RUIMTE VOOR TALENT
HET FILMFONDS ALS PARTNER VAN NEDERLANDSE FILMMAKERS
RUIMTE voor TALENT het filmfonds als partner van nederlandse filmmakers beleidsplan 2009 - 2012
00:00:00:25 Achtergrond en aanleiding i 00:00:00:26 Nederlandse film in opmars i.1 00:00:00:27 Beperkte middelen i.2 00:00:00:27 Kunst van leven i.3 00:00:00:31 Het Filmfonds richt zich opii professionele filmmakers 00:00:00:33 Staat van dienst ii.1 00:00:00:36 Kwaliteit aanvraag ii.2 00:00:00:37 Distributieplan ii.3 00:00:00:40 Deskundigheidsbevordering ii.4 00:00:00:43 Bevorder de eigenheidiiivan de Nederlandse film 00:00:00:45 Beloon succes iii.1 00:00:00:47 Subsidie op maat voor talent iii.2 00:00:00:53 Talent en kwaliteit iii.3 00:00:00:55 Maakgeld bij intendant iii.4
inhoud
00:00:00:59 Kijk naar het buitenland iv 00:00:00:60 Coproduceren moet iv.1 00:00:00:62 Nieuwe grenzen iv.2 00:00:00:63 Holland Film meer armslag iv.3 00:00:00:63 HGIS stimuleert iv.4 00:00:00:65 Het Filmfonds alsvpartner voor filmmakers 00:00:00:67 Eenduidige werkwijze v.1 00:00:00:68 Verhogen service v.2 00:00:00:69 Vergroten inzichtelijkheid organisatie v.3 00:00:00:69 Afspraak = Afspraak v.4 00:00:00:71 Voor ambitie is geld nodig vi
00:00:00:89 Bijlage 01: Meerjarenbegroting 2009-2012
00:00:01:13 Bijlage 02: Belangrijkste voornemens uit beleidsplan
00:00:01:17 Bijlage 03: Figuur 1-10
Voorwoord
D voorwoord
e Nederlandse film is springlevend. Met een marktaandeel van 13,5 procent in de bioscoop was 2007 een recordjaar. Veel bioscoopgangers dus. Ook het aantal makers groeit snel. Film maken was vroeger een tijdrovend proces, nu kan iedere vindingrijke liefhebber snel draaien en vertonen. Digitale technieken en YouTube hebben het maakproces gedemocratiseerd en de onweerstaanbare aantrekkingskracht van film zit wereldwijd in de lift. Dit stelt nieuwe eisen aan het Filmfonds. Radicaal kiezen Het Nederlands Fonds voor de Film speelt in zijn beleidsplan 2009-2012 in op deze ontwikkelingen. Het leitmotiv is het stimuleren van cultureel ondernemerschap in alle geledingen, van speelfilm tot digitaal experiment. Te midden van de rijkdom aan artistieke ideeën levert het Filmfonds met scherpe keuzes zijn essentiële bijdrage aan de levensvatbaarheid van kwalitatief hoogstaande films. Professionaliteit wordt beloond door meer geld aan minder films te geven. Om de doorstroom van nieuwe aanwas te waarborgen, zet het fonds radicaal in op ontplooiing van talent. Scherpe keuzes Het beleid voor de komende vier jaar is diversiteit en scherpe keuzes stimuleren. De verworvenheden van de laatste jaren laten zien dat zowel bij films voor een breed publiek als bij films voor de fijnproevers eigenheid en professionaliteit aan de basis staan. Ruimte voor talent wordt het motto, talent in cultureel ondernemerschap en talent in het filmaanbod. Er is meer geld voor originele plannen van jonge, vernuftige makers en van ervaren, gedegen producenten. Financiering Professionaliteit kent een prijs en voor ambitie is geld nodig. Er moeten extra middelen komen, wil de Nederlandse film op een hoger plan geraken. In de hele wereld onderkennen
overheden het belang van film en trekken ze er steeds meer subsidie voor uit. Om de internationale concurrentie bij te kunnen blijven benen, zal de minister mee moeten. Het Filmfonds vraagt voor de periode 2009-2012 enkele miljoenen meer aan, een verruiming van het budget met tien procent (3,5 miljoen euro). Professionaliteit Het Filmfonds draagt bij aan de bloei van de filmcultuur. Omdat filmmakers in hoge mate afhankelijk zijn van beslissingen van het fonds, staat het regelmatig in het brandpunt van de belangstelling. Het nastreven van professionaliteit in de filmsector stelt ook eisen aan het fonds zelf. In een aparte rapportage aan de minister zal een aantal voorstellen ter verbetering van de communicatie, de structuur en de besluitvorming worden gedaan. Hierin wordt ingegaan op de positie van het Filmfonds ten opzichte van het nieuw te vormen Sectorinstituut voor Film. Het Filmfonds stelt de komende jaren zo veel mogelijk in het werk om de realisering van fraaie, levensvatbare filmplannen te bevorderen. Het vertrouwt erop dat het beleidsplan Ruimte voor Talent bijdraagt tot een vitaal filmklimaat.
amsterdam, 11 maart 2008 Hans van Beers voorzitter bestuur a.i.
Toine Berbers directeur
‘Zie internet niet als vijand, maar GEBRUIK het’ Ger Poppelaars, regisseur en voorzitter Dutch Directors Guild
Gouden Beer, Berlijn
‘we moeten naar meer concurrentie en meer talentontwikkeling’ San Fu Maltha, producent en voorzitter Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten
Gouden Kalf, Utrecht
‘Uit de plannen van het fonds spreekt meer vertrouwen in de makers’ Paul Jan Nelissen, scenarist en voorzitter Netwerk Scenarioschrijvers
Gouden Luipaard, Locarno
‘hopelijk krijgt de nederlandse film meer urgentie’ Pieter van Huijstee, documentaireproducent
Achtergrond i en aanleiding
Nederlandse film in opmars i. achtergrond en aanleiding
i.1
De Nederlandse cinema boekt in oktober 2007 een uniek record: drie Nederlandse films aan de top. Wat jarenlang onmogelijk lijkt, wordt werkelijkheid. Alles is Liefde, Waar is het Paard van Sinterklaas? en Timboektoe voeren twee weken lang op 1, 2 en 3 de top-20 van het bioscoopbezoek aan. Duidelijker bewijs voor de opmars van de vaderlandse cinema is nauwelijks leverbaar (bijlage 3/fig. 1). Het mooie is dat dit succes niet uit de lucht komt vallen. Achter deze drie films zitten productiehuizen met ervaring en een duidelijk plan, die zich als cultureel ondernemer bewijzen. In één geval zagen de makers af van het aanvragen van subsidie: ze hadden een marktpartij aan boord. Belangrijkste selecties Nederlandse film: jaar festival film 2001 Oscar Father and Daughter 2003 Berlijn Ja Zuster, Nee Zuster 2003 Oscarnominatie Zus en zo 2004 Oscarnominatie De Tweeling 2006 Oscarnominatie Paradise now 2006 Venetië Zwartboek 2007 Venetië Nightwatching De Nederlandse film is volop in ontwikkeling en de opgaande lijn van de laatste acht jaar zet door. Maar kijken we naar Frankrijk, Denemarken, Zweden en Duitsland kijken, dan weten we dat het nog beter kan (bijlage 3/fig. 2). De bezoekersaantallen van het Nederlands Filmfestival in Utrecht en van Nederlandse films op het International Film Festival Rotterdam laten een groeiende belangstelling in eigen land zien, daarnaast echter valt op festivals in het buitenland nog een wereld te winnen.
Het succes komt in de eerste plaats op het conto van de makers, maar was niet mogelijk geweest zonder het stimuleringsbeleid van de overheid, dat eind jaren negentig in een stroomversnelling kwam. Voor speelfilm is meer subsidie beschikbaar en de Suppletieregeling, ingevoerd in 2007, heeft de financiering vereenvoudigd. Het Filmfonds wil het succes van deze nieuwe regeling de komende jaren bestendigen door succesvolle makers nog beter in staat te stellen hun volgende film te maken en doortrekken naar documentaire en animatie. In deze categorieën is financiering achtergebleven (bijlage 3/ fig. 3). Om het vele talent hier tot bloei te brengen, neemt het fonds gerichte initiatieven (zie hoofdstuk III.2).
Beperkte middelen
i.2
Het budget van het Filmfonds is beperkt. Elk jaar doen in alle categorieën producenten, regisseurs en schrijvers een groter beroep op subsidie dan er geld beschikbaar is (bijlage 3/ fig. 4). Het variëren van de realiseringssubsidie, het loslaten van de maxima, de nieuwe Suppletieregeling én het credo van scherpere selectie (meer geld naar minder films) hebben de verwachtingen opgeschroefd. Een filmplan met realiseringssubsidie van het fonds dringt nu door tot de eredivisie. Dat geldt in alle categorieën. Het strookt met de wens van minister Plasterk van Cultuur dat fondsen toptalent meer ruimte geven en niet van alles een beetje doen.
Kunst van Leven
i.3
Het Filmfonds geeft gehoor aan vier wensen van de minister, die zijn geformuleerd in Kunst van Leven, de uitgangspuntenbrief. Het fonds wil met zijn beleidsplan de professionaliteit
i. achtergrond en aanleiding
van makers vergroten en bijdragen aan versterking van de filmsector en het filmklimaat. Ten tweede bouwt het beleidsplan voort op de veranderingen die het fonds na de Filmbrief doorvoerde. Ten derde wordt de band met de publieke omroep aangehaald. En ten vierde wordt de beoordelingssystematiek verfijnd. Dit alles met de missie van het Filmfonds als uitgangspunt, namelijk het subsidiëren van Nederlandse filmproducties met de nadruk op kwaliteit en diversiteit en het stimuleren van het filmklimaat in Nederland. Over de inhoud van het plan zijn discussies gevoerd met producenten, regisseurs en schrijvers, departement, Raad voor Cultuur en andere betrokkenen. Selectie Het kernonderwerp is en blijft hoe de subsidiegelden voor de Nederlandse film zo goed mogelijk worden verdeeld. Bij de selectie doet het fonds een beroep op het artistieke oordeel van makers. Kunst is het domein van de kunstenaar, die werken schept op basis van eigen visie en inspiratie. Het fonds trekt ook adviseurs aan uit andere hoeken, zoals de wereld van distributie en vertoning. Deze expertise draagt bij aan de kwaliteit van het selectieproces. Het fonds zelf velt een oordeel over de soliditeit van de filmplannen. Professionaliteit Na de selectie komt het vraagstuk van de verantwoorde besteding van middelen. Deze vraag kan niet los worden gezien van de professionaliteit van de betrokken kunstenaar. Het bevorderen van de professionaliteit verwordt niet tot inhou- delijke bemoeizucht. Het is echter de verantwoordelijkheid van de overheid om gemeenschapsgelden doelmatig te besteden. Per project moet rekenschap worden afgelegd, het fonds op zijn beurt legt rekenschap af over het hele scala aan gesteunde projecten.
Tegen deze achtergrond zijn in 2007 enkele belangrijke stappen gezet. De overheid heeft de Suppletieregeling ingesteld ter vervanging van de CV-maatregel. Deze regeling kent subsidie toe aan filmproducenten zonder voorafgaande inhoudelijke (artistieke) toets. De Regeling Lange Speelfilm is aangepast met het oog op de Filmbrief van het kabinet en de Suppletieregeling. Trefzekerheid De ervaringen van de afgelopen planperiode hebben het Filmfonds tot het inzicht gebracht dat het ingezette beleid nog scherper kan worden uitgevoerd en dat de eigen rol en positie van het fonds duidelijk moeten worden neergezet. De inspanningen van het fonds moeten de komende vier jaar aan trefzekerheid winnen door de nadruk te leggen op professionaliteit, eigenheid en diversiteit in de hoop dat er meer variatie komt in het filmaanbod. Deze conclusie vormt de kern van het strategisch plan 2009-2012 van het Filmfonds.
Het Filmfonds richt zich op professioneleii filmmakers
ii. het filmfonds richt zich op professionele filmmakers
Het fonds stimuleert culturele ondernemers om ambitieuze, goed doordachte en uitvoerbare plannen te ontwikkelen. Succes valt niet af te dwingen, maar een producent kan het wel zo inkleden dat succes minder van het toeval afhankelijk is. Dat kan met ervaren mensen, met bekende acteurs, slimme promotie en marketing. Het fonds wil dat films professioneel gemaakt worden, omdat dat ook bijdraagt aan de technische ontwikkeling van makers. Technisch goed ontwikkelde makers zijn op den duur de beste garantie voor succes. Om deze redenen is in de afgelopen kunstenplanperiode de nadruk op staat van dienst komen te liggen. Dit is helaas niet voldoende gebleken. Nog steeds wordt de Nederlandse filmwereld gekenmerkt door een grote versnippering die een verdere professionalisering in de weg zit. Door concentratie van producenten ontstaan ondernemingen die niet alleen beter in staat zijn grootschalige en hoogwaardige films te maken, maar die ook de stroom van goede en kleurrijke ideeën beter kunnen kanaliseren. Het Filmfonds zal zich in de periode 2009-2012 op de volgende onderwerpen richten: ★
Staat van dienst Kwaliteit aanvragen ★ Distributieplan ★ Deskundigheidsbevordering ★
Meer geld voor aanvragers met grote staat van dienst ii.1
Producenten zijn en blijven de voornaamste partner van het Filmfonds. Het is aan hen om de beste projecten te ontwikkelen of op te sporen. In de reglementen is in de loop der jaren de mogelijkheid van aanvragen door anderen dan producenten tot een minimum beperkt. Hoewel staat van dienst een grote rol speelt bij de beoordeling van subsidieaanvragen, zijn er alleen al bij speelfilm 140 aanvragers actief, van wie er 60 realiseringsbijdragen hebben ontvangen. Het aantal van 140 is te hoog. Het is zo opgelopen omdat het fonds per project selecteert. Staat van dienst is de afgelopen jaren wel mee gewogen, maar blijkbaar niet zwaar genoeg. Het fonds gaat met enkele gerichte maatregelen de versnippering in de productiesector tegen. In alle categorieën verstrekt het fonds meer subsidie aan minder aanvragers. Per afdeling wordt bekeken hoe dit het beste kan. Voor de lange speelfilm, waar het meeste geld omgaat, is een aantal concrete maatregelen ontwikkeld: ★
Minimumdrempel bij realiseringsaanvragen Tweederde van het maakgeld naar de twaalf beste producenten ★ Professionalisering door ontwikkelen kwaliteitstoets ★ Toetsing achteraf van de besteding van middelen ★
Minimumdrempel bij realiseringsaanvragen Uit onderzoek blijkt dat de kans op succesvolle realisering van een film sterk samenhangt met de ervaring en het gebleken
ii. het filmfonds richt zich op professionele filmmakers
succes van de producent. Omdat subsidie in principe voor zoveel mogelijk partijen toegankelijk moet zijn, is het zinvol om een eenduidige minimumdrempel in te bouwen: een aanvrager van een realiseringssubsidie zal voortaan minimaal twee films moeten hebben geproduceerd. 140 producenten kregen subsidie: ★ 80 producenten minimaal 0 geproduceerde films ★ 60 producenten minimaal 1 geproduceerde film ★ hiervan: 30 minimaal 2 geproduceerde films Het fonds verwacht dat deze beleidskeuze bijdraagt aan de consolidatie en professionalisering van de filmsector. Deze benadering wil niet zeggen dat het Filmfonds geen oog heeft voor beginnende filmmakers. Er is ruime aandacht voor jong en bewezen talent (zie hoofdstuk III.2). Tweederde maakgeld naar de twaalf beste producenten Door subsidies te verstrekken aan een beperkter aantal makers hoopt het Filmfonds een bijdrage te leveren aan de concentratie en daarmee aan de professionalisering van de Nederlandse filmsector. Concreet betekent dit dat het fonds het subsidiebedrag voor speelfilm opdeelt: tweederde gaat naar de meest succesvolle makers en éénderde naar jong talent. Dit is een aanscherping van de bestaande praktijk. Uit berekeningen van het fonds blijkt dat in de afgelopen jaren 55 procent van het realiseringsgeld terecht is gekomen bij twaalf productiehuizen (bijlage 3/fig. 5). In het nieuwe beleid wordt per jaar op grond van bewezen artistiek en commercieel succes bepaald welke twaalf producenten in aanmerking komen voor tweederde van het realiseringsgeld. Deze verdeling zal regelmatig worden geëvalueerd en getoetst aan de praktijk. Bovendien zal de komende vier jaar bekeken worden welke invloed uitgaat van deze verdeling op de uitvoering van de Suppletieregeling. Een eerste evaluatie heeft eind 2007 al tot
enkele aanpassingen geleid, maar de regeling is nog te kort van kracht om te kunnen zien in hoeverre gesubsidieerde films in staat zijn om het beoogde grotere Nederlandse publiek aan te spreken. Tevens wordt bekeken in hoeverre de Suppletieregeling voldoet aan de doelstelling dat filmproducenten in financiële zin profiteren van succesvolle films. Werk aan professionalisering door het ontwikkelen van een kwaliteitstoets In het kader van het bevorderen van professionaliteit wil het Filmfonds de beoordeling van aanvragers verder verfijnen en waar mogelijk objectiveren. Het beoordelen van de kwaliteit van productiehuizen is niet eenvoudig. De beste graadmeter is natuurlijk succes – het resultaat van bijvoorbeeld de laatste drie films – al kunnen ook andere factoren dan de kwaliteit van een producent bijdragen aan succes. Om de staat van dienst van makers objectiever te kunnen bepalen is het fonds een experiment gestart met een waarderingsmodel, waarin punten worden gegeven voor staat van dienst en recent artistiek en commercieel succes, investeringen van particuliere partijen en kwaliteit van scenario en filmplan. Ook de staat van dienst van regisseur en scenario schrijver spelen hierin een grote rol. Het model wordt op dit moment, na een eerste bespreking met de Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten (NVS) en in samenwerking met wetenschappers, verder ontwikkeld. Dit experiment kan worden verfijnd om te komen tot een beoordelingsmethode die de basis vormt voor een door de minister gewenste kwaliteitstoets. Het fonds zal de komende periode hiernaar studie verrichten. Bij de kwaliteitstoets kunnen naast artistieke en commerciële succesfactoren ook bedrijfsmatige factoren een rol spelen. Voorbeelden zijn: een goede planning (onder meer doorlooptijd, die nu gemiddeld anderhalf jaar bedraagt voor een complete speelfilm), een
ii. het filmfonds richt zich op professionele filmmakers
doordacht distributieplan (doelgroepen, distributiekanalen), gedegen contracten met makers, een actief festivalbeleid en een deugdelijke organisatie. De kwaliteitstoets kan ten slotte uitdrukking vinden in een, eveneens door de minister gewenst, keurmerk voor producenten. Evalueer besteding van middelen door toetsing achteraf Bij het verlenen van subsidie is de toetsing op doelmatige besteding van middelen een voorwaarde. Het fonds wil consequenties verbinden aan toetsing achteraf, voor zichzelf en voor aanvragers. Het fonds is verantwoordelijk voor de toekenning van subsidies aan artistiek veelbelovende en levensvatbare films. De producent is verantwoordelijk voor een effectieve, efficiënte en rechtmatige besteding van de middelen.
Kwaliteit aanvragen
ii.2
Ondanks de aankondiging in 2007 dat onvolledige aanvragen niet meer in behandeling worden genomen, komt het nog steeds voor dat in ingediende dossiers belangrijke stukken ontbreken. Bij speelfilm heeft de splitsing in twee fasen de administratieve rompslomp voor aanvragers weliswaar verminderd, toch ontbreekt in aanvragen te vaak een synopsis of zijn de rechten niet geregeld. Bij de Suppletieregeling is het merendeel van de aanvragen onvolledig. Ook blijkt dat nogal wat producenten het belang van een heldere regievisie onderschatten. Het helpt als selecteurs zich een levendige voorstelling kunnen maken van hoe een film eruit gaat zien. Al blijft het belang van een sterk scenario onverminderd groot, in binnen- én buitenland wordt steeds strenger gelet op de volledigheid van ingediende filmplannen. Zo leert ook de ervaring bij Eurimages, het coproductiefonds van de Raad van Europa, dat regievisies zwaar wegen.
Een manier om de kwaliteit van aanvragen te verbeteren, is door in alle categorieën het aantal indienmogelijkheden voor realisering terug te brengen naar twee per project. Een film die tweemaal is afgewezen, kan dan niet opnieuw worden ingediend. Dit dwingt producenten hun projecten zo krachtig mogelijk te ontwikkelen. Bovendien wordt voorkomen dat projecten al te zeer naar de wensen van de commissie worden gemodelleerd en dat de organisatie overmatig wordt belast door producenten die ideeën alleen maar toetsen. Uit cijfers blijkt dat projecten die veelvuldig worden behandeld, meestal toch geen realiseringssubsidie krijgen (bijlage 3/fig. 6).
Distributieplan
ii.3
De afgelopen planperiode overziend, moet het Filmfonds constateren dat een aantal artistiek hoogwaardige producties te weinig succes had. De films die in het kader van het project De Oversteek zijn gemaakt, behoren tot de artistiek interessantste van de laatste jaren. Ze zijn goed ontvangen en twee ervan, Guernsey en Langer Licht, werden geselecteerd op festivals (respectievelijk voor de Quinzaine des Réalisateurs in Cannes en de Tiger-competitie in Rotterdam). De films zijn evenwel internationaal onvoldoende aangeslagen en hebben in Nederland weinig publiek getrokken (bijlage 3/fig. 7). De vertonings regeling voor Nederlandse artistieke film, in 2007 in het leven geroepen, probeert hierin verandering te brengen, maar het fonds is van mening dat er meer moet gebeuren om een groter publiek te winnen voor de artistieke film: Al in aanvragen blijven de aspecten vertoning en distributie onderbelicht. Het Filmfonds treft te vaak obligate plannen aan. Bij speelfilm biedt de aanvraag in twee fasen producenten de mogelijkheid om in fase twee met een doortimmerd distributieplan te komen, maar de praktijk blijkt weerbarstig.
ii. het filmfonds richt zich op professionele filmmakers
Bij de andere categorieën leiden uitbrengplannen helemaal een kwijnend bestaan. Beloning achteraf voor publieksaantallen is de beste aansporing voor een uitgekiende uitbreng, die in ieder geval opnieuw bekeken moet worden als de werkkopie er ligt. Meer aandacht voor doelgroepen en distributiekanalen (film, dvd, tv, internet) kan daarbij helpen. De consument is kritischer en heeft naast een bezoek aan de bioscoop steeds meer keuzemogelijkheden, zoals dvd, video on demand, mobiel beeld en geluid. Het Filmfonds zoekt aansluiting bij de plannen van de NVS, de Dutch Directors Guild (DDG), het Netwerk Scenarioschrijvers en het Filmmuseum om de Nederlandse cinematografie digitaal te ontsluiten en zoekt naar mogelijkheden om producenten, regisseurs en schrijvers beter te belonen voor hun inspanningen. Variëren subsidie voor promotie en distributie Als een film eenmaal klaar is, wordt het bestaande uitbrengplan vaak aangepast aan het door distributeurs verwachte resultaat. Het fonds zal na dit moment het plan opnieuw bekijken en vanuit zijn distributieregeling een bedrag ter beschikking stellen. Ook hier wil het fonds in de toekomst strenger selecteren en variabel subsidiëren na raadpleging van betrokken marktpartijen. Voor kansrijke artistieke films moeten grotere bedragen beschikbaar komen. Testvertoningen Testvertoningen kunnen een belangrijk hulpmiddel zijn bij de montage en de uitbreng van een film. Het Filmfonds heeft dergelijke vertoningen zelfs verplicht gesteld. Deze verplichting laat het fonds vallen. Nu makers hiermee bekend zijn, behoort het tot de eigen verantwoordelijkheid van culturele ondernemers om te bepalen of een testvertoning nuttig is of niet. De producent kan voor een tegemoetkoming in de kosten wel een aparte aanvraag indienen bij het fonds.
Onderzoek marketingplan voor de Nederlandse artistieke film Het Filmfonds wil onderzoeken hoe het een extra bijdrage kan leveren aan de marketing van artistieke films. Met de brancheorganisaties zal het fonds bekijken wat het hierin kan betekenen. Een voorbeeld is het coördineren van de vertoning van trailers van komende films bij lopende Nederlandse films. CinemaNet en Cinema Delicatessen Ook de snelle ontwikkeling van digitale vertoning vergroot de mogelijkheden van distributie. Het Filmfonds heeft deze trend gestimuleerd met de ondersteuning van CinemaNet Nederland en Cinema Delicatessen. Voor producenten en distributeurs bieden deze verzelfstandigde instanties extra mogelijkheden. Festivals en distributie arthouse film Nederland kent een explosieve groei van het aantal film festivals. Het toont de groeiende kracht van film als kunstvorm. Het budget van de regeling festivals staat echter zwaar onder druk. Het ministerie is voornemens subsidie, rechtstreeks verstrekt aan aanvragers van festivals, naar het fonds over te hevelen. Hierbovenop vraagt het fonds, in navolging van de Raad voor Cultuur, 100.000 euro extra voor deze regeling. De distributie van de buitenlandse arthousefilm is recent overgeheveld van het departement naar het fonds. Ook deze regeling gaat gebukt onder grote budgetkrapte. Om de in de verdrukking komende buitenlandse kunstzinnige films beter tot hun recht te laten komen, wil het fonds 50.000 euro toevoegen aan de 310.000 euro die momenteel beschikbaar is voor distributeurs van dit type film.
bevordering van Deskundigheid ii. het filmfonds richt zich op professionele filmmakers
ii.4
Het Filmfonds zal een deel van de beschikbare scenariogelden inzetten voor talentontwikkeling van jonge schrijvers en regisseurs, mogelijk in samenwerking met het Binger Filmlab en het Netwerk Scenarioschrijvers om nieuwe terreinen te verkennen. Met het Binger worden hierover gesprekken gevoerd. Op een ander gebied werken Fonds en NVS samen met het Binger. Zo zijn er workshops gepland voor moderne marketing en tracking en voor distributiecontracten. Met de DDG, de NVS en het Netwerk Scenarioschrijvers – verenigd in het Platform Auteursfilm (PAF) – wil het fonds permanent blijven spreken over de ontplooiing van talent. In dit overleg zal ook de ontwikkeling van kunstzinnige films voor een breder publiek (de charismatische kunstzinnige film) aan de orde komen. Praktijkstudies Het Filmfonds verleent bijdragen aan individuele filmmakers die zich op hun vakgebied verder willen professionaliseren. Het betreft kortlopende workshops en cursussen van maximaal één jaar. Er is veel vraag naar deze bijdragen, waarbij het fonds als richtlijn hanteert dat alleen de cursusgelden voor vergoeding in aanmerking komen. Het fonds zal met de Mediadesk meer cursussen onder de aandacht brengen. Beurzen De Raad voor Cultuur bepleit beurzen en stipendia voor Nederlandse filmmakers in het buitenland. Alleen met meer geld van OCW kan voor deze gerenommeerde meerjarige opleidingen in het buitenland een studiebeurzenstelsel worden ontwikkeld.
Culturele Diversiteit Het Filmfonds zal de opmars van de multiculturele samen leving in de Nederlandse film krachtig bevorderen. Lange speelfilms als Shouf Shouf Habibi!, Het Schnitzelparadijs, Het Paard van Sinterklaas en heel recent Alibi trokken volle zalen en inspireren makers tot nieuwe ideeën. Onder de aanvragers bij het fonds bevindt zich een groot aantal makers met een multiculturele achtergrond. Gebleken is dat zij meer dan gemiddeld moeite hebben door te stromen als regisseur en schrijver. Met enkele gerichte maatregelen, zoals het aantrekken van speciale adviseurs, het stimuleren van de belangstelling voor film maken op scholen (met de Filmacademie) en een spreekuur, moedigt het fonds makers met een multiculturele achtergrond aan. In de komende kunstenplanperiode schept het Filmfonds in samenspraak met zijn adviseurs extra ruimte in het talentontwikkelingsprogramma voor makers met een multiculturele achtergrond.
Bevorder de eigenheid van de Nederlandse iii Film
iii. bevorder de eigenheid van de nederlandse film
Naast het cultureel ondernemerschap is het prikkelen van artistieke ontplooiing van jong en bewezen talent het tweede hoofdthema in het beleidsplan. Het Filmfonds is een cultuurfonds dat gespitst is op bijzondere artistieke aanwas om de filmkunst te bevorderen. Naast het steunen van films die volle zalen trekken, moeten staf, adviseurs en intendanten veel gevoel hebben voor bijzondere en kwetsbare films die bij fijnproevers opvallen door aanpak, originaliteit en eigenheid. Zij moeten nieuwe tendensen signaleren op nationaal en internationaal niveau en projecten stimuleren die de profilering van de Nederlandse film ten goede komen. Eigenheid Het Filmfonds vraagt professionele producenten om bij de ontwikkeling van hun plannen eigenzinnigheid en originaliteit voorop te stellen. De Nederlandse film moet het hebben van zijn eigenheid. Succesvolle publieksfilms als Zwartboek en Alles is Liefde kenmerken zich door een typisch Nederlandse eigenheid, die aanslaat bij het grote publiek. Ook bij de alom gewaardeerde kunstzinnige speelfilms als Drift, Guernsey en Langer Licht, de bekroonde animatiefilm Father and Daughter en de succesdocumentaire Forever spat de authenticiteit ervan af. Het Filmfonds wil eigenheid en originaliteit op de volgende manieren bevorderen: ★
Beloon succes Subsidie op maat voor talent ★ Talent en kwaliteit ★ Maakgeld bij intendant ★
Beloon succes
iii.1
Bewezen artistiek succes biedt een betere garantie op nieuw succes. In hoofdstuk II deden we plannen uit de doeken om het langetermijnsucces van productiehuizen krachtiger te steunen. Op deze plek gaat het om de beloning van indivi duele successen. De bestaande stimulans voor artistiek succes wordt uitgebreid. Het fonds trekt in 2009 meer geld uit voor de beloning van artistieke prestaties. Andere bonussen Bij documentaire doet vanaf 2009 een bonus op succes zijn intrede. Het fonds ontwikkelt ook bij animatie en O&O zo’n stimulans. Goed aangeschreven kunstenaars kunnen zo extra steun krijgen en de genres worden beter zichtbaar. Ook zoekt het fonds naar mogelijkheden om het aangaan van internationale coproductie aan te moedigen met extra subsidie. Het fonds bestudeert, mede op verzoek van het Netwerk Scenarioschrijvers, een idee voor een vrijplaats die enkele zeer ervaren scenarioschrijvers in de gelegenheid stelt een scenario te ontwikkelen. Dit zou kunnen door per jaar twee of drie stipendia uit te reiken aan succesvolle schrijvers. Suppletieregeling De Suppletieregeling heeft de stimulans voor commercieel succes overbodig gemaakt. Bij die stimulans werden de drie best lopende films beloond, terwijl in de Suppletieregeling bij alle renderende commerciële films de omvang van de verdiensten is gerelateerd aan het commerciële succes. De stimulans voor commercieel succes verdwijnt derhalve. De Suppletieregeling, die van de andere activiteiten van het fonds is gescheiden, stimuleert het aantrekken van markt kapitaal en beoogt commercieel succes te belonen. De supple-
iii. bevorder de eigenheid van de nederlandse film
tiebijdrage geldt als eigen inbreng van de producent, die via een preferente positie in het terugbetaalschema kan worden terugverdiend. De producent profiteert van de kaartverkoop en krijgt meer mogelijkheden om toekomstige filmprojecten te financieren. Financiering Los van deze financiële injecties wil het fonds de komende jaren met producenten tot een actieplan komen om structureel meer financiële armslag voor de Nederlands film te krijgen. Dat kan door met ijzersterke argumenten meer geld te vragen aan de overheid. Belangrijk is dat de hele branche zich achter één concreet plan opstelt: of dat nu herziening van het BTW-convenant is, toeslag op een bioscoopkaartje of belasting op dvd’s. Het fonds is bereid om hier de regie te voeren. Betere financiering moet ook kunnen met heldere afspraken binnen de productie- en distributieketen en door van distributeurs en bioscoopexploitanten daadwerkelijk een bijdrage te vragen. Hiervoor is meer inzicht nodig in de opbrengsten van films tot en met de dvd-verkoop en verkoop in het buitenland In dit verband steunt het fonds het initiatief van de NVS, de DDG en Netwerk Scenarioschrijvers voor een digitaal platform. Dit platform draagt bij aan de auteursrechtelijke positie van filmmakers, professionalisering en verbetering van hun inkomenspositie. Ook staat het fonds positief tegenover het actieplan auteursrecht van de DDG. Initiatieven die leiden tot hogere investeringen van vertoners (NVB) en distributeurs (NVF) juicht het fonds van harte toe. Zij kunnen bijdragen aan een groter succes voor de Nederlandse film én aan het eigen zakelijke succes.
Subsidie op maat voor talent iii.2
★ ★ ★ ★ ★ ★
Animatie O&O Documentaire Speelfilm E-cultuur Snelloket
Flexibele subsidiëring kan diversiteit helpen. Na het geslaag de experiment bij speelfilm wil het Filmfonds met ingang van 2009 bij alle categorieën de maxima laten vervallen. Het moet mogelijk worden om meer reliëf te geven aan het filmaanbod door bijzondere films een bijzondere subsidie te verlenen. Ook bij ontwikkeling wordt het mogelijk om de bestaande maxima te overschrijden, mits met redenen omkleed. Het fonds stelt meer geld beschikbaar voor meeschrijvende auteurs, regisseurs, scriptdoctors of scenariocoaches. Het gaat hier om begeleiding op maat. Animatie Ontplooiing van talent bij animatie richt zich de komende vier jaar op meer korte animatiefilms en de productie van de eerste lange animatiefilm sinds 1983. Om de ambities kracht bij te zetten volgt op de budgetverhoging van 2006 een nieuwe, forse verhoging met drie ton ten opzichte van het vorige kunstenplan. Tevens zal – mogelijk in samenwerking met het Stimuleringsfonds – een intendant worden aangesteld, belast met talentontwikkeling, innovatie en begeleiding. Hij zal ook aandacht schenken aan de toenemende toepassingen van animatie in andere genres.
iii. bevorder de eigenheid van de nederlandse film
De mogelijkheden en de belangstelling voor animatie zijn de afgelopen jaren spectaculair gestegen. Adviesbureau Berenschot, dat op verzoek van het Filmfonds een quick scan deed naar de animatiewereld, wijst op de vele mogelijkheden van animatie. Het beleid van het fonds om jonge animatie filmers te steunen heeft tal van filmplannen losgemaakt, die door afnemende belangstelling van omroep en andere financiers moeilijk te realiseren zijn. Hier zijn extra inspanningen gewenst, maar pas na scherpe selectie. Lange animatiefilms zitten in de hele wereld in de lift. Veel Europese landen (België en Denemarken voorop) leveren met de regelmaat van de klok artistiek hoogwaardige films af. Maar ook Nederland kent een flink aantal – met internationale prijzen overladen – talenten, zoals Rosto en Michael Dudok de Wit. De tijd is rijp voor een lange animatiefilm. Fondssubsidie hiervoor komt uit de regeling lange speelfilm en, mits aan de voorwaarden voldaan, de Suppletieregeling. Animatiefilmers zelf bepleiten extra aandacht voor scenario’s. Hier ligt een taak voor de intendant. Daarnaast stimuleert het fonds de productie van korte films (bijvoorbeeld van drie minuten) die meer kans hebben een publiek te bereiken (via bioscoop, internet en televisie). Op deze manier hoopt het fonds de belangstelling van omroepen, distributeurs en bioscopen voor animatie terug te winnen, zodat artistieke prestaties van animatiefilmers door een groter publiek gezien worden. Onderzoek & Ontwikkeling O&O staat bij uitstek open voor experiment en onderzoek naar grensverleggende vormen van verbeelden met audiovisuele middelen. Enerzijds wordt scherp geselecteerd op goed doortimmerde ideeën voor filmisch onderzoek, anderzijds brengt het ‘open staan’ voor nieuwe, eigenzinnige filmische benaderingen met zich mee dat de uitkomst soms ongewis is.
Ook hier zijn scherpe keuzes nodig wat betreft ideeën, wijze van aanpak en staat van dienst. Uitgesproken ideeën van talentvolle makers moeten ruim baan krijgen. Tegenover vernieuwende ideeën van jonge, eigenzinnige makers voor een lager budget wordt een welwillender houding ingenomen, opdat nieuw talent kan rijpen. Documentaire Bij documentaire neemt de rol van het Filmfonds toe door afnemende inspanningen van de omroep, terwijl het aantal bioscoopbezoekers stijgt. Ook hier is de druk op het budget bovenmatig hoog. Om aan de behoefte van het groeiende publiek te voldoen, moet er meer productiegeld komen voor documentaires. De Nederlandse documentaire blijft succesvol binnen en buiten de landsgrenzen. In de Nederlandse bioscoop hebben de afgelopen jaren films als Forever, Buddha’s lost Children en Goud het erg goed gedaan. In het buitenland zijn retro spectieven gewijd aan belangrijke Nederlandse makers als Heddy Honigmann, Jos de Putter en Frank Scheffer. De financiële middelen voor documentaire zijn de afgelopen kunstenplanperiode niet gegroeid. Ervaren makers zijn volop aan het werk, maar de groei van nieuw talent dreigt ernstig achterop te raken. De budgetten uit Hilversum zijn de laatste jaren teruggelopen, waardoor het fonds zich gedwongen ziet zijn inspanningen per film te verhogen. Het reguliere budget geeft echter geen ruimte. Hierdoor neemt het aantal fonds documentaires af. Met een ruimer budget heeft het Filmfonds de ambitie per jaar minimaal vijftien films te steunen. Met de publieke omroep wordt samengewerkt in het Teledoc-project, waarin boven op de uit de reguliere middelen door het Filmfonds gesteunde films een extra aantal documentaires gezamenlijk zal worden gefinancierd.
iii. bevorder de eigenheid van de nederlandse film
Het ontwikkelings- en begeleidingsbudget wordt verruimd om meer filmplannen uit te werken. Als opvolger van het project Every Picture Tells A Story (EPTAS) komt er naast de bonus voor succes een wild card om buiten het selectiesysteem om jaarlijks afgestudeerde makers met 40.000 euro een documentaire te laten maken. Lange speelfilm Het Filmfonds gaat met een ambitieus project talentvolle regisseurs en schrijvers selecteren die worden begeleid door ervaren producenten. In dit initiatief komen verschillende (speel)films tot stand binnen de driehoek producent, regisseur en schrijver met als doel om gezamenlijk met de NVS, de DDG, het Netwerk en de publieke omroep nieuwe en bewezen talenten sneller tot ontwikkeling te laten komen. Er wordt geld apart gezet om deze makers gedurende een langere periode te steunen. Met de partners wordt momenteel over verdere invulling van dit plan overleg gevoerd. Hierbij is ook de Telefilm betrokken, het omroepproject voor televisiefilms, dat mogelijk in dit grotere initiatief kan worden ingepast. Dit plan komt boven op de bestaande projecten ter bevor dering van talent, waarin het Filmfonds met omroepen en andere fondsen samenwerkt (bijlage 3/fig. 8). Deze vormen een getrapt model, waarin jonge makers na hun eindexamenfilm een marsroute bewandelen op weg naar een lange speelfilm via KORT! (10 minuten), One Night Stand (40 minuten) en De Oversteek (debuut of tweede film). Om doorstroming te bevorderen is het Filmfonds voorstander van meer regie en samenhang tussen de hierboven genoemde verschillende projecten. In de selectieprocedure zouden de resultaten van voorgaande projecten een grotere rol mogen spelen. Veelbelovende talenten moeten zoveel mogelijk aan de slag blijven. Met het Stimuleringsfonds wordt overlegd over uitbreiding van het project One Night Stand.
De afgelopen jaren heeft het Filmfonds van de minister driemaal twee miljoen euro gekregen om de artistieke film te stimuleren. Dit geld is gebruikt voor het experimentele project De Verbeelding, waarin de grens tussen de experimentele en de kunstzinnige film wordt verkend (in samenwerking met de Mondriaan Stichting). Het overige geld is besteed aan meer productiegeld voor enkele kansvolle films, internationale coproducties en een jeugdfilm. Het heeft geleid tot een opbloei van artistieke projecten. Het fonds vraagt de minister om deze extra subsidie van twee miljoen te continueren om deze activiteit voort te kunnen zetten. Een substantieel deel van dit bedrag is bestemd voor de Vertoningsregeling voor Nederlandse arthousefilms die in 2007 voor drie jaar van start is gegaan met subsidie van de minister. Voor jeugdfilms met een artistieke ambitie, is het project Cinema Junior in het leven geroepen. De Raad voor Cultuur pleit voor meer van deze films*. Het Filmfonds breidt met de publieke omroep dit project uit naar gemiddeld één artistieke jeugdfilm per jaar. De bestaande commissie Jeugd beslist nu nog enkel over scenario-ontwikkeling, maar zal een grotere rol krijgen bij de selectie voor realiseringssubsidie. E-cultuur De revolutie op het gebied van e-cultuur gaat razendsnel. Het aantal projecten dat niet meer gebonden is aan één bepaalde discipline, categorie of platform groeit jaarlijks. Het Filmfonds staat open voor deze ontwikkelingen. Het neemt al deel in de Interregeling, de speciale subsidie van OCW aan samenwerkende fondsen voor vernieuwende en multidisciplinaire projecten, maar er is in het veld en bij het fonds behoefte aan meer initiatieven. ** Omdat e-cultuur op talloze vlakken opduikt en het Filmfonds onmogelijk overal actief kan zijn, staat de filmische benadering van projecten voorop: verhaalvorm en visualisering. * adviesrapport 'Kinderfilm, naar een volwassen beleid' van de Raad voor Cultuur, 2006 ** onderzoek 'Het Nederlands Fonds voor de Film binnen E-Cultuur' van Wolting/Olde Rikkert, 2008
iii. bevorder de eigenheid van de nederlandse film
In sommige gevallen wordt, net als bij O&O, de voorwaarde van bioscoopvertoning vervangen door vertoning in een openbare ruimte. Om expertise te kweken op het terrein van e-cultuur zal het fonds in de periode 2009-2012 een speciale adviseur voor e-cultuur aanstellen, die fungeert als aanspreekpersoon. Bij hem worden e-cultuurplannen ingediend, waarna een toets volgt op het criterium van filmische benadering. De adviseur bepaalt de route door het fonds: documentaire, speelfilm, animatie of O&O. Hij neemt deel aan de vergadering van de betreffende adviescommissie om het project toe te lichten. Deze adviseur volgt de tendensen in het veld, bezoekt festivals en eindexamenpresentaties en bevordert innovatie in alle categorieën. Bij speelfilm is deze innovatie in 2007 ingezet met het project De Verbeelding. De adviseur onderzoekt ook de mogelijkheid van enkele bijzondere initiatieven, zoals een wild card voor bepaalde makers, en hij bestudeert of het fonds serious games moet stimuleren, al of niet in samenwerking met de omroep en het Stimuleringsfonds. Snelloket Door de snelle technische ontwikkelingen is het voor makers steeds eenvoudiger om zonder of met een klein beetje subsidie films te maken. Juist onder deze groep filmmakers gaan vele nieuwe ideeën schuil, die het fonds als aanjager van eigen zinnigheid moet steunen. De manier van werken van deze vernieuwers strookt niet altijd met de procedures van het fonds. Daarom creëert het fonds een snelloket, waar de aanvraag procedure eenvoudiger is en sneller besloten wordt wel of niet bij te dragen. Het gaat hier om relatief kleine bedragen (maximaal 15.000 euro per project) en om filmplannen met een relatief eenvoudig productieproces. Voor deze makers wordt 150.000 euro apart gezet. Kleinschaligheid staat voorop, ook in de begroting. De regeling staat open voor alle categorieën.
Een adviseur toetst op kwaliteit, professionaliteit en eigenzinnigheid en wijst een aanvraag vervolgens toe of af. Jonge makers kunnen via deze laagdrempelige procedure snel aan de slag. Ze moeten kunnen overleggen: filmplan (scenario, plan van aanpak, regievisie), begroting, cv en eventueel reeds gemaakte opnamen.
talent en kwaliteit
iii.3
Artistiek talent en kwaliteit, gekoppeld aan professionaliteit, zijn de criteria voor selectie, die gemaakt wordt door adviseurs en intendanten. Het Filmfonds heeft met adviseurs goede ervaringen. Ze zijn deskundig en betrokken en gaan consciëntieus te werk. Het ideale aantal per commissie is drie, schreef Suzanne van Voorst in haar rapport* over advisering, tenzij extra expertise welkom is (bepaalde genres, technische kennis, marktkennis). De minister heeft in zijn uitgangs puntenbrief het Filmfonds gevraagd nader in te gaan op de beoordelingscriteria. Stroomlijnen criteria De verschillen in beoordelingscriteria per categorie worden zoveel mogelijk teruggebracht. Bij lange speelfilm zijn de afgelopen jaren veranderingen doorgevoerd die de selectiemethode verhelderen. De andere categorieën zullen zoveel mogelijk worden gestroomlijnd naar dit voorbeeld. De aan gekondigde proef met een waarderingsmodel met punten kan hierbij van dienst zijn. Bij speelfilm maakt de komst van de Suppletieregeling het mogelijk films te subsidiëren die op artistieke gronden niet door de selectie komen, maar die wel voldoende marktfinanciering hebben gevonden om aan de voorwaarden van de Suppletieregeling te voldoen. Dat neemt niet weg dat uit het * Een goed advies, 2002
iii. bevorder de eigenheid van de nederlandse film
budget voor lange speelfilm behalve artistieke films, ook films die een breed publiek aanspreken worden gesteund die artistieke waarde hebben. Budget De adviescommissie heeft in elke categorie jaarlijks een door het fonds van tevoren bekendgemaakt bedrag ter beschikking. Om aan te geven dat het hier gaat om de selectie van topkwaliteit wordt het aantal indienmomenten van realisering bij lange speelfilm teruggebracht van vijf naar vier per jaar. Bij de Suppletieregeling kan continu worden ingediend. Bij animatie en O&O is het aantal indienmomenten ook maximaal vier. Alleen bij documentaire, waar de actualiteit van groot belang kan zijn, wordt vaker ingediend. De commissie houdt overzicht over de filmplannen en weegt ze ten opzichte van elkaar af. De website van het fonds houdt op toegankelijke wijze alle toekenningen bij. Vaste adviseurs Alle categorieën werken met vaste adviseurs, die voor een bepaalde periode worden benoemd. De fondsstaf houdt overzicht over wat is toegekend en – voor zover mogelijk – wat er aan indieningen nog te verwachten valt. De commissie speelfilm telt minimaal twee vaste adviseurs, die elke twee jaar rouleren. Het profiel van deze vaste adviseurs schrijft een brede kennis van film – scenario, publieksbereik, artistieke potentie – voor. Deze twee leden worden per vergadering bijgestaan door een steeds wisselende adviseur en indien nodig door specialisten. De afdeling speelfilm stelt van tevoren met een financieel ter zake kundig commissielid een zakelijk advies op over een filmplan, en de hoogte van het budget, dat wordt ingebracht op de vergadering. Bij speelfilm stellen de meeste aanvragers er prijs op hun plan mondeling toe te lichten. Bij andere categorieën is om doelmatigheids redenen alleen een mondelinge toelichting vooraf moge-
lijk op initiatief van de commissie. In alle gevallen is na het besluit op de aanvraag een gesprek mogelijk. Hoogte bijdrage Bij speelfilm stelt de commissie in de eerste fase ook de hoogte van de subsidie vast. Ze kijkt hierbij naar de hoogte van de gevraagde bijdrage, het budget, de kwaliteit van het project en de gemiddelde fondsbijdrage. De commissie kan voor kansrijke projecten met veel artistieke kwaliteit hogere bijdragen blijven uittrekken, mits gemotiveerd in het advies. Ook zal ze inspanningen van andere partijen, zoals distributeurs, omroep of sales agents, betrekken in de afwegingen. In 2007 en 2008 is enkele malen een miljoen euro toegekend, omdat de commissie geloofde in de artistieke potentie van deze projecten.
Maakgeld bij intendant iii.4
De komst van de intendant bij lange speelfilm symboliseert voor veel makers de omvorming van het Filmfonds van een bureaucratische tot een toegankelijke instelling. Het contact is snel, rechtstreeks en vruchtbaar. Aanvragers waarderen de vakkennis. De regel dat intendanten elke twee jaar wisselen garandeert dat er verschillende smaken aan bod komen en stelt hen in staat compromisloos te werk te gaan. Bij documentaire is voor een afgezwakte vorm van het intendantschap gekozen: het hoofd is een maker uit het veld die met de adviseurs de selectie verricht. Bij animatie start in 2009 een experiment met een intendant die adviseert en begeleidt. De beslissing over een maakbudget wordt later genomen. Tot dan ligt de selectie, net als in de categorie O&O, bij de commissie-
iii. bevorder de eigenheid van de nederlandse film
leden. Het fonds zal vanaf 2009 ook elders intendantprocedures invoeren, zoals bij het snelloket (zie III.2/snelloket). Twee routes bij speelfilm De mogelijkheid om selectie door intendanten te laten verrichten wordt bij speelfilm verscherpt en uitgebreid. Er komt naast de selectie door de adviescommissie een volwaardige tweede route via de artistieke en commerciële intendanten. Het maakgeld is verhoogd naar drie miljoen per intendant voor zijn hele zittingsperiode. Hij verbindt zich met een realiseringssubsidie aan minimaal vijf films. De omvang van de bijdragen kan ook hier naar eigen inzicht variëren. Selectieve scenariobegeleiding De filmbrief vraagt het Filmfonds om de taak van de intendanten bij scenariobegeleiding in te perken (bijlage 3/fig. 9). De nadruk moet meer liggen op selectie. Vanaf 2008 wordt het aantal scenario’s dat een intendant begeleidt, beperkt tot maximaal twintig. Daarnaast wordt vastgesteld dat deze projecten pas kunnen worden ingediend bij de adviescommissie als de intendant schriftelijk heeft meegedeeld het project niet verder te willen ontwikkelen. De intendant kan ook op het gebied van deskundigheidsbevordering een rol spelen in de plannen van het fonds. In het verleden hebben intendanten workshops en thema-avonden gehouden. Bij aanvang geven de intendanten aan welke prioriteiten ze aanbrengen in hun selectie.
Kijk naar hetiv buitenland
Nederlandse filmmakers vinden moeilijk aansluiting bij de internationale filmwereld. Nederland is een relatief kleine markt en de bestaande subsidiesystemen dwingen filmmakers niet echt over de grens te kijken, waardoor netwerken te fragiel blijven om internationaal aan de weg te timmeren. Ervan uitgaande dat selectie in het buitenland bijdraagt aan de kwaliteit van het filmproduct uit Nederland, acht het Filmfonds het meenemen van de internationale dimensie van belang. Het Filmfonds wil de filmmakers overhalen meer naar het buitenland te kijken met de volgende middelen:
iv. kijk naar het buitenland
★
Coproduceren moet ★ Nieuwe grenzen ★ Holland Film meer armslag ★ HGIS stimuleert
Coproduceren moet
iv.1
Voor diepgaande ontplooiing van artistieke film moeten producenten participeren in internationale coproducties en toegang krijgen tot grotere netwerken en bredere distributiekanalen, zoals internationale festivals. Ze moeten ook op de hoogte zijn van de creatieve vernieuwing buiten de landsgrenzen. Dit gebeurt te weinig, omdat het schort aan oriëntatie op het buitenland en omdat er in Nederland slechts beperkt financiering te vinden is om buitenlandse partners te interesseren. Er moet meer geld komen voor internationale coproducties. Het fonds wil hier, afhankelijk van de kwaliteit van projecten, 300.000 euro extra voor reserveren. Daarnaast gaat het fonds deelname aan internationale coproducties daadwerkelijk belonen: mogelijk financieel, mogelijk via het waarderingsmodel.
Het coproductiebeleid van het fonds is gebaseerd op drie pijlers: internationale afspraken, wederkerigheid en artistieke kwaliteit. Internationale afspraken Het Filmfonds bouwt internationale samenwerking uit, met onder andere Eurimages, het Vlaams Audiovisueel Fonds en Duitse fondsen. De regeling met Vlaanderen bevalt beide partijen uitstekend; producenten leren samenwerken en de coproducties doen het beter bij Eurimages. Bijkomend voordeel is dat de regeling de zorg over wederkerigheid wegneemt. Besloten is dat documentaire en animatie de speelfilm volgen door in de coproductieovereenkomst met Vlaanderen jaarlijks twee films per fonds te steunen. Het zou mooi zijn als door het beschikbaar komen van meer geld soortgelijke overeen komsten kunnen worden gesloten met andere partners. Wederkerigheid Het fonds wil graag het aangaan van internationale minderheidscoproducties stimuleren, maar dit kan niet zonder het omgekeerde: financiële steun uit het buitenland voor Nederlandse producties. In het verleden is geregeld te veel geld naar het buitenland gevloeid in verhouding tot wat er binnenkwam. Met sommige landen heeft Nederland een negatieve balans, met andere een positieve. Wederkerigheid zal bij het fonds nooit een doel op zichzelf zijn, maar de verhoudingen kunnen ook niet volledig uit het oog worden verloren. Artistieke kwaliteit Het Filmfonds houdt altijd de mogelijkheid open om, behalve in internationale samenwerkingsverbanden, deel te nemen in artistiek interessante projecten met minder voor de hand liggende partners, zoals het Hubert Bals Fonds, die producenten aanzetten tot het leggen van waardevolle contacten.
Nieuwe grenzen
iv.2
iv. kijk naar het buitenland
Het Filmfonds heeft de intentie de samenwerking met het buitenland uit te breiden naar Zuid-Afrika, Australië, andere Duitse fondsen, Wallonië en Luxemburg. Nederlandse producenten zien mogelijkheden in deze landen en daar waar de belangstelling wederzijds is, zal het Filmfonds contacten aanknopen. Jonge producenten worden aangemoedigd hun grenzen te verkennen door meer te participeren in Europese programma’s. Economisch Fonds Om Nederland interessanter te maken voor buitenlandse producenten zou er een economisch fonds van de grond moeten komen. Alle ons omringende landen – zoals Duitsland, België, Luxemburg, Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje en Zweden – kennen dergelijke fondsen die buitenlandse producties binnen de lansgrenzen halen. Dit zou niet alleen het aangaan van internationale coproducties stimuleren, maar ook de trend kunnen keren dat Nederlandse producties steeds vaker het buitenland opzoeken, waardoor belangrijke economische activiteit voor de Nederlandse filmindustrie verloren gaat. Verkoop buitenland omhoog De verkoop van Nederlandse films in het buitenland groeit. Producenten en het Filmfonds zijn het erover eens dat deze export nog eens kan worden bevorderd met een gestructureerde aanpak: met een betere uitwisseling van gegevens en betere samenwerking.
Holland Film meer armslag iv.3
Holland Film heeft de afgelopen jaren succesvol gewerkt aan de promotie van de Nederlandse film. Het budget is evenwel al jaren niet verhoogd en Nederland blijft op het gebied van filmpromotie achter bij de concurrentie. Een verruiming is dringend gewenst. De positie van Holland Film in het Sectorinstituut wordt, zoals in het voorwoord vermeld, in een ander beleidsdocument behandeld. Hoe de toekomst voor Holland Film ook uitpakt, het huidige budget is te klein.
HGIS stimuleert
iv.4
De HGIS-middelen en de extra HGIS-middelen van het ministerie van Buitenlandse Zaken stellen het Filmfonds in staat gehoor te geven aan de wens van de minister dat filmmakers meer over de grens kijken. Het fonds zal de komende vier jaar Nederlandse filmmakers in contact brengen met buitenlandse filmmakers door Nederlandse activiteit in het buitenland te stimuleren en buitenlandse in Nederland. Met de Kopenhagen Denktank wordt gewerkt aan de vorming van een European Think Tank on Film. Een eerste bijeenkomst met de Benelux-landen over effectiviteit van overheids subsidies zal in de zomer van 2008 in Amsterdam worden georganiseerd.
Het Filmfonds als partner van v filmmakers
v. filmfonds als partner van filmmakers
De radicale keuze voor professionele culturele ondernemers stelt aan het Filmfonds zwaardere eisen. Het fonds zal als partner van de filmwereld zijn beoordelingcriteria verder verduidelijken en de taakverdeling tussen producenten en fonds helder omschrijven om te komen tot een meer zakelijke verhouding. Bovendien wordt aan het eind van de rit rekenschap afgelegd door zowel producenten als het Filmfonds (staf en adviseurs). Zij evalueren samen, opdat beide – fonds en producenten – lering trekken uit succes én falen. Filmfonds effectief organiseren Het Filmfonds moet zich organiseren volgens eenduidige principes. Daarnaast moet het fonds grote doelmatigheid betrachten bij het besteden van schaarse middelen. Ten slotte worden er eisen gesteld aan de helderheid van de besluit vorming. Als subsidiegever namens de overheid moet het Filmfonds verantwoording afleggen over de wijze waarop besluiten worden genomen en worden uitgevoerd. Van het fonds mag worden verwacht dat er sprake is van helder gedefi nieerde processen, consistente dienstverlening en duidelijkheid. Daarom wil het Filmfonds aandacht besteden aan: ★
Eenduidige werkwijze Verhogen service ★ Vergroten inzichtelijkheid ★ Afspraak = Afspraak ★
Eenduidige werkwijze
v.1
Het aantal aanvragen dat het Filmfonds binnenkrijgt, ligt tegen de duizend per jaar. Tijdige afhandeling is voor makers belangrijk. De wet schrijft bij verschillende soorten aanvragen maximale behandeltijden voor. Aanvragers moeten zekerheid hebben over de duur van de afhandeling. In iedere organisatie is er na verloop van tijd sprake van een zekere sleet in de werkprocessen. Dit vloeit voort uit veranderende opvattingen van klanten, medewerkers en andere betrokkenen. Het is daarom belangrijk om de werkwijze regelmatig te toetsen op doelmatigheid. Stroomlijning procedures voor alle categorieën In de afgelopen periode is de werkwijze voor lange speelfilm aangepast. Op basis van deze ervaringen wordt de procedure voor alle categorieën aangescherpt. Uitgangspunten zijn: eenheid en consistentie, vereenvoudiging met het oog op doelmatigheid en snelheid van handelen, vermindering van de bureaucratie. Aandacht wordt besteed aan het verder expliciteren van de rollen en verantwoordelijkheden van het fonds (medewerkers, directeur, bestuur) en de aanvragers. Om ervoor te zorgen dat de werkwijze consistent is, zal het fonds de communicatie met het veld bevorderen en medewerkers en adviseurs trainen. Terugbrengen aantal reglementen Het fonds heeft door de jaren heen steeds meer regelingen gekregen, elk met een eigen reglement. Dit werkt belemmerend voor effectieve dienstverlening. In de komende planperiode worden verschillende regelingen zoveel mogelijk samengesmolten, te beginnen met promotie, distributie en vertoning.
Verhogen van service v. filmfonds als partner van filmmakers
v.2
Het Filmfonds biedt goede service met een heldere werkwijze. Daartoe is professionaliteit gewenst binnen de organisatie zelf. In de dagelijkse praktijk zijn de medewerkers veelvuldig in contact met de filmsector. Deze, vaak informele, contacten kunnen niet afdoende worden gereguleerd in systemen en procedures. Tegelijkertijd is consistente communicatie met de sector essentieel: met de financiering van films zijn grote belangen gemoeid. Daarom is een gemeenschappelijke opvatting over professioneel handelen bij de medewerkers van het fonds een randvoorwaarde voor goede service. Bij opvattingen over professioneel handelen hoort een gemeenschappelijk beeld over klanten en hoe deze worden bejegend, de mate waarin ondersteuning wordt geboden aan filmmakers en de condities waaronder dit gebeurt, de manier waarop knel punten effectief kunnen worden opgelost en de rol van het Filmfonds zelf.
Vergroten van inzichtelijkheid
v.3
De eisen op het gebied van corporate governance zijn de afge lopen periode sterk toegenomen. Dit heeft ook zijn weerslag op het Filmfonds als besteder van openbare middelen. Tegen deze achtergrond wil het fonds inzichtelijk zijn. Dit betreft enerzijds de besluitvorming rond subsidietoewijzing en anderzijds de verantwoording van de besteding van middelen. Dit houdt in dat ook aandacht wordt besteed aan het vastleggen van taken en verantwoordelijkheden, aan de controle achteraf (onder meer accountantscontrole) en aan het aangeven van prestatie-indicatoren.
Afspraak = Afspraak
v.4
In de afgelopen planperiode is er discussie geweest over de rol en opstelling van het Filmfonds. Met het strategisch plan 2009-2012 wil het fonds duidelijk maken waar het voor staat. Cultureel ondernemerschap houdt in dat het fonds producenten, regisseurs en scenarioschrijvers ziet als volwaardige gesprekspartners. Dit vraagt om duidelijkheid over de onderlinge taken en rolverdeling. Belangrijk is hierbij dat de participanten en het Filmfonds hun verantwoordelijkheid waar maken. Hierbij geldt het principe ‘afspraak=afspraak’. Dit principe vormt de basis voor wederzijds respect.
Voor ambitieviis geld nodig
vi. voor ambitie is geld nodig
Professionaliteit heeft zijn prijs. Dankzij de inspanningen van de overheid staat de Nederlandse film op de kaart. De tijd is rijp voor een internationale doorbraak en het zou vreemd zijn als de overheid op zo’n kansrijk moment op subsidie beknot. Nederland scoort in Europa nog steeds te laag als het gaat om uitgaven aan film per hoofd van de bevolking (bijlage 3/fig. 10). Met een stijging van tien procent van het budget kan het Filmfonds de minimumtaken die de minister belangrijk vindt, naar behoren uitvoeren. Budgetverhoging Alleen met budgetverhoging kan het fonds gehoor geven aan de initiatieven die in de Filmbrief van het fonds worden gevraagd. Mocht deze budgetuitbreiding uitblijven, dan zal het fonds zich gedwongen zien scherpe keuzes te maken en kunnen enkele beleidsvoornemens niet worden uitgevoerd.
‘we hebben meer dan alleen familiefilms nodig om een breed publiek te trekken’ Wilco Wolfers, voorzitter Nederlandse Federatie voor de Cinematografie
Gouden Leeuw, Venetië
‘we moeten weg uit het veilige midden; risico’s nemen!’ Frans van Gestel, producent IDTV Film
Gouden Palm, Cannes
‘we moeten nieuw talent stimuleren en bestaand talent koesteren’ Doreen Boonekamp, directeur Nederlands Film Festival
Oscar, Los Angeles
‘om de nederlandse film succesvol te maken is volume nodig’ Ron Sterk, bioscoopexploitant
Bijlage 01: Meerjaren begroting 2009-2012
bijlage 1: toelichting meerjarenbegroting
Meerjarenbegroting 2009-2012 Toegelicht Baten
Opbrengsten Het fonds heeft geen inkomsten uit publieksinkomsten of algemene sponsoring. Terugbetalingen op eerder verleende bijdragen en lager vastgestelde en ingetrokken bedragen zijn niet op voorhand te schatten en worden derhalve vermeld als pro-memoriepost. De overige indirecte opbrengsten bestaan voornamelijk uit geschatte rente-inkomsten. Bijdragen Overeenkomstig de inrichtingseisen van het ministerie van OCW is deze meerjarenbegroting gebaseerd op het subsidieniveau 2006, exclusief incidentele subsidies. Op de volgende punten wijkt deze meerjarenbegroting af van die van 2006: ★ In 2006 werd naast de reguliere subsidie door het ministerie nog
een extra subsidie verstrekt van 2,5 miljoen voor de artistieke film en filmvertoning. Deze subsidie is niet meer van kracht voor de periode 2009 – 2012. ★ In 2006 bestond de Suppletieregeling nog niet. Deze regeling is nu ook opgenomen in de meerjarenbegroting. ★ De incidentele subsidie voor Publieksfilm en Intendant van 2006 is omgezet in reguliere subsidie voor de Uitvoeringsregeling Lange Speelfilm.
De bijdrage van de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie is gebaseerd op de ongewijzigde voortzetting van de BTW-overeenkomst, zoals deze op 10 juli 1998 met het Nederlands Fonds voor de Film is afgesloten.
Lasten
Overeenkomstig de inrichtingseisen van het ministerie van OCW is deze meerjarenbegroting gebaseerd op het loon- en prijspeil van 2006. Hieronder worden alleen die beheerslasten toegelicht die afwijken van de realisatie 2006.
Beheerslasten
i
1. Personeelskosten Voor de periode 2009-2012 is uitgegaan van de volgende personeelsbezetting: Afdeling ★ Directie ★ Secretariaat ★ Personeelszaken (valt onder directie) ★ Financiële zaken ★ Algemeen zaken - Staf - Ondersteunend - Suppletieregeling totaal
* Een goed advies, 2002
fte 1,0 2,9 0 1,1 8,3 4,8 2,1 20,2
bijlage 1: toelichting meerjarenbegroting
De stijging wordt veroorzaakt door: ★ De 2,1 fte van de Suppletieregeling. ★ De 2,2 fte van hoofd Lange Speelfim, promotiemedewerker en intendant vallen nu onder de beheerslasten. Deze stonden in het vorige kunstenplan nog onder de activiteitenlasten. ★ D e rest van de stijging (0,2) komt voort uit de uitbreiding van activiteiten. 2. Huisvesting De stijging van de huisvestingslasten wordt veroorzaakt door een huurverhoging die in juli 2007 is ingegaan. 3. Algemene presentatiekosten De publiciteitskosten zijn verhoogd in verband met extra activiteiten ter verbetering van de communicatie.
De medewerker HGIS-regeling wordt betaald uit de HGISgelden van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De consulent ANF valt buiten de beheerslasten, zoals is afgesproken met het departement in 2004. 2.Activiteitenlasten materieel Wijzigingen Begroting Project- en activiteitenbijdragen. Hieronder zijn alleen de afwijkingen van de vorige meerjaren begroting weergegeven:
Kosten nieuw beleid ★
Arthousefilm en Vertoningsregeling* Documentaire ★ Animatie ★ Internationale coproducties ★ Filmfestivals, -manifestaties & inv. ★ Distributie buitenlandse arthousefilm ★ Snelloket totaal ★
4. Overige lasten Onder overige lasten zijn de beheerslasten van de Suppletie regeling opgenomen. Dit zijn de niet-personele lasten van deze regeling.
Activiteitenlasten 1. Activiteitenlasten personeel Voor de periode 2009-2012 rusten de volgende personeelslasten op de activiteitenbegroting:
ii
2,00 0,60 0,30 0,30 0,10 0,05 0,15 € 3,5 miljoen
Buiten beleidsintensivering om: Teledoc (met Omroep) ★ Overdracht subsidiëring van rechtstreekse aanvragers ministerie naar Filmfonds (bijvoorbeeld Amsterdam Fantastic Filmfestival, Filmkrant) ★
categorie fte ★ Medewerker HGIS-regeling 0,5 ★ Consulent ANF 0,8 totaal 1,3
* De driemaal eerder verstrekte 2,5 miljoen euro voor Artistieke film en vertoning betrof een tijdelijke subsidie voor de periode 2006-2008. Deze subsidie wordt niet voortgezet na 2008. er wordt nu 2 miljoen euro subsidie aangevraagd om de activiteiten voort te zetten.
MEERJAREN BEGROTINg
Normbegroting 2009 - 2012 incl. intensiveringen €
Realisering 2006 €
bijlage 1: meerjarenbegroting 2009 - 2012
BATEN
A OPBRENGSTEN A.1 Directe opbrengsten A.1.1 Publieksinkomsten 0 0 A.2.2 Overige directe opbrengsten 0 0 A.2 Indirecte opbrengsten A.2.1 Algemene sponsoring 0 0 A.2.2 Overige indirecte opbrengsten 339.601 485.465 Totaal opbrengsten: 339.601 485.465 B BIJDRAGEN B.1 Subsidie ministerie van OCW 37.207.181 21.374.742 B.2 Overige subsidies 600.000 400.000 B.3 Dotatie NFC 907.560 907.560 Totaal bijdragen: 38.714.741 22.682.302 Totaal opbrengsten en bijdragen 39.054.342 23.167.767
LASTEN
C BEHEERSLASTEN C.1 Beheerslasten personeel 1.517.908 1.197.842 C.2 Beheerslasten materieel 998.534 688.876 Totaal beheerslasten: 2.516.442 1.886.718 D ACTIVITEITENLASTEN D.1 Activiteitenlasten personeel 110.000 215.262 D.2 Activiteitenlasten materieel 36.427.900 19.507.332 Totaal activiteitenlasten: 36.537.900 19.722.594 Totaal beheers- en activiteitenlasten 39.054.342 21.609.312
SALDO
0
1.558.455
specificatie BATEN
Normbegroting 2009 - 2012 incl. intensiveringen €
bijlage 1: meerjarenbegroting 2009 - 2012
A.1 Directe opbrengsten 1. Lager vastgestelde en ingetrokken bedragen p.m. A.2. Indirecte opbrengsten Terugbetalingen op eerder verleende bijdragen p.m. Rente-opbrengsten 337.907 Overige opbrengsten 1.694
Totaal
Opbrengsten
339.601
B.bijdragen B.1.a.Subsidie ministerie van OCW 16.308.137 B.1.c OCW extra subsidie Lange Speelfilm 7.000.000 (DK/B&B/2007/22234) B.1.d OCW Eurimages-gelden (niveau 2006)* 899.044 B.1.e OCW Artistieke film 0 B.1.f OCW Filmvertoning 0 B.1.g. Suppletieregeling 13.000.000 B.2 BuZa HGIS 600.000 B.3 Dotatie NFC 907.560
Totaal
Bijdragen
38.714.741
* subsidie Eurimages is verhoogd naar 925.000 euro
Realisering 2006 €
83.009 62.855 337.907 1.694
485.465 12.225.348 5.764.500 901.560 2.000.000 483.334 0 400.000 907.560
22.682.302
specificatie uitgaven
Normbegroting 2009 - 2012
Omvang intensivering
beheerslasten incl. intensiveringen € €
bijlage 1: meerjarenbegroting 2009 - 2012
Personeelskosten
Salaris directie 105.245 - Salaris secretariaat 82.387 - Salaris personeelszaken (valt onder directie) 0 - Salaris financiële zaken 37.652 - Salaris algemene zaken 535.850 - Salarissen Suppletieregeling 180.000 - Salarissen intendanten 134.774 - Salaris uitvoeringsregeling Lange Speelfilm 139.753 - (voorheen Publieksfilm)
totaal
brutosalarissen vast personeel
Pensioenpremie Pensioen overig Afdracht sociale lasten (minus inhouding) Ziektewetvoorziening
totaal
sociale/pensioenlasten vast personeel
totaal subtotaal
overige personeelskosten
personeelskosten
€
105.245 82.387 0 37.652 404.982 0 134.774 139.753
1.215.661
-
904.793
108.789 12.656 62.813 50.728
- - - -
108.789 12.656 62.813 50.728
234.986
234.986
- - - -
22.215 -9.198 3.152 41.894
-
Uitzendkrachten/vervangend personeel Ziektewetuitkeringen Opleidingen personeel Overige personeelskosten
Realisering 2006
22.215 0 3.152 41.894
67.261 1.517.908
-
58.063 1.197.842
specificatie Normbegroting uitgaven PER JAAR 2009 - 2012
incl. intensiveringen €
Huisvestingskosten
bijlage 1: meerjarenbegroting 2009 - 2012
Kantoorhuur Servicekosten Afschrijving inventaris Overige huisvestingskosten
subtotaal
huisvestingskosten
Bureaukosten
Afschrijving kantoorapparatuur Onderhoud kantoorapparatuur Software-ontwikkeling en -onderhoud Telefoon- en faxkosten Portokosten Kantoormiddelen Fotokopieën en drukkosten Bankkosten Administratiekosten Accountantskosten Juridische kosten algemeen Reis- en verblijfkosten Representatiekosten Verzekeringen Documentatie/contributies Overige organisatiekosten
subtotaal
Omvang intensivering
bureaukosten
200.000 22.811 12.964 11.802
247.577 17.290 8.160 24.459 23.860 30.907 9.682 7.739 2.385 2.913 21.508 10.000 31.357 35.090 6.001 16.299 4.529
252.179
€
- - - -
Realisering 2006 €
113.569 22.811 12.964 11.802
-
161.146
- - - - - - - - - - - - - - - -
17.290 8.160 24.459 23.860 30.907 9.682 7.739 2.385 2.913 21.508 6.604 31.357 35.090 6.001 16.299 4.529
-
248.783
specificatie Normbegroting uitgaven PER JAAR 2009 - 2012
incl. intensiveringen €
Bestuurskosten
bijlage 1: meerjarenbegroting 2009 - 2012
Vergoeding bestuurswerkzaamheden Reis- en representatiekosten Bestuursaansprakelijksheidsverzekering Overige bestuurskosten
subtotaal
bestuurskosten
Algemene presentatiekosten
Filmbeeld & Nieuwsbrief Jaarverslag Informatiebrochures Presentatiekosten Website Overige publiciteitskosten
subtotaal
Omvang intensivering
publiciteitskosten
30.455 1.920 2.088 519
34.982 55.000 25.000 20.000 50.000 15.000 20.000
185.000
€
- - - -
Realisering 2006 €
30.455 1.920 2.088 519
34.982
- - - - - -
7.949 16.049 8.128 19.069 3.343 19.629
-
-
74.167
specificatie Normbegroting uitgaven PER JAAR 2009 - 2012
Omvang intensivering
incl. intensiveringen €
Overige lasten Eurimages 19.527 Beheerslasten (anders dan personele) Suppletieregeling 70.000
subtotaal
89.527
bijlage 1: meerjarenbegroting 2009 - 2012
Overig
Advieskosten
Adviseurs Reis- en verblijfkosten adviseurs Voortgangs- en financieringsadviezen Onderzoek en advies t.a.v. beleid Juridische kosten t.b.v. projecten
subtotaal subtotaal
advieskosten
beheerslasten
150.000 7.055 2.390 17.321 12.503
189.269 2.516.442
€
- -
Realisering 2006 €
19.527 0
-
19.527
- - - - -
111.002 7.055 2.390 17.321 12.503
-
150.271 1.886.718
specificatie Normbegroting uitgaven PER JAAR 2009 - 2012
incl. intensiveringen €
activiteitenlasten
Personeelskosten
bijlage 1: meerjarenbegroting 2009 - 2012
Consulententaak Filmvertoning Salaris medewerker HGIS Documentaire/CinemaNet
subtotaal
65.000 45.000 0
110.000
Productie Lange Speelfilm* Uitvoeringsregeling Lange Speelfilm**
8.884.782 6.678.000
personeelskosten
Lange speelfilm
subtotaal
Suppletieregeling realiseringssubsidie
totaal
Lange Speelfilm
Documentairefilm
Productie documentairefilm*** CinemaNet/Cinema Delicatessen****
subtotaal
Omvang intensivering €
- - -
Realisering 2006 €
54.394 30.000 130.868
-
215.262
2.300.000 -
6.455.041 6.456.974
15.562.782
2.300.000
12.912.015
12.750.000
-
0
28.312.782 2.720.000 30.000
2.750.000
* incl. Jeugdfilm, internationale coproducties, Kort!, De Oversteek, One Night Stand, uitbreiding talentontwikkeling, overige talentontwikkeling, artistiek intendant en overige scenario-ontwikkeling en vertoningsregeling ** incl. maakgeld en scenario-ontwikkeling commerciële intendant, Stimulans voor Succes, Telescoop *** excl. Teledoc uit andere middelen **** subsidie CinemaNet 2009 verdeeld over vier jaar
-
600.000 -
600.000
12.912.015 1.893.200 242.614
2.135.814
specificatie Normbegroting uitgaven PER JAAR 2009 - 2012
incl. intensiveringen €
Animatiefilm subtotaal
Productie animatiefilm
bijlage 1: meerjarenbegroting 2009 - 2012
Omvang intensivering
Onderzoek & Ontwikkeling Ontwikkeling, realisering en afwerking Interregeling
subtotaal
Distributie en promotie
Distributieregeling Pre-marketing Distributie buitenlandse jeugdfilms Distributie buitenlandse artistieke films*
subtotaal
* incl. 151.000 euro subsidieoverheveling Departement naar Fonds in 2008
900.000
€
300.000
Realisering 2006 €
608.727
900.000
300.000
608.727
825.000 75.000
- -
793.815 0
900.000 300.000 200.000 150.000 362.000
1.012.000
-
793.815
- - - 50.000
155.703 318.908 167.088 240.000
50.000
881.699
specificatie Normbegroting uitgaven PER JAAR 2009 - 2012
incl. intensiveringen €
Bijzondere bijdragen
Praktijkstudies Oeuvreprijs Publicaties Overige bijzondere bijdragen
bijlage 1: meerjarenbegroting 2009 - 2012
Omvang intensivering
50.000 12.500 65.000 172.500
subtotaal
300.000
Overigen
HGIS-regeling Filmfestivals, -manifestaties en invest. filmtheaters Media-educatie Eurimages Culturele diversiteit * Snelloket
555.000 422.184 226.890 899.044 p.m. 150.000
subtotaal Project- en 2.253.118 subtotaal activiteitenbijdragen 36.427.900 totaal activiteitenlasten 36.537.900 totaal beheerslasten 2.516.442 totaal uitgaven 39.054.342
* De uitgaven voor Culturele diversiteit worden geschat op 110.000 euro aan beheerslasten en 1,1 miljoen euro aan activiteitenlasten. Het is een schatting omdat van tevoren niet is vast te stellen hoeveel projecten zullen worden goedgekeurd.
€
- - - -
Realisering 2006 €
42.094 12.500 85.510 132.005
-
272.109
- 100.000 - - - 150.000
437.214 332.000 234.895 899.044 p.m. 0
250.000 3.500.000 3.500.000 3.500.000 -
1.903.153 19.507.332 19.722.594 1.886.718 21.609.312
Bijlage 02: Belangrijkste voornemens 2009-2012
Het Filmfonds vraagt 3,5 miljoen meer aan ter compensatie van het wegvallen van de 2,5 miljoen euro voor productie en vertoning van artistieke film en voor nieuw beleid.
Experiment waarderingsmodel met punten bij speelfilm,
★
eventueel uitmondend in kwaliteitstoets producenten
Testvertoning wordt vrijwillig, subsidie marketing
★
De twee hoofdpunten: Bevorderen van cultureel ondernemerschap
★
en distributie ook variabel
Verhoging budget voor regelingen Festivals, Manifestaties,
★
Investeringen en Distributie Buitenlandse Arthousefilm
Stimulans voor succes wordt herzien. Uitbreiding naar
★
bij producenten
alle categorieën, stimulans artistiek succes groter en commercieel succes afgebouwd (i.v.m. Suppletieregeling)
Geconcentreerde ontwikkeling van jong
bijlage 2: beleidsvoornemens
★
en bewezen talent (met omroep en makers)
Evaluatie Suppletieregeling op beoogd publieksbereik
★
en verbetering positie producenten
Concreet neemt het fonds de volgende vijftien maatregelen:
Hoger budget voor animatie en aanstelling intendant
★
om lange film te ontwikkelen en meer korte films
Hoger budget voor documentaire om meer films
★
te financieren en jong talent te ontplooien
Aanstelling adviseur E-Cultuur
★
Snelloket met laagdrempelige procedure voor
★
jonge makers
Scherpe selectie en meer geld voor minder films in
★
alle categorieën; variabele subsidies met verdwijnen maxima en stroomlijnen criteria
Drempel voor producenten bij realiseringsaanvragen
★
Intendanten lange speelfilm verdelen meer
★
realiseringsgeld
Meer internationale coproductie
★
speelfilm: minimaal twee films
Filmfonds zakelijker: afspraak=afspraak,
★
Tweederde van het maakgeld bij Regeling Lange
★
Speelfilm naar twaalf beste productiehuizen
verheldering besluitvormingsprocedures
Bijlage 03: Figuur 1-10
fig. 1 bioscoopbezoek bezoek Nederlandse films (%)
2000 2001
21,6 miljoen
5,9%
9,5%
bulgarije
italië
34,9 36,6 36,5
23,2 21,6
2002
10,5%
2003
13,26%
2004
9,2%
2005
13,16%
2006
11,18%
2007
23,8 miljoen
fig. 2 Marktaandeel van nationale films europese unie (%)
13,5%
33*
24,1 miljoen
24,9 miljoen
23 miljoen
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
finland 22
24
17 15
19,5
20,6 miljoen
23,4 miljoen
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
10,3
15,4
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
3,6 3,7 1,8
18,8
21,1
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
estland 8,2
5,7 7,4
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
9,8
5,6 5,7
14,3
2,5
5,9
9,5
1,8 ’03 ’04 ’05 ’06 ’07
5,8
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
* geschatte data data van 2007 zijn voorlopig Bron: European Audiovisual Observatory (OBS)
3,9 4,1 3,6
10,7 9
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
9,2
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
25 23,8 25,1
19,1
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
nederland polen 13,2 11,3 13,5
28
9,8 8,7
24,7
30,1
35,2
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
spanje 15,8
15,9
13,4
16,7 15,4
13,3
3,4
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
BELGIË* turkije
6,1 6,3 5,8 6,5 7,5
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
andere europese landen (%) zwitserland ijsland 5,5
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
13,3
12,9
letland
3,5 1,9
23,3 22,6
34
15,7
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
19,9
18,7
litouwen ’03 ’04 ’05 ’06 ’07
2000 en 2006 telden 53 speelweken Cijfers van 2007 zijn voorlopig Bron: NVB
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
23,4
zweden
hongarije
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
2,3 Recordjaar Nederlandse film
32,4
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
7,2
1,3 2,6 2,5 2,9
frankrijk verenigd denemarken 38,4 44,6 koninkrijk TSJECHIË
duitsland
4,4
22,1 miljoen
1,2
25,8 23,7 24,8 27 23,8 25,8 17,5 17,1 18,9
25,7 25,8
Oostenrijk
portugal
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
noorwegen 18,7
rusland
38,4 26,3
51,1
41,8
24
14,9 14 16,6 16
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
’03 ’04 ’05 ’06 ’07
38,1
fig. 3 budgetverdeling filmfonds 2005
2006
2007
2008
suppletieregeling
suppletieregeling
suppletieregeling
suppletieregeling
regeling speelfilm
regeling speelfilm
regeling speelfilm
regeling speelfilm
0
8,8 miljoen
0
11,7 miljoen
11,5 miljoen
11,8 miljoen
13 miljoen
12,5 miljoen
scenario-ontwikkeling
scenario-ontwikkeling
scenario-ontwikkeling
scenario-ontwikkeling
promotie en marketing (*)
promotie en marketing (*)
promotie en marketing (*)
promotie en marketing (*)
documentaire (**)
documentaire (**)
documentaire (**)
documentaire (**)
animatie
animatie
animatie
animatie
o & o (***)
o & o (***)
o & o (***)
o & o (***)
1,9 miljoen
0,8 miljoen
1,9 miljoen
0,6 miljoen
0,9 miljoen
1,9 miljoen
1,3 miljoen
1,9 miljoen
0,7 miljoen
0,9 miljoen
1,9 miljoen
1,3 miljoen
1,9 miljoen
0,7 miljoen
0,9 miljoen
2 miljoen
1 miljoen
2 miljoen
0,7 miljoen
0,9 miljoen
* incl. distributie ** excl. Cinemanet *** O&O 2004: 0,7 miljoen
fig. 4 aanvragen en toewijzingen realisering ingediend toegewezen
2001
lange speelfilm
43
2002 65
17
18
104
109
10
12
25
43
16
2003
44 19
2004
2005
2006
32 10
30 12
40
2007
57
18
21
124
110
(zonder Publieksfilm en Telescoop)
korte fictie
documentaire
animatie
134
153 91
15
13
10
10
10
36 17
36 13
34 12
49
45
19
9
13
6
11
15
29
14
15
3
6
33 14
7
7
7
7
29
49
64
63
13
24
20
24
106
0&0
31
73 20
92 25
fig. 5 bijdragen filmfonds per producent opgeteld * lange speelfilm (excl. coproducties) (in euro) 2001-2007 8 speelfilms
9 speelfilms
4.524.678
idtv film
circle plans waterland film & tv added films / pv pictures
303
4.416.736
van de projecten zijn 3 keer of vaker ingediend
100%
9 speelfilms
3.809.796
nijenhuis & de levita film & TV
sigma pictures productions bv
totaal aantal indieningen
9 speelfilms
egmond film & television bv
fu works productions bv
11%
4.742.958
motel films bv
lemming film bv
2005-2007 4.747.574
BOs bros. films & TV productions bv
isabella films bv
fig. 6 Maximaal twee keer indienen lange speelfilm (incl. intendanten)
7 speelfilms
2.963.414 4 speelfilms
2.911.712 4 speelfilms
Twaalf producenten ontvingen 55 % van de totale fondsbijdrage.
2.540.357 4 speelfilms
1 keer ingediend
218
1.996.671 2 speelfilms
72%
1.900.516 3 speelfilms
1.729.635 3 speelfilms
1.612.075
2 keer ingediend
53
2 speelfilms
37.896.122
totaal
3 keer ingediend
18%
19
4 keer ingediend
8
6% 64 speelfilms * Totale bijdrage is ontwikkelings- realiserings en afwerkingsbijdrage. Dit zijn de producenten die het meeste geld hebben ontvangen van het fonds. Er is geen directe relatie met commercieel of artistiek succes.
5 keer ingediend (of meer)
5
2%
3%
fig. 8 projecten met de omroep 2003-2005
eigen inbreng
Cinema junior 2 films
64.351
filmfonds ontwikkelingsfase 67.500 stifo ontwikkelingsfase
one night stand 9 films
67.500
periode: 2 jaar 18 scripts
filmfonds realiseringsfase 202.500
vara, vpro, nps 540.000
2.160.000
totaal kosten
270.000
totaal Filmfonds
periode: 3 jaar
vlaams audiovisueel fonds
distributeur 25.000
filmfonds ontwikkelingsfase 145.000
130.000
8 scripts
2.170.351
totaal kosten
1.045.000
totaal Filmfonds
vpro, kro 136.000
Stifo
filmfonds realiseringsfase
210.000
cobo
900.000
202.500
cobo
560.000
Stifo
1.080.000
de oversteek 4 films periode: 3 jaar
Kort! 10 films
12 scripts periode: 1 jaar
700.000
totaal kosten
315.260
totaal Filmfonds
nps
104.370
4.029.741
totaal kosten
1.508.000
totaal Filmfonds
filmfonds realiseringsfase 1.300.000
filmfonds
filmfonds ontwikkelingsfase
315.260
Stifo
191.570
diverse fondsen
distributeur
cobo
208.000
1.093.101
20.000
53.000
eigen inbreng 108.650
cobo
88.800
vlaams audiovisueel fonds 100.000
Stifo: Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties CoBo: Coproductiefonds Binnenlandse Omroep
vpro, kro 444.840
Stifo
702.150
fig. 9 projecten intendanten per februari 2008 Richard woolley 1999-2000 commercieel intendant
25
jean van de velde 2000-2001
burny bos 2001-2003
commercieel intendant
commercieel intendant
fig. 7 2006 fig. 10 staatssteun filmsector debezoekersaantallen oversteek per hoofd van de bevolking (2004 in euro) guersney
AANTAL GESELECTEERDE PROJECTEN
26.000
in ontwikkeling gerealiseerd gestopt/doorverwezen uitontwikkeld 43
39
langer licht 5.000
25
1,85***
Staatssteun filmsector in euro
NL
20.587.436 69.874.801 F 548.090.000 DK 46.825.589 B (W) 27.670.197 E 244.700.000 S 41.560.191 GB ** 256.850.589 FIN 19.053.000 I 206.638.493 D 188.670.000 B (V) 12.500.000 NL *** 30.140.670 P 18.752.726 A 11.703.277 G 8.231.200 L*
In Nederland is staatssteun inmiddels gegroeid naar 37 miljoen. Daarmee bevindt ons land zich echter nog steeds onder het Europees gemiddelde.
IRL
41,17*
4,62 S
edwin de vries 2003-2005
commercieel intendant
esmé lammers 2005-2007
commercieel intendant
mart dominicus 2003-2008 artistiek intendant
wilfried depeweg 2006-2007 artistiek intendant
17,47
het zwijgen
FIN
8,67
4,30**
3.000
116
GB
9,15 IRL
56
2,02
5,78
3.000
incl. Ten to watch
2,29 B(w)
D
1,44
L
F
diep 25
DK
6,59 B(v)
50
3,66
A
3,57 I
1,79 P
E
0,75 G * incl. tax incentives ** excl. tax incentives *** incl bedrag aan belastingderving filmcv's Bron: Copenhagen Think Tank
Colofon Bestuur a.i.: Hans van Beers, voorzitter Kees Telkamp, penningmeester Inge van der Vlies, secretaris Beleidsplan Tekst: Toine Berbers Concept en ontwerp: Lava grafisch ontwerpers, Leon Dijkstra Vormgeving infographics: Def., Arjen Klinkenberg Coördinatie: Jonathan Mees Correcties: Jojo Oomes Citaten: Linda Smolders Druk: Koenders & van Steijn Met dank aan: Brigitte Baake, Joost Dekkers, Mart Dominicus, Cees van Ede, Jan Eilander, Frans van Gestel, Petra Goedings, Job Gosschalk, Sandra den Hamer, Ineke Houtman, Pieter van Huystee, Frank Ketelaar, Esmé Lammers, San Fu Maltha, Helena van der Meulen, Martijn Mewe, Paul Jan Nelissen, Jaap Nieuwenhuis, Alain de Levita, Frank Peijnenburg, Ger Poppelaars, Edwin Smelt, Michiel Snijders, Joost de Vries © Nederlands Fonds voor de Film 2008 Gehele of gedeeltelijke overname toegestaan op uitdrukkelijke voorwaarde van bronvermelding. Nederlands Fonds voor de Film Jan Luijkenstraat 2 1071 CM Amsterdam Telefoon 020 5707676 Fax 020 5707689
[email protected] www.filmfonds.nl