HET REDELIJK ALTERNATIEF Democraten '66 is een partij die liever een goed plan bedenkt dan een mooie leus. Wij zien de politiek niet als een slagveld of een preekstoel maar als een onafzienbare reeks grote en kleine problemen die zo goed mogelijk moeten worden opgelost. Voor dat werk is verbeeldingskracht nodigniet alleen van een handvol beroepsbedisselaars en allesweters maar van zoveel mogelijk mensen. De wijze waarop een democratie functioneert kan op verschillende manieren worden getoetst. Bepaald niet de slechtste daarvan is het kijken naar de rechtsbescherming die de zWaksten in de samenleving hebben, nagaan hoe het staat met de keuzevrijheid van de zwaksten wat betreft hun persoonlijke omstandigheden. Als zwakken kunnen we definH~ren de mensen die kwetsbaar zijn, omdat ze om enigerlei reden niet goed passen in het maatschappelijk systeem. Dat kunnen zijn mens en met lage inkomens, maar vooral hulpbehoevenden. Mensen verdienen de kans het beste uit zichzelf te halen. Allemaal, niet aIleen degenen die het toch al aardig getroffen hebben in de wereld. In saamhorigheid en vrijheid - want mens en hebben elkaar nodig maar zijn gelukkig niet allemaal eender. Dat is ons uitgangspunt; vanuit die overtuiging willen we de problemen te lijf. Welke problemen? Ret zijn er veel, maar de meeste komen voort uit een onrustbarend verschijnsel: onze welvaartsmachine is dolgedraaid. Ret was en is een indrukwekkende machine, een wonder van techniek en industrie die ons in staat heeft gesteld steeds meer dingen te maken en vervolgens te verteren. We zijn daardoor samen een stuk beter af dan onze voorouders en zeker dan de mensen in de derde wereld. Steeds groter leek de rijkdom en het enige probleem was eigenlijk nog die rijkdom zo eerlijk mogelijk te verdelen - bij ons zelf en tussen arm en rijk in de wereld. ' Maar nu begint de welvaartsmachine zelf uit de hand te lopen. Zij verslindt in snel tempo de natuurlijke hulpbronnen en brengt onherstelbare schade toe aan het leven op aarde. De mens en zelf worden steeds meer willoze radertjes in een onpersoonlijk en ondoorzichtig geheel. De we reid wordt kou-
der en harder, doodgewone hartelijkheid en kameraadschap wordt verdrongen door de gever.fde glimlach van de reclame en de kilheid van formulieren en loketten als je hulp nodig hebt. De Kosten van dit soort welvaart beginnen de baten te overtreffen. De machine kreunt onder de last die zij zelf heeft veroorzaakt. Werkloosheid, inflatie, dure producten die het buitenland niet meer wil kopen zijn het gevolg. Wat moeten we daaraan doen? Bekvechten over de vraag wie meer moet hebben (loontrekkers of winstmakers, werkers of werklozen) is niet meer voldoende. Ret heIe systeem moet op de helling. De hele race naar meer (productie, consumptie, loon, winst, subsidie, uitkering) moet worden omgebogen in een streven naar beter. Dat kan aIleen als het hele probleem wordt aangepakt en in samenhang wordt opgelost. Dat aanpakken is een kwestie van samenwerken, besluiten en uitvoeren - zeg maar van politiek. Bij dit alles is het van doorslaggevend belang dat zoveel mogelijk mensen meedoen. Mannen en vrouwen, overal waar mens en samenwerken. De vindingrijkheid van gewone mensen is de enige krachtbron die nooit uitgeput raakt. Aan iedereen die op die manier wil meewerken heeft D 1 66 een aantal voorstellen te doen. De voornaamste daarvan staan in dit verkiezings progr amma. Wie dat doorleest zal ontdekken dat een paar bedoelingen steeds centraal staan. Dat zijn het streven naar geestelijke vrijheid en individuele ontwikkelingsmogelijkheden, democratisering door spreiding van macht, en de ontwikkeling van een gezond bedrijfsleven in een gezond milieu.
1
VREDE EN VEILIGHEID Duurzame vrede en veiligheid zijn niet mogelijk zolang de toestand in grote delen van de wereld is gekenmerkt door uitbuiting en onderdrukking. Richtsnoer voor ons buitenlands beleid zal moe ten zijn een streven naar gerechtigheid en eerbieding van de Rechten van de Mens. - De Nederlandse buitenlandse politiek dreigt in een impasse te geraken door zich te blijven baseren op verouderde concepties en organisatievormen.
3
Om tot een effectieve buitenlandse politiek
te komen moet het beleid sterker gebaseerd worden op een conceptie: Europese samenwerking, eenwording en integralie. Het Atlantisch kader blijft vooralsnog centraal voor onze veiligheid. - Voor een land als Nederland, dat voor zijn economische groei en welvaart zozeer afhankelijk is van andere landen, hangt de verwezenlijking van binnenlandse politieke doeleinden sterk af van de ontwikkeling in het buitenland. Een progressief binnenlands beleid zoals D'66 zich dat voorstelt is niet mogelijk zonder de tostandkoming van een democratisch Europa. Dit Europa moet naar buiten zijn gericht. Ook voor de Oost-West en de Noord-Zuid betrekkingen is Europese samenwerking noodzakelijk.
- Niet de armoede zelf mag invalshoek zijn van het ontwikkelingsbeleid. Centraal moeten staan de beperkingen, waaruit die armoede is voortgevloeid. In de eerste plaats gaat het hier om de ontplooiing van de mens en om de organisatie van zijn gemeenschap. Hijzelf zal vanuit eigen cultuur-patroon en -normen bepalen hoe hij zich wil ontwikkelen, in welk tempo en hoeveel aan middelen hij ontvangen wil, opdat eigen waarden en onafhankelijkheid behouden kunnen blijyen. - De ontspanningspolitiek moet ondanks de dikwijls teleurstellende ervaringen van de laatste jaren worden doorgezet. Voor ontspanning is militair evenwicht onontbeerlijk. Dit houdt voor Nederland in dat wij lid blijven van de NAVO en onze defensieinspanning op een redelijk peil houden.
- De Europese Gemeenschappen moeten versterkt worden door uitbreiding van de bevoegdheden van het Europese Parlement en de Europese Commissie. Democratisering van de besluitvorming is de voornaamste voorwaarde die bij deze versterking gesteld moet worden.
- Nederland moet een initiatief nemen om in Europees en/of Atlantisch verband te komen tot een grotere parlementaire controle op de wapenproductie in Europa en Amerika en tot een aan banden leggen van de wapenexport naar de Derde Wereld.
- Europese landen met een democratische structuur zoals Griekenland en Portugal, en in de toekomst hopelijk Spanje, moeten worden toegelaten tot de gemeenschappen, zowel om de democratie in die landen te ondersteunen als uit solidariteit.
- De veiligheid van Nederland vereist de handhaving van een defensieve macht als een onderdeel van de ins panning tot het voorkomen van oorlog. Dat betekent nadruk op kleine, par ate en mobiele eenheden en een beleid dat v66r alles gericht is op crisisbeheersing.
- Voor een goed Nederlands beleid op het gebied van de ontwikkelings-samenwerking moeten hulpverlening (geld, kennis, voedsel) en structurele ontwikkelingssamenwerking (verbetering van exportopbrengsten, toegang tot markten e. d.) hand in hand gaan. Bij de onderhandelingen over dit laatste punt, die moe ten leiden tot een nieuwe internationale economische orde, moet Nederland zich in de eerste plaats inzetten voor een positief EG-beleid.
- Vooral voor kleine en middel-grote landen als Nederland zal het instandhouden van een voldoende defensieve kracht a1 in de komende j aren onbetaalbaar worden. AIleen door samenwerking, specialisatie en takenruil in bondgenootschappelijk kader zal het hoofd kunnen worden geboden aan de stijgende kosten, Dat betekent een grotere afhankelijkheid tussen de NAVO-landen onder ling. D'66 maakt deze keuze, waarbij wij de nadruk leggen op integratie tussen de Europese landen van de NAVO.
- In de komende jaren zal de internationale hulpverlening, dus ook de Nederlandse, zich vooral moeten richten op de armste ontwikkelingslanden en op projecten ten gunste van de armste groepen: de mensen die nu geholpen moe ten worden en niet mogen. De ontwikkelingslanden rriet een hogere ontwikkelingsgraad zijn vooral gebaat bij een herstructurering van de internationale economische orde.
- Nederland moet minimaal li% van het Netto Nationaal Inkomen aan zuivere ontwikkelingshulp besteden.
4
- De omvang van de defensie uitgaven dient niet uitsluitend te worden gebaseerd op een percentage van het nationaal inkomen of het nationaal product. Hij moet vooral berusten om een nuchtere en zakelijke beoordeling van de veiligheidssituatie. - Het is in de huidige veiligheidssituatie niet verantwoord de niet-nucleaire defensie en de nucleaire defensie gelijktijdig te verminderen. D'66 wil in de eerste plaats de rol van het kernwapen terugdringen.
Daarvoor is een meer evenwichtige krachtsverhouding in niet-nucleair opzicht noodzakelijk. Hierover wordt onderhandeld in de MBFR-besprekingen in Wenen. Zolang deze onderhandelingen geen resultaat hebben opgeleverd moet de vredessterkte van de landmacht worden gehandhaafd. - D i 66 wijst een vrijwilligersleger af vanwege het gevaar van een maatschappelijk isolement van de krijgsmacht. Veeleer moet worden gestreefd naar een stelsel waarin militaire dienstplicht een onderdeel is van een algemene social e dienstplicht (lfmaatschappelijk COrVe") voor jongeren.
Sl
- Nederland moet zeer hoge prioriteit geven aan het voorkomen van iedere verspreiding van kernwapens. Een van de middelen die het daarbij tot zijn beschikking heeft is zijn deelname aan het ultracentrifuge project te Almelo. Nederland moet hiervan gebruik maken om internationale regelingen te bevorderen die om levering van opwekkingsfabrieken en/of verrijkingsfabrieken aan landen als Brazilie en Pakistan uitsluit. De uitbreiding van Almelo hangt af van de totstandkoming van dergelijke regelingen, ja, kan daarbinnen zelfs noodzakelijk zijn, om aan dergelijke landen de levering van nucleaire brandstof te kunnen verzekeren. Tot het moment dat dergelijke internationale regelingen bereikt zijn moet het besluit tot uitbreiding opgeschort worden.
2.
BINNENLANDS BESTUUR Het huidige overheidsapparaat kan door zijn enorme omvang en door zijn grote bevoegdheden een bedreiging voor de burger vormen. Om te zorgen dat dit apparaat werkelijk democratisch functioneert kan niet worden volstaa..n met het toezicht van het pariement. Andere maatregelen zijn noodzakelijk zoals: - de ins telling van een ombudsman. Deze moet zowel op klachten van burgers als op eigen initiatief kunnen nagaan of de burgers behoorlijk tegemoet fNorden getreden en of een voldoende duiderijk beleid wordt gevoerd. Daarvoor is nodig dat de ombudsman over meer bevoegdheden beschikt dan in het door de regering ingediende wetsontwerp is voorgesteld. Bovendien zou de ombudsman ook het optreden van gemeente en provincie moeten onderzoeken omdat juist daar de contacten met de burger ve'elvuldig zijn.
- een grotere mate van openbaarheid ook op provinciaal en gemeentelijk niveau (het eindelijk ingediende wetsontwerp laat provincies en gemeenten buiten schot). - het democratiseren en overzichtelijk maken van het ingewikkelde overheidsapparaat door dit op te splitsen in een aantal duidelijk herkenbare eenheden van niet te grote omvang. De taak van de ministers zou beperkt moe ten worden tot de algemene beleidsvorming; de uitvoering moet worden opgedragen aan door burgers bestuurde organen (naar Zweeds voorbeeld). - Onderzocht moet worden welke taken van de rijksoverheid voor decentralisatie in aanmerking komen. Dit onderzoek moet niet aIleen geschieden door rijksambtenaren, maar ook door onafhankelijke derden. Tevens moet de warwinkel van ongeveer honderd over het gehele land werkzame rijksdiensten, rijksinspecties, etc. kritisch worden doorgelicht. - reorganisatie van het binnenlands bestuur. Daarbij moet vooral ook de verhouding van de verschillende overheden en hun manier van samenwerken worden veranderd. Zonder dat zijn omvangrijke organisatorische veranderingen, zoals het aanzienlijk vergroten van het aantal provincies, nauwelijks zinvol, zeker wanneer zij plotseling worden ingevoerd.
3.
DE FINANCIELE RUIMTE Belastingen en sociale premies Het heffen van belastingen en sociale premies is niet aIleen nodig voor de financiering van de collectieve uitgaven, maar moet tevens dienstbaar zijn aan een rechtvaardiger inkomensverdeling (heffing naar draagkracht). - De druk van de collectieve sector (voornamelijk belastingen en sociale verzekeringspremies) behoort in een overgangsperiode tot 1980 per jaar in ieder geval niet meer te stijgen dan 1/5 % voor elk percent groei van het nationale inkomen. In dat geval blijft van iedere gulden welvaartsgroei tenminste 25 cent over voor de werknemersinkomens en bedrijfsinkomens (winsten). Na 1980 dient gestreefd te worden naar een stopzetting van de stijging van belasting- en prerniedruk. - Hiertoe z aI, ook in de peri ode tot 1980, een belangrijke beperking nodig zijn in de uitgavenstijging.
5
N agegaan moet worden of deze te bereiken is door: het voorgestelde stelsel van gezinssubsidies (zie: Sociale Zekerheid), een beter huur- en subsidiebeleid voor woningen, beperking ziekenhuisbouw, een betere berekening van ambtenarensalarissen, minder beroep op de sociale voorzieningen (0. a. bestrijding werkloosheid), vergroting efficiency overheidsapparaat en sociale zekerheidsstelsel. Als verdere beperkingen noodzakelijk blijken, dan behoort daarover tussen overheid en sociale partners overleg gepleegd te worden bij het sociale contract (zie: Economisch stelsel). - Aan verhoging van indirecte belastingen zal in de toekomst niet zijn te ontkomen. Hierbij zuIlen effecten van productie en consumptie op het milieu in aanmerking moe ten worden genomen. Dit kan leiden tot een hoger BTW-tarief op luxe goederen, milieuvervuilende en grondstoffen- of energieverkwistende producten. - Bij de loon- en inkomstenbelasting is een verhoging van de belastingvrije voet alsmede verlichting van de druk voor de middengroepen wenselijk. Er moet een strengere regeling voor de aftrekposten komen. Bepaalde onderhoudskosten van het door de eigenaar permanent zelf bewoonde eigen huis zuBen weer aftrekbaar worden. De aftrekbaarheid van hypotheekrente blijft; voor tweede woningen wordt deze evenwel afgeschaft. - Bij de vermogensbelasting wordt invoering overwogen van een progressie in het tarief (oplopend van 0.8 tot 1,2%). De belastingvrije voet dient hierbij te worden verhoogd en jaarlijks via een inflatiecorrecti e te worden bijgesteld. De hoogte van de successies en schenkingsrechten wordt voortaan mede bepaald door de vermogenspositie van de verkrijger. Inkomens - Er moet een algemene vergelijksbasis worden ontworpen om inkomens met elkaar te kunnen vergelijl{"en. Het gaat daarbij om de totale arbeidsbeloningen. Deze hangen niet aIleen af van de loonhoogte, maar ook van bijkomende arbeidsvoorwaarden, zoals pensioenrechten, en van werkgevers-bijdragen en fiscale discrl'minaties (zelfstandigen). Op dit moment bestaan er onvoldoen-
6
de gegevens over de totale inkomens van vele bevolkingsgroepen; een verdergaande nivellering bij de lagere en middeninkomensgroepen is daarom in het algemeen niet meer verantwoord. - In de komende jaren zal slechts een zeer geringe stijging van het door de consumenten vrij besteedbaar inkomen mogelijk zijn. De economische groei wordt namelijk beperkt door de noodzakelijke arbeidsverkorting voor de bestrijding van werkloosheid, door het tegengaan van milieubederf en door de tots tandkoming van een betere internationale arbeidsverdeling ten behoeve van de ontwikkelingslanden. Daarnaast vragen de vele, noodzakelijke collectieve voorzieningen een nog groeiend deel van het nationaal inkomen, terwijl herstel van de bedrijfs-rendementen noodzakelijk is om werkgelegenheid te behouden. - Bij de wettelijke regeling voor gelijke beloning voor mannen en vrouwen dienen de pensioenkosten meegeteld te worden. Door de huidige uitzondering van pensioenkosten kunnen vrouwen thans toch nog belangrijk minder verdienen dan mannelijke collega's. - Er moet een onderzoek worden ingesteld naar de totale arbeidsbeloning van ambtenaren en die van vergelijkbare functionarissen bij het particuliere bedrijfsleven door naast de lonen en salarissen aIle bijkomende arbeidsvoorwaarden, waaronder ook de pensioenkosten, te vergelijken. Eventuele benodigde correcties moeten geleidelijk worden aangebracht. - Er moet een wettelijke regeling voor vermogensaanwasdeling (V AD) ingevoerd worden. Uitvoering door een centraal fonds wijst D'66 af we gens de hieraan verbonden machtsconcentratie. Het aandeel van de individuele deelgerechtigde wordt uitsluitend aangewend voor verbetering van persoonlijke pensioenaanspraken en beheerd door een door de deelgerechtigde zelf aan te wijzen spaar- of verzekeringsinstelling. Het collectieve deel van de VAD wordt gestort in het Algemeen Ouderdomsfonds voor verI aging van de AOWpremie of verhoging van de AOW-uitkeringen.
N. B. D'66 he eft ernstige bezwaren tegen het ingediende wetsontwerp voor de VAD wegens de vermogensopeenhoping in het voorgestelde centrale fonds en het gebruik van vermoedelijk slechts een klein gedeelte in de pensioensfeer, Economisch stelsel D'66 streeft naar een democratische markteconomie en democratisering van de arbeidsver houdingen.
1
- De overheersende positie van de producent op de markt moet worden weggenomen door een versterking van de positie van de consument, o. a. door: De Directie Consumentenbeleid van het Ministerie van Economische Zaken moet meer taken krijgen en worden uitgebreid (0. a. met een centrale Prijzenkamer voor de coordinatie van het prijzenbeleid en een aparte afdeling voor de consumentenvoorlichting). Er dient een Consumenten Ombudsman te komen, onder te brengen bij de in te stellen" commissaris van onderzoek", De voorIichting en klachtenbehandeling door overlfeidsdiensten en-bedrijven (zoals belastinginspectie en nutsbedrijven) moet worden verbeterd. Het toezicht van de Economische Controle Dienst op productveiligheid en de toepassing van nieuwe wetgeving moet worden verscherpt. Consumentenonderzoek naar de milieu-en gezondheidseffecten van producten moet worden aangemoedigd en financieel ondersteund. Toevoeging van nieuwe stoffen dient te worden verboden, tot is bewezen dat zij niet kankerverwekkend zijn. De Warenwet moet met spoed bij de tijd worden gebracht. Hierbij moeten consumentenvertegenwoordigers nauw en niet in een minderheidsrol worden betrokken. Er moet een wettelijke verplichting komen tot opgave van belangrijke bestanddelen van producten en een verbod op onware mededelingen op verpakkingen.
voor het inkomensbeleid, de verde ling van het nationale inkomen over de collectieve en particuliere sector het werkgelegenheidsbeleid en de inflatiebestrijding. - De productie behoort plaats te vinden in gedemocratiseerde particuliere bedrijven. In middelgrote en grote ondernemingen krijgt de personeelsvertegenwoordiging in het algemeen het medebeslissingsrecht (vetorecht) voor aIle ingrijpende besluiten over het ondernemingsbeleid en de bemoeming van de directeuren. Essentiele beslissingen van ondernemingsbeleid kunnen in deze opzet in principe aIleen genomen worden met instemming van zowel de personeelsvertegenwoordiging als van de vertegenwoordigers van de aandeelhouders, die zich voor een langere tijd contractueel aan de onderneming verbinden. De vertegenwoordigers van het personeel en van deze aandeelhouders komen hiertoe regelmatig als raad van de onderneming tezamen bijeen. Beide groepen oefenen daarbij een even grote i nvloed uit op de samenstelling van de raad van commissarissen. - Voor kleine bedrijven dienen aangepaste vormen van bedrijfsdemocratie tot stand te komen (b. v. door middel van een personeelsvergadering of aanwijzing van een vertrouwensman of vakorganisatie). Bij de overheidsdiensten enbedrijven moe ten de personeelsvertegenwoordigingen gekozen worden. - Discriminatie tussen de erkende en de categorale vakbonden van middelbaar en hoger personeel behoort uitgebannen te worden. Rechtsteekse vertegenwoordiging van organisaties van oonsumenten, gehandicapten en gepensioneerden in voor hen van belang zijnde advies-, overleg- en bestuursorganen moet worden gewaarborgd. Overweging verdient instelling van een gehandicaptenraad ter advisering vari de overheid.
Er moet een wettelijke verplichting komen tot prijs aanduiding per standaardhoeveelheid en tot specificatie van rekeningen in de dienstensector.
N. B. D'66 steunt het ingediende wetsontwerp over de ondernemingsraden maar vindt dit van beperkte betekenis omdat het medebeslissingsrecht voor de ondernemingsraad slechts op sociaal gebied met mondjesmaat wordt uitgebreid.
Er moet een wettelijke regeling komen voor productaans pr akelijkheid (schadevergoeding bij fabricage- of installatiefouten).
Sociale zekerheid
,
Er moeten regelingen komen voor eenvoudige klachten- en beroepsprocedures bij geschillen tussen consument en leverancier. - Het is wenselijk dat de overheid en de sociale partners meerjarige 'sociale contracten' afsluiten, waarbij zij na onderhandelingen gemeenschappelijke doelstellingen accepteren o. a.
Hoewel het stelsel van sociale voorzieningen en zekerheid zijn voltooiing nadert zijn er ook nu nog grate onbillijkheden die D'66 wil wegnemen. - Invoering van het 'Pensioenwoningplan D'66' voor de gehele bevolking gericht op de totstandkoming van waardevaste aanvullende pensioenen naast de AOW door middel van
7
een persoonlijk spaarsysteem. Hierbij bestaat vrije keuze van spaar- en verzekeringsinstelling en een verbod voor verplichte koppeling werkkring en pensioenfonds. Bij verandering van werkkring kan dan niemand gedwongen worden naar een ander fonds over te gaan en daardoor nadelen voor pensioenaanspraken te aanvaarden (afschaffing 'pensioenslavernij'). De besparingen voor oudedagsvoorzieningen worden voornamelijk aangewend voor financiering van woningbouw- en woningverbetering met waardevaste leningen met een lage rente (zie: Wonen). - Vermindering van de buitensporig hoge pensioenrechten voor ministers, staatssecretarissen en Tweede Kamerleden tot het peil van de ambtenaren. - Invoering van het 'ziektekostenverzeke.ringspian D'66 gericht op de totstandkoming van een verplichte volksverzekering waarin de AWBZ en de Ziekenfondswet opgaan. Hierbij zal premieheffing naar draagkracht plaatsvinden. Het onderscheid tussen ziekenfondsen en particuliere verzekeringen en daarmee tussen fonds- en particuliere patienten verdwijnt. De vrije keuze van verzekeringsinstelling blijft bestaan (tenzij dit niet zinvol blijkt te zijn). - Vervanging van het stelsel van kinderbij~ slag en kinderaftrek door een regeling van gezinssubsidie met gelijke rechten voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen. De gezinssubsidie zal per kind onafhankelijk zijn van het rangnummer in het gezin of van het inkomen van de ouders; eventueel kan met de leeftijd rekening gehouden worden. Het bestaande stelsel van kinderbijslag en kinderaftrek moet geleidelijk worden afgebouwd op een wijze waarbij de lagere inkomensgroepen er niet op achteruit gaan. - Omzetting van de welvaartsvastheid van de socia:le uitkeringen in waardevastheid wijst D'66 af. N. B. D'66 steunt in hoofdlijnen het ingediende wetsontwerp voor samenvoeging van kinderaftrek en kinderbijslag. Werkgelegenheid De betekenis van de arbeid is toe aan herwaardering. Onvrijwillige werkloosheid leidt echter tot demoralisering van de persoonlijkheid en tot vervreemding van de samenleving. Daarom behoort de werkloosheid speciaal onder jongeren, met kracht te worden be-
8
streden. Daarbij zal ook herverdeling van de werkgelegenheid nodig zijn. - Om de werkloosheid blijvend effectief te bestrijden is een herverdeling van de werkgelegenheid noodzakelijk tussen actieven en niet actieven. tussen mannen en vrouwen. Het dalend aantal arbeidsplaatsen in verschillende industriele bedrijfstakken moet worden gecompenseerd door uitbreiding van de werkgelegenheid voor sociale en culturele dienstverlening. Jaarlijks zal een extra arbeidstijdverkorting behoren plaats te vinden in enige vorm (verkorting werkweek of werkdag, wederkerend onderwijs, vervroegde pensionering), uiteindelijk voor aHe bedrijfstakken, te beginnen daar waar de grootste werkloosheid bestaat. Voorts moeten de mogelijkheden voor het verrichten van deeltijd arbeid (part-time werk) belangrijk worden vergroot. - De werkloosheid dient verder bestreden te worden door: speciale loonsverhoging of arbeidstijdvert korting bij vuil of zeer zwaar lichamelijk werk,' waardoor landgenoten weer het werk van gastarbeiders gaan overnemen; uitbreiding van het begrip passende arbeid; op langere termijn: betere afstemming van het onderwijs op de maatschappelijke mogelijkheden, en van het verwachtingspatroon van de jongeren op de maatschappelijke realiteit. - Op korte termijn moet onderzocht worden op welke manieren de werkloze schoolverlaters maatschappelijk zinvolle activiteiten kunnen verrichten. Bij het ontwikkelen van projecten hiervoor (b. v. stadsvernieuwing, aanleg leefstraten) moeten zoveel mogelijk de werklozen zelf worden betrokken. - Humanisering van de arbeid is gewenst zoweI door verbetering van de werkomstandigheden, taakverruiming en het tegengaan van eentonigheid in de arbeid als door uitbreiding en verbetering van het werkoverleg en vergroting van de verantwoordelijkheid en medezeggenschap van de werknemers. De oorzaken van menselijke slijtage in het arbeidsproces moeten opgespoord worden. Werkloze werknemers behoren gedurende een bepaalde tijd het dienstverband met de onderneming te kunnen behouden o. a. om later bij betere tijden met voorrang weer tot de onderneming te kunnen terugkeren. - (zie ook: Industriebeleid)
N. B. D I 66 aanvaardt de hoofdlijnen van de regeringsvoorstellen om belastingfaciliteiten voor het bedrijfsleven te vervangen door gerichte investeringssubsidies.
woonvormen en woonmilieu, o. a. door een betere aanpassing aan karakteristieke verschillen tussen steden en dorpen. Voorrang voor stadsvernieuwing.
Wonen
- Invoering van de verplichting de bevolking inspraak te geven bij de beleidsvoorbereiding van ruimtelijke plannen, waaronder stadsvernieuwing. Bij stadsvernieuwing behoren de wijkbewoners het recht te krijgen om zich hiervoor door onafhankelijke deskundigen te laten bijstaan. Regeringsplannen om het Kroonberoep voor iedereen bij bestemmingsplannen in te perken of af te schaffen wijst D I 66 krachtig af.
I
D 66 streeft naar een vergaande democratisering van het beheer van woning en woonomgeving. - Daarom: bevordering van het persoonlijk eigen woningbezit en het gemeenschappelijk bezit van wonil}gen door: a) Invoering van het 'Pensioenwoningenplan D'66 1 (zie Sociale zekerheid). Volgens dit plan krijgt iedereen het recht van de spaar- of verzekeringsinstelling die zijn pensioenbesparingen beheert, deze gespaarde gelden in de vorm van een hypotheek voor de aankoop van een eigen huis terug te lenen. Hierbij zullen waardevaste hypotheekleningen worden verstrekt met een lage (maar reele) rente; dit leidt tot lage beginwoonlasten, waardoor zelfs beperkingen van algemene overheidssubsidies voor de nieuwbouw mogelijk wordt; b) Evenals voor huurders: invoering van individuele woonsubsidies voor eigenaarbewoners. - Opening van de mogelijkheid woningbouwstichtingen, woningbouwverenigingen en particuliere huurverhoudingen om te zetten in cooperatieve verenigingen van eigenaarbewoners. Daartoe dienen groepen van huurders een aankooprecht te krijgen. De be woners worden bij deze vormen van bewonerszelfbestuur eigenaar van hun woning en beslissen in principe zelf over indeling, afwerking, aankleding, verbetering of sloop. De nieuwe cooperatieve verenigingen behoren kleinschalig opgezet te worden en ieder b. v. slechts enke1e blokken huizen te omvatten. - Invoering van het Pensioen-woningplan D 166 houdt tevens in financiering van de huurwoningen met waardevaste leningen met lage rente. Volgens het plan zullen de huren daarbij jaarlijks worden aangepast aan koopkrachtverlies van de gulden door inflatie. Het nieuwe·· systeem maakt lagere aanvangshuren en/of Ip.gere algemene subsidies voor nieuwe huurwoningen mogelijk, terwijl in de latere jaren voor een woning geen of vrijwel geen huurharmonisatie vereist zal zijn. - Aanmoediging van een grotere variatie in
N. B. D I 66 aanvaardt in hoofdlijnen de ingediende wetsontwerpen voor de onteigening tegen gebruikswaarde, een voorkeursrecht voor gemeenten bij aankoop van onroerend goed, en de samenvoeging van de vele huurregelingen in een 'Huurprijzenwet woonruimte'. Bezwaren bestaan tegen het ontwerp: 'Wet op de Stadsvernieuwing; aange-zien deze te ingewikkeld is en de inspraaken beroepsprocedures onvoldoende regelt.
4. DE NATUURLIJKE RUIMTE (MILIEU EN ENERGIE) MILIEU Milieubeheer is meer dan een zekere milieuhygiene en het omheinen van bijzondere natuurgebieden: het gaat om het leefbaar maken en behouden van onze leefomgeving, om het herstellen en handhaven van de evenwichten binnen het gehele ecosysteem waarvan de mens deel uitmaakt. Dat heeft net zo goed te maken met meer respect voor de natuur als met het leefbaar houden van binnensteden, net zo goed met verstandiger gebruik van energie en kritisch consumentengedrag als met een doordacht industriebeleid. Zorg voor een goed milieu is dan ook geen luxe voor betere tijden, maar een voortdurende verantwoordeli.ikheid waarin we, in ons eigen gemeenschappelijk belang, allemaal delen. Deze verantwoordelijkheid raakt vele onderwerpen; enkele van de meest dringende zijn hieronder kurt weergegeven. - We maken met elkaar steeds meer afval; daar moet eindeli.ik paal en perk aan gesteld worden. Er moeten snel duidelijk maatregelen komen vaar verlenging van de gebruiks-
9
duur van allerhande producten en tegen wegwerpartikelen en verpakkingswaanzin. Daarnaast moet de afvalverwerking consequenter worden aangepakt; geen storten van chemisch afva1, zo sne1 mogelijk afbouwen van het storten van stedelijke afva1, spoedig sterke verbetering van de werkwijze van de VAM (anders sluiting), sne1 veel meer research naar recyclings-mogelijkheden en naar andere verwerkingsmethoden voor het resterende afval. - Het Waddengebied is ons meest onvervangbare natuurgebied; voor het te laat is moet het tegen verdere aantasting worden beschermd. Hiervoor is nodig: consequente toepassing van het (door de regering aanvaarde) I I standstill "-beginsel voor het hele gebied, dus geen militaire oefenterreinen, geen petrochemische industrie, nog geen gasboringen (voorraad te bewaren als strategische reserve), spoedige instelling van een Waddenraad met aansluitend een integrale oplossing van de bestuurlijke problemen door een Waddenwet en een internationale overeenkornst met Duitsiand en Denemarken. - In plaats van het aanwakkeren van de veela1 schijnbare tegenstelling tussen milieubeheel' en werkgelegenheid, moet meer gemikt worden op de vele mogelijkheden van zinvol werk in een schoon milieu en een leefbare omgeving. Dit vraagt een gericht industriebeleid dat meer rekening houdt met de kwetsbaarheden en be1astbaarheid van gebieden en dat onze hoogwaardige schone specialismen (waaronder milieuhygiene-technologie!) stimuleert.
- Productieprocessen worden steeds ingewikkelder, soms Ioopt het weI eens uit de hand; producten die onschadelijk Ie ken blijken naderhand toch nadelige effecten te hebben. Het wordt hoog tijd dat de gegroeide praktijk " alles is toegestaan zolang niet is gebleken dat het onveilig is" wordt omgebouwd tot de regel dat nieuwe producten en productieprocessen pas toegepast kunnen worden wanneer is aangetoond dat ze niet schadelijk zijn. Daarnaast moet een effectiever beleid ter controle van veiligheid binnen en buiten bestaande bedrijven worden opgezet (Hinderwet, wet Luchtverontreiniging, Veiligheidswet). - De bestaande fragPlentarische milieuwetgeving dient te worden herzien tot een geihtegreerd geheel op basis van een overkoepelende milieuwet, die bestuurlijke en juridische verbanden legt tussen aIle wettelijke regelingen die het milieubeheer raken; vooruitlopend hierop spoedige invoering van voorIopige wetten op nog niet geregelde gebi eden en versnelde invoering van alle uitvoerings-
10
besluiten der reeds geldende raamwetten en instelling van van een Wet delicten tegen het milieu (naar analogie van de Wet economische delicten) , ENERGIE - Bezuinigen en efficient gebruik van energie zullen in de komende jaren onze belangrijkste energiebron zijn. - Investeringen die leiden tot energiebesparingen (in isolatie van gebouwen, in de industrie, in verkeer en vervoer, etc.) verdienen de voorkeur boven investeringen die leiden tot energiewinning en energieimporten, al mogen ook deze laatste niet verwaarloosd worden. - Zolang de problemen rond veiligheiden radioactief afval niet voistrekt toereikend zijn opgelost dient het praktische gebruik van kernenergie niet verdeI' te worden uitgebreid. Indien op de duur al tot uitbreiding wordt overgegaan dan mag dit nooit vooruitlopen op oplos sing van de problemen. Activiteiten die rechtstreeks kunnen leiden tot uitbreiding van praktische toepassing moe ten worden nagelaten, dus geen bouw van drie kerncentrales in de komende regeringsperiode en ook geen proefboringen voor opslag van radioactief afval, zoais deze nu voor het noorden des lands worden voorgesteld. - WeI dient onderzoek gedaan te worden op aIle terreinen van energievoorzieningen in een beleid dat erop gericht is een "energiemix" te bereiken die de risico's en bezwaren van mogelijke nieuwe energiebronnen tot voor ons land aanvaardbare proporties terugbrengt. Deze mogelijke nieuwe energiebronnen zijn: de zeer moeilijke winbare en/of moeilijk bereikbare olie en aardgasvoorraden, alsmede steenkool, kernenergie, zonne-energie, wind-energie, geotheI'mische energie en heel miss chien kernfusie. - Steenkool moet een grotere plaats krijgen in de energievoorziening dan in de energienota van de Regering in het vooruitzicht wordt gesteld. - Nederland kan een belangrijke 1'01 spelen als een doorvoerhaven van steenkool. Stofvrije opslag en overslag in waterige vorm (slurrie) is al mogelijk en moet verdeI' worden verbeterd. - De prijsopbouw van gas, olie en electriciteit moet zo zijn dat overmatig gebruik financieel onaantrekkelijk wordt gemaakt: progressleve tarieven, vanaf een laag tarief VOOI' een basis hoeveelheid voor huishoudelijk gebruik.
- Een beleid dat werkelijk anticipeert op toekomstige knelpunten zal een niet onaanzienlijke lastenverzwaring voor de energieverbruikers betekenen. Deze lastenverzwaring zal onder meer tot uiting moe ten komen in een sterke stijging van de aardgasprijs tot tenminste de overeenkomstige prijs van de huisbrandolie (waarbij de export industrie wordt uitgezonderd zolang de omringende Europese landen niet met zo'n prijsverhoging meegaan). Tevens zal een prij sopbouw van gas, olie en electriciteit die overmatig gebruik financieel onaantrekkelijk maakt aanvaard moeten worden, opdat wij zowel in technisch als in maatschappelijk en economisch 0pzicht voorbereid zuHen zijn op de energieproblemen waarmee de we reId - en zeker ook Nederland - vooral na 1990 geconfronteerd zal worden.
5.
WERKEN INDUS TRIEBE LEID Onze welvaart is voor meer dan 50% afhankelijk van export. In meer dan 50% van onze energiebehoefte moeten wij voorzien door import. Deze verhoudingen worden straks aanzienlijk ongunstiger wanneer de aardgasexport slinkt en we meer energie zullen moe ten importeren dan we kunnen exporteren (nu is het omgekeerde nog het geval). Ook noodzakelijke en gewenste veranderingen in de internationale verde ling van werk en welvaart zullen gevolgen hebben voor onze economie. We hebben nu nog de mogelijkheid ons voor te bereiden op de nog grotere problemen die ons boven het hoofd hangen. We moeten nu al een industriebeleid ontwikkelen dat rekening houdt met onze nadelen in de concurrentie met andere landen en dat is gebaseerd op de voordelen die we daarbij kunnen benutten. Nu hebben we immers (vooral dankzij de inkomsten uit het aardgas) nog de Hliddelen voor de noodzakeUjke herorientatie en omschakeling van anze industrie. Straks niet meer. ." Tot de voordelen die we moeten benutten behoren het relatief hoge opleidingsniveau, de kwalitatief hoge infrastructuur en culturele voorzieningen in ons land. De voornaamste nadelen die we moe ten overwinnen zijn de (me de door het hoge opleidingsniveau en de
goed ontwikkelde sociale en culturele voorzieningen) relatief hoge arbeidskosten, het vrijwel ontbreken van grondstoffen en de kwetsbaarheid van ons natuurlijk milieu. Om de balans in ons voordeel te laten uitslaan zullen we al onze krachten en creatieve vermogens moeten bundelen voor het voeren van een vooral op kennisintensieve productie gericht nationaal industriebeleid. Een dergelijk beleid kan aHeen slagen op basis van een goede samenwerking tussen sociale partners en overheid maar ook tussen hen en onderwijs- en onderzoekinstellingen. Het vereist voortdurende technische vernieuwing van producten en productieprocessen en onderzoekt naar wat wij concurrerend op de wereldmarkt kunnen afzetten. Het vereist ook op zodanige vernieuwing gericht onderwijs en onderzoek. Het vereist bovenal een zo groot mogelijke inzet van de vindingrijkheid van mens en op iedere plaats en ieder punt van het maatschappelijk gebeuren. In het onderzoek evenzeer als in de uitvoering. In de besluitvorming evenzeer als in de informatieverwerking. Steeds meer zal die inzet en die vindingrijkheid van mens en de belangrijkste bron worden van onze welvaart. De vindingrijkheid is ook de enige krachtbron die door gebruik niet opraakt maar juist sterker wordt. Voor de ontwikkeling E}n het gebruik van die krachtbron moeten dus ook de best mogelijke voorwaarden worden geschapen. Dat vereist een maatschappij met goed opgeleide mondige mens en en een voldoende hoog peil van sociale zekerheid. D' 66 bepleit daarom: - het instellen van een Nederlandse Industriele Vernieuwingsmaatschappij (NIVM), die wordt bestuurd door vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, overheid en onderzoekinstellingen. Hierin moeten voor een aantal gebieden technologische kennis, kennis van de behoeften, de internationale markt en van de financHHe middelen samen worden gebracht voor het verkennen en tot ontwikkeling brengen van de meest kansrijke industriele vernieuwingen. Bovendien moe ten hierin worden ondergebracht de overheids-ontwikkelings-credieten, de speerpunten en de Nederlandse energieontwikkelingsmaatschappij. - Het ondersteunen van met name het middelgrote en kleine bedrijf (waarin 50% van de werkgelegenheid in de productiesector is vertegenwoordigd) met technologische kennis, marktkennis, management technieken
11
en financHHe middelen ten behoeve van product-vernieuwingen. De bestaande door de overheid gesubsidieerde instellingen moe ten tot dat doel worden omgebouwd. - Ret krachtig stimuleren van de export door naast de uitbouw van het bestaande pakket maatregelen in de vorm van export-ontwikkelingscredieten nieuwe maatregelen in te voeren, zoals faciliteiten bij export van z. g. lIturn-keyll leveranties en het detacheren van industriele attache! s bij Nederlandse ambassades. Rierbij met name inspelen op de nieuwe markten die voor de producten uit het industrHHe vernieuwingsproces ontstaan. - Rumanisering van de arbeid en democraHsering van de arbeidsverhoudingen ten dienste van betere menselijke ontplooiingsmogelijkheden. - Uitbreiding van tweede kans onderwijs, participatie- en wederkerend onderwijs en meer doelbewuste. gerichtheid van aIle onderwijs op zelfontplooiing en vakbekwaamheid, mondigheid en vernieuwing. - Ret voeren van een gecoordineerd overheidsaankoopbeleid als stimulans voor het industriele vernieuwingsbeleid. Dit is met name van belang daar het hier producten betreft waarvan de maatschappelijke waarde hoog kan worden aangeslagen (instandhouden, resp. uitbouwen van infrastructuur en t. b. v. sociaal-culturele sector). - Ret voeren van een zichtbaar lange termijn beleid op het gebied van de wetgeving t. a. v. het milieu, de veiligheid, energiebesparing, arbeidsomstandigheden en bescherming van de consument. - Ret voeren van een op industriele vernieuwing aangepast beleid t. a. v. het door de overheid gesubsidieerd onderzoek. - Ret industrieel vernieuwingsproces is geen zaak van de minister van Economische Zaken aIleen. Ret raakt de competentie van een groot aantal departementen. Gezien het maatschappelijk belang dat D'66 hecht aan de uitvoering van een industrieel vernieuwingsbeleid, waarin aIle bovengenoemde punten zijn vervat,moet de politieke verantwoordelijkheid uiteindelijk gedragen worden door een bewindsman. D'66 acht het gewenst dat dit als zodanig tijdens de kabinetsformatie wordt geregeld. LANDBOUW De Nederlandse landbouw heeft de volgende natuurlijke functies:
12
een doeltreffende agrarische productie; het in stand houden en verwerkelijken van een aantrekkelijk landschap" De agrariers moeten op hetzelfde niveau hmnen deelnemen aan het maatschappelijk gebeuren als geldt voor andere bevolkingsgroepen. Riervoor is een voldoende inkomen en voldoende vrije tijd een voorwaarde. Ret grondbeleid moet worden gericht op beheersing van de landbouwgrondprijzen, verhoging van de grondmobiliteit en instandhouding van de pacht. Dit kan worden bereikt door een selectief voorkeurrecht van de overheid bij grondaankoop, de gebruikswaarde als richtsnoer voor de prijs van landbouwgrond, ruimer normenbesluit bij vaststelling pacht, voorrang actieve agrariers bij verwerven landbouwgrond, ruime verlengingsmogelijkheden bij uitgifte gronden in erfpacht, een actief landbouw-emigratiebeleid. Ret structuurbeleid moet meer worden gericht op de problemen van de k1eine bedrij yen. Subsidies bij overgang van te kleine bedrijven naar nevenbedrijven. Nevenbedrijven bevorderen een evenwichtige plattelandssamenleving, leveren een eigen bijdrage bij de werkloosheidsbestrijding, passen meestal in een kleinschalig landschap en zijn geneigd tot extensieve bedrijfsvoering waardoor productiebeperking. Schaalvergrotingen hebben vaak de omgekeerde effecten. Mede in dit verband dient de landbouwvoorlichting te worden uitge.,. breid.
l
Verder is gewenst dat: - vergoeding van schade geleden ten gevolge van beperking van gebruiks- en eigendomsrechten door ruimtelijke ordeningsmaatregelen een betere wettelijke grondslag krijgt; - uitwassen in de bioindustrie tegengegaan worden; - subsidies voor bedrijfs-verzorgingsdiensten gehandhaafd worden; - de bosbouw gestimuleerd wordt; - een rampenfonds ingesteld wordt; - inventaris op basis van vervangingswaarde afgeschreven kan worden; - de overheid de waterschappen financieel steunt mede omdat deze in toenemende mate taken vervullen ten behoeve van de gehele samenleving.
y
6.
- ieder wetsontwerp dient te worden getoetst aan onze visie op emancipatie;
DE MENSELIJKE MAAT
- de voorlichting over voortgezet onderwijs dient meer specifiek op meisjes te worden gericht;
EMANCIPATIEBELEID Emancipatie moet gericht zijn op gelijke ontplooHngsmogelijkheden en gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Dat betekent voor: onderwijs - gelijke toegangsmogelijkheden, ook binnen bedrijven, tot opleidingen en cursussen; - openbaarheid en toetsing van selectiecriteria bij onderwijsinstellingen (HBO b. v. ); - gesubsidieerde part-time bij scholingsmogelijkheden (tweede kans onderwijs) naar aantal en soort vergroten; arbeidsmarkt 1;
I~
- verruiming van de mogelijkheden voor deeltijd-arbeid; - contrNe bij de werkgevers op de EEGverplichting (EEG richtlijn 9/2/76) om de achterstand van de vrouw als werknemer op te heffen; - werkgelegenheid of ww /wwv voor mensen die na een onderbreking door kinderopyang weer aan het arbeidsproces willen deelnemen; huwelijk en andere samenleefvormen
)
- streven om te komen tot een financiele onafhankelijkheid van partners. Kostwinnerschap aIleen t. o. v. kinderen. (N. B. Alimentatieregelingen hebben rechtstreeks met kostwinnerschap en financiele afhankelijkheid te maken en kunnen dus niet los van, en niet eerder dan na de invoering van hiervoor genoemde maatregelen worden beperkt);
- arbeidsbureaus zouden een stimulerende invloed moeten hebben op roldoorbraak. ONDERWIJS - Onderwijs, vormingswerk en andere edukatieve aktiviteiten moeten beter op elkaar worden afgestemd. De samenhang moet bevorderd worden vanuit een doelgericht edukatiebeleid. Hoofddoel daarvan is het aktiveren en ontwikkelen van de bij ieder mens aanwezige vermogens en de mens in staat te stellen zich overeenkomstig eigen aanleg te ontplooien. Onderwijs en vorming dienen de mens te helpen om zinvol te functioneren als individu en als volwaardig lid van een zich voortdurend veranderende samenleving. Naast de ontplooiing van de individuele persoonlijkheid. dient het onderwij sbeleid voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van de sociale vermogens en vaardigheden en van inzicht in de cultuur van de samenleving waar de mens mee verbonden is en deel van uitmaakt. Bijzondere aandacht moet gegeven worden aan het vergroten van de bereikbaarheid van onderwijs en vormingswerk voor sociaal achtergestelden. Gehandicapten moeten - begeleid door daartoe gespecialiseerde instellingen - zoveel en zo lang mogelijk aan het onderwijs in al zijn vormen kunnen blijven deelnemen.
onderzoek en voorlichting
- D'66 is tegen een centralistisch onderwijsbeleid. De primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding en vorming van jeugdigen berust bij de ouders, naarmate de jeugdige verder in het opvoedings- en vormingsproces vordert moet hij/zij meer invloed kunnen uitoefenen op de te kiezen ontwikkelingsrichting en zelf de leerweg mede mogen bepalen. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van onderwijs en vorming berust bij de school en de ins telling die een vormingsaanbod doet. De bestuursstrukturen van onderwijs en vormingsvoorzieningen moeten reeele gelijkheden bieden voor democratische controle en beibvloeding door direkt betrokkenen, waaronder ook de onderwi.isgevenden dienen te worden begrepen.
- het werk van de Emancipatiecommissie moet een voortzetting vinden in een instituut voor emancipatievraagstukken;
- Het ontwikkelen van de eigen persoonlijkheid is aHeen mogelijk in persoonlijke relaties tot anderen;
- weduwnaarspensioen; - betaalbare (gesubsidieerde) en verantwoord geleide kinderopvangcentra; - regeling van erfrecht voor partners in een vaste relatie anders dan huwelijk; - geen discriminatie 'bij woningtoewij zing van andere vormen'"'van samenleven dan huwelijk;
13
relaties met een meer of mindel' duurzaam karakter. Dr 66 pleit daarom voor kleine, overzichtelijke school eenheden, waarbinnen de relaties tussen lerenden en onderwijsgevenden wezenlijke inhoud en betekenis kunnen krijgen. Onderwijs en vorming moeten meer worden gespreid over het hele leven. De leerplicht dient te eindigen op 16 jaar en te worden aangevuld met een verruimd leerrecht dat ieder de mogelijkheid biedt om telkens na een aantal arbeidsjaren onderwijs te genieten. Gebruimakend van internationale ervaringen op dit terrein worden experimenten met open school! open universiteit in gang gezet en doelmatige vormen van tweede kans-, wederkerend- en part-time volwassenonderwijs ontwikkeld. Onderwij svernieuwing Onderwijs is een bindmiddel tussen generaties. Door veranderingen in een snelle opeenvolging door te voeren worden nieuwe generatiekloven geschapen. Onderwijsvernieuwingen dienen zorgvuldig te worden onderzocht op hun vooren nadelen d. m. v. experimenten, die moeten aangeven Of er verandering moet komen en zo ja, hoe die veranderingen moeten worden gerealiseerd. De hervormingen moeten niet overhaast, maar stap voor stap worden ingevoerd en met zorg worden begeleid. De resultaten moeten nauwkeurig worden geevalueerd. Basisonderwijs - In de komende regeringsperiode dient de gehele parlementaire behandeling van een nieuwe wet op het basisonderwijs plaats te vinden. Zo nodig moeten (controversiele) zaken als de stichtingsprocedure van nieuwe scholen en het eigendomsvraagstuk van de akkomodaties worden losgekoppeld van de onderwijskundige wetsartikelen. Bij de invoering van een integratie van kleuter- en basisonderwijs dient de vrijheid van inrichting van dit onderwijs gewaarborgd te blijven.
- Het "speciaal" onderwijs client cle mogelijkheden te krijgen cloor middel van experimenten te onderzoeken op welke wij.<'3 integratie met het regulier onderwijs mogelijk is. - Zowel om onderwijskundige redenen als ten behoeve van de werkgelegenheid in het onderwijs dient ook in de volgende regeringsperiode de leerlingenschaal-ver1 " ,ll te worden voortgezet. - De randvoorzieningen in
14
worden versterkt. b. v. door het scheppen van (part-time) funkties t. b. v. administratie en ohderhoud, opdat de schoolleiding zich doelmatiger aan onderwijskundige en begeleidende taken kan wijden. Secundair onderwijs - De experimenten met de middenschool, waarbij een experiment met variabele studieduur dient te worden betrokken, moet worden geevalueerd. - Tevens dient onderzocht te worden in hoeverre de met een middenschool beoogde doelstellingen binnen de huidige vormen van onderwij s gerealiseerd kunnen worden. - Toetsing van deze experimenten en dit onderzoek geschiedt zowel op kwaliteits als op doelmatigheids-overwegingen. - Bij de mogelijke invoering van een middenschool dient uitgangspunt van het beleid te zijn dat de overheid de einddoelen vast legt en de vrijheid van inrichting van dit onderwij s waarborgt. - Verdergaande integrati evan algemeen vormend en beroepsgericht onderwijs moet worden bevorderd. Tertiar onderwij s - D'66 wijst loting als selektiemiddel voor tertiar onderwijs af. Toelating tot hoger beroeps- of universitair onderwijs mag evenmin uitsluitend van schoolprestaties of eindexamenresultaten afhankelijk worden gesteld. Zij die een aantal jaren arbeid hebben verricht dienen mede op grond daarvan beoordeeld te worden en met voorrang te worden toegelaten tot het onderwijs waarvoor zij zich door opleiding en arbeidservaring hebben gekwalificeerd. De selektieprocedures voor de toelating tot vormen van tertiair onderwijs dienen openbaar te zijn. Een afwijzing kan aIleen gemotiveerd zijn op basis van - eveneens openbare - toe latingsvoorwaarden. - Gezien de relatief geringe deelname van vrouwen aan het hoger onderwij s dient specifieke aandacht te worden gegeven aan het bevorderen van de deelname van deze categorie. Opleiding onderwij sgevenden - De eerste prioriteit van het onderwijsbeIeid dient te liggen bij de vernieuwing van de opleidingen voor onderwijsgevenden. - Voorkomen moet worden dat de (experimentele) lerarenopleidingen en hun onderwij spraktijk nog verdeI' uit elkaar groeien.
De coordinatie van beroepsopleidingen voor onderwij sgevenden moet doelmatig en doelgericht, in samenspraak met de betrokken onderwijsgevenden, worden aangepakt en mede gericht worden op de te realiseren onderwij svernieuwingen. Verzorgingsstruktuur - In de komende regeringsperiode moet de vorming ter hand worden genomen van landelijk gespreide schoolbegeleidingsdiensten.
- Coordinatie en rationalisering van onderzoek, leerplantontwikkeling, begeleiding en innovatie is dringend noodzakelijk. KUNST - Kunst is een noodzaak voor de samenleving. Het is niet verantwoord, de kunstsector een onevenredig aandeel te laten opbrengen in tijden van bezuiniging.
.E
- De omstandigheden dat de kunstenaars een numeriek kleine en enigszins geisoleerde groep vormen, en daardoor een minder krachtige vuist kunnen maken dan andere groepen, mag niet leiden tot geringere belangstelling bij de overheid voor hun belangen. - Kunst van goede kwaliteit en voldoende varieteit is per definitie maatschappelijk relevant. - Bij het toewijzen van overheidsgeld aan de kunst is de grootste voorzichtigheid geboden voor wat betreft het bevoordelen van bepaalde richtingen of stromingen. - De Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR) is een uniek systeem, waarvan ook bij een eventuele bijstelling de wezenlijke elementen (decentralisatie; grote invloed van kunstenaars zelf op de toewijzing; groot aantal bereikte kunstenaars; contraprestatie van de kunstenaars) behouden moeten blijven. - Decentralisatie is niet hetzelfde als een van bovenaf opgelegde verdeling. De centrale overheid moet terughoudendheid betrachten met haar oordeel over activiteiten in de "provincie ff • Dit geldt b. v. op muziek- en toneelgebied. - Spreiding van kunst onder een groter pubUek kan o. a. worden nagestreefd door middel van subsidie, aan bedrijven die een ruimer beroep willEln doen op adviezen en bijdragen van kunst~naars bij vormgeving van producten, gebouwen, e. d. GEZONDHEIDSZORG - Ondanks de teehnisehe vooruitgang van de geneeskunde worden de mensen steeds vaker
ziek. Bovendien zoeken zij voor hun ziekten steeds vaker medisehe hulp. Preventieve gezondheidszorg moet zieh in de eerste plaats bezig houden met het opsporen van de oorzaken van deze ontwikkeling. - reder mens draagt voor een deel de verantwoordelijkheid voor zijn eigen gezondheid. Gezondheidsvoorliehting en -opvoeding dienen primair op deze eigen verantwoordelijkheid gerieht te zijn. - Er dient een inventarisatie te komen van de knelpunten in de gezondheidszorg. Na deze inventarisatie moet dan de omvang van de gezondheidszorg en de prioriteiten worden vastgesteld; hoeveel geld willen wij aan gezondheidszorg besteden en welke knelpunten willen wij het eerste oplossen. Dit zijn politieke beslissingen. - Een verantwoorde herstrueturering van de gezondheidszorg kan aIleen door een samenhangend pakket van maatregelen tot stand komen. Dit betekent dat vermindering van intramurale voorzieningen gepaard dient te gaan met gelijktijdige versterking van de extramurale voorzieningen. - Zij die de gezondheidszorg daardwerkelijk uitoefenen dienen ook bij het beleid betrokken te worden. Het is onjuist dat wetsontwerpen, de gezondheidszorg betreffende, tot stand komen zonder overleg met de vakorganisaties van de werkers in de gezondheidszorg. - Belangrijke onderdelen van het gezondheidszorgbeleid dienen niet geregeld te worden bij Maatregel van Bestuur. maar via het parlement. - De overheid dient kraehtig te streven naar kostenbeheersing in de gezondheidszorg o. a. door herziening van het honorerings-systeem en door eontrole op de investeringen, in het bijzonder in de intramurale sector. Voorts dient de overheid de beoefenaren van de geneeskunde en de medisehe faculteiten te stimuleren tot het onderzoeken en toepassen van andere mogelijkheden tot kostenbeheersing. Hierbij wordt met name gedaeht aan beperking van het geneesmiddelengebruik, vermindering van het aantal verrichtingen, verkorting van de opnameduur en een efficH.intere samenwerking, - De overheid dient k'waliteits-verbetering van de geneeskunde te stimuleren, o. a. door verpliehte naseholing. - Er dienen op korte termijn overal in Nederland mogelijkheden te worden gescha-
15
pen voor 24 uurs hulpverlening bij acute psychosociale nood. - Naast de opleiding tot huisarts en klinisch specialist vraagt de opleiding tot sociaalgeneeskundige en de voorbereiding op leidinggevende functies in de gezondheidszorg om een meer professionele aanpak (School of Public Health). - De bestaande voorzieningen op het gebied van de ambulante geestelijke gezondheidszorg dienen zodanig versterkt te worden, dat een 24-uurshulpverlening mogelijk wordt. - Indien wij de gezondheidszorg beschouwen als een onderdeel van specifiek welzijnsbeleid, dient er een betere coordinatie tot stand te komen tussen de ministeries van: VOMIL, CRM en wetenschapsbeleid. - Herstructurering van de gezondheidszorg in de richting van regionalisatie dient gekoppeid te worden aan een systeem van regionale budgetering, met waarborgen voor democratische controle. - De tandheelkunde dient te worden geihtegreerd in de extramurale gezondheidszorg, waarbij met name aan preventie meer aandacht moet worden besteed. - De impasse rondom de abortus provocates moet worden doorbroken waarbij uitgangspunt dient te zijn dat de verantwoordelijkheid voor de beslissing ligt bij de vrouw en dat de taak van de overheid niet verder kan gaan dan ervoor te zorgen dat de vrouw hulp en raad krijgt als zij die wenst. DRUGS Verslaafd-zijn is een fase van een vervreemdingsproces; de verslaving blokkeert het in positieve zin ombuigen van dit proces. Doelmatige hulpverlening is eerst gericht op het opheffen van de verslaving, eerst daarna kan de onderliggende ploblematiek zinvol worden aangepakt. Internationale ervaringen tonen aan dat aIleen een totaal en samen hangend behandelingsplan kans van slagen biedt. Daartoe dienen: - de totstandkoming van regionale netwerken van voorzieningen voor de opvang, ontgifting, behandeling en begeleiding van de verslaafde bij een nieuwe start in het maatschappelijk leven, krachtig te wCf.!.'den bevorderd; - toegepast onderzoek naar doelmat ige opvang- en behandelings-methodieken te worden gestimuleerd; - de mogelijkheden tot in-service training van beroepsmatig en vrijwillig kader te worden verruimd;
16
- de bekostiging door ziekenfonds/ AWBZ en andere subsidH~rings- en bijdrage-regelingen zodanig te worden aangepast dat bij dit hulpverleningsproces noodzakelijke intra- en extramurale voorzieningen als een samenhangend geheel kunnen functioneren; - ruimere mogelijkheden te worden geschapen voor begeleiding van het thuisfront van de verslaafde en (preventieve) voorlichting in onderwij s, vormingswerk en sociaal-cultureel werk; - voor Surinaams-Nederlandse druggebruikers een eigensoortigeopvang gerealiseerd te worden, welke geE3nt is op de specifiek eigen sociale en culture Ie achtergrond van deze I! dubbelontheemden! ! • WE LZ1JNSBELEID Het welzijnsbeleid vertoont een aantal knelpunten die maken dat cliE3nten van het kastje naar de muur worden gestuurd; er is een tekort aan coordinatie en in veel gevallen hebben welzijnsorganisaties meer de neiging zich te richten op het eigen voortbestaan dan op de hulpveriening. Er heeft zich een nieuw soort deskundigheid ontwikkeld die de hulpbehoevenden dikwijls afstoot. Veel zorg kan overbodig worden gemaakt door omstandigheden te scheppen waarin het goed is te leven en vooral op te groeien. Vroege aandacht voor signalering van onwelzijn geeft een beter uitzicht op snel en volledig herstel dan zorg op een later tijdstip. Vroege signalering roept om herkenbare adressen, vlak bij huis, met lage drempels en zonder wachtlijsten, waar men de taken op elkaar heeft afgestemd en leemtes tijdig onder kent. Vroege signalering roept ook om voorzieningen die op zoln manier deel uitmaken van de dagelijkse leefwereld, dat welzijnszorg niet als ! 'vreemd" en stigmatiserend wordt ervaren. Om aan deze hoofdvereisten te voldoen zijn nodig: - s tedebouwkundige ontwikkelingen die in samenwerking met wijkopbouwwerk een klimaat scheppen dat onderlinge betrokkenheid van de bewoners in de hand werkt in plaats van tegenwerkt; - sterke bevordering van vrijwilligerswerk waarbij professionele deskundigheid vooral ten dienste staat van dit werk (kadertraining, informatieverschaffing, stimuleren, waarderen, emotionele steun verlenen, enz.); - inschakeling van welzijllswerkers door aanstellingen in bedrijven, diensten, plaatselijke welzijnsstichtingen;
- versterking van de eerstelijns voorzieningen in wijk en dorp;
over heeft. In beide gevallen moet de mogelijkheid van part-time werk openstaan.
- vorming van tweedelijns teams van meer gespecialiseerde deskundigen die het eerstelijnswerk aanvullen en ondersteunen;
- Voor wie zich slecht kan verplaatsen dienen betaalbare en aangepaste vervoersmogelijkheden te worden aangeboden.
- functionele netwerken waarin gezondheidszorg, maatschappelijkwerk, reclassering jeugdbescherming en bejaardenzorg (zoveel mogelijk in teamverband) samenwerken;
- Ook in verzorgingstehuizen moet alIes in het werk worden gesteld om oudere en gehandicapte mensen hun eigen identiteit te laten behouden en hun bestaan als zinvol te laten beleven.
- versterking van de extramurale hulpverlening en uitbouw van meer gedifferentieerde semi-murale voorzieningen; - decentralisatie van het welzijnsbeleid; de eerste verantwoordelijken dienen gemeenten te zijn, terwijl het beleid op lokaal nivo primair wordt gedragen door plaatselijke (niet publieke) organis aties;
'E
- het bevorderen van plaatselijke service centra (wetswinkel, ombudsman, burenhulp, gezinshulp in directe zin, bejaardenvervoer, stencilmachine) boven ins titutie s ; - een algemeen gelden arbeidsvoorwaardenbeleid voor welzijnswerkers via een CAO, door het Rijk gedragen, met een geleide marktpolitiek (onder controle houden van het aantal van rijkswege opgeleide welzijnswerkers); - een herbezinning op de opleiding aan sociale academies; - het steunen van organisaties die hulp ver1enen uit "roeping" (religieusenorganisaties, NVSH, Leger des Heils, pas toraat, enz. ) OUDERE EN GEHANDICAP 1'£
MENSEN
- Het beleid moet erop gericht zijn, dat ouderen en gehandicapten zoveel mogelijk ingeschakeld blijven in het sociale leven; Daartoe zullen ook mogelijkheden moeten wo worden ontwikkeld om oudere of gehandicapte mens en in hum omgeving nuttige bezigheden te bieden. - Voor wie tijdelijk of langdurig niet in staat is zich in zijn eigen huis te handhaven moet in wijk of dorp opvang worden geboden in een I 'wijkhof". In. die wijkhof wordt de zorg geboden van het. bejaardenhuis, het verpleeghuis en het verpleeghuis voor psychisch gestoorde bejaarden. Daar kan ook dagverzorging en -verpleging worden geboden. - Het tijdstip van pensionering moet verschuifbaar zijn: vroeger voor wie het werk te zwaar wordt, later voor wie werklust
MINDERHEIDSGROEPEN In een samenleving waarin ieder zich zo
goed zonder de medemens te schaden, levend in solidariteit met die medemens, dient het mogelijk te zijn dat ieder individu, maar ook iedere groep, de eigen identiteit kan ervaren. Het identiteitsbeleven wordt bepaald door historische geworteldheid, het zinvol functioneren in het geheel van de samenleving en het hebben van een perspectief voor de toekomst. Zorg voor minderheidsgroepen dient zich te hoeden voor paternalisme. Zij moet speciale aandacht geven aan de belevingswereld en de eigen identiteit van de minderheidsgroep. Daarbij dient met name het eigen zicht van de groep op haar toekomst te worden gerespecteerd. In het overheidsbeleid ten opzichte van minderheidsgroepen moet centraal staan: - respect voor en het behoud van eigen culturele normen en waarden; - het voorkomen van maatschappelijk isolement; - het scheppen van voorwaarden die leiden naar gelijke kansen; - het openhouden van de mogelijkheid tot remigratie (indien die wordt gewenst) zonder weer nieuwe aanpassingsproblemen.
7.
JUSTITJE RECHTSPRAAK De leden van de rechterlijke macht dienen zoveel mogelijk de diverse maatschappelijke stromingen binnen de samenleving te vertegenwoordigen. Daartoe moet de volksvertegenwoordiging meer direct invloed krijgen op de procedure t. a. v. de selectie, de opleiding en de benoeming. Het moet voor de burgers be-
17
trekkelijk eenvoudig zijn "hun recht te krijgenft Daarvoor moet de rechterlijke instantie, en vooral de rechter in eerste aanleg, zich niet te ver weg bevinden. Sterke concentratie van rechtsprekende instanties is ongewenst. De bereikbaarheid van de rechter moet ook worden bevorderd door de psychische en de financune drempels voor de rechtzoekenden zo laag mogelijk te maken. Daarom moet de rechterlijke organisatie kleinschalig zijn. Ret moet de mensen gemal<:kelijk gemaakt worden zelf hun belangen te verdedigen. De regering van de rechterlijke bevoegdheden dient te worden herzien om de structuur van de rechtspraak overzichtelijker te maken. De rechtshulp moet worden gericht op plaatsen waar de behoefte het grootst is. Er zal een voorziening moe ten komen die tegengaat dat de kosten van degene die door de rechter in het gelijk wordt gesteld tot onaanvaardbare hoogte oplopen. De controle van de volksvertegenwoordiging op het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie moet een reele betekenis krijgen. CRIMINALITEIT EN STRAF De gegevens over stijging van criminaliteit wekken in brede kring onrust. Intensievere voorlichting door de overheid moet deze onrust verminderen waar die door sensationele publiciteit is opgeschroefd en waar die met betrekking tot minderheden discriminerend werkt. Overigens is ook inzake criminaliteit voorkomen beter dan genezen. Onvoldoende surveillance door tekort aan mankracht bij de politie moet worden opgeheven. Ret instituut van de wijk-agent moet worden bevorderd. Wat het politiebestel betreft: de slepende competentie-conflicten moeten eindeUjk worden opgelost. De pogingen tot het terugdringen van de vrijheidsstraf verdienen te worden voortgezet. De laatste jaren lijkt een kentering in ong'lmstige zin te zijn ingetreden. De vrijheidsstraf is een hoge kostenpost voor de gemeenschap. De baten zijn zeer twijfelachtig. Een goede resocialisatie is vrijweI on verenigbaar met het ontnemen aan de gedetineerde van iedere verantwoordelijkheid en met het a!fbreken van zijn toch a1 zwakke sociale contacten. Ret is dringend nodig dat voor andere vormen van vrijheidsbeperkende straf - zoals verplichte sociale dienst, huisarrest, e. d. - ruimte wordt geschapen tot het uitvoeren van geleide experimenten. Hetzelfde geldt voor de preventieve hechtenis.
18
Voorzover de vrijheidsontneming noodzaak is dient de schaalvergroting der inrichtingen te worden stopgezet. De taakverzwaring van het personeel, mede veroorzaakt door het grote aantaI buitenlandse gedetineerden, dient zoweI in de opleiding als in de honorering tot uiting te komen. De terugkeer van gedetineerden in de maatschappij dient vanaf de eerste dag van de detentie te worden bevorderd. Na de detentie is de grootste moeilijkheid voor de ex-gedetineerde veelal, dat hij geen werk kan vinden. De grootste werkgever in Nederland, de overheid, is een van de werkgevers die terughoudend is als het gaat om het in dienst nemen van ex-gedetineerden. Daarin moet verandering komen. ABORTUS De abortusparagraaf moet verdwijnen uit het strafrecht. Abortus is een medische ingreep, die (aIleen) als zodanig met voldoende waarborgen is omringd. VREEMDELINGENBELEID Het toelatingsbeleid van vluchtelingen dient zo ruim te zijn als voor een klein en dichtbe~ volkt land als het onze mogelijk is. In het bij~ zonder moeten lange periodes van onzekerheid voor de betrokkenen worden voorkomen. BURGERLIJK RECHT Indien de invoering van een geheel nieuw Burgerlijk Wetboek tot de voornemens blijft behoren, dan zijn aangepaste maatregelen nodig om dit porject, waartoe de opdracht in april 1947 werd gegeven, aanmerkelijk te versnellen. De maatschappelijke ontwikkelingen voltrekken zich in zulk een tempo dat de nieuwe codex al bij zijn voltooiing deels verouderd zal zijn. Er dient spoed te worden gemaa..~t met een nieuwe wettelijke regeling van de alimentatieverplichtingen na echtscheiding. Uitgangspunt moet daarbij zijn dat de ontplooiingsmogelijkheden van de ex-partners zoveel mogelijk worden ontzien. In het bijzonder moet rekening worden gehouden met de moeilijkheden die de vrouw dikwijls heeft bij heropneming in het arbeidsproces. MINDERJ ARIGEN - Onze kinderen groeien op in een maatschappij die op steeds jongere leeftijd een steeds grotere zelf'standigheid van hen verwacht. Het huidige recht is voor een groot deel gebaseerd op een maatschappij waarin dat nog anders was. Er is behoefte het recht aan de veranderde maatschappij aan te passen. Daartoe zullen in het bijzonder de rechten van minderj arigen moeten worden uitgebreid.
- Deze uitbreiding van rechten, noodzakelijk vanwege een gr.Qeiende handelingsbekwaanheid, heeft echter een omgekeerde uitwerking op de rechtspositie van de handelings-onbekwame, het geestelijk gehandicapte kind. Brengt uiteindelijk de meerderjarigheid enerzijds een volledige rechtspositie met zich- in dit gevalluidt deze het begin in van een volledige rechteloosheid, zowel van het kind, omdat deze geen gebruik kan maken van die rechten, als van de ouders, die van iedere zeggenschap worden beroofd, materieel als immaterieel. Afhankelijk van de graad van de handicap en de wens van de ouders staat D'66 v66r: 1. een mentorschap, met de ouders als eerst aangewezenen. Hierdoor kan de gehandicapte zo lang en zo vee I mogelijk zijn burgerlijke bevoegdheden behouden. 2. een verlengde minderjarigheid. Hierdoor kunnen de ouders hun verantwoordelijkheid behouden en blijven opkomen voor de belangen van hun kind. De kinderbescherming dient zoveel mogelijk te worden geihtegreerd met andere vormen van jeugdwelzijnszorg en te worden omgevormd tot samenhangende zorg voor ouders en kinderen. De schaalvergroting in de kinderbeschermingstehuizen moet met kracht worden teruggedrongen. De noodzaak van uithuisplaatsingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen, o. a. door het verbeteren van de hulpverlening aan ouders en gezinnen in de eigen dagelijkse leefbaarheid (zie ook WeI zijnsbeleid) en de uitbouw van dagverblijven en andere semi-murale voorzieningen. Bij uithuisplaatsing dient de opvang te gebeuren in vormen die zo dicht mogelijk aansluiten bij die van andere kinderen. Zowel om stigmatisering tegen te gaan als om de kinder en die ervaringen te laten opdoen die voor hun eigen rol als ouder van belang kunnen zijn. Het voorzieningenbeleid van de kinderbescherming moet met kracht worden geobjectiveerd en geregicmaliseerd. DRUGS In toenemende mate komen aan drugs verslaafden in aanraking met de justitie en in de penitentiaire inrichtingen. Het criminele gedrag is in deze gevallen vaak een gevolg van de verslaving (verslaafd zijn kost veel geld en tenslotte vervalt men tot crimineel gedrag om aan dat geld te komen). Om de oorzaak van het criminele gedrag aan te pakken, moet dus de verslaving aangepakt worden. Daarvoor zijn de penitentiaire inrichtingen niet adequaat toegerust. De oplossing zou gevonden moe ten worden in behandeling in bestaande kli nieken of weI in een op te richten speciale afdeling van het penitentiaire ziekenhuis.
Gebruikers van drugs dienen niet strafbaar te zijn, handelaren weI.
8. STAATKUNDIGE HERVORMING D'66 acht vergroting van de kiezers-invioed op de samenstelling van de regering onverminderd noodzakelijk. Het huidige kiesstelsel staat dit in de weg. Onder de werking van dit kiesstelsel komt de meerderheidsvorming die in een parlementair regeringsstelsel nodig is voor de vorming van een regering pas tot stand na de verkiezingen. De regeringsvorming vereist dan langdurige en voor de kiezers ondoorzichtige onderhandelingen tussen de leiders van de politieke partijen. De uitkomsten van die onderhandelingen onttrekken zich aan de invloed van en toetsing door de kiezers. Het is in het kader van het huidige stelsel zelfs mogelijk dat op grond van ~en en dezelfde verkiezingsuitslag achtereenvolgens twee politiek tegengestelde regeringen worden gevormd. De moeizaamheid van deze manier van regeringsvorming staat bovendien een juiste werking van de politieke verantwoordelijkheid van de regering en van de ministers afzonderlijk tegenover het parlement in de weg. Hervorming van ons kiesstelsel is om deze redenen geboden. Het kiesstelsel moet op zo'n manier worden veranderd, dat het maken van coalities v66r de verkiezingen in de hand wordt gewerkt in plaats dat, zoals nu, uitstel daarvan tot na de verkiezingen wordt bevorderd. Een dergelijke verandering van het kiesstelsel vereist een wijziging van de Grondwet. Voorstellen daartoe van de huidige regering zijn gestuit op de tegenstand van een meerderheid in het parlement (vooral VVD, KVP, AR, CHU en CPN). Hoewel opiniepeilingen hadden aangetoond, dat een meerderheid van de kiezers de veranderingen wenste. Verwacht moet worden, dat de komende kahinetsformatie de noodzaak van de verandering van ons kiesstelsel opnieuw zal onderstrepen en aanscherpen. V~~r D'66 is deze staatkundige hervorming een onderdeel van zijn algemene streven naar meer openheid en democratise ring in de besluitvorming. Gezien de nederlaag van de recente regeringsvoorstellen tot hervorming van het kiesstelsel heeft het geen zin hieraan nu een hoge prioriteit te geven. D'66 zal echter voortgaan met het ontwikkelen en uitdragen van voorstellen hiertoe.
19