Historiek
1
Historiek
Historiek
2
1 VAN ARBEIDSDIENST
TOT MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN A. De ministeries bevoegd voor sociale bescherming van 1830 tot heden
Dire
Sinds het ontstaan van België in 1830 waren volgende ministeries achtereenvolgens bevoegd voor de sociale bescherming: • 1830 – 1884: Ministerie van Binnenlandse Zaken
aal B.
Historisch overzicht van de sociale bescherming in België
1) 1830 – 1913: de Arbeidsdienst en de Dienst voor de maatschappelijke verzekering en voorzorg
• 1884 – 1895: Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Openbare Werken • 1895 – 1924: Ministerie van Nijverheid en Arbeid
De sociale verzekering in België vindt eigenlijk zijn oorsprong in privé-initiatieven. Toen
• 1924 – 1932: Ministerie van Nijverheid, Arbeid en Sociale Voorzorg
de Belgische arbeidersklasse vanaf het midden van de 19de eeuw geconfronteerd
• 1932 – 1934: Ministerie van Sociale Voorzorg en Volksgezondheid
werd met de industrialisatie en een zeer snel toenemende verarming, richtte ze sociaal
• 1934 – 1958: Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg
geïnspireerde privéorganisaties op, zoals ziekenfondsen en vakbonden. Tegen het einde
• 1958 – 1994: Ministerie van Sociale Voorzorg
van de 19de eeuw verenigen al deze organisaties zich rond twee ideologische zuilen:
• 1994 – 2002: Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
de socialistische zuil rond de Belgische Werkliedenpartij (BWP), opgericht in 1885, en
• 2002 – heden: Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid
de katholieke zuil rond de Belgische Kerk met als inspiratiebron de principes van de encycliek Rerum novarum van 1891. De taak van de Staat bestaat er op dat moment in om deze initiatieven te reglementeren en te controleren. Geleidelijk aan begint hij de werknemers via subsidies aan te moedigen om zich te verzekeren tegen sociale risico’s. Toch blijft de sociale verzekering aan het begin van de Eerste Wereldoorlog een uiteenlopende en vrijwillige privéverzekering. Na de onafhankelijkheid van België in 1830, worden de bevoegdheden van de Staat hoofdzakelijk beheerd door twee grote ministeries: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Naarmate het aantal bevoegdheden steeg, werden nieuwe departementen opgericht binnen deze twee ministeries. Deze departementen ontwikkelden zich uiteindelijk om organisatorische en politieke redenen tot zelfstandige ministeries. De bevoegdheid “Sociale zaken” ontstond uit deze rond “Nijverheidszaken”. Beide bevoegdheden werden eerst beheerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en vanaf 1884 door het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Openbare Werken.
14
De Staat bleef echter slechts beperkt actief op het vlak van sociale bescherming
Wereldoorlog kwam alles in een stroomversnelling terecht: de Staat maakte wetten om
van werknemers en richtte hoofdzakelijk adviescommissies op. In dat kader werd in
een deel van de sociale bescherming te uniformeren en verplicht te maken (regulering
1894 een Arbeidsdienst opgericht. De opdracht van deze dienst was de materiële,
van pensioenen, jaarlijkse vakantie en kinderbijslag). In bepaalde gevallen nam de Staat
intellectuele en morele situatie van de arbeiders en de landbouwers te verbeteren via
het over van privéorganisaties en van het individueel initiatief. In de jaren 1920 ontstond
studies, reglementen en arbeidsinspectie. Omwille van de toenemende specialisatie en
ook een derde zuil: de liberale zuil.
de groeiende staatsinterventie werd in 1895 een nieuw Ministerie van Nijverheid en Arbeid opgericht.
In deze naoorlogse periode werden de volgende belangrijke vorderingen gemaakt: • De invoering van een verplichte pensioenverzekering voor arbeiders en bedienden
Tussen 1897 en 1905 werd de Arbeidsdienst verschillende keren gereorganiseerd. Het
(1924 - 1925);
is in die periode dat de afdelingen Arbeiderswoningen, Maatschappijen van onderlinge
• De invoering van een wetgeving inzake de vergoeding van beroepsziekten (1927);
bijstand, Ouderdomspensioenen en Arbeidsongevallenverzekering ontstonden.
• De invoering van een verplichte kinderbijslagregeling (1930); • De invoering van een verplichte regeling inzake jaarlijkse vakantie (1936).
In 1913 werd bij het Ministerie van Nijverheid en Arbeid de Dienst voor de maatschappelijke verzekering en voorzorg opgericht. De taak van de Staat op vlak van
Ondanks de economische crisis van de jaren 1930 en ondanks bepaalde studies die
de sociale zekerheid evolueert. Hij moedigt de werknemers via subsidies aan om zich te
adviseren om ze verplicht te maken, blijven de werkloosheidsverzekering en de ziekte-
verzekeren tegen sociale risisco’s. De pas opgerichte dienst kreeg dus als hoofdopdracht
en invaliditeitsverzekering privéverzekeringen, gesubsidieerd door de Staat.
het aanmoedigen van de verzekeringen via subsidies en het controleren van de privéverzekeringsmaatschappijen. De verschillende afdelingen waren in eerste instantie
In 1924 werd het Ministerie van Nijverheid en Arbeid herdoopt in Ministerie van
de arbeidsongevallenverzekering, vervolgens de verenigingen van ziekenfondsen, de
Nijverheid, Arbeid en Sociale Voorzorg. Het Ministerie kreeg niet alleen een nieuwe
ziekteverzekering, vroegtijdige invaliditeit, ouderdom en goedkope woningen en tot
naam, maar werd ook intern volledig gereorganiseerd, met de oprichting van een
slot de algemene zaken en de studie over de coöperatieve landsbonden.
Algemene Directie van de Maatschappelijke Verzekering en Voorzorg. In 1929 voegde men een kinderbijslagdienst toe aan de Algemene Directie van de Arbeid. Deze dienst
2) 1920 – 1940: het Ministerie van Nijverheid, Arbeid en Maatschappelijke Voorzorg
werd belast met de specifieke kinderbijslagwetgeving en met de organisatie van het toezicht op de toepassing van die wetgeving. Het is ook in die periode dat de eerste parastatalen ontstaan. Parastatalen zijn zelfstandige instellingen die van het ministerie de bevoegdheid krijgen om elk één van de talrijke regelgevende initiatieven inzake
Vanaf 1903 - bij het ontstaan van de eerste wetgeving rond arbeidsongevallen - werd
sociale bescherming te beheren.
de Staat steeds meer rechtstreeks actief op het vlak van sociale voorzorg. Na de Eerste Historiek
15
Eind 1932 werd het Ministerie van Sociale Voorzorg en Volksgezondheid opgericht.
via een financiële tegemoetkoming (de zogenaamde takken van de sociale zekerheid):
Dit ministerie kende een Algemene Directie voor de maatschappelijke verzekering en Risico’s
Tegemoetkoming van de sociale zekerheid
ziekte
tegemoetkoming in de ziektekosten
inkomensverlies in geval van ziekte
arbeidsongeschiktheidsuitkering
de eerder economische bevoegdheden (de Algemene Directie van de Nijverheid en het
inkomensverlies in geval van moederschap
arbeidsongeschiktheidsuitkering
Algemeen Bestuur van de Mijnen) overgeheveld werden naar het nieuwe Ministerie van
inkomensverlies in geval van invaliditeit
arbeidsongeschiktheidsuitkering
Nijverheid, Middenstand en Binnenlandse handel (het latere Ministerie van Economische
ouderdom of vroegtijdig overlijden
rust- en overlevingspensioenen
arbeidsongevallen
uitkering voor arbeidsongeval
beroepsziekten
uitkering voor beroepsziekte
gezinslast
kinderbijslag
werkloosheid
werkloosheidsuitkering
voorzorg en een Algemene Directie van de ouderdomspensioenen. Twee jaar later werd een reorganisatie doorgevoerd waarbij de departementen Arbeid en Sociale Voorzorg terug werden samengevoegd in één ministerie, “Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg”. Vanaf dan kan men spreken van een echt “sociaal” ministerie, aangezien
Zaken). Tijdens deze periode versterkte het Ministerie zijn regulerende opdracht door twee centrale diensten op te richten, namelijk een dienst belast met de coördinatie van de interpretatie van de wetgeving en een dienst belast met studies.
3) 1940 – 1950: de sociale zekerheid van het sociaal pact
Deze financiële tegemoetkomingen worden gefinancierd via bijdragen op het inkomen Het stelsel van de sociale zekerheid in België, zoals we het momenteel kennen, ontstond
van de onderworpen werkende personen (werknemers, zelfstandigen, ambtenaren
tijdens de Tweede Wereldoorlog toen vertegenwoordigers uit de vakbondswereld en
en anderen) en door werkgeversbijdragen en Staatstoelagen (naast de alternatieve
werkgeversorganisaties het zogenaamde sociaal pact sloten. In ruil voor sociale vrede in
financieringen zoals accijnzen op tabak).
de arbeidswereld werd een publiek stelsel van sociale bescherming opgezet. Het dekken van de risico’s en de financieringswijze variëren volgens de verschillende Vlak na de Bevrijding maakte de besluitwet van 28 december 1944 de ziekte- en
categorieën van werkende personen. Er bestaan in België drie grote regelingen: de
invaliditeitsverzekering en de werkloosheidsverzekering verplicht voor werknemers,
werknemersregeling (79%), de regeling voor zelfstandigen (12%) en de regeling voor
naast de verzekering tegen ouderdom en vroegtijdig overlijden, de kinderbijslag en de
ambtenaren (6%)1. Bijzondere regelingen, residuaire regelingen genoemd, werden ook
jaarlijkse vakantie. Vervolgens zorgden talrijke wetten en besluiten voor de uitbreiding
ingesteld voor bepaalde categorieën werknemers zoals zeelieden of mijnwerkers.
en de verbetering van het stelsel. De Belgische sociale zekerheid moest de gevolgen van negen risico’s kunnen opvangen 1
16
Historiek
De regeling voor ambtenaren geldt enkel voor vastbenoemde ambtenaren, de personeelsleden die als contractuelen (individuele overeenkomsten zoals in de privésector) in dienst zijn genomen, vallen onder de werknemersregeling.
In 2000 vertegenwoordigden de residuaire regelingen slechts 3% van de werknemers
In die periode behield het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg minstens de
beschermd door de sociale zekerheid.
volgende bevoegdheden: studiën, veiligheid op het werk en sociale voorzorg op het vlak van kinderbijslag, pensioenen en ziekte en invaliditeit.
Het beheer van de verschillende takken van de sociale zekerheid en de uitoefening van sommige bevoegdheden werden toevertrouwd aan instellingen van openbaar nut,
In 1958 vond een tweede en laatste ontdubbeling plaats van de departementen Arbeid
paritair beheerd door werknemers en werkgevers. De bevoegde minister behoudt het
en Sociale Voorzorg, met de oprichting van een apart ministerie, het Ministerie van
voorrecht om de wetgeving vast te stellen en het sociaal beleid uit te voeren (maar met
Sociale Voorzorg. Dit ministerie was samengesteld uit :
naleving van de principes van het sociaal overleg). Na talrijke hervormingen werden
• Een Secretariaat-generaal
deze instellingen in 2002 geresponsabiliseerd en werden ze omgedoopt tot openbare
• Een Directie-generaal Studies en Programmering
instellingen van sociale zekerheid (OISZ).
• Een Directie-generaal Administrative Diensten
4) 1950 – 1975: het Ministerie van Sociale Voorzorg
• Een Directie-generaal van de Sociale Voorzorg • Een Directie-generaal van de Sociale Zekerheid De Directie-generaal van de Sociale Voorzorg kreeg in 1962 de naam Directie-generaal
In de jaren 1950 wisselden talrijke bevoegdheden van ministerie.
van de Gezinsbijslag en bleef enkel bevoegd voor gezinsbijslag. In 1975 kreeg deze
• Het toezicht op de verzekeringsinstellingen op het vlak van arbeidsongevallen werd in
directie ook een bevoegdheid met betrekking tot personen met een handicap en kreeg
1951 overgeheveld naar het Ministerie van Economische Zaken.
ze de naam Directie van de Gezinsbijslag en Uitkeringen aan mindervaliden.
• In 1953 werd de Dienst voor sociale zekerheid van de zeelieden ter koopvaardij gedetacheerd naar het Ministerie van Infrastructuur. • Datzelfde jaar werd het Bestuur van de Sociale Voorzorg en de Sociale Zekerheid opgericht.
17
5) 1975 – 2000: het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Bij de institutionele hervormingen die België onderging van de jaren 1970 tot de jaren 1990, werd zo goed als niet geraakt aan de sociale zekerheid. De hervormingen hadden
Bronnen: • Journal Ensemble du Ministère des affaires Sociales de la Santé publique et de
l’Environnement ensemble, nr 30.
dan ook weinig invloed op de organisatie van het ministerie.
• Faniel Jean, Les relations entre syndicats et associations: origine et actualité, deelname Op 24 december 1994 leidde een fusie tot het ontstaan van het Ministerie van Sociale
aan het Congres “Syndicats et associations en France. Concurrence ou complémentarité?”,
Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. “Sociale Voorzorg” werd daarbij vervangen
25 en 26 november 2004, Ministère de l’Education nationale, de l’Enseignement
door “Sociale Zaken”.
Supérieur et de la Recherche, Parijs. • Antoine F., Archives du SPF Sécurité sociale. DG Appui stratégique : tableau de tri, Archives
Uit de samenvoeging van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap en de sociale bijstand ontstond het Bestuur van de Maatschappelijke Integratie. Op het vlak van
• Terrizzi R., Les Ministères de l’Emploi et du Travail et de la Protection sociale (1895-
sociale bescherming omvatte het nieuwe ministerie nog vier andere besturen, namelijk het
1990). Tome 1. Etude structurelles de l’administration centrale et répertoire des organes
Bestuur van de Informatie en de Studiën, het Bestuur van de Sociale Inspectie, de Dienst voor
y attachés, Archives générales du Royaume, Brussel, 1993, 435 p.
de Oorlogsslachtoffers en het Bestuur van de Sociale Zekerheid (Onderwerping, Arbeidsongevallen en Beroepsziekten, Jaarlijkse vakantie, Kinderbijslag, Ouderdomspensioenen, Geneeskundige verzorging en Uitkeringen en Internationale Relaties).
18
générales du Royaume, Brussel, 2009, 100 p.
Historiek
2 DE FOD SOCIALE ZEKERHEID A. Oprichting van de FOD Bij de Copernicushervorming in 2002 werd de volledige structuur van de federale openbare sector
• Alle oorspronkelijke besturen werden omgevormd tot nieuwe directies-generaal.
grondig gewijzigd. Dit ambitieuze plan luidde een grondige modernisering van de administratie
De twee beleidsvoorbereidende diensten, Informatie en Studiën en Sociale Zekerheid,
in en hervormde de bestaande structuren met het oog op de toekomst. In de plaats van de
werden geïntegreerd in een nieuwe Directie-generaal (DG) Sociaal Beleid. Er werd
ministeries kwamen er Federale Overheidsdiensten (FOD’s) of Programmatorische Federale
ook een nieuwe Directie-generaal (DG) Communicatie opgericht. In 2007 werd de DG
Overheidsdiensten (POD’s).
Sociaal Beleid opgesplitst in twee directies-generaal: de DG Sociaal Beleid en de DG Beleidsondersteuning.
In het kader van deze Copernicushervorming werd beslist om het Ministerie van Sociale Zaken,
• De ondersteunende diensten Financiën, Informatica, Personeel en Algemene Zaken
Volksgezondheid en Leefmilieu te splitsen in een FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
werden verdeeld onder de twee nieuwe FOD’s en werden omgevormd tot nieuwe
Voedselketen en Leefmilieu en een FOD Sociale Zekerheid.
stafdiensten, elk onder leiding van een directeur. In aansluiting daarop werd ook een nieuwe entiteit Secretariaat en Logistiek opgericht.
De structuur van de FOD Sociale Zekerheid werd gebaseerd op de volgende principes: • Sommige besturen van het vroegere Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu werden opgenomen in de nieuwe structuur van de FOD: - het Bestuur van de Informatie en Studiën; - het Bestuur van de Sociale Zekerheid; - de Directie van het Bestuur van de Uitkeringen aan mindervaliden (die deel uitmaakte van het vroegere Bestuur van de Maatschappelijke Integratie); - het Bestuur van de Sociale Inspectie; - Dienst Oorlogsslachtoffers. • Het Bestuur van het Sociaal statuut der Zelfstandigen werd overgeheveld van het vroegere Ministerie van Middenstand en Landbouw naar de FOD Sociale Zekerheid. • Maatschappelijke Integratie werd ondergebracht in een Programmatorische Federale Overheidsdienst (POD). De opvang van asielzoekers wordt verzekerd door een afzonderlijk federaal agentschap (FEDASIL), het Federaal Agentschap voor de Opvang van asielzoekers. • In tegenstelling tot wat oorspronkelijk was voorzien, werd de Administratie der Pensioenen van het vroegere Ministerie van Financiën niet overgeheveld naar de FOD.
Historiek
19
B. Structuur en opdrachten van de FOD De FOD Sociale Zekerheid bestaat momenteel uit zeven directies-generaal (DG):
• De DG Zelfstandigen maakt de regelgeving inzake de sociale zekerheid van de
• De DG Beleidsondersteuning helpt bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie
zelfstandigen op, interpreteert ze en informeert erover. De DG ziet ook toe op de
van de transversale beleidsinitiatieven die worden genomen binnen het netwerk van
correcte toepassing van de regelgeving en controleert de socialeverzekeringsfondsen
de sociale zekerheid (bilaterale en multilaterale relaties, strijd tegen de sociale fraude,
voor zelfstandigen;
behoorlijk bestuur van de sociale zekerheid, evolutie van de sociale bescherming, sociale indicatoren); • De DG Communicatie is, in tegenstelling tot wat gangbaar is bij de andere FOD’s, een volwaardige directie-generaal. Die keuze werd gemaakt omdat de DG de opdracht kreeg
Naast deze directies-generaal beschikt de FOD ook over vijf ondersteunende diensten: Budget en Beheerscontrole, ICT, Logistiek, Personeel & Organisatie en de diensten van de Voorzitter.
om de communicatie binnen het netwerk van de sociale zekerheid te coördineren; • De DG Oorlogsslachtoffers komt voort uit het vroegere Ministerie van Wederopbouw. Ze is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wetgeving inzake de burgerlijke oorlogsslachtoffers en beheert een oorlogsarchief met een grote historische waarde. • De DG Personen met een handicap maakt de regelgeving inzake tegemoetkomingen voor personen met een handicap op, interpreteert ze en past ze toe in de praktijk. Ze reikt attesten uit aan personen met een handicap zodat zij hun rechten inzake sociale en fiscale voordelen kunnen laten gelden. De DG reikt ook parkeerkaarten en verminderingskaarten voor het openbaar vervoer uit. Ze organiseert medische onderzoeken voor het vaststellen van handicaps met het oog op de toekenning van de verhoogde kinderbijslag; • De DG Sociaal Beleid zorgt voor de verdediging van de Belgische staat bij geschillen. Ze maakt de socialezekerheidswetgeving op, interpreteert ze en informeert erover. Daarnaast beheert ze ook de (budgettaire) kerngegevens van de sociale zekerheid; • De DG Sociale Inspectie controleert de correcte toepassing van de socialezekerheids wetgeving (RSZ-wetgeving, jaarlijkse vakantie, arbeidsongevallen, kinderbijslag, ziekteen invaliditeits-verzekering, DIMONA, deeltijds werk, tewerkstellingen van buitenlandse werknemers, …). Daarnaast ondersteunt de DG zowel de werkgevers als de werknemers bij de correcte toepassing van de socialezekerheidswetgeving en kan ze optreden als bemiddelaar in bepaalde sociale conflicten;
20
Historiek
Voorzitter van het Directiecomité
Budget & Beheerscontrole Dienst Logistiek
Directie-generaal Communicatie
Personeel & Organisatie Informatie- en Communicatietechnologie Diensten van de voorzitter
Directie-generaal Beleidsondersteuning
Directie-generaal Personen met een handicap
Directie-generaal Sociale Inspectie
Directie-generaal Sociaal Beleid
Directie-generaal Zelfstandigen
Directie-generaal Oorlogsslachtoffers
21
C. Partners van de FOD Sociale Zekerheid De opdracht van de FOD Sociale Zekerheid bestaat er in als katalysator op te treden bij de
Gelet op de aard van de doelstellingen van de FOD, kunnen zijn activiteiten enkel succesvol zijn
overheden, bij de vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers en bij de openbare
als ze kaderen in een actieve samenwerking met zijn partners: overheden, openbare instellingen
instellingen van sociale zekerheid om de houdbaarheid van de sociale zekerheid te vrijwaren. Er
voor sociale zekerheid (OISZ), vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers, enz. In
moet voor worden gezorgd dat een afdoende sociale bescherming geboden blijft, dat iedereen
zijn relaties met de andere actoren van de sociale zekerheid, wil de FOD optreden als katalysator
correct zijn sociale rechten kan genieten en dat iedereen overtuigd blijft van de noodzaak om
en pleiten voor een gemeenschappelijk beheer van projecten en een netwerkorganisatie
correct bij te dragen tot de sociale zekerheid.
waarin de opdrachten worden verdeeld met het oog op de optimalisering van de efficiëntie, de effectiviteit en de legitimiteit van de sociale zekerheid.
In dat kader werden er zes strategische doelstellingen bepaald voor de FOD Sociale Zekerheid: • De houdbaarheid van de sociale zekerheid is gevrijwaard zodat afdoende sociale bescherming geboden blijft.
In 2008 hadden de volgende ministers het toezicht over de verschillende opdrachten van de FOD Sociale Zekerheid:
• Iedereen geniet correct van zijn sociale rechten.
• Mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-eersteminister en Minister van Sociale Zaken en
• Iedereen is overtuigd van de noodzaak om correct bij te dragen tot de sociale zekerheid.
Volksgezondheid
• De sociale zekerheid wordt erkend als een billijk en doeltreffend systeem.
• Mevrouw Joelle Milquet, Vice-eersteminister en Minister van Werk
• De actoren op het gebied van de sociale zekerheid zien de FOD als bevoorrechte
• De heer Patrick Dewael, Vice-eersteminister en Minister van Binnenlandse Zaken
gesprekspartner.
• De heer Pieter De Crem, Minister van Landsverdediging (DG Oorlogsslachtoffers)
• De FOD is professioneel in zijn dienstverlening, organisatie en werking.
• Mevrouw Sabine Laruelle, Minister van KMO, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid (DG Zelfstandigen)
Deze zes strategische doelstellingen staan voor de resultaten die de FOD op lange termijn met zijn activiteiten wil bereiken.
• Mevrouw Marie Arena, Minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote steden • De heer Melchior Wathelet, Staatssecretaris voor Begroting en Gezinsbeleid • Mevrouw Julie Fernandez Fernandez, Staatssecretaris voor Personen met een handicap
22
Historiek
Sinds zijn ontstaan in 2002 doet de FOD Sociale Zekerheid er alles aan om een partnerschap op
De FOD kan zijn nieuwe rol enkel spelen in het kader van een constructieve samenwerking
te bouwen met de OISZ. In 2008 bestaan er 15 OISZ:
met de OISZ, gebaseerd op wederzijds vertrouwen en op de erkenning van de expertise die
• Dienst voor de overzeese sociale zekerheid (DOSZ)
aanwezig is bij de OISZ. Dit partnerschap betekent voor de FOD dat hij loskomt uit zijn traditionele
• Fonds voor arbeidsongevallen (FAO)
toezichthoudende functie. De troeven van de FOD zijn daarom hoofdzakelijke gekoppeld aan
• Fonds voor de beroepsziekten (FBZ)
de actieve participatie binnen het netwerk van de sociale zekerheid, met onder andere een
• Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden (HVKZ)
versterking van zijn rol als coördinator in bepaalde domeinen. Een zelfde positie wordt gezocht
• Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen (HVW)
ten opzicht van het maatschappelijk middenveld (ziekenfondsen, socialeverzekeringsfondsen,
• Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (HZIV)
werkgevers- en werknemersorganisaties en verbruikersorganisaties).
• Kruispuntbank van de sociale zekerheid (KSZ) • Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA)
Als overheidsadministratie maakt de FOD deel uit van het netwerk met alle andere FOD’s.
• Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie (RJV)
De FOD wil de samenwerking met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
• Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers (RKW)
bevorderen op het vlak van het sociaal strafbeleid (in overleg met de RVA en de RSZ). Omwille
• Rijksdienst voor pensioenen (RVP)
van de banden die hij heeft met de FOD Volksgezondheid op het vlak van beleidskeuzes, is
• Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ)
de FOD ook vertegenwoordigd in het beheerscomité van het Federaal Kenniscentrum voor de
• Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten
gezondheidszorg. Hij is ook vertegenwoordigd bij de Sociale inlichtingen- en opsporingsdienst
(RSZPPO)
(SIOD). De stafdiensten nemen actief deel aan de horizontale netwerken FEDCOM, Personeel &
• Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ)
Organisatie, Budget & Beheerscontrole en Informatie- en communicatietechnologie.
• Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) Terwijl de opdrachten van de OISZ hoofdzakelijk (maar niet uitsluitend) betrekking hebben op takspecifieke materies (zoals kinderbijslag, ziekte en invaliditeit, pensioenen, jaarlijkse vakantie, …) of op een stelsel (dat van de zelfstandigen wat het RSVZ betreft), wenste de FOD in zijn managementplan 2004-2008 zijn beleidsvoorbereidende opdrachten verder te ontwikkelen naar transversale materies en internationale aspecten.
Historiek
23