De innerlijke symboliek van de Holocaust
Het is wellicht een controversiële benadering om in de Holocaust een intern psychologisch mechanisme te zien. Aan de andere kant is het psychologisch een normaal en bekend verschijnsel om in externe gebeurtenissen interne ontwikkelingen te zien. Geconfronteerd met innerlijke pijnlijke en dus onbewuste delen, projecteren we deze naar buiten toe, waar ze vorm aannemen in de verwerkelijking van het lot. Het betreft in eerste instantie een innerlijk lot. Maar in het vermijden van de innerlijke confrontatie en de projectie naar buiten toe, wordt het een extern lot. Zo ook de Holocaust, de massavernietiging van de mens, welke – ook nu nog – eerst en vooral in onszelf plaats vindt. In dit artikel onderzoek ik de innerlijke symboliek die achter de Holocaust verscholen ligt.
De Holocaust bestaat natuurlijk uit tal van verschillende, maar samenhangende gebeurtenissen en verschijningsvormen. Rassensegregatie, discriminatie, deportatie, vernietigingskampen, gaskamers, haatideologie en afzonderlijke gebeurtenissen als de Kristalnacht maken er alle deel van uit. Wat dit alles verenigt is het thema van angst, haat en vernietiging – een soort onheilige drie-eenheid. Ze gaan altijd samen en houden onderling nauw met elkaar verband. Angst, haat en vernietiging In ieder van ons gaat een oerangst schuil; dit is de angst om vernietigd te worden (doodsangst). Deze doodsangst is het donkere hart van het ego, de schijnbare kern van ons als mens. Dieptepsychologische en spirituele tradities benadrukken dat het ego niet de werkelijke kern is van de mens, maar een illusie die ontstaat door de identificatie met inhouden van bewustzijn. Het bewustzijn wordt voortgebracht door verschillende processen. Zintuiglijke waarneming, denken, voelen en de intuïtieve functie samen creëren bewustzijn. Dit bewustzijn – of de ervaring die we van onszelf en de werkelijkheid hebben – is vervolgens opgebouwd uit verschillende psychische inhouden: gedachten, gevoelens, emoties, intuïties, instincten – het zijn alle waarnemingen of percepties van de werkelijkheid. Door identificatie met deze percepties ontstaat de beleving van een ego of ik. Een min of meer constante beleving van onszelf of zelfbeeld. De werkelijkheid an sich bestaat echter niet uit gedachten, gevoelens, instincten en intuïties, maar is puur zijn. De gedachten, gevoelens, etc. zijn de reflecties van dit zijn, ofwel: bewust-zijn. Ze maken het zijn ervaarbaar of bewust. Het punt is dit: onze essentie of werkelijkheid wordt gevormd door ‘zijn’. Maar door identificatie met bewustzijn, verliezen we het zicht op onze essentie en denken we dat we ons zelfbeeld of ego zijn. Omdat dit zelfbeeld voortdurend bedreigd wordt door de vormloze essentie van zijn, schuilt in het ego een primaire angst om vernietigd te worden. Angst is zodoende de basis van het ego en zij is het, veelal verholen en onbewuste, fundament van wat de wereld onder ‘individualiteit’ verstaat. 1 © 2014, Sander Videler www.degoudgeleweg.nl
Het ego of ik is letterlijk doodsbang om vernietigd te worden. Deze angst is zo groot dat de innerlijke spanning die ermee gepaard gaat nauwelijks te verdragen is. Daarom projecteert het ik deze angst (onbewust) naar buiten toe. Naar buiten geprojecteerd, neemt de angst de vorm aan van haat jegens de ander, omstandigheden of het leven zelf. Haat is de dekmantel van het ik waaronder het zijn eigen doodsangst verbergt. Haat is de drogreden van het ego waarmee het zijn drang om de ander te vernietigen rechtvaardigt. Fight or flight Het nog onbewuste ego heeft in feite maar twee mogelijkheden. Een mogelijkheid heeft het in ieder geval niet: het ego kan de innerlijke doodsangst niet onder ogen komen. Immers, op het moment dat het ik de angst om vernietigd te worden werkelijk doorgrondt, wordt het ego inderdaad vernietigd. In de onderkenning dat er een werkelijkheid is die groter is dan bewustzijn, dooft de identificatie met dit bewustzijn en houdt het ego als valse identiteit op te bestaan. Zolang we echter geen contact hebben gemaakt met de diepere zijnsessentie en deze als realiteit zijn gaan ervaren, kunnen we niet zonder de identificatie met het bewustzijn. We moeten eerst een diep, innerlijk gevoel ontwikkelen geworteld te zijn in een onvergankelijke werkelijkheid van zijn, voordat we de identificatie met bewustzijn kunnen opgeven. Zonder deze zijnsrealisatie, staat het loslaten van de (valse) egoidentiteit gelijk aan zelfannihilatie. Het ego dat nog geen bewust contact heeft met de zijnsdimensie waaruit het zelf voorkomt, rest dus niets anders dan een ontkenning van de innerlijke doodsangst. Het moet deze wel naar buiten projecteren om te overleven. Zoals gezegd, neemt de naar buiten geprojecteerde doodsangst de vorm aan van haat. Haat is de drang om ons af te scheiden. Wanneer ik iemand of iets haat, neem ik innerlijk afstand van de ander. We moeten wel haten wat we naar buiten projecteren, want wat we naar buiten geprojecteerd hebben is de dood of vernietiging zelf. En hiervan moet het ego afstand nemen en houden, anders houdt het op te bestaan. In een gebeurtenis als de Holocaust toont de (collectieve) projectie van doodsangst onverbloemd haar ware gezicht: haat. Door de creatie van een haatideologie jegens het Joodse volk, zocht het collectieve ego zich een weg uit de innerlijk opgebouwde spanning die de doodsangst met zich meebrengt. Hierin uitte de projectie van doodsangst zich in de respons van vechten – ‘fight’ – zoals we die ook in de natuur kennen. Maar de projectie van doodangst in de vorm van haat, neemt ook vaak een andere, misleidende vorm aan. In de ‘flight’ of vluchtrespons, projecteert het ego eerst haar angst vernietigd te worden naar buiten toe in de vorm van haat. Vervolgens bedekt het ego de haat jegens de ander onder een laag ‘liefde’. Hierbij ontvlucht het ik als het ware de werkelijke motivatie, welke nog steeds gestoeld is op haat en de drang te vernietigen. Liefde die de vorm aanneemt van afhankelijkheid is hier een voorbeeld van. Vaak verenigen twee doodsbange ego’s zich in een wederzijdse afhankelijkheidsrelatie onder het mom van liefde. De werkelijkheid is dat beiden zich in hun zelfbeeld bedreigd voelen en doodsbang zijn voor het leven. Door zich aan elkaar vast te klampen, hoeven beiden de innerlijke doodsangst niet onder ogen te komen. ‘So far, so good’, kun je 2 © 2014, Sander Videler www.degoudgeleweg.nl
denken. Wat is hier mis mee? De crux zit in de omgekeerde projectie. Wat doorgaat voor liefde, is in werkelijkheid angst. Een relatie gebaseerd op angst kan nooit de bevrediging bieden die op werkelijke liefde gebaseerde egoversmelting in zich heeft. In een liefdesrelatie gebaseerd op angst, houden beiden bovendien de eigen doodsangst onderdrukt, waardoor de psychische druk steeds groter wordt. Op den duur kan zelfs het meest rooskleurige plaatje de werkelijkheid niet verbloemen. Evenals aan de ‘fight’relatie, ligt aan de ‘flight’-relatie de onheilige drie-eenheid van angst, haat en vernietiging ten grondslag. Dit openbaart zich bijvoorbeeld wanneer de zeepbel van afhankelijke liefde uiteenspat in een vechtscheiding. Een derde respons Voordat ik kom te spreken over de psychische symboliek van de Holocaust, eerst nog dit. Het mogen duidelijk zijn dat aan de Holocaust, en aan het draaiende houden van heel de wereld, de dynamiek van het ego ten grondslag ligt, zoals hiervoor beschreven. Of dit zich nu uit in de respons van ‘fight’ of ‘flight’ maakt in wezen niets uit. Aan beide responsen ligt de angst van het ego ten grondslag vernietigd te worden door de werkelijkheid. Het ego en haar doodsangst vormen overigens een natuurlijke fase in de zelfrealisatie van de werkelijkheid. Het ene zijn manifesteert zich in ruimte en tijd om zich bewust te worden van zichzelf. Het is een natuurlijk proces dat dit zelfbewustzijn zich in eerste instantie in zichzelf nestelt en zo, in de kern, een vals zelf of ego ontwikkelt. Alleen door een voortdurende confrontatie met de werkelijkheid, kan het in zichzelf opgerolde zelfbewustzijn zich ontrollen en zo haar valse zelf prijsgeven. Het ego wordt in dit proces geabsorbeerd door het ene zijn, wat een geheel nieuwe zelfbeleving geeft. Zonder identificatie met het ik, voelen we ons gecentreerd in de hele werkelijkheid – in alle vormen van zijn, ongeacht welke innerlijke of uiterlijke vorm dit bewustzijn aanneemt. Deze derde respons wordt gevormd in een dialectisch proces, waarbij het ego eerst talloze keren de eigen doodsangst naar buiten projecteert en deze bestrijdt in de buitenwereld (‘fight’) of ervan wegvlucht (‘flight’). Dit proces van ‘fight or flight’ gaat net zolang door, totdat het bewustzijn zoveel inhouden omvat, dat het een afspiegeling vormt van de ene werkelijkheid van zijn en het bewustzijn zichzelf in deze werkelijkheid herkent. Door steeds weer nieuwe denkbeelden, gevoelens, emoties, instincten en intuïties over de werkelijkheid te ontwikkelen, gaan we op een gegeven moment (h)erkennen dat we alle aspecten van zijn in ons hebben. Oftewel: dat we het ‘zijn’ zijn. Deze spirituele gewaarwording centreert ons bewustzijn in de werkelijkheid, in plaats van in de illusie van het ik. Het ego kan zich ontspannen en ontrollen, waarbij het steeds meer identificaties loslaat. Dit proces veruiterlijkt zich in een zich steeds verdiepende en dynamisch wordende persoonlijkheid, welke steeds meer mogelijkheden van zijn in zich herbergt. Alleen deze derde, spirituele respons doet de destructieve egodynamiek van angst, haat en vernietiging teniet. Spiritualiteit of dieptepsychologie vormt zodoende het derde rijk: een bewustzijn gezeteld in het ene zijn, door Jung, hindoes en vele anderen het Zelf genoemd. Dit echte derde rijk vormt de spirituele oplossing waarvoor Hitler en de nazi’s zo blind waren. En tegelijk, onbewust, naar op zoek waren in hun collectieve vernietiging van naar buiten geprojecteerde doodsangst. Met de Joden als zondebok. 3 © 2014, Sander Videler www.degoudgeleweg.nl
Het Derde Rijk Het nog onbewuste ego ziet zichzelf als godheid, als middelpunt van het universum en organiserend centrum van het leven. Terwijl het ego in de totaliteit van zijn resideert en er geheel door wordt aangestuurd, denkt het ego dat het zelf zijn levensomstandigheden creëert en beslissingen neemt. Om zichzelf als godheid te bevestigen, heeft het ego twee dingen nodig. Het eerste is een haatideologie die de projectie van de doodsangst op een zondebok rechtvaardigt. Ten tweede heeft het ego een eigen ideologie nodig die de superioriteit van het eigen ik lijkt te bevestigen. Hitler bood beide: een ideologische fabel die de vernietiging van de Joden moest rechtvaardigen en een politiek en cultureel ideaal die de superioriteit van het Arische ras voor ogen had. De samenwerking van beide – de vernietiging van het ene ik en de verheffing van het eigen ik – zouden de grondslag vormen voor een nieuw, duizendjarig rijk: het Derde Rijk. Binnen tien jaar was van dit egorijk echter niets anders over dan een smeulende brandhaard. De haat had zich tegen zichzelf gekeerd, zoals projecties vroeg of laat altijd terugslaan op het naar buiten projecterend bewustzijn. De reden dat de projectie van angst en haat uiteindelijk de eigen psyche aantast is eenvoudig. De angst van het ego kan simpelweg niet naar buiten geprojecteerd worden, omdat er geen buitenwereld bestaat! In werkelijkheid is er alleen het ene zijn, zonder ego’s die de ongedeelde werkelijkheid fragmenteren in een binnen- en buitenwereld. Het idee dat projectie zou werken gaat al uit van de illusie van het ik: het geloof dat er überhaupt een afgescheiden ik bestaat, dat iets buiten zichzelf zou kunnen projecteren. Dit geloof in de werking van projectie en de almacht van het ego, zien we terug in het geloof van Hitler in het bestaan van een ‘Übermensch’ – met hemzelf als Führer als oppergod. Ook geloofden de nazi’s heilig in de werking van propaganda, geheel gebaseerd op het mechanisme van projectie in haar twee gedaanten: strijdend en vluchtend. De ‘fight’-response is duidelijk: de projectie van de eigen doodsangst op de Joden, in de vorm van haat en het doel om het Joodse ras te vernietigen, culminerend in de formulering van de doctrine van de ‘Endlösung’ en de oprichting van vernietigingskampen. De ‘flight’-respons uit zich in de vervormde, zoetsappige en naïeve verheerlijking van het Arische ras en het Duitse volk, eveneens vervat in een doctrine, samengevat als ‘Blut und Boden’. De gelijkenis met psychische processen van het ego gaat verder. De Holocaust in onze psyche Het idee dat een belangrijk deel van onze psyche op dezelfde manier functioneert als de Holocaust is niet overtrokken. Vergeet niet dat de kern van het onbewuste ego een zwart gat van annihilatieangst is. Deze angst bouwt zich, vrijwel geheel onbewust, steeds verder op; evenals Hitler de angst voor de Joden gedurende de jaren steeds verder opstuwde. Vervolgens uit de angst zich in een geweldsexplosie, analoog aan de Kristalnacht – het startsein van de Jodenvervolging. In de psyche uit deze explosie zich veelal op twee wijzen: zelfhaat (afwijzing) en angst en haat richting de omgeving. 4 © 2014, Sander Videler www.degoudgeleweg.nl
We zijn voortdurend op zoek naar een zondebok op wie we onze onderdrukte doodsangst kunnen projecteren in de vorm van haat. Deze zondebokken zijn onze ouders, andere familieleden, partners, buren, overheid, mensen van andere rassen, geloven en culturen – als het maar iemand anders is dan het eigen ik. Ook onze levensomstandigheden (woonplaats, baan, natuurlijke omgeving, etc.) fungeert als projectiescherm voor onze haat, inclusief het eigen lichaam, dat door het ego voortdurend wordt aangevallen en als een extern object wordt beschouwd! In de rassendoctrine van de nazi’s zagen we de werking van lichaamsgerichte projectie op extreme en bizarre wijze uitgewerkt. Fysieke kenmerken als de grootte van de neus, haarkleur en de stand van de oren, zouden wijzen op (Joodse) inferioriteit! Hoewel ons dit nu absurd in de oren klinkt, doen wij exact hetzelfde, nota bene met ons eigen lichaam! We diëten, kleuren ons haar, trainen onze spieren, dragen make-up en ondergaan plastische chirurgie om te voldoen aan een Westers schoonheidsideaal. Velen keuren zichzelf op allerlei wijzen af. Fysiek, omdat we te dik/mager/lang/klein/lelijk zouden zijn. Mentaal, omdat we niet intelligent genoeg zouden zijn. En emotioneel, omdat we verkeerde karaktertrekken zouden hebben. Bij dit alles gaan we er volledig aan voorbij dat we het lichaam, de denkgeest en haar karakter of persoonlijkheid, als een extern object beschouwen, dat we kunnen beoordelen en haten, om zo onze doodsangst naar buiten te projecteren. Maar hetgeen dat we bij zelfhaat als extern beschouwen (lichaam, denkgeest en karakter), beschouwen we bij gelegenheid ook als onszelf! Wanneer ons lichaam, IQ of karakter immers mooier of beter afsteekt ten opzichte van een ander, beschouwen we dit wel degelijk als deel van onszelf! Deze zelfde schizofrenie speelde de nazi’s parten. Om vol te kunnen houden dat Joden inferieur zouden zijn en Ariërs superieur, moesten niet alleen de positieve eigenschappen van de Joden ontkend worden, maar ook de eigen negatieve eigenschappen. Uiteindelijk bouwt het ego zodoende het ene luchtkasteel op het andere – dit alles om het eigen niet-bestaan aan bewustzijn te onttrekken! Dat wat we doorgaans ‘werkelijkheid’ noemen – het schizofrene geheel van denkbeelden en gevoelens dat ons innerlijk vormt – is als een weefsel van illusies, dat als een los kleed over een spookgedaante van lucht ligt. De illusie wordt gewekt dat er werkelijk een substantie – een egogedaante – onder deze vermomming of dit rookgordijn schuil gaat. De Tovenaar van Oz Je zou willen dat Hitler, toen hij in 1924 in de gevangenis zat, ‘De Tovenaar van Oz’ had gelezen, in plaats van zijn tijd te verdoen met het schrijven van ‘Mein Kampf’. Het verhaal van Lyman Frank Baum gaat namelijk over de illusie van het ego en de oplossing hiervoor. Niet een haatoplossing, zoals de ‘Endlösung’, maar een werkelijk finale oplossing: liefde. In dit verhaal verpersoonlijkt de Tovenaar van Oz – de ‘Grote en Verschrikkelijke’ – het ego. Het ego waant zich stevig gezeteld op zijn troon, maar dankt deze zogenaamde macht alleen aan het ophouden van een beeld van almacht. In werkelijkheid blijkt de Tovenaar van Oz een iel, oud mannetje te zijn. Niemand in het land van Oz heeft hem ooit gezien, maar iedereen is bang voor hem! Als Dorothy en haar reisgezellen de Tovenaar van Oz in de Stad van Smaragd bezoeken, worden ze in een enorme troonzaal 5 © 2014, Sander Videler www.degoudgeleweg.nl
ontvangen, maar met een lege troon. Het oude mannetje heeft zich verstopt en probeert zijn publiek met trucs te imponeren. Hij projecteert zijn vervormde, groteske schaduw op een wit doek en probeert zo heel wat voor te stellen. Maar het gezelschap doorziet de list en de Tovenaar van Oz wordt ontmaskerd als een illusionist. De gelijkenis met Hitler is treffend. Alleen door middel van leugens, list en bedrog kon hij zijn macht vestigen. Alleen te midden van grandioze decors leek dit iele mannetje wat voor te stellen. En alleen door het publiek angst in te boezemen, kon hij de macht claimen. Maar de propaganda werd uiteindelijk ontmaskerd als een grandioze projectie van een in doodsangst verkerend ego. In ‘De Tovenaar van Oz’ staat de Stad van Smaragd symbool voor het hart. Het verhaal vertelt dat we zijn overgeleverd aan de egodynamiek van angst, haat en projectie, zolang we niet langs dieptepsychologische weg contact met ons hart hebben gemaakt, de zetel van ons ware, spirituele Zelf. Zolang ook blijft de Holocaust in onze psyche voortduren, steeds weer opvlammend in actuele gebeurtenissen in de buitenwereld. Totdat we haar innerlijke symboliek begrijpen en we de goudgele weg naar ons hart gaan.
6 © 2014, Sander Videler www.degoudgeleweg.nl
Over de auteur Sander Videler (1976) is Jungiaans analytisch therapeut, auteur en spreker op het gebied van spiritualiteit, gnosis en dieptepsychologie. Van zijn hand verschenen o.a. de boeken ‘Leef!’, ‘De weg naar je ware Zelf’ en ‘Het wezen van de mens’. Meer informatie: www.degoudgeleweg.nl of www.sandervideler.nl
7 © 2014, Sander Videler www.degoudgeleweg.nl