Het voeren van ontwikkelingsgerichte begeleidings- en beoordelingsgesprekken GWOO
Inleiding Tijdens de BPV-periode heeft de deelnemer recht op gesprekken. Afhankelijk van de duur van de opleiding zal de begeleiding overgaan van geleid > begeleid > zelfstandig. De gesprekken hebben als doel: Het reflecteren op de ontwikkeling van de deelnemer om een goede afronding van de beroepsprestaties te bereiken.
Het motiveren van de deelnemer om de verantwoordelijkheid voor zijn/haar leerloopbaan op zich nemen1.
Het ontwikkelingsgericht beoordelen van de afgeronde leer/beroepsprestaties.
Aandacht besteden aan het informeren van elkaar met betrekking tot ontwikkelingen binnen het werkveld en binnen de opleiding.
Wat de inhoud kan zijn van het gesprek, welke taken en verantwoordelijkheden de deelnemer, coach en werkbegeleider hebben en op welke wijze het gesprek vorm krijgt, wordt in deze leidraad beschreven.
1
Ook tijdens de coachuren op school staat het bovenstaande centraal
Gespreksleidraad voor de ontwikkelingsgerichte begeleidings-- en beoordelingsgesprekken
03-11-2009
De voorbereiding Voorafgaand aan het gesprek De coach en werkbegeleider maken afspraken over de taakverdeling mbt het onderstaande: Begeleiden het opstellen van het POP en PAP. Geven GO / NO GO Bekijken eventuele bewijsstukken in het portfolio op de volgende criteria: authentiek, valide, transparant, betrouwbaar en relevant Beoordelen bewijsstukken aan de hand van de beoordelingslijst van desbetreffende leer/beroepsprestatie Lezen het reflectieverslag Stemmen de rolverdeling af (gespreksleider en gespreksverslag), De Leerling: Levert zijn portfolio in bij werkbegeleider en coach (POP+PAP, bewijsstukken, reflectieverslag) Bereidt zich voor met behulp van zijn ingeleverde portfolio Formuleert eventueel vragen voor het gesprek.
Gespreksleidraad voor de ontwikkelingsgerichte begeleidings-- en beoordelingsgesprekken
03-11-2009
Het gesprek Coach, werkbegeleider en deelnemer bepalen samen: Doel gesprek Maken een agenda en tijdschema Beroepsprestatie en bijbehorende beoordelingscriteria Rolverdeling De coach en werkbegeleider bevragen de deelnemer over de gekozen beroepsprestatie: Vragen: zijn gericht op wat de deelnemer KAN , (vraagt naar praktijkervaringen) geven blijk van kunnen luisteren, samenvatten en doorvragen zijn inhoudelijk relevant Het gesprek wordt aan de hand van de STARRT- methode gevoerd. Werkbegeleider of coach nemen Waar en maken Aantekeningen Het geobserveerde gedrag van de deelnemer wordt systematisch vastgelegd middels de WAKKER methode. Werkbegeleider én coach Klassificeren Afstemmen van de beoordeling van bewijsstukken aan onderliggende competenties / prestatieindicatoren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van desbetreffende beoordelingslijst. Werkbegeleider én coach Kwalificeren Het gedrag wordt op het juiste beheersingsniveau ingeschat. Vormen een objectief oordeel.
Gespreksleidraad voor de ontwikkelingsgerichte begeleidings-- en beoordelingsgesprekken
03-11-2009
Afsluiting Deelnemer, werkbegeleider én coach Evalueren Evalueren: op de procedure. op de eigen rol en handelen. reflecteren op de eigen vooroordelen. formuleren verbeterpunten mbt de voortgang van de deelnemer
Rapporteren Coach / werkbegeleider legt de resultaten vast op de beoordelingslijst2 van de deelnemer adequaat in korte bewoordingen met passende taal formuleert een advies.
2
Indien er geen beoordeling plaats vindt wordt het begeleidingsgesprek vast gelegd in het portfolio van de deelnemer. Gespreksleidraad voor de ontwikkelingsgerichte begeleidings-- en beoordelingsgesprekken
03-11-2009
De STARRT methode
Situatie Kies een praktijkervaring die indruk op je heeft gemaakt en die betrekking heeft op het werkproces en op de competentie(s) waarop je wordt beoordeeld binnen deze beroepsprestatie. - Beschrijf deze praktijkervaring. - Wanneer heb je deze praktijkervaring meegemaakt? - Waar gebeurde het? - Wie waren erbij aanwezig?
Taak - Wat werd er van jou verwacht bij deze praktijkervaring?
Activiteiten/actie -
Hoe heb jij deze praktijkervaring aangepakt? (1) Wat deed jij? (1) Wat dacht jij? (1) Wat heb je gezegd?(1) Wat voelde je? (1) Wat belemmerde je? (1) Wat hielp je? (1) Hoe was het gedrag van anderen? Denk hierbij aan de collega’s, werkbegeleider. (1) - Hoe reageerde jij op het gedrag van anderen? (1)
zorgvrager3,
Resultaat -
Wat was het resultaat van jouw handelen? Welke kennis had je nodig? (1) Welke vaardigheden heb je toegepast? (1) Welk gedrag heb je laten zien? (1)
Reflectie -
Wat deed je goed? (1) Wat zegt dit over jou? (1) Welke persoonlijke kwaliteit heb je ingezet? (1) Wat zegt dit over de ontwikkeling van jouw competenties? (1) Noem andere momenten waar dit ook uit blijkt? (1) Wat heeft je geraakt bij deze praktijkervaring? (2) Wat zegt dit over wat jij belangrijk, interessant, moeilijk vindt? (2) Wat zegt dit over wat je (in werk) voor anderen wilt betekenen? (2) Wat betekent dit voor jou als werknemer? (3) Wat zegt dit over werksfeer en werkzaamheden die bij jou passen? (3)
Toepassen -
Wat ga je doen met deze nieuwe ervaring? (3) In welke andere situaties kun je jouw ontwikkelde competenties inzetten? (3) In welke situaties kun je deze competenties verder ontwikkelen? (3) Hoe ga dat aanpakken? (4) Wie kan je daarbij helpen? (5) Welke vragen stel je aan deze personen? (4) Verwerk je nieuwe doelen in je volgende POP en PAP (4)
3
Hierbij kan je ook cliënt en kind lezen Gespreksleidraad voor de ontwikkelingsgerichte begeleidings-- en beoordelingsgesprekken
03-11-2009
Nb. De nummers corresponderen met de 5 loopbaancompetenties 1. Kwaliteitenreflectie 2. Motievenreflectie 3. Werkexploratie 4. Loopbaansturing 5. Netwerken
Gespreksleidraad voor de ontwikkelingsgerichte begeleidings-- en beoordelingsgesprekken
03-11-2009