Amsterdam 9 november 2015
Hoe ziet de eerste Nederlandse Zwarte Piet er uit? Inleiding In de Nederlandse folklore, zoals in vele andere culturen, komen zwart geschminkte figuren voor1. Daarvoor zijn allerlei redenen: uitdrijven van boze geesten, kinderen bang maken, incognito zijn omdat men verliefd is of jaloers, theater-blackface-Othello, enzovoorts. Dit heeft in principe niets te maken met de Nederlandse Zwarte Piet. Zwarte Piet is oorspronkelijk een modecreatie van Jan Schenkman die voortkomt uit het dagelijkse culturele leven in Amsterdam: nieuwe technische ontwikkelingen in de scheepvaart, actuele onderwerpen in de literatuur en de schilderkunst, en nieuwe kindvriendelijke inzichten in de pedagogiek. Om dit punt nader toe te lichten wil ik eerst beschrijven hoe Schenkmans creatie van de zwarte knecht, de eerste Zwarte Piet, eruit zag. Alle afbeeldingen uit zijn publicatie ‘Sint Nicolaas en zijn knecht’ (Amsterdam 4 december 1850 uitgegeven uitg. Théodore Bom)2 beschrijf ik en voorzie ik van commentaar en uitleg in Info 1. Deze vindingrijke zwarte-knecht-creatie komt niet uit de lucht vallen. Er zijn talloze voorbeelden van een dergelijke knecht te vinden op schilderijen, vooral van Franse origine uit de eerste helft van de 19de eeuw. Ik doel niet op de schilderijen en afbeeldingen die te vinden zijn in bijvoorbeeld ‘Het Sinterklaasboek’3 of ‘Slavernij, een geschiedenis’4, deze afbeeldingen zeggen niets over de herkomst van Zwarte Piet. Ik zal in Info 2 andere afbeeldingen beschrijven die m.i. aantonen aan welk beeld ‘de eerste zwarte knecht van Sint Nikolaas’ voldeed. En dat is een hele andere dan ‘klein moortje in dienst van de gegoede burgerij, gerelateerd aan het Nederlandse verleden van de slavenhandel’.
1
Over dit onderwerp is veel gepubliceerd. Talloze internetsites google ‘Zwarte Piet’. Bekend zijn de boekjes Frits Booy: ‘Op zoek naar Zwarte Piet’ Eindhoven 2003, of Louis Janssen: ‘Nicolaas, de duivel en de doden’ Baarn 1993. 2
De publicatie van Schenkman in zijn originele vorm uit 1850 is volledig opgenomen in het boek ‘Sintde Nicolaasliederen’ 2 druk, Leidschendam 2009.
3
e
In de 1 druk van ‘SintNicolaasliederen’, Amersfoort 1991, is de tweede druk van de publicatie van Schenkman (met de pofbroekzwartepiet) compleet opgenomen.
Eugenie Boer en John Helsloot: ‘Het Sinterklaasboek’ Waanders Uitgevers Zwolle 2009 Dirk J.Tang: ‘Slavernij, een Geschiedenis’ Walburgpers Zutphen 2013 (met uitzondering van de afbeelding van het schilderij van Federico Bartolini: ‘de odaliske’ op pag. 53 http://www.sothebys.com/en/auctions/ecatalogue/2013/old-master-and-19th-century-paintingsn09103/lot.597.html ) 4
Niet alleen de zwarte piet is een creatie die verschijnt in 1850, maar er verschijnt óók een geheel nieuwe sinterklaas; niet een gnom, een Kobolt of een kaboutertje, zoals de sinterklaas werd gepicturaliseerd als het niet een toneelstukpersoon betrof die zich als Sinterklaas had verkleed voor het jaarlijks kinderschrik- en verwenritueel, en ook niet de katholieke Bariheilige, maar een reclamesjabloontje voor snoep en chocolade, wat ouder (vollere baard) en persoonlijker gemaakt, hij spreekt Nederlands en predikt een algemene Nederlandse katholieke én een protestantse moraal. Zie hiervoor Info 3. Auteurs als Christophe Wieland en Walter Scott zijn van niet te onderschatte waarde geweest voor inzichten in ons sinterklaasfeest.
Info 1 Op 4 december 1850 verschijnt in Amsterdam het boekje ‘Sint Nikolaas en zijn knecht’ met daarin een nieuwe Franse Sint-Nikolaas die aan zijn zijde een zwarte knecht had. Het boekje bevat het lied ‘Zie, ginds komt de Stoomboot’ (16 coupletten) met daarbij prachtige hoogwaardige artistieke afbeeldingen. Sommige auteurs kenschetsen de plaatjes als ‘primitive volkskunst’, ten onrechte naar mijn mening: het betreft een eigen stijl, weinig onderzocht door kunsthistorici, hier vol humor en verborgen schoonheden (zie bijvoorbeeld de halve maan bij het couplet ‘St. Nikolaas op den Schoorsteen’). Eerst alle afbeelding van deze jongen uit dit boekje, van commentaar en achtergrondinformatie voorzien: Eerste couplet „Aankomst’
Zijn knecht staat te lagchen En wenkt ons reeds toe: “Wie zoet is krijgt lekkers, Wie stout was – een roê.” De knecht draagt in zijn linkerhand iets lekkers en in zijn rechterhand de roede. Opmerkelijk is ‘zoet is’ en ‘stout was’; de dichter gaat ervan uit dat alle kinderen zoet zijn en dat in het verleden elk kind wel eens stout geweest is. Opmerkelijk is het aandachtstreepje ‘–’ hetgeen betekent: even wachten, het kind laten raden wat er komt. Opmerkelijk is ‘een’ roede; dus niet ‘met de roe’ oftewel een pak slaag, maar een ‘roede ten geschenke’, als symbool van tucht en discipline5. De eerste zin van het lied luidt volledig: ‘Zie, ginds komt de Stoomboot Uit Spanje weêr aan’ In het artikel van Robert Irwin ‘Spanje, Poort tot de Oriënt’ (in het boek bij de tentoonstelling ‘Van Delacroix tot Kandinsky, Oriëntalisme in Europa’ Parijs / Brussel 2010) staat het volgende te lezen:
De titel zegt het al ‘Spanje, Poort tot de Oriënt’. Opmerkelijk vind ik ‘Die streken waren in die tijd werkelijk nog terra incognita’. Tweede couplet ‘Plegtige intogt’ (zie mijn brief van 30 juni):
5
← De roede als geschenk, illustratie bij ‘Stouten Wim’, een lied op de melodie van ‘Io Vivat’ uit ‘Van Sinterklaas en Pieterbaas’ van S. Abramsz (Zuthen 1919, P.van Belkum Zn.), 70 jaar ná ‘Sint Nikolaas en zijn knecht’ van Schenkman. → De protestantse predikant uit Doesburg ds. C. van Schaïck steekt in ‘Sint Nicolaasvertellingen voor de jeugd’ (1852) de draak met het Katholieke Sinterklaasfeest. De illustrator tekent een rijzweepje als roede (i.p.v. een ste takkenbos, fasci). Sinds 1991 (1 druk ‘SintNicolaasliederen) een veel gekopieerde en becommentarieerde illustratie.
Zie het verschil in de 1ste en 2de druk, illustratie bij couplet 2 („Zijn knecht draagt de geldkist, o ziet hoe hij zweet‟) waarin de knecht als betrouwbare thesaurier de geldkist draagt. Opvallend is dat een geldkist ter grote van een mensenhoofd (1e dr.) verruild wordt voor een ware hutkoffer (2e dr.). Opvallend is ook dat de rode-bieszwartepiet nog met zijn rechterhand het zweet van zijn voorhoofd veegt terwijl de pofbroekzwartepiet glimlachend zijn werkplicht doet.
1e druk (1850)
2de druk
Derde couplet ‘bij den Banketbakker’ Vierde couplet ‘In den Boekwinkel’ Vijfde couplet ‘Op den Schoorsteen’
‘De Bisschop koopt alles; ‘O vond ik er morgen Zijn knecht draagt het Maar een in mijn schoen! uit.’ „k Gaf hem en zijn knecht dan Een hand en een zoen.’
‘Wat ziet ge op dien schoorsteen? Een paard en een‟ man! Jazeker, hij is het! Zijn knecht staat er bij‟
De paarden zijn bijzonder lenig. Mijn persoonlijke interpretatie: In Walter Scotts ‘Ivanhoe’ (1819) staat een beschrijving van een paard uit het Midden Oosten. Het lijkt me mogelijk dat die beschrijving bij de totstandkoming van de illustratie bij couplet 5 een rol heeft gespeeld. Ziehier een citaat. En ook de voorkant van het Penguinboekje met het schilderij van Léon Cogniet (1827) waar de ‘zwarte piet’ (de door en door betrouwbare Saraceense knecht) Rebecca redt uit het vuur van het brandende kasteel. ‘The steeds’ is een oude term voor ‘de paarden’. Opmerkelijk: ‘their fine slender limbs, small fetlocks, thin manes, and easy springy motion’.
Zesde couplet ‘St. Nikolaas luistert aan de deur.’ Zevende couplet ‘St. Nikolaas houdt boek.’ Twaalfde couplet ‘bij een rijk kind.’ Dertiende couplet ‘bij een’ snoeper.’
De knecht draagt nog wat boeken ‘bij een rijk kind.’
„Hem kan men niet foppen, Geloof mij opregt, Wat hij niet gezien heeft, Vertelt hem zijn knecht.‟
„Sint Niklaas, de bisschop, Schrijft hier in zijn boek … Wat zou hij wel schrijven Van u en van mij? – O. vraag het zijn knecht eens‟
De knecht schrikt als Sint Nikolaas een snoeper aan zijn oor trekt.
Waar komt toch dat boek vandaan (couplet 7)? Arnon Grünberg bracht mij op een idee:
De Volkskrant, 14 september 2013. Gedurende tien dagen, tussen Rosj Hasjana (joodse Nieuwjaar) en Jom Kip(p)oer (Grote verzoendag, 14 september 2013, de zaterdag van het artikel) schrijft God de namen van de berouwvolle gelovigen op in het grote boek. Kennelijk een oud joodse traditie die Schenkman in 1850 wellicht op het idee bracht: ‘Sint Niklaas houdt boek’. Alle kinderen, de lieve en de stoute, niet alleen berouwvolle, werden daarin vermeld. Dus: Jan Schenkman heeft, naar joods voorbeeld, Sint Nicolaas een groot opschrijfboek (Sündenregister) gegeven6. Vijftiende couplet ‘bij stoute kinderen.’ Zestiende couplet ‘St. Nikolaas vertrekt.’
„Ei, Ei die Sint Niklaas Is lang na niet mak! Daar stopt hij twee knaapjes Pardoes in zijn zak.‟ „Daar stijgt hij op ‟t paardje Per Luchtbal omhoog. Zijn knecht zit in ‟t schuitje, Maar rilt als een blad „k Wed dat hij veel liever In ‟t Stoomschip weer zat!‟ *** Dit is dus de eerste zwarte knecht, later ‘Zwarte Piet’ genoemd. Wat waren zijn eigenschappen?
6
de
In de sequens voor de dodenmis ‘Dies Irae’ (uit de 12de eeuw) staat in de 5 couplet: Liber scriptus proferetur, in quo totum continetur, quod inultum iudicetur’ (zie Kees Vellekoop ‘Dies Irae Dies Illa, Studien zur Frühgeschichte einer Sequenz’ A.B.Creyghton / Bilthoven 1978). Het gaat hier meer om een profetie die stelt dat aan het einde der tijden ieder terecht moet staan, dan om een boek waarin mijn aantekeningen bijhoudt.
Dienstbaar en respectvol. Hij draagt de boodschappentas (3) met alle wat Sint Nikolaas bij de banketbakker heeft gekocht, hij neemt van Sint Nikolaas de boeken aan (4) en stopt die in een mand, hij houdt de zak open (15) zodat Sint Nikolaas stoute kinderen daarin zou kunnen deponeren (hetgeen niet gebeurt). Bij alle dingen is het Sint Nikolaas die handelt: Sint Nikolaas straft (de knecht niet) en beloont. Er is nergens sprake van dat de knecht de kinderen bang maakt; de kindervrees geldt Sint Nikolaas: hij beslist en oordeelt. De knecht doet slechts wat hem wordt opgedragen, hij beslist en oordeelt niet; hij respecteert zijn baas. Vakkundig en betrouwbaar: hij weet, begrijpt en onthoudt wat Sint Nikolaas in zijn boek schrijft (7), hem, als thesaurier, vertrouwt Sint Nikolaas de schatkist toe (2), hij kan uiterst goed paardrijden (5) zoals te zien is als hij, klaar voor de sprong, over de daken rijdt. Eén ding is misschien een minder prijzenswaardige eigenschap: hij is ook een verklikker (6); anderzijds is dit ook weer een goed element omdat hiermede de almacht van Sint Nikolaas gerelativeerd wordt, Sinterklaas is God-zelve niet (Sinterklaas is zelf ook een knecht, namelijk een knecht van de hemel, van God). Menselijk: hij zweet (2) als hij een zware taak moet uitvoeren, hij schrikt (13) als Sint Nikolaas een snoeper aan zijn oor trekt, hij is bang (16) als hij in een bakje onder een luchtballon omhoog zweeft (naar het onbekende). Symboolwaarde: hij houdt in zijn rechterhand (voor de kijker links) de roede en in zijn linkerhand (voor de kijker rechts) de beloning omhoog (1) op het schip in de haven bij de aankomst.
Info 2 Waar komt deze knecht vandaan? Hoe komt Schenkman bij een knecht überhaupt en in deze vorm? Hieronder een aantal afbeeldingen van vóór 1850. Ik heb gezocht naar dienaren met een vergelijkbaar uiterlijk en vergelijkbare kleding als afgebeeld in de eerste druk van ‘Sint Nikolaas en zijn knecht’ Amsterdam 1850. Ik beweer niet dat Schenkman deze afbeeldingen gezien moet hebben, maar, in het algemeen, zó zag een ‘zwarte’ slaaf, dienaar, knecht, Saraceen, Mammeluk eruit: 1 (1798) Een Egyptische vorst, een Mammeluk, wordt gevangen genomen en voor Napoleon geleid:
Detail van ‘Battle of the pyramids 21 juli 1798’ van François Louis Joseph Watteau 1799, Valenciennes Musée des Beaux-Arts. Voor een volledige afbeelding: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Francois-LouisJoseph_Watteau_001.jpg
In Walter Scotts ‘Ivanhoe’ (1819) heeft een de tempelridder Brian de Bois-Guilbert in zijn gevolg twee zwarte knechten, twee Saracenen, zie citaat7 hieronder. Deze beschrijving zou grote invloed kunnen hebben gehad op Schenkmans ideeën over ‘een zwarte knecht’ horende bij Sint Nikolaas. Terloops noemt Scott de namen van twee Marokkaanse prinsen ‘Hamat en Adalla’, doelende op deze twee Saraceense dienaren. Prinsen, zonen van Marokkaanse vorsten, dat is de relatie met de afbeelding hierboven.
‘Ivanhoe’ was zeer populair, ook in Amsterdam: opera’s, toneelstukken, verkleed-avondjes (lady Rowena, Rebecca, Brian de Bois Guilberft, Ivanhoe), vertalingen. Prof. Raedts wijst op de grote invloed die ‘Ivanhoe’ had in Nederland8.
7
Walter Scott ‘Ivanhoe’ vertaling van Damsma/Miedema (Atheneum, Amsterdam 2006), beschrijving pag 47, de namen van de Marokkaanse prinsen pag. 54. 8
Peter Raedts ‘De Ontdekking van de Middeleeuwen’ Amsterdam 2011, pag 118.
2 (1806) Een Arabier kijkt in de strijd verschrikt naar Bonaparte:
Detail van ‘The battle of Aboukir (Cavalerie geleid door general Murat) 23 juli 1799’ van Baron Antoine-Jean Gros, 1806, Museé National du Chateau, Versailles. 3 (1806) Zwarte knechten (links onder) wier meesters vergiffenis ontvangen na hun opstandig gedrag:
Detail van ‘Bonaparte schenkt de opstandelingen van Caïro vergiffenis op het El-Bekirplein’ links: van Pierre Narcisse Guérin (1806) Caen, Musée des Beaux-Arts rechts: van Pierre Narcisse Guérin (1808) Versailles, Musée National du Château
4 (1810) Arabieren die midden in het strijdgewoel Bonaparte om genade smeken:
Detail van ‘Battle of the Pyramids 21 juli 1798’ van Baron Antoine-Jean Gros, 1810, Musée National de Château, Versailles Napoleon Bonaparte trok ten strijde naar Egypte (1798). Deze expeditie was militair niet bepaald succesvol. Maar bijzonder was dat de jonge Napoleon een leger aan wetenschappers en kunstenaars meenam om Egypte letterlijk en figuurlijk in kaart te brengen: ‘La Descripion de LÉgypte’, 1809, 23 delen. Dat leidde tot talrijke afbeeldingen van donkere mannen die geconfronteerd werden met Franse soldaten. Dit had tot gevolg dat er in Europa een ware Egypte-manie uitbrak. Men richtte zijn huis op Egyptische wijze in, men kleedde zich als een Egyptische prins of prinses. De tulband kwam in zwang.
5 (1810) Een zwarte knecht, een Saraceen, houdt zijn stervende koning in zijn arm en verdedigt zich tegen de Fransen soldaten van Bonaparte:
Detail van ‘de opstandelingen van Caïro, 21 oktober 1798’ van Anne-Louis Girodet-Troison, 1810, Versailles, Musée National du Chateau
6 (1812) Een knecht in een wit tuniek met een rode, hoge fez. Het lijkt er op alsof deze jongen aanbevolen wordt als dienaar:
Detail van ‘Rustpauze van het Franse leger in Syena (Assouan) 2 febr. 1799’ van Jean Charles Tardieu, 1812, Versailles, Musée national des Châteaux de Versailles et de Trianon
7 (1826) Een zwarte knecht, niet in werkkleding, maar in vol ornaat ter bescherming van ‘Griekenland’. http://www.meesterwerkenshop.nl/onderwerpen/griekse-mythologieschilderijen/griekenland-op-de-ruines-van-missolonghi-eugene-delacroix.html Griekenland voerde een onafhankelijkheidsstrijd tegen het Ottomaanse rijk (1821 – 1832). Een nieuw Hellas was het ideaal van o.a. Lord Byron, gevisualiseerd door Delacroix:
Detail van ‘Griekenland op de ruines van Missolonghi’ van de jonge Eugène Delacroix, 1826, Bordeaux Musée des Beaux Arts. 8 (1832) Een Marokkaanse ruiter:
Detail van ‘Militaire oefening van de Marokkaanse ruiters’ Eugène Delacroix, 1832, Montpellier , Musée Fabre. Vergelijk de illustratie bij ‘St Nikolaas op den schoorsteen (5)
9 (1836) Zittende op een kameel met twee welpen, op leeuwenjacht:
Detail uit ‘Lion Hunt’ door Horatius Vernet, 1836, Wallace Collection, London
10 (1837) Een zwarte knecht op een schimmel. Een dienaar op een arabier:
Detail van ‘Bij de zoete wateren van Azië in Constantinopel’ van Johann Michael Wittmer, 1837, München, Bayerische Staatsgemäldesammlung, Neue Pinakothek. 11 (1837) de zwarte knecht die aan de voet van zijn meester zit:
Detail van ‘De veldtocht in Egypte, de slag bij Heliopolis op 20 maart 1800’ van Léon Cogniet, 1837, Versailles, Musée national des Châteaux de Versailles et de Trianon. Karel Knip, red. wetenschap bij het NRC, maakte mij in december 2013 erop attent dat Napoleon ook een zwarte knecht had, Roustam Raza. Deze Mameluk waakte als een leeuw over zijn baas. Als Napoleon tijdens zijn veldtochten in zijn tent op zijn veldbed sliep, lag deze knecht naast hem op de grond. Wie de tent binnentrad struikelde eerst over de knecht.
Karel Knip wat betreft mamelukken: ‘Napoleon bevocht ze rond 1798 in Egypte, lijfde er vele in in zijn leger en benoemde er één tot zijn lijfbediende: Roustam Raza. Die werd het toonbeeld van trouw. Toen Napoleon in oktober 1811 op zijn schimmel Amsterdam binnenreed reed Roustam Raza achter hem. Tot in 1846 kon je in circussen kijken naar het paardennummer ‘Napoleon en zijn mameluk’. Want mamelukken waren krijgshaftige ruiters. Het is misschien geen toeval dat de knecht van 1850 op een steigerend paard is afgebeeld.’ 12 (1838) te midden van de marktdrukte in Constantinopel:
Detail van ‘de slavenmarkt’ van Sir William Allan, 1838, National Gallery of Scotland, Edinburgh
13 (1838) Mannen in een bootje op de Nijl bij Luxor:
Detail van ‘General view of the ruins of Luxor from the Nile’ door David Roberts (1838) uit ‘Sketches in Egypt & Nubia’ lithographed by Louis Haghe, Executive Yearbook Enterprises B.V. Den Haag 1982 . 14 (1838) Mannen tekenend en schetsend bij Thebe:
Detail van ‘View from under the portorico of Dayr-el-Medeeneh, Thebe’ door David Roberts (1838) uit ‘Sketches in Egypt & Nubia’ lithographed by Louis Haghe, Executive Yearbook Enterprises B.V. Den Haag 1982
15 (1841) portretten van Algerijnse jongemannen:
‘Studies van Algerijnse autochtonen’ van Louis Anselme Longa, 1841 Paris, Bibliotèque du Muséum national d’Histoire naturelle 16 (1844) Een zwarte knecht ontvoert de blanke maagd:
Detail van ‘De ontvoering’ van Henri Félix Philippoteaux, 1844 Privéverzameling. Félix Philippoteaux werkte samen met Léon Cogniet http://www.napoleonempire.com/paintings/mont_thabor.php een afbeelding van ‘La Battaille du Mont Tabor’ waar linker midden een zware knecht sneuvelt (Bekijk ook Pierre Narcisse, baron Geuérin).
17 (1844) achterop een kameel bij zijn baas:
Syrische Arabieren op reis (detail) Prosper Marilhat, 1844 Musée Condé, Chantilly 18 (1845) Josef, als onderdaan van de Farao, donker afgebeeld in wit gewaad:
Detail van ‘Josef verklaart de dromen van de Farao’ van Adrien Guignet, 1845, Rouen, Musée des Beaux-Arts
19 (1845) de sultan van Marokko, zittende te paard, begeleid door een zwarte knecht:
Detail van ‘MulayAbd al-Rahman, Sultan van Marokko, verlatende zijn paleis, omgeven door zijn Garde’ van Eugène Delacroix. 1845 Toulouse, Musée des Augustins
20 (1848) Drie Spaanse mannen in witte kledij.
Detail van ‘San Cristo de la Luz, oude moskee in Toledo’ van Friedrich Gärtner 1848, München, Städtische Galerie im Lenbachhaus. Dat waren 20 afbeeldingen in chronologische volgorde van soldaten, strijders, dienaren van God, vorsten of de overheid. Van belang is dat wij hier geen pagepakjes en verwijzingen naar Nederlandse slavenhandel vinden. Het gaat hier om oriëntalistische mode en om kunst. Ook Schenkman relateerde zijn creaties aan deze algemene hang naar oosterse beelden, realistisch of niet, waarbij je kon wegdromen.
Info 3 We moeten ons realiseren dat de Sinterklaas vóór Schenkman (1850) niet geassocieerd werd met de katholieke heilige Nicolaas. Schenkman was tot 1850 een schoolhouder aan de Anjeliersgracht (gedempd, nu Westerstraat), daarná gelegenheidsschrijver. Hij was humoristisch, gebruikte sterke metaforen, en verraste zijn lezers: hij creëert een nieuwe Sinterklaas in een nieuwe context. Het gaat hier om pure fictie. Hij vond een heiligenpoppetje dat als een reclamesjabloontje in het Algemeen Handelsblad gebruikt werd, lang haar, ringbaardje, staf in de linkerhand (spiegelbeeld), wit kruis op de mijter (1846). Schenkman laat die baard eens flink groeien en gebuikt hem dan voor zijn eigen boek:
Schenkman 4 december 1850
Reclamesjabloon 5 dec. 1846
We moeten ons goed realiseren:Dit feest een spel was, een toneelstukje. Zie De Génestet: moeder en dochter zijn ervan op de hoogte dat de geliefde van de dochter (de huwelijkskandidaat) voor Sinterklaas speelt om de vader over te halen in te stemmen met het huwelijk. Zie Rijkens ‘De beminnelijke Gerrit’ waarin de knecht van meester Pieter zich moet verkleden als Sinterklaas en meester Pieters kinderen eerst een doodschrik op het lijf moet jagen alvorens hun te ‘belonen’ met geschenken en een roede. Bij die verkleedpartijen bij Rijkens noch bij De Génestet gaat het om een bisschop, een prelaat of iets anders kerkelijks. Nee, het gaat om een tovenaar, een vreemde, een bosgeest met macht, een stukje mystiek. Zo zijn ook de afbeeldingen te interpreteren, als verkleedpartij door een volwassen man tot een geheimzinnige sprookjesfiguur: bv. S.A.Krausz (ca. 1810)
De man met die muts op, dat lange haar en aan zijn linker arm een mandje met lekkers, speelt voor Sinterklaas. Hij leest eerst de kinderen de les (vingertje) en geeft daarna hun beloning (mandje). Zie de onderstaande tekening uit 1877. Weliswaar ná Schenkman (1850) maar het gebruik van de verkleedpartij blijft voortbestaan tot op de dag van vandaag. Tegenwoordig verkleed als prelaat, maar dit is pas het geval sinds 1900 onder invloed van de Franse kerkelijke traditie, Schenkman, Joës à Leydis en Meisen. Voordien niet, voordien meer de wereld van de sprookjes van Grimm en de Duitse volksmythologie.
Uit: ‘Kinderlust’ van W.Hey (Gotha 1877) De Knecht Ruprecht beloont het kind wat met handjes gevouwen ‘beterschap’ beloofd. Deze Ruprecht is een equivalent van Sinterklaas (niet zoals sommigen beweren een Duitse versie van Zwarte Piet). Ook in Frankrijk kende men zo’n equivalent: Pere Fouétard. Ook Père Fouétard is niet een voorbode van de Nederlandse zwarte Piet. Hij is iemand met dezelfde opdrachten als Sinterklaas. Wieland publiceerde in 1780 zijn ‘Oberon’. Wieland zoog het verhaal niet uit zijn duim maar hij baseerde zich op de al uit de late Middeleeuwen daterende heldengedicht ‘Huon de Bordeaux’. Ook de Oberon had dezelfde functies als Sinterklaas: behulpzaam in moeilijke situaties, maar moraalpredikend. Schenkmans Sint-Nikolaas is ook een schoffering van de Katholieke Kerk, immers de Oberon, Père Fouétard, Knecht Ruprecht, zij hebben allen niets met de Katholieke Kerk te maken. Deze perversiteit ‘de Nederlandse Oberon als Katholieke Heilige’ is mogelijk omdat Nederland ten tijde van Schenkman een protestants land was. Katholicisme werd als minderwaardig en niet serieus te nemen godsdienst beschouwd, een godsdienst voor ónder de rivieren. Prof. Raedts schrijft uitvoerig over de positie van de katholieken in ‘De Ontdekking van de Middeleeuwen’ (Wereldbibliotheek, Amsterdam, 11de druk) pag. 249 vv.. De these dat ‘onze Sinterklaas’ een sterk Frans karakter heeft wordt door Raedts beschrijvingen van de geschiedenis van de 19de eeuw zeer wel mogelijk geacht. Henk van Benthem