erkende en zelfstandige ko - MB kwalificatiebewijzen Dit is een geconsolideerde versie.
1
Ministerieel besluit van 3 maart 2010 (BS 29 maart 2010) tot bepaling van de kwalificatiebewijzen voor medewerkers en verantwoordelijken van kinderopvangvoorzieningen1
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder: 1° kinderdagverblijven: kinderdagverblijven, erkend door Kind en Gezin op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders; 2° diensten: diensten voor onthaalouders, erkend door Kind en Gezin op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders; 3° initiatieven: initiatieven voor buitenschoolse opvang, erkend door Kind en Gezin op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiering van initiatieven voor buitenschoolse opvang; 4° lokale diensten: lokale diensten voor buurtgerichte kinderopvang, met de toestemming van Kind en Gezin op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 houdende de voorwaarden voor toestemming en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang; 5° buitenschoolse opvang in aparte lokalen: buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, met toestemming van Kind en Gezin op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders; 6° gemandateerde voorzieningen: voorzieningen, erkend door Kind en Gezin op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening, coördinatiepunt en flexibele opvangpool van doelgroepwerknemers; 7° kwalificatiebewijs: een erkend studiebewijs, namelijk een eindstudiebewijs, brevet, attest, diploma, studiegetuigschrift of certificaat, of een erkende titel van beroepsbekwaamheid; 8° zelfstandige kinderdagverblijven: kinderdagverblijven als vermeld in artikel 4, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 houdende de regeling van het attest van toezicht voor zelfstandige opvangvoorzieningen; 9° zelfstandige buitenschoolse opvangvoorzieningen: buitenschoolse opvangvoorzieningen als vermeld in artikel 4, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 houdende de regeling van het attest van toezicht voor zelfstandige opvangvoorzieningen. Art. 2. Medewerkers van kinderdagverblijven, diensten, initiatieven, lokale diensten, buitenschoolse opvang in aparte lokalen of gemandateerde voorzieningen beschikken over een kwalificatiebewijs als vermeld in dit besluit. Verantwoordelijken van zelfstandige kinderdagverblijven of van zelfstandige buitenschoolse opvangvoorzieningen die een financiële ondersteuning als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 houdende de voorwaarden inzake financiële ondersteuning van zelfstandige opvangvoorzieningen, willen genieten, of verantwoordelijken van zelfstandige
1
gewijzigd bij MB van 7 januari 2011 (BS 3 februari 2011) en 5 december 2012 (BS …)
erkende en zelfstandige ko - MB kwalificatiebewijzen Dit is een geconsolideerde versie.
2
kinderdagverblijven die het inkomensgerelateerde opvangsysteem, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2009 houdende de regeling van inkomensgerelateerde opvang bij zelfstandige opvangvoorzieningen, willen toepassen, beschikken over een kwalificatiebewijs als vermeld in dit besluit2.
Hoofdstuk 2. Kinderdagverblijven Art. 3. De begeleiders van kinderdagverblijven beschikken over een van de volgende kwalificatiebewijzen: 1° een diploma secundair onderwijs van het derde jaar van de derde graad van het voltijds beroepssecundair onderwijs, uitgereikt vanaf het schooljaar 1997-1998, van de volgende richtingen: kinderzorg, begeleider in kinderopvang of kinderzorg/begeleider in kinderopvang; 2° een diploma van het onderwijs van het derde jaar van de derde graad van het voltijds beroepssecundair onderwijs, van de volgende richting: een naamloos jaar, als bij het diploma een door de verificateur van het ministerie van Onderwijs voor waar en echt verklaard attest is gevoegd waarop vermeld is dat het leerplan kinderzorg volledig is gevolgd; 3° een brevet van het zesde leerjaar van het voltijds beroepssecundair onderwijs, van de studierichting kinderverzorging, uitgereikt uiterlijk tot en met het schooljaar 1985-1986; 4° een studiegetuigschrift en een kwalificatiegetuigschrift van het zesde leerjaar van het voltijds secundair beroepsonderwijs, van de studierichting kinderverzorging, uitgereikt tijdens de periode vanaf schooljaar 1986-1987 tot en met schooljaar 1993-1994; 5° een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het voltijds beroepssecundair onderwijs, van de studierichting kinderverzorging, uitgereikt in de periode vanaf schooljaar 1994-1995 tot en met schooljaar 1996-1997; 6° een diploma van het secundair onderwijs, uitgereikt door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs, dat betrekking heeft op een examenprogramma van de studierichting personenzorg, specialisatiejaar, en de onderliggende studierichting kinderverzorging van het voltijds secundair onderwijs; 7° een diploma van het tweejarige opleidings- en tewerkstellingsproject voor migrantenvrouwen in de kinderopvang, georganiseerd door VBJK, het huidige Expertisecentrum voor opvoeding en kinderopvang, in samenwerking met het Vlaams Centrum voor Integratie van Migranten en Kind en Gezin in 1996 en 1997; 8° een certificaat van het beroepssecundair volwassenenonderwijs van de richting kinderzorg, begeleider kinderopvang of kinderzorg/begeleider kinderopvang; 9°een diploma secundair onderwijs van het tweede jaar van de derde graad van het voltijds technisch secundair onderwijs van de volgende richtingen: sociale en technische wetenschappen, jeugd- en gehandicaptenzorg, bijzondere jeugdzorg, gezondheids- en welzijnswetenschappen of verpleegaspirant; 10° een diploma secundair onderwijs van het derde jaar van de derde graad van het voltijds technisch secundair onderwijs van de volgende richtingen: internaatswerking of leefgroepenwerking; 11° een diploma secundair onderwijs van het secundair-na-secundair van het voltijds technisch secundair onderwijs van de volgende richtingen: internaatswerking of leefgroepenwerking; 12° een certificaat van het technisch secundair volwassenenonderwijs van de richting jeugd en
2
gewijzigd bij MB van 7 januari 2011
erkende en zelfstandige ko - MB kwalificatiebewijzen Dit is een geconsolideerde versie.
3
gehandicaptenzorg; 13° een diploma secundair onderwijs van het derde jaar van de vierde graad van het voltijds beroepssecundair onderwijs van de richting verpleegkunde; 14° een diploma van het hoger beroepsonderwijs van de opleiding verpleegkunde; 15° een ondernemersdiploma verantwoordelijke kinderopvang, uitgereikt door een SYNTRAcentrum; 16° een eindstudiebewijs van de ondernemersopleiding beheerder particuliere opvanginstelling, georganiseerd door het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen of een SYNTRA-centrum; 17° een diploma of certificaat van het hoger onderwijs met een of meer cycli, van het hoger onderwijs van sociale promotie van het korte type, van het universitaire onderwijs met een of meer cycli, van een bacheloropleiding of van een masteropleiding; 18° een eindstudiebewijs van de postgraduaatopleiding ‘leidinggevende in kinderopvang’, ingericht door de Arteveldehogeschool van Gent; 19° een eindstudiebewijs van de postgraduaatopleiding ‘verantwoordelijke in kinderopvang’, ingericht door de Karel de Grote Hogeschool van Antwerpen. 20° een eindstudiebewijs deeltijds beroepsonderwijs van de opleiding begeleider in de kinderopvang3, uitgereikt vanaf het schooljaar 2010-2011;4 21° een attest dat bevestigt dat het eerste en het tweede studiejaar van de bacheloropleiding ‘Bachelor Pedagogie Jonge Kind’ ingericht door de Erasmushogeschool van Brussel, of door de Arteveldehogeschool van Gent, of door de Karel de Grote Hogeschool van Antwerpen, met vrucht zijn voltooid. Het attest is opgesteld en voor waar en echt verklaard door de directeur van de onderwijsinstelling waar de opleiding gevolgd werd.5 De begeleiders van kinderdagverblijven beschikken over een kwalificatiebewijs dat als gelijkwaardig erkend is door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, NARIC-Vlaanderen aan een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in het eerste lid6. Art. 4. De medewerkers van kinderdagverblijven die de sociaal pedagogische prestatie leveren, beschikken over een van de volgende kwalificatiebewijzen: 1° een diploma of certificaat van het hoger onderwijs met een of meer cycli, van het hoger onderwijs van sociale promotie van het korte type, van het universitair onderwijs met een of meer cycli, van een bacheloropleiding of van een masteropleiding; 2° een eindstudiebewijs van de postgraduaatopleiding ‘leidinggevende in kinderopvang’, ingericht door de Arteveldehogeschool van Gent; 3° een eindstudiebewijs van de postgraduaatopleiding ‘verantwoordelijke in kinderopvang’, ingericht door de Karel de Grote Hogeschool van Antwerpen. De medewerkers van kinderdagverblijven die de sociaal pedagogische prestatie leveren, beschikken over een kwalificatiebewijs dat als gelijkwaardig erkend is door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, NARICVlaanderen aan een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in het eerste lid7.
3 4 5 6 7
toegevoegd bij MB van 7 januari 2011 gewijzigd bij MB van 5 december 2012, inwerkingtreding 1 januari 2013 punt 21° toegevoegd bij MB van 5 december 2012, inwerkingtreding 1 januari 2013 gewijzigd bij MB van 7 januari 2011 gewijzigd bij MB van 7 januari 2011
erkende en zelfstandige ko - MB kwalificatiebewijzen Dit is een geconsolideerde versie.
4
Hoofdstuk 3. Diensten Art. 5. De verantwoordelijken van diensten beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 4.
Hoofdstuk 4. Initiatieven Art. 6. De begeleiders van initiatieven beschikken over een van de volgende kwalificatiebewijzen: 1° een kwalificatiebewijs als vermeld in artikel 3; 2° een certificaat van het beroepssecundair volwassenenonderwijs van de richting begeleider buitenschoolse kinderopvang; 3° een titel van beroepsbekwaamheid ‘begeleider buitenschoolse opvang’ als vermeld in het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid; 4° een attest van de opleiding ‘begeleider buitenschoolse opvang’, gefinancierd door de VDAB, gegeven door een door Kind en Gezin erkende opleidingsorganisatie; 5° een attest dat bevestigt dat het eerste en het tweede studiejaar van de opleiding ‘leraar kleuteronderwijs’, ‘leraar lager onderwijs’ of ‘graduaat orthopedagogie’ met vrucht zijn voltooid; 6° een attest dat bevestigt dat alle modules van het eerste en tweede studiejaar van de bacheloropleiding ‘onderwijs’ of ‘orthopedagogie’ met vrucht zijn voltooid; 7° een attest dat bevestigt dat het eerste en tweede studiejaar van de opleiding ‘orthopedagogiek’ van het volwassenenonderwijs met vrucht zijn voltooid. 8° een attest van de startopleiding begeleider in de buitenschoolse opvang, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs met erkenning voor het studiegebied personenzorg 8. 9° een kwalificatiebewijs van de opleiding ‘Educatief kinderwerker’ uitgereikt door het Centrum voor Volwassenenonderwijs Sociale School Heverlee.9 In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 5°, 6° en 7°, wordt het attest opgesteld en voor waar en echt verklaard door de directeur van de onderwijsinstelling waar de opleiding gevolgd werd. In het geval, vermeld in het eerste lid, 8°, bestaat de startopleiding uit volgende vijf modules uit de modulaire opleiding kinderzorg/begeleider in de kinderopvang of de modulaire opleiding begeleider buitenschoolse opvang: 1° module Zorg in de kinderopvang 1; 2° module Begeleiding van het schoolgaande kind 1; 3° module Begeleiding van het schoolgaande kind 5; 4° module Begeleiding van het schoolgaande kind 6; 5° module Zorg in de kinderopvang 4. De modules, vermeld in het derde lid, zijn vermeld op het attest10. De begeleiders van initiatieven beschikken over een kwalificatiebewijs dat als gelijkwaardig erkend wordt door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Agentschap voor 8
toegevoegd bij MB van 7 januari 2011 punt 9° toegevoegd bij MB van 5 december 2012, inwerkingtreding 1 januari 2013 10 derde en vierde lid toegevoegd bij MB van 7 januari 2011 9
erkende en zelfstandige ko - MB kwalificatiebewijzen Dit is een geconsolideerde versie.
5
Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, NARIC-Vlaanderen aan een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in het eerste lid11. Art. 7. Het aantal begeleiders van een initiatief dat alleen beschikt over een attest als vermeld in artikel 6, eerste lid, 4°, 8° en 9°,12 is niet meer dan de helft van het totale aantal begeleiders13. Art. 8. De leidinggevenden van initiatieven beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 4.
Hoofdstuk 5. Lokale diensten Art. 9. De begeleiders van lokale diensten voorschoolse opvang beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 3. De begeleiders van lokale diensten buitenschoolse opvang beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 6. Art. 10. De leidinggevenden van lokale diensten beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 4. Art. 11. De doelgroepwerknemers van lokale diensten voorschoolse opvang beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 3. De doelgroepwerknemers van lokale diensten buitenschoolse opvang beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 6, met uitzondering van het kwalificatiebewijs, vermeld in punt 4° en 8°14.
Hoofdstuk 6. Buitenschoolse opvang in aparte lokalen Art. 12. De begeleiders van buitenschoolse opvang in aparte lokalen beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 6. Art. 13. Het aantal begeleiders van buitenschoolse opvang in aparte lokalen dat alleen beschikt over een attest als vermeld in artikel 6, 4° en 8°, is niet meer dan de helft van het totale aantal begeleiders15.
Hoofdstuk 7. Zelfstandige kinderdagverblijven en zelfstandige buitenschoolse opvangvoorzieningen
11
gewijzigd bij MB van 7 januari 2011 vervangen bij MB van 5 december 2012, inwerkingtreding 1 januari 2013 13 gewijzigd bij MB van 7 januari 2011 14 gewijzigd bij MB van 7 januari 2011 15 gewijzigd bij MB van 7 januari 2011 12
erkende en zelfstandige ko - MB kwalificatiebewijzen Dit is een geconsolideerde versie.
6
Art. 14. De verantwoordelijken van zelfstandige kinderdagverblijven of van zelfstandige buitenschoolse opvangvoorzieningen beschikken over een van de volgende kwalificatiebewijzen: 1° een kwalificatiebewijs als vermeld in artikel 3; 2° een voor 1 september 2008 behaald attest van hetzij de achtdaagse cursus ‘verantwoordelijke van particuliere kinderdagverblijven’, georganiseerd door het centrum voor volwassenenonderwijs, Vormingsleergangen voor Sociaal en Pedagogisch Werk in Kortrijk, hetzij een attest van de achtdaagse cursus ‘dagopvang jonge kinderen’, georganiseerd door het centrum voor volwassenenonderwijs TNA, afdeling VLOD in Antwerpen. De verantwoordelijken van zelfstandige kinderdagverblijven of van zelfstandige buitenschoolse opvangvoorzieningen beschikken over een kwalificatiebewijs dat als gelijkwaardig erkend word door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, NARIC-Vlaanderen aan een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in het eerste lid16.
Hoofdstuk 8. Gemandateerde voorzieningen Art. 15. De doelgroepwerknemers van gemandateerde voorzieningen voorschoolse opvang beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 3. De doelgroepwerknemers van gemandateerde voorzieningen buitenschoolse opvang beschikken over een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 6, met uitzondering van het kwalificatiebewijs, vermeld in punt 4° en 8°17.
Hoofdstuk 9. Wijzigingsbepaling Art. 16. In artikel 8 van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 houdende de voorwaarden voor het organiseren van en de bepalingen over de toestemming voor en de subsidiëring van buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 juli 2007 en 25 april 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: ”§2. De begeleider moet minstens achttien jaar oud zijn.”; 2° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Hoofdstuk 10. Slotbepalingen Art. 17. De volgende regelingen worden opgeheven: 1° het ministerieel besluit van 13 juli 2007 tot bepaling van de kwalificatiebewijzen voor begeleiders en leidinggevenden in initiatieven voor buitenschoolse opvang, gewijzigd bij het 16 17
gewijzigd bij MB van 7 januari 2011 gewijzigd bij MB van 7 januari 2011
erkende en zelfstandige ko - MB kwalificatiebewijzen Dit is een geconsolideerde versie.
ministerieel besluit van 25 april 2008; 2° het ministerieel besluit van 5 oktober 2007 tot bepaling van de minimale kwaliteitsnorm en van het diploma of getuigschrift opdat een mini-crèche of zelfstandig kinderdagverblijf in aanmerking kan komen voor de financiële ondersteuning.
7