Datum: Votum / zegengroet Openingslied wet Lied na de wet Gebed om opening Gods Woord Schriftlezing Lied na de schriftlezing 2 Tekst Preek Amenlied na de Preek Collecten Voorbeden
Slotzang
02-08-2015 Zoetermeer (Lichtzijde) gecombineerde ochtenddienst Liedboek 328 : 1 en 2 "Here Jezus om uw Woord" Deuteronomium 5 : 8 (kindermoment) en daarna Dt. 4 : 5 - 18 GKB Psalm 99 : 1 en 6 "God is Koning, Hij sticht zijn heerschappij" Romeinen 8 : 29-39 GKB Gezang 65 : 1 en 2 "Wij weten dat God alles keert" Rechters 17 GKB Gezang 65 : 3 - 5 "Als God de Heer nu voor ons is" -
kinderen Yaro Vogelaar (5), Irene Voogt (12)
Tunde Schilt en Friso Rijk (huwelijk)
Ronald de Goede - belijdenis en doop
Fam Riedeman - doop Martijn
Fam van Duin, doop tweeling
GKB Gezang 168 "'k Stel mijn vertrouwen"
canon vrouwen 1, mannen 2 (2 keer rondzingen)
Zegen
Intro: Zeker van je zaak? (dia 1) Hoe zeker ben ik van mijn redding? Weet ik wel zeker dat ik ben uitverkoren? Dat zijn stevige vragen. Denk je daar veel over na? Of vind je dit soort vragen zo spannend dat je ze maar wat voor je uit schuift? Ik sprak er eens over met een van mijn catechisanten. Zij was over deze vragen in gesprek geraakt met een goede vriend. Hoe weet je zeker dat God aan jou kant staat? Misschien ga je wel je hele leven braaf naar de kerk, je bidt en je leest in de Bijbel. Maar stel nou eens dat je niet bent uitverkoren? Dan houd je jezelf toch op een vreselijke manier voor de gek.... Stevige vragen ... spannend, maar wel hele goede vragen. In de Bijbel komen we ook mensen tegen die er mee worstelen en de Bijbel leert ons ook hoe we er wel en niet mee moeten omgaan. Vandaag leven we mee met een man uit het bergland van Efraim, zo'n 1500 jaar voor Christus, die ook graag zeker wil zijn van z'n zaak en daar op een heel merkwaardige manier mee omgaat. Ook al klaagt mijn geweten mij aan .. (dia 2) Onze tekst lijkt, op het eerste gehoor, te beginnen als een sprookje. Er leefde eens, lang geleden, ergens hoog in de bergen, .... Maar, zo staat het er niet. We lezen: In die tijd, leefde in het bergland van Efraim een man met de naam Micha. Hier wordt geschiedenis geschreven. Wie, wat, wanneer, waar? Dat gaat over herkenbare en controleerbare feiten. Lang geleden, maar .... echt gebeurd. Het is wel een heel bizar verhaal, maar het is geen verzinsel. !1
Micha is de hoofdpersoon en hij heeft last van zijn geweten. Als je het verhaal goed leest kom je tot die conclusie. Micha heeft namelijk een grote som geld gestolen, van zijn eigen moeder. Toen die moeder het ontdekte heeft ze een vervloeking uitgesproken. Dat herkennen we natuurlijk wel. Je maakt een forse tegenvaller mee. En dan flap je er iets uit, wat je kinderen maar beter niet kunnen horen. In het Oude Testament vloekten ze ook, maar anders dan wij. In die tijd zeiden ze: "Moge de HEER de dief straffen en in het ongeluk storten." En, dat had deze zoon dus wél gehoord, en dat zat hem dwars.
Hij wist: ik ben een dief, en nog een vervloekte dief ook. (dia 3) En dat was niet het enige. Micha rommelde ook op godsdienstig gebied. Hij was ook soort religieuze doe-het-zelver. Hij had voor zichzelf een heiligdom ingericht en een van zijn zonen als priester aangesteld. Dat was niet helemaal zoals het hoorde natuurlijk. De HEER wilde vereerd worden in de tempel en je mocht niet zomaar iedereen als priester aanstellen. Eigenlijk mochten alleen nakomelingen van Aaron priester zijn, maar ja, er moet zo veel .... Daar stond tegenover dat hij wel een officieel priestergewaad had laten maken. Dat dan weer wel. Maar ergens klopte het niet en Micha piekert daar af en toe over. Zo leren wel Micha kennen als een halfslachtig man. Een heel sterk staaltje daarvan vinden we in vers 3 en 4. Micha heeft zijn diefstal opgebiecht aan zijn moeder. !2
Het oude mens is rondom gelukkig. Ze trekt haar vervloeking in en maakt er een zegen van. Ook wil ze het hele bedrag aan de Heer wijden en er een afgodsbeeld mee laten verzilveren. En wat doet Micha? Hij neemt dat bedrag niet aan, maar geeft het aan zijn moeder terug. Dan gaat die moeder vervolgens zelf naar de zilversmid, en besteedt 200 (van de 1100) zilverstukken om het beeld alsnog te laten maken. En, lezen we, "dat kwam in Micha's huis te staan". Zo vaag gaan we praten als we ons ergens uit willen kletsen. Er staat niet wie dat beeld er neer zette: de moeder, de zilversmid, de zoon, of Micha zelf. Het lijkt bijna alsof het beeld er zelf heen is gelopen. Het is weggemoffeld, maar het klopt niet. Micha heeft z'n handen er van af getrokken, maar het zit hem toch niet lekker. Hij is door zijn moeder gezegend, maar, het wringt. Micha heeft een onrustig geweten. vanwege al mijn zonden .. (dia 4) Hij is onrustig vanwege al zijn zonden. Want dat speelt hier nogal. In een bijbelgedeelte van welgeteld 6 verzen komt hier de ene grote zonde na de andere langs. Sommige heel opvallend, andere wat meer verborgen. Kijk maar mee: Het begint met diefstal. Micha heeft 1100 sjekel van zijn moeder gestolen. Die zonde was eerst verborgen, maar Micha biecht hem op. Dat siert deze Micha. De zaak ligt open, en er kan worden gewerkt aan verzoening. Maar er is hier ook een verborgen zonde tegen het achtste gebod, namelijk verrijking. Hoe komt die moeder aan 1100 sjekel? Dat is een bedrag van ruim 100 modale jaarsalarissen! Laten we dat voor het gemak eens afronden op € 3.000.000. Dat helpt wel, om de tekst een beetje dieper tot je te laten doordringen. Wat moest dat mens, met zoveel geld? Waren er dan geen armen, om die te helpen? De moeder is kennelijk nogal op de centen, en als ze gestolen worden .... gebruikt ze Gods naam ijdel. En als het geld terecht is, opnieuw. Vloeken, zegenen ... ze doen hier alles wat God verboden heeft, maar ze hebben zijn naam voor in de mond liggen.
Dan natuurlijk die beeldendienst. Verschillende godenbeeldjes, staat er. En daar komt dan nu dat belachelijke dure beeld bij. Die 200 zilverstukken is nog altijd goed voor zo'n zes ton. En dan ook nog je eigen zoon uit de stam Efraim tot priester aanstellen, een eigen tempeltje oprichten, Gods tabernakel niet meer bezoeken. (dia 5) Tenslotte mag het ons opvallen dat iedereen kennelijk meedoet aan deze afvalligheid. Micha heeft zijn tempeltje laten bouwen. Daar heeft men aan meegewerkt. Timmerlieden, metselaars. Iemand heeft die beelden gesneden, iemand het gewaad geweven. En dan nu weer dat nieuwe beeld. Ook de zilversmid houdt zijn mond natuurlijk. Spreken is zilver, maar zwijgen is goud! De ene zonde wordt hier gestapeld op de andere. Om het nog wat leerzamer te zeggen. Iedere volgende zonde wordt hier gebruikt om de vorige te bedekken, en aan het gezicht !3
te onttrekken. En dat lukt alleen als iedere volgende zonde groter is dan de vorige. Dat zal ons niet onbekend voorkomen. Je doet iets wat niet mag, en als er naar gevraagd wordt, dan lieg je er om, en de ketting van leugens wordt steeds langer. Het is diep treurig wat we lezen in Rechters 17. De schrijver van het bijbelboek verklaart: Er was geen koning in Israel en ieder deed wat in zijn eigen ogen goed was. Het is het refrein van dit Bijbelboek. God is vergeten, en men deed maar wat. De zonde had hier volkomen vrij spel. van God verwacht ik niets dan goeds ... (dia 6) En toch eindigt het hoofdstuk heel met een heel optimistische Micha. Hij verwacht van God niets dan goeds. Hij kan niet meer stuk, want God staat aan zijn kant. Wat hebben we van God eigenlijk te verwachten? Wat heeft Gods volk te verwachten van Jahwe, de God van het Verbond? Daarover hebben we gelezen in Deuteronomium 4. Zoals jullie waarschijnlijk wel weten is Deuteronomium een hele lange toespraak. Mozes, die het volk 40 jaar heeft geleid, houdt zijn afscheidsrede. Voordat hij de wet opnieuw uitlegt, wil hij het volk nog eenmaal inprenten wie God is. "Weten jullie nog wel" zegt hij, "hoe God aan jullie verscheen?". De hele berg stond in brand. Zo groot en zo machtig was hij! Je kon niet dichterbij komen, je kon hem niet aanraken, maar Hij is toch heel dichtbij. Jullie hebben straks in dat beloofde land geen beelden. Je kunt hem dus niet aan de mensen laten zien, daar. Je kunt hem niet zien, maar hij is er wel! Je kunt hem horen. Wij hebben een sprekende God. En zijn woord, is dichtbij. Je kunt het in je opnemen. Ook als je hem te hulp roept, is Hij is altijd heel dichtbij. Daar kunnen die andere volken niet aan tippen. Die moeten het altijd maar afwachten met hun goden. Maar Israel, denk groot over jullie God. (dia 7) En daarom mag je hem nooit afbeelden. Want dan wordt hij wel zichtbaar, maar ook klein en krachteloos. Dan maak je voor jezelf een god, die je helemaal in de hand hebt, maar die ook niets kan zonder jou. Jou god wordt dan een marionet, en jij moet steeds aan de touwtjes trekken. Dan moet jij steeds iets verzinnen om die god tevreden te stellen. En dus waarschuwt Mozes: begin daar nooit aan. Op die manier heb je het beeld in de hand, maar God zelf trekt zich uit je leven terug. Toch is Micha er zeker van, dat God aan zijn kant staat. Hij had last van zijn geweten, maar nu niet meer. Hij heeft God tevreden gesteld, en nu moet God niet meer zeuren. Micha, die vroeger een sprekende God had, houdt een een stom beeld over. Hij is niet nieuwsgierig naar Gods woord. Hij wil niet weten wat God hem te zeggen heeft. Nee, God moet juist doen wat Micha zegt. En Micha weet precies wat hij wil: "Niets dan goeds." Dat verwacht hij, van zijn zelfgemaakte god.
want ik doe geweldig mijn best, ....toch? (dia 8) !4
En daar rekent hij op, omdat hij zo geweldig zijn best doet. Micha was al heel erg godsdienstig, maar nu heeft hij iets gedaan waar God niet omheen kan. Nu ik een Leviet als priester heb .... (lezen we in vers 13) ... dacht Micha bij zichzelf, ben ik ervan verzekerd dat ik van God niets dan goeds te verwachten heb. Je ziet het voor je. Micha, die last had van een knagend geweten, wil zichzelf geruststellen. Hij praat op zichzelf in, en houdt zich zelf voor wat hij allemaal gedaan heeft. Hij heeft zich - op zijn eigen manier- heel verdienstelijk gehouden aan wat God in grote lijnen bedoeld heeft. (dia 9) Zo gaat dat vaak als we ons, ondanks alles, onzeker voelen, en als we diep van binnen nog twijfelen. Dan lopen we er een beetje eenzaam mee rond, op zoek naar zekerheid en op zoek naar signalen, dat het goed zit. Dan lopen we ook het risico dat we de Bijbel dichtlaten en het doen met een vage herinnering. "Maar er staat toch ook ergens in de Bijbel dat ...." of, "Maar het kan toch niet zo zijn dat God ....". Dat werk. En Micha heeft inderdaad herinneringen aan het onderwijs van Mozes. Ik wijs jullie daar met nadruk op, omdat het zo'n ontstellende werkelijkheid is in dit Bijbelgedeelte. Dit verhaal staat achter in het boek Rechters, en dan zou je kunnen denken dat het volk al een paar honderd jaar in het beloofde land woont, en dat Gods Woord langzaam maar zeker op de achtergrond is geraakt. Helaas, het is veel erger. De Leviet die hier als priester wordt aangesteld, volgen we ook in hoofdstuk 18. En wat lezen we over hem in Hk 18 vers 30? Dat hij Jonathan heet, en een zoon is van Gersom, de zoon van Mozes. Deze Jonathan wordt ons voorgesteld als een kleinzoon van Mozes zelf! Wie weet heeft deze Jonatan zijn grootvader Mozes nog persoonlijk gekend. In elk geval kent hij hem uit de familieverhalen. Hij is hier een "jonge man", maar zijn vader heeft de intocht in Kanaän nog zelf meegemaakt! En dat geldt ook voor Micha, en zijn moeder, en de zilversmid. !5
En dat mag ons heel nadrukkelijk waarschuwen. Als wij de Bijbel dicht laten, als wij een beetje teren op wat we ongeveer weten over God en Gods geboden, dan zitten we binnen één a twee generaties op dit bedroevende niveau. Dan doen we met Gods Woord wat onszelf goed uitkomt, en ontlenen valse gerustheid aan zelfgemaakte gehoorzaamheid. Want we doen ons stinkende best, toch ....
Besluit: Jazeker! (dia 10) En zo zijn we terug bij het begin. Kan ik zeker zijn van mijn redding? En ook terug bij het goede nieuws: Ja zeker! Dat kan. Maar dan moeten we God voluit aan het woord laten. En hem vanuit zijn Woord leren kennen zoals hij is. Wij hebben geen tempeltjes in onze achtertuin staan, met afgodsbeeldjes er in. Maar we kunnen van God wel een gesneden beeld maken. Precies op onze maat gesneden en dan houden we een God over die is afgesneden van zijn eigen woord. Er zijn Christenen die in dit leven een God willen hebben die "niets dan goeds" voor ze organiseert. God als de perfecte touroperator. Maar, broeders en zusters, dat wordt ons in de Bijbel helemaal niet beloofd. Niet voor dit aardse leven. Soms gunt God ons voorspoed, soms krijgen we uit zijn hand tegenslagen. Dat kan allebei, maar daarin zit niet onze zekerheid. Ontleen je geloofszekerheid niet aan het ontbreken van tegenslagen, of aan andere signalen, die je alleen maar zelf hebt bedacht. Bijvoorbeeld een goed gevoel, of een sluitende redenering. God geeft ons zijn woord en in dat woord zijn vaste beloften. We mogen wel altijd zeker zijn van Gods liefde. Dat is Gods belofte en God is door en door betrouwbaar. Daarom hebben we het slot van Romeinen 8 gelezen. Daar ontbreken de rampen allerminst: Tegenspoed, ellende, vervolging, honger, armoede, gevaar, het zwaard, dag na dag ... Je kunt van alles verwachten, ook heel nare dingen, maar in dit alles, verlaat Gods liefde je niet. En zo zegevieren we -in dit alles- glansrijk, we zijn meer dan overwinnaars. En we hoeven niet alle zeilen bijzetten om Gods liefde te winnen, maar mogen zeker zijn "dat niets ons kan scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus. Christus, het mensgeworden Woord, het enige betrouwbare beeld van God. Een liefde die je niet hebt verdiend, maar waarop je in Christus wel altijd mag pleiten. Want God heeft ons al lang van tevoren bestemd, om broers en zussen van Jezus te worden. Wie Hij daartoe bestemd heeft, die heeft hij ook geroepen. Wij hebben een God die je kunt horen! Hoor zijn roepstem, en vertrouw er op dat God zelf je vrijspreekt. Amen
!6