1
TUCHTCOLLEGE VOOR DE KYNOLOGIE
UITSPRAAK van het Tuchtcollege in de zaak tegen: R. Woudman Wonende te … Beklaagde. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2011. De beklaagde is ter zitting verschenen. Ter zitting zijn tevens aanwezig: de medebeklaagden mevrouw M. van Boxtel, mevrouw R. Tuinstra, mevrouw J. van Driel, de moeder van mevrouw van Driel en de klaagster mevrouw P.C. Zwaartman-Pinster. De Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, gevestigd te 1075 AV Amsterdam, Emmalaan 16-18, vertegenwoordigd door zijn hoofd juridische zaken mevrouw mr. D.F. Dokkum, heeft gevorderd dat het Tuchtcollege de zaak in behandeling zal nemen.
HET VERWETEN GEDRAG De beklaagde wordt verweten: 1. dat hij in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 13 februari 2011 in Nederland, samen en in vereniging met anderen althans alleen, als bestuurslid van een Aangesloten Vereniging, te weten de Pekingees en Dwergspanielclub, leden van die vereniging en/of anderen er toe heeft bewogen hun honden niet op een Expositie, te weten de tentoonstelling op of omstreeks 13 februari 2011 georganiseerd door Stichting Tentoonstelling Gezelschapshonden (STG show), uit te brengen omdat of indien een bepaalde Keurmeester, te weten mevrouw Zwaartman-Pinster, zal keuren; Artikel VI.21 jo VI.24 KR 2. dat hij in de periode van 11 november 2009 tot 20 juli 2011 in Nederland, samen en in vereniging met anderen althans alleen, het aanzien en/of de belangen van de kynologie heeft geschaad door, als bestuurslid van de Pekingees en Dwergspanielclub, schade toe te brengen aan de reputatie van een keurmeester, te weten mevrouw Zwaartman-Pinster, immers heeft hij: • tijdens de Algemene Leden Vergadering van de Pekingees en Dwergspanielclub gehouden op 16 februari 2011 te Maarsbergen, meerdere malen mevrouw Zwaartman-Pinster aangevallen en in diskrediet gebracht; • in een publicatie, naar aanleiding van een op 9 juni 2011 gehouden Buitengewone Algemene Leden Vergadering van de Pekingees en Dwergspanielclub ingediende motie van wantrouwen tegen het bestuur van die club, mevrouw ZwaartmanPinster in diskrediet gebracht; • op zijn internet blog “Kynologie op de korrel” een drietal columns geplaatst, getiteld “Rumoer rond keurmeesters”, “Nieuwe rasvereniging legt bom onder
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A
2
(verenigingen) rasgroep 9” en “Goede voornemens”, waarin hij wederom mevrouw Zwaartman-Pinster in diskrediet heeft gebracht; Artikel VI.24 KR 3. dat hij samen en in vereniging met anderen althans alleen, het aanzien en/of de belangen van de kynologie heeft geschaad, immers heeft hij in strijd met de belangen van een gezonde rashondenpopulatie gehandeld door, als bestuurslid van de Pekingees en Dwergspanielclub, in het Rasspecifiek Fokreglement voor de Pekingees op te nemen dat honden van het ras Pekingees, die lijden aan entropion en/of ectropion niet van de fokkerij worden uitgesloten. Artikel VI.24 KR
RECHTSMACHT Het Tuchtcollege is bevoegd in deze zaak te oordelen omdat de beklaagde ten tijde van het hem verweten gedrag lid was van een vereniging, die is toegelaten tot het lidmaatschap van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. Op grond van de statuten van die vereniging is de beklaagde onderworpen aan de rechtsmacht van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland.
ONTVANKELIJKHEID De beklaagde heeft in zijn verweerschrift, ongedateerd, gericht aan het Tuchtcollege en door het Tuchtcollege ontvangen op 21 juli 2011, een drietal ontvankelijkheidsverweren gevoerd. 1. Op grond van de tekst van artikel VI.2 , lid 1 van het Kynologisch Reglement waarin is bepaald dat ieder die meent dat iemand een Strafbaar Feit heeft begaan, ter zake schriftelijk een klacht kan indienen bij de Raad van Beheer, zouden klachten uitsluitend kunnen worden ingediend tegen natuurlijke personen en niet tegen rechtspersonen of groepen van personen zoals een bestuur van een vereniging. Daarom zou de klacht gericht tegen het bestuur van de Pekingees en Dwergspanielclub niet ontvankelijk moeten worden verklaard. Het Tuchtcollege overweegt dat begrippen als: “hij, die”, “ieder, die” en ook “iemand, die”, naar vaste jurisprudentie zowel in het Nederlands strafrecht als in het tuchtrecht ruimer dienen te worden uitgelegd dan door de beklaagde is betoogd. Het Tuchtcollege heeft ook in het verleden geoordeeld dat de tekst van artikel VI.2, lid 1 een behandeling van een zaak tegen een rechtspersoon, niet in de weg staat. Het Tuchtcollege verwerpt dit verweer.
2. Op grond van het gestelde in de aanhef van het Klachtenformulier Tuchtcollege kan de klacht niet zijn gericht tegen de afzonderlijke bestuursleden omdat dan tegen elk van hen een afzonderlijk klachtenformulier ingediend zou moeten zijn.
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A
3
Elke afzonderlijke zaak had dan ook een eigen TC-nummer moeten hebben. Nu dat alles niet het geval is zou de zaak, indien en voor zover die gericht is tegen de in de klacht genoemde natuurlijke personen, niet ontvankelijk moeten worden verklaard. Het Tuchtcollege overweegt dat in de aanhef van het Klachtenformulier Tuchtcollege de bepaling is opgenomen dat, kort gezegd, voor elke beklaagde een afzonderlijk klachtenformulier moet worden ingediend. Vaststaat dat niet voor elk van de in de klacht genoemde natuurlijke personen een afzonderlijk formulier is ingediend. Het Tuchtcollege begrijpt de klacht desalniettemin zo dat deze is bedoeld te klagen over de in het klachtenformulier met name genoemde natuurlijke personen en wel in hun functie van bestuurslid van de Pekingees en Dwergspanielclub ten tijde van de verweten gedragingen. Het Tuchtcollege is tot dat oordeel gekomen omdat in de toelichting bij het klachtenformulier weliswaar aanvankelijk staat dat de klacht gericht is tegen het bestuur van de Pekingees en Dwergspanielclub maar vervolgens, in die toelichting uitsluitend individueel handelen dan wel nalaten te handelen van individuele bestuursleden wordt gerelateerd. De klacht is dus kennelijk niet gericht tegen het bestuur als zodanig, dat wil zeggen los van de individuen die het bestuur vormden. Het Tuchtcollege overweegt dan dat het Klachtenformulier Tuchtcollege niet is opgemaakt in overeenstemming met het hierboven geciteerde tekstdeel uit de aanhef van dat formulier. Het Tuchtcollege zal daaraan echter niet de niet-ontvankelijkheid verbinden allereerst omdat deze omissie een administratieve aanwijzing betreft die een eerlijk tuchtproces niet in de weg staat. Het Tuchtcollege overweegt daarbij ook dat de beklaagde door die omissie niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad. Het Tuchtcollege verwerpt dit verweer Het Tuchtcollege zal, om de individuele zaken te onderscheiden, ambtshalve een volgletter toevoegen aan het (oorspronkelijke) TC-nummer. 3. Op grond van de tekst van artikel VI.2, lid 3 van het Kynologisch Reglement waarin, voor zover van belang, is bepaald dat het Tuchtcollege met uitsluiting van anderen is belast met onderzoek en bestraffing van strafbare feiten, zou de klacht niet ontvankelijk moeten worden verklaard omdat klaagster op 7 maart 2011 en op 21 juli 2011 op basis van dezelfde gedragingen aangifte tegen de beklaagde heeft gedaan bij de politie Rotterdam Rijnmond terzake van belediging, smaad, smaadschrift en/of laster. Anders dan de beklaagde kennelijk veronderstelt beoogt deze bepaling niet en kan deze bepaling ook niet beogen de gang naar de (straf)rechter te blokkeren. Deze bepaling bepaalt dat, binnen het domein van de onder de Raad van Beheer georganiseerde Kynologie, geen ander dan het Tuchtcollege bevoegd is strafbare feiten als bedoeld in artikel I.4, onder aa, van het Kynologisch Reglement te bestraffen. De gang naar de (straf)rechter doet daar niet aan af. Overwegingen ten overvloede
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A
4
Het Tuchtcollege overweegt dat in het tuchtproces geen oordeel wordt gegeven over de misdrijven van belediging, smaad, smaadschrift en/of laster waarvan de klaagster aangifte heeft gedaan bij de politie Rotterdam Rijnmond. Belediging, smaad, smaadschrift en laster zijn immers geen handelingen die, als zodanig, in het Kynologisch Reglement strafbaar zijn gesteld. Het tuchtproces beperkt zich tot de vraag of de beklaagde een tuchtrechtelijk vergrijp heeft gepleegd. Dat ter beoordeling daarvan in het tuchtproces wellicht dezelfde feitelijkheden aan de orde komen als in een mogelijk strafproces en dat die feiten in het tuchtproces wellicht anders worden gewogen dan in een mogelijk strafproces is geen reden om een zaak niet tuchtrechtelijk te toetsen. Het Tuchtcollege overweegt tenslotte dat de Hoge Raad vele malen heeft uitgesproken dat indien iemands gedrag aanleiding is geweest voor een sanctie van tuchtrechtelijke aard, deze sanctie niet verhindert dat de gesanctioneerde voor hetzelfde feit strafrechtelijk wordt vervolgd. Het Tuchtcollege verwerpt ook dit verweer.
BESCHOUWING
Met betrekking tot het onder 1 verweten gedrag (overtreding van artikel VI.21 KR) In haar klachtschrift, gedateerd 28 maart 2011, stelt klaagster, zakelijk weergegeven, dat de beklaagde mensen heeft afgeraden om hun honden onder haar als keurmeester op de STG show uit te brengen. Uit de context moet worden geconcludeerd dat klaagster daarmee bedoelt de tentoonstelling, die op 13 februari 2011 werd georganiseerd door Stichting Tentoonstelling Gezelschapshonden. Ter onderbouwing van dit deel van de klacht is bij het klaagschrift, als bijlage 4, gevoegd een verslag, gedateerd 12 maart 2011, van de (toenmalige) secretaris van de Stichting Tentoonstelling Gezelschapshonden, mevrouw T.W.. Mevrouw W. verklaart in dat verslag, zakelijk weergegeven, dat zij op 27 augustus 2010 op de tentoonstelling te Rotterdam inschrijfformulieren voor de STG show onder de exposanten uitdeelde en dat de beklaagde, toen zij hem (beklaagde) een inschrijfformulier aanbood, tegen haar heeft gezegd, nadat hij op de keurmeesterslijst had gekeken, dat hij maar beter niet onder deze keurmeester kon inschrijven, omdat er een klacht tegen die keurmeester was ingediend. Ook andere Lhasa Apso exposanten bekeken de aan hen uitgereikte formulieren en gaven ze daarna weer terug met de opmerking dat de keurmeester niet goed was en dat er een proces tegen haar liep. Voorts verklaart zij dat zij op 12 september 2010 op de kampioenschapsclubmatch van de Pekingees en Dwergspanielclub weer inschrijfformulieren voor de STG show onder de exposanten uitdeelde. Weer kreeg zij van de Lhasa Apso exposanten de formulieren terug, nu met de opmerking dat zij bij deze keurmeester niet zouden inschrijven en weer werd gezegd dat er een proces liep tegen die keurmeester. Tenslotte verklaart zij dat zij op 24 oktober 2010 op de tentoonstelling in Utrecht weer inschrijfformulieren voor de STG show onder de exposanten uitdeelde en dat bij die gelegenheid mevrouw Woudman onder meer heeft gezegd dat die keurmeester “een proces aan haar broek had”.
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A
5
Naast de hierboven bedoelde verklaring van mevrouw W. heeft het Tuchtcollege in het dossier niets aangetroffen dat zou kunnen dienen als (aanvullend) bewijs voor dit deel van de klacht. Ook ter zitting heeft de Raad van Beheer niets aangevoerd dat zou kunnen dienen als (aanvullend) bewijs voor dit deel van de klacht. De beklaagde heeft in zijn verweerschrift, ongedateerd, gericht aan het Tuchtcollege en door het Tuchtcollege ontvangen op 21 juli 2011 ontkend dat hij wie dan ook heeft bewogen honden uit te brengen op de op 13 februari 2011 georganiseerde STG show omdat mevrouw Zwaartman-Pinster daar zou keuren. Ter zitting heeft de beklaagde de verklaring nadrukkelijk herhaald Het Tuchtcollege is van oordeel dat, wat er ook zij van het uitvoerige betoog van de beklaagde in zijn eerder aangehaalde verweerschrift, uit niets blijkt dat ook maar iemand is bewogen honden op de STG show niet uit te brengen omdat de beklaagde of het bestuur van de Pekingees en Dwergspanielclub hem of haar daartoe heeft bewogen, zelfs niet in de meest ruime uitleg van dat begrip. Het Tuchtcollege zal de beklaagde dan ook vrijspreken van het hem onder 1 verweten gedrag.
Met betrekking tot het onder 2 verweten gedrag (overtreding van artikel VI.24 aanhef KR door een keurmeester meermalen in diskrediet te brengen)
De Algemene Ledenvergadering van 16 februari 2011 In haar klachtschrift, gedateerd 28 maart 2011, stelt klaagster, zakelijk weergegeven, dat de beklaagde haar reputatie als keurmeester heeft geschaad door tijdens de Algemene Ledenvergadering (ALV) van de Pekingees en Dwergspanielclub gehouden op 16 februari 2011 te Maarsbergen, haar meerdere malen aan te vallen en in diskrediet te brengen. Zij is van oordeel dat de beklaagde daardoor het aanzien en de belangen van de kynologie heeft geschaad. Ter onderbouwing van dit deel van de klacht is bij het klaagschrift, als bijlage 3, gevoegd een tweetal verslagen van de ALV van de Pekingees en Dwergspanielclub, beide gedateerd 21 februari 2011, van leden van die club, die op die vergadering aanwezig waren, te weten de heer P.J. van B.-G. en mevrouw T.W.. De heer van B.-G. verklaart in zijn verslag, zakelijk weergegeven, dat de beklaagde, in zijn functie van voorzitter van de Pekingees en Dwergspanielclub, tijdens die ALV van die club ongepaste uitlatingen heeft gedaan door mee te delen dat de club twee klachten tegen het exlid van de club en keurmeester, mevrouw Zwaartman-Pinster, heeft ingediend. De eerste klacht zou zijn ingediend omdat mevrouw Zwaartman-Pinster heeft gefraudeerd met ooguitslagen van haar honden en omdat zij heeft gefokt met honden die lijden aan erfelijke eigenschappen. Met name het frauderen met de ooguitslagen zou een spijkerhard gegeven zijn. De tweede klacht zou zijn ingediend omdat mevrouw Zwaartman-Pinster haar honden in België laat onderzoeken om daarmee te omzeilen dat de ooguitslagen van haar honden bij de club bekend worden.
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A
6
Mevrouw W. verklaart in haar verslag, met betrekking tot de concrete feiten die zij tijdens de ALV heeft geconstateerd, geheel in overeenstemming met de verklaring, zoals die is afgelegd door de heer van B.-G.. Naast de hierboven bedoelde verklaringen van de heer van B.-G. en mevrouw W. heeft het Tuchtcollege in het dossier niets aangetroffen dat zou kunnen dienen als (aanvullend) bewijs voor dit deel van de klacht. Ook ter zitting heeft de Raad van Beheer niets aangevoerd dat zou kunnen dienen als (aanvullend) bewijs voor dit deel van de klacht. De beklaagde heeft in zijn eerder aangehaald verweerschrift en ook ter zitting niet ontkend dat hij tijdens de ALV van 16 februari de vergadering heeft geïnformeerd over het feit dat door het bestuur een klacht tegen mevrouw Zwaartman-Pinster was ingediend en dat hij ook meer gedetailleerde informatie heeft verstrekt over de reden en inhoud van die klacht. Hij stelt dat hij daartoe verplicht was gezien het gestelde in artikel 20 van het Huishoudelijk Reglement van de club. Hij ontkent dat hij daarmee de belangen of het aanzien van de kynologie heeft geschaad. Het Tuchtcollege overweegt dat het bestuur van een vereniging op een algemene ledenvergadering verantwoording dient af te leggen voor het gevoerde beleid. Dat in casu door de voorzitter melding is gemaakt van het feit dat door het bestuur namens de vereniging klachten zijn ingediend tegen mevrouw Zwaartman-Pinster en dat hij daarbij meer gedetailleerd is ingegaan op gronden waarop die klachten berusten is inherent aan transparant besturen. Voorts blijkt uit het Huishoudelijk Reglement van de Pekingees en Dwergspanielclub dat het bestuur over beslissingen desgewenst verantwoording aflegt aan de Algemene Vergadering. Uit een mailwisseling tussen de beklaagde en mevrouw W. blijkt dat tenminste één lid van de vereniging, te weten mevrouw W., dringend heeft verzocht om de leden van de club te informeren over de aard van de zaak en de reden die het bestuur heeft doen besluiten om deze stap te nemen. Het bestuur was dus gehouden op de Algemene Vergadering die informatie te verstrekken. Het Tuchtcollege sluit niet uit dat de reputatie van een keurmeester kan worden geschaad als een klacht tegen die keurmeester wordt ingediend en als de aan de klacht ten grondslag liggende feiten bekend worden gemaakt. Dat kan echter de voorzitter van een vereniging, die handelt in overeenstemming met de reglementen van die vereniging, niet worden aangerekend. Uit niets blijkt dat de wijze waarop de beklaagde een en ander heeft verwoord onnodig grievend of kwetsend was voor mevrouw Zwaartman-Pinster. Dat anderen zich daaraan hebben gestoord en daarvan ook melding hebben gemaakt levert nog geen bewijs voor het tegendeel op.
De publicatie naar aanleiding van de op 9 juni 2011 gehouden Buitengewone Algemene Ledenvergadering Het Tuchtcollege heeft van klaagster een aanvullend klaagschrift, gedateerd 20 juli 2011, ontvangen. In dit aanvullend klaagschrift stelt klaagster dat de beklaagde een document onder de leden heeft verspreid dat ook onder ogen van niet leden is gekomen. Het bestuur zou met deze publicatie haar reputatie als keurmeester en het aanzien en de belangen van de kynologie hebben geschaad. Klaagster doelt daarmee kennelijk op een document, bestaande uit 12
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A
7
bladzijdes, waarin het bestuur schriftelijk reageert op een motie van wantrouwen die is behandeld op de Buitengewone Algemene Ledenvergadering van 9 juni 2011 en die was ingediend door zes of zeven leden, waarvan mevrouw W. woordvoerder was. Ter onderbouwing van dit deel van de klacht is het gewraakte document als bijlage 1 bij dit aanvullend klaagschrift gevoegd. In het gewraakte document heeft het bestuur van de Pekingees en Dwergspanielclub de tekstdelen van de motie opgenomen en deze steeds van (bestuurlijk) commentaar voorzien. In het bestuurlijk commentaar verweert het bestuur zich tegen de aantijgingen van de indieners van de motie. De motie van wantrouwen is mede gebaseerd op de wijze waarop het bestuur zich heeft gedragen tegenover haar ex-lid en keurmeester mevrouw Zwaartman-Pinster. Een deel van de motie en een deel van het bestuurlijk commentaar heeft betrekking op (vermeend) strafbaar handelen van mevrouw Zwaartman-Pinster. Naast het hierboven bedoelde document heeft het Tuchtcollege in het dossier niets aangetroffen dat zou kunnen dienen als (aanvullend) bewijs voor dit deel van de klacht. Ook ter zitting heeft de Raad van Beheer niets aangevoerd dat zou kunnen dienen als (aanvullend) bewijs voor dit deel van de klacht. De beklaagde heeft niet ontkend dat het gewraakte document door het bestuur, waarvan hij voorzitter is, is opgesteld en aan de leden is verzonden. Hij wijst er op dat op elke pagina van het document staat: “Vertrouwelijk! Alleen bedoeld voor leden van de Pekingees en Dwergspanielclub”. Hij stelt dat het bestuur van de club het recht heeft zich te verdedigen tegen een motie van wantrouwen die vol staat met aantijgingen. Hij ontkent dat hij daarmee de belangen of het aanzien van de kynologie heeft geschaad. Het Tuchtcollege sluit niet uit dat de reputatie van een keurmeester kan worden geschaad door verspreiding van een dergelijk document. Dat kan echter de voorzitter van een vereniging, die zich verdedigt tegen hetgeen hem en of zijn bestuur wordt verweten, niet worden aangerekend. Uit niets blijkt dat de wijze waarop de beklaagde een en ander heeft verwoord onnodig grievend of kwetsend was voor mevrouw Zwaartman-Pinster.
De columns van de beklaagde op het internet blog “Kynologie op de korrel” In haar aanvullend klaagschrift, gedateerd 20 juli 2011, stelt klaagster, zakelijk weergegeven, dat de beklaagde haar reputatie als keurmeester heeft geschaad door zich in zijn columns op het internet blog “Kynologie op de korrel” meermalen laatdunkend uit te laten over een niet met name genoemde keurmeester waarvan, iedereen in de kynologie weet dat zij, mevrouw Zwaartman-Pinster daarmee wordt bedoeld. Zij is van oordeel dat de beklaagde daardoor het aanzien en de belangen van de kynologie heeft geschaad. Ter onderbouwing van dit deel van de klacht zijn afschriften van de gewraakte columns als bijlagen bij dit aanvullend klaagschrift gevoegd. Onder alle columns staat de naam René Woudman.
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A
8
In de drie columns komen onderstaande passages voor. “In mijn vorige column noemde ik, niet bij naam, twee keurmeesters. Eén in het “gelukkige” bezit van een kynologisch strafblad en één die daar dicht bij zit. Vooral die ene die daar dicht bij zit, blijkt veel trouwe aanhangers te hebben. Schande dat er tegen zo’n fijne, lieve integere keurmeester door het bestuur van een rasvereniging klachten worden ingediend. Het gaat zelfs zo ver dat het ontstaan van de “Eerste Gezelschapshonden Club Nederland” in verband wordt gebracht met het leed aangedaan aan deze keurmeester, die zich moet verdedigen tegenover het Tuchtcollege.” “Het bestuur van de rasvereniging heeft de keurmeester, hier in de hoedanigheid van fokker, beschuldigd van fraude met het ECVO-oogonderzoek. Zoiets doet een bestuur echt niet van harte of omdat het zo’n geinige actie zou zijn. Neem van mij aan dat zo’n beschuldiging alleen gedaan wordt als er een grens overschreden is en als er spijkerharde bewijzen voor het gepleegde delict zijn.” “Tijdens de zitting deed de beklaagde enige dubieuze uitspraken die tot nadenken stemden. Op grond van één van deze uitspraken heeft het bestuur van de rasvereniging wederom een klacht ingediend bij de RvB met het verzoek te onderzoeken of er een grond was om opnieuw naar het Tuchtcollege te stappen. De reactie kwam snel. Het bestuur van de RvB nam de klacht over, verzwaarde de klacht wat en heeft direct zonder verdere tussenkomst van de betreffende rasvereniging de klacht aanhangig gemaakt.” “Een keurmeester/fokker moet voor de tweede keer bij het Tuchtcollege verschijnen terwijl de uitspraak van de eerste zaak nog niet eens bekend is.” “Ik ken in ieder geval één keurmeester die, zonder met de ogen te knipperen, meewerkt aan de dekking van een teef met een bewezen erfelijke afwijking, een lijder dus. Zo’n hond die uit het fokprogramma gehaald zou moeten worden. Ja, het is toch geld hè. Dat daarmee de “international breedingrules” van de FCI met voeten getreden worden, speelt voor deze keurmeester blijkbaar geen rol. Dat daardoor het fenomeen “Keurmeester” aan waarde inboet evenmin. En rustig verder gaan met het op shows beoordelen van andermans fokproducten. En schijnheilig gaan zitten meepraten op 17 januari over de misstanden in de rashondenfokkerij. Ja mensen er is nog veel mogelijk in de kynologie”. Naast de hierboven bedoelde documenten heeft het Tuchtcollege in het dossier niets aangetroffen dat zou kunnen dienen als (aanvullend) bewijs voor dit deel van de klacht. Ook ter zitting heeft de Raad van Beheer niets aangevoerd dat zou kunnen dienen als (aanvullend) bewijs voor dit deel van de klacht. De beklaagde heeft in zijn (aanvullend) verweerschrift verklaard dat hij de columns op het internet blog “Kynologie op de korrel” heeft geplaatst. Hij heeft voorts verklaard dat hij in die columns zijn mening geeft over diverse zaken en misstanden die in de kynologie aan de orde zijn, dat hij daarbij geen namen heeft genoemd en dat uit de tekst van zijn columns zelfs niet kan worden opgemaakt of het over een man of een vrouw gaat. Hij stelt dat hij recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Hij ontkent dat hij met de publicatie van deze columns de belangen of het aanzien van de kynologie heeft geschaad. Het Tuchtcollege overweegt dat het hierboven omschreven gedrag, als zodanig, niet strafbaar is gesteld in het Kynologisch Reglement noch in een ander door of namens de Raad van
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A
9
Beheer vastgesteld reglement. In artikel VI.14 van het Kynologisch Reglement wordt het verbod om keurmeesters te beledigen, nadrukkelijk beperkt tot: “op exposities en wedstrijden”. De Raad van Beheer heeft dus kennelijk niet gewild dit soort gedrag, indien dat buiten de plaats van exposities of wedstrijden plaatsvindt, in tuchtrechtelijke zin strafbaar te stellen. Als dit gedrag, in strafrechtelijke zin, al belediging, smaad, smaadschrift en/of laster zou opleveren dan nog is dit gedrag, als zodanig, niet strafbaar gesteld binnen het domein van de onder de Raad van Beheer georganiseerde Kynologie. Op grond van het bovenstaande zal het Tuchtcollege de beklaagde vrijspreken van het hem onder 2 verweten gedrag.
Met betrekking tot het onder 3 verweten gedrag (overtreding van artikel VI.24 aanhef KR door te handelen in strijd met de belangen van een gezonde rashondenpopulatie) In haar klachtschrift, gedateerd 28 maart 2011, stelt klaagster, zakelijk weergegeven, dat de beklaagde, als bestuurslid van de Pekingees en Dwergspanielclub, heeft gehandeld in strijd met de belangen van een gezonde rashondenpopulatie door toe te staan dat honden die lijden aan ernstige oogproblemen, te weten entropion en/of ectropion, voor de fokkerij worden gebruikt. Zij is van oordeel dat de beklaagde daardoor het aanzien en de belangen van de kynologie heeft geschaad. Ter onderbouwing van dit deel van de klacht is bij het klaagschrift, als bijlage 5, gevoegd het Algemeen Fokkerij- en Pupinformatiereglement en Rasspecifiek Fokreglement voor de Pekingees. In artikel 3, Gezondheidsonderzoeken, van het Rasspecifiek Fokreglement voor de Pekingees staat: “Voor onderstaande afwijkingen geldt, dat er geen consequenties aan de uitslag worden verbonden. De test wordt gedaan ter inventarisatie. c. Entropion d. Ectropion”. De beklaagde heeft in zijn eerder genoemd verweerschrift, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de Pekingees en Dwergspanielclub voorop loopt betreffende het in kaart brengen en verbeteren van de gezondheid van honden. De reglementen, ook die met betrekking tot de gezondheidseisen voor de fokkerij, worden door de Algemene Ledenvergadering vastgesteld. De medewerking van de leden/fokkers is dus nodig om tot regelgeving op het gebied van de gezondheid te kunnen komen. De vereniging is van het volledig ontbreken van gezondheidsbeleid gegaan naar een verplichte oogtest. Een duidelijke vooruitgang. Het bestuur prijst zich gelukkig dat verplicht testen ter inventarisatie van mogelijke oogproblemen door de fokkers is aanvaard. Het bestuur ziet dit als een eerste stap. Ter ondersteuning van zijn standpunt verwijst de beklaagde naar de notulen van de Algemene Ledenvergadering van 16 februari 2011 en naar een brief van mevrouw H.M. van den B., gedateerd 10 juli 2011, die als bijlage 3 respectievelijk bijlage 11 bij zijn verweerschrift zijn gevoegd. Het Tuchtcollege is van oordeel dat de beklaagde in deze geen enkel verwijt treft. Het Tuchtcollege zal de beklaagde dan ook vrijspreken van het hem onder 3 verweten gedrag.
OVERWEGING TEN OVERVOEDE
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A
10
Het Tuchtcollege overweegt ten overvloede dat een vervolging op grond van de algemene bepaling van artikel VI.24 van het Kynologisch Reglement, dat zij die het aanzien of de belangen van de kynologie schaden kunnen worden gestraft, naar vaste jurisprudentie van het Tuchtcollege, slechts mogelijk is indien er sprake is van opzettelijk en wederrechtelijk schaden van het aanzien of de belangen van de kynologie als zodanig. Het legaliteitsbeginsel: “geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande strafbepaling”, staat een ruimere uitleg niet toe.
BESLISSING Het Tuchtcollege spreekt de beklaagde vrij van hetgeen hem is verweten
Deze uitspraak is gedaan te Woudenberg op 11 november 2011 door mr. P.L.M.J. Rooijakkers, voorzitter, H. Wolters en mw. drs. A.S.E. de Rooy-van Vierssen Trip leden, bijgestaan door G.W.A. den Boer, secretaris, zijnde H. Wolters en mw. drs. A.S.E. de Rooyvan Vierssen Trip buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tuchtcollege voor de Kynologie, zaaknummer 11/052A