Hoofdstuk 3: Na de Renaissance tot heden
21 januari 2004
Hoofdstuk 3 Na de Renaissance tot heden De Renaissance was een topperiode voor receptie van de klassieken. Hoewel de aandacht voor de Oudheid verminderde, bleef het toch mensen in de periodes na de Renaissance inspireren. Hieronder volgt een overzicht van enkele hoogtepunten van de receptie. 1. De Barok (1550 – 1750) De Barok is het antwoord van de katholieke kerk op de hervormingen. De kerk probeert gelovigen terug te winnen door de Contrareformatie, dit is dus een reactie en verdere doorwerking op de Reformatie van de Renaissance. In 1629 is de nieuwe StPieter nog niet voltooid. Paus Julius II maakt plaats voor Paus Urbanus VIII, die de bouwmeester Giovanni Lorenzo Bernini inschakelt. De oude materialen, zoals fig. 3.1 Vierstromenfontein, Giovanni Lorenzo marmer en natuursteen, gaan plaats maken voor koper. Om voldoende koper te hebben, Bernini 1648-1652 werd de dakbedekking van het Pantheon gesloopt door Bernini. De aandacht voor het Romeinse erfgoed verslapte. In opdracht van paus Innocentius (leider: 1648-1651) bouwde Bernini de ‘Vierstromenfontein’ op de Piazza Navona voor propaganda. De fontein staat tegenover de Santa Agnese, ontworpen door Borromini. Tegenwoordig beweert men dat een van de figuren van de fontein met afgunst naar het gebouw kijkt. Of Bernini dit bewust heeft gedaan, weet niemand. De fontein is voorzien van klassieke, christelijke, historische en actuele motieven. Het beroemdste beeldhouwwerk van Bernini is de ‘Extase van St. Theresa’ dat in de nieuwe St. Pieter staat. Theresa is in vuur en vlam door Gods liefde, een typisch thema van de contrareformatie. Caravaggio schilderde ‘De roeping van Mattheus’. Hij wil hiermee aangeven dat iedereen door God opgeroepen kan worden. Michelangelo daarentegen liet alleen de fig. 3.2 De extase van de St. schepping van Adam zien. Theresia, Giovanni Lorenzo Bernini 1647-1652 De barokkunstenaar geeft klassieke elementen in haar eigen vorm weer. Alle kunstvormen wendde de barokkunstenaar aan om tot een geheel te komen. Barok is een stijl van beweging, contrasten zoals licht-donker worden verhoogd, theatrale effecten, grootste gebaren en aandacht voor het dramatisch moment. De Barok doet een beroep op het gevoel, niet op het verstand, waar de Renaissance vanuit ging. Er werd volop geschilderd in opdracht. De Fransman Nicolas Poussin wilde de Oudheid op een natuurgetrouwe wijze doen herleven. Zijn doel is tegengesteld aan de ideeën van Caravaggio. Caravaggio gebruikte hellenistische beeldhouwkunst. Poussin schilderde vooral voor verzamelaars op klein formaat. Hij werkte voor het grootste deel in Italië. Poussin etaleerde zijn kennis van de klassieke Oudheid in ‘De roof van de Sabijnse maagden’ [zie fig. 3.3]. De Vlaming Peter Paul Rubens ontwikkelde zijn
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
23
Hoofdstuk 3: Na de Renaissance tot heden
21 januari 2004
eigen stijl door de werkwijze van Caravaggio en Poussin. Na in Italië gewerkt te hebben, vestigde Rubens zich in Antwerpen. Zijn grote opdrachten kwamen van Maria de Medici. Dat geeft aan dat De Medici niet zomaar een rijke familie in Italië is geweest. Na verdreven te zijn, heeft de familie nog steeds veel invloed in de kunst. Rubens is de schilder van de Barok.
fig. 3.3 De Sabijnse-maagdenroof, Poussin 1633-1634
2. Barok in de Nederlanden (1600-1699) In de 16e eeuw hadden de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden een Spaanse koning. In 1566 begon de katholieke vorst kritiek te krijgen van de protestanten. Er ontstond een strijd tussen de twee groepen, de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden splitsten. In 1585 viel het rijke Antwerpen, het vrije Amsterdam nam de handelspositie van Antwerpen over. In 1588 ontstond er een Republiek in de Noordelijke Nederlanden. In de Republiek heerste het protestants calvinisme. De Republiek kreeg veel mensen die op de vlucht geslagen waren voor de Spaanse overheersing, dit waren voornamelijk handelslieden. Door deze stroom vluchtelingen werd Amsterdam het economische centrum van de wereld. In 1598 brak de 80jarige oorlog uit. In 1648 kreeg de Republiek erkenning. De vrede van deze overwinning werd veelvuldig toegepast in de architectuur. In 1640 ontstond het idee een nieuw stadhuis in Amsterdam te bouwen [zie fig. 7.10]. In 1648 als de Republiek erkent is, begon de bouw. Het stadhuis moest het politieke, economische en religieuze hart van de handelsstad worden. Het is ontworpen door Jacob van Campen. Er werden klassieke principes toegepast in het ontwerp. Van Campen had een ‘Groote Tour’ afgelegd naar Italië. Door deze tocht heeft hij een verwantschap gevonden tussen het calvinisme en de klassieke architectuur. Van Campen had veel bewondering voor de architect Vitruvius. In zijn geschriften zijn de regels van de klassieke architectuur vastgelegd. De basis van deze architectuur is harmonie. Harmonie ontstaat doordat een gebouw duurzaam, nuttig en mooi is. Van Campen heeft met zijn ontwerp ook naar harmonie gestreden: -duurzaamheid; het stadhuis is een stevig gebouw met stevige materialen, zoals houten heipalen en natuursteen. -nut; de functies van het stadhuis zijn vergelijkbaar in het ontwerp. Het stadhuis heeft een heldere en duidelijke indeling.
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
24
Hoofdstuk 3: Na de Renaissance tot heden
21 januari 2004
-schoonheid; het stadhuis bestaat uit symmetrie en harmonie en de maatvoering is volgens klassieke verhoudingen. Het stadhuis van Amsterdam is een neoclassicistisch paleis, [zie ook hoofdstuk 3.5]. Op de eerste verdieping bevinden zich Ionische en Corinthische pilasters, naar Grieks voorbeeld [zie fig. 3.4]. Op de tweede verdieping zijn er alleen Corinthische pilasters. Het Corinthische type moet volgens de architect Vitruvius gebruikt worden bij gebouwen die macht vertegenwoordigen.
fig. 3.4 (van links naar rechts) Het kapiteel van een Dorische, Ionische, Corinthische zuil
fig. 3.5 Interieur van de Burgerzaal, Jacob van Campen 1648
fig. 3.6 Marcus Curius Dentatus, Govert Flinck 1656
De burgerzaal [zie fig. 3.5] is de belangrijkste ruimte, het is net een overdekt stadsplein. De harmonieuze ruimte symboliseerde de vrijheid van de burgers. De zaal is versiert met classicistische kunstwerken. De decoraties waren vooraf vastgelegd in een decoratieprogramma, waarin de stad, haar welvaart en haar bestuurders centraal staan. Verschillende kunstenaars hadden met dit programma hun decoraties ontworpen en gemaakt. De Amsterdamse regenten spiegelden hun stad graag aan het machtige en welvarende Rome uit de klassieke Oudheid. In 69 na Chr. bevrijdden de Batavieren zich van de Romeinse overheersing. De Nederlanden bevrijdden zich in 1648 van de Spaanse overheersing. De geschiedenis van de Batavieren gebruikten de regenten om hun eigen onafhankelijkheidsstrijd te verklaren. Op deze manier krijgt de Republiek meer aanzien en status. De bouw van het stadhuis leidde tot grote kunstopdrachten. Van Campen bepaalde met het stadsbestuur de kunstopdrachten. Van Campen gaf de regels, de kunstenaars voerden ze uit.
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
25
Hoofdstuk 3: Na de Renaissance tot heden
21 januari 2004
Er werd veelvuldig gebruik gemaakt van versieringen uit de klassieke mythologie en de Bataafse opstand. In 1650 gaat wederom de Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus naar Italië. Daar raakte hij geïnspireerd door het beweeglijke werk van beeldhouwer Bernini, die de Vierstromenfontijn in de Barok vervaardigde. Het Lucasgilde van de Republiek kreeg veel schildersopdrachten. Rembrandt van Rijn schilderde met grove penseelstreek een werk van de Bataafse krijgsheer Claudius Civilis. De stijl was te grof en paste niet bij de andere gemaakte werken voor in het stadhuis. Govert Flinck was een groot meester, het is jammer dat hij vroegtijdig is overleden anders hadden we vast meer werken van hem gekend en was hij nu een beroemdheid. Zijn historische schilderij hangt in de vergaderzaal van de (oud)-bestuurders. Flinck heeft de bestuurders vergeleken met historische helden, zoals consul Marcus Curius Dentatus [zie fig. 3.6]. Het stadhuis van Amsterdam heeft de volgende functies: Het is een kantoor voor de stedelijke ambtenaren, een ontmoetingsplaats voor de burgerij, een bankgebouw, gevangenis en rechtbank. Quellinus maakte voor de Burgerzaal beelden van dezelfde mythologische figuren als voor beide timpanen aan de buitenkant van het gebouw [zie fig. 3.8]. Op de marmeren vloer zijn een wereldkaart en een hemelkaart geschilderd. Het stadhuis is niet alleen het hart van de stad, maar ook het hart van het universum. De Vierschaar [zie fig. 3.7] is de rechtszaal met drie bas-reliëfs gehouwen door wederom Quellinus. Het fig. 3.7 Westzijde van De Vierschaar, zijn voorbeelden van goede rechtsspraak. In het Quellinus, ca. 1650 midden bevindt zich het Salomonsoordeel, links en rechts zijn er twee voorbeelden van klassieke rechtszaken.
fig. 3.8 Oosttimpaan van het stadhuis, Quellinus, ca 1650
3. Historieschilderkunst in de Nederlanden en in België (1600 – 1699) In de 17e eeuw richtten schilders uit Nederland en België (o.a. Rembrandt en Rubens) zich op de Oudheid. Verhalen uit de klassieke tijd én Bijbelse verhalen vormden het onderwerp voor de historieschilderkunst. Onder historieschilderkunst verstond men niet het afbeelden van Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
26
Hoofdstuk 3: Na de Renaissance tot heden
21 januari 2004
historische gebeurtenissen, maar het uitbeelden van verhalen uit de Bijbel of klassieke Oudheid, waaraan men een diepere waarde kon verbinden. In tegenstelling tot de Renaissance, wat toen een tegenbeweging was van de kerkelijke kunst en macht, konden de klassieke en Bijbelse taferelen naast elkaar gewaardeerd worden. Hoewel meer werken met verhalen uit de Bijbel werden afgebeeld, veranderde dat vanaf 1590. De mythologie kwam op in de werken. Het resultaat hiervan is het grote aantal mythologische afbeeldingen uit die tijd. Daarnaast werd de achterliggende boodschap ook weer belangrijk gevonden. De Odyssee, een Grieks verhaal, vond men toen uitermate geschikt om naast ‘mooie plaatjes’ te maken ook betekenis aan de kunstwerken te geven. De verse uitgave van Coornherts vertaling van de Odyssee in 1607 heeft hier voor gezorgd. 4. Barok in Frankrijk (1680 - 1750) In de eerste helft van de 18e eeuw nam keizer Lodewijk XV uit Frankrijk elementen uit de Italiaanse Barok over en zo ontstond een nieuwe kunsttijd van de Barok, Rococo. Rococo is een verdere doorwerking van de Barok, hetgeen de doorwerking is van de Renaissance kunst, De Renaissancekunst is op haar beurt weer receptie van de klassieke Oudheid. Rococo is dus een derde laag. Rococo betekent grillig gevormde samenklonteringen van schelpen, het is eigenlijk een spotnaam en komt van ‘rocaille’. Tijdens de Rococo besteedde de adel veel aandacht aan het verfraaien van interieurs met een overdreven aandacht voor decoraties overgenomen uit de Italiaanse Barok. Bij Rococo draaide het om versieringen, niet om constructie en verhoudingen, zoals in de klassieke Oudheid en in de Renaissance. De individuele kunst van de Renaissance en Barok, wordt opgelegd aan de academies. Academies zijn kunstinstellingen, waar schilders alleen werden toegelaten als zij aan de door de keizer opgelegde eisen voldeden. De schilder Jean Antoine Wattau kreeg in 1717, vier jaar na het maken van zijn werk ‘Pelgrimage naar Cythera’ [zie fig. 3.9] pas goedkeuring van de academie. Zijn schildersstijl is vlekkerig, naar het voorbeeld van Rubens, de kleuren vrolijk. Het onderwerp verwijst naar de klassieke mythologie: het gezelschap bewijst eer aan Venus, de Romeinse godin van de liefde. Venus is afgebeeld als standbeeld. Verder is het schilderij eigentijds, het gaat om een fig. 3.9 Pelgrimage naar Cythera, Jean Antoine openluchtfeest van de rijken. Watteau 1717 5. De Verlichting (1750 – 1830) In de tweede helft van de 18e eeuw ontstond de Verlichting. Door verstandelijk onderzoek zou de mens in staat zijn de wetmatigheid van de geschiedenis te doorgronden en hierin in te grijpen. Er is een drang naar het verzamelen en ordenen van kennis. Door op zoek te gaan naar wetmatigheid ontstaat er opnieuw (eerst Renaissance = wedergeboorte) belangstelling voor de klassieke Oudheid en niet alleen maar voor haar elementen, symbolen en decoraties. Door archeologisch onderzoek naar bijvoorbeeld Pompeii (1738) en nieuwe opmetingen van de Acropolis in Athene breidde de (nieuwe) kennis van de klassieke Oudheid zich snel over Europa uit. De Verlichting is voortgekomen uit de ideeën van de Franse Revolutie (1789). De Fransen probeerden Europa te veroveren met ‘gelijkheid, vrijheid, broederschap’. De Europeanen gaan vanaf dit moment strijden voor vrijheid en republicanisme, ze willen zelf hun regering kunnen kiezen. Er ontstond gevoel van historisch bewustzijn. De zoektocht van
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
27
Hoofdstuk 3: Na de Renaissance tot heden
21 januari 2004
het nationalisme naar de klassieke Oudheid is een zoektocht (queeste) naar de eigen nationale identiteit. De kunststijl, die met dit nationalisme gepaard gaat, is het neoclassicisme. Het neoclassicisme toonde de rechten en vrijheden van het volk onder leiding van egoïstische machthebbers. In 1785 schilderde Jacques Louis David ‘De eed van de Horatii’ [zie fig. 3.10], een typerend werk van deze kunstperiode. Drie Romeinse zonen van de commandant Horatius nemen het op tegen drie zonen van Curatius. fig. 3.10 De eed van de Horatii, Jacques Louis David 1785 David schilderde deze scène om de grootsheid van de Romeinse heroïek en deugden te benadrukken. De twee drietallen waren familie van elkaar, maar moesten vechten om land. Europeanen streden in deze tijd ook om hun eigen land. Ze wilden niet dat de Fransen hun nationaliteit inpikten. De klassieke naaktbeelden werden gezien als een teken van vrijheid. Veel kunstenaars wilden het sombere Noorden verlaten en trokken naar Griekenland en Italië. Griekenland en Italië zijn warme, zonnige landen die kooplieden en kunstenaars aantrokken. Rome maakte deel uit van het Franse keizerrijk (1804-1814). Het Romeinse keizerrijk werd voortgezet onder Franse leiding. Napoleon Bonaparte en zijn familieleden werden gezien als de opvolgers van de Romeinse vorstenhuizen. Napoleon nam composities en symbolen over uit de klassieke Oudheid [zie fig. 3.11]. Hij gebruikte het menselijk lichaam om de waarden van zijn keizersschap te tonen: schoonheid, waardigheid, reinheid en zelfbeheersing. De 19e eeuw greep direct terug op de waarden en idealen van het oude Romeinse keizerrijk.
fig. 3.11 Napoleon als Romein
fig. 3.12 Marianne, Delacroix 1830
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
28
Hoofdstuk 3: Na de Renaissance tot heden
21 januari 2004
6. Nationaal bewustzijn (1750 – 1830) Naast het neoclassicisme ontstond er een andere kunststroming, de romantiek. De romantiek vond het neoclassicisme te kunstmatig. Romantici propageerden een meer ongebonden, natuurlijke kunst. Symbool wordt Marianne, een klassieke schone, die het nieuwe, democratische Frankrijk vertegenwoordigt [zie fig. 3.12]. In 1815 ontwierp Prins Lodewijk van Beieren een ruimtelijk plein naar Grieks voorbeeld, het is het cultuurcentrum van de hoofdstad. klassieke monumenten vinden plaats over de gehele wereld, in Scandinavië, Engeland en Frankrijk om nationale trots uit te beelden. In 1776 begonnen de VS los te maken van Groot-Brittannië met de verklaring. Ze ontwierp het Capitool, de eerste tempel voor de volkssoevereiniteit. Het witte marmer staat voor reinheid. In de klassieke Oudheid is marmer gekleurd geweest. Pas in de 19e eeuw ontdenkt men dit. Deze nieuwe kennis is een schok voor iedereen. Jarenlang is het witte marmer als idealistisch gezien. De historische waarde is ineens verdwenen. 7. Nazi kunst (20e eeuw) In Italië vierde men na vijftig jaar, in de eenwording van het land in 1861. De viering van de eenwording in 1911 viel samen met de koloniale oorlogen in het Middellandse Zeegebied. Dit was een roeping voor Benito Mussolini. In 1922 richtte hij de fascistische beweging op. Italië werd een nationale staat onder dictatoriale leiding naar het voorbeeld van de Romeinse keizer Augustus [zie fig. 3.13]. Mussolini liet nieuwe opgravingen doen om het oude Rome in glorie te reconstrueren. In Duitsland kwam er ook een dictatoriale leider, Adolf Hitler. In 1933 wilde Adolf Hitler helderheid, grootsheid en monumentaliteit. Zijn levensidealen waren helderheid, licht en schoonheid. Verheerlijking van het arische ras met het bereiken en overtreffen van de klassieke schoonheid. In 1938 kocht Hitler een Romeinse marmeren kopie van de bronzen discuswerper van Myron, die oorspronkelijk Grieks was [zie fig. 3.14]. Volgens Hitler had de beeldhouwer Myron de anatomie als hoogste principe geacht en lag de schoonheid van het arische ras vast in de klassieke historie. Nazi kunst ging heel ver met het zoeken van gelijkenissen uit de klassieke Oudheid [vergelijk fig. 3.14 met fig. 3.15]. fig. 3.14 Kopie van de Diskoswerper van Myron, gekocht door Hitler in 1938
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
fig. 3.13 Buste van Mussolini, 1930-1939
fig. 3.15 Scène uit Olympia, Leni Riefenstahl 1936
29
Hoofdstuk 3: Na de Renaissance tot heden
21 januari 2004
Hitler heeft direct willen teruggrijpen naar de Griekse beeldhouwkunst. Dit ging helaas niet, omdat het bronzen beeld reeds was omgesmolten. Hij moest dus wel de marmeren Romeinse kopie gebruiken. Het overnemen van dit Romeinse beeld kan dus gezien worden als directe receptie en als verdere doorwerking. Hitlers privé-architect Adolf Speer ontwierp een nieuw centrum in Berlijn. Hij heeft fascistische en klassieke architectuur gemengd om de macht van het Derde Rijk uit te beelden. Aan het eind van de 20e eeuw kwam er een grote ommekeer in de kunstwereld. Kunstenaars gingen hun ideeën en werken niet meer aan de klassieke erfenis koppelen. Ze gingen ‘moderne kunst’ produceren. Deze ‘moderne kunst’ was meestal gekoppeld aan maatschappelijke ontwikkelingen en ontevredenheid, zoals de Tweede Wereldoorlog, de consumptiemaatschappij en commercie (tv en reclame), waarin enkele klassieke beelden werden toegepast. Kunstenaars gaan zich afvragen wat kunst eigenlijk voor nut heeft en gaan op een spottende manier om met kunst. De Nazi kunst is dus de laatste kunst, die we nog een echte ‘receptieperiode’ zouden kunnen noemen, deze stelling is echter wel voor discussie vatbaar.
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
30