HANDLEIDING BELEIDSNOTITIE MAATSCHAPPELIJKE STAGE Versie havo-vwo 1. Visie en doel van de maatschappelijke stage a. Welke visie en doelen heeft de school met maatschappelijke stage? b. Hoe sluit deze aan bij de missie en waarden van de school? Met een visie op de maatschappelijke stage geeft de school aan wat men ermee beoogd, welke doelen er nagestreefd worden. Kortom het waarom van de maatschappelijke stage. En hoe sluit de maatschappelijke stage aan bij de schoolmissie. Een uitgesproken visie op de maatschappelijke stage is een belangrijke basis voor alle vervolgstappen. Een visie is altijd toekomstgericht, bepaalt de richting, mobiliseert en bundelt de energie van de betrokkenen. Een visie dient daarom realiseerbaar, authentiek, verrijkend en inspirerend te zijn. Een visie levert op: focus, zingeving, enthousiasme, commitment en creatieve spanning. De visie op maatschappelijke stage kan onderdeel uitmaken van de brede visie van de school op leren en ontwikkelen, van maatschappelijke positionering, van profilering (p.r), van persoonlijke ontwikkeling of gekoppeld worden aan de denominatie van de school. De visie kan ook gericht zijn op de maatschappelijke stage als onderdeel van het onderwijsprogramma. Voorbeelden van mogelijke doelen zijn: - leerlingen actief kennis laten maken met allerlei aspecten van de samenleving - een vorm van buitenschools leren voor de leerlingen - actief burgerschap stimuleren - vergroten van maatschappelijke betrokkenheid - leerlingen een bredere kijk op de maatschappij geven door ze uit hun vertrouwde wereldje te halen - vergroten van besef van normen en waarden - verbeteren van sociale omgang en communicatieve vaardigheden van de leerlingen - versterken van besef van gedeelde verantwoordelijkheid voor de samenleving - werken aan generatieverschillen tussen jongeren en ouderen - leerlingen toerusten met kennis, inzichten en vaardigheden om in de samenleving te kunnen functioneren naar eigen aard en aanleg - contacten maken met andere leefwerelden - het bevorderen van de persoonlijke en sociale ontwikkeling van leerlingen - het stimuleren van de uitvoering van maatschappelijke taken c.q. vrijwilligerswerk door jongeren - belang van vrijwilligerswerk overbrengen en leerlingen ertoe stimuleren - leerlingen kennis laten maken met een eventueel toekomstig beroep in de maatschappelijke sector 2. Plaats van de maatschappelijke stage binnen het onderwijsprogramma a. Voor welke richtingen en leerjaren worden maatschappelijke stages aangeboden? En om hoeveel leerlingen gaat het in de pilotfase en volgens de definitieve plannen? Advies is om kleinschalig te beginnen en geleidelijk uit te breiden. Maak daartoe in de startfase korte en lange termijn plannen. Stem het niveau van de stages af op het niveau van de leerlingen. b. De duur van de stage. Deze kan variëren van een losse dag (snuffelstage) tot een projectweek (binnen het lesprogramma) of een x-tal losse stageuren verspreid over meerdere weken, door de leerlingen zelf te regelen (buiten het lesprogramma om). c. De stageperiode. Hierbij gaat het om welke periode binnen het schooljaar voor de school (roostertechnisch) wenselijk is en de mogelijkheden bij de stageadressen. Sommige
maatschappelijke organisaties geven duidelijk de voorkeur aan een langere aaneengesloten periode. Dit kan eventueel opgelost worden met estafettestages, eenzelfde stageplek door meerdere leerlingen laten vervullen. In dat geval dienen de klassen in opeenvolgende perioden hun stage te plannen en niet gelijktijdig. d. Verplichte karakter. Zijn alle leerlingen verplicht om deel te nemen of is dit vrijwillig. Alle klassen van een bepaald leerjaar of alleen de leerlingen met het profiel Economie en Maatschappij. Vanuit de vrijwilligersorganisaties geldt ‘vrijwillig, maar niet vrijblijvend’. e. Inbedding in het curriculum. De stage kan geregeld worden als een projectachtige activiteit buiten andere vakken om, meestal gekoppeld aan mentorlessen. Of gekoppeld worden aan een vak, zoals maatschappijleer (middels opdrachten in de onderbouw of vrije uren in de bovenbouw). Of binnen de vrije ruimte van de tweede fase als praktische opdracht of profielwerkstuk voor het profiel Economie en Maatschappij. Of geïntegreerd in meerdere vakken, zoals Maatschappijleer, Nederlands (brieven schrijven, verslag maken, presenteren), Economie, Geschiedenis (achtergronden), e.a. Zie hoofdstuk 2.1 uit de publicatie Maatschappelijke Stage. De maatschappelijke stage kan ook uitgespreid en opgebouwd worden over meerdere leerjaren. Bijv. in 1e en 2e jaar van de onderbouw een klassikaal evenement (Dag van de mensenrechten, een dagje werken in de natuur in het kader van een natuur & milieu manifestatie, een buurtactiviteit om de relatie bewoners-school te versterken, een entertainmentactiviteit in een zorgcentrum, e.d.), gevolgd door een verplichte projectweek in het 3e leerjaar (individueel of in kleine groepjes) en een vrijwillige stage in de bovenbouw als onderdeel van de vrije ruimte). f. Controle aanwezigheid. Hoe wordt de aanwezigheid gecontroleerd? Verantwoording via een (dag)verslag en/of urenverantwoording en/of aftekenen van een presentielijst door de stagebegeleider op de stageplek. 3. Competentieontwikkeling van leerlingen Een competentie is het vermogen om in een bepaalde situatie adequaat gedrag te vertonen. Het is de toepassing van kennis, houding en vaardigheden in termen van gedrag. De integratie van denken, voelen en doen. Maatschappelijke stages bieden een rijke leeromgeving waarin meerdere competenties ontwikkeld kunnen worden. Zie hoofdstuk 3.1 van de publicatie Maatschappelijke Stage. a. Welke competenties zijn in de gekozen stageopzet belangrijk? Te denken valt aan: - Samenwerken en overleggen (persoonlijk, per e-mail en per telefoon) - Communiceren en presenteren (luisteren, doorvragen, inleven, adequaat reageren, jezelf laten zien, schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid) - Zelfstandig werken (zelf contacten leggen, plannen maken, zaken regelen, evalueren) - Opkomen voor jezelf (vragen durven stellen, een eigen mening uitdragen, nee durven zeggen) - Werken in een rol (weten wat er van je verwacht wordt, afspraken nakomen, met regels omgaan, eigen werk kritisch beschouwen, doorzettingsvermogen)) - Verantwoordelijkheid nemen (inzicht hebben in eigen kunnen, reflecteren, feedback geven en ontvangen, uitleggen waarom je dingen doet) - Organiseren (initiatief nemen, ideeën in de praktijk uitvoeren) - Conflicthanteringen (inzicht in en omgaan met meningsverschillen en belangentegenstellingen) - Behulpzaam zijn (anderen helpen, kennis en ervaringen overbrengen, probleem oplossend werken, rekening houden met anderen, inlevingsvermogen in de ander, klantgerichtheid) - Creativiteit en vindingrijkheid (omgaan met onvoorziene situaties)
Sinds enkele jaren wordt ook gesproken over het belang van burgerschapscompetenties. De Onderwijsraad omschrijft deze als: ‘Competenties die betrekking hebben op het kunnen sturen van de eigen levensloop op velerlei maatschappelijke domeinen. Het gaat om kennis, vaardigheden en houdingen om in het sociaal-maatschappelijke verkeer adequaat te kunnen handelen, in de samenleving te kunnen participeren en in de persoonlijke levenssfeer zelfsturend te kunnen handelen’. De Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling omschrijft in het kader van burgerschapscompetenties een goede burger als sociaal, moreel, milieubewust, maatschappelijk actief, kan in zekere mate kritisch reflecteren op eigen gedrag en wordt gekenmerkt door verantwoordelijke zelfsturing. b. welke leer- en ontwikkelopdrachten worden er aan de maatschappelijke stage gekoppeld? Een overzicht van voorbeelden is in ontwikkeling. c. Beoordeling stage. Een verplichte activiteit die wordt afgetekend zonder verdere beoordeling of een activiteit die op deelactiviteiten beoordeeld wordt met punten of een omschrijving van de kwaliteit van de uitgevoerde activiteit. Zie hoofdstuk 3.2 uit de publicatie Maatschappelijke Stage. Beoordelingen van profielwerkstukken komen op de eindlijst en hebben daarmee een grotere status. 4. Organisatie binnen de school a. Wie zijn de initiatiefnemers en trekkers binnen de school? Het verdient aanbeveling een kleine projectgroep te formeren. Eventueel ook enkele leerlingen laten participeren. b. Commitment van de schoolleiding. Zorg tijdig voor draagvlak en facilitering. c. Wie gaat de maatschappelijke stages coördineren? Het is raadzaam dat 1 persoon verantwoordelijk is voor de eindregie. Deze kan uiteraard de medeverantwoordelijkheid delegeren naar enkele collega’s. d. Wat is de rol van de coördinator en welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft hij/zij? e. Welke faciliteiten hebben de coördinator en de begeleiders nodig voor het uitvoeren van hun taken? Uren en voorzieningen zijn afhankelijk van hoe de stages ingericht worden en hoe intensief de begeleiding is. In de opstartfase zijn extra uren nodig voor ontwikkelwerk en het leggen van contacten met vrijwilligersorganisaties. In de vervolgfase kan gekozen worden voor vaste uren als onderdeel van het takenpakket (bijvoorbeeld mentoruren) of voor losse begeleidingsuren. f. Het aanleggen van een goed databestand van vrijwilligersorganisaties heeft grote prioriteit. De voorkeur heeft een digitaal bestand omdat dat makkelijk is te actualiseren en via het netwerk toegankelijk is op meerdere plaatsen. Ook kan gekozen worden voor posters met foto’s en tekstvlakken die eveneens gebruikt kunnen worden voor een ‘stagemarkt’. Deze posters kunnen door leerlingen zelf gemaakt worden, aan het eind van hun stage, ter informatie van leerlingen die in de toekomst naar diezelfde plek willen. Leerlingen voorbereiden op de stage vraagt specifieke aandacht en tijd. De mentorlessen zijn daar bij uitstek geschikt voor. Zie het overzicht ‘Aandachtspunten voor de mentoren’ (is in ontwikkeling). 5. Werving van stageplaatsen a. Hoe gaat de school stageplaatsen organiseren? Het verwerven van voldoende stageplekken is in de startfase een enorme klus. Het verdient de voorkeur om te starten met een kleinschalige pilot, zodat er voor die leerlingen voldoende stageadressen voorhanden zijn. Het opbouwen en onderhouden van contacten met (potentiële) stageorganisaties vraagt veel zorg. De school is gebaat bij het aangaan van duurzame relaties
met organisaties die potentiële stageplekken kunnen bieden. Dit vraagt –vooral in de beginfase- het investeren in elkaar beter leren kennen en het aftasten van vraag en aanbod. Een duurzame relatie vraagt wederzijdse investering en wederzijdse baat. Het is voor de school van groot belang zich te verdiepen in de baat en het belang van potentiële stageorganisaties. Vaak hebben ze niet een directe vraag, maar zijn ze al meedenkend wel bereid om een vraag te creëren. Naarmate er meer flexibiliteit is ten aanzien van werktijden, uit te voeren activiteiten en begeleiding c.q. ondersteuning, blijkt er in de praktijk meer mogelijk te zijn. Omdat persoonlijke relaties en korte lijnen erg belangrijk zijn voor de communicatie en een duurzame relatie dienen de stageadrescontacten georganiseerd te worden rond een vaste contactpersoon. Om onderlinge concurrentie tussen afdelingen tegen te gaan en een goede interne communicatie te waarborgen is het van belang dat de contactpersonen onderling goed communiceren en afstemmen. Digitale en gestandaardiseerde adresbestanden die voor alle contactpersonen toegankelijk zijn. Niemand mag contact opnemen met de stageorganisatie zonder voorafgaande toestemming van die contactpersoon. Op deze wijze is overzicht het best gewaarborgd. In dit kader is het van belang om te werken met gestandaardiseerde digitale verwerkingsformulieren. Voorbeelden zijn in ontwikkeling. Voor de werving van stageadressen zijn de volgende acties optioneel: Actie 1: Het aanleggen van een databestand maatschappelijke stages start met een inventarisatie en het actualiseren van alle bestaande contacten. Dit is primaire een taak voor een te benoemen ‘coördinator maatschappelijke stages’. Actie 2: Het aanvullen van het bestand met (potentiële) nieuwe contacten door de leerlingen zelf. Leerlingen kunnen in hun eigen omgeving gaan zoeken naar geschikte organisaties of via het netwerk van hun ouders, familie en vrienden. Van belang is dat zij deze adressen eerst melden bij de stagecoördinator, alvorens contact te leggen. Deze beoordeelt of de stageorganisatie en stageplek voldoen aan de eisen en criteria die de school daaraan stelt. Leerlingen dienen voorafgaande het netwerken duidelijk geïnstrueerd en getraind te worden in benodigde sociaalcommunicatieve vaardigheden. Lesmaterialen hiervoor is in ontwikkeling. Actie 3: Het uitbreiden van het stagenetwerk met behulp van derden. Te denken valt aan de bemiddeling via vrijwilligerscentrales. Wellicht is het interessant om bij de gemeente een project aan te vragen voor extra steun bij het opzetten van maatschappelijke stages. Sommige gemeenten zijn geneigd dergelijke verzoeken financieel te ondersteunen, andere gemeenten participeren zelf actief mee en bieden ook stageplekken aan. Een andere wervingsbron is de vacaturebank voor vrijwilligers, Via de website krijg je inzicht in welke organisaties vrijwilligers vragen. Een nader kennismakingsgesprek met deze organisaties kan nieuwe mogelijkheden opleveren. Actie 4: Zelf activiteiten organiseren als er onvoldoende stageplekken te vinden zijn. Daarvoor mensen via organisaties uitnodigen (organisaties zoals bejaardentehuizen, buurthuizen, wijkorganisaties, etc.) per brief en/of artikelen in de lokale weekbladen. Voorbeelden van zelf te organiseren activiteiten zijn wekelijkse sport en bewegingsactiviteiten voor ouderen, eventueel ook voor gehandicapten en voor jonge kinderen (woensdagmiddagactiviteit) in een zelf te regelen accommodatie, een wekelijkse recreatieactiviteit voor ouderen op school (bijvoorbeeld samen spelletjes doen, kaarten, bingo, etc.). Of een “installatie- en informatieploeg” die vanuit school of buurthuis opereert en ouderen ondersteuning biedt bij de installatie van nieuwe electronische apparatuur (pc, tv, dvd/video, fototoestel, mobieltje) en wegwijs maakt in het gebruik ervan. Of een “tuinploeg” die ouderen en hulpbehoevenden helpen bij grasmaaien of enkele keren per jaar met de voorjaars en winterbeurt van hun tuin. Of een “klussenploeg” die bij ouderen en hulpbehoevenden langs gaan voor kleine (reparatie)klusjes. Of een ”voorleesploeg” die ouderen die niet of moeizaam kunnnen lezen boeken gaan voorlezen.
Actie 5: Via de gemeentegids een inventarisatie maken van alle potentiële organisaties en enkele medewerkers of leden van die organisaties (bij voorkeur telefonisch) uitnodigen voor een voorlichtingsavond op school onder de titel: “Wij kunnen meer voor u betekenen dan u denkt”. Vaak realiseren organisaties zich niet waar ze een beroep op kunnen doen en anderzijds zijn er ook organisaties die specifieke eisen stellen. Door een “vraag en aanbodbijeenkomst” op school kan verkend worden wat specifieke behoeften zijn van organisaties, kunnen organisaties op ideeën gebracht worden voor mogelijkheden, en kunnen eisen die zowel door de school als de vrijwilligersorganisatie gesteld worden aan maatschappelijke stages worden uitgewisseld. De belangrijkste vragen hebben vaak betrekking op wie is verantwoordelijk voor de begeleiding van de maatschappelijke stage en wat wordt er van de begeleiders verwacht (tijdsinvestering in relatie tot de baat voor de organisatie), werktijden (weekend en buiten schooltijd zijn voor sommige maatschappelijke stages cruciaal, wat flexibiliteit van school en leerlingen vraagt), periode (bepaalde perioden zijn voor sommige maatschappelijke organisaties geschikter dan anderen én bij ‘concurrentie’ tussen afdelingen en scholen om dezelfde stageadressen is afstemming en planning nodig), duur van de stage (naarmate een opdracht afgebakender is en/of de stage in tijd langer duurt, is het voor een organisatie interessanter om er meer in te investeren en is de balans tussen investering en baat voor de maatschappelijke organisatie meer in evenwicht). Daarbij kan ook gedacht worden aan een estafettestage, waarbij verschillende leerlingen elkaar opvolgen bij eenzelfde stage. Door aan de bijeenkomst een rondleiding op school te koppelen krijgen de genodigden een beter beeld van het schoolgebeuren. b. Hoe is de verantwoordelijkheid tussen school en stageorganisatie geregeld? Maak duidelijke afspraken die schriftelijk worden bevestigd. Een overeenkomst afsluiten (soort contract) maakt de stage minder vrijblijvend. (Standaardovereenkomsten zijn in ontwikkeling). c. Hoe wordt het beheer en het actualiseren van de stageadressen geregeld? Betrek hierbij zo mogelijk ook de leerlingen zelf. 6. Draagvlak creatie en communicatie a. Wat is er nodig om draagvlak te creëren bij schoolleiding en management? Het opstarten van maatschappelijke stages start met ‘een opdracht’ en groen licht van de schoolleiding. De coördinator dient hen met regelmaat te informeren. b. Wat is er nodig om draagvlak te creëren bij de collega docenten? Kleine groep enthousiaste docenten laten participeren in een soort denktank. Overige docenten op adequate momenten informeren. c. Wat is nodig om draagvlak te creëren bij de leerlingen, hoe ze enthousiast te maken? Leerlingen hebben zelf vaak goede ideeën en suggesties over wat ze willen en hoe de stages vorm te geven. Maak gebruik van die kennis en ervaringen. Zorg ervoor dat ervaringen van eerdere stages meegenomen worden naar toekomstige stagiaires. Betrek leerlingen eventueel bij werving van nieuwe stageadressen en bij de informatie van medeleerlingen over eigen ervaringen. Informeer ze tijdig via mentorlessen. Verstrek ook alle afspraken en regels schriftelijk. d. Wat is nodig om draagvlak te creëren bij ouders? Vermelding in de schoolgids dat maatschappelijke stages onderdeel vormen van het onderwijsprogramma. Voorafgaande de stageperiode informeren via brief en/of ouderavonden en/of speciale bijeenkomsten. Na afloop eveneens terugkoppeling via ouderavonden of door leerlingen presentaties te laten verzorgen over hun stages en daar ouders bij uit te nodigen. e. Wat is nodig voor een goede communicatie met de vrijwilligersorganisaties? Een duurzame band valt of staat met goede en regelmatige communicatie. Investeer in het contact en geef aan hoe de begeleiders op school bereikbaar zijn. Organiseer eventueel een
informatieavond en leuke rondleiding met een hapje of drankje op school. Nodig ze uit voor het bijwonen van de presentaties van de leerlingen op school. Informeer ze tijdig per brief. Werk met overeenkomsten die door school, leerling en stagebegeleider ondertekend worden (ter voorkoming van wederzijdse vrijblijvendheid).
Versie 1 - juni 2005 Wim van Oort