1
Het toepassen van theorieën: een stappenplan Samenvatting Om maximaal effectief te zijn, moet de aanpak van sociale en maatschappelijke problemen idealiter gebaseerd zijn op gedegen theorie en onderzoek uit de sociale psychologie. Om te komen tot een goed onderbouwde interventie, moet een interventionist de volgende stappen doorlopen: 5 van probleem naar probleemstelling; 5 van probleemstelling naar verklaringen; 5 van verklaringen naar procesmodel; 5 van procesmodel naar interventieprogramma; 5 van interventieprogramma naar uitvoering, evaluatie en bijstelling. Elk van deze stappen kent eigen valkuilen en problemen. Om deze op te lossen of te voorkomen, dient de interventionist een kritische en flexibele houding aan te nemen.
1.1
Soorten onderzoek binnen de sociale psychologie – 3
1.2
Toegepaste sociale psychologie – 6
1.3
Stapsgewijs van theorie naar praktijk – 8
1.3.1
Praktijkvoorbeeld – 8
1.4
Mogelijke valkuilen en problemen – 17
1.4.1 1.4.2 1.4.3 1.4.4 1.4.5
Valkuilen bij het formuleren van de probleemstelling – 17 Valkuilen bij het genereren en selecteren van verklaringen – 18 Valkuilen bij het opstellen van het procesmodel – 19 Valkuilen bij het ontwerpen van een interventieprogramma – 20 Valkuilen in de fase van de uitvoering en evaluatie – 21
1.5
Conclusie – 22
1.5.1 1.5.2
Beperkte generaliseerbaarheid – 22 Lacunes in theorievorming en onderzoek – 23
1
1.5.3 1.5.4 1.5.5
Nieuwe mogelijkheden – 24 Cognitieve vertekening – 25 Flexibele houding – 25
1.6
Opdrachten – 26
1.6.1 1.6.2 1.6.3 1.6.4
Opdracht 1.1 – 27 Opdracht 1.2 – 27 Opdracht 1.3 – 27 Opdracht 1.4 – 27
Literatuur – 27
1.1 • Soorten onderzoek binnen de sociale psychologie
3
1
De sociale psychologie is een deelgebied van de psychologie dat zich bezighoudt met sociaal gedrag (hoe mensen zich tegenover elkaar gedragen) en met sociale cognitie (hoe mensen denken over anderen en zichzelf). De sociale psychologie is een heel breed vakgebied waarin uiteenlopende vragen worden bestudeerd. Voorbeelden hiervan zijn: 5 hoe agressie tegen anderen ontstaat; 5 waarom mensen zich al dan niet milieubewust gedragen en hoe dat te veranderen valt; 5 hoe vooroordelen en stereotypen ontstaan en veranderd kunnen worden; 5 welke factoren eraan bijdragen dat mensen een positief of juist een negatief beeld van zichzelf hebben; 5 welke rol eerste indrukken spelen in de omgang tussen mensen; 5 waarom mensen zich tot een bepaalde persoon aangetrokken voelen en hoe verliefdheid ontstaat; 5 waarom mensen bepaalde producten wel en andere niet kopen; 5 hoe sociale steun de kansen op ziekte kan verminderen; 5 hoe samenwerking in groepen ontstaat en verbeterd kan worden. Een belangrijke vraag bij dergelijke thema’s is de wijze waarop de gedachten, gevoelens en het gedrag van mensen worden beïnvloed door andere mensen. Deze ‘andere mensen’ kunnen daarbij op verschillende manieren invloed uitoefenen: 5 door hun lijfelijke aanwezigheid; 5 doordat ze aanwezig zijn in onze gedachten; 5 door hun impliciete aanwezigheid. Het laatste punt slaat op het feit dat we leven in een maatschappij en cultuur die door vele generaties is gevormd. Door onder meer maatschappelijke, culturele en sociale normen staan we voortdurend bloot aan de invloed van andere mensen (Hewstone, Stroebe & Jonas, 2012). De sociale psychologie houdt zich bezig met alledaags gedrag, terwijl de klinische psychologie zich bijvoorbeeld richt op psychische problemen en de behandeling daarvan. Dat maakt de sociale psychologie tot een psychologie ‘van iedereen’: de inzichten uit de sociale psychologie zijn op vrijwel iedereen van toepassing.
1.1
Soorten onderzoek binnen de sociale psychologie
De sociale psychologie is al meer dan een eeuw oud. Eind negentiende eeuw werden de eerste sociaalpsychologische experimenten verricht. Maar als vakgebied kwam de sociale psychologie pas echt goed van de grond in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw, direct na de Tweede Wereldoorlog. Daarbij was een belangrijke stimulans de opkomst van het nationaalsocialisme in Duitsland. Sociaal psychologen vroegen zich af hoe het kwam dat zoveel mensen racistische ideeën hadden geaccepteerd en zich achter een dictatoriale leider hadden geschaard. Psychologen begonnen zich toen onder meer te verdiepen in de manier waarop mensen elkaar beïnvloeden. Ze deden dat steeds vaker door het uitvoeren van wetenschappelijke experimenten, waarbij gekeken werd wat het effect is van variabele A op variabele B. Als je variabele A manipuleert, wat gebeurt er dan met variabele B?
wetenschappelijke experimenten
4
Hoofdstuk 1 • Het toepassen van theorieën: een stappenplan
1
A
. Figuur 1.1
B
C
Conformiteitsexperiment van Asch.
Een bekend voorbeeld is het wereldberoemde onderzoek van Solomon Asch (1955). > Proefpersonen die meededen aan dit onderzoek werd verteld dat het ging om een onderzoek naar visuele accuraatheid: hoe goed kun je lijnen van verschillende lengte van elkaar onderscheiden? In werkelijkheid wilde Asch achterhalen in hoeverre mensen zich conformeren aan de meerderheid. Proefpersonen werden daartoe in groepen van zes tot negen personen ingedeeld. De proefpersonen dachten dat de andere groepsleden ook allemaal proefpersonen waren. In werkelijkheid bestonden de groepen, afgezien van die ene proefpersoon, alleen maar uit assistenten van de onderzoeker. In totaal achttien ronden kregen de groepsleden steeds een kaart waarop een lijn stond afgebeeld. Daarna kregen ze nog een kaart waarop drie lijnen stonden met de letters A, B en C (zie . Figuur 1.1). De groepsleden dienden vervolgens, hardop, aan te geven welke lijn op het tweede kaartje volgens hen overeenkwam met de lijn op het eerste kaartje. Als laatste was de proefpersoon aan de beurt. Na een aantal ronden waarin de groepsleden het goede antwoord gaven, kwam echter een ronde waarin het goede antwoord overduidelijk was, maar de assistenten van de onderzoeker allemaal hetzelfde, verkeerde antwoord gaven.
1.1 • Soorten onderzoek binnen de sociale psychologie
5
1
> De vraag was: wat doet de proefpersoon als hij aan de beurt is? Conformeert hij zich aan de meerderheid - ook al geeft hij dan een overduidelijk verkeerd antwoord - of geeft hij het goede antwoord? Op deze manier werden, in twaalf van de achttien ronden, proefpersonen geconfronteerd met een meerderheid die het overduidelijk bij het verkeerde eind had. Wat bleek? In 37 procent van de gevallen conformeerden proefpersonen zich aan de meerderheid, ook al wisten ze dat ze daarmee een verkeerd antwoord gaven.
In de tijd van Asch was men verbaasd over de uitkomsten van het onderzoek. De verwachting was dat mensen veel standvastiger zouden zijn. De werkelijkheid is dat mensen gevoelig zijn voor de mening van anderen en bereid zijn zich aan te passen om ‘erbij te horen’, ook al betekent het dat ze de waarheid daarmee geweld aan doen. Ook vele andere sociaalpsychologische experimenten hebben inmiddels laten zien hoe gevoelig mensen zijn voor sociale druk en de aanwezigheid van andere mensen. Het experiment Wanneer kan er nu precies gesproken worden van een experiment? Een experiment heeft de volgende kenmerken. 5 Er worden een of meer variabelen gemanipuleerd ofwel beïnvloed. Vervolgens wordt bekeken welk effect dit heeft op een of meer andere variabelen. De variabele die wordt gemanipuleerd, noemt men de onafhankelijke variabele. De variabele waarop het effect wordt bekeken, noemt men de afhankelijke variabele. 5 Er is sprake van meerdere groepen (condities) waarover proefpersonen worden verdeeld. Proefpersonen worden daarbij willekeurig (at random) toegewezen aan een van de condities. 5 Er is sprake van standaardisatie van de onderzoekssituatie. Dit betekent dat de onderzoekssituatie waaraan proefpersonen worden blootgesteld voor alle proefpersonen gelijk is. De situatie verschilt alleen op de onafhankelijke variabele. Om deze reden vinden sociaalpsychologische experimenten dan ook vaak plaats in een laboratorium. 5 Op basis van de resultaten van een experiment kunnen causale conclusies worden getrokken: in hoeverre veroorzaakt variabele A variabele B? Er kan dus een oorzaak worden aangewezen en een gevolg.
In de praktijk valt lang niet alles experimenteel te onderzoeken. Stel dat een onderzoeker wil weten of ernstig zieke mensen minder moeten lachen om een humoristische film dan gezonde mensen. De onafhankelijke variabele is hier de aanwezigheid van ziekte, de afhankelijke variabele de intensiteit van het lachen. Maar het is ethisch niet aanvaardbaar om mensen, in het kader van een onderzoek, flink ziek te maken. Dat zou immers nodig zijn voor een experiment: je verdeelt mensen willekeurig over twee condities en maakt de ene groep ziek en de andere niet. De onderzoeker kan dit oplossen door bijvoorbeeld naar een ziekenhuis te gaan om daar een humoristische film te laten zien aan een groep patiënten. Daarnaast kan hij de film laten zien aan gezonde mensen en de verschillen in reactie tussen deze twee groepen mensen analyseren.
ethische bezwaren
6
Hoofdstuk 1 • Het toepassen van theorieën: een stappenplan
1
beschrijvend onderzoek correlationeel verband
Het onderzoek kent dan echter niet meer alle kenmerken van het experiment (zie kader). Zo is er in dit voorbeeld geen sprake van willekeurige toewijzing aan condities en bevinden de zieke proefpersonen zich in een andere onderzoekssituatie dan de gezonde. Dat zorgt ervoor dat niet kan worden uitgesloten dat andere factoren dan de onafhankelijke variabele de afhankelijke variabele beïnvloeden. Zo kan het zijn dat gezonde mensen sowieso vaker of meer intensief lachen dan zieke (dus ook om een lachfilm). Het kan ook zijn dat een ziekenhuisomgeving ervoor zorgt dat mensen sowieso minder of juist meer lachen. Een onderzoek dat causale verbanden beoogt te onderzoeken maar niet beschikt over alle kenmerken van het experiment, wordt ook wel een quasi-experiment genoemd. Een onafhankelijke variabele die niet kan worden gemanipuleerd - in dit geval ziekte - wordt blokvariabele genoemd. Het mag duidelijk zijn dat op basis van een quasi-experiment geen ‘harde’ causale uitspraken kunnen worden gebaseerd. Men kan alleen vermoedens uitspreken over oorzaak en gevolg. Naast experimenteel en quasi-experimenteel onderzoek, doen sociaalpsychologen ook beschrijvend onderzoek: onderzoek dat niet tot doel heeft om oorzaakgevolgrelaties vast te stellen, maar om een situatie te beschrijven, verschillen tussen groepen vast te stellen of niet-causale verbanden te onderzoeken. Bij die laatste verbanden wordt ook wel gesproken van correlationele verbanden. Er is een samenhang tussen variabelen, maar welke van de variabele oorzaak is en welke gevolg, is niet duidelijk of goed hard te maken. Anders dan bij experimenteel onderzoek is er bij beschrijvend onderzoek ook geen manipulatie van een onafhankelijke variabele. De situatie wordt onderzocht zoals deze is (vandaar ook de term beschrijvend). Een voorbeeld is onderzoek van Dijkstra en Barelds (2010). > De onderzoekers lieten proefpersonen met een partnerrelatie een vragenlijst invullen, waarin vragen werden gesteld over zowel gevoel voor humor als relatiekwaliteit. Daaruit bleek dat, naarmate vrouwen hun partner grappiger vonden, ze een betere relatiekwaliteit rapporteerden.
De vraag blijft natuurlijk wat oorzaak is en wat gevolg: leidt een betere relatie ertoe dat je je partner grappiger gaat vinden, of zorgt een grappige partner ervoor dat je je relatie beter gaat vinden? Beide kan. Beschrijvend onderzoek geeft hierover meestal geen uitsluitsel. Desondanks kan ook beschrijvend sociaalpsychologisch onderzoek veel inzichten geven in hoe mensen met elkaar omgaan en elkaar beïnvloeden.
1.2
toegepaste sociale psychologie
Toegepaste sociale psychologie
Voor een deel staat de sociale psychologie in het teken van de theorievorming en -toetsing. Dat wil zeggen, sociaal psychologen doen onderzoek waarmee ze vooraf opgestelde theorieën toetsen en - als de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven - bijstellen. Daarnaast is er een sterk ontwikkelde, meer praktijkgerichte tak van de sociale psychologie: de toegepaste sociale psychologie (voor een recent overzicht zie Steg, Keizer & Buunk, 2014). Het doel van deze tak van de sociale psychologie is niet zozeer om theorieën te ontwikkelen of verfijnen, maar om te onderzoeken of inzichten uit de sociale psychologie toegepast kunnen worden om maatschappelijke problemen te helpen oplossen.