechts bij zeer hoge uitzondering –om strikt medische reden- mogelijk. Procedure De gemeente hanteert het principe van het primaat van het collectief vervoer per taxi. Dit betekent dat eerst zal worden beoordeeld of een aanvrager gebruik kan maken van het collectief vervoer. Is dit een adequate vervoersvoorziening, dan kan een belanghebbende niet in aanmerking komen voor één van de individuele vervoervoorziening (uitgezonderd een aanvullende voorziening voor de korte afstanden) Voor het collectief vervoer geldt geen inkomensgrens. Wijze van verstrekken Wmo-geïndiceerden ontvangen een persoonlijke vervoerspas met een uniek nummer. Via deze pas kan voor een beperkt aantal zones op jaarbasis worden gereisd tegen het gereduceerde tarief. De zones worden naar rato toegekend, ingaande de maand van aanvraag indiening. Per 1 januari van het jaar, geldt opnieuw het van toepassing zijnde maximum jaarbudget. Vervanging vervoerpas Bij verlies, diefstal of beschadiging van de vervoerspas worden door de Regiocentrale kosten in rekening gebracht. De melding van verlies moet via de administratie van de Wmo gebeuren in verband met de melding in de database van de Regiocentrale. Maximum budget op jaarbasis Het maximum budget is 750 zones op jaarbasis, dit is ongeveer 2000 kilometer. Hierop gelden een aantal uitzonderingen. Deze zijn vermeld in het Wmo-besluit. Bijvoorbeeld: Wmo-pashouders die tevens beschikken over een aanvullende vervoervoorziening (zoals een driewielfiets of scootmobiel) ontvangen een gehalveerd budget van 375 zones. Deze beperking geldt niet voor ouders met een zorgplicht voor kinderen tot 14 jaar.
Afbakening Wvg vervoer Het is niet toegestaan om de vervoerpas te gebruiken voor bezoek aan bijvoorbeeld artsen, fysiotherapeuten, medisch specialisten etc. Hiervoor dient de aanvrager verwezen te worden naar de ziektekostenverzekeraar (verstrekt in het kader van de AWBZ het ziekenvervoer). Ook vervoer naar scholing, werk, dagopvang van ouderen en gehandicapten met de Wmovervoerpas is niet toegestaan.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
18
Co-Pilot / Duofiets
Omschrijving Ook wel ouder-kind-tandem genoemd. Een Co-Pilot is een vervoersvoorziening welke in het kader van de Wvg vergoed kan worden. Het is bedoeld voor kinderen die niet zelfstandig kunnen fietsen en die tijdens het fietsen toezicht nodig hebben. Kinderen kunnen alleen meefietsen en in principe niet meesturen.
Procedure De Co-Pilot is een vervoersvoorziening voor kinderen en kan in plaats van het CVV verstrekt worden. Dergelijke fiets wordt als natura-voorziening in bruikleen verstrekt dan wel in de vorm van een persoonsgebonden budget. Hierbij wordt een besparingsbijdrage van € 363,00 opgelegd. Toekenningscriteria In principe het afstandscriterium van 800 meter, tenzij het een kind betreft met een verstandelijke handicap. In dat geval kan het afstandscriterium voor kinderen tot 15 jaar buiten beschouwing worden gelaten. Dan geldt als uitgangspunt is dat dit kind moet kunnen meedoen met de activiteiten van het gezin. Aantoonbaar moet zijn dat een gehandicapt kind niet zelfstandig kan fietsen, zowel op een twee- als een driewielfiets. Ook een aankoppelfietsdeel moet geen oplossing kunnen bieden. Het kind dient tijdens het fietsen toezicht van de andere berijder nodig te hebben. Voorts dient de aanvraag afgehandeld te worden conform een vervoervoorziening. In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk deze voorziening te verstrekken naast een driewielfiets. Daarbij moet er tenminste sprake zijn van een uiterst beperkte mobiliteit, d.w.z. een verplaatsingsmogelijkheid van minder dan 100 meter. Besparingsbijdrage Voor alle (roerende) aanvullende vervoervoorzieningen geldt een besparingsbijdrage. Dit betekent dat voor deze verstrekking eenmalig een bijdrage geldt, die is afgestemd op de gebruikelijke uitgave van een fiets. De hoogte van dit bedrag is opgenomen in het Wmobesluit. Voor fietsvoorzieningen (al dan niet met hulpmotor) geldt een gebruiksduur van 7 jaar. Bij de heffing van de bijdrage wordt geen onderscheid gemaakt of een nieuwe of een gebruikte voorziening wordt ingezet. Wanneer bij de eerste verstrekking de bijdrage is betaald, wordt bij vervanging binnen de hierboven genoemde termijnen geen nieuwe bijdrage geheven. Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
19
Wordt de voorziening na afloop van genoemde termijnen verstrekt dan geldt een nieuwe bijdrage. Terugbetaling van de bijdrage kan uitsluitend wanneer de voorziening binnen 2 jaar na verstrekking wordt ingeleverd. Bij inlevering in het eerste jaar na verstrekking wordt 60% terugbetaald. In het tweede jaar wordt 40% terugbetaald. Afstemming op ander verstrekte vervoersvoorzieningen Indien een dergelijke voorziening verstrekt wordt kan daarmede voor een deel worden voorzien in de verplaatsingsbehoefte in de directe woonomgeving. Daarom zal het budget voor het CVV worden gehalveerd. Hetzelfde geldt voor de tegemoetkomingen in de gebruikskosten van de eigen auto of taxi. Deze verlaging geldt niet voor ouders met een zorgplicht voor kinderen tot 14 jaar, omdat regelmatige begeleiding van de kinderen een grotere verplaatsingsbehoefte tot gevolg heeft.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
20
Driewielfiets
Omschrijving Een fiets met drie wielen en meestal tevens een verlaagde en verbrede instap. Een driewielfiets is in verschillende maten en uitvoeringen verkrijgbaar. Procedure Zie tevens algemeen deel vervoersvoorzieningen. Deze voorziening kan aan gehandicapte kinderen die jonger zijn dan 15 jaar, worden verstrekt als alternatief voor het CVV. Voor volwassenen, mits voldaan wordt aan de criteria “aanvullende vervoersvoorzieningen” als aanvulling op het collectief vervoer. Voor deze voorziening geldt geen inkomensgrens. Er geldt wel een besparingsbijdrage van € 363,00 zijnde de gemiddelde aanschafprijs van een gewone fiets. De bijdrage is gerelateerd aan een periode van zeven jaar, zijnde de economische afschrijvingstermijn van deze voorziening. Voorbeeld Huka AT-B
Toekenningscriteria Er is een indicatie voor een vervoersvoorziening in het kader van de Wvg, omdat andere algemeen gebruikelijke verplaatsingsvoorzieningen geen oplossing bieden. De verplaatsingsmogelijkheden zijn, ook met gebruik van een loophulpmiddel, of met een handbewogen rolstoel, beperkt tot maximaal 100 meter, én belanghebbende heeft een zelfstandige verplaatsingsbehoefte over de middellange afstanden. (zie tevens onderdeel aanvullende vervoersvoorzieningen) Voor gehandicapte kinderen tot 15 jaar kan van het “100 meter criterium” worden afgeweken, indien de vervoersbehoefte bestaat uit het bezoeken van het basis- of vervolgonderwijs. In sommige gevallen bestaat dan tevens recht op een vergoeding op grond van de verordening leerlingenvervoer, mits aan de daarvoor geldende criteria voldaan wordt. In overleg met de ouders kan de aanvraag worden voorgelegd aan de afdeling onderwijs. Indien wordt voldaan aan genoemde criteria kan een driewielfiets verstrekt worden indien: a. men in staat is op een verantwoorde wijze aan het verkeer deel te nemen; en b. er een frequente verplaatsingsbehoefte is van minimaal 2 a 3 dagdelen per week voor het doen van boodschappen voor dagelijks levensonderhoud, bezoeken van bibliotheek, kapper etc. en het onderhouden van sociale contacten in de directe woonomgeving, en c. de afstand van de woning tot de structurele bestemmingen maximaal 750 m. (bebouwde kom) of 1500 m. (buitengebied) is; en
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
21
d. e. f. g. h.
er is geen andere aanvullende vervoersvoorziening verstrekt met hetzelfde gebruiksdoel; en de stalling moet mogelijk zijn; en de woonomgeving moet geschikt zijn voor gebruik van een driewielfiets; en belanghebbende moet uit eigen kracht op de fiets kunnen gaan zitten, afstappen belanghebbende moet in staat zijn zelfstandig het vervoermiddel te stallen.
Indien nodig zal de berging worden aangepast om stalling mogelijk te maken. Wijze van verstrekken Hetzij als naturavoorziening in bruikleen, hetzij in de vorm van een persoonsgebonden budget. Besparingsbijdrage Voor alle (roerende) aanvullende vervoersvoorzieningen geldt een besparingsbijdrage. Dit betekent dat voor deze verstrekking eenmalig een bijdrage geldt, die is afgestemd op de gebruikelijke uitgave van een fiets. De hoogte van dit bedrag is opgenomen in het Wmobesluit. Voor fietsvoorzieningen (al dan niet met hulpmotor) geldt een gebruiksduur van 7 jaar. Bij de heffing van de bijdrage wordt geen onderscheid gemaakt of een nieuwe of een gebruikte voorziening wordt ingezet. Wanneer bij de eerste verstrekking de bijdrage is betaald, wordt bij vervanging binnen de hier boven genoemde termijnen geen nieuwe bijdrage geheven. Wordt de voorziening na afloop van genoemde termijnen verstrekt dan geldt een nieuwe bijdrage. Terugbetaling van de bijdrage Kan uitsluitend wanneer de voorziening binnen 2 jaar na verstrekking wordt ingeleverd. Bij inlevering in het eerste jaar na verstrekking wordt 60% terugbetaald. In het tweede jaar wordt 40% terugbetaald. Afstemming op ander verstrekte vervoervoorzieningen Indien een dergelijke voorziening verstrekt wordt, kan daarmede voor een deel worden voorzien in de verplaatsingsbehoefte in de directe woonomgeving. Daarom zal het budget voor het CVV worden gehalveerd. Hetzelfde geldt voor de tegemoetkomingen in de gebruikskosten van de eigen auto of taxi. Deze verlaging geldt niet voor ouders met een zorgplicht voor kinderen tot 14 jaar, omdat regelmatige begeleiding van de kinderen een grotere verplaatsingsbehoefte tot gevolg heeft.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
22
Fiets / ligfiets
Omschrijving Een algemeen gebruikelijk vervoermiddel. Is niet specifiek voor gehandicapten ontwikkeld, is in de reguliere handel te koop tegen een normale prijs. Procedure Afwijzen op grond van artikel 2 lid 2 onder a Verordening. Een fiets is algemeen gebruikelijk voor een persoon als de aanvrager. Toekenningscriteria Niet van toepassing. Wijze van verstrekken Niet van toepassing. Opmerkingen Ook een fiets met extra lage instap wordt beschouwd als algemeen gebruikelijk, omdat deze als een standaardvoorziening verkrijgbaar is bij de fietsenhandel tegen een vergelijkbare prijs of slechts geringe meerkosten. Denk hierbij ook aan een bepaald soort zadel, versnelling, afwijkende vorm van stuur, handremmen of terugtraprem. Ook al is er sprake van een medische noodzaak voor dergelijke voorzieningen op een fiets, deze zijn standaard verkrijgbaar, niet speciaal gemaakt voor gehandicapten en daarom algemeen gebruikelijk. Ook een zogenaamde “Tavara” fiets (soort ligfiets) wordt gezien als een algemeen gebruikelijke voorziening.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
23
Fietszitje
Omschrijving Een toevoeging aan de fiets door middel van plaatsing van een speciaal voor gehandicapte kinderen ontwikkeld fietszitje. Een aangepast fietszitje zal meestal nodig zijn voor kinderen beneden de 12 jaar. Procedure Zie tevens algemene deel. Voor vergoeding kunnen in aanmerking komen die aanpassingen aan een fiets, die speciaal ontwikkeld zijn voor een gehandicapt kind. Toekenningscriteria Er dient een vervoersindicatie te zijn en het fietszitje is op medische gronden noodzakelijk, én de algemeen gebruikelijke kinderzitjes zijn niet adequaat. Er zijn twee leeftijdscategorieën te onderscheiden: Leeftijd t/m 4 jaar: In principe is er bij deze leeftijdscategorie nog geen sprake van een individuele vervoersbehoefte. Het is algemeen gebruikelijk dat een kind in deze leeftijd met ouders meereist met openbaar vervoer, auto of op de fiets. Indien vervoer achter op de fiets op medische gronden in een standaard verkrijgbaar kinderfietszitje niet meer mogelijk of medisch niet verantwoord is Leeftijd vanaf 5 tot 12 jaar: In principe is er bij deze leeftijdscategorie geen sprake van een zelfstandige vervoersbehoefte, voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. Er wordt vanuit gegaan dat het vervoer meestal onder begeleiding van een ouder gebeurt. Daarom kan een zitvoorziening nodig zijn om met de ouders per fiets activiteiten te ondernemen. Wijze van verstrekken Hetzij als natura-voorziening in bruikleen, hetzij in de vorm van een persoonsgebonden budget. Opmerkingen Vaak zal in de leeftijdcategorie 4-12 jarige een combinatie van fietszitje met een verlengde fiets noodzakelijk zijn, omdat op een standaard fiets een aangepast zitje vaak niet past. In deze gevallen kan tevens de verstrekking van een verlengde fiets aan de orde zijn. Daarbij moet dan worden onderzocht of een transportfiets niet een betere oplossing is, omdat daarmee tilproblemen voorkomen kunnen worden.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
24
Rolstoelfiets
Omschrijving Een fiets waar een rolstoel aangekoppeld kan worden, voor het vervoer van (bijna) rolstoelafhankelijke mensen. Procedure Zie algemene deel Vervoersvoorzieningen. Er dient een indicatie te zijn voor een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer. Een rolstoelfiets kan verstrekt worden als een aanvullende vervoersvoorziening, bijvoorbeeld voor kinderen tot 17 jaar, die een elektrische rolstoelindicatie hebben, maar door een lichamelijke of geestelijke handicap geen elektrische rolstoel kunnen besturen en zich dus buitenshuis niet kunnen verplaatsen. Toekenningscriteria Er is een indicatie voor een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer. Daarnaast is er sprake van een uiterst beperkte mobiliteit, d.w.z. zelfstandige verplaatsing over afstand tot 100 meter is niet mogelijk, zelfs niet met een elektrische rolstoel. Belanghebbende beschikt niet over een elektrische rolstoel voor binnen/buiten. Wijze van verstrekken Een rolstoelfiets wordt in bruikleen verstrekt, dan wel in de vorm van een persoonsgebonden budget. Aangezien de rolstoelfiets de vervanger is van de “normale” fiets, wordt hier een besparingsbijdrage gevraagd van € 363,-. Afstemming op ander verstrekte c.q. aanwezige vervoersvoorzieningen Indien een dergelijke voorziening verstrekt wordt kan daarmede voor een deel worden voorzien in de verplaatsingsbehoefte in de directe woonomgeving. Daarom zal het budget voor het CVV worden gehalveerd. Hetzelfde geldt voor de tegemoetkomingen in de gebruikskosten van de eigen auto of taxi. Deze verlaging geldt niet voor ouders met een zorgplicht voor kinderen tot 14 jaar, omdat regelmatige begeleiding van de kinderen een grotere verplaatsingsbehoefte tot gevolg heeft.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
25
Schootskleed Omschrijving Een kleed dat gebruikt kan worden om over de benen van een rolstoelgebruiker (of scootmobiel gebruiker) te leggen. Het kleed kan vastgemaakt worden aan de rolstoel (of scootmobiel). Het is verkrijgbaar in verschillende materialen en modellen en wordt uitsluitend verkocht via de handel in revalidatiehulpmiddelen. Formeel gezien is een standaard schootskleed dus niet aan te merken als “algemeen gebruikelijk voor de persoon als de aanvrager “(art. 2 lid 2 sub a). Een standaard kleed kost ongeveer € 54,00. Het gebruik van een schootskleed vervangt de aanschaf van extra warme kleding. Daardoor is er in die gevallen geen sprake van meerkosten. Een schootskleed is daarom praktisch nooit noodzakelijk, tenzij een bijzonder model nodig is én er bijzondere medische omstandigheden zijn, waarbij de effecten van het weer niet op te lossen zijn met de gebruikelijke warme kleding of een standaard schootskleed. Het ontbreken van een speciaal schootskleed moet dus gedurende een groot deel van het jaar beperkingen opleveren ten aanzien van het gebruik van de rolstoel of scootmobiel. Dit dient te worden beoordeeld in relatie tot: 1. Leeftijd van belanghebbende in relatie tot het vervoerspatroon. Bijvoorbeeld, iemand van 80 jaar stapt ’s winters ook niet onder alle weersomstandigheden op een fiets, spartamet of scooter, maar maakt dan meer gebruik van de auto of taxi. 2. Het gebruiksdoel van de voorziening. Het gaat immers om het kunnen overbruggen van afstanden van ca 750 meter binnen de bebouwde kom en 1,5 km in het buitengebied, voor het doen van boodschappen, bezoek aan kerk, bibliotheek, bezoeken afleggen in de buurt van de woning. 3. Het feit dat er collectief taxivervoer beschikbaar is. Extra aandachtspunten bij de afweging Noodzakelijke aanpassingen aan een rolstoel worden vergoed. Daarmee worden alle extra toevoegingen aan de rolstoel bedoeld die nodig zijn om de voorziening geschikt te maken voor die specifieke gebruiker. Inzake een schootskleed geldt dezelfde afweging. Daarbij dient uitgegaan te worden van het feit dat iedereen die naar buiten gaat zich warm zal moeten kleden indien de weersomstandigheden dit noodzakelijk maken. Het dragen van warme kleding wordt als gebruikelijk gezien. Als gebruikelijk geldt ook het dragen van extra warm ondergoed en kleding die gebruikt wordt voor wintersport. Procedure Allereerst afwegen of een standaard schootskleed kan voldoen. Zo ja, dan kan cliënt dus de keuze maken tussen het dragen van warme kleding (bijv. skibroek en/of extra warm ondergoed) of een schootskleed. In dat geval is er geen noodzaak voor verstrekking. Aanvraag afwijzen o.g.v. art. 2 lid 1 sub b. Indien er sprake is van de beschreven bijzondere omstandigheden, waarbij de medische aspecten door de geneeskundige adviseur beoordeeld zijn, kan toekenning volgen (art. 27), onder aftrek van de kosten van een standaard schootskleed. Wijze van verstrekken Als persoonsgebonden budget, waarbij op de aanschafkosten de kosten van een standaard schootskleed in mindering wordt gebracht. Betaling na overleg van de factuur. Opmerkingen Een schootskleed blijkt in de praktijk vaak niet zo heel erg praktisch. Het is vaak moeilijk om een schootskleed vast te maken. Als het kleed vast zit blijkt het toch nog vaak op te waaien. Bovendien is het moeilijk om indien iemand in een noodsituatie belandt van de scootmobiel af te stappen (een warme broek is in deze situatie veel veiliger). Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
26
Scootmobiel
Omschrijving Een elektrisch aangedreven driewieler speciaal voor gebruik buitenshuis. De gemeente Haaksbergen verstrekt in principe scootmobielen van 12 of 15 kilometer per uur en met een actieradius van 35 km. Verstrekkingsgrondslag Als aanvullende vervoersvoorziening op grond van artikel 22/24 Verordening, omdat het primaat ligt bij het collectief vervoer Criteria: Er dient sprake te zijn van een uiterst beperkte mobiliteit, d.w.z. een verplaatsingsprobleem over een afstand van minder dan 100 meter. Zie verder het onderdeel “aanvullende vervoersvoorzieningen”. Procedure Indien noodzakelijk wordt een extern medisch advies aangevraagd, tenzij het een herverstrekking is bij onveranderde omstandigheden. Tevens zal de extern adviseur altijd vaststellen of belanghebbende gebruik kan maken van een scootermobiel en deelname aan het verkeer verantwoord is. Het advies om tot verstrekking over te gaan dient te zijn gebaseerd op de volgende onderzoekspunten; • Medische situatie in relatie tot regelmatig gebruik scootmobiel; • Lokale vervoersbehoefte en verplaatsingsgedrag (zie “aanvullende vervoersvoorz”) • Gebruiksdoel; • Beoordeling aanwezige (aangepaste) stalling en het zelfstandig kunnen stallen van de scootmobiel; • Bekendheid met scootermobiel gebruik en de zorg voor de accu; • Aanwezige recente ervaringen in het verkeer; • Geschiktheid directe woonomgeving voor het gebruik. Wijze van verstrekken Hetzij als natura-voorziening in bruikleen, hetzij in de vorm van een persoonsgebonden budget. Verzekering en reguliere onderhoudskosten komen voor rekening van de gemeente. Er wordt een besparingsbijdrage in rekening gebracht. Primair wordt er een 12 km uitvoering geselecteerd, mits dit tevens voldoet aan het uitgangspunt “adequaat” in relatie tot de medische situatie van de persoon. Een 15 km uitvoering kan worden verstrekt in de volgende situaties; • Er bestaat een zorgplicht voor kinderen jonger dan 12 jaar of • Er is een valide partner aanwezig die wel in staat is om te fietsen en het (echt) paar beschikt niet over een auto. Leeftijdseisen Een scootmobiel wordt aangemerkt als een invalidenvoertuig als bedoeld in artikel 1 onderdeel “r” van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Indien het voertuig niet sneller kan dan 10 kilometer per uur, geldt voor het besturen van de scootmobiel geen leeftijdsgrens. Kan de scootmobiel sneller, dan geldt een leeftijdsgrens van 16 jaar conform artikel 5 lid 1 RVV 1990.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
27
Rijlessen In de meeste gevallen is er in een ander medisch circuit getraind en is er duidelijkheid over de vaardigheden van belanghebbende. Indien er desondanks twijfel bestaat over de vaardigheden, dan zal in het traject van ergonomische advisering, drie rijlessen kunnen worden gevolgd. Afstemming op ander verstrekte c.q. aanwezige vervoersvoorzieningen Indien een scootmobiel verstrekt wordt kan daarmede voor een deel worden voorzien in de verplaatsingsbehoefte in de directe woonomgeving. Daarom zal het budget voor het CVV worden gehalveerd. Hetzelfde geldt voor de tegemoetkomingen in de gebruikskosten van de eigen auto of taxi. Deze verlaging geldt niet voor ouders met een zorgplicht voor kinderen tot 14 jaar, omdat regelmatige begeleiding van de kinderen een grotere verplaatsingsbehoefte tot gevolg heeft.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
28
Tandem
Omschrijving Een rijwiel voor twee personen achter elkaar. Een fietsmogelijkheid voor personen die zonder hulp van een bestuurder niet zelfstandig tot fietsen in staat zijn. Hierbij kan gedacht worden aan visueel gehandicapten (slechtziende of blind) of aan sommige groepen motorisch gehandicapten of aan verstandelijk gehandicapten, waarvoor het noodzakelijk is dat een ander een vast tempo aangeeft en het stuur ter hand neemt. Deze voorziening kan ook aan kinderen vanaf 15 jaar worden verstrekt in combinatie met het recht op collectief vervoer. Indien de begeleider niet over genoeg kracht beschikt, kan een tandem met hulpmotor worden verstrekt (tandemet). Procedure Verstrekking als aanvullende vervoersvoorziening. Waarbij het primaat ligt bij collectief vervoer. Bij de behandeling van de aanvraag moet tevens de stalling/berging worden beoordeeld. De stallingmogelijkheid moet bij de afweging worden betrokken. Toekenningscriteria • Belanghebbende ondervindt op medische gronden een mobiliteitsbeperking over een afstand van minder dan 100 meter (zie tevens aanvullende vervoersvoorziening) • Er is sprake van een aantoonbare gevarieerde vervoersbehoefte in de directe woonomgeving. • Er is een begeleider beschikbaar waardoor frequent gebruik mogelijk is. Wijze van verstrekken Hetzij als natura-voorziening in bruikleen dan wel in de vorm van een persoonsgebonden budget. Er wordt een besparingsbijdrage in rekening gebracht. Opmerkingen Indien de tandem alleen wordt aangevraagd voor ontwikkeling en ontspanning valt niet onder de Wvg zorgplicht.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
29
Taxikostenvergoeding (individueel vervoer)
Omschrijving Onder een taxikostenvergoeding wordt verstaan een vergoeding voor de gebruikskosten van individueel taxivervoer. Te onderscheiden in vervoer per reguliere taxi (dus geen Regiotaxi) of rolstoeltaxi. Deze vergoeding wordt uitsluitend op declaratiebasis betaald tot een bepaald maximum aantal kilometers op jaarbasis. In principe is het bereik van individueel taxivervoer gelijk aan dat van de Regiotaxi, t.w. maximale ritlengte van ongeveer 22 kilometer. Voor deze voorziening geldt een inkomensgrens van 1,5 x het van toepassing zijnde minimuminkomen (Wmo-inkomensgrens). Op grond van artikel 25 verordening kan deze voorziening alleen toegekend worden bij een inkomen onder de Wmo-inkomensgrens. Voor rolstoelvervoer geldt hierop echter een uitzondering. Ook bij een inkomen boven deze grens kan een (lagere) tegemoetkoming worden verstrekt. De diverse bijdragen zijn opgenomen in het Wmo-besluit Procedurele aspecten Behandelen als aanvraag om een individuele vervoervoorziening voor de middellange en lange afstanden binnen de Regio. Er dient altijd het volgende in kaart gebracht te worden: Regionale vervoersbehoefte en verplaatsingsgedrag Gebruiksdoel moet zijn het onderhouden van sociale contacten en geen betrekking hebben op woon-werkverkeer Belanghebbende moet geen aanspraak kunnen maken op een zogenaamde “leefvoorziening” in het kader van de WIA. Er dient altijd een medisch advies te worden aangevraagd. Indien een aanvullende vervoersvoorziening is of wordt verstrekt, wordt het budget afgestemd op 50% van het standaard budget omdat met de aanvullende vervoervoorziening voor een deel in de vervoersbehoefte kan worden voorzien. Deze verlaging geldt niet voor ouders met een zorgplicht voor kinderen tot 14 jaar. Toekenningscriteria Er dient een indicatie te zijn voor een vervoersvoorziening, waarbij collectief vervoer als niet adequaat wordt aangemerkt; Op basis van een geneeskundig advies is vastgesteld dat belanghebbende om die reden aangewezen is op individueel taxivervoer. Daarbij dient tevens te worden aangegeven of en waarom belanghebbende aangewezen is op rolstoeltaxivervoer. Inkomen onder de Wvg-inkomensgrens; OF Inkomen boven de Wvg-inkomensgrens maar belanghebbende is aangewezen op rolstoeltaxivervoer. NB: Incontinentie is thans geen argument meer voor een indicatie voor individueel vervoer. Er is goed incontinentiemateriaal in de handel. De Wmo-compensatieplicht betreft uitsluitend vervoer binnen de regio. Globaal betekent dit een maximale ritduur van 20 minuten (40 minuten met de Regiotaxi) Wijze van verstrekken Bij inkomen onder de Wvg-norm: Als taxibudget voor maximaal 1500 kilometer op jaarbasis plus de volledige vergoeding van het voorrijdtarief. Uitsluitend op declaratiebasis na overleg van de factuur. Met in acht neming van een eigen bijdrage per kilometer die afgeleid is van de eigen bijdrage voor Wmo-pashouders bij het gebruik van het CVV. Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
30
Bij inkomen boven de Wmo-norm en indicatie rolstoelvervoer: De vergoeding betreft uitsluitend het prijsverschil tussen het regulier taxivervoer en rolstoeltaxivervoer, zowel betreffende de kilometers als het voorrijdtarief. Eveneens voor maximaal 1500 kilometer op jaarbasis. Omdat belanghebbende al een groot deel van de kosten zelf moet betalen, wordt op de vergoeding geen eigen bijdrage meer in mindering gebracht. Opmerkingen Indien de klant dit wenst, kan in plaats van de declarabele vergoeding een tegemoetkoming in het gebruik van de eigen auto toegekend worden. Daarbij blijft de indicatie individueel taxivervoer wel in stand, waardoor bij een verandering in de persoonlijke situatie, bijv. na overlijden van de partner, waardoor deze niet meer voor het vervoer kan zorgen. Dan kan, mits de medische situatie ongewijzigd is, altijd worden teruggevallen op individueel taxivervoer.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
31
Tegemoetkoming gebruikskosten eigen auto/bruikleenauto
Omschrijving Betreft een tegemoetkoming in de gebruikskosten van de eigen auto. Uitgegaan wordt van een maximum verplaatsing in de directe woonomgeving van 1500 kilometer op jaarbasis. Voor deze voorziening geldt een inkomensgrens van 1,5 x het van toepassing zijnde minimuminkomen (Wmo-inkomensgrens). Deze voorziening alleen toegekend worden bij een inkomen onder de inkomensgrens (artikel 25 verordening). De overige uitgangspunten zijn vermeld in het Wmo-besluit. De verordening biedt de mogelijkheid om bij bijzondere individuele omstandigheden een hoger budget tot te kennen, maximaal te baseren op 2000 kilometer per jaar. Procedurele aspecten Behandelen als aanvraag om een individuele vervoervoorziening voor de middellange en lange afstanden. Er dient altijd het volgende in kaart gebracht te worden: Regionale vervoersbehoefte en verplaatsingsgedrag Gebruiksdoel moet zijn het onderhouden van sociale contacten en geen betrekking hebben op woon-werkverkeer Belanghebbende moet geen aanspraak kunnen maken op een zogenaamde “leefvoorziening” in het kader van de WIA Er dient in principe altijd een extern medisch advies te worden aangevraagd. Deze voorziening kan indien gewenst door de cliënt ook verstrekt worden in plaats van de tegemoetkoming in de gebruikskosten van een individueel taxivervoer. In die gevallen zal de extern adviseur tevens moeten rapporteren of belanghebbende gebruik kan maken van een auto. Indien belanghebbende de bestuurder is, zal worden beoordeeld of deelname aan het verkeer verantwoord is. Indien belanghebbende passagier is zal worden beoordeeld of de auto bruikbaar is in relatie tot de beperkingen Indien een aanvullende vervoervoorziening is of wordt verstrekt, wordt het budget afgestemd op 50% van het standaard budget omdat met de aanvullende vervoervoorziening voor een deel in de vervoersbehoefte kan worden voorzien. Deze verlaging geldt niet voor ouders met een zorgplicht voor kinderen tot 14 jaar. Toekenningscriteria Er is een medische indicatie voor een individuele vervoersvoorziening doordat gebruik van collectief vervoer op medische gronden niet mogelijk is, én Er is een indicatie voor individueel taxivervoer en gezien de vervoersbehoefte van belanghebbende, is vervoer per eigen auto gewenst, mogelijk én goedkoopst en adequaat., of Het gebruik van eigen auto is op medische gronden noodzakelijk, én het gebruik van de eigen auto is de goedkoopst adequate vervoersvoorziening (eigen rijvaardigheid is niet altijd noodzakelijk en. Het netto maandinkomen is minder of gelijk aan 1,5 maal het norminkomen. Wijze van verstrekken Als forfaitair bedrag. De bijdrage wordt achteraf per kwartaal uitbetaald. De uitgangspunten en de hoogte van de bijdrage zijn vastgelegd in het Wmo-besluit.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
32
Tegemoetkoming gebruik Regiotaxi over korte afstanden (< 800 meter)
Omschrijving Extra financiële vergoeding voor pashouders van de Regiotaxi, die voor vrijwel elke verplaatsing buitenshuis aangewezen zijn op de Regiotaxi. Procedure: Behandelen als aanvraag om een vervoervoorziening over de korte afstanden. Toekenning geschiedt o.b.v. het Wmo-besluit. Toekenningscriteria • Er is een indicatie voor het collectief vervoer • Er is sprake van een beperkte loopafstand tot maximaal 300 meter • Er is een frequente vervoersbehoefte naar bepaalde bestemmingen binnen een afstand 800 meter vanaf de woning, indien men woont binnen de bebouwde kom van één van de kernen van Haaksbergen; OF • Er is een frequente vervoersbehoefte naar bepaalde bestemmingen binnen een afstand 1500 meter vanaf de woning, indien men woont buiten de bebouwde kom van één van de kernen van Haaksbergen; • De afstanden zijn door de belanghebbende niet te overbruggen met enig ander verplaatsingsmiddel, zoals fiets, rolstoel. • Belanghebbende komt niet voor een aanvullende vervoersvoorziening in aanmerking omdat de maximale verplaatsingsafstand meer is dan 100 meter; of • Omdat er een indicatie is voor een aanvullende vervoersvoorziening maar een scootmobiel geen adequate voorziening is. Wijze van verstrekken: Als forfaitaire bijdrage op jaarbasis, te berekenen a.h.v. de zoneprijs voor pashouders van de Regiotaxi. Uitgangspunt is 2 zones per rit (= 1 reiszone + 1 opstapzone). Uitgaan van 1 à 2 bezoeken / 2 à 4 ritten per week, afhankelijk van opgegeven behoefte/bestemming. Omrekenen op jaarbasis en dit bedrag over vier kwartalen uitbetalen.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
33
Zijspiegel
Omschrijving Achteruitkijkspiegel te bevestigen aan een rolstoel of natura vervoersvoorziening. Een dergelijke spiegel is niet wettelijk voorgeschreven betreffende het gebruik van rolstoelen of scootmobielen op de openbare weg. Procedure Beoordelen volgens beschreven uitgangspunten accessoires. Indien absoluut noodzakelijk dan verstrekken als onderdeel van rolstoel / natura vervoervoorziening. Bij gewijzigde medische omstandigheden; als noodzakelijke aanpassing aan de reeds verstrekte voorziening.. Toekenningscriteria Gebruiker is belemmerd in het gebruik van hoofd en schouders, waardoor achterom kijken niet mogelijk is, en zonder spiegel is deelname aan het verkeer niet verantwoord. Opmerkingen Het plaatsen van een spiegel biedt geen extra veiligheid bij deelname aan het verkeer. Plaatsing op het stuur van een scootmobiel geeft meer onveiligheid vanwege het risico dat de verkeerssituatie alleen op de spiegel wordt beoordeeld, terwijl er over een groot deel van de omgeving geen zicht is vanwege de zogenaamde “dode hoek”. Bij gevoel van onzekerheid kan men beter op de stoep gaan rijden. Er zijn type scootmobielen waar wel standaard een spiegel op is gemonteerd. Deze worden niet verwijderd. Er dient wel extra gewezen te worden op het risico van het gebruik van de spiegel.
Bijlage 3 Verstrekkingenboek Wmo Hoofdstuk 5 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
34