Hoofdstuk 4: EEN FINANCIËLE WEERGAVE VAN DE ONDERNEMING
4.1 Inleiding Het is voor een ondernemer van essentieel belang om inzicht te hebben in de financiële situatie van het bedrijf. Om ambities en ondernemingsdoelstellingen te kunnen realiseren moet immers continu worden besloten hoe bedrijfsmiddelen en personeel het beste kunnen worden ingezet. In dit proces speelt een aantal stakeholders (banken, toeleveranciers, afnemers) een doorslaggevende rol. Het management moet daarom beschikken over adequate financiële informatie en deze juist kunnen interpreteren. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste begrippen rondom de balans en financiële ratio’s verduidelijkt. In paragraaf 4.2 wordt de balans op hoofdlijnen toegelicht terwijl in de paragrafen 4.3 en 4.4 meer gedetailleerd zal worden ingegaan op de bezittingen en vorderingen enerzijds en de bronnen van waaruit deze worden gefinancierd anderzijds. De samenstelling van de balans en de omvang van de verschillende balansposten is meestal het directe gevolg van een bepaald bedrijfsbeleid. Aan de hand van de financiële ratio’s in paragraaf 4.5 wordt beter inzicht verkregen in de wijze waarop de activiteiten van de onderneming effectief en efficiënt zijn ingericht. Tevens wordt aandacht besteed aan balansmanipulatie door onder meer fenomenen als leasing, windowdressing, voorzieningen, creative accounting. Ten slotte eindigt dit hoofdstuk met een case waarin alle in dit hoofdstuk besproken onderwerpen aan de orde komen. Dit hoofdstuk richt zich op de volgende leerdoelen: • inzicht verkrijgen in hoe de financiële structuur van een onderneming kan worden aangegeven; • het kunnen onderkennen van de verschillende onderdelen van een balans; • het kunnen analyseren van de financiële situatie van een onderneming aan de hand van financiële ratio’s.
4.2 De balans: algemeen Om leiding te geven aan een bedrijf moeten ondernemers inzicht hebben in de financiële situatie. Welke bedrijfsmiddelen staan ter beschikking en hoeveel zijn
58
Principes van bedrijfseconomie
ze waard, hoe groot zijn de schulden en het eigen vermogen, welke resultaten zijn behaald? Beslissingen over inzet van medewerkers en middelen hebben namelijk direct of indirect invloed op de continuïteit en rentabiliteit van de onderneming. Om dit inzicht te verkrijgen is het zinvol om een aantal logisch ingedeelde en gestructureerde overzichten op te stellen. De belangrijkste en meest gebruikte financiële overzichten zijn: • de balans; • de liquiditeitsbegroting, ook wel bekend als cashflowstatement; • de resultatenrekening, ook wel de exploitatiebegroting of de winst-en-verliesrekening genoemd. In dit hoofdstuk wordt specifiek op de balans ingegaan. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de resultatenrekening, in hoofdstuk 7 wordt de liquiditeitsbegroting behandeld. De balans geeft de financiële situatie van een organisatie weer op een bepaald moment. In de balans worden twee zaken tegen elkaar afgezet, namelijk: • de bezittingen van de onderneming (kapitaalgoederen en vorderingen); • het beschikbaar vermogen (eigen vermogen en vreemd vermogen) van een onderneming. In feite wordt in de balans aangegeven hoe de bezittingen op een bepaald moment gefinancierd worden. Deze twee zaken dienen altijd in evenwicht (balans) te zijn. De weergave van de balans is doorgaans in de vorm van een T. Dit wordt de scrontovorm (horizontale opstelling) genoemd. Dit betekent dat de balans wordt verdeeld in een linker- en rechterkant. De linkerkant noemen we de debetkant, de rechterkant de creditkant. Daarnaast is het mogelijk om voor een staffelvorm (verticale opstelling) te kiezen. Daarbij worden de bezittingen, vorderingen, eigen vermogen en schulden onder elkaar weergegeven en gesaldeerd. De scrontovorm wordt in dit boek aangehouden vanuit een praktisch en visueel oogpunt. De kapitaalgoederen en het beschikbaar vermogen vormen respectievelijk de debet- en de creditzijde van de balans. De kapitaalgoederen worden gefinancierd met middelen uit het beschikbaar vermogen. Met andere woorden: de middelen van het beschikbaar vermogen dat de organisatie tot haar beschikking (credit) heeft wordt aangewend (debet) om kapitaalgoederen te verwerven. Omdat het beschikbaar vermogen ‘actief ’ wordt gemaakt door te investeren in kapitaalgoederen, worden de zaken aan de debetzijde ook activa genoemd. Omdat het beschikbaar vermogen ter beschikking wordt gesteld (passieve rol) worden de zaken aan de creditzijde ‘passiva’ genoemd.
Hoofdstuk 4
Een financiële weergave van de onderneming
59
In schema ziet dit er als volgt uit. debet
credit
activa
passiva
Een voorbeeld ter verduidelijking van de uitgangspunten van de balans is het volgende. Ë Voorbeeld 1: uitgangspunt balans startende organisatie Een ondernemer wil een kledingwinkel starten. Hij heeft uitgerekend dat hij voor zijn kapitaalgoederen € 100.000 nodig heeft (€ 70.000 aan vaste activa zoals inventaris en € 30.000 aan vlottende activa voor een beginvoorraad en aanloopkosten). Aan eigen vermogen brengt hij € 50.000 in zijn bedrijf; de resterende € 50.000 leent hij van de bank. De ondernemer wil een financieel overzicht hebben van de beginsituatie van zijn winkel. Dit ziet er dan als volgt uit. debet activa - vaste activa - vlottende activa balanstotaal
credit passiva: € 70.000 - eigen vermogen € 30.000 - lening € 100.000
€ 50.000 € 50.000 € 100.000
Ë Voorbeeld 2: uitgangspunt balans organisatie na 1 jaar Dezelfde ondernemer is inmiddels 1 jaar aan de gang met zijn kledingwinkel. Hij wil na dit ene jaar weten hoe de financiële stand van zaken is van zijn winkel. De waarde van zijn activa blijkt in het eerste jaar afgenomen te zijn tot € 80.000. Dit houdt eveneens in dat de passiva ook zijn afgenomen tot deze waarde. debet activa
balanstotaal
credit € 80.000 passiva: - eigen vermogen - lening
€ 35.000 € 45.000
€ 80.000
€ 80.000
60
Principes van bedrijfseconomie
Hij weet nu dat de waarde van zijn bedrijf is afgenomen. Echter, om na te gaan hoe zijn winkel ‘gedraaid’ heeft, zal hij andere financiële informatie moeten opstellen. Bijvoorbeeld wat zijn omzet is geweest en de kosten om die omzet te verkrijgen. Deze informatie wordt verkregen uit de exploitatiebegroting (winst-en-verliesrekening). Daarnaast wil hij weten hoe het staat met zijn kasontvangsten en -uitgaven, om te beschouwen of hij zijn rekeningen wel kan betalen. Dit kan hij halen uit de liquiditeitsbegroting. De balans bestaat dus uit een debetzijde en een creditzijde met respectievelijk activa en passiva. Deze activa en passiva bestaan uit zogeheten balansposten. Dit zijn de verdere specificaties die onder activa en passiva vallen. In de volgende paragraaf worden de balansposten die vallen onder de activa en de passiva behandeld.
4.3 De balans: activa, vaste en vlottende activa De waarde van de activa geeft aan hoeveel er op dat moment in het bedrijf is geïnvesteerd. Dit hoeft overigens niet overeen te komen met de aankoopprijs destijds. Bezittingen maar ook vorderingen kunnen immers gaandeweg meer of minder waard zijn geworden. Activa worden op basis van het gebruik door de onderneming onderverdeeld naar vaste en vlottende activa: • vaste activa: Vaste activa zijn elementen die langdurig in het bedrijf aanwezig zijn, zoals de gebouwen, de inventaris en machines. Onder langdurig wordt verstaan de activa die langer meegaan dan een productie- of verkoopperiode. De duur van een productie-/verkoopperiode wordt daarbij vastgesteld door de organisatie. • vlottende activa: Vlottende activa zijn de elementen die gedurende een productie-/verkoopperiode (eenmalig) worden verbruikt. Het gaat daarbij om zaken als voorraden (grondstoffen, halffabricaten of eindproducten gereed voor verkoop), debiteuren (afnemers die op rekening betalen), banksaldi en contant geld in kas. De volgorde waarin de activa op de balans worden vermeld, is afhankelijk van de mate van liquiditeit. Deze wordt bepaald door de tijd die nodig is om een bepaald bezit te kunnen verkopen en om te zetten in geld (liquide middelen). Zo is voor het omzetten van een bedrijfsgebouw in geld veel meer tijd nodig dan voor het omzetten van voorraden of debiteuren. We beginnen dus met de minst liquide bezitting (gebouwen) en eindigen met het meest liquide bezit (bank- en kastegoeden).
Hoofdstuk 4
activa
61
Een financiële weergave van de onderneming
passiva
Vaste activa • gebouw • inventaris • machines • enz. Vlottende activa • voorraden • debiteuren • bank- en kastegoeden • enz.
4.4 De balans: passiva, eigen vermogen en vreemd vermogen Om de activa te financieren zijn middelen nodig. Deze financiële middelen kunnen beschikbaar worden gesteld door een financiële investering van de eigenaar of aandeelhouders of door een financiële instelling, zoals een bank of een kredietinstelling. Dit beschikbaar vermogen is dan ook in twee delen op te splitsen, namelijk in: • eigen vermogen • vreemd vermogen
4.4.1
Eigen vermogen
Het eigen vermogen is het kapitaal dat door de eigenaar of eigenaren (in het geval van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of maatschap) in de organisatie wordt gestopt. Bij andere rechtsvormen van organisaties (besloten vennootschap en naamloze vennootschap) wordt dit eigen vermogen onderverdeeld in aandelen en reserves.
4.4.2
Vreemd vermogen
Het vreemd vermogen is in twee vormen op te delen: lang vreemd vermogen en kort vreemd vermogen. Lang vreemd vermogen zijn financiële middelen die door derden (banken, kredietinstellingen en dergelijke) worden verstrekt aan de organisatie. Zoals de benaming al aangeeft, worden deze middelen voor langere tijd ‘geleend’ aan de organisatie. Het gaat daarbij om een periode langer dan 1 jaar. Er is daarbij een aantal mogelijkheden om deze verbintenis aan te gaan. De meest bekende is wel de hypothecaire lening: een lening die op basis van onroerend goed als onderpand wordt verstrekt. Kort vreemd vermogen wordt net zoals het lang vreemd vermogen door derden verschaft. Bij deze vorm is er echter een looptijd van de lening van maximaal een
62
Principes van bedrijfseconomie
jaar. Voorbeelden van kort vreemd vermogen zijn het rekening-courantkrediet van een bank of het leverancierskrediet. In schema ziet de verbijzondering van de passiva op de balans er als volgt uit. activa
passiva Eigen vermogen • gestort kapitaal OF • aandelenkapitaal en reserves Vreemd vermogen • lang vreemd vermogen * hypothecaire lening * langlopende lening • kort vreemd vermogen * rekening courantkrediet * crediteuren
We plaatsen aan de passivakant van de balans eerst het eigen vermogen, in feite de schuld aan de eigenaar of aandeelhouder(s), en daarna het vreemd vermogen, de schulden aan derde partijen. De volgorde waarin de schulden worden vermeld, is afhankelijk van het tijdstip waarop ze moeten worden betaald. De schulden die pas één jaar na de balansdatum hoeven te worden betaald, vallen in de categorie lang vreemd vermogen. Schulden die binnen één jaar na de balansdatum moeten worden betaald, vormen het kort vreemd vermogen.
4.5 Ratioanalyse Het komt geregeld voor dat partijen uit de externe omgeving van een onderneming (toeleveranciers, banken, klanten, investeerders) de financiële situatie van die onderneming willen doorlichten. Hun motieven daarvoor zijn verschillend: • Een leverancier kan zich afvragen of een bedrijf zijn betalingsverplichtingen in de vorm van crediteuren kan voldoen. • Een bank maakt zich zorgen om de aflossing en rentebetalingen van een langlopende lening. • Een mogelijke investeerder wil vaststellen of het interessant is om geld in het bedrijf te steken. Om een onderneming op financiële gronden door te lichten, kan gebruik worden gemaakt van de ratioanalyse. Deze analyse bestaat uit vier deelonderwerpen: • liquiditeitskengetallen;
Hoofdstuk 4
• • •
Een financiële weergave van de onderneming
63
solvabiliteitskengetallen; rentabiliteitskengetallen; activiteitskengetallen.
4.5.1
Liquiditeit: financiële situatie op korte termijn
De financiële situatie van de onderneming op korte termijn wordt gekenschetst door de liquiditeit van de onderneming. Deze liquiditeit kan op twee manieren worden bepaald: 1. de dynamische liquiditeit; 2. de statische liquiditeit. Ad 1: De dynamische liquiditeit geeft inzicht in de geldstromen die het bedrijf binnenkomen en uitgaan binnen een bepaald tijdsbestek. Vooraf kan dit worden beschouwd door het maken van een liquiditeitsbegroting (kasbegroting). Deze begroting wordt gescheiden behandeld in hoofdstuk 8 (externe verslaggeving). Ad 2: De statische liquiditeit geeft aan in welke mate een onderneming kan voldoen aan haar kortlopende schulden. Dit gebeurt door de samenstelling en hoeveelheid vlottende activa (uitgedrukt in geld) af te zetten tegen het kort vreemd vermogen. De statische liquiditeit kan worden berekend aan de hand van de balansgegevens. De statische liquiditeit kan op drie manieren worden weergegeven: netto werkkapitaal (NWK); het verschil tussen vlottende activa en kort vreemd vermogen • current ratio; de verhouding (kengetal) tussen vlottende activa en kort vreemd vermogen • quick ratio (ook wel acid test genoemd); de verhouding tussen vlottende activa gecorrigeerd voor de voorraden en kort vreemd vermogen. De correctie op voorraden gebeurt vanwege de mate van liquiditeit. Voorraden zijn moeilijker snel te gelde te maken dan de debiteuren •
Een aantal posten uit de balans is daarbij belangrijk: vlottende activa – VA – (onder meer voorraden, debiteuren, liquide middelen) • kort vreemd vermogen – KVV – (onder meer rekening-courantkredietrekening en crediteuren). •
64
Principes van bedrijfseconomie
De formules op een rij: Ë NWK = VA - KVV Ë CURRENT RATIO =
VA KVV
Ë QUICK RATIO
VA - VOORRADEN KVV
=
De statische liquiditeit van een onderneming wordt hier uitgelegd aan de hand van een casus over de Nederlandse onderneming Commodore.
“Commodore kan schulden niet betalen” Het technologiebedrijf Commodore kan niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoen. Om aan geld te komen wil het bedrijf zijn merkrechten verkopen. Ook praat het met mogelijke investeerders. Dat zei topman Ben van Wijhe afgelopen vrijdag. Commodore zit voor in totaal 60 miljoen euro in de schulden. Onder de schuldeisers is computerfabrikant Tulip, die 20 miljoen euro van het bedrijf tegoed heeft. Commodore probeert met zijn schuldeisers tot een akkoord te komen, aldus Van Wijhe Dit zijn opvallende bevindingen, aangezien Commodore vorig jaar nog een relaunch heeft gedaan van haar fameuze spelcomputer uit de jaren tachtig, de Commodore 64. Geheel in lijn met de laatste ontwikkeling op het gebied van gaming is de nieuwe Commodore 64 toch niet de ‘redding’ gebleken voor Commodore. Bron: Volkskrant 25 april 2008
Eén van de grootste toeleveranciers van Commodore, de computerfabrikant Tulip, maakt zich zorgen over de financiële positie van Commodore. Tulip heeft van Commodore de meest recente balans opgevraagd bij de Kamer van Koophandel, om te analyseren hoe de financiële situatie is. De balans van Commodore die Tulip van de Kamer van Koophandel heeft ontvangen ziet er als volgt uit. Bezittingen Gebouw Machines Voorraden Debiteuren Liquide middelen Totaal
per 1 januari (x € miljoen) 30 Aandelenkapitaal 20 Reserves 30 Hypotheek 10 Crediteuren 10 Rekening courant bank 100 Totaal
Schulden 20 20 20 30 10 100
Hoofdstuk 4
Een financiële weergave van de onderneming
65
De controllers van Tulip hebben uit deze balans het volgende op kunnen maken wat betreft de statische liquiditeit van Commodore. Ë NWK = VA - KVV = (30 + 10 + 10) - (30 + 10) = 10 Conclusie: Commodore heeft een positief NWK, maar dekt daarmee alleen de crediteuren en een deel van de banklening, namelijk de kortlopende. Het verkopen van de voorraden levert echter problemen op, aangezien er geen vraag van de retail ligt voor de producten van Commodore. Daarnaast moeten geen directe onverwachte kosten en/of uitgaven voorkomen, want anders hebben ze een probleem. De NWK is dus eigenlijk in dit geval een slechte indicator.
Ë CURRENT RATIO =
=
VA KVV voorraden + debiteuren + liquide middelen (50) crediteuren + bank (40)
5 = = 1,3 4
Conclusie: De norm/standaard van de CR ligt tussen de 1,2 - 2,0; dus dit is goed te noemen, maar we weten dat er problemen zijn met de voorraadwaardering. Daarom is de quick ratio een betere indicator omdat in de berekening van de vlottende activa de voorraden buiten beschouwing worden gelaten.
Ë QUICK RATIO
VA - VOORRADEN KVV = debiteuren + liquide middelen (20) crediteuren + bank (40)
=
2 = = 0,50 4
Conclusie: De norm/standaard van de QR (quick ratio) is dat het kengetal ten minste tussen de 0,8 en 1,0 moet liggen. De QR bij Commodore ligt ver beneden deze norm. Algehele conclusie van de controllers: Commodore kan zijn betalingen op korte termijn niet voldoen vanwege de voorraden die zij niet direct of zeer moeilijk liquide kunnen maken. Dus mogen ze verder geen gebruik blijven maken van het leverancierskrediet dat Tulip hen verstrekt.
4.5.2
Solvabiliteit: financiële situatie op lange termijn
Om te beoordelen of een organisatie kan voldoen aan haar financiële verplichtingen ten aanzien van haar vreemdvermogenverschaffers, wordt gekeken naar de solvabiliteit. Het solvabiliteitsprincipe gaat uit van de financiële status van de organisatie, indien de organisatie ophoudt met bestaan (geliquideerd).
66
Principes van bedrijfseconomie
De solvabiliteit wordt doorgaans aangegeven met de debt ratio. De debt (schuld) ratio is een verhoudingsgetal en geeft aan welk gedeelte van het totale beschikbare vermogen met vreemd vermogen is gefinancierd. In formule:
Ë DEBT RATIO =
vreemd vermogen totaal vermogen
= VV TV
In feite geeft de debt ratio aan wat de mate is waarin de onderneming in staat is om bij liquidatie in geval van bijvoorbeeld een faillissement alle verschaffers van vreemd vermogen terug te betalen.
4.5.3
Rentabiliteit: winstgevendheid van een organisatie
Winstgevendheid van een organisatie is een van de ondernemingsdoelstellingen. De mate waarin winst wordt gemaakt, is een sterke indicator voor de mate waarin de onderneming succesvol zakendoet. Daarom is het van groot belang om als ondernemer te onderzoeken in hoeverre de organisatie winst- of verliesgevend is. Dit kan worden bepaald aan de hand van de rentabiliteit. De belangrijkste rentabiliteitsgraadmeter zet de ondernemingswinst (bedrijfsresultaat) af tegen het gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen. In formule:
Ë rentabiliteit totaal vermogen (RTV) =
ondernemingswinst gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen
x 100%
Naast de RTV, waarin de inzet van het totaal geïnvesteerd vermogen wordt bekeken, worden nog twee andere vormen van rentabiliteit onderscheiden: • rentabiliteit van het eigen vermogen; • rentabiliteit van het vreemd vermogen. De rentabiliteit van het eigen vermogen refereert aan het aanwenden van het kapitaal dat de ondernemers in de organisatie hebben gestoken. In dit geval wordt de ondernemingswinst eerst verminderd met de rentekosten over het vreemd vermogen. Het bedrag dat overblijft, is dan in feite verdiend met de inbreng van het eigen vermogen.
Ë rentabiliteit eigen vermogen (REV) =
ondernemingswinst min rente v.v. gemiddeld totaal eigen vermogen
x 100%
Hoofdstuk 4
Een financiële weergave van de onderneming
67
De rentabiliteit van het vreemd vermogen beschouwt het rendement van de inbreng van de middelen die door derden aan het bedrijf ter beschikking zijn gesteld, in feite de afgesproken rentepercentages.
Ë rentabiliteit vreemd vermogen (RVV) =
4.5.4
rentekosten gemiddeld totaal vreemd vermogen
x 100%
Activiteitskengetallen
Naast de genoemde kengetallen kan er ook gekeken worden naar de effectiviteit (doing the right things) en efficiency (doing the things right) van de organisatie, gerelateerd aan de winstgevendheid. Twee kengetallen zijn daarbij relevant: • de omloopsnelheid van het totale vermogen, • de brutowinstmarge De omloopsnelheid van het totale vermogen geeft aan hoe vaak het totale vermogen van de onderneming (het balanstotaal) past in de omzet. Hoe hoger de omloopsnelheid, hoe efficiënter het totale vermogen wordt benut.
Ë OMLOOPSNELHEID TV
=
omzet totale vermogen
De brutowinstmarge geeft aan in procenten hoeveel brutowinst er uit de bedrijfsactiviteiten overblijft. Dit is gelijk aan de ondernemingswinst (bedrijfsresultaat) te delen door de omzet en te vermenigvuldigen met 100%. In formulevorm:
Ë BRUTOWINSTMARGE =
ondernemingswinst omzet
x 100%
Als we nu de omloopsnelheid van het totale vermogen vermenigvuldigen met de brutowinstmarge mogen we de omzet, die zowel in de teller als de noemer voorkomt, schrappen. In feite hebben we dan de RTV van de onderneming berekend. In formule wordt dit als volgt aangegeven:
Ë RTV =
ondernemingswinst totale vermogen
x 100%
= omloopsnelheid totaal vermogen x brutowinstmarge
68
Principes van bedrijfseconomie
Omzet Omloopsnelheid van het totale vermogen
÷ Totale vermogen
x
RTV
Ondernemingswinst
Brutowinstmarge
÷ Omzet
Figuur 4.1 Dupont-schema
Deze RTV kan vervolgens verder worden uitgewerkt in een zogeheten Dupontschema. Dit schema maakt de relatie zichtbaar tussen de omloopsnelheid van het totale vermogen en de brutowinstmarge van de onderneming. Door de verschillende activiteiten aan te passen (bijvoorbeeld het totale vermogen te verlagen of te verhogen door meer of minder voorraden aan te houden) kan invloed worden uitgeoefend op de rentabiliteit van het totale vermogen.
4.6 Balansmanipulatie: leasing, windowdressing De financiële ratio’s worden onder andere gebruikt door banken, toeleveranciers en investeerders om de onderneming te boordelen op haar continuïteit en rentabiliteit. De uitkomsten hiervan bepalen voor een groot deel de mate waarin men met elkaar zaken wil gaan doen, bijvoorbeeld kredietverlening. Vooral banken zijn daarbij gehouden aan strikte regelgeving. Afhankelijk van de branche en bedrijfsactiviteiten worden minimale maatstaven aangelegd, de zogenaamde ‘benchmarks’. Wat kan een onderneming doen als de financiële ratio’s vergeleken met de benchmarks ongunstig dreigen uit te pakken, bijvoorbeeld wanneer door concurrentie marges structureel afnemen of winsten jaarlijks sterk fluctueren? In het voorbeeld bij het Dupont-schema is al gedemonstreerd dat er verschillende mogelijkheden bestaan om de RTV te beïnvloeden. Het komt er dus op neer dat als we de noemer (het totale vermogen) verkleinen, het RTV-percentage zal stijgen.
Hoofdstuk 4
Een financiële weergave van de onderneming
69
Volgens de IASB (de International Accounting Standards Board) mag een bezit pas op de balans als actief worden vermeld als voldaan is aan twee voorwaarden: 1. de onderneming heeft de beschikkingsmacht over het bezit; 2. uit het bezit zullen naar verwachting economische voordelen voortkomen. Een bestelauto die is aangeschaft door een koeriersdienst is volgens deze definitie een actief, omdat het bedrijf er volledige beschikking over heeft (beschikkingsmacht: zelf gebruiken of op een later tijdstip weer doorverkopen). Bovendien verwacht de onderneming met de inzet van deze bestelauto geld te verdienen (economisch voordeel). Tegenover dit voordeel staan uiteraard ook de lasten zoals de (periodieke) onderhoudskosten en de risico’s (verlies, diefstal) die eveneens voor rekening van het bedrijf komen. Het is doorgaans waarschijnlijk dat een onderneming economisch voordeel geniet als het bedrijfsmiddelen in gebruik heeft. Er kunnen echter vraagtekens ontstaan bij het criterium ‘beschikkingsmacht’. In de regel geldt dat gekochte bedrijfsmiddelen op de balans worden vermeld en gehuurde bedrijfsmiddelen niet (off-balance). Bij huur, ook bekend als ‘operational lease’, is sprake van een overeenkomst die de onderneming op relatief korte termijn kan opzeggen. De kosten van onderhoud en risico’s zijn voor rekening van de verhuurder. Het huren van bedrijfsmiddelen via operational lease in plaats van zelf aanschaffen, pakt voor de berekening van de RTV dus gunstig uit. Bij een gelijkblijvende winst stijgt dus het RTV-percentage omdat het balanstotaal afneemt. Dit noemen we het ‘noemereffect’. Naast een betere voorstelling van de financiële structuur biedt operational lease nog een aantal voordelen, zoals het vermijden van risico’s en de mogelijkheid tot koop na afloop van de huurperiode. Stel dat een kleine ondernemer een RTV van 30% heeft en dit is als volgt berekend: ondernemingswinst = € 30.000 en gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen € 100.000. Op de balans staat een bedrijfsauto met een waarde van € 20.000. De ondernemer heeft deze gefinancierd met een banklening van € 20.000 en betaalt jaarlijks € 1.600 aan rente en € 1.400 aan verzekeringspremie, onderhoud en wegenbelasting, exclusief brandstofkosten. Indien de ondernemer de bedrijfsauto via operational lease zou hebben aangeschaft tegen dezelfde kosten als hiervoor, zou zijn RTV stijgen naar bijna 38%. Immers bij een gelijkblijvende winst van € 30.000 is het gemiddeld totaal geïnvesteerd vermogen gedaald naar € 80.000. Tegenover het ‘noemereffect’ staat de pendant, het ‘tellereffect’. Stel dat een onderneming wordt geconfronteerd met sterke fluctuaties in een reeks van ondernemingswinsten. Bijvoorbeeld als gevolg van groot onderhoud aan bedrijfsmiddelen dat eens in de vijf jaar moet plaatsvinden. Of het op een bepaald moment met terugwerkende kracht op niveau moeten brengen van pensioenverplichtingen door een extra storting aan de pensioenverzekeraar voor medewerkers of leiding-
70
Principes van bedrijfseconomie
gevenden die op latere leeftijd zijn gepromoveerd. Bij een relatief gelijkblijvend balanstotaal werken deze fluctuaties door in de RTV. Een dergelijke situatie zou onbedoeld een verkeerde indruk bij banken en toeleveranciers achterlaten over de rentabiliteit. In deze gevallen is het verstandig dat de onderneming een voorziening vormt ten laste van de resultatenrekening. Dit zijn dus bedragen die worden geboekt om aan verplichtingen te kunnen voldoen die in de toekomst (kunnen) ontstaan. Zo worden onregelmatig optredende kosten over de jaren gespreid en ontstaat een gelijkmatiger beeld van de ondernemingswinst en de RTV. Aan het gebruik van ‘operational lease’ en het vormen van ‘voorzieningen’ zijn spelregels verbonden. Het gevaar zou kunnen bestaan dat de onderneming in de verleiding komt de financiële structuur gunstiger voor te stellen dan deze in werkelijkheid is. Dit noemen we ‘windowdressing’ en heeft tot doel het oordeel van bijvoorbeeld banken of toeleveranciers tegen elke prijs te manipuleren en gunstig te beïnvloeden. Ook aan het vormen van voorzieningen zijn tegenwoordig strenge eisen gesteld om winststuring tegen te gaan. De onderneming zou bijvoorbeeld kunnen besluiten fluctuaties in de winst als gevolg van marktomstandigheden af te vlakken door in goede jaren voorzieningen op te voeren. Vervolgens gaat men in slechte jaren over tot het (deels) laten vrijvallen van deze voorzieningen ten gunste van de ondernemingswinst (of verlies). Wij noemen dit een vorm van ‘creative accounting’ of creatief boekhouden.
Hoofdstuk 4
71
Een financiële weergave van de onderneming
Verdieping: case Uitgeverij ReproCity nv heeft over het boekjaar 2007 de volgende vereenvoudigde financiële overzichten gepubliceerd. Activa Vaste activa Voorraden Vorderingen Liquide middelen
Balans per 31 december 2007 (x 1.000 euro) 5.965 Eigen vermogen 207 Lang vreemd vermogen 1.194 Kort vreemd vermogen 634
Balanstotaal
Passiva 3.596 2.483 1.921
8.000
8.000
De ondernemingswinst in 2007 bedroeg € 275.000
Omzet 3.840 Omloopsnelheid van het vermogen 0,48
÷ Totale vermogen 8.000
RTV 3,4%
x Bedrijfsresultaat 275 Brutowinstmarge 7,16%
÷ Omzet 3.840
Figuur 4.2. Dupont-schema
Liquiditeitskengetallen: • Nettowerkkapitaal: 2.035 - 1.921 = 114 • Current ratio: 2.035 / 1.921 = 1,1 • Quick ratio: 2.035 - 207 / 1.921 = 0,95
72
Principes van bedrijfseconomie
Solvabiliteit: • Debt ratio: 2.483 + 1.921 / 8.000 x 100% = 55% Rentabiliteit: Rentabiliteit van het totale vermogen: 275 / 8.000 x 100% = 3,4%
•
Op basis van de kengetallen lijkt deze onderneming er goed voor te staan: het werkkapitaal is positief en de current en quick ratio schommelen rond de waarde 1 wat erop duidt dat de drukkerij haar betalingsverplichtingen op korte termijn kan voldoen. Ook de solvabiliteit is met 55% aan de ruime kant en geeft financiers vertrouwen dat aflossingen van schulden op lange termijn ook voldoende gewaarborgd zijn. Ondanks deze gunstige kengetallen is het toch verstandig een voorbehoud te maken voor de lange termijn. De rentabiliteit van het totale vermogen is met 3,4% aan de lage kant. Het zal voor een investeerder niet zo moeilijk zijn om via een deposito of spaarrekening van de bank een hoger rendement te halen. Welke mogelijkheden heeft de directie van ReproCity indien ze zou besluiten om de RTV structureel te verbeteren? Het antwoord op deze vraag begint met een verdere verdieping van het Dupont-schema. We voegen daar twee extra niveaus aan toe: Het totale vermogen knippen we op in de vaste en vlottende activa en het bedrijfsresultaat berekenen we aan de hand van de omzet verminderd met de totale kosten. De totale kosten kunnen we verbijzonderen in kosten van de omzet (bijvoorbeeld inkoop van materialen) en overige kosten (personeel, afschrijvingen enzovoort). Om de RTV te verhogen, kan de directie besluiten maatregelen te nemen gericht op het verhogen van de omloopsnelheid van het totale vermogen, het verbeteren van de brutowinstmarge of beide. Een van die maatregelen zou kunnen zijn dat ze besluit om voortaan een derde van de vaste activa (drukpersen en dergelijke) via operational lease te financieren. Dit betekent dat de balanspost vaste activa afneemt met € 1.988. Het vrijgekomen geld wordt gebruikt om de post lang vreemd vermogen af te lossen. Er hoeft over dit bedrag geen rente meer te worden betaald maar daar komt het maandelijkse huurbedrag van de operational-lease-overeenkomst voor in de plaats. Als gevolg van deze transactie is het totale vermogen met 25% afgenomen (namelijk 8000 – 1988 = 6011) en de omloopsnelheid van het totale vermogen is toegenomen naar 0,64. Een verbetering van maar liefst 33% ten opzichte van de situatie voor de operational-lease-overeenkomst. De RTV is – uitgaande van een gelijkblijvende brutowinstmarge – toegenomen naar 4,6%. Dat is een verbetering van maar liefst 35% ten opzichte van de uitgangssituatie.
Hoofdstuk 4
Een financiële weergave van de onderneming
73
Omzet 3.840 Omloopsnelheid van het vermogen 0,48
÷
Vaste activa 5.965
Totaal vermogen 8.000
+ Vlottende activa 2.035
RTV 3,4%
x Omzet 3.840
Brutowinstmarge 7,16%
Bedrijfsresultaat 275
-
Kosten van omzet 2.214
÷
Kosten 3.565
+ Overige kosten 1.351
Omzet 3.840
Figuur 4.3 Dupont-schema
Omzet 3.840 Omloopsnelheid van het vermogen 0,64
÷
Vaste activa 3.976
Totaal vermogen 6.011
+ Vlottende activa 2.035
RTV 4,6%
x Omzet 3.840
Brutowinstmarge 7,16%
Bedrijfsresultaat 275
-
Kosten van omzet 2.214
÷
Kosten 3.565
+
Omzet 3.840
Figuur 4.4 Dupont-schema
Overige kosten 1.351
74
Principes van bedrijfseconomie
Andere mogelijkheden om de RTV te verbeteren zijn: • Het verbeteren van de inkoopmarge (steviger onderhandelen, collectief inkopen enzovoort) waardoor de kosten van de omzet dalen en via deze weg het bedrijfsresultaat en de brutowinstmarge toenemen; • Het aflossen van vreemd vermogen uit liquide middelen zodat het totale vermogen verder daalt; • Het inkopen uit liquide middelen en van eigen aandelen en deze uit de handel halen. Als gevolg van deze handeling wordt het totale vermogen lager (zowel het eigen vermogen als de bezittingen nemen af) en neemt de omloopsnelheid van het vermogen toe; • Het vergroten van afzetmogelijkheden door herhaalaankopen bij bestaande klanten te stimuleren of nieuwe producten en/of diensten te ontwikkelen en aan te bieden. Bij alle maatregelen gericht op het uiteindelijk verbeteren van RTV via de onderliggende balansposten en de ondernemingswinst is meestal sprake van vervanging van bepaalde kosten en risico’s. Zo zagen we bij operational lease dat in plaats van rente en aflossing op (langlopende) leningen, men voortaan een vast huurbedrag per maand gaat betalen aan de leasemaatschappij. Zolang de ontwikkelde oplossing relevant en toereikend is voor het rentabiliteitsprobleem dat men wil oplossen, er sprake is van een haalbare en realistische maatregel en de risico’s van het implementeren aanvaardbaar zijn, zijn er mogelijkheden voor het optimaliseren van de RTV.
Hoofdstuk 4
Een financiële weergave van de onderneming
75
Begrippenlijst Activa
Het geheel aan bezittingen en vorderingen van een onderneming.
Balans
Overzicht van bezittingen (activa) en schulden (passiva).
Bedrijfsresultaat, ondernemingswinst
Het bedrag dat overblijft als van de brutowinst (verkoopopbrengst minus inkoopkosten) de overige kosten worden afgetrokken.
Brutowinstmarge
Het percentage van de omzet dat overblijft nadat de kosten zijn verrekend.
Current ratio
De mate waarin een onderneming de schulden op korte termijn kan betalen uit de vlottende activa.
Debt ratio
De mate waarin een onderneming is gefinancierd met vreemd vermogen.
Dupont-schema
Een manier om voor de rentabiliteit (grafisch) het verband aan te tonen tussen de balans(posten) en de ondernemingswinst.
Eigen vermogen
Het bedrag dat overblijft nadat de activa zijn verminderd met het vreemd vermogen.
Kapitaalgoederen
Bezittingen die een onderneming gebruikt om andere goederen of diensten te produceren.
Liquiditeit
Geeft de mate weer waarin een onderneming kan voldoen aan lopende betalingsverplichtingen.
Nettowerkkapitaal
De mate waarin de kortetermijnpassiva kunnen worden voldaan uit de vlottende activa.
Passiva
De bronnen waarmee een onderneming is gefinancierd: het eigen vermogen plus het vreemd vermogen.
Quick ratio
De mate waarin een onderneming de schulden op korte termijn kan betalen uit de vlottende activa, waarbij geen rekening wordt gehouden met de voorraden.
Rentabiliteit
De verhouding tussen de ondernemingswinst en het (totale) vermogen waarmee dit verdiend is.
Solvabiliteit
De mate waarin een onderneming in staat is haar financiële verplichtingen naar vreemdvermogenverschaffers te voldoen met behulp van de activa.
Totale vermogen
De som van de vaste en vlottende activa of de som van het eigen vermogen en het vreemd vermogen.
Voorzieningen
Een passief dat de onderneming op enig moment in de toekomst kan aanwenden voor een bepaald doel.
Vreemd vermogen
Het totaal aan verplichtingen of schulden die een onderneming heeft. Splitsen in lang en kort?
Windowdressing
Het flatteren van de balans waardoor de financiële positie gunstiger lijkt dan deze in werkelijkheid is.