1. Inleiding Bij kredietverlening aan particulieren worden normen gehanteerd om te bepalen hoeveel krediet u op basis van uw persoonlijke omstandigheden maximaal verleend mag worden. Indien er meer krediet wordt verleend dan deze gebruikelijke normen is s prake van overkreditering. Compensatie heeft uitsluitend betrekking op het bedrag van uw overkreditering. Hierna zal de berekening van de compensatie overkreditering worden toegelicht. 2. Uitgangspunten 2.1 Het Akkoord op Hoofdlijnen De berekening van de compensatie overkreditering is vastgelegd in het Akkoord op Hoofdlijnen en het Addendum bij het Akkoord op Hoofdlijnen (hierna gezamenlijk zowel als afzonderlijk genoemd “AoH”). Het AOH [link] is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen curatoren en diverse belangenorganisaties. 2.2 Kredietsoorten Overkreditering wordt per kredietsoort berekend. Het AoH onderscheidt drie kredietsoorten: 1. eerste hypotheek of combihypotheek (eerste en tweede hypotheek binnen 6 maanden van elkaar afgesloten); 2. tweede hypotheek; 3. consumptief krediet (waaronder persoonlijke lening, doorlopend krediet, premiekrediet, rentekrediet). Per kredietsoort wordt alleen het laatst verleende, nog lopende krediet beoordeeld. In geval u vóór de verwerking van een eventuele compensatie overkreditering al uw kredieten bij DSB Bank heeft ingelost, komt u niet in aanmerking voor compensatie vanwege overkreditering. 2.3 Normering voor kredietverlening De gebruikelijke normen voor het bepalen van het maximale krediet bij een eerste hypotheek of combihypotheek zijn vastgelegd in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF). Voor een tweede hypotheek en een consumptief krediet zijn de normen opgenomen in de gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN). 1
Het maximaal te verlenen krediet wordt volgens de GHF-normen en de VFN-normen bepaald aan de hand van het inkomen van de contractant(en). Bij de GHF-normen wordt bij de berekening van de overkreditering ook rekening gehouden met de rentevastperiode. Daarnaast wordt er bij de VFN-normen ook rekening gehouden met gezinssamenstelling en de woonlasten. De GHF- en VFN-normen zijn terug te vinden op de website www.dsbcompensatie.nl. Voor de bepaling van overkreditering bij een hypothecaire lening is de waarde van het onderpand (de waarde van de woning) niet van belang. Alleen de verhouding tussen de hoogte van het krediet en het inkomen is van belang. 3. Stappen in berekening compensatie overkreditering Om tot de uiteindelijke compensatie voor overkreditering te komen, worden de volgende stappen in de berekening genomen: Stap 1 aan de hand van de aan u verleende kredieten uw bruto inkomen (zoals hierna bepaald) en de toepasselijke normen wordt het bedrag aan overkreditering berekend. Indien u samen met een andere contractant een krediet heeft afgesloten, wordt ook het inkomen van deze andere contractant in de berekening meegenomen. Daarnaast wordt volgens de VFN-normen bij een tweede hypotheek en consumptief krediet rekening gehouden met uw gezinssituatie en uw woonlasten. Stap 2 op het bedrag van overkreditering wordt een aantal aftrekposten in mindering gebracht. Het bedrag dat overblijft is de grondslag voor de compensatieberekening. De aftrekposten worden hierna toegelicht. Stap 3 over de grondslag voor de compensatieberekening wordt de compensatie overkreditering berekend. Voor elk kredietsoort geldt een specifiek percentage. De compensatie percentages worden hierna toegelicht. Stap 4 het bedrag aan compensatie wordt vervolgens, volgens uw opgave, in mindering gebracht op het saldo van uw uitstaande kredieten.
3.1 Berekening bedrag overkreditering (stap 1) De overkreditering van de drie kredietsoorten wordt berekend op basis van het bruto jaarinkomen van beide contractanten en van de GHF- en VFN-normen. 3.1.1 van fiscaal naar bruto jaarinkomen Het bruto jaarinkomen wordt berekend uit het fiscaal jaarinkomen van de contractant(en) dat is vermeld op het zogenoemde ABS-formulier (ABS=Aanslag Belastingen Systeem). Het 2
ABS-formulier wordt door de Belastingdienst verstrekt. In de omrekening van fiscaal jaarinkomen naar bruto jaarinkomen wordt het fiscaal jaarinkomen gecorrigeerd voor de WW premie en voor de werkgeversbijdrage zorgpremie (of premie Zfw). De omrekening van fiscaal jaarinkomen naar bruto jaarinkomen is als volgt: fiscaal jaar inkomen
€ ___
minus bijdrage werkgever zorgverzekering:
€ ___
plus premie WW
€ ___
= bruto jaar inkomen
€___
Het is mogelijk dat uw bruto jaarinkomen voor de berekening van de overkreditering afwijkt van het bruto jaarinkomen op de jaaropgave van uw werkgever. In geval een krediet gezamenlijk met een andere contractant is afgesloten worden de inkomensgegevens van beide contractanten meegenomen. Dit geldt ook in de situatie als contractanten na de kredietverlening zijn gescheiden. 3.1.2 Gemiddelde overkreditering Voor de compensatie overkreditering wordt zowel de overkreditering in het jaar van kredietverlening als de overkreditering in het jaar 2010 berekend. In het AoH is bepaald dat de compensatie overkreditering mede wordt bepaald aan de hand van de overkreditering in het jaar 2010. Vervolgens wordt de gemiddelde overkreditering berekend aan de hand van de overkreditering in jaar van kredietverlening en van de overkreditering in het jaar 2010.
3.1.3 Ingroei Als op 31 december 2010 blijkt dat van overkreditering geen sprake meer is, wordt geen compensatie toegekend. Dit wordt een situatie van volledige ingroei genoemd. Deze situatie ontstaat door inkomensstijgingen. Uw inkomen is dan over de periode van datum kredietverlening tot 31 december 2010 zodanig gestegen, dat het verleende krediet inmiddels binnen de GHF- of VFN-normen valt. U bent dan als het ware “ingegroeid” in het krediet. Bij volledige ingroei, dus bij een overkreditering van nihil in 2010, kunt u verzoeken om een herbeoordeling van de overkreditering over een jaar eerder dan 2010 [zie: herbeoordeling ingroei] 3.1.4 Incidentele inkomsten 3
Het is mogelijk dat u in het jaar van kredietverlening of in het jaar 2010 zogenaamde variabele/incidentele inkomsten heeft ontvangen. Deze worden in mindering gebracht op uw bruto jaarinkomen. Voorbeelden van variabele/incidentele inkomsten zijn:
incidentele winstuitkeringen incidentele ploegentoeslag incidentele provisies incidentele inkomsten uit overwerk ontvangen tijdelijke lijfrente-uitkeringen
Variabele / incidentele inkomsten dienen door u te worden aangetoond. Dergelijke incidentele/variabele inkomsten worden alleen in mindering gebracht als u dat op het moment van aanvraag van het krediet aan DSB heeft opgegeven. Variabele inkomsten als bonusuitkeringen, vergoedingen voor overuren, ploegentoeslag, provisie, worden in het jaar van kredietverlening als incidentele inkomsten aangemerkt voor zover deze inkomsten het gemiddelde van deze inkomsten over het jaar vóór kredietverlening, het jaar van kredietverlening en het jaar ná kredietverlening overstijgen. Het bedrag aan variabele inkomsten wordt in het jaar 2010 als incidentele inkomsten aangemerkt voor zover deze inkomsten het gemiddelde van deze inkomsten over de jaren 2009, 2010 en 2011 overstijgen. Voorbeeld van incidentele inkomsten in jaar van kredietverlening: jaar kredietverlening : 2007 ploegentoeslag 2006 : € 4.000 ploegentoeslag 2007 : € 5.000 ploegentoeslag 2008 : € 5.500 gemiddelde ploegentoeslag: € 4000 + € 5000 + € 5500 = € 4833 in 2007 wordt € 5000 - € 4833 = € 170 als incidentele inkomsten aangemerkt Variabele inkomsten als bonusuitkeringen, vergoedingen voor overuren, ploegentoeslag, provisie kunt u aantonen door alle loonstroken over de relevante jaren op te sturen. 4
3.1.5 Berekening overkreditering eerste hypotheek en combihypotheek Bij de berekening van de overkreditering wordt rekening gehouden met (i) de financieringslasten van naastlopende financieringen en (ii) met de bijzondere vaste lasten* financieringslasten van naastlopende financieringen De financieringslasten van kredieten die u bij DSB Bank of een andere financiële instelling had lopen op moment dat u bij DSB Bank de eerste hypotheek afsloot worden meegenomen in de berekening van de compensatie overkreditering. Voorwaarde is wel dat u deze financieringslasten heeft opgegeven bij uw kredietaanvraag. Financieringslasten van kredieten die u had lopen bij het aangaan van de eerste hypotheek bij DSB Bank verminderen uw maximale leencapaciteit en leiden tot een verlaging van het maximale bedrag dat u zou mogen lenen. Tot de financieringslasten behoren zowel de aflossingsverplichtingen als de renteverplichtingen. Bij de berekening van de overkreditering van een eerste hypotheek worden de werkelijke financieringslasten van naastlopende kredieten meegenomen. * bijzondere vaste lasten Het is mogelijk zijn dat u in het jaar van kredietverlening (het jaar 2010 is hier niet van belang) bepaalde bijzondere vaste lasten had waarbij in de berekening van de overkreditering rekening gehouden moet worden. Voorbeelden van bijzondere vaste lasten zijn: erfpachtlasten partneralimentatie afwijkend hoge premies ziektekosten die in aanmerking komen voor aftrek op uw fiscaal jaarinkomen (alleen van toepassing op kredieten afgesloten na 1 januari 2009) afwijkend hoge (aanvullende) pensioenpremies (alleen van toepassing op kredieten afgesloten na 1 januari 2009) afwijkend hoge servicekosten (bijvoorbeeld door achterstallig onderhoud) betalingsregeling met de Belastingdienst afwijkend hoge zorgkosten, die niet worden gedekt door een verzekering en in aanmerking komen voor aftrek op uw fiscaal jaarinkomen. 5
U kunt de bijzondere vaste lasten aan de hand van bewijsstukken aantonen. Ook hier geldt de voorwaarde dat u de bijzondere vaste lasten bij uw kredietaanvraag moet hebben opgegeven. * GHF-normen Voor de berekening van de overkreditering bij een eerste hypotheek of combi hypotheek wordt uitgegaan van de GHF-normen. Bij de GHF-normen wordt eerst uw zogenaamde woonquote bepaald. De woonquote bestaat uit een percentage van het bruto inkomen, jaarlijks vastgesteld door het NIBUD. De woonquotes worden gepubliceerd als bijlage bij de NHG normen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen personen tot 65 jaar en vanaf 65 jaar (www.nhg.nl/geldverstrekker/voorwaarden-en-normen/archief-voorwaarden-en-normen). Voor de berekening van de overkreditering wordt uitgegaan van de woonquote voor personen tot 65 jaar. De woonquote is een percentage dat aangeeft dat de maandelijkse financieringslasten niet meer mogen bedragen dan dat percentage van het inkomen. Op basis van het bruto jaarinkomen (bij partners: het bruto jaarinkomen van de meestverdienende partner) en de toetsrente (zie hierna) wordt de woonquote bepaald. Doordat uw bruto jaarinkomen in het jaar van kredietverlening kan afwijken van uw bruto jaarinkomen over 2010, kan de woonquote in 2010 anders zijn dan op het moment van kredietverlening. Het woonquote percentage in jaar van kredietverlening en in het jaar 2010 wordt vermenigvuldigd met het bruto jaarinkomen (bij partners: beide bruto jaarinkomens opgeteld) op het moment van kredietverlening en met het bruto jaarinkomen over 2010. * toetsrente Aan de hand van de rentevastperiode van het krediet en de datum van kredietverlening wordt de toetsrente vastgesteld. Voor de jaren 2000 tot en met 2006 wordt een toetsrente van 6% gebruikt als de rentevast periode van het krediet 5 jaar of korter is. Voor de jaren 2007 en volgende wordt de in de tabel hieronder genoemde GHF toetsrente gebruikt als de rentevast periode korter is dan 10 jaar (www.nvb.nl). In alle overige gevallen wordt de daadwerkelijke rente gebruikt. 6
Jaar
Kwartaal 2007
2008
2009
Begin
Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q3 Q4
Einde 1-1-2007 1-4-2007 1-7-2007 1-10-2007 1-1-2008 1-4-2008 1-7-2008 1-10-2008 1-1-2009 1-4-2009 1-7-2009 1-10-2009
31-3-2007 30-6-2007 30-9-2007 31-12-2007 31-3-2008 30-6-2008 30-9-2008 31-12-2008 31-3-2009 30-6-2009 30-9-2009 31-12-2009
Geldende GHF toetsrente 4,90% 4,90% 5,30% 5,30% 5,30% 5,30% 5,60% 5,60% 5,60% 5,60% 5,80% 5,80%
De toetsrente wordt alleen op het moment van kredietverlening vastgesteld en wijzigt daarna niet meer voor het berekenen van overkreditering op 31 december 2010. Aan de hand van uw bruto jaarinkomen, woonquote en toetsrente wordt de maximale financieringslast bepaald. Op grond van de maximale financieringslast per maand wordt de zogenaamde maximale leencapaciteit berekend. In de GHF-normen is hiervoor een formule opgenomen. 3.1.6 Berekening overkreditering tweede hypotheek en consumptief krediet De overkreditering bij een tweede hypotheek en een consumptief krediet wordt bepaald aan de hand van de VFN-normen. Volgens de VFN-normen is er sprake van overkreditering als de hoofdsom van de laatst verstrekte tweede hypotheek of het consumptief krediet hoger is dan 50 keer uw zogenaamde leencapaciteit. De leencapaciteit wordt als volgt berekend: leencapaciteit = netto maandinkomen – vaste lasten – leefnorm De leencapaciteit wordt berekend in het jaar van kredietverlening en in het jaar 2010. * netto maandinkomen Het netto maandinkomen wordt berekend uit uw eerder berekende bruto jaar inkomen op basis van het ABS-formulier. Hiervoor wordt de zogenoemde bruto-netto converter gebruikt. De bruto-netto converter rekent het bruto jaarinkomen om naar netto maandinkomen. Eerst wordt het netto jaarinkomen berekend. Deze berekening wordt uitgevoerd aan de hand van 7
het bruto jaarinkomen en de relevante loonheffingtabellen, premietabellen en de tabel arbeidskorting. In de berekening zijn de grondslagmaxima voor premies ziekenfondswet of zorgverzekeringswet betrokken. Vervolgens wordt het berekende netto jaarinkomen gedeeld door 12 (bij kredieten verleend vóór 1 juni 2008) of door 12,96 (bij kredieten verleend op of na 1 juni 2008. * vaste lasten De maandelijkse vaste lasten bestaan uit: (i)
de werkelijke woonlasten
(ii)
lopende financieringslasten van naastlopende financieringen
(iii)
andere bijzondere vaste lasten (zie hiervoor toelichting op bijzondere vaste lasten onder eerste hypotheek)
(iv)
financieringslasten voor elders lopende consumptieve kredieten.
De financieringslasten van naastlopende financieringen zijn onder de toelichting van de compensatie van eerste hypotheek toegelicht. Bij een tweede hypotheek en een consumptief krediet wordt niet uitgegaan van de werkelijke financieringslasten maar worden de financieringslasten genormeerd tegen 2% van de hoofdsom van het naastlopende krediet. De overige bijzondere vaste lasten zijn onder de toelichting van de compensatie van eerste hypotheek toegelicht. In de berekening van de overkreditering worden de aangetoonde woonlasten meegenomen. Als u geen woonlasten aantoont wordt uitgegaan van een forfaitair bedrag van € 350,00 aan woonlasten. * leefnorm De VFN-gedragscode schrijft het bedrag voor (de zogenaamde leefnorm) dat vrij beschikbaar moet zijn voor een huishouden om in het levensonderhoud te kunnen voorzien vrij beschikbaar moet zijn. Deze leefnorm wordt ieder jaar per gezinssituatie vastgesteld. Er zijn 4 categorieën van gezinssituaties: alleenstaand zonder kind(eren), alleenstaand met kind(eren), twee volwassenen zonder kind(eren), twee volwassenen met kind(eren). De gezinssituatie op moment van kredietverstrekking moet bij DSB Bank bekend zijn. 8
Voor het berekenen van overkreditering dient de VFN norm in het jaar van kredietverlening (per laatste kredietverstrekking per kredietsoort) toegepast te worden De leefnormen kunt u hier vinden. De maximale leeftijd die wordt gehanteerd is 65 jaar. 3.2. Bepaling grondslag compensatie (stap 2) Nadat voor iedere kredietsoort de gemiddelde overkreditering is bepaald, wordt de grondslag voor de compensatie overkreditering berekend. Hiervoor wordt op het bedrag aan overkreditering enkele aftrekposten in mindering gebracht. 3.2.1. Compensatie voor verleden en toekomst De compensatie wordt berekend voor het verleden en voor de toekomst. De compensatie voor het verleden wordt berekend over de periode van datum kredietverlening tot 31 december 2010. De compensatie voor de toekomst wordt berekend over de periode van 31 december 2010 tot einde looptijd van het krediet, met een maximum van 60 maanden, dus uiterlijk tot en met 31 december 2015. De compensatie voor het verleden en de toekomst worden apart berekend omdat een verschillend bedrag aan overkreditering als uitgangspunt voor de compensatieberekening wordt genomen. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd: voor het verleden: de gemiddelde overkreditering voor het verleden. Als de overkreditering op 31 december 2010 gelijk of hoger is dan de overkreditering ten tijde van kredietverlening, dan wordt uitgegaan van de overkreditering ten tijde van kredietverlening. Als de overkreditering op 31 december 2010 lager was dan ten tijde van kredietverlening dan geldt het gemiddelde bedrag voor de toekomst wordt uitgegaan van de laagste waarde van (i) de overkreditering op moment van kredietverlening en (ii) de overkreditering op 31 december 2010. 3.2.2 Bedragen in mindering op het bedrag van overkreditering: aftrekposten Vervolgens worden op het bedrag van overkreditering voor het verleden en het bedrag van overkreditering voor de toekomst verschillende bedragen, die afhankelijk zijn van uw situatie, in mindering gebracht. De posten die in mindering worden gebracht worden de aftrekposten genoemd. Voor klanten die na 19 september 2011 een klacht hebben ingediend bij DSB Bank geldt een zogenaamde drempelwaarde. Dit betekent dat op het bedrag van de overkreditering eerst per kredietsoort een bedrag in mindering wordt gebracht. Voor de eerste hypotheek geldt 9
een drempelwaarde van €15.000, voor de tweede hypotheek €2.500 en voor een consumptief krediet €1.000. In onderstaande tabel zijn de aftrekposten opgenomen die in mindering worden gebracht op de overkreditering voor het verleden en op de overkreditering voor de toekomst. De aftrekposten worden alleen in mindering gebracht als deze op uw situatie van toepassing zijn. compensatie overkreditering voor
compensatie overkreditering voor
verleden
toekomst
gemiddelde overkreditering
overkreditering op datum kredietverstrekking of op 31 december 2010 (minste van deze twee)
minus drempelwaarde
drempelwaarde
minus aflossingen van datum
aflossingen van datum kredietverstrekking
kredietverstrekking tot 31 december
tot 31 december 2010
2010 minus compensatie i.v.m.
compensatie i.v.m. koopsomverzekeringen
koopsomverzekeringen en/of
en/of onmogelijke dekking (verhoogd met
onmogelijke dekking (zonder
samengestelde rente)
verhoging samengestelde rente) minus door cliënt ontvangen premierestituties
door cliënt ontvangen premierestituties en afkoopwaarden
en afkoopwaarden minus
toegekende compensatie overkreditering voor verleden
minus totaal
compensatie afgekochte HWS polissen grondslag berekening compensatie
grondslag berekening compensatie voor
voor overkreditering voor verleden
overkreditering voor toekomst
De aflossingsbedragen op het krediet en compensatie voor andere DSB producten worden in mindering gebracht omdat u voor die bedragen niet meer bent overgekrediteerd. 3.3. Verschillende percentages compensatie per kredietsoort (stap 3)
10
Over de grondslag van de compensatieberekening (zie bovenstaande tabel) geldt per kredietsoort een verschillend percentage voor compensatie. De volgende percentages worden berekend over de grondslag voor de berekening van de compensatie van overkreditering 5% bij een eerste hypotheek of combihypotheek; 6% over de grondslag bij een tweede hypotheek; en 9% over de grondslag bij een consumptief krediet. De compensatie voor overkreditering zal nooit meer bedragen dan uw totale uitstaande kredietsaldo bij DSB Bank op datum van verwerking van de compensatie 3.4. Verwerking toegekende compensatie (stap 4) Het bedrag aan compensatie wordt eerst verrekend met eventuele eerdere kwijtscheldingen (bijvoorbeeld uit hoofde van een schikking) en ontstane betalingsachterstanden. Het bedrag aan compensatie wordt vervolgens, volgens uw opgave, in mindering gebracht op het saldo van uw uitstaande kredieten De toegekende compensatie zal dus worden verrekend met uw lopende leningen. U ontvangt in een brief het aanbod voor compensatie overkreditering. In deze brief kunt u aangeven op welke kredieten u de compensatie wilt verrekenen. Compensatie voor overkreditering wordt nooit uitbetaald of omgezet in een vordering in het faillissement van DSB Bank.
11