Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk? Je gaat de komende weken thuis een werkstuk maken. Een werkstuk is een lange weettekst. Het wordt geschreven om iemand iets te leren of te laten weten. Net als in een weettekst heeft een werkstuk ook één onderwerp voor de hele tekst. De hele tekst is verdeeld in hoofdstukken. Je maakt een werkstuk over een zelf te kiezen onderwerp. Je kiest een onderwerp dat jij interessant vindt en waar jij meer over te weten wilt komen. Lees nu goed hoe jij helemaal zelf een werkstuk kan maken! Lees dit thuis ook goed door met je ouders. Het zou natuurlijk erg fijn zijn als zij jou een beetje willen helpen! Heel erg veel succes en veel plezier met het schrijven van jouw eigen werkstuk! Stappenplan Stap 1 Kies een onderwerp Kies een onderwerp dat jij interessant vindt. Een onderwerp waar je nog maar weinig of niets over weet. Kies een onderwerp waar je voldoende informatie over kunt vinden. Vul het onderwerp in op een stappenblad en vertel het aan de juf. Stap 2 Schrijf een voorlopige inleiding In de inleiding staat het volgende: onderwerp gekozen?
Je inleiding moet in ieder geval 10 regels zijn. Stap 3 Verzamel informatie over jouw onderwerp a. Zoek informatiebronnen Je hebt een onderwerp gekozen, waar je meer over te weten wilt komen. Hiervoor heb je informatie nodig, zodat je een werkstuk kunt maken. Dingen waar je informatie uit haalt noemen we bronnen. Het zijn boeken, films, websites, artikelen enz. die je gebruikt bij het maken van je werkstuk. Je kunt informatie op vele manieren krijgen:
l tijdschriften, krantenartikelen, foto’s en voorwerpen die iets met je onderwerp te maken hebben.
b. Een woordspin maken Voor het bedenken van je hoofdstukken maak je een woordveld. Hiervoor gebruik je het lege blad. Schrijf je onderwerp in het midden. Daaromheen schrijf je alle woorden die iets te maken hebben met dit onderwerp.
Eten Geschiedenis
Amerika
De Bevolking
Landschap
Leuke weetjes
Bedenk in ieder geval vijf hoofdstukken waar jij iets over gaat schrijven. Schrijf de hoofdstukken op een blad. c. Belangrijke woorden opschrijven. Lees telkens een stukje tekst van de boekjes of het internet die je gevonden hebt. (niet meer dan één bladzijde) en schrijf de belangrijkste woorden op bij het goede hoofdstuk. Woorden die je niet begrijpt zoek je op en probeer je in je eigen woorden uit te leggen. Ga zo door tot je genoeg informatie hebt. Stap 4 Het maken en typen van je werkstuk A. Blz. 0: Titelblad 1. Bovenaan: de titel van je werkstuk. De titel maak je bijv. met WordArt. Je maakt de voorkant zo mooi mogelijk! 2. Afbeelding over je onderwerp. 3. Onderaan: je naam, je groep én de inleverdatum. B. Blz. 1: Inleiding 1. Typ op de bovenste regel met lettertype 14: Inleiding 2. Sla 2 regels over. 3. Vertel in het kort wat je in je werkstuk gaat vertellen. (vertel over ieder hoofdstuk het belangrijkste in 1 zin) 4. Typ je inleiding in lettertype 12 (minimaal 6 regels) (zie stap 2) B. Blz. 2: Inhoudsopgave
1. Typ op de bovenste regel met grootte 14: Inhoudsopgave 2. Sla 2 regels over. 3. Typ in lettergrootte 12 onder elkaar de titels van al jouw hoofdstukken en zet erachter op welke bladzijde elk hoofdstuk begint. Na elke titel van een hoofdstuk één regel overslaan. D. Blz. 3: Hoofdstuk 1 1. Typ op de bovenste regel de titel van het hoofdstuk met lettergrootte 14. Bijv. De inwoners van Amerika. 2. Sla 2 regels over en schrijf dan het hoofdstuk in lettergrootte 12. 3. Elk hoofdstuk moet in ieder geval 1 A-4tje groot zijn (lettertype 12). De tekst moet minstens een halve pagina groot zijn. 4. Op de andere helft van de pagina kun je plaatjes zetten. Er mogen ongeveer 2 plaatjes op een pagina staan. Natuurlijk mogen de hoofdstukken groter zijn. Ook kun je tussendoor plaatjes naast de tekst zetten. Tips: - Gebruik niet te vaak hetzelfde woord. - Lees elke zin goed na en controleer hem op spelfouten - Denk aan punten, komma’s enz. (leestekens). - Denk aan hoofdletters. - Maak de zinnen niet te lang. - Gebruik alleen woorden, die je zelf begrijpt. Dus geen boekentaal of teksten van internet. ALLES IN JE EIGEN WOORDEN. Dit kun je als volgt doen: 1. de tekst die je gebruikt ga je lezen 2. Je legt het boekje of klikt de website weg 3. Je vertelt in je eigen woorden het belangrijkste uit dat stukje. 4. Als je daarmee klaar bent, kijk je nog eens naar de tekst en kijk je of je niets bent vergeten. Ben je iets vergeten? Dan herhaal je stap 2, 3 en 4 - Gebruik steeds HETZELFDE LETTERTYPE MAAK ZÓ ALLE HOOFDSTUKKEN!! Je maakt in ieder geval vijf hoofdstukken! E. Blz. ??: Nawoord Nawoord¨.
- Wat heb je geleerd? - Hoe heb je dit geleerd? - Wat voor extra’s heb je geleerd? - Ben je trots op je werkstuk en waarom? - Welke moeilijkheden kwam je bij het maken tegen? - Wat zou je misschien de volgende keer anders doen? - Wat vond jij ervan om het te maken?
F. Blz. ??: Literatuurlijst Dit is een lijst van boeken + de schrijver en internetadressen waar je de informatie gevonden hebt. (dus niet google aangeven, maar de website waar je het echt vandaan hebt) Literatuurlijst
maken van je werkstuk netjes onder elkaar.
Stap 5: Controleer je werkstuk. Controleer jouw werkstuk. Ben je niets vergeten? Staan er geen schrijffouten in? Is de volgorde logisch? Laat het werkstuk voor de zekerheid aan iemand anders lezen. Het kan best zijn dat je iets belangrijks vergeten bent. Verander zo nodig nog wat aan de inhoud of de volgorde. Stap 6: Maak je werkstuk mooi. Verzorging Arial, Times New Roman, Verdana.
- bij de titels van de hoofdstukken: lettergrootte 14, vet gedrukt en/of onderstreept - bij de gewone tekst: lettergrootte 12; maak belangrijke woorden vet of schuin gedrukt.
alinea afbreekt, maar dat je op een nieuwe pagina begint. ook heel netjes geschreven worden. Afbeeldingen mag ze ook netjes uitknippen en met lijm opplakken. Tips: De plaatjes moeten passen bij wat je hebt geschreven. Typ bij elk plaatje een bijschrift. Maak het niet te druk (dan wordt het rommelig). Zorg voor minstens 6 plaatjes. Stap 7: Lever je werkstuk in Maak een mooi boekje van je werkstuk. Dit kan met behulp van een mapje, nietjes, een touwtje, een snelhechter of een ringbandje.
Tijdsplan: Vrijdag 18 maart: Uitleg over het maken van een werkstuk. 18 april: lever een onderwerp in, met een woordspin met minimaal 5 hoofdstukken/deelonderwerpen en titels van boeken/websites/tijdschriften (stap 1 t/m3). 16 mei: voorlopige versie inleveren, zodat de juf kan zeggen of het goed gaat (stap 4) 1 juni: Inleveren werkstuk (stap 5 t/m 7). De beoordeling Bij de beoordeling van je werkstuk let ik op de inhoud van je werkstuk en op de verzorging. Heb je het allemaal in je eigen woorden verteld? Heb je de woorden goed gespeld? Ziet het er netjes uit? Heb je alle punten erin staan die hier staan?