Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begripsbepalingen
1.1 verordening: Beheersverordening Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein; 1.2 verordeningsgebied: het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand imro_idnpublicatieversie met bijbehorende bestanden; 1.3 ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde; 1.4 archeologische waarde: middelhoge of hoge archeologische waarden welke nader onderzocht dienen te worden; 1.5 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.6 bebouwingspercentage: een in de regels aangegeven percentage , dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; 1.7 bedrijf aan huis: een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate een woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.8 bedrijfsgebouw: een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan; 1.9 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht; 1.10 bedrijfsvloeroppervlak (bvo): onder bedrijfsvloeroppervlak wordt begrepen het totale bedrijfsvloeroppervlak omvattend de verkoopruimte, de magazijn- of opslagruimte en alle overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde ruimten (met name kantoorruimte en toiletgroep); 1.11 beroep aan huis: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medische, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; 1.12 bestaand gebruik: het gebruik of mogelijk gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van inwerkingtreding van de beheersverordening voorzover dat niet strijdig is met de op dat moment geldend planologisch besluit; 1.13 bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn en niet strijdig met het op dat moment geldend planologisch besluit, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen; 1.14
bestaand hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het toegelaten gebruik van een perceel en, indien meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op dat gebruik het belangrijkste is; 1.15 bijbehorende bouwwerk: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.16 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.17 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.18 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.19 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.20 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.21 detailhandelsbedrjf: een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden waaronder de uitstalling voor verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijk verbruiker of gebruiker, anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse; 1.22 erf: de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw; 1.23 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.24 groothandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf; 1.25 groothandelsbedrijf: een bedrijf dat is gericht op het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf. 1.26 grootschalige detailhandel: het bedrijfsmatig vanuit een bedrijfsgebouw van minimaal 1000 m² verkoopvloeroppervlak te koop aanbieden, waaronder de uitstalling voor verkoop, verkopen en/of leveren van volumineuze goederen aan de uiteindelijke gebruiker van uitsluitend onderstaande volumineuze goederen: 1. auto's met bijbehorende artikelen; 2. boten, caravans, tenten en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen voor de recreatie bestemde artikelen; 3. keuken-, sanitair-, en tegelbedrijven als zelfstandige zaken; 4. bouwmaterialen en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen voor doe-hetzelf bestemde artikelen (bouwmarkten);
5. goederen ter inrichting en stoffering van woon- en slaapkamers als meubels, bedden, gordijnen, tapijten en andere naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen voor bewoning bestemde artikelen; 6. producten en gewassen voor het inrichten en onderhouden van tuinen (tuincentra); 1.27 hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht; 1.28 horecabedrijf: het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccomodatie; 1.29 kwekerij: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen , alsmede op het verkopen en leveren van gewassen voor het inrichten en onderhouden van tuinen, respectievelijk gericht is op het bedrijfsmatig kweken van (sier)vissen en naar omvang daarmee vergelijkbare kweekactiviteiten; 1.30 nutsvoorziening: een voorziening ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water-, en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatiehuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten; 1.31 overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand; 1.32 perceelsgrens: de lijn welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een naangrenzend terrein; 1.33 praktijkruimte: een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van vrije (aan huis gebonden) beroepen zoals medische, paramedische, juridische, kunstzinnige, ontwerptechnische en/of administratieve beroepen, alsmede daarmee gelijk te stellen beroepen; 1.34 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.35 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.36 recycling - bedrijf (open) een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het in de open lucht opslaan, overslaan en/of terugwinnen van (grond)stoffen uit afvalstoffen of uit als zodanig aan te merken goederen om deze vervolgens weer in de economische kringloop terug te brengen. Onder deze definitie vallen in ieder geval afvalverwerkingsbedrijven, autosloperijen, handelsbedrijven in oude materialen, in afvalstoffen , in schroot, glas en/of puin, waarbij de materialen hoofdzakelijk in de open lucht worden opgeslagen en vewerkt; 1.37 seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.38 straatmeubilair: de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakingen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalverzamelingsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's en dergelijke; 1.39 uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.40 verkoopvloeroppervlak (vvo): onder verkoopvloeroppervlak wordt begrepen de voor publiek zichtbare en toegankelijke omsloten en overdekte winkelruimten (inclusief etalageruimte), bestemd en gebruikt voor het 'en detail' verkopen en leveren van roerende goederen welke niet ter plaatse geconsumeerd en/of gebruikt worden; 1.41 vuurwerkbedrijf: een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, cq de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen; 1.42 waterhuishoudkundige voorzieningen: voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit; 1.43 winkelonderneming: onder een winkelonderneming wordt verstaan een grootschalig detailhandelsbedrijf dat functioneel en ruimtelijk deel uit kan maken van een groter bedrijfsgebouw met een omvang van minimaal 1000 m² verkoopvloeroppervlak; 1.44 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden cq een groep van personern, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche; 1.45 zend-/ontvangstinstallatie: inrichting voor draadloze transmissie van telecommunicatie of andere signalen. Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bebouwing op de verbeelding: de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd; 2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.4
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.5 het peil: het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden.
Hoofdstuk 2 Gebruiks- en bouwregels Artikel 3
Gebruiksregels
3.1 Bestaand gebruik a. a. Bestaand gebruik van in het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken, dat op het tijdstip van inwerking treden van deze verordening plaatsheeft op basis van een rechtsgeldig planologisch besluit, mag worden voortgezet, waarbij de volgende besluitsubvlakken met aanduiding gelden: 1. Bedrijfsdoeleinden categorie B; 2. Bedrijfsdoeleinden categorie Bg; 3. Bedrijfsdoeleinden categorie Bga; 4. Bedrijfsdoeleinden categorie Bga met bedrijfswoning (Bw); 5. Bedrijfswoning (Bw); 6. Horecadoeleinden (H); 7. Grootschalige handel (G(d)H; 8. Kwekerij (Kw); 9. Leiding-Gas (L-G); 10. Bedrijf-Gasontvangstation (B-Gas); 11. Prostitutiebedrijf (Pr); 12. Recyclingbedrijf (open) (Rc); 13. Waarde-Archeologie (WR-A). 3.2 Aanvullend gebruik a. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'B' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik uitsluitend worden gebrukt voor bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën B; b. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bg' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik uitsluitend worden gebruikt voor bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën Bg; c. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bga' mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik uitsluitend worden gebruikt voor bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën Bga met dien verstande dat risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risico van 10-6 / jaar niet zijn toegestaan behoudens LPG-stations die kunnen voldoen aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); d. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bga' met bedrijfswoning (Bw) mogen de gronden en bouwwerken naast het bestaande gebruik uitsluitend worden gebruikt voor bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën Bga met dien verstande dat risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risico van 10-6 / jaar niet zijn toegestaan behoudens LPG-stations die kunnen voldoen aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); e. Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bw' mogen de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor bedrijfswoningen met dien verstande dat risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar niet zijn toegestaan;
f. g. h. i. j. k. l. m. n.
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'H' mogen de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor Horeca met dien verstande dat risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar niet zijn toegestaan; Ter plaatse van het besluitsubvlak 'G(d)H' mogen de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor grootschalige detailhandel met dien vestande dat risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risiscocontour van 10-6 / jaar niet zijn toegestaan; Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Kw' mogen de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor kwekerijen met dien verstande dat risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar niet zijn toegestaan; Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Pr' mogen de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor een prostitutiebedrijf met dien verstande dat risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar niet zijn toegestaan; Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Rc' mogen de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor open recyclingbedrijven met dien verstande dat risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar niet zijn toegestaan; Ter plaatse van het besluitsubvlak 'L-G' mogen de gronden tevens worden gebruikt voor gasleidingen; Ter plaatse van het besluitsubvlak 'B-Gas' mogen de gronden tevens worden gebruikt voor gasontvangstations; Ter plaatse van het besluitsubvlak 'WR-A' worden de gronden tevens gebruikt voor archeologie; In afwijking van de bedrijvenlijst zijn verblijfslocaties (zoals hotels, kantines en kantoren) niet toegestaan met een vloeroppervlakte groter of gelijk aan 1500 m² welke worden genoemd onder de nummers 27, 63, 64, 67, 73, 74, 75, 76, 77, 81, 82, 83, 84, 90, 97 en 98 van bijgevoegde bedrijvenlijst.
Artikel 4
Bouwregels
4.1 Bestaande bouwwerken Bestaande bouwwerken, waarvoor op het tijdstip van inwerking treden van deze verordening, rechtsgeldig planologisch beluit een geldend, planologisch besluit is genomen, mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen. 4.2 Nieuwe bouwwerken bedrijfsdoeleinden categorie B Bouwregels Ter plaatse van 'Bedrijfsdoeleinden categorie B' mogen de gronden worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken waarvoor de volgende bepalingen gelden: a. gebouwen mogen slechts worden gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 50 meter; b. gebouwen mogen op niet minder dan 3 meter uit de zijdelingse grenzen van een bouwperceel worden gebouwd; c. gebouwen mogen op niet minder dan 15 meter uit de as van de weg worden gebouwd; d. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%. Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kunnen gebouwen tot de maximale bouwhoogte op een van de twee zijerfscheidingen worden gebouwd, mits: a. de onbebouwde ruimte ter plaatse van de andere zijerfscheiding evenredig wordt vergroot; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; c. nog gesproken kan worden van een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving en; d. daartegen uit oogpunt van (brand)veiligheid geen bezwaren bestaan.
4.3 Nieuwe bouwwerken bedrijfsdoeleinden categorie Bg Bouwregels Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijfsdoeleinden categorie Bg' mogen de gronden worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken waarvoor de volgende bepalingen gelden: a. gebouwen mogen slechts worden gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 30 meter; b. gebouwen mogen op niet minder dan 3 meter uit de zijdelingse grenzen van een bouwperceel worden gebouwd; c. gebouwen mogen op niet minder dan 15 meter uit de as van de weg worden gebouwd; d. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%. Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kunnen gebouwen tot de maximale bouwhoogte op een van de twee zijerfscheidingen worden gebouwd, mits: a. de onbebouwde ruimte ter plaatse van de andere zijerfscheiding evenredig wordt vergroot; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; c. nog gesproken kan worden van een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving en; d. daartegen uit oogpunt van (brand)veiligheid geen bezwaren bestaan. 4.4 Nieuwe bouwwerken bedrijfsdoeleinden Bga Bouwregels Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijfsdoeleinden categorie Bga' mogen de gronden worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken waarvoor de volgende bepalingen gelden: a. gebouwen mogen slechts worden gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 12 meter, met dien verstande dat de goothoogte van bedrijfswoningen niet meer dan 3,50 meter mag bedragen en de inhoud van bedrijfswoningen niet meer dan 650 m³ mag zijn; b. gebouwen mogen op niet minder dan 3 meter uit de zijdelingse grenzen van een bouwperceel worden gebouwd; c. gebouwen mogen op niet minder dan 15 meter uit de as van de weg worden gebouwd; d. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%. Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kunnen gebouwen tot de maximale bouwhoogte op een van de twee zijerfscheidingen worden gebouwd, mits: a. de onbebouwde ruimte ter plaatse van de andere zijerfscheiding evenredig wordt vergroot; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; c. nog gesproken kan worden van een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving en; d. daartegen uit oogpunt van (brand)veiligheid geen bezwaren bestaan. 4.5 Nieuwe bouwwerken bedrijfswoningen (bw) Bouwregels Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijfswoningen' mogen de gronden worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken waarvoor de volgende bepalingen gelden: a. gebouwen mogen slechts worden gebouwd met een minimale goothoogte van 3 meter en de oppervlakte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 500 m² zijn; b. gebouwen mogen op niet minder dan 3 meter uit de zijdelingse grenzen van een bouwperceel worden gebouwd; c. gebouwen mogen op niet minder dan 15 meter uit de as van de weg worden gebouwd;
d. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%. Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kunnen gebouwen tot de maximale bouwhoogte op een van de twee zijerfscheidingen worden gebouwd, mits: a. de onbebouwde ruimte ter plaatse van de andere zijerfscheiding evenredig wordt vergroot; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; c. nog gesproken kan worden van een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving en; d. daartegen uit oogpunt van (brand)veiligheid geen bezwaren bestaan. 4.6 Nieuwe bouwwerken bedrijfsdoeleinden Bga met bedrijfswoningen (Bw) Bouwregels Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Bedrijfsdoeleinden Bga met bedrijfswoningen (Bw) mogen de gronden bebouwd worden met gebouwen en andere bouwwerken waarvoor de bepalingen gelden zoals genoemd in lid 4.4 Nieuwe bouwwerken bedrijfsdoeleinden Bga en lid 4.5 Nieuwe bouwwerken bedrijfswoningen (bw) voor bedrijfswoningen. Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kunnen gebouwen tot de maximale bouwhoogte op een van de twee zijerfscheidingen worden gebouwd, mits: a. de onbebouwde ruimte ter plaatse van de andere zijerfscheiding evenredig wordt vergroot; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; c. nog gesproken kan worden van een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving en; d. daartegen uit oogpunt van (brand)veiligheid geen bezwaren bestaan. 4.7 Grootschalige handel (G(d)H) Bouwregels Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Grootschalige handel (G(d)H' mogen de gronden worden bebouwd met bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken waarvoor de volgende bepalingen gelden: a. gebouwen mogen slechts gebouwd worden met een maximale bouwhoogte van maximaal 12 meter; b. gebouwen mogen op niet minder dan 3 meter uit de zijdelingse grenzen van een bouwperceel worden gebouwd; c. gebouwen mogen op niet minder dan 15 meter uit de as van de weg worden gebouwd; d. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%. Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kunnen gebouwen tot de maximale bouwhoogte op een van de twee zijerfscheidingen worden gebouwd, mits: a. de onbebouwde ruimte ter plaatse van de andere zijerfscheiding evenredig wordt vergroot; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; c. nog gesproken kan worden van een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving en; d. daartegen uit oogpunt van (brand)veiligheid geen bezwaren bestaan. 4.8 Horecadoeleinden categorie H Bouwregels
Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Horecadoeleinden categorie H' mogen de gronden worden bebouwd met bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken waarvoor de volgende bepalingen gelden: a. gebouwen mogen slechts gebouwd worden met een minimale goothoogte van 3 meter en een maximale goothoogte van maximaal 7 meter; b. gebouwen mogen op niet minder dan 3 meter uit de zijdelingse grenzen van een bouwperceel worden gebouwd; c. gebouwen mogen op niet minder dan 15 meter uit de as van de weg worden gebouwd; d. andere bouwwerken mogen worden opgericht tot een hoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat een reclamemast mag worden opgericht tot maximaal 15 meter; e. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%. 4.9 Kwekerij (Kw) Bouwregels Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Kwekerij (Kw)' mogen de gronden worden bebouwd met bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken waarvoor de volgende bepalingen gelden: a. het met kassen te bebouwen oppervlak mag niet meer bedragen dan 1000 m² per bedrijf met een maximale bouwhoogte tot maximaal 3,5 meter; b. gebouwen mogen slechts gebouwd worden met een maximale goothoogte van 3,5 meter; c. gebouwen mogen op niet minder dan 3 meter uit de zijdelingse grenzen van een bouwperceel worden gebouwd; d. gebouwen mogen op niet minder dan 15 meter uit de as van de weg worden gebouwd; e. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 30%. Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kunnen gebouwen tot de maximale bouwhoogte op een van de twee zijerfscheidingen worden gebouwd, mits: a. de onbebouwde ruimte ter plaatse van de andere zijerfscheiding evenredig wordt vergroot; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; c. nog gesproken kan worden van een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving en; d. daartegen uit oogpunt van (brand)veiligheid geen bezwaren bestaan. 4.10 Prostitutiebedrijf (Pr) Bouwregels Ter plaatse van het besluitsubvlak 'Prostitutiebedrijf' mogen de gronden worden bebouwd met bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken waarvoor de volgende bepalingen gelden: a. gebouwen mogen slechts gebouwd worden met een minimale goothoogte van 3 meter; b. gebouwen mogen op niet minder dan 3 meter uit de zijdelingse grenzen van een bouwperceel worden gebouwd; c. gebouwen mogen op niet minder dan 15 meter uit de as van de weg worden gebouwd; d. andere bouwwerken mogen worden opgericht tot een hoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat een reclamemast mag worden opgericht tot maximaal 15 meter; e. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%. 4.11 Recycling bedrijf (open) (Rc) Bouwregels Ter plaatse van het besluitsubvlak Recycling bedrijf (open) (Rc)' mogen de gronden worden bebouwd met bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken waarvoor de volgende bepalingen gelden: a. gebouwen mogen slechts worden gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 9 meter; b. gebouwen mogen op niet minder dan 15 meter uit de as van de weg worden gebouwd; c. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 30%.
4.12 Waarde-Archeologie (WR-A) De voor Waarde-Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor het andere daar voorkomende gebruik, ook in gebruik voor: a. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen; b. bescherming en veiligstelling van de middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarden, met dien verstande dat het besluitsubvlak niet geldt voor het gebied dat is gelegen binnen het besluitsubvlak 'Leiding-Gas'. Bouwregels Voor het bebouwen van de genoemde gronden gelden de volgende bepalingen: a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd; b. het gestelde onder a geldt niet voor: 1. het verbouwen van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; 2. het bouwen van een gebouw of ander bouwwerk tot maximaal 1000 meter², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen en waarbij de bodemingreep niet meer dan 30 cm mag bedragen, en bij agrarisch gebruik mag tevens een woellaag van 10 cm diepte onder de bouwvoor gehanteerd worden, waarbij het gaat om niet-kerend woelen. Afwijken van de bouwregels Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van het bepaalde: a. onder a voor herbouw met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd; b. onder b voor het oprichten van een gebouw of ander bouwwerk groter dan 1000 meter² en dieper dan 30 cm; mits de aanvrager, van een omgevingsvergunning, een archeologisch (inventariserend) onderzoek heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld, waarbij, in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden kunnen worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of 3. de verplichting de oprichtiomgevingsvergunningng van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. Beperking op het afwijken van de bouwregels De toepassing van de genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Verboden werkzaamheden 1. ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde gebruik, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 2. bodemingrepen vanaf 1000 m² en op een grotere diepte dan 30 centimeter, ter plaatse van Waarde-Archeologie. Toegestane werkzaamheden Het verbod als bedoeld in 'Verboden werkzaamheden' is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer betreffen; b. plaatsvinden in relatie tot archeologisch onderzoek; c. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening; mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning. Combinaties Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken. Voorwaarden De bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als: a. de aanvrager een rapport/advies heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld en de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden; Verbinding voorschriften Voor zover de in 'Verboden werkzaamheden' genoemde bodemingrepen dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze bodemingrepen kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of c. de verplichting om de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. Vervallen onderzoeksverplichting Alvorens tot onderzoek over te gaan kan aan een archeoloog namens de gemeente advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek als bedoeld in de 'Voorwaarden'. Verlening De bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend wanneer:
a. de voorgenomen bodemingrepen, dan wel de directe of indirect gevolgen van deze bodemingrepen niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd. 4.13 Leiding-Gas (L-G) Bouwregels De voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor het andere daar voorkomende gebruik, ook in gebruik voor aanleg en de instandhouding van de volgende ondergrondse aardgastransportleidingen: Leidingnummer N-522-02 N-522-50 N-522-51 N-522-52 N-522-56 N-522-57 N-522-67 N-522-62 N-522-60 N-522-63 N-522-66 A-605 000303 000312 000510 tweetal signaalkabels
Diameter 6" ------8" 4" DN 200 8" 16" 8" 8" 30" 16" 20" 18" ---
Werkdruk 40 bar idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem 80 bar 66,2 bar 66,2 bar ---
met de daarbij behorende belemmeringstroken van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de N-leidingen en 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leidingen A-605, 000303, 000312 en 000510. Hiervoor gelden de volgende bepalingen: a. op of in de bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid; b. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding(en) niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Specifieke gebruiksregels Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend: a. het bouwen van gebouwen en bouwwerken binnen een afstand van 4 of 5 meter aan weerszijden van de op de verbeelding aangeduide ondergrondse aardgastransportleiding, uitgezonderd bebouwing ten dienste van de leiding; b. het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken zonder schriftelijke toestemming van de leidingbeheerder. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Verboden werkzaamheden Het is verboden op of in de gronden van het besluitsubvlak 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen en rooien van diep wortelende beplanting en bomen; b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair; d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; e. het permanent opslaan van goederen; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. Toegestane werkzaamheden Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden: a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen; c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen; d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. Combinaties Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken. Voorwaarden a. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden aan de leiding geen onevenredig schade wordt toegebracht; b. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, nadat ter zake eerst schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen. Beperkingen De omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen. 4.14 Bedrijf-Gasontvangstation De voor 'Bedrijf-Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation; b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren; c. de vestiging van geluidszoneringsplichtige inrichtingen is niet toegestaan; met bijbehorende: d. andere bouwwerken; e. lichtvoorzieningen; f. toegangswegen, paden, in- en uitritten; g. parkeervoorzieningen; h. erf- en terreinafscheidingen; i. groen.
Bouwregels gebouwen a. Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste van de bestemming staan; b. de goot- en bouwhooge van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter. Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 meter; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 6 Algemene afwijkingsregels 1. Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de regels door: a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%; b. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak; c. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt; d. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen; e. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt; f. het toestaan van het oprichten van maximaal 30 m² extra gebouwen voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie; g. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat: de goothoogte van een gebouw maximaal 3 meter mag bedragen; de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen; de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10 meter mag bedragen; h. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 meter; i. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens,
j.
k. l.
met een bouwhoogte van maximaal 25 meter met dien verstande dat als het gaat om antennes naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe voldoende is aangetoond; het overschrijden van de gevellijn door: erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel; ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen; het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1.5 meter; de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden: de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening; de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast; de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven; de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning; maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huis verbonden activiteiten met een maximum van 50 m²; detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf; er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst; er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.
Beperking De toepassing van de genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de begrepen doeleinden niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere besluitsubvlakken of bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 7 Overgangsrecht bouwen a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de verordening mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in subartikel a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in subartikel a. met maximaal 10%.
c. Subartikel a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplanplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplanplan. Artikel 8 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste artikel, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste artikel, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het eerste artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 9 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Beheersverordening Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein
Bijlagen Bijlage 1
Bedrijvenlijst
Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Emmen is momenteel bezig met het actualiseren van de bestemmingsplannen. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt de verplichting dat alle bestemmingsplannen die ouder zijn dan 10 jaar op 1 juli 2013 moeten zijn herzien. Het industrie- en bedrijventerrein Bargermeer is momenteel nog niet in een actueel bestemmingsplan vervat. Vanuit onder meer een effectieve en efficiënte inzet van de ruimtelijke ordeningsinstrumenten kiest de gemeente Emmen voor het industrie- en bedrijventerrein Bargermeer voor het toepassen van het instrument beheersverordening, geregeld in artikel 3.38 en 3.39 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De beheersverordening is bedoeld voor gebieden waarin nieuwe ontwikkelingen niet worden verwacht en legt de bestaande situatie (gebouwen en functies) vast. Nieuwe plannen en initiatieven die niet passen in de beheersverordening zijn echter mogelijk. Er kan een omgevingsvergunning in afwijking van de beheersverordening worden verleend mits de aanvraag past in het gemeentelijk beleid. Vooruitlopend op een integrale herziening van het bestemmingsplan is voorliggende beheersverordening opgesteld. In deze integrale herziening zal ook de Geluidsvisie worden vertaald. In deze herziening zal ook een geactualiseerde bedrijvenlijst worden opgenomen. De ligging van het gebied waarop de beheersverordening betrekking heeft is weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 1-1: De globale ligging van het plangebied plannaam in de gemeente Emmen
Figuur 1-2: Indicatie begrenzing plangebied Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein
Het verordeningsgebied betreft het huidige industrie- en bedrijventerrein Bargermeer ten zuiden van de kern van Emmen. Het plangebied wordt begrensd door de Dordsestraat in het noorden, de spoorlijn Emmen-Zwolle, Hondsrugweg, Rondweg en Abel Tasmanstraat in het westen, de Dordsestraat en de Phileas Foggstraat in het oosten en de Oosterveensewweg in het zuiden. Een luchtfoto is als Bijlage 1 Luchtfoto toegevoegd. De voorliggende beheersverordening 'Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein vervangt 2 bestemmingsplannen geheel, dit zijn: • Ÿ Emmen, industrie- en bedrijventerrein Bargermeer, vastgesteld op 30 januari 1997 en goedgekeurd door gedeputeerde Staten bij besluit op 9 september 1997 (kaartnummer 93.206); • Ÿ Emmen Partiële herziening industrie- en bedrijventerrein Bargermeer (externe veiligheid), vastgesteld op 27 maart 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit op 5 juni 2008 (kaartnummer 07.025); en gedeeltelijk: • Partiële herziening van de regels van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven, vastgesteld op 29 maart 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit op 12 juni 2001. 1.2
De beheersverordening
Een beheersverordening is een beheersregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. Het begrip "bestaand" kan zowel "eng" als "ruim" worden uitgelegd. In deze beheersverordening wordt het begrip "bestaand in ruime zin" gehanteerd en worden de regelingen in de geldende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen/ontheffingen/omgevingsvergunningen als uitgangspunt genomen. Dit houdt in dat ook niet benutte mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen worden meegenomen, zolang deze niet als een nieuwe ontwikkeling worden gezien. Bij een beheersverordening moet het gaan om beheer en niet om het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen. Uitbreidingen van bedrijven conform de vigerende bestemmingsplannen
wordt dan ook niet als een ruimtelijke ontwikkeling aangemerkt. Ook nog niet bebouwde gronden mogen conform de mogelijkheden in de vigerende bestemmingsplannen worden bebouwd. 1.3
Leeswijzer
De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie in het beheersgebied. Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening en gaat in op de uitvoerbaarheid hiervan. Daarna volgen de regels die zijn opgesplitst in gebruiksregels en bouwregels.
Hoofdstuk 2
Beschrijving bestaande situatie
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de bestaande situatie gegeven. Alvorens wordt ingezoomd op het plangebied is het van belang de bestaande structuur te beschrijven en te analyseren. Daarom wordt eerst een korte beschrijving van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied uiteengezet. 2.1
Historische gebiedsanalyses en cultuurwaarden
Ten zuiden en ten oosten van Emmen duikt de Hondsrug op en vindt de overgang plaats naar het veenkoloniale gebied van Drenthe. Op deze plaats ligt het gebied van de beheersverordening 'Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein". Zoals de naam al zegt, was het gebied vroeger een meer, het Bargermeer. Dit Bargermeer was ooit een vrij groot meer en lag ten oosten van de oude weg tussen Noord- en Zuidbarge, tussen de twee zandruggen van de Hondsrug die bij Emmen zuidwaarts uiteen gaan. Op de oostelijke zandrug lag de kolonie Nieuw Dordrecht (Vastenow), het zandige en onvruchtbare Oosterveld dat schraal begroeid met heide was. Op de westelijke zandrug rees de Hondsrug stijl op uit het landschap met hierop de bemestte akkers van Noord- en Zuidbarge. Daartussen bevond zich een natuurlijke laagte. Ten zuiden werd het Bargermeer begrensd door een uitgestrekt veengebied. Ten noorden tenslotte lag de "Angelsche Diek", de weg tussen Emmen en het dorpje Angelslo. Van noord tot zuid was het meer ongeveer drie kilometer lang en van oost naar west ongeveer 1250 meter breed. Het besloeg een oppervlakte van zo'n 400 hectare. Het zuidelijke gedeelte van het meer bestond in latere tijden vooral uit laag- en hoogveen. Door de veenvorming groeide het meer steeds meer dicht waardoor er hier en daar slechts een veenplasje overbleef. Later, na het op Emmen aansluiten van het Oranjekanaal tussen 1856 en 1858, droogde daardoor het meer uit waardoor op deze plaats eerst een agrarisch gebruik plaatsvond en later op deze plaats het industrieterrein kon worden gevestigd. De geschiktheid voor bewoning van het terrein is afhankelijk van het moment van ontstaan en de exacte contouren van het meer in de loop der tijd. Aan het einde van de 19e of het begin van de 20e eeuw is op de grens van de es met het voormalige Bargermeer een boomwal aangelegd, vermoedelijk als scheiding tussen een zandpad en bouwland. 2.2
Industriële geschiedenis
In de jaren twintig van de twintigste eeuw ging het economisch niet goed met de gemeente Emmen. In die jaren was er veel werkloosheid, met name ook vanwege de ineenstorting van de turfafzet, die voor die tijd een belangrijke bron van inkomsten was. De turfwinning leefde op tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar kwam daarna in een geweldige crisis terecht. Het Rijk moest bijspringen om de gemeente Emmen in staat te stellen om een steunregeling, die in 1923 werd omgezet in een werkverschaffingsregeling, te bekostigen. De bemoeienis van de rijksoverheid met Emmen betrof in deze periode voornamelijk de sociale zorg. Initiatieven voor het aantrekken van industriële bedrijven kwamen vooral vanuit de gemeente Emmen zelf. De gemeente Emmen voerde namelijk een actief wervingsbeleid . Dit beleid was
succesvol en mede daardoor veranderde de stad Emmen in de twintigste eeuw ingrijpend, in wezen groeide het dorp Emmen uit tot de stad Emmen. Reeds voor de Tweede Wereldoorlog vestigden zich enige industrieën in het gebied van de gemeente Emmen. Allereerst fabrieken, die voor hun grondstoffen afhankelijk waren van het veen. Zoals de turfstrooiselindustrie van de Maatschappij Klazienaveen (sinds 1880), die van Griendtsveen (vanaf 1909) en de Coöperatieve Turfstrooiselfabriek Barger-Oosterveen (vanaf 1929). In Klazienaveen werd in 1921 de koolstoffabriek Purit B.V. gevestigd. In het interbellum vestigde zich een aantal textielfabrieken in de gemeente. Zoals de Bendien's confectiefabriek te Emmen (1938) en de N.V. Textielindustrie Emmen te Klazienaveen (1936). De alsmaar aanhoudende economische crisis in de wereldeconomie in de jaren dertig zorgde voor grote armoede in Zuidoost-Drenthe. In 1938 was een kwart van de beroepsbevolking van Emmen werkloos. Ook de woonomstandigheden waren in die tijd slecht. Direct na de Tweede Wereldoorlog was de toestand niet veel verbeterd. Er kwam overheidssteun voor Zuidoost Drenthe en veel voormalige veen- en landarbeiders werden tewerkgesteld bij de Dienst Uitvoerende Werken (DUW), in feite een voortzetting was van de werkafschaffing van voor de oorlog. Dit gebeurde vooral ook, omdat de regio door de regering als ontwikkelingsgebied werd aangewezen voor industrialisering. Belangrijk was de komst naar Emmen van de Algemene Kunstzijde Unie (AKU), de eerste grote industrie ter plaatse. Dat hield een belangrijke economische impuls in voor de gemeente Emmen. De AKU kampte na de oorlog met een tekort aan arbeidskrachten voor haar fabriek te Ede, waarna zij besloot naar Emmer-Compascuum uit te wijken. De vestiging van deze fabriek te EmmerCompascuum was in 1946. Met dit bedrijf deed de AKU de ervaringen op, die haar mede deden besluiten om in 1949 een grote nylongarenfabriek, Enkalon, in de kern Emmen te vestigen. In 1951 kwam de productie in deze fabriek op gang. Hiermee werd een begin gemaakt met een snelle economische groei van de gemeente Emmen. De AKU vestigde zich met het bedrijf Enkalon in het gebied van het bedrijventerrein Bargermeer, dat na 1950 werd ontwikkeld. In die jaren zijn ook de eerste bestemmingsplannen voor dit gebied opgesteld. Danlon (een Deense nylonkousen-fabriek) kwam in 1955 naar Emmen en vestigde zich ook op het bedrijventerrein Bargermeer. Op 30 januari 1997 is het bestemmingsplan "Emmen Industrie- en bedrijventerrein Bargermeer" vastgesteld. Dit bestemmingsplan was gebaseerd op het "Aktieplan knelpunten bedrijfsvestiging resp. analyse bedrijfsterreinen", en verving de oude bestemmingsplannen voor dit gebied die vanaf de jaren vijftig tot tachtig van de twintigste eeuw voor dit gebied waren vastgesteld. De eerder genoemde AKU (Enkalon) ging later op in het concern AKZONobel. De bedrijven van AKZO-Nobel te Emmen werden verzelfstandigd. In Emmen ontstond het EMMTEC Industry en Businesspark binnen het bedrijventerrein Bargermeer. In het EMMTEC Industry en Businesspark zijn multinationale bedrijven gevestigd, zoals DSM en Teijin Twaron. Dit EMMTEC-terrein maakt een belangrijk onderdeel uit van het bedrijventerrein Bargermeer. Verder kenmerkt het bedrijventerrein Bargermeer zich door een grote mate aan diversiteit aan bedrijven.
2.3
Stedenbouwkundige structuur en functies
2.3.1
Algemeen
Emmen heeft een stedenbouwkundige traditie die uniek is in Nederland. Karakteristiek voor de stad Emmen is het imago van de "Open Groene Stad". Emmen is opgezet als een cluster van lage bebouwingsvelden temidden van grote herkenbare groene tussenruimten. Aan de noordzijde is de Dordsestraat een bufferzone tussen de stad en het plangebied. Wegen langs en door de grenzen van het plangebied vormen structuurlijnen. Deze lijnen scheiden verschillende ensembles van het bedrijventerrein. Vanuit het zuiden wordt de beleving van buitenaf naar het centrum zichtbaar door de overgang van een wijd en groen profiel naar een
stenig en smaller profiel. De wegen langs de oost en west grens vormen de rand van het plangebied met als tegenhanger het landschap. De waarde van het landschap is hier de aanwezige open maat, de tussenruimten. Het plangebied wordt geordend door de heldere structuurlijnen van verbindingswegen die globaal de uitloper van de Hondsrug volgen met verbindingen als de Rondweg en de A 37 daar haaks op. Stedenbouwkundig gezien betreft het een industrie- en bedrijventerrein dat uit diverse identiteiten bestaat. Het terrein is op te delen met landschappelijke en stedenbouwkundige lijnen. Deze lijnen zijn te vertalen naar buurten met een duurzaam dragend casco. 2.3.2
Identiteit industrie- en bedrijventerrein Bargermeer
De randen van het industrie- en bedrijventerrein zijn beeldbepalend. Daarnaast is er sprake van een interne identiteit waarbij onderscheid gemaakt kan worden in deelgebieden (buurten). Omdat deze buurten als aparte eenheid worden ervaren, wordt de identiteit per buurt beschreven.
Figuur 2-1: Overzicht buurten en bijbehorende deelgebieden (buurten 5 en 6 behoren niet bij het gebied van de beheersverordening)
2.3.2.1
Buurt 1
Ligging : gelegen tussen de spoorlijn Emmen - Zwolle, Hoge Loo, Dordsestraat en de Rondweg. Dit gebied is onder te verdelen in 3 deelgebieden. Deelgebied 1A Dit deel van Bargermeer-Noord vormt het hart van de industriele bedrijvigheid en is bekend als 'Emmtec Industry & Businesspark'. Het gebied vormt een groot industrieel cluster. Het terrein is voor een groot deel afgesloten en bestaat circa 60 jaar. Hier zijn diverse grote
chemische- en kunststof producerende bedrijven gevestigd. Er zijn bijzondere voorzieningen aanwezig waarvan diverse bedrijven - van binnen en buiten het Emmtec terrein - gebruik maken, zoals onder andere warmte, stoom, verschillende soorten water, zuurstof en de reiniging van afvalwater. De tweede fase, het zuidelijk deel, van het 'Emmtec Industry & Businesspark' is aangelegd tussen de bestaande lokatie en de Rondweg. Deelgebied 1B Dit is één van de oudste delen van het bedrijventerrein 'Bargermeer III'. Kenmerkend zijn hier de grote verschillen in bebouwing en uitstraling. Goed ogende, moderne bedrijfspanden worden in sommige gevallen afgewisseld door oudere leegstaande panden varierend van groot tot klein. Deelgebied 1C In Deel 1C, het 'Businesspark Eigenhaard & Nijbracht', staat bedrijfsbebouwing bestemd voor zakelijke dienstverlening (kantoren) , detailhandel of groothandelsactiviteiten in bijvoorbeeld kantoorartikelen en de foodsector. Op de Nijbracht staat bebouwing voor grootschalige detailhandel zoals bouwmarkten, meubelzaken en automobielbedrijven met voldoende parkeergelegenheid en een goede ontsluiting. Het gebied kent een ruime en parkachtige opzet. Het betreft een hoogwaardige lokatie nabij het centrum van Emmen waarbij extra aandacht gegeven wordt aan de verschijningsvorm. 2.3.2.1.1
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm bebouwing De bebouwing heeft grotendeels een eenvoudige hoofdvorm bestaande uit diverse kapvormen (zadeldak, platdak, gebogen) en diversiteit in bouwlagen en volume. Hierdoor is er een afwisselend beeld door maat, vorm, schaal en detaillering. Verhouding bebouwing - open ruimte De bebouwing kent een grote tot middelgrote omvang waarbij aan de randen de bebouwing kleinschaliger is. Er bevinden zich verschillende korrels (samenhangende eenheid van gebouwen en buitenruimten). In deelgebied 1A heeft de bebouwing een open karakter door de ruimte tussen de bebouwing. In deelgebied 1C neemt de onderlinge afstand tussen de bebouwing af, waardoor de bebouwingsdichtheid toeneemt. Situering De gebouwen staan grotendeels in een rooilijn waarbij ondergeschikte bouwdelen de rooilijn op sommige locaties doorsnijden. Door de openheid en de verkaveling (2 naar de weg gekeerde gevels) zien we in de deelgebieden gesloten zijkanten georienteerd op de ontsluitingswegen alsmede op buiten het plangebied gelegen wegen. Op diverse kavels (met name in 1 C) is het terrein voor de voorgevel grotendeels ingericht als open parkeerplaats danwel opslagterrein waardoor het straatbeeld negatief wordt beinvloed. Wegenstructuur - verkaveling In deelgebied 1C zien we een orthogonale wegenstructuur. Hierdoor zijn er 'bebouwingseilanden' met variatie in de breedte-diepte verhouding alsmede in het gevelbeeld van de bedrijfsgebouwen. Vanaf de wegen zie je gevels ontworpen als voorgevel maar ook lange gesloten gevels. Deelgebied 1A heeft een afwijkende wegenstructuur (ten opzichte van 1B en 1C). De ontsluitingwegen worden gekenmerkt door brede open wegprofielen. 2.3.2.2
Buurt 2
Ligging: dit gebied is gesitueerd tussen de Rondweg, Abel Tasmanstraat, Cornelis Houtmanstraat en de Phileas Foggstraat. Het westelijk deel van dit deelgebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van houtwallen en een grote verscheidenheid aan bedrijvigheid. 2.3.2.2.1
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm bebouwing
De bebouwing heeft grotendeels een eenvoudige hoofdvorm bestaande uit diverse kapvormen (zadeldak, platdak, gebogen) en diversiteit in bouwlagen en volume. Hierdoor is er een afwisselend beeld door maat, vorm, schaal en detaillering. In het oostelijk deel van het deelgebied is er een afwijkende structuur omdat zowel grotere als kleinere bedrijven zijn georiënteerd op de Phileas Foggstraat. Verhouding bebouwing - open ruimte De bebouwing kent aan de noordzijde van dit deelgebied een grote tot middelgrote omvang en heeft een open karakter door de ruimte tussen de bebouwing. Aan de oostzijde is door veel buitenopslag een opener beeld onststaan. Zuidelijker is de bebouwing kleinschaliger. Situering In dit deelgebied staat de bebouwing niet overal in een herkenbare rooilijn waarbij op die plaatsen een onsamenhangend beeld in combinatie met de inrichting van het voorterrein is ontstaan. Wegenstructuur - verkaveling Het gebied heeft een orthogonale wegenstructuur met aan de zuidzijde een hoekverdraaiing doordat het bedrijventerrein tussen de Dordsedijk en het kanaal is gesitueerd. De kavels aan de zuidzijde zijn kleiner. De Abel Tasmanstraat, Cornelis Houtmanstraat en de Phileau Foggstraat worden gekenmerkt door brede wegprofielen, grasbermen en vrijliggende fietspaden. 2.3.2.3
Buurt 3
Ligging: Dit deelgebied is gelegen tussen het kanaal en de Phileaus Foggstraat. 2.3.2.3.1
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm bebouwing De bebouwing heeft een eenvoudige hoofdvorm grotendeels bestaande uit 1 en 2 bouwlagen en is grotendeels uitgevoerd in platdak. In dit deelgebied is meer samenhang ten aanzien van maat, vorm en schaal. In tegenstelling tot deelgebied 2 is in dit deelgebied wel een duidelijke hoofdstructuur aangegeven, deels ingevuld met een gebied voor kleinschalige en een gebied voor grootschalige bedrijvensbebouwing. Verhouding bebouwing - open ruimte De bebouwing kent een kleine korrel en heeft aan de voorzijde een open karakter door een breder straatprofiel. In het zuid-westelijk deel is er veel openheid, dit door de type bedrijfsvoering (recycling). Situering De bebouwing is in het hart van het gebied geconcentreerd. Aan de randen zijn de recyclingbedrijven (open) gesitueerd en het grote open bedrijf van de NAM. De aanwezige bebouwing in het binnengebied staat grotendeels in een rooilijn. Wegenstructuur - verkaveling De centrale ader in dit gebied is de Phileas Foggstraat. Ook dit deelgebied heeft een orthogonale wegenstructuur tussen de Dordsedijk en het Oranjekanaal. Door de aanwezigheid van grasbermen is er een breder straatprofiel. Op diverse locaties ontstaat er door de aanwezigheid van opslag en parkeerplaatsen voor de voorgevel een onsamenhangend straatbeeld. De bermen worden per bedrijf op verschillende wijze door inritten doorsneden in aantal en breedte. 2.3.2.4
Buurt 4
Ligging: Dit deel is in de huidige situatie de afsluiting van het bestaande bedrijventerrein en de in te vullen corridor tussen het bedrijfsgedeelte A37. 2.3.2.4.1
Bebouwingsmassa
Hoofdvorm bebouwing De bebouwing heeft grotendeels maximaal 2 bouwlagen en heeft een eenvoudige hoofdvorm uitgevoerd in platdak. In dit deelgebied is samenhang ten aanzien van maat, vorm en schaal. Verhouding bebouwing - open ruimte De bebouwing kent grotendeels een kleine tot middelgrote korrel omvang. Aan de zuid-oost rand is de korrel groter. De bebouwing heeft een open karakter door een breder straatprofiel en de aanwezige groenstroken. Situering In dit deelgebied staat de bebouwing grotendeels in een rooilijn. Op hoeken zien we twee naar de weg gekeerde gevels. Achterkanten zijn gesitueerd richting groenstroken maar ook naar wegen. Wegenstructuur - verkaveling In de Phileas Foggstraat zit een asverdraaiing. Door de aanwezigheid van grasbermen is er een breder straatprofiel. Op diverse locaties onstaat er door de aanwezigheid van opslag en parkeerplaatsen een onsamenhangend straatbeeld. De bermen worden per bedrijf op verschillende wijze door inritten doorsneden in aantal en breedte. 2.4
Mogelijkheden geldend bestemmingsplan
De nog niet benutte bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan worden in de beheersverordening gezien als bestaand. 2.5
Inventarisatiebronnen
Bij het opzetten van deze beheersverordening is een aantal bronnen geraadpleegd. Het geldende bestemmingsplan en de in paragraaf 3.1 genoemde beleidsstukken, alsmede andere ruimtelijke besluiten zijn in te zien op het gemeentehuis van Emmen of op de gemeentelijke website.
Hoofdstuk 3 3.1
Beleid en milieu- en omgevingsaspecten
Beleid
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), Omgevingsvisie Drenthe, Provinciale Omgevingsverordening (POV) van de provincie Drenthe. Deze beleidsnota's geven geen specifieke uitgangspunten voor het plangebied. Op gemeentelijk niveau zijn de volgende beleidsnota's van belang: • Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef; • Structuurvisie Externe Veiligheid; • Structuurvisie Werklocaties; • Archeologische Beleidsadvieskaart; • Ruimtelijke waardenkaart. De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het plangebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Echter, wanneer nieuwe plannen en initiatieven aan de orde zijn en deze passen binnen het gestelde in de gemeentelijke beleidsnota's, kan met een omgevingsvergunning in afwijking van de beheersverordening, medewerking worden verleend. 3.2
Milieu- en omgevingsaspecten
In de beheersverordening dient rekening te worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het beheersgebied met als uitgangspunt dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen worden de milieu- en omgevingsaspecten behandeld
3.2.1
Milieuzonering
Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieuindeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtlijnafstanden. Aangezien de bestaande situatie wordt vastgelegd in de beheersverordening, is en blijft de bestaande milieuhygiënische situatie gehandhaafd en is een verslechtering niet mogelijk. Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het beheersgebied. De bij deze beheersverordening behorende bedrijvenlijst is te vinden als bijlage 1. 3.2.2
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Aangezien de bestaande situatie wordt gehandhaafd is geluid geen belemmering voor het beheersgebied. 3.2.3
Externe veiligheid
Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het Bevi wordt aangegeven hoe met het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico moet worden omgegaan. Aangezien de beheersverordening de bestaande situatie vastlegt, is er geen toename van het groepsrisico mogelijk. Aan weerszijden van de gasleidingen is een beschermende regeling van 4 en 5 meter van toepassing (afhankelijk van de leidingdruk), waar de bouw van gebouwen niet is toegestaan. Binnen de besluitsubvlakken Bga, Kwekerij (Kw), Recyclingbedrijf (open) (Rc), Grootschalige handel (G(d)H) en Horecadoeleinden (H) is vestiging van risicovolle inrichtingen uitgesloten met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar behoudens LPG-tankstations die kunnen voldoen aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In afwijking van de bedrijvenlijst zijn verblijfslocaties (zoals hotels, kantines en kantoren) niet toegestaan met een vloeroppervlakte groter of gelijk aan 1500 m² welke worden genoemd onder de nummers 27, 63, 64, 67, 73, 74, 75, 76, 77, 81, 82, 83, 84, 90, 97 en 98 van bijgevoegde bedrijvenlijst. 3.2.3.1
Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Er worden alleen externe veiligheidsafstanden vastgesteld voor hogedruk aardgasleidingen. Voor leidingen met een ontwerpdruk lager dan 16 Bar is geen extern veiligheidsbeleid van kracht. Binnen het plan is een aantal buisleidingen aanwezig. Welke buisleidingen dit zijn wordt vermeld in een tabel dat zowel in hoofdstuk 4 van deze toelichting als in artikel 4.13 van de regels staat vermeld. Voor de N-leidingen geldt een belemmeringenstrook van 4 meter. Voor de A-leiding, de A-605, met een leidingdruk van 80 Bar, geldt een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding. 3.2.3.2
Gasontvangstations
In het plangebied is een tweetal gasontvangstations aanwezig, te weten G.O.S. N-048 en G.O.S. N-378 met de daarbij behorende toe- en afvoerleidingen. Voor de gasontvangstations is een afzonderlijk besluitsubvlak 'Bedrijf-Gasontvangstation' opgenomen en geregeld in artikel 4.14 Bedrijf-Gasontvangstation. De toe- en afvoerleidingen zijn geregeld door middel van besluitsubvlak 'Leiding-Gas'. 3.2.4
Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit vormt een onderdeel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder andere geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of als een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt. In het beheersgebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die nader luchtkwaliteitsonderzoek vereisen. 3.2.5
Bodem
Met betrekking tot de bodem kan gemeld worden dat in het beheersgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het omgevingsaspect bodem zijn er dan ook geen belemmeringen voor het beheersgebied. 3.2.6
Water
Het beheersgebied valt onder het beheer van het waterschap Velt en Vecht dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere wateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het beheersgebied. Voor de watergangen en waterpartijen in het plangebied geldt dat de bestaande situatie wordt gecontinueerd. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het beheersgebied is hiermee gewaarborgd. 3.2.7
Archeologie en monumenten
Voor het grondgebied van de gemeente Emmen is op grond van de Wet op de archeologisch monumentenzorg onderzocht of er archeologische waarden aanwezig zijn. Dit heeft geleid tot het opstellen van de archeologische beleidsadvieskaart. Op een aanvraag omgevingsvergunning zal deze archeologische advieskaart altijd worden betrokken. De archeologische waarden in gedeelten van het het gebied van de beheersverordening zijn middelhoog tot hoog. Om deze reden ligt over die gedeelten binnen het beheersgebied het besluitsubvlak Waarde-Archeologie. 3.2.8
Ecologie
Het beheersgebied is getoetst aan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Wat betreft de gebiedsbescherming, maakt het beheersgebied geen deel uit van een Natura 2000-gebied of een gebied dat onder het regime van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) valt. Ook zijn er in het beheersgebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor Natura 2000- of EHS-gebieden. Voor het beheersgebied kan worden gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Het is en blijft in gebruik als industrie- en bedrijventerrein. Wat betreft het omgevingsaspect ecologie zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten
Hoofdstuk 4
Juridische toelichting en uitvoerbaarheid
4.1
Juridische toelichting
4.1.1
Juridische regeling
In de beheersverordening is de bestaande situatie verbeeld door middel van het besluitvlak 'bestaand'. Hiermee is de bestaande situatie vastgelegd. De feitelijk aanwezige bebouwing en het feitelijk aanwezige gebruik vallen hieronder. Maar ook de nog onbebouwde gronden vallen onder de bestaande situatie. Dit betekent dat de gronden bebouwd mogen worden conform de regels van de huidige bestemmingsplannen. In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een besluitgebied. Het begrip "bestaand" is gedefinieerd in de begripsbepalingen van de regels en de bestaande functies zijn overgenomen in besluitsubvlakken. De beheersverordening maakt onderscheid in bouwregels en gebruiksregels. Hierbij is aangesloten op de planologische mogelijkheden van de geldende bestemmingsplannen. Gebruik Voor het gebruik van de gronden betekent het bovenstaande onder andere dat naast de huidige functies ook qua zwaarte vergelijkbare functies zijn toegestaan. De toe te laten bedrijven zijn genoemd in de bij de toelichting als bijlage 1 opgenomen bedrijvenlijst waarbij een splitsing is gemaakt in B, Bg, Bga en Bga met bedrijfswoningen. De bestaande bedrijfswoningen zijn uitgangspunt en zijn geregeld in een besluitsubvlak "bedrijfswoning". Voor bedrijven waar nog geen bedrijfswoning aanwezig is, biedt de beheersverordening de mogelijkheid om deze op te richten indien het geldende bestemmingsplan deze mogelijkheid ook bood. Op deze percelen is ook het besluitsubvlak "bedrijfswoning" van toepassing. Daarnaast bestaan de besluitsubvakken ten behoeve van de functies Horeca, Grootschalige (detail) handel, Kwekerij, Leiding-Gas, Prostitutiebedrijf, Recycling bedrijf (open) en WaardeArcheologie. Binnen de besluitsubvlakken Bga, Kwekerij (Kw), Recyclingbedrijf (open) (Rc), Grootschalige handel (G(d)H) en Horecadoeleinden (H) is vestiging van risicovolle inrichtingen uitgesloten met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 / jaar behoudens LPG-tankstations die kunnen voldoen aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In afwijking van de bedrijvenlijst zijn verblijfslocaties (zoals hotels, kantines en kantoren) niet toegestaan met een vloeroppervlakte groter of gelijk aan 1500 m² welke worden genoemd onder de nummers 27, 63, 64, 67, 73, 74, 75, 76, 77, 81, 82, 83, 84, 90, 97 en 98 van bijgevoegde bedrijvenlijst. Bouwen De bouwregels van de beheersverordening zijn afgestemd op de geldende bestemmingsplannen. Archeologische waarden De archeologische waarden zijn beschermd en vertaald via de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart. Uit deze archeologische beleidsadvieskaart valt af te leiden dat in bepaalde gedeelten de archeologische verwachtingswaarden in het beheersgebied middelhoog tot hoog zijn. Deze conclusies uit de beleidsadvieskaart zijn vertaald in het besluitsubvlak 'Waarde-Archeologie'. In deze beheersverordening vallen die gedeelten die een archeologische middelhoge tot hoge verwachtingswaarde hebben binnen het besluitsubvlak Waarde-Archeologie. Gasleidingen Voor de gasleidingen is ook een besluitsubvlak opgenomen.In lid 4.13 Leiding-Gas (L-G) is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen ter bescherming van deze leidingen. De betreffende werken en werkzaamheden kunnen slechts worden toegestaan met een omgevingsvergunning indien blijkt dat de leiding ook dan nog goed kan functioneren. Het gaat om de volgende leidingen: Leidingnummer
Diameter
Werkdruk
N-522-02 N-522-50 N-522-51 N-522-52 N-522-56 N-522-57 N-522-67 N-522-62 N-522-60 N-522-63 N-522-66 A-605 000303 000312 000510 tweetal signaalkabels
6" ------8" 4" DN 200 8" 16" 8" 8" 30" 16" 20" 18" ---
40 bar idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem 80 bar 66,2 bar 66,2 bar ---
Procedure beheersverordening De Wro kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Het vaststellen van een beheersverordening is een besluit tot vaststelling van algemeen verbindende voorschriften. De beheersverordening wordt als ontwerp 6 weken ter inzage gelegd. Binnen de termijn van 6 weken kan een ieder schriftelijk of mondeling zijn zienswijze(n) bij de gemeenteraad kenbaar maken. Tegen het besluit tot vaststellen van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend. 4.2
Uitvoerbaarheid
4.2.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad zouden kunnen worden. De situatie uit het geldende bestemmingsplan wordt voortgezet. Vanaf 6 maart 2013 heeft het ontwerp van de beheersverordening voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is één zienswijze binnengekomen. De beantwoording is opgenomen in het raadsvoorstel tot vaststelling van de beheersverordening. 4.2.2
Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten van een planologisch ontwikkeling door middel van een exploitatieplan of met een exploitatieovereenkomst. Het is echter niet mogelijk een exploitatieplan te koppelen aan een beheersverordening. Aangezien de beheersverordening het bestaande gebruik regelt, zijn aan de uitvoering hiervan ook geen kosten verbonden die ten laste komen van de gemeente. Bovendien biedt de beheersverordening geen mogelijkheid voor nieuwe bouwplannen. Kostenverhaal is alleen bij nieuwe voor bouwplannen mogelijk. Om deze reden is ook het weergeven van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen niet relevant. Bijlagen
Bijlage 1
Luchtfoto