HOLOCAUST BIBLIOTHEEK
Josua Ossendrijver Verdoezeld verleden kind van de oorlog
Verdoezeld verleden
1
Josua Ossendrijver
Verdoezeld verleden
2
3
Inhoudsopgave
Opgedragen aan David
Voorwoord Alleen een naam: Sientje Abram ds. Huib van der Steen
Alle personen in dit boek hebben werkelijk bestaan en de feiten berusten op werkelijkheid. Om privacy-redenen zijn echter de namen van enkele in dit boek voorkomende personen veranderd. © 2014 Uitgeverij Verbum en Klaas Slegt/Josua Ossendrijver Vormgeving binnenwerk: Van Boom & Rijnbende ISBN 9789074274692 Meer informatie: verbum.nl josuaossendrijver.nl
4
11 Proloog 13 Je bent er weer! 15 Ik en mezelf 20 Oorlogskind 24 Ome Hein 26 Mogen David 28 I Pagliacci 31 Juf Miep 33 Familie 36 1942 38 Naoorlogse jaren 41 Over jou 43 Pa en ma 47 Een oude portefeuille 49 De weg naar volwassenheid 51 Over mij 53 Het leven gaat verder 56 Tineke 59 Je naam werd genoemd 60 Tante Beppie 61 Kaddisj 64 ‘Davids ster’ 65 ‘Er mag nooit over gesproken worden!’ 67 Ossendrijver 72 Sanders 73 Uit evenwicht 77 Buurvrouw 78 Jiddekind 81 Gilze 83 ‘De Vriendschap’ 90 Brief 93 Dromen 104 Epiloog Naschrift Verantwoording Dank
5
Voorwoord
Alleen een naam: Sientje Abram In zijn ontroerend Sterrenlied tracht Guus Luijters het gezicht en leven van Sientje Abram op te roepen, een Joods meisje uit de Rapenburgerstraat in Amsterdam over wie we alleen weten dat ze in 1942 in Auschwitz werd vermoord. Geen beeld, geen herinnering aan haar elfjarig leven is er meer. Iedereen die Sientje heeft gekend is ook vermoord. Wat rest is haar naam in het bevolkingsregister van de stad Amsterdam en een verklaring van overlijden in Auschwitz in 1942 uit de Staatscourant van 1951. Zo ergens de betekenis van gedenken kan worden gepeild is het in dit aangrijpende lied van Luijters waarmee hij het leven van Sientje aan de vergetelheid wil ontrukken. Dit gedenken stuit op grenzen. Luijters zegt het zo:
De toen heersende nazi-ideologie was blind voor de rijke veelkleurigheid van elk mensenkind en perste die in één categorie: door geboorte was je Jood of ariër. Met de Sjoa als gevolg. Een naam en een gezicht: David Ossendrijver. Sinds 2013 bevindt zich in Rotterdam een tweede monument om het vergeten van kinderen te weerstaan en het ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet ik zie geen verleden’ uit het gedicht van Luijters te weerspreken. In het Jom Hasjoa-beraad van synagogen en kerken in Rotterdam is de gedachte gegroeid om een monument op te richten waar de namen bewaard worden van de 686 Rotterdamse kinderen, die in de jaren ’42 – ’43 door de nazi’s vermoord zijn. En om -waar mogelijk - deze kinderen een gezicht te geven, letterlijk door foto’s maar vooral in de verhalen over hen. Daartoe is Stichting Joods Kindermonument in het leven geroepen.
‘De sporen die ik volg zijn uitgewist de huizen een voor een gesloopt straten pleinen zijn verdwenen ik kijk maar weet niet wat ik zie ik zie ik zie wat jij niet ziet ik zie geen verleden’ Tegelijk is zijn ‘Sterrenlied’ een monument, een gedachtenis voor Sientje en de 331 vermoorde kinderen uit de Rapenburgerstraat, wier namen aan het eind van het gedicht genoemd worden. In het Rotterdamse kennen we sinds 2000 ook zo’n monument ter gedachtenis aan de namen van Joodse burgers van onze stad: ‘Kaddisj’, een publicatie op initiatief van de Stichting Loods 24 en met medewerking van het Gemeentearchief tot stand gekomen. Hierin staat een lijst met de namen van 6318 in de Tweede Wereldoorlog omgekomen Joodse Rotterdamse burgers. Bijna allen zijn via het verzamelpunt Loods 24 aan de Stieltjesstraat naar Westerbork gevoerd en vandaar op transport gesteld naar de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor. Onder deze Rotterdammers vermeldt Kaddisj de 36-jarige Simon Ossendrijver, op 18 januari 1945 in Gleiwitz (Polen) omgekomen. En de naam van zijn 31-jarige vrouw, Rosetta Ossendrijver-Sanders, op 8 april 1944 in Auschwitz vermoord, tegelijk met haar 11-jarige zoontje David. Een heel gezin van de Schieweg in Rotterdam met al die miljoenen anderen - waaronder Sientje Abram - werd eerst hun rechten afgenomen, dan geïsoleerd, ten slotte getransporteerd en vermoord. Omdat ze naast ontelbare unieke individuele eigenschappen ook één gegeven gemeenschappelijk hadden: een Joodse moeder.
6
| Voorwoord
Aan de Rotterdamse Stieltjesstraat op de Kop van Zuid staan de laatste restanten van Loods 24. Een stukje muur van de omheining en de ‘boom die alles zag.’ Loods 24 werd in 1942 en 1943 gebruikt als verzamelplaats voor de deportatie van Joden, vergelijkbaar met de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Er werden destijds via Loods 24 circa 15.000 Joden naar Westerbork gedeporteerd, waarvan 6.500 Rotterdammers. De overigen kwamen van de Zuid-Hollandse eilanden. Sinds 2013 staat hier het Joods Kindermonument. (foto Ton Kalkman)
Architect Wim Quist heeft een krachtig en sprekend ontwerp gemaakt waarop de namen van de kinderen genoemd worden. Het monument heeft een plek gekregen in de onmiddellijke nabijheid van de muur, die herinnert aan de verzamelplaats Loods 24 aan de Stieltjesstraat. Want vanuit de verzamelplaats Loods 24 zijn - op het aantal gedeporteerden uit de Hollandse Schouwburg in Amsterdam na - de meeste Joodse Nederlanders (ruim 15.000) naar Westerbork en verder getransporteerd.
Voorwoord | 7
Als inleiding bij de reeks van namen staat de Hebreeuwse tekst uit het bijbelboek Ruth (4:10) met de Nederlandse vertaling ‘…zo zal de naam van de dode niet verloren gaan tussen zijn naasten en uit de poort van zijn woonplaats. Jullie zijn daar vandaag getuige van…’ En op een grondplaat bij het monument: ‘Vanaf deze plaats werden in 1942 en 1943 ook 686 Rotterdamse Joodse kinderen van één maand tot en met twaalf jaar gedeporteerd. Zij allen werden in Auschwitz of Sobibor vermoord.’ Dan volgen de namen en leeftijden van de kinderen. Op één van de panelen van dit Joods Kindermonument treffen we de naam aan van David Ossendrijver, zoon van Simon Ossendrijver en Rosetta Ossendrijver-Sanders, op 11-jarige leeftijd in Auschwitz vermoord.
Paneel met de naam David Ossendrijver. Foto: A. Kalkman ‘Jullie zijn daar vandaag getuige van.’
In deze zin vindt het gedenken een diepe betekenis. Stichting Joods Kindermonument heeft in overleg met de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS), het Stadsarchief en met schoolbesturen in onze stad de namen, - en zo mogelijk - de gezichten en verhalen van de Joodse kinderen van het monument blijvend opgenomen in het curriculum van opvoeding en onderwijs aan kinderen van groep 7 in de basisscholen van Rotterdam. Zo gebeurt het dat het verhaal over het korte leven van David Ossendrijver vandaag vertelt wordt aan leeftijdgenootjes in een Rotterdamse schoolklas. Zij zien foto’s van David, horen en zien waar hij woonde, zien de Stolpersteine met zijn naam en die van zijn vader en zijn moeder in de stoep voor zijn huis aan de Schieweg. Deze kinderen wordt vandaag verteld dat David eigenlijk in hun klas hoorde, in onze stad hoorde, ook al zijn er verschillen tussen David en de kinderen van nu. Zó kan het vandaag op weg zijn met kinderen een bijdrage leveren om het ‘wij-zij-denken’ te doorbreken en hen gevoelig maken voor inclusief denken. Zij lezen de namen van leeftijdgenoten, die –net als zij- volledig
8
| Voorwoord
aangewezen waren op de ontferming en bescherming van volwassenen. In deze kinderen is de menselijkheid het helderst in het geding. Kwetsbaarder kan een mensenkind niet zijn. En toch werden ze vermoord. Niet om hun unieke persoon of talent ontbeerden zij ontferming, maar vanwege één categorie: ze waren Joods. Hun namen zullen niet uit ons midden en uit onze stad uitgeroeid worden. Wij zijn daar vandaag getuige van. En dit gedenken maakt ons en onze kinderen gevoelig voor actuele tendensen, die mensen ook nu weer willen herleiden tot een categorie of hen van een etiket willen voorzien. Een naam, een gezicht, een leven: Josua Ossendrijver. Het gedenken heeft grenzen. De zes miljoen zijn er niet meer; veel Joods leven is verdwenen. David Ossendrijver mocht dit jaar geen 81 jaar worden. Maar gedenken heeft ook een diepe zin en betekenis. Het maakt ons vandaag gevoelig voor die eeuwige tendens in menselijk samenleven die onderscheid wil maken: man-vrouw, links-rechts, zwart-wit, homo-hetero, Jood-goj, moslim-christen enz. Een tendens die mensen verleidt om gelijke rechten voor een ieder steeds weer ter discussie te stellen. Daarom blijft gedenken zo belangrijk omdat we het daarvan moeten hebben om met elkaar in vrede, vriendschap en gelijkwaardigheid te leven. Sientje Abram blijft een naam. David Ossendrijver krijgt daarbij een gezicht. Josua Ossendrijver kreeg ook het leven. Daarvan verhaalt dit ontroerende boek. Op het moment dat vader, moeder en David Ossendrijver in 1942 voor deportatie uit hun onderduikadres worden gehaald is Rosetta Ossendrijver aan het bevallen van haar tweede kind. Een Duitser geeft hen een paar weken uitstel en vader Simon staat na de geboorte zijn tweede zoon af aan kinderloze kennissen, het echtpaar Slegt. Pa Slegt geeft dit jongetje als zijn eigen zoon Klaas aan bij de burgerlijke stand van Rotterdam. Zo groeit Klaas Slegt in volstrekte onwetendheid van zijn Joodse wortels op totdat allerlei aanwijzingen hem veel later op het spoor zetten van zijn onbetwistbare afkomst: de tweede zoon van Rosetta en Simon Ossendrijver en broertje van David. Vanaf dat moment is hij Josua Ossendrijver, komt familieleden op het spoor en voert in zijn overtuigende levensbeschrijving liefdevolle gesprekken met zijn broer David. Het leven van Josua Ossendrijver is niet gemakkelijk geweest. De verhouding met Pa Slegt was moeilijk. Zijn ontwikkeling tot volwassen mens is daardoor moeizaam en ingewikkeld, mede door vermoedens van een groot geheim in zijn bestaan. Maar toch noemt Josua zijn pa en ma Slegt helden. Zij namen een Joods onderduikertje in huis en deden een valse geboorteaangifte. ‘Maar mijn Joodse papa en mama waren misschien nog wel grotere helden. Stel je voor: je hebt een kind negen maanden bij je gehad. In de warmte en veiligheid van je buik. Je hebt het kind gevoeld. En dan doe je heel on-
Voorwoord | 9
baatzuchtig afstand van het kind. Mijn Jiddische mama heeft tweemaal het leven aan mij geschonken. Eerst bij mijn geboorte en daarna bij de afstand, direct na de geboorte.’ Aan Josua Ossendrijver is tweemaal het leven geschonken. Ontroerend is te lezen hoe hij door de ontdekking van zijn Joodse oorsprong en naam een ander mens is geworden. Hij heeft een innerlijke rust gevonden die hij nooit eerder kende. Hem is het leven in volle breedte en diepte toegevallen. Hij heeft zijn echte naam, zijn echte ouders en vooral: een broer leren kennen. Daaf, aan wie hij in grote intimiteit over zijn leven spreekt. Op het leven van Daaf en van hemzelf durft Josua het psalmwoord te leggen dat zegt: ‘Hoe goed is het, hoe heerlijk Als broeders bijeen te wonen.’ (Psalm 133: 1, NBV) Daarom wens ik Josua Ossendrijver en allen die hem zo lief waren en zijn toe: ‘Le’chaim!’ (‘Op het leven!’) Huib van der Steen Stichting Joods Kindermonument
10 | Voorwoord
Proloog 3:18 Verdomme. Ik kan niet in slaap komen en lig te kijken naar de grote groene digitale cijfers van de wekker en heb er een spel van gemaakt om mijn hoofd af te wenden en dan plotseling naar het display te kijken. Door je goed te concentreren kan je het juiste moment ongeveer bepalen. Het leidt de gedachten even af. Ja, raak: 3:33. Een mooie reeks. Bijna net zo mooi als even daarvoor 3:21. Jammer: 3:37. Ik kan in die getallen geen logica ontdekken. 3:57 Het is weer gelukt, maar mijn gedachten gaan me toch weer beheersen. Ze laten zich niet door het spel afleiden. De schimmen van de ontdekking van vandaag blijven door mijn hoofd spoken. Bang om met mijn voortdurende gewoel Catharina wakker te maken, besluit ik mijn bed uit te gaan en loop naar de keuken om een kop bouillon klaar te maken. Terwijl de waterkoker begint te pruttelen ga ik even naar het toilet. Dan ga ik achter mijn bureau zitten om de computer op te starten. Eerder op de avond kleefde ik al uren aan het beeldscherm. In trance, leek het wel, Mijn ogen konden er niet meer van loskomen. Met een van opwinding gloeiend hoofd probeer ik mijn gedachten te beheersen. Afstand te nemen… maar dan kruip ik toch weer achter de computer in de hoop meer informatie te vinden. Mijn honger naar weten is onbedwingbaar. Het beeldscherm gluurt ondertussen met net zo’n gloeiende kop naar me terug. Diep in mijn hart heb ik jaren op deze dag gehoopt en elke dag ben ik wel een moment bezig geweest met het raadsel. Tegelijkertijd was ik als de dood voor dit moment. Natuurlijk besef ik maar al te goed dat ik eigenlijk nog steeds niets weet. Toch is het een begin. Van hieruit kan ik hopelijk verder. Verder dan ik ooit had verwacht. Zal het nu eindelijk de altijd aanwezige onrust in me tot bedaren brengen? Of zal mijn leven dan pas echt goed op zijn kop gezet worden, omdat ik altijd met een leugen heb moeten leven? Is het lafheid, dat ik de speurtocht niet eerder ben begonnen? Of was ik er zelf nog niet rijp voor en moest ik eerst ontdekken wie ik zelf ben. Wanneer ik eerder was begonnen zouden er misschien nog getuigen hebben geleefd en dan was het wellicht eenvoudiger geweest. Maar nu is er internet waardoor archieven veel gemakkelijker zijn te doorzoeken dan voorheen. Vaak hoef je daarvoor de deur niet meer uit. Internet maakt het niet alleen makkelijker om mensen te zoeken, maar ook om contacten te leggen, waar ook ter wereld. Met mensen waarvan ik anders het bestaan niet had geweten of die onbereikbaar waren en me een weg kunnen wijzen of zelfs voor me op zoek gaan. Nog steeds gluur ik naar de site van het Gemeentearchief van Rotterdam. De meest recente adresinformatie is van 1939. De oorlogsjaren zijn helaas niet bewaard gebleven en later zijn er geen adresboeken meer bijgehouden. Maar wat zou ik aan adresboeken van na 1943 hebben gehad? Niets,
Proloog | 11