Het Zondekind
en zijn zoektocht naar vriendschap en geborgenheid Erfgoeddag 26 april 2009
Kortverhaal Richard Willems Grafisch werk Wim van Remortel
2
Beveren, 1913 ^ Verliefd op het dienstertje van café Het Hemelrijk
Ick het hebbe vast sitten:
een amoureuze historie
Estaminet Het Hemelrijk was een gekend volkscafé naast de Broederschool in de Statiestraat, want zo heette de Stationsstraat in het jaar 1913. Het was het lokaal waar de Zang- en Fanfaremaatschappij Kunst en Vreugd de wekelijkse repetities hield en waar de pas opgerichte vakbond Hout en Bouw afdeling Beveren bijeenkwam. Er werd gekaart, op het tonspel gespeeld, gelachen en vooral gedronken. Het café was eigendom van brouwer Vermeulen van de Sint-Jansbrouwerij op de Markt. Men schonk er Burton, een eigen brouwsel dat zeer geliefd was. De uitbater van Het Hemelrijk was Richard Willems [1881-1951], gehuwd met Marie Pauwels. Het echtpaar had geen kinderen. Richard was het derde kind van Ludovicus Amandus Willems en van Leonie Van de Vijver, die op het Viergemeet te Beveren woonden. Het gezin telde zeven kinderen. Het oudste kind overleed toen het nog geen jaar oud was. Er volgden nog zes kinderen: Marie [1880-1960], kleermaakster en jonge dochter, Richard die restaurateur-meubelmaker was bij de firma Van Herck te Antwerpen en in Beveren na zijn dagtaak estaminet Het Hemelrijk uitbaatte, Anna [1883-1895] die jong stierf en vervolgens Celestina [1885-1984], die huwde met Edward Noppe. Ward Noppe was de vader van Albert Noppe [1915-1960], eerste schepen te Beveren en de grootvader van Jan Noppe, de huidige gemeentesecretaris. Het zesde kind was Dionys [1888-1964], die huwde met Louise Vlegels, en de vader is van Gabriël Willems. Dionys trok in het ouderlijk huis op het Viergemeet in en begon er een mekanieke schrijnwerkerij. Het volgende kind, Marie Clementine Alphonsine, was de zevende en jongste telg. Ze werd geboren te Beveren op 10 juni 1890. Alphonsine, want De engelen van Het Hemelrijk
3
zo werd ze genoemd, was negen jaar jonger dan Richard, haar oudste broer. In café Het Hemelrijk kwam veel volk over de vloer en op drukke dagen werd de hulp ingeroepen van Celestine en Alphonsine om een handje toe te steken en de klanten te bedienen. Alphonsine was een mooie jonge vrouw van drieëntwintig wanneer zij in Het Hemelrijk Albert de Prince leerde kennen. Albert lag gekazerneerd in den depot aan de Kruibekesteenweg. [foto links boven] Dat café Het Hemelrijk ook in de kazerne gekend was, hoeft geen betoog. Goed bier en schoon vrouwvolk is iets waar soldaten op afkomen. Albert was drieëntwintig en beroepshalve brigadier bij de douane. Of hij in het jaar 1913 in Beveren gekazerneerd lag, is niet geheel duidelijk. Wellicht werd hij weder opgeroepen om zijn kamp te doen, want de oorlog was toen nog niet uitgebroken. Hoe dan ook, Albert wordt stapelverliefd op Alphonsine en er ontstaat een intense briefwisseling tussen de twee verliefden. Zij hadden het vast zitten... Op een prentkaart van 15 juni 1913 noemt hij haar Mademoiselle Alphonsine. Zij zendt hem een kaartje terug met zichten van Beveren waarop gedrukt staat: met deze bloemen zend ik u mijne hartelijke groeten uit Beveren. Ze adresseert het aan Mijnheer Albert Deprince, tolbeamte, Dorpstraat n°10, Sint-Marguerite en tekent met Alphonsine Willems. Alles zeer formeel en beleefd. De kaartjes volgen elkaar op en komen vanuit heel België: in juni 1913, groeten vanuit Leopoldsburg voor Mademoiselle Alphonsine Willems, getekend Albert de Prince en in september 1913, groeten vanuit Lobbes [Henegouwen] gericht aan Mademoiselle Alphonsine Willems, Rue du Couvent 72 Beveren Waes, getekend A. De Prince. Albert bleef haar bezoeken in Beveren. Voorzeker liepen ze smoorverliefd door de mooie dreven en velden van het landelijke en groene Beveren van weleer. 4
De verzoeking
5
6
Alphonsine werd echter zwanger en moest trouwen. Ze ging over de tongen en haar familie kon daar niet mee lachen. Alphonsine en Albert huwden te Beveren op 6 januari 1914. [Huwelijksfoto rechts boven] Ze had een zwart trouwkleed aan, want zo hoorde dat. Wit was enkel voor maagden. De pasgehuwden gaan naar Sint-Laureins in de Gouvernementstraat 37 - nu de Leemweg - wonen, maar na hun huwelijk verblijft Alphonsine geregeld in Beveren bij haar ouders op het Viergemeet. Ze is veel alleen. Albert moet ambtshalve dikwijls weg maar hij blijft zijn jonge echtgenote als naar gewoonte prentbriefkaartjes zenden. Op 11 augustus 1914 verstuurt Albert een prentbriefkaart uit Kortenberg en adresseert de kaart aan Madame Deprince, Rue du Couvent Beveren en ondertekent met Albert. Hun zoontje, Guillaume, wordt vijf maanden na het huwelijk op 3 juni 1914 geboren te Sint-Laureins. Op een prentbriefkaartje uit Beveren afgestempeld op 7 juni 1914, lezen we gelukwensen ter gelegenheid van de geboorte van Guillaume. De kaart werd verzonden door de familie Dresselaers uit Beveren. Maar de vreugde bleef eerder getemperd, want Guillaume was en bleef een zondekind dat enkel door zijn intrede in het klooster de fout van zijn ouders kon rechtzetten. Dat hoorde nu eenmaal zo bij voorkinderen. Enkel zo geschiedde recht
per omnia saecula saeculorum. De band met de familie in Beveren blijft echter zeer goed. Marie, de oudste zus van Alphonsine, die in het klooster wou treden maar er uiteindelijk voor koos om haar ouders op te passen en ongehuwd te blijven, is zeer godvrezend. Ze is naaister van beroep en uitermate godsvruchtig. De meisjes die bij haar de stiel aanleren worden verplicht dagelijks de paternoster te bidden tijdens het werk. Marie schrijft in juni 1914 een kaartje Groet uit Gaverland met volgende tekst: De zonde
7
8
Aan Mijnheer Albert De Prince, Gouvernementstraat 37 Sint-Laureins. Beminde broeder en zuster, wij hebben voor u in de kapel gebeeden schrijf eens wanneer ge zult afkomen. De innigste groeten van ons allen. Uw zuster, Marie. Op 27 juli 1914 verzendt Marie weerom een kaartje met Groeten uit Beveren naar Sint-Laureins waarop ze schrijft:
Beminde Broeder en Zuster, Wij hebben altijd al nieuws van u verwacht en nog niets ontvangen. Hoe gaat het met u en den kleinen laat het ons weten wij zijn er zeer verlangend naar maar wij verwachten u allen den 17den augustus aanstaande dat is gemakkelijk voor ons. Schrijf dan eens zulle, zo rap mogelijk. De innigste groeten van ons allen. Uw zuster Marie. Moeder Willems, geboren Leonie Van de Vijver, verliet Beveren en verhuisde in oktober 1915 naar het verre Sint-Laureins om haar dochter Alphonsine te helpen en de kleine Guillaume te verzorgen. Alphonsine kon het alleen niet meer aan na de afwezigheid van Albert. Albert zat aan het front. Moeder Willems wou haar dochter met de kleine Guillaume niet in het ouderlijk huis in Beveren opnemen wegens commentaar van de mensen. Hoe minder over Alphonsine en haar zondekind gesproken werd, hoe beter. Het menselijk opzicht en de schaamte speelden een belangrijke rol. Moeder Leonie bleef bij haar dochter in Sint-Laureins wonen tot mei 1916. Op 15 november 1917 sneuvelt Albert de Prince aan het front te Adinkerke. Alphonsine is ten einde raad en keert met de kleine Guillaume terug naar Beveren, waar ze bij haar moeder op het Viergemeet een korte periode verblijft. De Groote Oorlog
9
Na de oorlog leert Alphonsine Georges Bogaert kennen, een douanier die werkzaam is aan de Nederlandse grens te Kemzeke en er ook woont. Alphonsine wil zo vlug mogelijk terug een gezin en een thuis voor de kleine Guillaume. In 1920 trouwen Georges en Alphonsine en trekt ze met Guillaume bij hem in. Georges moet echter van de kleine Guillaume niet weten. Hij houdt niet van kinderen en wil er zelf ook geen. De wreedheden van de Groote Oorlog zaten bij velen in het hoofd geprent. Kinderen zijn kanonnenvlees werd er smalend gezegd. Guillaume is meer in Beveren dan bij zijn ouders. Op een prentbriefkaart waarop de kapel van Gaverland staat en door Marie verzonden werd naar Kemzeke, lezen we volgende tekst:
Beveren 9-5-20, Lieve Zuster, Wij zijn met Guillaumeke naar Gaverland geweest en hebben geleezen voor u dat ge beter zoudt worden. De kleine stelt het wel schrijf ons eens hoe het gaat. Ontvangt mijne welgemeende groeten en ook van pit. Uwe zuster Marie. Enkele maanden later is Guillaume terug bij zijn ouders te Kemzeke. Zijn tante Marie stuurt een merkwaardig kaartje naar haar zus en schoonbroer. Op het kaartje staan het Viergemeet en het ouderlijk huis afgebeeld. Aan de voordeur van het huis aan de rechterkant staan een vrouw en een kind. Het kind zou Guillaume zijn. [foto links boven]
Beveren Waas 9-9-20. Lieve zuster en schoonbroeder. Ik stuur u deze kaart en gij zult wel zien dat onze Guillaume erop staat. Hoe stelt gij het al, wij hebben al lang Georges eens verwacht hoe komt het dat hij nog niet geweest heeft hij had het nogthans gezegd. Guillaumeke wij gaan zondag naar Nieuwkerken ik en pit en zullen u een kaart sturen zulle mijn baasken. Ontvangt mijne welgemeende groeten. Uwe zuster Marie. 10
Op zijn zevende verjaardag ontvangt Guillaume, die terug te Beveren bij zijn grootmoeder verblijft, een verjaardagskaartje van zijn ouders. Een kaartje waarop bloemen staan, geadresseerd aan Guillaume De Prince, Kloosterstraat 72 Beveren Waes, met als tekst:
Kemzeke 2 juni 1921. De vurigste en beste gelukwenschen uwer verjaardag vanwege uwe Papa en Mama. In 1921 werd Georges Bogaert overgeplaatst naar Antwerpen waar hij als tolbeambte dienst deed in de haven. Hij verhuist met zijn gezin naar de Generaal Lemanstraat 106 te Berchem en Guillaume gaat mee. Een nieuwe omgeving zal wellicht de relatie ten goede komen, maar niets zal minder waar blijken. Een prentbriefkaartje uit 1922 is het bewijs dat Guillaume terug bij zijn ouders woont. Het kaartje is van Cordule Maes, een buurvrouw en vriendin van Alphonsine. Ze adresseert het aan Mijnheer Georges Bogaert, maar richt het aan Guillaume.
Guillaume, wij waren toch zoo content van uw briefje, want wij meenden dat gij ons vergeten waard, want wij zijn u niet vergeten, want wij denken alle dagen op u. En uw pitteken die is toch zoo blijde dat ge Dinsdag komt. Wij zullen u verwachten zulle met uwe mama want wij zullen kijken als ge afkomt omdat het zoolang geleden is. Ontvang mijne groeten. Cordule Beveren 26-4-1922. Enkele kaartjes zijn het bewijs dat Guillaume sinds 1923 terug in Beveren bij zijn grootmoeder en zijn tante Marie woont op het Viergemeet. Hij volgt de lagere school in het Instituut SaintLouis, de Broederschool te Beveren. Guillaume ontvangt op 8 juni 1923 een mooi verjaardagskaartje van Madeleine [Van de Ven], het is geadresseerd aan Guillaume De Prince, Viergemeet 72 Beveren Waes en draagt de poststempel van Beveren Waes. Eén jaar later ontvangt Guillaume een identiek verjaardagskaartje van hetzelfde meisje met poststempel 6 juni 1924. Nog een ander kaartje 11
werd afgestempeld te Beveren Waes en draagt een onvolledige poststempel uit december 1924. Het is een nieuwjaarskaartje gericht aan Guillaume Deprince Kloosterstraat 72 Beveren Waas waarop te lezen staat Bonne et heureuse année, getekend Juliana. Al deze kaartjes bewijzen dat Guillaume bij zijn grootmoeder in Beveren en niet bij zijn ouders woonde. Op zijn verjaardag in juni 1925 ontvangt de elfjarige Guillaume een intriest kaartje van zijn ouders uit Berchem. We lezen:
Beste zoon Guillaume, wij wenschen u beiden een goede en vroolijk verjaardag, alsook eene goede gezondheid en groeten aan uw pit en tante Marie. Onze beste groeten. Uw vader en moeder. Georges en Alphonsine zijn dus niet naar Beveren gekomen om hun kind een gelukkige verjaardag te wensen of een geschenkje te brengen. Moeder Alphonsine heeft schrik van haar man en krijgt slaag. [Huwelijksfoto Georges en Alphonsine links] Georges drinkt en Alphonsine, tante Sien voor de familie in Beveren, is veel ziek en lijdt onder de toestand. Tante Marie ontfermt zich te Beveren over Guillaume en zorgt ervoor dat zijn soms slechte schoolrapporten niet in de handen van zijn stiefvader komen. Elke gelegenheid om Guillaume te straffen is er een voor zijn stiefvader. Guillaume groeit op tussen zijn neefjes en nichtjes en is liever in Beveren dan bij zijn ouders. Zijn tante Marie zorgt ervoor dat hij vroom en devoot wordt opgevoed. Guillaume is misdienaar bij de nonnekens en doet ook zijn plechtige communie in Beveren. Guillaume is van nature een zachte en lieve jongen, is behulpzaam, gehoorzaam en wat in zichzelf gekeerd. Hij mist zijn moeder. Dit wordt ook opgemerkt door de broeders in Beveren, die beseffen dat Guillaume eigenlijk een wees is. Ze willen hem een toekomst geven. Broeder Amatus, propagandist van de hiëronymieten, stelt voor dat Guillaume zich laat inschrijven als juvenist te Sint-Niklaas. De studiekosten en huisvesting zouden dan door de congregatie 12
De angst
13
gedragen worden. Na verloop van tijd zou Guillaume dan zelf kunnen beslissen of hij kloosterling zou worden. Dat zijn tante Marie het hiermee eens was, hoeft uiteraard geen betoog. Zijn stiefvader opperde ook geen bezwaren en voor moeder Alphonsine zal deze wending zeker welgekomen geweest zijn. Guillaume zou op die manier tenminste wat zekerheid en regelmaat in zijn leven krijgen. Sint-Niklaas, 1926 ^ Het juvenaat En zo geschiedde. Guillaume trad als twaalfjarige juvenist binnen bij de broeders hiëronymieten te Sint-Niklaas. Hij wordt er intern, doet er kleine klussen als afwassen, tuinieren, steekt hier en daar een handje toe en gaat er naar school. Tijdens de vakanties gaat hij naar Berchem bij zijn ouders, die ondertussen verhuisd zijn naar de Fournaustraat 35. In een brief die Georges en Alphonsine in 1926 aan vader overste richten, lezen we:
Eerwaarde overste, Wij, ondergetekende, Bogaert Georges en Willems Alphonsine, nemen de eerbiedige vrijheid u eene verklaring te laten geworden dat wij onzen zoon, De Prince Guillaume, ter uwe beschikking stellen en vrijlijk in het juvenaat laten treden en dat wij niet het minste verzet zullen gebruiken in geval hij zich tot het kloosterleven zoude voorbereiden. Berchem 29.8.26. Getekend G. Bogaert en A.Willems. [archief broeders hiëronymieten Sint-Niklaas] Het attest dat getuigt dat Guillaume werd ingeënt tegen de koepokken, wordt eveneens gericht aan vader Philippus [1867-1928], algemeen overste van de boeders hiëronymieten te Sint-Niklaas. Guillaume voelt zich goed bij de broeders in Sint-Niklaas en in mei 1930 - hij is dan bijna zestien - treedt hij in als novice en ontvangt de kloosternaam broeder Isidoor. 14
Ondertussen wordt hij opgeleid als krankzinnigenverpleger en helpt hij mee in de psychiatrische kliniek. Twee cursusboeken uit die periode en enkele aantekeningen bewijzen de studieijver van de jonge novice. Als novice mag Guillaune het klooster niet meer verlaten. Hij krijgt af en toe bezoek van zijn familie. Op een kaartje van zijn ouders, afgestempeld 25 november 1930 te Berchem, lezen we:
Mevr. Wwe. Willems Kloosterstraat te Beveren [Waes] - Beste moeder en schoonzuster. Wij hebben nieuws van Guillaume ontvangen en zeg aan Dony en Nathalie dat het zondag toekomende bezoek is. Wij vertrekken uit Antwerpen om 11 uren. De beste groeten en tot ziens Georges en Alphonsine. In die tijd mochten kloosterlingen hun klooster meestal niet verlaten. Zelfs bij het overlijden van ouders, broer of zus waren zij verplicht te blijven. Sommige congregaties of orden hanteerden strengere regels dan andere maar tijdens het noviciaat werden er zelden toegevingen gedaan. Zelfs bezoek ontvangen was aan regels gebonden en was niet toegestaan tijdens de advent, de vastenperiode, de quatertemper- en de vigiliedagen. Op zijn achttiende, op 26 juni 1932, wordt Guillaume in de kapel van de broeders geprofest en legt hij zijn geloften van armoede, gehoorzaamheid en kuisheid af. De familie is aanwezig op deze plechtigheid. Hij is nu opgenomen in de congregatie als broeder Isidoor en wordt krankzinnigenverpleger in de psychiatrische kliniek Sint-Hiëronymus te SintNiklaas. De congregatie telt op die datum zevenennegentig kloosterlingen. De nu vierennegentigjarige broeder Godfried [°1914] werd tegelijk met 15
16
Guillaume in 1932 geprofest en herinnert zich nog zeer goed zijn confrater Guillaume, alias broeder Isidoor. Drie jaar later, in 1935, treedt Guillaume om een ongekende reden uit de congregatie van de broeders hiëronymieten. Hij is dan éénentwintig. Hij solliciteert in het Antwerpse Stuyvenberggasthuis waar hij onmiddellijk aanvaard wordt als krankzinnigenverpleger en er kost en inwoon krijgt. Maar Guillaume voelt zich niet thuis in de seculiere wereld die hij sinds zijn twaalfde niet meer kende. Onder de invloed van de ziekenhuiszusters van Stuyvenberg gaat hij na enkele maanden al op zoek naar een andere kloosterorde. De nonnen brengen Guillaume in contact met de alexianen te Lier. Zij verzorgen zieken en gaan ook doden afleggen bij de mensen thuis. In hun klooster op het pleintje naast Sint-Gommarus geven de alexianen ook pension aan niet-bedlegerige patiënten. Blijkbaar spreekt deze taak Guillaume aan. Hij wordt cellenbroeder en kiest als kloosternaam broeder Sylvester. Maar al vlug wordt broeder Sylvester verplaatst naar een bijhuis. De alexianen hadden in België nog een klooster te Henri-Chapelle nabij Luik, het kasteel van Baden. Ze verzorgden er geesteszieken die voornamelijk uit het Brusselse kwamen. Guillaume wordt overgeplaatst en voelt er zich blijkbaar goed. Op het thuisfront in Beveren is men gerust. Guillaume heeft zijn weg gevonden. Maar toch beschikt het lot anders. De alexianen hadden ook in het buitenland kloosters namelijk te Krefeld [in Duitsland], New York [in Amerika], Warrenpoint [in Ierland] en in Londen [in Engeland]. [foto rechts v.l.n.r.: broeder Sylvester (Guillaume) Gabriel Willems, Ierse alexiaan: brother Damian. London 1938]
Guillaume, die ondertussen zowel de Franse taal als het Engels beheerste, werd eind 1936 aangeduid om de broeders in Engeland te gaan vervoegen in het Convalescent Droom
17
Home te Londen [NW10]. Daar kan hij zijn kennis opgedaan op het vasteland overbrengen en toetsen aan de Engelse methode. Op 2 april 1937 tijdens zijn verblijf in London overleed te Beveren zijn grootmoeder Leonie. In 1938 kreeg Guillaume bezoek van zijn neef Gabriël uit Beveren. Maar weer is zijn verblijf daar van korte duur. In september 1939 valt Duitsland Polen aan. België mobiliseert en Guillaume wordt door zijn oversten naar België teruggeroepen waar hij weer in het klooster van Lier terechtkomt. Hij wordt opgeroepen om dienst te doen bij de C.I.B.I. van het Belgisch leger als ambulancier. Tijdens de bezetting keert hij terug naar Lier. Op 18 januari 1942 overlijdt zijn moeder Alphonsine te Beveren in de kliniek van de C.O.O. Ze was pas 51. Guillaume mocht van zijn overste de begrafenis niet bijwonen. De gebouwen te Lier worden verkocht tijdens de oorlog en de kloosterlingen verhuizen naar Henri-Chapelle, een plaats waar Guillaume reeds eerder vertoefde. Na de oorlog, eind 1945, wordt ook het klooster te Henri-Chapelle verlaten door de alexianen en vertrekken ze naar Krefeld. Guillaume weigert naar het verwoeste Duitsland te gaan en verlaat de alexianen. Hij treedt uit, trekt naar Verviers en vindt er onderdak bij de pastoor. Ten einde raad en zonder middelen van bestaan, schrijft Guillaume een brief naar Beveren. Zijn ooms Richard en Dionys gaan hem in Verviers ophalen en brengen hem mee naar Beveren.
18
^ Van de kapucijnen te Edingen via de broeders van Malonne
naar Parijs en de Côte d'Azure Het kloosterleven bleef Guillaume achtervolgen. Na een kort verblijf in Beveren vertrekt hij naar het klooster van de kapucijnen in Aalst. Ze zenden hem door naar hun abdij te Edingen, waar Guillaume onderdak krijgt en ook tewerkgesteld wordt. Zijn verzoek om opgenomen te worden in het klooster als moneaal wordt echter in beraad gehouden. Twee jaar later, in het jaar 1948, wordt hij uiteindelijk niet aanvaard. Hij verlaat Edingen en gaat als verpleger werken in het krankzinnigengesticht te Dave, tussen Namen en Dinant. Maar ook daar houdt hij het na twee jaar voor bekeken. Hij wordt zelf bijna krankzinnig van de miserie om hem heen en wil niet langer tussen geesteszieken werken. Hij schrijft naar Beveren dat hij te Malonne aan de Samber woont, waar hij als binnenknecht de kost verdient in het klooster van de broeders van Malonne. Hij werkt er in de keuken van het internaat. Het klooster van Malonne was een gekende en zeer grote onderwijsinstelling waar heel wat leerlingen uit Vlaanderen heen gestuurd werden om Frans te leren. Guillaume leert er een vriend kennen, een Luxemburger. Beiden besluiten weg te trekken uit België en willen hun geluk gaan beproeven aan de Azurenkust in Frankrijk. Op hun heenreis passeren ze Parijs, waar ze bij E.H. Alfons Maes en diens zus en huishoudster Cordule aan de Rue de le Fayette verblijven. De Beverenaar Alfons Maes was aalmoezenier van Het werk van de Vlamingen te Parijs. Na enkele dagen Parijs trekken Guillaume en zijn Luxemburgse vriend verder naar het zuiden en laten bij pater Maes enkele koffers staan. Enkele weken later - we zijn inmiddels 1951 - laat E.H. Alfons Maes, die Guillaumes familie van zeer nabij kende, aan Dionys Willems weten dat de koffers van Guillaume bij hem in Parijs staan. Gabriël Willems en zijn neef Albert Noppe, toen eerste schepen van Beveren, reden enkele dagen later vergezeld van Dionys Willems en zijn vrouw Louise met de auto naar Parijs om de koffers op te halen. Guillaume was echter spoorloos, had geen adres achtergelaten en leek van de aardebol verdwenen te zijn.
^ Spoorloos Guillaume liet niets van zich horen. Weken, maanden en jaren verliepen zonder enig nieuws. De familie in Beveren, en in het bijzonder zijn nonkel Dionys en zijn tante Louise, die in het ouderlijk huis woonden op het 19
Viergemeet, maakte zich zorgen. Tante Marie aanriep alle heiligen en bad O.-L.-Heer van het Kruis, maar Guillaume bleef spoorloos. Pas twee jaar later, in 1953, dook Guillaume weer op. 1953 ^ Terug in Beveren Er werd gebeld aan het ouderlijk huis op het Viergemeet. Een man stond voor de deur. De onbekende man die zich bekendmaakte als de Luxemburgse vriend van Guillaume, deelde mee dat Guillaume in Antwerpen aan het Centraal Station stond en niet naar Beveren durfde te komen. Gabriël Willems, die inwoonde bij zijn ouders, is onmiddellijk samen met zijn echtgenote Godelieve met de auto naar Antwerpen gereden om Guillaume op te halen. Maar Guillaume was er niet meer en Gabriël en Godelieve keerden onverrichter zake terug naar Beveren. Ondertussen had Guillaume toch al zijn moed bijeen geraapt en was met de autobus naar Beveren gereden. Hij durfde echter niet aan te bellen bij de familie en bracht de nacht door in café Het Vredegerecht bij Margriet Vereecken, die hij nog kende uit zijn jeugd. Margriet kon Guillaume ertoe brengen 's morgens toch langs te gaan bij zijn familie op het Viergemeet. Vol schaamte belde hij aan. Hij werd met open armen ontvangen en schoof mee aan tafel voor het ontbijt. Maar de druk en de emoties werden te groot. Hij stond ineens op, liep huilend weg van tafel verliet het huis zonder een woord te zeggen. Zijn tante 20
Louise kon de emoties niet aan en had doktershulp nodig. Guillaume was totaal overstuur weggelopen en de familie vreesde dat hij ongelukken zou doen. Of de Luxemburger nog in buurt was, wisten ze niet. Enkele dagen later vernam de familie in Beveren dat Guillaume als dakloze was opgepakt te Antwerpen. Hij verbleef er in het Sint-Maartenshuis, een tehuis voor armen en daklozen in de Blindenstraat. De Luxemburger was het land uitgewezen en over de grens gezet. 1955 ^ Van Orval naar Brussel En weer riep het klooster. Met de chauffeur van de vrachtwagen die trappistenbier van Orval leverde aan de cafés in Antwerpen, vertrekt Guillaume naar Orval. Hij kan er als leek werken in de brouwerij van de cisterciënzers in ruil voor kost en inwoon. Hij komt er spiritueel tot rust en heeft goede gesprekken met de paters. Hij is ondertussen een veertiger, heeft een rijzige en statige gestalte, spreekt vlot Nederlands, Frans en Engels en kent de wereld. De paters brengen Guillaume in contact met een oud-adellijke familie te Ukkel. De familie Walkiers de Tronchenne bewoont een groot herenhuis aan de Avenue Montjoie 44 te Ukkel. Adrien Walkiers, één van de voorvaders, was in de zeventiende eeuw de grootste aandeelhouder van de Oostendse Compagnie, opgericht door graaf Jan van Brouchoven van Bergeyck. Een andere voorvader, graaf Edouard Walkiers, was de bankier van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk en gold als één van de rijksten van zijn tijd. Guillaume is daar de juiste man op de juiste plaats. Hij is vriendelijk, spreekt verschillende talen, is goed gemanierd en heeft bovendien zijn uiterlijk mee. Monsieur Guillaume wordt aanvaard. Hij is nu butler en huisknecht. Hij schrijft geregeld een brief naar Beveren en komt sinds hij in Ukkel woont, bijna jaarlijks op bezoek bij Gabriël, Albert, Julia en Nathalie, zijn Beverse neven en nichten. In 1957 was hij te gast op het communiefeest van schrijver dezes, Richard Willems, en bracht als geschenk speelgoed mee dat de kinderen te Ukkel niet meer gebruikten of ontgroeid waren, zoals sporen en wagons van elektrische speelgoedtreinen. Omstreeks Nieuwjaar en ter gelegenheid van de Beverse grote kermis zagen we Guillaume steevast in Beveren verschijnen. Hij was een aangename en lieve man, zachtaardig van karakter en als hij vertelde, en dat kon hij zeer boeiend, hoorde je al zeer goed De reisgezellen
21
dat hij Franssprekend was geworden. Begin van de jaren zeventig van vorige eeuw sloeg het noodlot helaas weer toe. Guillaume werd ontslagen bij de familie Walkiers. Waarom weten we niet. We weten wel dat hij opnieuw de banden met Beveren verbrak en dat er jaren overheen gingen voor we wisten waar hij verbleef en we weer van hem hoorden. Meer dan zes jaar verliepen tot er een brief toekwam waarin hij schreef dat hij zijn familie miste en eenzaam was. Hij nam de band met Beveren weer op. Hij had heel wat te vertellen. Over de ruzie met het dienstpersoneel bij de markies en over vrienden waarvan hij dacht dat hij ze kon vertrouwen. Over zijn reizen naar Spanje en de Côte d'Azur. We zijn ondertussen 1976. En sindsdien blijven er contacten, meestal schriftelijk, soms een telefoontje en sporadisch een bezoek aan Beveren. Na zijn vertrek bij Walkiers is Guillaume een tijdlang werkloos tot hij werk vindt als schoonmaker in een Brussels poetsbedrijf dat bureaus en magazijnen schoonmaakt tijdens de nacht. Hij schopt het tot ploegbaas en werkt er tot zijn pensioenleeftijd. Na zijn pensionering blijft hij nog enkele jaren deeltijds doorwerken voor zijn Italiaanse baas. In die periode woont hij alleen in een schamele kelderkeuken in de rue Neufchatel te Sint-Gillis en heeft Poolse, Roemeense en Marokkaanse vrienden. Een oud versleten bed, schamele meubeltjes, een zwart-wit televisietoestel, een gasvuurtje… Enkele potten en pannen naast een gootsteen en een ouderwetse waterpomp doen denken aan lang vervlogen tijden. De rattenval staat opgespannen en de armoede is niet ver weg. Als ik iets over heb van mijn pensioen, schenk ik het aan mijn vrienden, vertelt hij. Zijn gezondheid gaat achteruit en hij vraagt of een van zijn vrienden mag meekomen naar Beveren als begeleider. In Beveren zijn sommigen daar echter niet voor te vinden. De laatste jaren van zijn leven schrijft Guillaume veel brieven waaruit blijkt dat hij zeer weemoedig is. Hij heeft last van reuma en door een ongelukkige val breekt hij zijn dijbeen. Guillaume belandt maanden in de kliniek. 22
De dood te paard
Na zijn herstel kan hij steeds moeilijker met het openbaar vervoer reizen. Gabriël en Richard gaan hem eind van de jaren 1980 enkele keren in Sint-Gillis ophalen en brengen hem terug naar huis. Hij is fier op zijn Beverse wortels en in zijn miezerige kelderkeuken staan op een schamel kastje naast een lievevrouwebeeldje en een portret van de zalige broeder Isidoor uit Vrasene, de familiefoto's en de kaartjes die hij ontvangen heeft en waarop hij zeer trots is. Telkens als ik naar Beveren kom, bloedt mijn hart, zegt hij. Hij is begaan met de achterneefjes en -nichtjes, vraagt in zijn brieven hoe ze het stellen en vertelt erover tegen zijn Poolse, Roemeense en Marokkaanse vrienden. Momée, een alleenstaande bejaarde dame die nog goed te been is en op het gelijkvloerse appartement woont, doet zijn boodschappen en steekt geregeld een handje toe. Guillaume schrijft in zijn brieven dat hij zonder Momée niet alleen zou kunnen blijven wonen. In een andere brief schrijft hij: één
keer in de maand kan ik mijn moedertaal nog eens spreken, dan brengt de postbode die van Vlaamse afkomst is, mijn pensioen. Maar Guillaumes toestand wordt met de dag slechter en begin van de jaren 1990 wordt hij opgenomen in het rust- en verzorgingstehuis Le Tilleuil te Sint-Gillis. Hij kan niet meer voor zichzelf zorgen. Hij is zwaar ziek. Eind april 1992 ontvangt Gabriël Willems een telefoon van het rusthuis met de vraag om dringend langs te komen. Guillaumes 23
24
toestand is terminaal en er resten hem volgens de dokter nog slechts enkele weken. Guillaume vraagt uitdrukkelijk naar zijn familie. Enkele dagen nadien, op 11 mei 1992, overlijdt Guillaume. Hij heeft zijn familie niet meer kunnen spreken. 1992 ^ Een prinselijke begrafenis Het bestuur van het verzorgingstehuis liet weten dat Guillaume in een schuif van het mortuarium lag en drie dagen later, op 14 mei 1992, zou begraven worden. Het zou een burgerlijke begrafenis worden, een begrafenis van den arme in de late voormiddag. De familie werd uitgenodigd om aanwezig te zijn in het rusthuis om 10.30 uur. Er was geen begrafenisplechtigheid of mis voorzien, een groet aan de kist in het dodenhuisje kon nog net. De familie in Beveren, onder impuls van Rita en Richard Willems, met wie Guillaume zijn laatste levensjaren veel correspondeerde, heeft dan contact opgenomen met E.H. Leo Vercruyssen, pastoor te Meerdonk. Leo was een goede vriend van de familie. Wij vertelden hem de bizarre levensloop van Guillaume. Het kon toch niet dat Guillaume als een hond in de grond zou gestopt worden. Guillaume, die steeds zocht naar waarden en geluk. Hij die van bij zijn geboorte de last droeg te weten dat hij eigenlijk niet gewild was, zijn vader verloor toen hij drie was, een stiefvader kreeg die hem niet aanvaardde, een moeder had die veel ziek was en het onder het juk van haar tweede man niet durfde opnemen voor haar enig kind. Een man die steeds klaargestaan had voor anderen en er zelf bijna onderdoor gegaan was als verpleger van psychiatrische patiënten. Een man die dacht in het kloosterleven rust te vinden, maar telkens het klooster verliet op zoek naar datgene wat hij nooit gevonden heeft: liefde. Leo Vercruyssen, priester-dichter en filosoof, begreep onmiddellijk de tragedie en beloofde een passende uitvaartplechtigheid. Het was een schitterende lentedag. Leo deed zijn albe en stola aan. Enkele familieleden waren verenigd rond de kist in het kale dodenhuisje. Leo las passende teksten voor en bad de absoute. Hij eerde Guillaume zoals hij het verdiend had. Daarna volgde de familie de lijkwagen naar de begraafplaats te Sint-Gillis. De lijkwagen reed voorop, gevolgd door vier personenwagens van de familie. Dwars door het Kerkhof
25
drukke Brussel, statig en met knipperende lichten door de verkeerslichten. Guillaume kreeg die dag voorrang. In de verte op een heuvel lag de begraafplaats. Het smeedijzeren hek van het poortgebouw van de begraafplaats ging tergend traag open en verwelkomde als het ware de lijkstoet. Door een majestueuze dreef van bloeiende linden en langs monumentale graven schreed de lijkwagen stapvoets vooruit naar Guillaumes laatste rustplaats. Aan het open graf, naast de blankhouten kist, declameerde Leo Vercruysen een tekst die diepe indruk maakte: O kruise de Vlaming door moeders hand op het voorhoofd geprent en in het herte geplant. Vaarwel Guillaume, rust in vrede. Amen. In het café aan de inkom van de begraafplaats zijn we koffie gaan drinken en hebben we broodjes en boterkoeken gegeten. Het dodenmaal ontbrak niet en het doek viel over een bewogen leven. Guillaume de Prince, broeder Isidoor van de congregatie van de heilige Hiëronymus Emiliani, broeder Sylvester van de alexianen, butler bij de adel en wat al meer, had rust gevonden.
26
^ Colofon
Het Zondekind en zijn zoektocht naar vriendschap en geborgenheid, een verhaal over een levenslange hunkering naar genegenheid en liefde, kadert in de tentoonstelling Ik het hebbe vast sitten. Amoureuze histories uit het Archief de Bergeyck. Deze tentoonstelling werd georganiseerd door het Archief de Bergeyck en het cultuurcentrum Ter Vesten naar aanleiding van Erfgoeddag 2009 onder het thema Uit vriendschap en loopt van 24 april tot en met 10 mei 2009 in de Triestzaal van kasteel Cortewalle. Richard Willems schreef het kortverhaal en documenteerde het met stukken uit zijn familiearchief, bewaard door Gabriël Willems en het archief van de broeders hiëronymieten te Sint-Niklaas. Wim van Remortel gaf een visuele interpretatie van de vertelling aan de hand van een reeks tekeningen. Zowel Richard Willems als Wim van Remortel zijn achterneven van Alphonsine Willems, de moeder van Guillaume de Prince. Christl Van den Broucke zorgde voor de vormgeving van het boekje. De eindredactie was in handen van Carine Goossens. Dank aan Rik Van Daele en Stefanie Audenaert.
2009/7121/3
© Cultuurcentrum Ter Vesten
Verantwoordelijke uitgever: Marc Van de Vijver, burgemeester, Stationsstraat 2, 9120 Beveren
Avondrust
Tevreden in 27 Ter Vesten