HET AANLEGGEN VAN DE BABY AAN DE BORST 6e herziene uitgave november 2010
deze brochure is te bestellen via website: www.borstvoedinghulp.nl of per telefoonnummer 06-33664319
Dit document is geregistreerd bij de belastingdienst van Breda en beschermd door auteursrecht. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd worden, en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de schrijfster.
HET AANLEGGEN VAN DE BABY AAN DE BORST Het is belangrijk hoe een baby precies aan de borst ligt om efficiënt te kunnen drinken. Vaak denken mensen dat drinken aan de borst een kwestie is van zuigen aan de tepel en dat het hetzelfde werkt als drinken uit een fles. Het belang van goed aanleggen wordt daarmee onderschat, wat tot veel problemen kan leiden. Er is een groot verschil tussen drinken aan de fles en op de goede manier drinken aan de borst. In dit boekje wil ik uitleggen waarom aanleggen zo belangrijk is, en hoe een baby nu eigenlijk aan de borst drinkt. Vervolgens leg ik uit wat je kunt doen om je baby zo goed mogelijk aan de borst te leggen.
Het belang van goed aanleggen Zoals ik al zei, is goed aanleggen nodig voor de baby om goed te kunnen drinken. Als de baby niet optimaal kan drinken kunnen er problemen ontstaan, waarbij het ene probleem vaak weer tot een ander probleem leidt. Bij veel borstvoedingsproblemen speelt het aanleggen een grote rol. Bij goed aanleggen:
kan de baby effectief drinken, dus krijgt de baby genoeg melk binnen wordt de borst effectief geprikkeld, waardoor de melkproductie en de toeschietreflex (de reflex waarmee de moeder de melk loslaat) effectief worden gestimuleerd wordt de borst goed leeggedronken, waardoor de moeder minder last van stuwing krijgt, en minder kans heeft op borstontsteking heeft de baby de borst op de goede manier in de mond, waardoor de moeder geen tepelkloofjes krijgt.
Als het aanleggen niet goed gaat, kunnen de volgende problemen ontstaan:
de baby komt niet genoeg aan (of valt teveel af) de baby laat de borst telkens huilend los de baby verzet zich tegen de borst en wil niet meer toehappen de baby verliest zijn interesse, wordt apathisch, slaperig de baby is ontevreden, heeft honger, huilt veel en wil alsmaar aan de borst de baby wil niet van de borst af, en de voedingen duren lang ( langer dan 20 minuten per borst) de moeder heeft niet genoeg melk; de melkproductie komt niet goed op gang de stuwing loopt uit de hand; de borsten zijn heel erg gespannen en de moeder is koortsig borstontsteking omdat de borsten niet leeggedronken worden de moeder heeft pijn aan de tepels, en mogelijk ook tepelkloven.
Hoe vaak hoor je moeders niet zeggen: “Ik heb twee weken borstvoeding gegeven, en toen was de melk op.” De meeste mensen hebben niet in de gaten dat het hier kan gaan om een aanlegprobleem. Bijna iedere vrouw kan genoeg melk produceren voor haar kind (zelfs voor een tweeling). Het komt maar weinig voor dat een moeder te weinig klierweefsel heeft. De borsten maken zoveel melk aan als de baby drinkt. Als de baby wegens een aanlegprobleem te weinig drinkt, gaan de borsten te weinig melk aanmaken; ze worden niet voldoende gestimuleerd tot melkproductie.
Hoe drinkt een baby aan de borst? Drinken aan de borst is voor een baby heel anders dan drinken uit een fles. Doordat er lucht in de fles kan komen via de schroefdop, kan de baby de melk uit de fles zuigen. De baby kan de melkstroom ook nog versnellen door met zijn kaakjes op de speen te knijpen (probeer dit maar eens uit door een gevulde fles ondersteboven te houden, en in de speen te knijpen; de melk stroomt er dan uit). Borstvoeding werkt anders. De baby kan de melk niet door zuigen alléén uit de borst krijgen (er komt geen lucht in de borst!). Zuigen doet de baby voornamelijk om de borst goed op zijn plaats in het mondje te houden, en om de toeschietreflex te stimuleren. De baby zuigt de melk niet uit de borst,
1
maar hij masseert de melk actief eruit (vergelijk het maar met hoe de boer vroeger met de hand een koe melkte: daar komt ook geen zuigen aan te pas). Hiervoor moet hij goed aan de borst liggen. Om te begrijpen hoe dat ‘melken’ nu eigenlijk gaat, moeten we eerst eens bekijken hoe de borst er van binnen uit ziet.
©8 Op het linkerplaatje zie je de borst van binnen. De borst zit vol met kleine melkkliertjes die in de hele borst verspreid zitten; daar wordt de melk gemaakt. Vanuit de melkkliertjes lopen heel veel gangetjes en kanaaltjes naar de tepel toe. Om elk melkkliertje heen zitten spiervezels die het kliertje leeg kunnen knijpen. Dit ‘knijpen’ van die spiervezels noemen we de toeschietreflex, die optreedt wanneer de baby de tepel stimuleert in zijn mondje. Hierdoor wordt de melk uit de kliertjes in de melkgangen gestuwd. De melkgangetjes vullen zich dan met melk en worden daardoor wijder. Onder de tepelhof worden de melkgangen extra wijd. Dit zie je weergegeven in het rechter plaatje. Op echografiebeelden kun je zien dat een kanaaltje wel een halve centimeter doorsnede kan zijn (zie hieronder). Als de baby niet meer zuigt, stopt ook de toeschietreflex. De melkkanaaltjes worden weer dun, en er blijft geen melk in de kanaaltjes achter. Echobeeld van enkele melkkanaaltjes gevuld met melk. Bij de letter N bevindt zich de tepel (nipple).
Met behulp van echografie is onderzocht wat de baby nu precies doet als hij drinkt aan de borst. Als de baby drinkt ligt de tepel diep in het mondje: bijna bij het harde gehemelte. De baby zuigt aan de borst, en beweegt daarbij zijn tong. Behalve dat de baby zuigkracht maakt op de tepel, geeft de tong ook druk op de borst. De baby kan met zijn tong en onderkaak de melk uit de verwijde melkkanalen masseren. Dat betekent dat de baby behalve de tepel ook een flink deel van de borst in zijn mond moet hebben. Bij iedere vrouw is de tepelhof verschillend van grootte, maar in ieder geval moet een groot deel van de tepelhof in het mondje van de baby zitten. Na het aanhappen zuigt de baby de borst goed naar achteren in zijn mondje. Dit doet hij door van zijn tong een gootje te maken, en de tepel diep zijn mondje te halen. Tijdens de eerste dagen kan dit pijnlijk zijn, omdat de borst hierdoor uitgerekt wordt. Dit betreft alleen het eerste aanzuigen: daarna mag het voeden geen pijn doen, anders is dat een teken dat het aanleggen niet goed is. Op het volgende plaatje zie je dit in dwarsdoorsnede.
2
Bij plaatje a zie je hoe de borst in het babymondje zit. De tepel is alleen het achterste puntje. Die ligt ver achterin de mondholte, bijna bij de overgang tussen het harde en het zachte gehemelte. Op de kleine plaatjes zie je hoe nu de baby de melk uit de borst masseert. Bij plaatje b drukt hij met het puntje van zijn tong de melkgangen dicht zodat de melk gevangen zit in de verwijde kanalen. De onderkaak beweegt hierbij omhoog. Op de volgende plaatjes zie je hoe de tong een soort golfbeweging maakt; die golfbeweging loopt over de tong vanaf het puntje naar achteren toe, zodat de melk uit de kanalen wordt gedrukt. Bij plaatje e kun je zien dat die golfbeweging voorbij de tepel gewoon doorgaat, zodat de baby in één doorgaande beweging meteen slikt. Bij plaatje f is het slikken bijna klaar en zal de onderkaak weer naar beneden gaan. De melkgangen worden dan niet langer meer dicht gedrukt, waardoor de melk weer in de kanalen zal stromen, en de hele cyclus weer opnieuw kan beginnen. Als je ziet hoe de baby drinkt is het wel te begrijpen hoe belangrijk het is dat de baby veel van de borst in zijn mondje heeft. Zo kan hij namelijk de melk die in de kanalen zit makkelijk eruit masseren. Het is dus nodig dat de baby een flinke ‘hap’ van de borst neemt met wijd open mond. Daarbij moet ook zijn tongetje goed uitgestoken zijn, zodat het puntje ervan óver de onderkaak ligt. Als de tong niet ver genoeg naar voren komt, kan de golfbeweging niet goed uitgevoerd worden. Een baby met een te kort tongriempje kan daarom problemen hebben met aanleggen. Bij het aanleggen moet de baby dus een flink deel van de borst pakken met wijd open mond en uitgestoken tong. Verderop in het hoofdstuk “hoe leg je aan?” wordt uitgelegd wat je kunt doen om goed aan te leggen, en waar je op kunt letten.
Goed aanleggen voorkomt problemen Bij goed aanleggen komt de tepel dus ver achterin het mondje te liggen. De tepel ligt daar veilig en wordt niet beschadigd. Als de tepel verder naar voren ligt omdat de baby te weinig van de borst in de mond heeft, ligt hij voorin de mond tegen het harde gehemelte gedrukt. Dit leidt tot tepelpijn en kloven. Bij goed aanleggen blijft de tong van de baby steeds op dezelfde plek liggen. Er gaat wel een golfbeweging over de tong, maar de tong gaat niet heen en weer, en er is dus geen wrijving. Bij aanlegproblemen zie je soms dat de tong heen en weer schuurt over de tepel met alle gevolgen van dien. Of de tong is naar binnen en de baby zuigt ook zijn onderlipje naar binnen. Uit onderzoek is vast komen te staan dat het verkeerd aanliggen de belangrijkste oorzaak is van tepelkloven, en dat het niets te maken heeft met het ‘harden’ van de tepels. Aan de plek waar een tepelkloofje zit kan afgeleid
3
worden wat er met het aanleggen mis is. (Er zijn ook nog andere vormen van tepelpijn, zoals bij een overgevoeligheid, of bij een schimmelinfectie. Die laat ik voor dit boekje buiten beschouwing.)
Deze baby zit echt alleen maar aan de tepel te zuigen: zó ontstaan tepelkloven. ©4
Deze baby heeft de borst goed in zijn mondje
Tepelkloven zijn het gevolg van een aanlegprobleem. De oplossing van het probleem is dan het aanleggen verbeteren. Vaak wordt bij tepelkloven geadviseerd een tepelhoedje te gebruiken om de pijn te verlichten. Hiermee gebruikt de baby een andere drinktechniek. De baby leert dus niet goed aan te leggen, en het duurt langer eer de oorzaak van het probleem is opgelost. Het tepelhoedje heeft een aantal nadelen. Met het hoedje komt de borst minder diep in het mondje. Tevens is het hoedje ook stugger dan de borst zelf. Hierdoor kan de baby minder goed de borst masseren, en kan het drinken minder effectief zijn. Op den duur kan de melkproductie gaan teruglopen omdat de baby minder drinkt en omdat de tepel met het hoedje onvoldoende wordt gestimuleerd. Daarnaast raakt de baby aan het hoedje gewend en kan niet meer drinken zonder. Sommige moeders kunnen de nadelen van een tepelhoedje compenseren met een makkelijke productie en een sterke toeschietreflex, maar dat weet je niet van tevoren. Wees dus liefst terughoudend met een tepelhoedje: zoek bij tepelproblemen snel goede hulp bij het aanleggen. Als je al hoedjes gebruikt, probeer die dan snel weer af te bouwen.
©4
©5
Het is je inmiddels wel duidelijk dat je baby bórstvoeding krijgt, géén tépelvoeding! De precieze vorm van je tepels is dan ook niet zo belangrijk. Wat wel lastig kan zijn, is een ingetrokken tepel (zie foto). Hierbij is het weefsel achter de tepel wat te kort; de baby kan niet zo gemakkelijk de tepel achterin zijn mondje krijgen. Met een ingetrokken tepel moet er extra zorgvuldig aangelegd worden. Op den duur zal het drinken van de baby het weefsel oprekken, en wordt het probleem vanzelf minder. Intussen kan het gebruik van tepelvormers, en kolven voor de voeding wat helpen. Als de baby echt niet kan aanhappen, kan een tepelhoedje een laatste redmiddel zijn.
Bij een aanlegprobleem kan de baby niet effectief drinken, en kan daardoor te weinig melk binnenkrijgen, met als gevolg niet aankomen. Soms wordt dit pas een tijdje ná de geboorte een probleem, omdat de baby de eerste tijd nog genoeg kan hebben aan de melk die bij de toeschietreflex spontaan uit de borst komt. Als hij dan wat ouder wordt heeft hij meer voeding nodig, en beginnen de problemen pas echt. De toeschietreflex is niet bij iedereen even sterk. Bij de ene vrouw zal door de toeschietreflex de melk uit de kliertjes naar de sinussen gestuwd worden (en is er aan de buitenkant van de borst niets te zien), terwijl bij de andere vrouw de reflex zó sterk is, dat de melk flink uit de borst stroomt (of spuit). Wanneer de toeschietreflex erg sterk is, kan het lastig zijn om de baby aan te leggen, omdat de baby zich door de snelle melkstroom verslikt, en telkens proestend loslaat. Voor dit probleem bestaan allerlei goede tips. Veel aanlegproblemen worden veroorzaakt door wat wordt genoemd zuigverwarring. Zoals je in het voorafgaande hebt kunnen lezen, moet de baby om te drinken aan de borst zijn mondje wijd open doen en zijn tong uitsteken om zoveel mogelijk van de borst in de mond te nemen. Vervolgens zuigt hij de borst naar binnen met de tepel achterin zijn mondje. Drinken uit een fles gaat heel anders. Bij de fles gaat het mondje niet ver open (tuitmondje), en haalt de baby zijn tong naar binnen. Ook drukt de baby met beide kaakjes op de speen. Het blijkt dat een deel van de baby’s die al vroeg de fles hebben gekregen (al is het maar één keer) de techniek van het flesdrinken gaan gebruiken aan de borst. Ze doen dan hun mond niet wijd genoeg open, steken hun tong niet genoeg uit, en drukken met hun kaken op de tepel. Ze verwachten vaak bij het happen al meteen iets te voelen tegen hun gehemelte, en snappen niet dat ze zélf de borst moeten aanzuigen, en in hun mond tegen hun gehemelte moeten nemen. Om de borstvoeding niet onnodig in gevaar te brengen is het daarom af te raden om de eerste weken een fles te geven. Na enige weken, als de borstvoeding eenmaal goed loopt, is dit geen bezwaar meer. Ook fopspenen en een vinger in het mondje kunnen dit nadeel hebben, dus ook daar liever mee wachten tot het aanleggen goed gaat. In normale situaties heeft een gezonde baby geen bijvoeding nodig. Bij aanlegproblemen kan een baby te weinig melk binnen krijgen, en kan het nodig zijn om de baby bij te voeden met afgekolfde moedermelk of kunstvoeding (in glucosewater zitten geen voedingsstoffen). Als dit met een fles gebeurt kan hiermee het aanlegprobleem verergeren. Een alternatief is dan om bij te voeden met een lepeltje of uit een klein bekertje (maatbekertje bijv.). Hiermee kun je tijdelijk kleine beetjes melk bijvoeden, terwijl je daarnaast oefent aan de borst. Dit zijn heel geschikte methoden voor de eerste paar dagen. Wanneer je het probleem niet snel genoeg op kunt lossen, en het is nodig om langere tijd grotere hoeveelheden bij te voeden, dan is de hulp van een lactatiekundige een goede zaak. Die kan naast het helpen aanleren van een goede aanlegtechniek ook begeleiden bij het bijvoeden. Dit kan bijvoorbeeld d.m.v. “vingervoeden”. Hierbij wordt de baby gevoed met melk uit een ©2 injectiespuit (zonder naald), terwijl hij zuigt aan een vinger. Bij een juiste uitvoering hiervan kan een verergering van zuigverwarring beperkt blijven. In de handel zijn ook andere hulpmiddelen te koop zoals de ‘softcup’ en de ‘borstvoeding hulp set’ (zie foto). Het gaat te ver voor deze folder om daar verder op in te gaan maar zoek vooral hulp als je met deze problemen zit. Als een baby een dag na de geboorte nog niet aan de borst heeft gezogen, is het is verstandig om naast het voeden te gaan kolven om alvast de melkproductie te stimuleren, en om de baby bij te voeden. Gebruik hiervoor bij voorkeur een professionele vol-automatische kolf. Met goede begeleiding kan de borstvoeding in niet al te lange tijd goed gaan lopen, maar als je op de verkeerde manier zit te tobben worden de problemen vaak erger. Het is dan op den duur niet meer te doen en na enige tijd ben je “aan de fles”.
5
Aanleggen moet je leren Misschien denk je dat borstvoeding zo natuurlijk is, dat het vanzelf gaat. Maar lopen heb je ook met vallen en opstaan moeten leren, en heeft heel wat oefenen gekost. Zo natuurlijk als borstvoeding ook is, jij en je baby moeten het wel leren. De natuur geeft je de mogelijkheden om dit te doen. Borstvoeding is een combinatie van instinct, reflexen, en leren. Borstvoeding is ook een kwestie van samenspel tussen moeder en baby; het is echt teamwerk. Net als bij dansen moeten jij en je baby op elkaar ingespeeld raken. Vrouwen leren tegenwoordig in onze cultuur niet meer over borstvoeding door ‘er mee op te groeien’. Vroeger werd de kunst van het borstvoeding geven van de ene op de andere generatie overgedragen: nu dit niet meer zo is, moet je op andere manieren aan goede kennis komen. (Wist je dat jonge apen die in de dierentuin opgroeien zonder moederapen met baby’s gezien te hebben, zelf later hun jong niet kunnen voeden? Ook apen moeten borstvoeden leren!) Ik wil je stap voor stap laten zien waar je op kunt letten om het goed aanleggen zo gemakkelijk mogelijk te maken. Het is niet zo dat het gegarandeerd fout gaat als je niet strikt alle aanwijzingen opvolgt: er zijn baby’s die zelfs onder hele nadelige omstandigheden toch nog prima de borst pakken. Maar het is jammer om het aanleggen onnodig te laten mislukken. Alles bij elkaar zijn het een heleboel aanwijzingen, waardoor je misschien denkt dat aanleggen heel ingewikkeld is. Maar dat is alleen maar in het begin; met deze aanwijzingen krijg je het aanleggen zo snel mogelijk geleerd, en daarna loopt het allemaal vanzelf. (Net als bij leren autorijden moet je er in het begin nog bij nadenken, maar wordt het al doende een automatisme.) En misschien gaat het bij jou en je baby al meteen als vanzelf! Vooral als je direct na de geboorte veel huidcontact hebt, en snel kunt aanleggen, zal je baby het spontaan al veel beter kunnen. Als dat niet zo is, bedenk dan: oefening baart kunst. Beschouw de eerste dagen dan ook als oefendagen, en verlang niet van jezelf dat het allemaal meteen lukt. Leg je baby die eerste dagen maar heel vaak aan; zo kun je vaak oefenen en krijgt je baby vaak kleine beetjes van het waardevolle colostrum binnen en zal niet gauw iets te kort komen. Vaker voeden is in de eerste dagen belangrijker dan de duur van de voeding: liever veel voedingen die kort duren, dan zes lange voedingen. Voor de begintijd geldt er wel een minimum aantal voedingen, maar geen maximum. Als na enige tijd de borstvoeding goed op gang is en goed loopt, zal je baby vaak vanzelf een voedingsritme krijgen. Na verloop van tijd wordt het borstvoeding geven een flexibel proces, waarin je het ritme van je baby ook wat kunt bijsturen als je dat wil. Iedere vrouw is anders, en iedere baby is anders. Dat vrouwen heel verschillend gebouwd zijn is mooi te zien op de foto. Deze baby’s zijn al wat ouder; ze zijn dan zó bedreven in het borstvoeden dat ze zelf hun weg wel vinden aan de borst. Maar toen deze baby’s pas geboren waren, zullen deze moeders op verschillende manieren hebben aangelegd, aangepast aan hun eigen situatie. Er zijn een heleboel tips die algemeen gelden voor ieder moeder-baby-paar. Maar het werkt het best als je niet alleen maar klakkeloos regeltjes toepast, maar als je gaat begrijpen wat de bedoeling is. Je kunt dan zelf voor jouw situatie de beste oplossing zoeken. En zo reageert ook iedere baby weer anders aan de borst. Je moet dus ook jouw baby leren kennen, en op elkaar ingespeeld raken. Ook dat is een kwestie van oefenen (vergelijk het maar met samen leren dansen).
©1
6
Hoe leg je aan? Er zijn verschillende voedingshoudingen. Ik zal vooral de zogeheten ‘madonnahouding’ laten zien, omdat die houding het vaakst wordt gebruikt. Ik bespreek daarbij een aantal algemene principes van het aanleggen. Als je die leert kennen, kun je ze in alle mogelijke houdingen toepassen, en vind je daarin je eigen stijl en voorkeuren. Ik ga vooral in op het zittend voeden. Als je baby pas geboren is, vind je het misschien prettig om liggend te voeden. Je ligt daarbij op een arm, en je zult je baby maar weinig kunnen helpen. Omdat je baby nog niet ervaren is, zul je dan meestal hulp nodig hebben met aanleggen. Daarmee bouw je zelf geen vaardigheid op. Hoewel het heel ontspannen kan zijn om op zijn tijd eens liggend te voeden, is het toch belangrijk dat je zo snel mogelijk ook zittend gaat voeden. Met zittend voeden heb je zelf de meeste controle op wat er gebeurt, en leer je de kunst van het aanleggen het snelste. Zo word je snel onafhankelijk van de hulp van een zorgverlener. Je eigen houding: Waar het allemaal om draait is dat de baby met wijd open mond zoveel mogelijk van de borst in zijn mondje neemt, zodat de tepel ver achterin zijn mondholte terecht komt, en de sinussen in zijn mondje komen te liggen. Je zou misschien niet verwachten dat je eigen houding hierbij van belang is. Toch moet je altijd eerst bekijken hoe je zelf zit. Op de foto kun je zien dat je tepels meer naar boven wijzen naarmate je meer achterover zit, en meer naar beneden als je vooroverzit. Ook de vorm van de borst wordt beïnvloed door hoe je zit. Bij achterover zitten zakt de borst wat platter op het lichaam.
©4
©4
©4
Het is dus het beste om (goed gesteund) rechtop te zitten, zodat de baby de borst recht naar voren wijzend aangeboden krijgt, zonder afgeplat te zijn. Zo kan de baby het best zoveel mogelijk van de borst aanhappen. Voorover zitten heeft ook nog het nadeel dat je tijdens het voeden door de spanning in je schouders geneigd zult zijn meer rechtop te gaan zitten, waarbij je de borst uit het mondje van de baby ‘trekt’. De baby gaat dan aan de tepel trekken om de borst in zijn mondje te houden. Dit ‘touwtrekken om de borst’ tussen moeder en baby gebeurt vaak als de positie van moeder en/of baby niet goed is. De baby gaat dan ‘hangen’ aan de borst. (We zullen dit nog op verschillende foto’s tegenkomen.) Natuurlijk is het daarnaast ook belangrijk dat je zelf lekker ontspannen en goed gesteund zit: de voedingstijd is ervoor bedoeld dat zowel je baby als jijzelf ervan kunnen genieten! De positie van de baby: Om zoveel mogelijk van de borst te kunnen pakken, moet je baby zo goed mogelijk bij de borst kunnen. Hij moet gemakkelijk bij de tepel en tepelhof kunnen, zonder dat hij daarvoor zijn hoofd moet draaien, of zich moet uitrekken, of aan de tepel moet trekken om de borst naar zich toe te halen. Ten eerste moet daarom je baby ter hoogte van je tepel liggen. Het is niet prettig als je zelf met je arm tijdens het voeden je baby omhoog moet tillen. Zoek daarom eens uit welk kussen, of hoeveel kussens
7
je op je schoot kunt nemen om je baby op tepelhoogte te laten liggen. De ene vrouw heeft haar borsten hoger zitten dan de andere, dus zoek wat voor jou het beste is. (Kijk nog eens naar die foto van die twee vrouwen bij het hoofdstuk ‘aanleggen moet je leren’)
©4
©4
©4
Deze baby’s liggen goed gesteund ter hoogte van de borst. De moeder rechts leunt nog wat voorover.
©1 Deze baby ligt te hoog aan de borst, waardoor hij niet genoeg van de borst in zijn mondje kan happen. Als hij zijn mondje wijd open zou doen, gaat zijn hoofd meer achterover, en ligt de tepel ter hoogte van zijn kin. Hij maakt daarom maar een klein tuitmondje, en heeft alleen de tepel in zijn mond
8
Leg je baby dus niet hoger of lager dan de tepel, maar ook niet teveel naar links of naar rechts. Als het hoofdje van je baby in je elleboogholte ligt (zoals bij flesvoeding wordt gedaan), ligt je baby teveel naar opzij. Op de foto hiernaast is dit het geval. Als deze moeder haar baby wat meer in de richting van haar (rechter)hand schuift, ligt hij beter. De baby kan zijn mondje het best opendoen wanneer zijn hoofdje wat achterover gedraaid is (probeer zelf eens uit wat er met je hoofd gebeurt als je je mond zo ver mogelijk opendoet!). Als de baby teveel naar opzij ligt (zoals op de foto rechts) moet de baby zijn hoofd buigen om bij de borst te kunnen. Dit is ongunstig voor het aanhappen. Het werkt beter om de baby zó neer te leggen dat hij met zijn neusje ter hoogte van je tepel ligt, zodat hij zijn hoofd achterover moet strekken om de borst aan te happen. Wanneer hij dan zijn mondje wijd open doet, ligt de tepel precies midden voor zijn mondopening. Verderop zul je dit nog op foto’s zien.
©4
Om goed bij de borst te kunnen moet de baby niet zijn hoofdje hoeven draaien. Met gedraaide hals is het moeilijk om de mond wijd open te doen, en het is moeilijk om te slikken. (Probeer dit zelf maar eens uit als je wat drinkt.) Dit betekent dat de baby niet op zijn rug, maar op zijn zij moet liggen. Dat liggen op de rug gebeurt heel vaak omdat het de houding is voor flesvoeding. Als een baby op zijn rug aan de borst ligt, zie je ook vaak dat de baby niet dicht tegen de moeder aanligt. Hij moet dan niet alleen naar de borst toe draaien, maar moet er ook nog naar reiken, en heeft vaak niet de bewegingsruimte met zijn hoofd om zijn mondje wijd open te doen. Op de volgende foto’s kun je dit zien.
©1
©1
Deze baby’s liggen op hun rug, en moeten dus hun hoofd draaien. Ze liggen ook niet helemaal tegen de moeder aan, en moeten daarom reiken naar de borst.
9
Hier zie je de baby goed op zijn zij liggen met zijn buik dicht tegen de buik van zijn moeder aan. De baby zou nog wat minder naar opzij mogen liggen.
©6 Leg de baby met zijn hele lijfje dicht tegen je aan zodat hij goed bij de borst kan. (Laat het hoofdje vrij, zodat hij daarmee de bewegingsvrijheid heeft om zijn mondje wijd open te doen!) Als hij met zijn lichaam van je af ligt komt zijn neusje dichter tegen de borst aan, terwijl zijn kinnetje verder van de borst vandaan komt. Zoals je hebt gezien, ‘melkt’ de baby met zijn tong en onderkaak. Het is dus belangrijk dat die tong en onderkaak goed om de borst komen te liggen. Het kinnetje ligt daarbij tegen de borst. Als de baby’s kin niet tegen de borst zit, heeft hij te weinig van de borst in zijn mondje. Tevens wordt dan het neusje teveel in de borst gedrukt, waardoor de baby vaak niet goed kan ademen. Het is niet verstandig om met je vinger in je borst te drukken om het neusje vrij te houden. Je trekt dan aan je tepel, waardoor die nóg minder diep in het mondje komt. Daarnaast druk je zo op melkkanaaltjes, die daardoor verstopt kunnen raken. Als je het ruggetje van je baby naar je toe haalt, zul je zien dat het neusje vanzelf vrijkomt.
Het kan ook zijn dat je baby te ver naar jouw zijkant ligt, dus teveel in je elleboogholte. Hij ligt dan met zijn hoofdje voorover gebogen aan de borst. Als je de baby verschuift zodat hij met zijn hoofdje over je onderarm ligt, zal zijn kin naar de borst toe komen te liggen, terwijl het neusje er vanaf komt. Zijn hoofdje komt dan meer achterover te liggen. Door het hoofdje meer te strekken kan je baby zijn mondje beter open doen, en maakt zijn tong beter contact met de borst, om de sinussen te masseren.
Bij deze baby is goed te zien dat het kinnetje veel te ver van de borst af ligt, terwijl zijn neusje er juist te veel in wordt gedrukt. Je ziet ook dat deze baby op zijn rug ligt, en zijn onderlichaam van de moeder vandaan ligt.
©2
10
Het ondersteunen van de borst: Als je baby goed gesteund op je onderarm ligt heb je één hand vrij: Ga NIET: • de borst indrukken om het neusje vrij te houden; hierboven is al beschreven wat daarvan het bezwaar is. • de tepel tussen je vingers klemmen (de ‘sigaretgreep’). Je zit dan met je vingers waar je baby moet happen en je knijpt zo het borstweefsel (de sinussen) weg; je geeft je baby alleen het uiterste puntje van je borst • je borst uitrekken om hem naar je baby toe te brengen;. Je baby krijgt zo niet die volle hap van de borst die nodig is.
Met je vrije hand kun je je borst gaan ondersteunen. Dit heeft het voordeel dat je je borst kunt sturen om bij je baby de zoek- en hapreflex op te roepen. Dit komt in de volgende paragraaf aan de orde. Daarnaast kun je met dit ondersteunen je borst zo gunstig mogelijk aan je baby aanbieden. Ik laat je hier weer eens opnieuw de foto zien van die twee verschillende vrouwen.
Iedere borst is anders. Zo wijst de tepel bij iedere vrouw in een andere richting. Zowel een tepel die omhoog wijst, als een tepel die naar beneden wijst, kun je door de borst te ondersteunen goed aanbieden aan de baby.
©1
Bij het ondersteunen is het de bedoeling dat je je borst ‘draagt’ zonder met je vingers op de tepelhof te komen. Je vormt van je hand een kommetje waarbij de kant van je pink tegen je ribben aanligt. Laat de duim losjes bovenop je borst rusten. De houding van je hand is als de letter C: de ‘C-greep’. Met die ondersteunende hand kun je de borst goed aanbieden. Als je borst bijvoorbeeld groot en rond is, kun je de voorste helft van je borst wat meer uit laten steken. Als je kleine borsten hebt, kun je je borst wat ronder maken door je borst op te tillen en te omvatten. Zorg ervoor dat je hand altijd achter de tepelhof blijft.
Hier zie je dat een omhoog gerichte tepel door de borst op te tillen meer naar voren kan wijzen. Dit is niet de C-greep!
©7
11
Je kunt het je baby nóg gemakkelijker maken door je borst platter te maken. (Net zoals je een dik broodje ook wat platdrukt om het te kunnen “behappen”.) Je draagt daarbij je borst van onderaf waarbij je van je hand de letter U maakt zoals rechts op de foto: de ‘U-greep’. Let erop dat je borst in dezelfde richting wordt platgemaakt als waarin het mondje van de baby wijst. Als de baby horizontaal ligt wijst zijn mondje verticaal, en moeten je vingers dus recht omhoog wijzen. Let er dus op dat je pols goed gebogen is. In de madonnahouding is dit wat lastig; dit gaat in andere zithoudingen beter. Experimenteer zelf wat je kunt doen om je borst zó aan te bieden, dat je baby zoveel mogelijk van de borst kan aanhappen. Op de foto drukt de moeder haar vingertoppen nog wat teveel in de borst. Als je er voor zorgt dat je vingers gestrekt zijn, en de druk goed verdeeld is over je hele hand, hoef je niet bezorgd te zijn dat je de borst ergens beknelt.
Bij veel vrouwen is het ondersteunen van de borst handig bij het aanleggen, en kan dan voor de rest van de voeding de hand weggehaald worden. Bij zware borsten kan het nodig zijn om de borst tijdens de hele voeding te steunen, omdat anders de borst door zijn gewicht uit het mondje van de baby zakt, en de baby vervolgens alleen nog aan de tepel ‘hangt’. Als je het langdurig ondersteunen vermoeiend vindt, kun je ook een zachte sjaal omknopen om je borst te dragen, zoals je hiernaast op de foto ziet. Een andere manier is een handdoekrolletje onder de borst klemmen.
©4
Je baby laten happen: Nu zit je er dan helemaal klaar voor, en kan het samenspel beginnen! Denk niet dat je een baby aan de borst ‘koppelt’! Je baby is al meteen een persoontje, en heeft zo zijn eigen manier van doen. Je moet dus op elkaar ingespeeld raken. Maar de natuur heeft elke baby reflexen meegegeven voor het borstvoeden. De kunst is nu om die reflexen te gaan stimuleren en te gaan gebruiken. De zoekreflex: bij aanraking van zijn wangetje zal een baby naar die kant toe draaien, en ‘op zoek gaan’ naar de borst. Op de foto hiernaast kun je dat goed zien .
©1
12
Als jij, of iemand die helpt, je baby in de nek vasthoudt en daarbij met de vingers op de kaken drukt, roep je daarmee een zoekreflex op naar twee kanten tegelijk. Je baby raakt daarvan in de war en gaat vaak onrustig met zijn hoofdje naar links en rechts bewegen. Het voelt voor de baby niet prettig. Nu je baby zoekt naar de borst ga je hem laten happen. De hapreflex roep je op door met je ondersteunende hand je borst zó te sturen, dat je tepel het bovenlipje van je baby kietelt. Bij deze aanraking zal hij zijn hoofdje strekken en zijn mondje opendoen. Elke baby is daarbij verschillend: de ene baby zit al met zijn mond wagenwijd open terwijl je nog zit te worstelen met de haakjes van je voedings-bh; de andere baby is heel afwachtend en moet met veel spel uitgelokt worden om zijn mondje open te doen. Blijf net zolang stimuleren tot hij zijn mondje flink wijd open doet, en zijn tongetje naar buiten steekt. Precies op dat moment haal je het ruggetje van je baby zo dicht mogelijk naar je toe, zodat hij zoveel mogelijk van je borst aanhapt.
Het is belangrijk dat je de baby naar je borst toehaalt i.p.v. dat je je borst naar je baby brengt. Als je dat laatste zou doen, rek je je borst uit en ga je voorover hangen. Op deze manier zal je baby aan de tepel zal gaan hangen (‘touwtrekken om de borst’).
Je ziet hier hoe deze moeder haar borst aan haar baby geeft alsof het een fles is. ©4 Een andere fout die vaak wordt gemaakt, is de baby met zijn hoofdje naar de borst toe drukken (zie hiernaast). Je belemmert daarmee het zoeken en happen van de baby omdat zijn hoofdje wordt geblokkeerd. Veel baby’s raken hiervan overstuur. Geef je baby de ruimte om zijn hoofd te bewegen; kijk naar zijn reacties, en probeer het een samenspel te laten zijn. Om zijn mondje wijd open te doen moet je baby zijn hoofdje achterover kunnen bewegen. Wanneer je tegen zijn hoofdje drukt, druk je daarmee zijn hoofd voorover, en heeft hij dus niet de ruimte om zijn mond wijd open te doen. Ook wordt hiermee zijn neusje teveel in de borst gedrukt. Veel baby’s zullen protesteren, vooral wanneer dit met een snelle duw wordt uitgevoerd. Haal je baby liever met zijn hele lijfje naar je toe bij het happen. Je baby vindt het geen bezwaar als er stevig tegen zijn ruggetje wordt gedrukt, als zijn hoofdje maar de vrijheid houdt. Als je merkt dat je baby meer sturing nodig heeft, probeer dan eens de ‘baker-houding’ (zie pag. 20).
13
Sommige baby’s zijn heel ongeduldig en onrustig. Ze zwaaien veel met hun armpjes en zijn daarom moeilijker aan de borst te leggen. Als de baby daarbij ook nog erg gespannen is, zal hij zijn rug overstrekken. Het lijkt dan alsof hij zichzelf uit je armen gooit. Het helpt om eerder te voeden zodat je baby minder hongerig is; wacht niet tot je baby huilt van de honger, maar neem je baby meteen aan de borst als hij wakker wordt. Probeer als het voeden niet gaat, je baby eerst zo goed mogelijk te kalmeren door te dragen, wiegen, zingen enz. Als het echt nodig is, kun je de baby kalmeren door hem even op je vinger te laten zuigen. Bekijk eens of je baby het prettig vindt als je hem omwikkelt met een doek (inbakeren): sommige baby’s worden rustiger als ze omhuld worden, anderen juist weer niet. Let op een rustige omgeving, en spreek de baby kalmerend toe. Houd je baby liefst vast bij zijn rugje, en let er speciaal op dat zijn hoofdje en nek vrij blijven: vaak is de onrust ontstaan door het aanduwen van nek of hoofdje. Als je baby aan de borst ligt, kijk dan of hij goed heeft gehapt: misschien was je timing niet helemaal goed, of deed hij zijn mondje toch niet ver genoeg open. Druk je borst een beetje in, ter hoogte van het kinnetje, om de onderlip te kunnen zien. Bekijk dan of de onderlip gekruld is, en veel tepelhof omvat. Als je ziet dat je baby niet met wijdopen mond aan de borst ligt, en dat hij teveel alleen maar op je tepel zuigt, haal hem dan van de borst. Je doet dit door je vinger in zijn mondhoekje tussen zijn kaakjes te brengen. Corrigeer altijd een verkeerde aanleghouding! Als je je baby zó zijn gang zou laten gaan, went hij zich de verkeerde techniek aan, en zit je zelf met tepelkloofjes enz. Bedenk dat hoe consequenter je bent in de goede techniek, hoe eerder je baby het op zal pakken. Als je je baby al meteen bij het wakker worden oppakt om te voeden, zal hij meer geduld hebben en daarmee minder snel boos worden als je hem van de borst af moet halen. Houd je baby dus in je buurt zodat je kunt zien wanneer hij wakker begint te worden (rooming-in). Het is frustrerend om je baby alsmaar opnieuw aan te moeten leggen, zeker als je baby ook nog luidkeels protesteert tegen jouw goede bedoelingen. Je kunt dan proberen het aanliggen te verbeteren tijdens het drinken. Trek aan het kinnetje om het mondje verder open te maken, en schuif je borst tegelijkertijd dieper naar binnen. Haal het ruggetje nog eens extra dicht naar je toe. Schuif je baby zodanig naar rechts of links, zodat zijn hoofdje nog meer gestrekt komt te liggen. Vaak kun je hiermee veel verbeteren. Samenvattend:
zit goed gesteund rechtop leg de baby op een (of meer) kussen(s) ter hoogte van de tepel: niet te hoog of te laag baby ligt op zijn zij, met een rechte rug en met zijn hele lijfje dicht tegen je aan baby ligt met zijn hoofdje op je onderarm met zijn neusje bij de tepel ondersteun de borst zodanig dat je baby zo goed mogelijk de borst kan pakken: gebruik de Cgreep of de U-greep raak met je tepel zijn bovenlipje aan zodat hij zijn hoofdje strekt en zijn mondje opendoet breng dan je baby naar de borst door zijn ruggetje stevig naar je toe te halen geef je baby even de tijd om “aan’ te zuigen, en controleer daarna of hij de borst goed in zijn mondje heeft leg opnieuw aan of corrigeer zijn houding als je baby niet goed heeft gepakt
Hoe ziet het eruit? Als je baby goed aan de borst ligt kun je het volgende zien: het mondje is wijd open, kaakjes ver van elkaar, geen “zoen”-mondje. De lipjes zijn naar buiten gekruld. Let er vooral op dat het onderlipje naar buiten is gekruld; als dat niet zo is, zit het tongetje niet goed naar voren, en zuigt de baby zijn onderlip naar binnen. Zijn tong kan dan niet goed masseren, en zelf krijg je tepelkloven. Als je het onderlipje een beetje omkrult, hoor je het puntje van de tong te zien, dat over de onderkaak ligt. De kin van je baby ligt tegen de borst, zijn neusje er iets vandaan. Als de kin de borst niet raakt, ligt je baby verder van de borst. De onderkaak en tong doen het werk, dus de kin is het belangrijkst. Het is geen probleem als de baby met de bovenkaak minder tepelhof omvat dan met de onderkaak;.dat is juist een goed teken Tijdens het drinken beweegt de borst niet heen en weer in het mondje. De wangetjes zijn bol, niet naar binnen gezogen. Als je baby zo aanligt zal hij na het eerste meer oppervlakkige aanzuigen, met lange teugen gaan drinken en slikken. Je ziet dan de onderkaak langzaam op en neer gaan, en je hoort een klokkend geluid. Na een serie slokken, zal je baby telkens een adempauze houden. Naarmate de voeding verder vordert wordt de melkstroom minder sterk. Je zult je baby minder vaak horen slikken, en de pauzes worden langer. Veel baby’s zullen op een gegeven moment verzadigd loslaten. Als jouw baby
14
niet loslaat maar aan de borst in slaap valt, dan kun je je baby van de borst halen. Sommige baby’s blijven aan de borst zuigen als ze klaar zijn met drinken. Het komt er dan op aan dat je het verschil leert zien tussen drinken en sabbelen. Haal je baby maar van de borst als hij niet meer slikt. Laten we nu eens gaan bekijken aan de hand van foto’s wat je aan aanleggen kunt zien. Ik wil je allerlei moeders met baby’s aan de borst laten zien, en geef daarbij kritisch commentaar. Zoals ik al eerder heb gezegd betekent dat niet dat als een baby niet perfect aangelegd is, de borstvoeding zeker misloopt. Het betekent wél dat goed aanleggen het voor je baby gemakkelijker maakt om op de goede manier aan de borst te drinken. Dat is vooral in het begin belangrijk, als je baby het drinken nog te pakken moet krijgen. Als hij eenmaal de techniek beheerst, zal hij meestal ook in minder gunstige aanleghoudingen toch nog goed de borst pakken.
Hier zie je een voorbeeld van een moeder die te ver achterover geleund zit. De baby ligt daarbij meer op zijn rug dan op hun zij. De baby ligt met zijn onderlichaam van de moeder vandaan. Te veel achteroverleunen gebeurt vaak bij voeden in bed; je bent dan gemakkelijk geneigd in de kussens te zakken. Als rechtop zitten pijnlijk is vanwege hechtingen e.d. dan is liggend voeden misschien beter voor je.
Bij liggend voeden gelden weer dezelfde uitgangspunten. De baby moet dicht tegen je aanliggen, buik tegen buik. Het beste is dat jijzelf en je baby goed op jullie zij liggen; je borst wordt dan niet afgeplat zoals wanneer je op je rug zou liggen. Hiernaast zie je een moeder liggend op de rug voeden. De baby kan door de vlakke vorm de borst minder makkelijk pakken, en zakt er zelf met zijn neusje bovenop. Doe dit dus alleen als het niet anders kan.
Op de onderste foto zie je moeder en baby op de zij liggen. Deze houding kan heel ontspannen zijn in het kraambed, maar heeft wel het nadeel dat je zelf weinig mogelijkheid hebt om je baby te helpen bij het aanleggen. In het begin zul je dus niet zonder hulp liggend kunnen voeden. Begin daarom al snel na de geboorte ook in zittende houding te oefenen.
15
Op de foto rechts liggen moeder en baby op hun zij met de buiken tegen elkaar. Deze moeder geeft haar baby de bovenste borst. Dat betekent dat je wanneer je de onderste borst hebt gegeven, je niet om hoeft te draaien en de baby ook op dezelfde plek kan blijven liggen. Als je de bovenste borst geeft, zul je zelf iets meer naar voren moeten draaien, of je kunt ook je baby op een kussen (laten) leggen zodat hij ter hoogte van die borst komt te liggen zoals op de foto. Als je goed kijkt, zie je dat de baby zijn onderlipje naar binnen heeft, dus hij ligt nog niet goed aan de borst. De baby zou beter dichter tegen de moeder aan kunnen liggen.
© 1 Als je baby op zijn rug ligt in plaats van op zijn zij, kan hij minder makkelijk bij je de borst. De baby op de foto ligt op zijn rug, en heeft daardoor niet genoeg van de borst in zijn mondje. Je kunt zien dat zijn kin de borst niet raakt, en dat de borst helemaal uitgerekt wordt. Hij ligt ook nog wat te hoog aan de borst, waardoor zijn neus wél de borst raakt. Het is de tong die de borst ‘melkt’, dus die moet vooral goed bij de borst kunnen; dus de onderkaak moet tegen de borst aan liggen.
©1
Ook deze baby ligt op de rug met gedraaid hoofdje, waardoor zijn mondje minder wijd open kan. De baby ligt rechtop in plaats van horizontaal. Ook ligt hij in de elleboogholte waardoor zijn hoofdje wat voorover gekanteld is in plaats van gestrekt. Hierdoor komt zijn neus in de borst en zijn kin er een beetje vandaan.
16
Op de foto links ligt de baby te ver naar opzij ten opzichte van de borst. Hij lag tijdens het happen met zijn mond verder naar rechts dan de tepel. Je kunt zien dat hij daarom met zijn hoofdje moet buigen om bij de borst te kunnen, waardoor zijn kinnetje tegen zijn eigen borst aan komt te liggen. Op de foto linksonder kun je zien dat het onderlipje daardoor niet goed naar buiten gekruld is. De onderkaak is niet ver genoeg open omdat de baby niet met zijn hoofdje achterover kan strekken zonder de borst te verliezen. Wanneer de baby loslaat om zijn moeder een stralende lach te geven, zie je dat zijn hoofdje te ver naar opzij is om goed de borst te kunnen pakken. (Zoals je aan zijn bolle wangen wel ziet is deze baby desondanks niets te kort gekomen!)
©8 De baby op de foto’s hieronder is op de foto links niet goed aangelegd. Hij heeft niet genoeg van de borst in zijn mondje, en lijkt aan de borst te trekken. Zijn neus en kin zijn ver van de borst vandaan. Op de foto daarnaast heeft dezelfde baby opnieuw gehapt. Dit keer heeft hij dichter tegen de moeder aan gelegen, en heeft hij daardoor beter de borst kunnen pakken: nu ligt hij goed aan de borst. Zijn kin ligt tegen de borst, en de borst wordt niet uitgerekt.
©4
©4
17
©1
©4
Deze baby’s hebben alletwee genoeg van de borst in de mond. Je kunt dat zien aan de wijd open kaken waarmee ze aan de borst liggen. Op deze foto’s kun je goed zien hoe de lipjes naar buiten horen te krullen. De baby rechts ligt nog niet helemaal ideaal: zijn kinnetje ligt van de borst af, terwijl zijn neusje de borst indrukt en een beetje vervormt. Dit gebeurt als de baby met zijn ruggetje te ver van de moeder af ligt, of als hij te ver opzij en/of omhoog ligt. Hierdoor moet de baby zijn hoofdje voorover buigen. Desondanks heeft deze baby toch genoeg van de borst in zijn mondje. Als een baby eenmaal weet hoe het moet, zal hij de borst toch wel goed achterin zijn mondje zuigen ook al is de aanleghouding niet ideaal.
Bij de baby hiernaast zijn de lipjes niet naar buiten gekruld, en heeft de baby de borst niet goed in zijn mondje. Deze baby heeft tijdens het aanleggen zijn mond niet wijd open gedaan. Zijn onderlip zit teveel naar binnen, waardoor zijn tong niet goed bij de borst kan om die te ‘melken’. De moeder houdt de baby dicht genoeg tegen zich aan, want zijn neus en kin raken de borst. Maar hij ligt te hoog en te veel opzij en te veel op zijn rug. Hierdoor moet hij zijn hoofd vooroverbuigen en draaien om de borst te pakken. Voor deze baby is het belangrijk dat zijn houding wordt verbeterd, en dat zijn moeder er veel aandacht aan schenkt dat hij met wijd open mond gaat happen. Ze kan dit doen door een goede hapreflex uit te lokken, en het aanleggen telkens te corrigeren. Tevens kan ze de borst ondersteunen om die op een gunstige manier aan de baby aan te bieden.
18
Deze baby wordt rechtop gevoed omdat de moeder een sterke toeschietreflex heeft, waardoor de baby zich gemakkelijk verslikt, en niet rustig kan drinken. Wanneer de baby rechtop is, kan hij het zuigen-slikken-ademen beter coördineren, waardoor hij minder lucht binnen krijgt. Het mondje is duidelijk ver open en de onderlip omgekruld.
Een baby kan ondanks een minder goede aanleghouding vaak toch wel goed de borst pakken. Zeker een ervaren baby zal dat vanzelf ook doen. Wanneer een baby op het eerste gezicht goed aan de borst lijkt te liggen, maar er zijn toch problemen die wijzen op een aanlegprobleem, ga er dan altijd vanuit dat er ook een aanlegprobleem is ook al lijkt het misschien niet zo. Probeer dan alle “regels” van de kunst van het aanleggen na te lopen: vaak blijkt dat je dan toch verbetering kunt krijgen.
Bij deze baby zijn de lipjes naar buiten gekruld. Toch heeft deze baby de borst niet goed in zijn mondje. De kaakjes zien er niet erg wijd open uit, en de kin en neus liggen van de borst vandaan. Vaak wordt er alleen gekeken of de lipjes gekruld zijn. Dat is niet genoeg: een ‘zoenmondje’ dat niet ver open is, kan veel problemen opleveren. De moeder rekt haar borst naar de baby toe, en knijpt de borst plat. Deze baby kan beter dichter tegen de moeder aan liggen, en de moeder kan haar baby beter naar haar borst brengen in plaats van de borst naar de baby. Met haar hand kan ze haar borst ondersteunen.
Op deze foto wordt de baby niet goed onder het hele lichaam gesteund. De baby ligt helemaal op zijn rug, met zijn lijfje van zijn moeder vandaan, en veel lager dan de borst. Hij kan daardoor niet goed bij de borst, en je ziet dan ook dat de moeder voorover gaat zitten, en haar borst naar de baby toe brengt. De baby kan beter liggend op de onderarm van de moeder, op een kussen worden gelegd zodat hij ter hoogte van de tepel ligt, en zijn hele lichaam goed gesteund is. Hij kan dan op zijn zij liggen zodat hij zijn hoofd niet hoeft te draaien. De moeder kan dan rechtop blijven zitten, en haar baby naar de borst brengen in plaats van andersom.
19
De baby hiernaast ligt al meer op zijn zij met zijn hoofd en bovenlichaam op een kussen, zodat hij zijn hoofdje niet hoeft te draaien. Zijn onderlichaam ligt van de moeder af, en wordt niet genoeg gesteund. De moeder ondersteunt het hoofdje. Dit kun je beter niet doen, want je zou daarmee druk op het hoofdje kunnen zetten, en daarbij het hoofdje voorover kantelen. Daardoor heeft je baby minder bewegingsruimte om zijn mond wijd open te doen. Veel baby’s vinden vasthouden bij het hoofd ook niet prettig. Deze baby ligt op de goede hoogte ten opzichte van de tepel. Zo te zien heeft de baby de borst goed in zijn mondje, maar erg knus is het niet.
De baby hiernaast is al wat ouder, en zit goed gesteund bij zijn moeder op schoot. Hij ligt goed op zijn zij ter hoogte van de tepel.
Hier zie je een baby die onder de arm wordt gevoed: de baker-houding (vaak ‘rugby-houding’ genoemd). De moeder houdt de baby vast onder de linkerarm, en geeft hem de linkerborst. Met haar rechterhand ondersteunt ze de borst. Deze houding biedt meer controle op het aanleggen dan de madonna-houding omdat je beter zicht hebt en de baby en de borst beter kunt sturen. In deze positie kan de borst heel goed worden ondersteund in de U-greep (blz. 12). Dat maakt het aanhappen voor de baby een stuk gemakkelijker. Het nadeel van deze houding is dat het vaak lastig is om de baby goed te ondersteunen met kussens (die zakken vaak weg), en tevens dat de baby zich kan gaan afzetten met de voetjes. Je ziet dat deze moeder haar baby ver boven het kussen uittilt in plaats van de baby er op te laten liggen. In plaats van het hoofdje vast te pakken, kan ze beter haar hand op de rug van haar baby houden, en het hoofdje vrij laten.
20
In de bakerhouding ligt de baby op zijn zij, maar je kunt de baby in deze houding ook meer op zijn rug draaien, zoals te zien is op de foto rechts. De baby komt dan meer rechtop te zitten, zodat hij goed bij de borst kan. (Als je de baby plat op zijn rug zou laten liggen kan hij de borst niet goed happen, en zul je geneigd zijn de tepel omlaag te duwen naar de baby toe.) Dit rechtop zitten van de baby kan fijn zijn bij een sterke toeschietreflex, als de baby zich gemakkelijk verslikt. In de bakerhouding moet je altijd extra opletten dat het hoofdje van de baby achterover strekt in plaats van voorover buigt. Het ruggetje moet dus recht gestrekt worden vastgehouden, en niet als een ronde boog om je zij heen liggen. Bij de rechtopvariatie hiernaast is het belangrijk dat de baby niet met een ronde rug in het kussen zakt.
In sommige situaties is er bij het aanleggen extra begeleiding nodig. Dit is het geval wanneer je veel pijn hebt bij het voeden, of wanneer de baby de borst niet kan aanhappen of telkens eraf gaat. In dat geval willen we het de baby zo makkelijk mogelijk maken, en hem extra veel sturen. Gebruik hiervoor een houding waarbij je baby in je hand ligt in plaats van op je onderarm. De bakerhouding biedt wat dat betreft veel voordelen ten opzichte van de madonna-houding. Beter nog is de ‘doorschuif-houding’: hierbij heb je alle voordelen van de bakerhouding, en heb je niet meer de nadelen. Leg de baby op een stevig kussen neer ter hoogte van de borst. Wanneer je de rechterborst gaat geven zoals op de foto hieronder, leg dan je linkerarm om je baby heen. Schuif je vingers onder zijn hoofd zodat je twee vingertoppen onder zijn oortje hebt liggen: daar rust zijn hoofdje op. Leg je vlakke handpalm tegen zijn ruggetje, en sluit ook met je pols en onderarm helemaal aan op zijn rug. Je duim moet los blijven: ga niet het hoofdje omvatten of duwen! Leg je baby zo ver naar links dat hij met zijn neusje tegenover de tepel ligt. Ondersteun met je rechterhand je borst in de U-vorm (zie blz. 12).
De baby ligt met zijn neus voor de tepel. De borst wordt in een U-vorm ondersteund.
21
Raak met je tepel het bovenlipje aan om je baby te laten zoeken en happen. Blijf dit uitlokken totdat het mondje ver genoeg opengaat. Dit is het moment waarop je de baby zo dicht mogelijk naar je toe haalt, zodat je zijn mondje zo ver mogelijk over de borst heen kunt zetten. Je beweegt daarbij je onderarm en pols naar je toe, terwijl je tegelijkertijd je vingers (die onder het oortje liggen) van je af beweegt. Door stevig met je pols op het ruggetje te drukken kun je ervoor zorgen dat de baby zijn hoofdje goed achterover strekt, waardoor hij optimaal zijn mond open kan doen. Die druk op de rug stoort baby’s niet, zolang hun hoofdje maar vrij blijft. Door je pols tegen het ruggetje te drukken, kantelt het hoofdje achterover.Kom liever niet met je duim tegen het hoofdje aan.. Ook tijdens het drinken blijft het helpen als je op het ruggetje blijft drukken. Je voorkomt daarmee dat het neusje naar de borst gaa,t terwijl de kin (en dus de tong!) grip op de borst verliezen. Op de foto hierboven gebruikt de moeder de top van haar wijsvinger om op het kinnetje te drukken tijdens het aanhappen. Dit vergt heel wat handigheid, maar kan veel helpen als de baby zelf zijn mondje niet ver genoeg opendoet. Je kunt ook de hulp inroepen van iemand anders om op het juiste moment het mondje nog wat verder open te duwen. Blijf bij alles wat je doet steeds goed kijken naar de reacties van de baby, en probeer daar op in te spelen.
En daarmee zijn we aan het eind gekomen van deze folder. Als laatste zie je hier nog een baby aan de borst liggen. Al ligt de baby teveel op zijn ruggetje en opzij, toch is goed te zien dat de baby de borst goed in zijn mondje heeft: het mondje is wijd open, de lipjes gekruld, de wangetjes zijn bol. Ik hoop dat je succesvol en met plezier je kindje de borst kunt geven, en misschien heeft deze folder daarbij geholpen. En mocht het nog niet naar wens gaan, zoek dan altijd hulp. Veel succes, en veel borstvoedingsplezier toegewenst! Alphen, augustus 2007, Karin de Graaf
22
aanbevolen boeken: Borstvoeding geven, A. De Reede-Dunselman Handboek Borstvoeding, Borstvoedingorganisatie La Leche League Borstvoeding, M. Broekhuijsen en S. Kleintjes Borstvoeding natuurlijk eenvoudig, Nancy Mohrbacher en Kathleen Kendall-Tackett
nuttige adressen: Bij de volgende landelijke telefoonnummers kun je terecht voor het opvragen van het adres en telefoonnummer van de contactpersoon, leidster, lactatiekundige, of het steunpunt bij jou in de buurt.
Voor vragen en advies over borstvoeding, voor folders en literatuur, en voor informatie-avonden: Vereniging Borstvoeding Natuurlijk: Postbus 119, 3960 BC Wijk bij Duurstede, tel. 0343-576626 www.borstvoedingnatuurlijk.nl La Leche League Nederland, Postbus 212, 4300 AE Zierikzee, tel. 0111-413189 www.lalecheleague.nl
Voor specialistische hulp en huisbezoeken bij borstvoedingsproblemen: Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen: Postbus 1444, 1300 BK Almere www.nvlborstvoeding.nl
internet: veel informatie is te vinden op www.borstvoeding.com
Met dank aan: mijn man Ad Stoffelen voor het vele computerwerk, Siemian Berghuis voor de goede suggesties; Helma van Heumen voor het helpen met de lay-out: Adriënne de Reede voor haar steun; Johan van der Pluym voor het scannen e. d. van illustraties: Melanie Kastelijns, Esther Pikkemaat, Moniek Korse, Annabel Schilders, Inge van Doormaal, en Josje de Graaf voor het model zijn voor foto’s; en degenen die zo vriendelijk waren toestemming te verlenen tot het gebruiken van illustraties.
bronvermelding illustraties: © 1: Nancy Durell McKenna
uit: Borstvoeding, Zirkoon uitgevers, Amsterdam, 1989
© 2: Ad Gruter (tekening) en Ine van den Broek (foto)
uit: Zorg voor borstvoeding, uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, Rijswijk,, 1992
© 3: Woolridge, Churchill Livingstone, 1986 © 4: Suzanne Arms
uit: Bestfeeding, Celestial Arts, Verenigde Staten, 1990
© 5: Aktionsgruppe Babynahrung (AGB) e.V. Aachen, © 6: Welcare B.V.
uit: Atlas, 1995
uit: Over borstvoeding, serie artikelen, uitgave van N.V.L. en Welcare
© 7: Sandra Lousada (foto’s) en Frances Lincoln Limited (tekening) © 8: D.T.Ramsay, R.L. Hartmann, P.E. Hartmann
uit: The breastfeeding book