Zienswijzeverslag
A. Geluid B. Geur C. Lucht D. Water E. LPG tanks F. Opslag vet G. Opslag chemicaliën H. Stoomketel I. Koelsysteem afvalwater J. Zonnepanelen K. Proefnemingen L. Uitbreiding hal M. Strijdigheid bestemmingsplan/beheersverordening N. Revisievergunning O. Milieueffectrapportage P. Risico omgeving Q. BBT
Hoofdlijn zienswijzen en beantwoording De indieners van de zienswijzen hebben met elkaar gemeen dat zij: a. in de huidige situatie overlast ondervinden en de bestaande milieubelasting, speciaal voor geur, onaanvaardbaar hoog vinden; b. vrezen voor een toename van de bestaande milieubelasting met bijbehorende overlast en daarom het bevoegde gezag vragen de door het bedrijf ingediende uitbreidings- en wijzigingsaanvraag (geheel of op onderdelen) te weigeren. Als antwoord hierop wordt aangegeven dat de overlast sinds de start van het bedrijf in januari 2012 wordt onderkend en de zorgen over de kwaliteit van het leefmilieu worden gedeeld. Het handhaven van de naleving door Noblesse van de huidige oprichtingsvergunning van 1 juni 2010 heeft dan ook, nog steeds, de volle aandacht.
De onderhavige aanvraag heeft betrekking op het veranderen van de inrichting ten opzichte van de oprichtingsvergunning. Het is een belangrijk gegeven dat het bedrijf met haar aanvraag geen uitbreiding van haar productiecapaciteit realiseert. De hoofdreden voor diverse aanpassingen in bedrijfsvoering en technische installaties is door het bedrijf in haar aanvraag benoemd als het aanpassen van bestaande werkwijzen of optimaliseren van de procesvoering. De gevraagde verandering van de vergunning zal, met name belangrijk voor geur, geen verhoging van de milieubelasting van de omgeving tot gevolg hebben – het aspect geluid vormt hierop overigens een uitzondering, zie verder behandeling onder A-. De bij het bedrijf door te voeren veranderingen zijn verder niet van dien aard dat er reden is om een zogenaamde revisievergunning aan te laten vragen. Daarnaast ontstaat door de gevraagde verandering geen onoverzichtelijke vergunningsituatie waardoor revisie van de vergunning noodzakelijk zou zijn. De zienswijzen zijn aanleiding geweest om een vormvrije m.e.r.-beoordeling op te stellen. Dit is in paragraaf 2.6 van de overwegingen opgenomen. Ons besluit heeft betrekking op het, onder voorwaarden, verlenen van een veranderingsvergunning. De randvoorwaarden voor de milieubelasting op de omgeving uit de huidige vergunning, bedoeld om overlast juist te voorkomen, blijven maatgevend. De vergunning zal goed handhaafbare voorschriften bevatten. Het zal ook in de toekomst een zaak van toezicht en handhaving op de veranderingsvergunning en de oprichtingsvergunning zijn om eventueel toch optredende overlast aan te pakken. De volgende beantwoording wordt gegeven op door zienswijzenmakers 1 t/m 7 specifiek ingediende zienswijzen: Samenvatting nummer A1
Zienswijze nummer 1,2,3,4,5, 6,7
Samenvatting
Reactie
Besluit aangepast
Uitbreiding geluidsruimte zorgt voor meer geluidoverlast
De uitbreiding, waaronder de uitbreiding van het verhard terrein en het verhoogde perron, leidt tot een geringe toename van de geluidsbelasting op zonepunten en de MTG woningen, woningen met een verhoogde grenswaarde voor geluid. (ten opzichte van de werkelijke geluidbelasting van de inrichting zoals deze in werking is). Zie hiervoor de tabellen in paragraaf 10.2 van de overwegingen.
Ja
Verkeersbewegingen blijven evenredig gelijk aan de oprichtingssituatie (zie tabellen in de aanvragen) Toename van de reeds relatief lage geluidbelasting op de geluidszone, die is vastgesteld voor dit industrieterrein, vanwege Noblesse is gering en zal voor omwonenden niet leiden tot extra hinder.
A2
1,2,3,4,5, 6
Niet gekeken naar verminderen geluid of inzetten BBT
De enige geluidsklachten die bekend zijn betreffen alleen klachten m.b.t. de aanvoer van producten in de avond en nachtperiode en recent als gevolg van defecte lagers van de koelinstallatie. De aantallen vrachtbewegingen in de avond en nacht wijken ook na uitbreiding akoestisch niet relevant af van de oprichtingsvergunning. De geluidsruimte is passend binnen de geluidszone die is vastgesteld voor dit industrieterrein, blijft binnen de vastgestelde hogere grenswaarde voor de MTG woningen, is vergunbaar en leidt niet tot onacceptabele geluidsoverlast. De zienswijze leidt tot een aanvulling van de overwegingen op het aspect geluid in paragraaf 10.2. De activiteiten en processen en installaties uit de oprichtingsvergunning zijn vergund en daarbij beoordeeld op BBT. Omdat er sprake was van een prognose is er een controle onderzoeksvoorschrift opgenomen. Het controlevoorschrift had tot doel om te beoordelen of de aannames m.b.t. geluid juist waren. Uit het controleonderzoek bleek dat de vergunde installaties en processen conform aanvraag wel gerealiseerd zijn alleen dat er een foutieve inschatting was gemaakt. De gemeten geluidsbelasting past binnen de geluidszone en kan derhalve niet worden geweigerd. Bij de beoordeling van de aanvraag voor deze veranderingsvergunning is voldaan aan BBT.
Nee
A3
1,2,3,4,5, 6
Door toename geluidsbelasting is er sprake van reconstructie volgens de wet geluidhinder
Van een reconstructie in de zin van de wet geluidhinder is geen sprake omdat het industrielawaai betreft en geen reconstructie van wegen.
Nee
A4
1,2,3,4,5, 6
Bestaande installatie niet geschikt of onvoldoende capaciteit voor verruiming fabriekshal. Zwaardere belasting installatie zal voor meer geluidsoverlast zorgen
De huidige installatie heeft voldoende capaciteit, ook wanneer de fabriekshal wordt verruimd. De onderdruk situatie is meegenomen in het akoestisch onderzoek.
Nee
A5
1,2,3,4,5, 6
Uitbreiding verhard terrein + verhoogd perron zal tot meer geluidsoverlast leiden
Wordt behandeld bij A1.
Nee
Samenvatting nummer B1
Zienswijze nummer 1,2,3,4,5, 6
Samenvatting
Reactie
Besluit aangepast
Ten onrechte wordt gesteld dat geen aanvullende geuremissie te verwachten is.
De aangevraagde veranderingen in procesvoering en installaties (geen uitbreiding van capaciteit), hebben verder ook naar onze beoordeling geen grotere geurbelasting tot gevolg dan de reeds vergunde situatie. Met het doorvoeren van de aangevraagde aanpassing zal het bedrijf dus ook in de toekomst binnen de huidige geurnormen kunnen opereren. Noblesse geeft correct aan dat er als gevolg van de aangevraagde wijzigingen bij het bedrijf enkele nieuwe bronnen van geur zijn aan te wijzen (vetopslagtanks, containers buitenterrein, afvalwater-buffertanks). Deze voorzieningen zijn echter gesloten en de ontluchting ervan (de tanks) gaat naar de bedrijfshal en wordt mee afgezogen met de reeds aanwezige afzuiging en behandeld in het biofilter. De toename daardoor, van de door het biofilter te behandelen luchtstroom en geurvracht, is dermate gering (< 1%) dat dit geen gevolgen heeft voor de effectiviteit van de bestaande afzuiging en voor het van het biofilter te verwachten rendement en daardoor ook niet voor de omvang van de geuremissie uit het biofilter. Tegenover de nieuwe geurbronnen staat bovendien het doorvoeren van verbeteringen rondom het biofilter (bevochtiging ingaande lucht) die zorgdragen voor een beter ontgeuringsresultaat.
Ja
De aanpassing in de installatie bestaat uit het plaatsen van een luchtwasser/-bevochtiger die tevens voor koeling van de ingaande luchtstroom zorgt. De uiteindelijke geuremissie zal ten gevolge van de aangevraagde veranderingen, inclusief de nieuwe geurbronnen, naar verwachting gelijk blijven of licht afnemen. Het in de oprichtingsvergunning maximum aan geuremissie uit het biofilter blijft onveranderd van kracht. De zienswijze leidt tot een aanvulling van de overwegingen op het aspect geur in paragraaf 11.2. De door het bedrijf aangevraagde veranderingen hebben geen relatie met dit punt. Het open hebben staan van deuren is en blijft niet toegestaan. De oprichtingsvergunning bevat een voorschrift m.b.t. het gesloten houden van deuren. Dit voorschrift blijft ongewijzigd.
B2
1,2,3,4,5, 6
De openstaande deuren zorgen aantoonbaar voor geuroverlast.
B3
1,2,3,4,5, 6
Het besproeien van de condensor is een mogelijke geurbron
De condensor is een gesloten systeem. Bij het besproeien van de condensor zal er dus geen vermenging plaatsvinden van het proceswater met het koelwater voor de besproeiing. Er zullen derhalve geen verontreinigingen vanuit het afvalwater in het koelwater (leidingwater en/of grondwater) of in de lucht kunnen geraken. Het besproeien van de condensor is daarom geen geurbron.
Nee
Samenvatting nummer
Zienswijze nummer
Samenvatting
Reactie
Besluit aangepast
Nee
B4
1,2,3,4,5, 6
Door de huidige geuroverlast van omwonenden zowel binnen als buiten de zogenaamde stankcirkel (a.g.v. foutieve berekeningen), kan het niet zo zijn dat Noblesse mag uitbreiden, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat dit nog meer stankoverlast gaat geven.
In het verleden, en zeker in 2012, heeft er ernstige geuroverlast plaatsgevonden. Controles gaven toen aan dat Noblesse haar vergunningvoorschriften overtrad. In de huidige situatie hebben metingen laten zien dat de geuruitstoot van het bedrijf binnen de bij de oprichting aangevraagde emissieplafonds blijft. Er kan dan ook niet gesteld worden dat er t.a.v. de geursituatie van foutieve berekeningen zou worden uitgegaan. De recente controlemetingen hebben ook laten zien dat de geurbelasting van de omgeving die Noblesse veroorzaakt overal aan de geurnormen voldoet die met de oprichtingsvergunning aan het bedrijf zijn opgelegd. De huidige situatie beoordelen wij als voldoende.
Ja
De gevraagde verandering van de vergunning heeft het optimaliseren van de procesvoering ten doel en zal geen verhoging van de geuremissie tot gevolg hebben. Wij verwachten derhalve eerder een reductie van de geuremissie en zeker geen toename aan stankoverlast. De geurvoorschriften c.q. geurnormen uit de oprichtingsvergunning blijven onverkort van kracht. Er bestaat ons inziens met de aangevraagde veranderingen en gelijkblijvende productiecapaciteit geen aanleiding de vigerende eisen ten aanzien van geur in het kader van dit besluit opnieuw te bezien. Verwezen wordt verder naar de behandeling van B1. De zienswijze geeft aanleiding de overwegingen aan te vullen en een aanvullend voorschrift op te nemen met betrekking tot het aspect geur. B5
1,2,3,4,5, 6
De ontluchting van de voorgenomen buitenopslag van vet zal plaatsvinden in de fabriekshal. Deze lucht is niet gelijk aan de lucht van de proceshal. De lucht zal een zwaardere geurcomponent bevatten. Dit is niet onderbouwd.
Ontluchting van de tank vindt plaats op het moment dat de tank wordt gevuld. Indien de tank wordt gevuld met 2 m3 vet per uur, zal ook 2 m3 lucht (geurhoudende damp) ontwijken naar de bedrijfshal. De toename van de hoeveelheid geurende lucht ten gevolge van de ontluchting is dermate gering (berekend 0,016%) dat dit geen gevolgen heeft voor de effectiviteit van de bestaande afzuiging en luchtbehandeling. Het feit dat in de ontluchting een sterk geconcentreerde geur verwacht mag worden, doet hier door de netto (alsnog geringe) geurvracht niets aan af.
Nee
B6
1,2,3,4,5, 6
Doordat de deuren bij Noblesse geregeld open staan zal er geen sprake meer van onderdruk en ontstaat er een flinke geuroverlast in de omgeving.
Ten aanzien van de deuren staat in de vigerende vergunning voorgeschreven dat deuren alleen mogen worden geopend voor het onmiddellijk doorlaten van personen of voertuigen. Het toezicht hierop is geen onderwerp van behandeling voor dit besluit. Zie ook behandeling bij B2.
Nee
B7
1,2,3,4,5, 6,7
De uitbreiding van de activiteiten van Noblesse, leidt tot meer ongewenste geuroverlast terwijl de huidige geuroverlast nog niet is opgelost.
Zie de behandeling van B4.
Nee
B8
1,2,3,4,5, 6
Door de onjuiste conclusie met betrekking tot de beoordeling van de geursituatie ligt het zeer voor de hand dat niet aan de geurnormen wordt voldaan op de woningen Vamweg 6 en 8.
Het is onjuist te stellen dat bij de meest kritisch gelegen woningen aan de Vamweg 6 en 8 niet voldaan zou worden aan de geurvoorschriften. De recente controle rapporten op de geursituatie laten zien dat wel aan de geurvoorschriften wordt voldaan.
Nee
Samenvatting nummer
Zienswijze nummer
Samenvatting
Reactie
Besluit aangepast
C1
1,2,3,4,5, 6
Niet aangetoond wordt dat de aangevraagde wijzigingen geen invloed hebben op de luchtkwaliteit
Ten gevolge van het productieproces zal een aantal stoffen worden geëmitteerd. De emissie van deze stoffen kan inderdaad gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in de omgeving van het bedrijf. Echter, de aangevraagde veranderingen/ wijzigingen hebben slechts een zeer beperkte invloed op de emissie van deze stoffen. Een relevante nieuwe bijdrage is alleen te verwachten van de bij te plaatsen mobiele stoomketel, maar die zal uitsluitend in noodsituaties (calamiteit bij Attero) bijgeschakeld worden. Per saldo (tussen de beide bedrijven) is er daardoor geen toename van de emissies naar de lucht te verwachten. De eventueel incidentele en tijdelijke extra emissies van NO x leveren op jaarbasis geen noemenswaardige bijdrage. De kwaliteit van de stoomketel garandeert lage emissies. De totalen aan de NOx-emissies blijven bovendien binnen de vergunde hoeveelheden (zie ook de behandeling van H1).
Nee
D1
1,2,3,4,5, 6
Er zal meer grondwater worden verbruikt dan is aangevraagd. De ontheffing voor het onttrekken van grondwater moet daarom worden geweigerd
Er is een watervergunning afgegeven voor de onttrekking van 150.000 m 3 grondwater per jaar. Deze watervergunning is verleend met als datum verzending 14 februari 2014. Met betrekking tot de hoeveelheden betekent het dat Noblesse zich aan deze maximale hoeveelheid moet houden. Onttrekt Noblesse meer dan wat vergund is, is er sprake van een handhavingskwestie in het kader van de Watervergunning. Het waterschap Reest en Wieden is in dit kader bevoegd gezag.
Nee
D2
1,2,3,4,5, 6
Het onttrekken van deze hoeveelheden water zal zorgen voor problemen bij de agrariërs in de omgeving en enkele Natura 2000 gebieden.
Het waterschap Reest en Wieden is bevoegd gezag in het kader van deze Watervergunning. In de beoordeling is beoordeeld of er geen nadelige gevolgen zullen zijn als gevolg van deze grondwateronttrekking, zowel voor de omgeving als voor de natuur. Geoordeeld is dat de onttrekking geen significante gevolgen heeft.
Nee
D3
1,2,3,4,5, 6
Het lozen van de flashtank op de hemelwaterafvoer dient te worden geweigerd omdat niet gespecificeerd wordt om hoeveel water het hier gaat en of dit water elders in de bedrijfsvoering van Noblesse toepasbaar is
Condensaat van door Noblesse gebruikt stoom gaat in principe retour naar Attero. De aangevraagde flashtank is bestemd voor condensaat dat niet geschikt is om direct te worden geretourneerd naar Attero vanwege de hoge temperatuur. Stoom afkomstig van Attero is geconditioneerd water/leidingwater. Dit moet van goede kwaliteit zijn om schade in de stoominstallatie en leidingwerk te voorkomen. Dit condensaat is niet verontreinigd. Door de installatie van de flashtank wordt het condensaat afgekoeld alvorens het wordt geloosd op de waterzuiveringsinstallatie van Attero. Enkele malen per jaar kan het voorkomen dat de flashtank vol is. Het gekoelde condensaat wordt dan door Noblesse zelf afgevoerd naar het hemelwaterriool. Het condensaat is van drinkwaterkwaliteit waardoor het afvloeien naar het hemelwaterriool toegestaan is. Het condensaat hergebruiken voor bijvoorbeeld het doorspoelen van toiletten is niet kosteneffectief.
Nee
D4
1,2,3,4,5, 6
De aangevraagde capaciteit van de buffertanks voor afvalwater is te veel.
Nee
D5
1,2,3,4,5, 6
Niet duidelijk is of deze opslag alleen wordt gebruikt bij calamiteiten of dat er hier continue afvalwater doorstroomt dat naar de verwerking bij Attero gaat.
Volgens berekening van Noblesse hebben ze 500 m 3 opslagcapaciteit nodig in geval van een calamiteit. Deze opslagcapaciteit lijkt ons niet buiten proporties groot. Wanneer Noblesse haar afvalwater niet kwijt kan bij Attero willen ze de mogelijkheid hebben dit afvalwater te kunnen opslaan en niet direct te hoeven afvoeren per vrachtwagen, wat meer kosten met zich meebrengt. Hierdoor is Noblesse minder kwetsbaar voor calamiteiten bij Attero. Deze maatregel is juist voortgekomen uit de meerdere malen dat er een calamiteit is geweest waarbij Attero het water van Noblesse niet kon verwerken. Zoals bij D4 al is aangegeven worden buffertanks gebruikt bij calamiteiten. Zo heeft Noblesse het aangevraagd en zo wordt de activiteit ook vergund.
D6
1,2,3,4,5, 6
Het is vreemd dat er grondwater gebruikt gaat worden aangezien er hiervoor nog geen bron is.
Een bron voor het onttrekken van grondwater is in deze aanvraag om een omgevingsvergunning meegenomen. De grondwateronttrekking is geregeld in de Watervergunning.
Nee
Samenvatting nummer
Zienswijze nummer
Samenvatting
Reactie
Besluit aangepast
Nee
E1
1,2,3,4,5, 6
Onduidelijk is of er 1 of 2 heftrucks aanwezig zullen zijn binnen de inrichting.
Binnen de inrichting zullen 2 heftrucks aanwezig zijn die rijden op LPG.
Nee
E2
1,2,3,4,5, 6
Niet duidelijk is hoe de LPG gasflessen worden gebruikt in relatie tot de heftrucks.
De LPG gasflessen worden bewaard binnen de inrichting voor een speciaal daarvoor bedoelde plek. Wanneer de gasfles op de heftruck leeg is wordt deze vervangen door één van de 10 volle gasflessen. De lege gasflessen worden periodiek omgewisseld bij de leverancier. Voor de opslag van de gasflessen gelden regels vanuit de PGS 15.
Nee
E3
1,2,3,4,5, 6
Het opslaan van LPG tanks en het gebruik van LPG in de trucks is niet veilig en dient te worden vervangen door milieuvriendelijke elektrische vorkheftrucks.
Het gebruik van LPG vorkheftrucks is toegestaan evenals elektrische heftrucks. Het gebruik van elektrische heftrucks is niet af te dwingen. Voor beide heftrucks zijn zowel voor- als nadelen (ook in het kader van milieu). Het eisen van het gebruik van een elektrische heftruck zal zorgen voor hoge kosten voor het aanschaffen van een laadstation. Elektrische heftrucks worden meestal alleen aangeschaft voor binnen gebruik en LPG vorkheftrucks voor zowel binnen als buitengebruik. Voor de opslag van LPG tanks is de PGS 15 van toepassing. Binnen de inrichting is roken en open vuur verboden.
Nee
F1
1,2,3,4,5, 6
In de aanvraag wordt niet onderbouwd waarom een 15 keer grotere opslag benodigd is.
Zoals in de aanvraag is aangegeven wordt de opslag vergroot omdat de vetten langer opgeslagen moeten worden. Door veranderende eisen vanuit de mengvoederindustrie is dit nodig voor het testen van vetten op de aanwezigheid van dioxines. De vergroting van de vetopslag is niet buitensporig groot voor het kunnen doen van deze testen. De verwerkingscapaciteit wordt niet vergroot dus is er geen aanleiding de omgevingsvergunning hierop te weigeren.
Nee
F2
1,2,3,4,5, 6
Er dient een voorwaarde worden opgenomen dat de vetopslag alleen ontlucht mag worden bij aanwezigheid van een inspecteur van de bevoegde instantie (RUD)
De voorschreven voorwaarden voor de opslag van vet zijn voldoende dekkend om hinder te voorkomen dan wel tot een acceptabel niveau te beperken. Het opnemen van een voorwaarde om een inspecteur aanwezig te hebben bij de ontluchting van de vetopslag is onrealistisch. Voor zowel de bedrijfsvoering als de inzet / beschikbaarheid van een inspecteur is dit zeker niet wenselijk. Een dergelijke voorwaarde zal niet worden opgenomen.
Nee
G1
1,2,3,4,5, 6
De aanwezig werkvoorraad is erg groot en moet worden beschouwd als opslag.
De definitie van werkvoorraad staat omschreven in vs 3.1.3. van de PGS 15. Bij moeder-dochter systeem is sprake van werkvoorraad die noodzakelijk is en voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in vs 3.1.3 van de PGS 15. Verder heeft Noblesse aangegeven maximaal 10.000 kg gevaarlijke stoffen in opslag te hebben. Mocht tijdens een controle blijken dat dit meer is, dan is Noblesse in overtreding van de vergunning.
Nee
H1
1,2,3,4,5, 6
Het plaatsen van een stoomketel zal zorgen voor een (hogere) NOx emissie wat nadelig is voor de omliggende Natura2000 gebieden.
Aan Noblesse is een vergunning verleend in het kader van de Natuurbeschermingswet. De toename van NOx-emissie, als incidenteel de stoomketel ingezet zou moeten worden, past binnen de ruimte die is vergund. Voor de Natura200 gebieden is relevant dat er per saldo geen toename zal zijn van NOx uitstoot vanaf het industriegebied. Wanneer bij groot onderhoud of bij een calamiteit door Attero aan Noblesse geen stoom kan worden geleverd en die zijn stoomketel zou moeten inzetten, dan valt de NOx-emissie bij Attero op dat moment namelijk weg.
Nee
Samenvatting nummer H2
Zienswijze nummer 1,2,3,4,5, 6
Samenvatting
Reactie
Besluit aangepast
Er dient nu een m.e.r. rapportage te worden uitgevoerd voor een stoomketel.
Er geldt een mer-beoordelingsplicht voor een installatie voor de productie van stoom, maar alleen in die gevallen waarin het een energiecentrale betreft met een vermogen van 200 megawatt (thermisch) of meer (AbRvS 19 februari 2014, nr. 201203597/1/A4). Daar is hier geen sprake van. De tijdelijke stoomketel is voor de volledigheid wel meegenomen in de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Nee
H3
1,2,3,4,5, 6
Het is onduidelijk hoe de stoomketel gebruikt wordt en aan welke voorwaarden moet worden voldaan.
Aangegeven is in de aanvraag dat de stoomketel alleen gebruikt wordt wanneer bij Attero groot onderhoud wordt gepleegd en bij een calamiteit. Op die momenten kan Attero geen stoom leveren aan Noblesse. De zienswijze heeft aanleiding gegeven aanvullende voorwaarden op te nemen over het gebruik van de stoomketel (voorschriften 6.1.1 en 6.1.2).
Ja
I1
1,2,3,4,5, 6
Onduidelijk is welk koelsysteem geplaatst gaat worden.
Het koelsysteem betreft de natte koeltoren. Voorschriften vanuit het Activiteitenbesluit zijn rechtstreeks van toepassing op dit koelsysteem naast de vergunningvoorschriften.
Nee
J1
1,2,3,4,5, 6
Het plaatsen van zonnepanelen kan niet worden aangemerkt als duurzaam.
Ook al voorzien de zonnepanelen bij een maximaal aantal zon uren in maar 0,4% van de totale energiebehoefte van Noblesse dan is dit aan te merken als duurzaam.
Nee
K1
1,2,3,4,5, 6
Het doen van proefnemingen dient plaats te vinden onder zeer strikte voorwaarden.
Ten behoeve van proefnemingen zijn gangbare voorwaarden opgenomen waarmee het bevoegd gezag goed kan bepalen of Noblesse kan starten met een proefneming of niet. Proefnemingen zijn bedoeld het proces te verbeteren/optimaliseren en de hinder / emissies naar de omgeving toe te verminderen. De proefnemingen mogen niet langer dan 4 maanden duren. In de periode van proefneming houdt het bevoegd gezag altijd het recht de proefneming te doen stoppen indien niet aan voorwaarden wordt voldaan of er een onacceptabele situatie (buiten de ingevolge de vergunning geldende milieuhygiënische randvoorwaarden) ontstaat. Na de proefneming moeten alle installaties en (hulp)stoffen ten behoeve van de proefneming worden verwijderd. De opgestelde gangbare voorwaarden zijn naar aanleiding van de zienswijzen aangevuld (voorschriften 7.1.4, 7.1.6., 7.2.4 en 7.2.6).
Ja
K2
1,2,3,4,5, 6
Aangegeven dient te worden dat voor de proefneming een MER nodig is.
De voorwaarden voor het kunnen doen van proefnemingen zijn voldoende om de te verwachten hinder en risico’s te kunnen beoordelen. Het eisen van een MER voor een proefneming is niet aan de orde.
Nee
K3
1,2,3,4,5, 6
In de voorwaarden moet worden opgenomen dat een proefneming te allen tijde kan worden gestopt wanneer er hinder wordt ondervonden. Ook wanneer dit niet rechtstreeks aan de proefneming te relateren is.
Zoals al bij de behandeling onder J1 is aangegeven houdt het bevoegd gezag in de periode van proefneming altijd het recht de proefneming te doen stoppen indien niet aan voorwaarden wordt voldaan of er een onacceptabele situatie (buiten de ingevolge de vergunning geldende milieuhygiënische randvoorwaarden) ontstaat. Het doen stoppen van een proefneming wanneer dit niet rechtstreeks aan de proefneming is te relateren is onredelijk en zal niet plaatsvinden.
Nee
L1
1,2,3,4,5, 6
Voor de huidige situatie is de uitbreiding van de hal niet noodzakelijk. Het lijkt er meer op dat NP meer bezig is met toekomstige ontwikkelingen (2* verenlijn). Daarnaast is de vraag of de realisatie van onderdruk niet gaat leiden tot meer geluidshinder.
De uitbreiding van de hal maakt geen onderdeel uit van deze aanvraag. Deze wordt meegenomen in de aanvraag om een omgevingsvergunning fase 2. Dat een bedrijf bezig is met de ontwikkeling van zijn bedrijf is een normale gang van zaken. In de oprichtingsvergunning is de 2 e verenlijn al meegenomen als een toekomstige ontwikkeling. Het willen uitbreiden van de hal op zich is geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren. De vraag met betrekking tot de onderdruk en geluidshinder wordt behandeld bij A4.
Nee
Samenvatting nummer
Zienswijze nummer
Samenvatting
Reactie
Besluit aangepast
M1
1,2,3,4,5, 6
Noblesse is een inrichting voor de productie van verenmeel. Hiermee valt de inrichting onder categorie 5.2 en is daarmee in strijd met de geldende beheersverordening.
Bij de oprichtingsvergunning is het bedrijf beoordeeld op zwaarte in het kader van het bestemmingsplan. Beoordeeld is dat de activiteiten passend zijn binnen het toen geldende bestemmingsplan. Dit houdt in dat het bedrijf is beoordeeld op maximaal een categorie 4.2. In dit geval is het bedrijf beoordeeld als zijnde een inrichting vergelijkbaar met een bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval (milieucategorie 4.2). De activiteiten in de onderhavige aanvraag wijken niet af van de activiteiten die zijn vergund in de oprichtingsvergunning. Dit geeft dan ook geen aanleiding de beoordeling in het kader van het bestemmingsplan/beheersverordening te wijzigen.
Nee
N1
1,2,3,4,5, 6
Gezien de geursituatie moet revisievergunning worden verlangd.
O1
1,2,3,4,5, 6
P1
Q1
een
De gevraagde verandering van de vergunning zal geen verhoging van de geuremissie tot gevolg hebben. Recente controlemetingen hebben bovendien laten zien dat Noblesse aan de haar opgelegde geurnormen kan voldoen. Er bestaat derhalve geen aanleiding op het punt van de geursituatie een revisie van de vergunning te overwegen. Ook ontstaat er door de gevraagde wijziging geen onoverzichtelijke vergunningsituatie waardoor revisie van de vergunning noodzakelijk zou zijn.
Nee
Gezien de geursituatie is weldegelijk een milieueffectrapportage nodig.
De geursituatie is geen grond voor het moeten uitvoeren van een milieueffectrapportage. De zienswijzen hebben aanleiding gegeven om het onderdeel milieueffectrapportage nader te onderzoeken (gezien de punten uitbreiding geluid, in gebruik nemen van tijdelijke stoomketel en de grondwateronttrekking). De overwegingen zijn hierdoor aangevuld met de vormvrije m.e.r.-beoordeling (zie paragraaf 2.6 van definitieve beschikking). Hierin is het aspect geur meegenomen.
Ja
7
Door opslag van calamiteiten proceswater en chemische producten toe te staan, neemt ongewenst het risico voor de directe leefomgeving toe.
De opslag van calamiteiten proceswater leidt niet tot een toename van het risico voor de directe leefomgeving. Er is alleen sprake van opslag en doorvoeren van afvalwater. Er vindt geen behandeling van afvalwater plaats. Er wordt niet verwacht dat de opslag van afvalwater leidt tot risico’s voor de directe leefomgeving. De opslag van chemische producten is al vergund met de oprichtingsvergunning. De locatie van de opslag is gewijzigd ten opzichte van de reeds vergunde opslag. Door het opnemen van voorwaarden conform de PGS 15 wordt het risico tot een acceptabel minimum gebracht.
Nee
7
Met betrekking tot het beheersen van geurhinder wordt in de vergunning alleen gesproken over BBT. Hierdoor zou Noblesse alleen aan een inspanningsverplichting zijn gehouden.
BBT is feitelijk een resultaatverplichting. In wet- en regelgeving ligt namelijk vast welke maatregelen onder BBT worden verstaan en dus door het bedrijf getroffen dienen te worden. BBT is alleen in zoverre een inspanningsverplichting dat de Beste Beschikbare Technieken constant aan veranderingen en aanpassingen onderhevig zijn. BBT wordt constant aangescherpt en verbeterd. Ook naar de toekomst toe is het bedrijf m.a.w. gehouden ‘de meest doeltreffende technieken’ te implementeren. Het is juridisch aanvaard dat een vergunning moet voldoen aan wat op grond van BBT mogelijk is. Voor de handhaving bevat de omgevingsvergunning overigens diverse geurvoorschriften die zowel qua middelen als qua resultaat (doelvoorschriften) eisen stellen waar Noblesse aan moet voldoen. Zo zijn er concreet geurmaatregelen en geurnormen in de vergunning opgenomen. Daar vindt voor het bewaken van de geursituatie toezicht en handhaving op plaats. In de mogelijkheid tot handhaving op geur is kortom voorzien.
Nee