SWOT-analyse Het Nederlands Filmfonds 2013 Wordt een jaar van bezuinigen voor het Nederlands Filmfonds. Wat zijn de sterke en zwakke punten van het Nederlands Filmfonds en wat zijn de kansen en bedreigingen voor dit fonds in de Nederlandse filmindustrie. Door middel van een SWOT-analyse proberen wij een realistisch beeld te schetsen. Fleur Reijngoudt, Laura Derksen, Melissa Vrijbloed, Jelle Talsma 10-8-2012
Inleiding De Nederlandse filmindustrie is een succesvolle en economisch waardevolle industrie, maar de sector staat wel onder grote druk. Zo luidt de lead van een ANP-bericht dat op 30 september jongst leden op nieuwssite nu.nl verscheen. Volgens een onderzoek van SEO Economisch Onderzoek zijn er maatregelen nodig om het productievolume op peil te houden. De onderzoekers concluderen dat er een positief verband bestaat tussen de vertoning van Nederlandse films en de hoogte van bioscoopbezoek. Waar de Nederlandse filmindustrie vorig jaar nog werk bood aan 20.000 mensen via 8000 bedrijven, verwacht het SEO dat de bezuinigingen bij onder meer het Nederlands Filmfonds en de Publieke Omroep vanaf 2013 een groot gat zullen slaan. Volgens het rapport1 zal het productievolume in 2013 met een derde dalen, alleen al door het snijden in het budget van het Nederlands Filmfonds. Nederland kent geen gericht industriebeleid, waardoor talent uit Nederland vertrekt, bedrijven failliet gaan en werkgelegenheid en kennis verloren gaat. Dit is de reden waarom de filmindustrie de overheid oproept tot ‘gericht industriebeleid’. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de verenigde filmproducenten en –distributeurs, bioscoopexploitanten en het Nederlands Filmfonds. Zij willen bijvoorbeeld maatregelen om investeringen aan te trekken. Door middel van een SWOT-analyse hebben wij de sterke en zwakke punten van het Nederlands Filmfonds onder de loep genomen. Zowel intern (strengths en weaknesses) als extern (opportunities en threaths). In andere woorden: Wat zijn de sterke en zwakke punten van het Nederlands Filmfonds en wat zijn de kansen en bedreigingen voor dit fonds in de Nederlandse filmindustrie.
1
Economische kerngegevens Nederlandse film SEO 2012
Inhoudsopgave 1. Korte Samenvatting………………………………. 2. Strenghts………………………………………………. 3. Weaknesses…………………………………………… 4. Opportunities……………………………………….. 5. Threaths…………………………………………………. 6. Conclusie……………………………………………….. 7. Bronnen………………………………………………….. 8. Bijlagen…………………………………………………..
1.
Korte samenvatting
De overheid gaat bezuinigen. En goed ook. Iets waar niet aan te ontkomen is in deze tijd en een tijd waarin er maatregelen moeten worden genomen. In deze beleidsnotitie valt te lezen over het Nederlands Filmfonds: een van de cultuurfondsen die Nederland rijk is en door de overheid in het leven is geroepen om culturele activiteiten te stimuleren, met de nadruk op kwaliteit en diversiteit. In de SWOT-analyse komt naar voren dat het Nederlands Filmfonds vooral nuttig is en de filmindustrie doet groeien. Het fonds wordt door er een geweldig professioneel team draaiende gehouden. Toch belichten we ook de minder goede kanten van het Filmfonds, namelijk: het kleine aantal geldschieters/investeerders. Zonder investeerders van buitenaf en met de grote bezuinigingen wordt het steeds moeilijker om nog aan de originele doelstelling te voldoen: culturele activiteiten te stimuleren. Maar het filmfonds grijpt haar kansen wanneer ze kan. Het gaat namelijk zeer goed met de filmindustrie. Door de al maar groeiende filmindustrie zijn er de afgelopen jaren onder andere banen gecreëerd en bioscopen uitgebreid. Een bedreiging voor het fonds is het afnemende kapitaal dat in het fonds wordt gestoken. De kwaliteit en diversiteit kan daardoor verloren gaan. Wij vragen daarom de staatssecretaris nog een tweede blik te werpen op de bezuinigingsplannen in de cultuursector. Zonder deze extra steun zal de ontwikkeling van de Nederlandse film en de industrie stagneren of zelfs naar beneden gaan. Het is tevens raadzaam voor het Filmfonds om naast de overheidssubsidies ook te gaan kijken naar particuliere investeerders of bedrijven die de groei van de Nederlandse filmindustrie willen ondersteunen.
2.
Strenghts
In het Nederlandse filmcircuit is een grote verscheidenheid aan soorten films en kwaliteit. Van Wilde mossels, een kwalitatief hoogstaand werk over het uitzichtloze leven van een aantal Zeeuwse jongeren tot aan Volle maan, een cultuurbarbaristische ‘chick flick’ over een beladen jongerenvakantie. Dit ter illustratie van het feit dat er in Nederland weliswaar sprake is van een grote productie aan films, maar dat er zeker geen sprake is van een oververtegenwoordigde kwalitatieve voedingsbodem. In andere woorden: om ervoor te zorgen dat er Nederland een gezond fundament ontstaat van waaruit kwalitatief hoogstaande films geproduceerd kunnen worden is een deskundige instantie nodig die hier een sturende rol in aanneemt. Deskundig op het gebied van wat vernieuwend is en iets toevoegt aan het artistieke landschap, en sturend op het gebied van financiële tegemoetkomingen naar hen die werkelijk voorlopen op filmisch gebied. Het Nederlands Filmfonds is zo’n instelling. Het fonds wordt geleid door Doreen Boonekamp, die door haar studie aan de hogeschool van de kunsten in Utrecht zeer bekwaam is in het coördineren en beoordelen van artistieke processen. Zij
stuurt een team van pakweg dertig mensen aan. In elke tak van film zitten een aantal experts in het oordelen van hun expertise. Zo is er een subgroep voor het genre documentaire, waar een leidinggevende voor is en twee projectbegeleiders. Op deze manier zijn er ook subgroepen voor animatiefilms, speelfilms en experimentele en korte films. Er is ook een groter overkoepelend orgaan die gaat over de financiën en de subsidieregelingen. Op deze manier is er een gezonde verhouding tussen financiële en artistieke expertise, die dynamisch met elkaar samenwerken onder de leiding van een leidinggevende. Het filmfonds krijgt van de overheid vele miljoenen om te besteden. In 2007 was dit 33 miljoen. Om dit geld nuttig te besteden is er naast een professioneel team een nieuwe methode ingevoerd voor subsidieaanvragen. Dit protocol is in januari 2011 ingevoerd en heet het financieel en productioneel protocol. Bij dit protocol wordt gekeken naar of de aanvrager een begrotingsplan heeft en er wordt gekeken naar hoe de aanvrager zijn eventuele eerdere subsidies heeft besteed. Op deze manier ontstaat een uitgekiemd beeld van de besteding, en wordt de kans dat er onrechtmatig subsidies worden verleend verkleind. Het fonds legt de nadruk op diversiteit en kwaliteit, en niet in eerste instantie bezoekersaantallen en kassucces. Deze eigenschap is cruciaal voor de sturende rol van het fonds, als de filmwereld overgeleverd zou zijn aan de commercie zou de insteek niet in de eerste plaats kwaliteit zijn, maar dat wat de massa graag wil zien. In deze tak van sport wordt over het algemeen veel inspiratie gehaald uit in het verleden liggende, clichématige succesformules. Iets nieuws proberen is per slot van rekening glad ijs voor hen die zekerheid willen. Zonder het filmfonds raken de pioniers op het filmgebied ondergesneeuwd onder de drukkende commercie, aangezien slecht zij het lef hebben buiten de gebaande paden te treden. Dan is er het internationale aspect. In Europa is een zeer sterke ondergrond voor de productie van vernieuwende films. Landen als Spanje, Italië, Denemarken en sinds enige tijd ook in hogere mate Balkanlanden staan bekend om hun aanzienlijke bijdrage aan de avant-gardistische filmcultuur. Wil Nederland hier ook aan deelnemen en bij internationale festivals zoals filmfestival Cannes een rol blijven spelen, dan biedt het filmfonds hier ook de mogelijkheid toe, gezien het feit dat een belangrijk focuspunt van de organisatie internationale samenwerking is. Ook de nationale filmfestivalcultuur wordt gesteund door het filmfonds. Het Nederlandse Filmfestival en Filmfestival Rotterdam, twee grootse en meeslepende evenementen die wereldwijd bekijks trekken krijgen steun van het filmfonds, en dragen hiermee bij aan een meer internationale rol voor de Nederlandse filmindustrie.
3.
Weaknesses
Buiten het feit dat het Nederlands Filmfonds afhankelijk is van geldschieters als onder andere de overheid en de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie kent het Filmfonds nog een aantal zwakke plekken waar rekening mee gehouden moet worden. Een van de sterke punten van het Nederlands Filmfonds werd in het vorige hoofdstuk aangestipt als ‘een grote verscheidenheid aan soorten films en kwaliteit’. Natuurlijk is het fantastisch dat het Filmfonds financiële steun geeft bij het ontwikkelen, realiseren en distribueren van filmproducties, betrokken is bij de totstandkoming van speelfilms, documentaire films, onderzoekende en grensverleggende films, korte films en animatiefilms en daarnaast stimuleert bij een evenwichtig
aanbod van kinder- en jeugdfilms tot mainstream films en kunstzinnige films voor jongeren en volwassenen plus nog eens bijzondere activiteiten ondersteunt op filmgebied. Op de site van het Nederlands Filmfonds wordt bovenstaande samengevat als ‘missie van het Filmfonds’. Daarnaast kent het fonds ook nog enkele beleidsprioriteiten: Bevordering van de ontwikkeling van nieuw, bewezen en toptalent; Bevordering van het cultureel ondernemerschap: brede financiële basis, maximalisering van het bereik en van inkomsten uit exploitatie; Bevordering internationale samenwerking; Bevordering innovatie zowel creatief als technisch. Nu de overheid in 2013 flink wat gaat bezuinigen, zouden deze pluspunten wel eens minpunten kunnen gaan worden. Zo zijn er al 28 werknemers in functies als hoofd van een afdeling. Zoals bijvoorbeeld een projectleider animatie, een hoofd documentaire etc. Dan zijn er nog 7 leden in de raad van toezicht en 76 adviseurs. Dankzij subsidie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op basis van de Cultuurnota is het budget voor activiteiten van het fonds in 2012 zo’n 35.07 miljoen euro. Speelfilm Artistiek intendant: 1,46 miljoen euro (arthouse) Speelfilm Oversteek 1,78 miljoen euro (arthouse) Speelfilm Telescoop: 1,16 miljoen euro (mainstream) Speelfilm Commercieel intendant:1,4 miljoen euro (mainstream) Speelfilm Suppletieregeling 11,79 miljoen euro (mainstream) Speelfilm Vrijplaats 0,1 miljoen euro Speelfilm Minoritaire coproductie 2 miljoen euro Speelfilm Algemeen ontwikkeling en realisering 6 miljoen euro Samenwerkingsprojecten & speelfilmactiviteiten (w/o Kort! One night Stand): 0,72 miljoen euro Eurimages 0,91 miljoen euro Documentairefilm 2,84 miljoen euro Experimentele film 1,1 miljoen euro Snelloket 0,2 miljoen euro Animatiefilm 0,75 miljoen euro Animatie intendant: 0,1 miljoen euro voor ontwikkeling Internationale uitbreng Nederlandse film 0,25 miljoen euro Distributie en promotie van arthousefilms 0,525 miljoen euro Distributieregeling buitenlandse arthousefilm 0,31 miljoen euro Distributieregeling buitenlandse jeugdfilm 0,15 miljoen euro Filmfestivals en manifestaties 0,39 miljoen euro HGIS 0,55 miljoen euro Bijzondere bijdragen 0,585 miljoen euro Bron: filmfonds.nl
In het beleidsplan van het Nederlands Filmfonds voor 2013-2016 staat geschreven dat het financiële kader voor het Fonds in deze periode 28,8 miljoen euro per jaar zal bedragen. Dit is dus een vermindering van een kwart. Je bezig houden met zo’n breed scala aan film en mensen die daarvoor nodig zijn, wordt nog veel moeilijker. In de online filmkrant schrijft Erik Schumacher dan ook dat het Nederlands Filmfonds een andere
koers gaat varen: Het Fonds kiest ervoor om minder films te ondersteunen en projecten meer op ondernemerschap te beoordelen. Adviescommissies maken plaats voor consulenten. Het Nederlands Filmfonds ziet de bezuinigingen als een positieve uitdaging. De kwaliteit moet hoe dan ook gewaarborgd worden. Enkel de beste plannen kunnen hun steun verwachten. Afhankelijk zijn van overheidssubsidie moet van de baan. Daarom zijn private/particuliere bijdragen nodig. Voorlopig dus een inperking op kwantiteit in plaats van op kwaliteit.
4.
Opportunities
Investeren in het Nederlands Filmfonds in plaats van bezuinigen, biedt uitei ndelijk kansen op de Nederlandse banenmarkt en de economische - en internationale markt. De afgelopen vier jaar is de bioscoopomzet van Nederlandse films met 80 procent gestegen. Het bioscoopbezoek bij nationale films, is tussen 1991 en 2011 verdubbeld van 15 naar 30 miljoen. Dit heeft mede gezorgd voor een flinke capaciteitstoename van bioscopen en een groei van investeerders. De Nederlandse filmproducties haalden in 2011 iets meer dan 90 miljoen euro op waarvan de helft door vertoning in filmtheaters en bioscopen. De groei van het bioscoopbezoek en de productie van Nederlandse films, biedt hierdoor kansen op de banenmarkt. Postproductie- en facilitaire bedrijven waarvan de taak ligt bij onder andere het verwerken van geluid, montages en visuele effecten, kunnen groeien en een groter personeelsbestand ontwikkelen. Doordat deze bedrijven groeien, en de professionele kennis binnen de Nederlandse filmindustrie blijft, investeren Nederlandse bedrijven in elkaar. Nu gebeurt het steeds vaker dat filmmakers investeren in bedrijven van buurlanden zoals België en Duitsland. Het gevolg hiervan is dat de opbrengst van de postproductie – waar het grootste budget inzit – aan Nederland voorbij gaat. Om een beeld te geven van welke kansen er op de banenmarkt ontstaan met de investering in het Nederlands Filmfonds van 35 miljoen, vergelijken we de resultaten met 2011. Destijds bood de industrie aan twintigduizend mensen werkgelegenheid vanuit achtduizend bedrijven. Naast facilitaire- en postproductiebedrijven worden de volgende bedrijven onder anderen ook meegeteld: videotheken, winkels van geluidsdragers, vertoners van films, distributie, acteurs en productie. Deze ontwikkeling ontstond niet zomaar, maar groeit al jaren. De industrie telde in 2004 bijna dertig duizend banen, waarvan de jaarlijkse groei gemiddeld 3 procent kent in zowel fulltime- als parttime banen. De sector van de filmproductie groeit nog het meeste met gemiddeld 4,5 procent per jaar. Al deze bedrijven bij elkaar zijn goed voor een toegevoegde waarde van 814 miljoen euro in 2004. Internationaal Wat er op het moment gebeurt, is dat Nederlandse filmmakers hun budget gebruiken in het buitenland. Een locatie in België of specialisten uit Duitsland zijn uiteindelijk goedkoper omdat daar een gericht filmbeleid bestaat waardoor er verschillende en grotere budgetten beschikbaar zijn. In België is het mogelijk dat een bedrijf zijn winst van de belasting mag aftrekken, hierdoor kunnen er meer films worden geproduceerd en weer opnieuw geïnvesteerd. Dit is een mooi voorbeeld van hoe het in Nederland zou kunnen gaan. Zo blijft het budget in Nederland, worden er meer banen geschept en uiteindelijk meer films geproduceerd. Dit leidt weer verder naar buitenlandse
investeerders wat ook de verspreiding van Nederlandse films stimuleert. De verkoop van Nederlandse films kan hierdoor ook in het buitenland groeien en vaker worden vertoond in bioscopen en op filmfestivals.
5.
Threats
Halbe Zijlstra schrijft in zijn brief ‘Nieuwe Visie Cultuurbeleid’ van 10 juni 2011: “Het leeuwendeel van de activiteitenlasten van het Filmfonds wordt gevormd door de productie van films (81%). Op dit budget zal worden bezuinigd.” Volgens het SEO-rapport zal de bezuiniging een groot gat slaan in de Nederlandse filmproductie. Alleen al door het snijden in het budget van het Nederlands Filmfonds zal het productievolume in 2013 met één derde dalen. Het Nederlands Filmfonds kent geen opbrengsten uit publieksinkomsten of sponsoring. De directe opbrengsten van het Fonds bestaan uit subsidies van Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie. Een andere inkomstenbron van het Filmfonds zijn de indirecte opbrengsten die voortkomen uit terugbetalingen van de eerder verleende bijdragen aan de filmmakers. Helaas zal de jaarlijkse bijdrage van de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie, net als die van het ministerie, verder afnemen. Met ingang van 2013 vallen de middelen voor filmproductie weg en resteert uitsluitend een bijdrage voor ondersteuning op het gebied van distributie van films. Om het budget aan te vullen moet het Filmfonds opzoek naar giften en ondersteuning van particulieren en/of instanties. De angst bestaat dat door de crisis het momenteel zeer moeilijk is om geldschieters te vinden voor grotere bedragen en voor een langere termijn vast te houden. Zowel particulieren als corporaties zien de Nederlandse film momenteel niet als de prioriteit omdat er geen zekerheid is qua opbrengsten en omdat ze van te voren niet weten of ze het wel eens zijn met de film die toegewezen wordt op het gedoneerde of geïnvesteerde budget. Dit resulteert weer in een kleiner beschikbaar budget ter productie van films in Nederland. Wat betreft het verdelen van het budget moet het Filmfonds meer gaan letten op de inhoud, de marketing van de toekomstige film en de promotieplannen. Deze bezigheid neemt meer tijd in beslag en heeft inhoudelijke consequenties voor de films: in onderwerp- en stijlkeuze moeten filmmakers laten zien dat ze 'weten wat er speelt en dicht bij het publiek staan'. Hierdoor kunnen de meer abstracte filmmakers niet zo snel meer rekenen op een subsidie van het Filmfonds omdat het grote publiek er minder interesse voor zal tonen. Een ander gegeven is dat er in Nederland nog steeds veel geld naar buitenlandse filmindustrieën gaat. Dit wordt veroorzaakt door het ontbreken van een dergelijke fiscale faciliteit in Nederland. In het buitenland geldt er een tax credit ofwel korting op de belastingafdracht, gekoppeld aan een bestedingsverplichting in het betreffende land. Hierdoor ontstaan zogeheten tax shelters. Deze shelters leveren belastingvoordelen op voor filmmakers en investeerders. Pas wanneer de overheid een dergelijke regeling treft wat betreft belastingen in Nederland, zal de filmindustrie gaan aantrekken.
6.
Conclusie
Het Nederlands filmfonds wordt gekenmerkt door een aantal sterke punten. De belangrijkste sterke punten van de organisatie zijn het deskundig benaderen, beoordelen en financieel steunen van nieuw talent en het creëren van een gezond fundament voor vernieuwende films. Ook het maximaliseren van de internationale positie van de Nederlandse kwaliteitsfilm en het creëren van plekken als het Nederlands Filmfestival, waarbij de hele wereld naar Nederland kan komen om zich te laven aan de Nederlandse kwaliteitsfilm speelt een belangrijke rol. Daarnaast is er om erop toe te zien dat subsidies goed worden besteed het financieel en productioneel protocol. Er zit echter ook een keerzijde aan de sterke punten van het filmfonds. Ze houdt zich namelijk bezig met een te breed scala aan films en randactiviteiten. Nu er met een kwart bezuinigd gaat worden (van 35 miljoen naar 28 miljoen) op de activiteiten van het Fonds, moeten er concessies komen. Dit gaat gebeuren door minder films te ondersteunen en projecten meer op ondernemerschap te beoordelen. Adviescommissies maken plaats voor consulenten. Minder projecten ondersteunen houdt in de praktijk in dat 32 speelfilms per jaar wordt teruggebracht naar 25, onderverdeeld in 15 mainstream films en 10 arthouse films. Hieronder moeten ook nog eens 7 jeugd- en familiefilms en 1 lange animatiefilm vallen. Ook documentaires moeten inbinden: van 27 naar 19 per jaar. Het gaat hier om realiseringsbijdragen. Niet alleen de realiseringsbijdrage gaat omlag, ook de omvang van de bijdrage daalt. Daarnaast is het noodzakelijk om nieuwe eisen te stellen. Omdat het lastiger wordt om een aanvraag in te dienen, wordt er niet bezuinigd op de ontwikkelingsfase. De zwakte van het Nederlands Filmfonds kan samengevat worden als ‘een financiële zwakte’. Dit omdat het Fonds overduidelijk voor een groot deel afhankelijk is van (overheid)subsidies. Daarom moet er meer beoordeeld gaan worden op ondernemerschap. Producenten moeten dus duidelijke plannen maken als het gaat om financiering, marketing en promotie.
Wat is naast de sterke en zwakke punten het toekomstperspectief van het filmfonds? Waar liggen de kansen? De respectievelijk kleine filmindustrie in Nederland heeft een groot effect op de economie en de banenmarkt. Uiteindelijk wijst een grotere investering op meer inkomsten en investeringsmogelijkheden waardoor de economie en de banenmarkt alleen maar kunnen groeien. Van het verleden kunnen we leren, want de industrie is alleen maar gegroeid, op nog meer vlakken dan alleen de economie. In tijden van crisis kan naar het lange termijn effect worden gekeken, want van investeringen is de industrie in de afgelopen twintig jaar verdubbeld op allerlei vlakken. Juist nu er banen tekort komen en er weinig wordt geïnvesteerd in het eigen land, moet een investering in het Filmfonds uitkomst bieden. De filmindustrie groeit wanneer het filmfonds meer budget krijgt en kan eindelijk haar doelen voortzetten van waar het al bijna aangekomen was; namelijk de internationale markt. Als dat doel eenmaal is bereikt, en de Nederlandse filmindustrie internationale
bekendheid krijgt, wordt de groei steeds minder afhankelijk van de overheid. Een mooi streven voor alle partijen. Als het filmfonds dus weet te groeien en een meer onafhankelijke positie weet te bemachtigen is er een bloemrijke toekomst mogelijk. Wat zijn de mogelijke bedreigingen voor deze toekomst? Het Nederlands Filmfonds kent geen opbrengsten uit publieksinkomsten of sponsoring. Door middel van subsidies van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie houdt het filmfonds zich staande. Een andere inkomstenbron van het Filmfonds zijn de indirecte opbrengsten die voortkomen uit terugbetalingen van de eerder verleende bijdragen aan de filmmakers. Om het budget aan te vullen moet het Filmfonds opzoek naar giften en ondersteuning particulieren en/of instanties. De angst bestaat de dat door de crisis het momenteel zeer moeilijk is om geldschieters te vinden voor grotere bedragen en voor een langere termijn vast te houden. Zowel particulieren als corporaties zien de Nederlandse film momenteel niet als de prioriteit. Het Filmfonds moet meer gaan letten op de inhoud, de marketing van de toekomstige film en de promotieplannen. Deze bezigheid heeft inhoudelijke consequenties voor de films: in onderwerp- en stijlkeuze moeten filmmakers laten zien dat ze 'weten wat er speelt en dicht bij het publiek staan'. Hierdoor zullen er minder abstracte films gerealiseerd worden. Daarnaast is het belangrijk om alternatieve financieringsbronnen te ontwikkelen, bijvoorbeeld tax shelters, geefwet, sponsoring et cetera. Dat maakt het ook aantrekkelijker voor buitenstaanders om de subsidiepot aan te vullen van het Filmfonds.
Dit alles resumerend liggen de zwaktepunten van het filmfonds voornamelijk in de financiële hoek. Het onderzoek naar de zwaktepunten wijst uit dat het brede scala aan projecten bedreigd zal worden door de bezuinigingen die doorgevoerd gaan worden. Er wordt met een kwart bezuinigd, (van 35 miljoen naar 28 miljoen) wat voor het fonds zal betekenen dat de koers die ze momenteel varen niet doorgezet kan worden. Ze zullen minder films gaan ondersteunen en projecten meer op ondernemerschap beoordelen. De subsidies zijn vrijwel de enige inkomsten voor het filmfonds. Ze ontvangen geen opbrengsten uit publieksinkomsten of sponsoring. In het geval van bezuinigingen zal het fonds dus op zoek moeten naar andere geldschieters om hun werkwijze in stand te houden. Gezien het feit dat Nederland in een economische crisis verkeert en dat naar alle waarschijnlijkheid voor de komende vijf jaar zo zal blijven is de kans dat er nieuwe geldschieters komen klein. Het filmfonds functioneert momenteel goed, en door hun grote team van experts zijn zij een ware autoriteit op het gebied van kwaliteitsfilms. Daarnaast gaan ze naar de invoering van het financieel en productioneel protocol voorzichtiger om met hun subsidies, waardoor ze een grotere zekerheid creëren dat hun geld bij de juiste spelers in het veld terecht komt. Daarnaast kan er door het filmfonds een opening op de banenmarkt gecreëerd worden, en bieden hun praktijken investeringsmogelijkheden voor nationale en internationale partijen. Als dit verder evolueert groeit de nationale filmindustrie en kan het filmfonds steeds verder toewerken naar onafhankelijkheid, en kunnen overheidssubsidies teruggebracht worden. Gezien het feit dat het filmfonds uitstekend functioneert met de huidige financiering, en er een reële mogelijkheid is dat ze de economie kan stimuleren en in de toekomst in een verdere staat van
onafhankelijkheid kan gaan functioneren, is het raadzaam dat de overheid haar subsidies niet kort, en het filmfonds de mogelijkheid biedt haar praktijken uit te blijven voeren zoals ze nu doet.
7.
Bronnen
Bronnen van Strenghtst: http://www.filmfonds.nl/over-het-nederlands-filmfonds/missie-beleid http://www.filmfonds.nl/nieuws/artikel/succesvolle-nederlandse-filmindustrie-onder-grote-druk http://www.cultuur.nl/Upload/Docs/subsidieperiode%202013-2016/Beleidskader%20Filmfonds.pdf
Bronnen Weaknesses: Nederlands Filmfonds Beleidsplan 2013-2016 PDF in de bijlage (Geraadpleegd op 8-10-2012) Schumacher, Erik. De Filmkrant (2012). Filmfonds kiest nieuwe koers. http://www.filmkrant.nl/nieuws_2012/7701 (Geraadpleegd op 8-10-2012) Mees, Jonathan. Hoofd communicatie Nederlands Filmfonds. 020-5707681 /
[email protected] / Nederlands Filmfonds, Pijnackerstraat 5, 1072 JS Amsterdam. (gesproken op 10-10-2012)
Bronnen van Opportunities: Het Financieele Dagblad Kaalslag Nederlandse filmindustrie door ongunstig belastingregime. 30 Augustus 2012, Marcel De Boer - CBS Statline productiviteitscijfers werkgelegenheid Nederlandse Filmindustrie. (Geraadpleegd op 9-10-2012) - NRC Handelsblad Een soort Woody Allen, maar dan in het klein. 12 September 2012, Adinda Akkermans. Vrij Nederland Rondgang / Filmfinanciering in Nederland. 7 April 2012, Auke Hulst. Nederlands Filmfonds http://www.filmfonds.nl/over-het-nederlands-filmfonds/missie-beleid Budget en statuten. (Geraadpleegd op 9-10-2012) Klaas de Jong
Filmproducent en eigenaar Farmhouse 06 53120909
[email protected] Bronnen van Threats: Nederlands Filmfonds Beleidsplan 2013-2016 Rapport CBF: Cultuur in Beeld – ter opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Brief Halbe Zijlstra: Nieuwe Visie Cultuurbeleid, 10 juni 2011 Arnolf van Asperen – bestuurslid Filmhuis Purmerend 0644742733, gesproken op 9-10-2012
8.
Bijlagen
Interview met Arnolf van Asperen – Filmhuis Purmerend Door Melissa Vrijbloed De Nederlandse film De Nederlandse film wordt steeds populairder en vaker gemaakt. Van Asperen: “Vooral kinderfilms. Kijk maar naar het Zigzag Kind, de film die vorige maand nog het Film Festival opende in Utrecht. Maar als je het mij vraagt ligt dat ook vooral aan de techniek en een andere insteek. Vroeger moest het vooral cultureel zijn en nu ben je als filmmaker toch ook gewoon ondernemer, en wil je dat je product er gelikt uitziet. Je wilt een boodschap overbrengen maar dan op een meer aantrekkelijkere manier dan in de jaren ’70.” De echte arthouse films van de jaren ’80 en ’90 worden nu bijna nier meer gemaakt, vertelt Van Asperen. “De arthouse films die nu gemaakt worden zijn wat meer mainstream geworden.” Toch merkt het Filmhuis in Purmerend weinig van een verschuiving van publiek. Het publiek dat naar het Filmhuis komt, komt zo’n drie a vier keer per jaar langs om een film te zien. Een echte harde kern van wekelijkse bezoekers hebben ze niet meer. De bezoekers die nu langskomen komen voornamelijk voor specifieke films. Er is met name een groep die alleen voor Franse of kostuumfilms. Bezuinigingen Net als bij het Filmfonds heeft het Filmhuis te maken met een vermindering van subsidies. “Wij hadden altijd twee vast subsidies. Dat was een subsidie van de gemeente en een van de provincie. Drie jaar geleden is de subsidie van de provincie volledig weggevallen. De provincie vroeg het Filmhuis drie jaar geleden om voortaan aanvraag te doen voor incidentele subsidies maar dat was voor ons een enorm karwei om steeds aan te vragen. Uiteindelijk is het dus opgedoekt.” De gemeente is nog wel een vaste geldschieter voor het Filmhuis maar heeft een project opgezet waarbij de aanvrager nu ook wordt gevraagd om een aantal besparingen te doen om zo meer over te houden. Daarnaast is het Filmhuis met zeven procent gekort op subsidies. Het Filmhuis probeert dat op te vangen door de toegangsprijzen te verhogen. “Maar”, zegt Van Asperen, “dat kan je maar een paar keer doen. Dat is nu gebeurd en we willen niet nog een keer de prijs omhoog gooien. Dan
houden de mensen het op gegeven moment ook voor gezien. Wij kunnen als filmhuis niet de kwaliteit en comfort bieden als die van een bioscoop. Wij hebben geen zachte rode pluche stoelen waar je in weg kan zakken. Hier zetten de mensen gewoon op stoelen met een dunne bekleding. Daarom is de toegangsprijs ook een stuk lager.” Een van de andere voorwaarden van de Gemeente Purmerend is dat het Filmhuis ook films moet vertonen die niet aan bod komen in de bioscopen. Dit vindt Van Asperen soms toch wel een lastig punt en valt daar regelmatig over. “Het is natuurlijk doodzonde wanneer er nog geen eens vijftien man in de zaal zit, terwijl we er 120 kunnen plaatsen!” Een verspilde avond mogen we het niet noemen maar het brengt zeker geen extra geld in het laadje. Een manier om meer omzet te genereren voor het Filmhuis is dat ze nu drie in plaats van twee avonden screenen. Ook kijken ze nu meer naar welke films er in het afgelopen jaar een succes zijn geweest. Aan de hand daarvan regelen ze de programmering. “Neem nou de Franse film ‘Intouchables’. Die film was een succes in de bioscopen, is inmiddels al uit op DVD en alsnog zit onze zaal vol wanneer wij de film op de agenda zetten!” De bezuinigingen zijn keihard voor de culturele sector. De Nederlandse filmindustrie, bioscopen en filmzalen deden het zo goed de afgelopen jaren. Het is nu nog maar de vraag of de groei doorgaat, stagneert of inkrimpt. Een ding is zeker, de sector moet zich zien te redden met minder geld en moet creatief zijn met het zoeken naar nieuwe oplossingen voor geld. Het bestuur van het Purmerendse Filmhuis is momenteel bezig met nieuwe plannen van aanpak. Van Asperen hield nog even de lippen stijf op elkaar maar deed de mededeling de website de komende tijd maar even in de gaten te houden…
Interview met Jonathan Mees – Hoofd communicatie Nederlands Filmfonds Door Fleur Reijngoudt Gevolgen van bezuinigingen “De Nederlandse film heeft veel potentie,” zegt Jonathan Mees. Mees is werkzaam bij het Nederlands Filmfonds en probeert de miljoenenbezuinigingen zo positief mogelijk te benaderen. Nu het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in 2013-2016 bijna een kwart minder geld gaat schieten dan de afgelopen vier jaar, is het Filmfonds genoodzaakt te reorganiseren. Reorganisatie is volgens Mees niet alleen maar slecht: “Hoe minder er te besteden is, hoe strenger de kwaliteit gewaarborgd moet worden. Er is alleen nog maar geld voor de beste plannen.” Maar, hoe positief het Filmfonds de bezuinigingen ook probeert te benaderen, natuurlijk zijn er nare gevolgen. Zeker als er in Nederland geen (fiscaal) beleid komen gaat. Het fonds staat aan het begin van de Nederlandse film keten. Minder geld kan er toe leiden dat er voornamelijk low budget films gemaakt gaan worden, dat er minder films gemaakt gaan worden of dat talentvolle filmmakers hun heil in het buitenland gaan zoeken. Dit alles heeft vervolgens invloed op bijvoorbeeld het Nederlands Filmfestival. “Volgend jaar zal het filmpubliek nog geen veranderingen zien, want de films die volgend jaar uitkomen zijn al rond. Maar op de lange termijn des te meer,” zegt Mees terneergeslagen: “Hollywood heeft een aandeel van zo’n ¾ op de Nederlandse markt.” Verschraling van de Nederlandse film is een van de angsten van het Filmfonds. Digitalisering “De digitalisering in bioscopen kan zowel een kans als een bedreiging zijn voor de filmindustrie,” zegt
Mees. Omdat er nu servers staan in plaats van de grote ouderwetse projectoren zijn filmhuizen flexibeler geworden. “Een filmhuis kan draaien wat en wanneer ze zelf willen.” Dit betekent dat sommige films nu eerder een kans krijgen. Het is makkelijker om een film even uit te proberen. Aan de andere kant is het ook mogelijk om voetbalwedstrijden en bijvoorbeeld concerten uit te zenden in de bioscoop. Wat natuurlijk juist concurrentie wordt voor de film. Door deze toenemende concurrentie worden filmmakers er door het Nederlands Filmfonds op geattendeerd dat het nog belangrijk is geworden om zelf na te denken over het publiek dat ze willen aanspreken en de extra financiering die nodig is. Coproductie, vooral internationaal, is van groot belang. Crowdfunding is hiermee een belangrijk middel geworden om het gat dat de bezuinigingen achter laat op te vullen. Mees is positief over de particuliere en publieke sector als geldschieters. “Deze sector erkent een goed plan direct. Wij als Filmfonds blijven ons natuurlijk optimaal inzetten om de Nederlandse filmsector vast te houden en door te zetten. Wij hopen dat de overheid de alternatieve financierders in de toekomst tegemoet kan komen met gunstige voorwaarden. Als er bezuinigd moet worden bij de overheid, laat ze dan in elk geval een klimaat scheppen waar de Nederlandse film ook in de toekomst baat bij heeft.” Ondanks de komende bezuinigingen blijven de aanvragen van talentvolle Nederlandse filmmakers binnen stromen. Het fonds behoudt haar missie: het stimuleren van de filmproductie in Nederland, met nadruk op kwaliteit en diversiteit.
Interview met Simone Kaagman- medewerker Nederlands Filmfonds Door Jelle Talsma Waarom moet er een orgaan als het filmfonds zijn? Het filmfonds is een kundige instelling die op gecoördineerde wijze richting geeft in het filmlandschap. Zonder een dergelijke instelling is het onmogelijk om op eerlijke en efficiënte wijze Nederlandse films te ondersteunen. Wat vindt u de sterkste eigenschap van het fonds? Het is moeilijk om een sterke eigenschap aan te wijzen binnen het fonds. Het fonds is naar mijn idee in al zijn eigenschappen sterk en relevant, daarom is het moeilijk om een eigenschap eruit te pikken. Als ik toch iets moet noemen is het de manier waarop financiële deskundigheid en artistieke deskundigheid samengaan. Er zijn maar weinig plekken waar dat op die manier gebeurt. Over het algemeen lijkt het dat geld en kunst onverenigbaar zijn, maar in het filmfonds zie je hoe die twee werelden elkaar vinden en vorm aan kunnen brengen in het filmlandschap. Dat is een zeer sterke eigenschap. Als u, met oog op de bezuinigingen, een betoog voor het filmfonds zou moeten doen, hoe zou u dat dan doen? Zoals ik net al aangaf is het filmfonds een zeldzame plek waar twee werelden elkaar ontmoeten. Met oog op het artistieke filmfundament van Nederland is een instelling als deze van onschatbare waarde. Een plek waar een team mensen van verschillende kundigheden erop kunnen toezien dat
overheidsgelden goed besteed worden en de juiste spelers in het veld krijgen wat hun toekomt is essentieel. Naar mijn idee levert het filmfonds op dit gebied zeer goed werk, en moet daarom kunnen blijven functioneren zoals ze nu doet. Binnen het filmfonds is er groot team aan mensen met verschillende deskundigheden. Kunt u iets vertellen over hoe dit team functioneert? Het team van het filmfonds bestaat uit zo’n dertig mensen. Binnen dat team zijn er zoals je al zei verschillende deskundigheden. Er is een tak die zich bezighoudt met speelfilm, een met animatie enzovoorts. Die takken overleggen dan weer met adviseurs, dit zijn deskundigen uit het veld die advies geven over subsidies en projecten. Het team blijft dus heel compact en de lijnen tussen mensen zijn heel kort, maar de expertise is heel breed omdat elke tak uit het team afzonderlijk weer correspondeert met deskundigen uit het veld. Op die manier is een efficiënte, dynamische onderlinge werkethiek die niet ten koste gaat van de deskundigheid. Kunt u iets vertellen over het in 2011 ingevoerde financieel & productioneel protocol? Dit protocol hebben we ingevoerd in januari 2011, om de subsidieaanvragen nauwkeuriger en doelgerichter te laten verlopen. In dit protocol staat beschreven met welke financiële en productionele voorschriften en verplichtingen aanvragers en ontvangers van subsidie rekening dienen te houden. Het belangrijkste punt van dit protocol is dat er nauwkeuriger gekeken wordt naar hoe aanvragers die eerder subsidie hebben gekregen die toen hebben besteed. Op die manier willen we een nog beter beeld krijgen dat subsidies structureel, en niet eenmalig goed besteed worden.
Interview met Klaas de Jong - filmproducent en eigenaar van productiehuis Farmhouse Door Laura Derksen Nederlandse filmproducent ‘Als filmproducent werk ik vaak samen met andere productiebedrijven, publieke omroepen, private investeerders en fondsen met als belangrijkste het Nederlands Filmfonds. Het is vrijwel onmogelijk om in Nederland onafhankelijk films te produceren. Dit laat het beleid niet toe, maar ook Nederlandse en buitenlandse investeerders zijn huiveriger geworden om een Nederlandse film te ondersteunen. Mede omdat de kwaliteit ontzettend schommelt en het bezoekersaantal is het ene jaar groter of kleiner dan het andere jaar. Om het toch aantrekkelijk te maken voor investeerders om te participeren aan een filmproductie, heb ik zelf in 2005 een speciale website geopend waarop precies staat uitgelegd wat de inleg is en daarbij de aftrek. Ook kunnen ze zelf figureren in de film en krijgen ze allerlei extra’s zoals premières. Dit werkt goed en er komen steeds meer investeerders af op deze participatie. Hierdoor kunnen productiehuizen steeds minder afhankelijk zijn van het Filmfonds en andere fondsen. Het is een reality check, op een gegeven moment is het potje gewoon leeg. Dan moet je met creatieve oplossingen komen.’ Bezuinigingen ‘Ook wij zullen minder subsidie ontvangen als actief productiehuis en als filmproducent ben ik natuurlijk tegen de grove bezuinigingen. Maar het is natuurlijk problematischer voor beginnende filmmakers en postproductiebedrijven die het nu nog moeten hebben van subsidies zoals die van het Filmfonds. Wij zijn ook groot geworden door deze subsidie. De Nederlandse filmindustrie gaat ook heel goed. We worden steeds bekender – ook in het buitenland – en de Nederlander waardeert ook
steeds meer films van eigen bodem. Films zoals de De Hel van ’63 uit 2009 horen bij de Nederlandse geschiedenis en zullen ook ondersteund moeten blijven door onder andere de overheid. Dit soort films zijn cultureel erfgoed. Als je ziet wat het opbrengt, zal je eerder denken aan een grotere investering dan een bezuiniging. De Hel van ’63 werd 300.000 keer bezocht in bioscopen en filmhuizen, er werden 110.000 dvd’s verkocht en er keken maar liefst 2 miljoen Nederlanders naar de eerste uitzending op televisie. Er zijn veel bedrijven betrokken om dit soort cijfers te realiseren, die scheppen ook weer kansen op bijvoorbeeld de banenmarkt. De film is grotendeels gesubsidieerd door de overheid, hier zijn ook weer vruchten van geplukt zoals ik net noemde. Nu het Filmfonds minder te besteden krijgt moeten er ook keuzes worden gemaakt. Ik vermoed dat er dan minder plek is voor creativiteit, iets wat zeer belangrijk is in deze industrie. De kwaliteit zal hierdoor achteruitgaan en de filmindustrie zal meer afhankelijk worden van vrijwilligers en andere investeerders. Nederland kent overigens al een enorme inzet van vrijwilligers, maar beter is het om de industrie naar een hoger niveau te tillen. Het zou mooi zijn als meerdere productiebedrijven een investeerders plan op zetten zoals Farmhouse. Dit is dan ook een advies aan beginnende filmmakers en alles wat daarbij komt kijken. Als er meer wordt bezuinigd zul je creatief moeten zijn.’