Handboek GS1-codesysteem
Colofon GS1 NEDERLAND
AUTEURS COPYRIGHT
HANDELSMERK VOOR WIE BESTEMD?
ADRES
GS1 Nederland speelt een actieve en leidende rol in het bevorderen van de toepassing van wereldwijde open standaards voor automatische identificatie en elektronische communicatie ten behoeve van bedrijven, consumenten en overheid. GS1 Nederland heeft de visie dat iedereen baat heeft bij de toepassing van wereldwijde open standaards. Concreet betekent dit dat GS1 Nederland bedrijven helpt bij het realiseren van kostenbesparingen en kwaliteitsverbeteringen in de primaire bedrijfsprocessen. Zij bereikt dit door het ontwikkelen, beheren en promoten van standaards en het verlenen van daarbij behorende ondersteunende diensten. Hiermee bevordert zij ketenintegratie en voegt zij waarde toe aan ketens van bedrijven. GS1 Nederland © Juli 2010, GS1 Nederland, Amsterdam. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband, magneetdiskette (floppydisk), CD-ROM, bulletin board, retrieval system, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever en eigenaar. EANCOM®, GS1 DataBar® en CS® zijn geregistreerde handelsmerken van GS1. Het Handboek GS1-codesysteem is opgesteld ten behoeve van deelnemers die met GS1-codering willen beginnen dan wel hun systeem verder willen optimaliseren. Het Handboek GS1-codesysteem is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Desondanks accepteert GS1 Nederland geen aansprakelijkheid voor eventuele onvolkomendheden in dit handboek. GS1 Nederland Tourniairestraat 3 1065 KK Amsterdam Postbus 90445 1006 BK Amsterdam
Telefoon: (020) 511 38 20 Fax: (020) 511 38 30
VRAGEN
Internet: http://www.gs1.nl [http://www.gs1.nl] Algemene vragen kunt u richten aan de afdeling Customer Support van GS1 Nederland, telefoon (020) 511 38 88 of per online formulier op de website van GS1 Nederland. Actuele informatie kunt u eveneens vinden op de website.
Inhoud Voorwoord .............................................................................. 10 1
Hoe werkt het GS1-codesysteem? ................................. 11 Inleiding ................................................................................................................. 11 1.1.1 Hoe werkt het GS1-codesysteem? ........................................................ 11
2
Hoe codeert u? ............................................................... 16 Inleiding 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9 2.2.10 2.2.11 2.2.12 2.2.13 2.2.14 2.2.15 2.2.16 2.2.17 2.2.18 2.2.19 2.2.20 2.2.21 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3
................................................................................................................. 16 Hoe begint u met coderen? ................................................................... 16 De bron codeert ..................................................................................... 16 Wie codeert? Uitzonderingen en merkloze artikelen ............................. 17 Assortimentsanalyse ............................................................................. 17 Identificatie, geen classificatie ............................................................... 20 Interne codering ..................................................................................... 20 Welke code hebt u nodig voor uw product? ........................................... 22 Consumenteneenheden ........................................................................ 22 Kleine consumenteneenheden .............................................................. 22 Handelseenheden of omverpakkingen .................................................. 23 Logistieke verzendeenheden coderen ................................................... 23 Voordelen van de GS1-verzendcode ..................................................... 24 Voordelen GS1-verzendcode voor de producent/leverancier ................. 25 Voordelen GS1-verzendcode voor de logistiek dienstverlener ............. 26 Voordelen GS1-verzendcode voor de afnemer/ontvanger ..................... 27 GS1-verzendcodes in de praktijk ........................................................... 28 Klanten, patiënten of relaties ................................................................. 29 Adressen ................................................................................................ 30 Het coderen van retouremballage ......................................................... 31 Klantkaarten .......................................................................................... 31 Consumenteneenheden met een instore code ...................................... 32 Variabel gewicht ..................................................................................... 33 Cadeaubonnen ...................................................................................... 35 Waardebonnen ...................................................................................... 35 Statiegeldbonnen ................................................................................... 36 Coderen van boeken en pockets ........................................................... 37 Coderen van tijdschriften, kranten en serie-uitgaven ............................. 37 Coderen van audiovisuele dragers ........................................................ 38 Uw producten hebt u gecodeerd. Wat nu? ............................................. 38 Informeer uw handelspartners ............................................................... 38 Wanneer een nieuwe GS1-code toekennen? ........................................ 40 Vervallen codes hergebruiken ............................................................... 41
4 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
2.3.4
3
Hoe bouwt u een GS1-code op? ..................................... 45 Inleiding 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6 3.1.7 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5 3.5 3.5.1 3.6 3.6.1
4
GS1-artikelcodes in bestanden, databases, vertaaltabellen en bij geautomatiseerde informatieverwerking ................................................ 42
................................................................................................................. 45 Artikelcodes ........................................................................................... 45 GS1-artikelcode ‘Global Trade Item Number (GTIN)’ ............................. 45 Systeemcode ........................................................................................ 46 Bedrijfsnummer ...................................................................................... 46 GTIN13 .................................................................................................. 47 GTIN8 .................................................................................................... 48 GTIN12 .................................................................................................. 49 GTIN14 .................................................................................................. 51 Andere Identificaties .............................................................................. 51 GS1-verzendcode .................................................................................. 51 GS1-adrescode ...................................................................................... 53 Global Returnable Asset Identifier (GRAI) ............................................. 54 Global Individual Asset Identifier (GIAI) ................................................. 56 Global Service Relation Number (GSRN) ............................................. 56 Systeemcodes ....................................................................................... 57 Systeemcodes 2, 20-29 (interne reeks) ................................................. 57 Opbouw van een ISSN .......................................................................... 62 Opbouw systeemcode 978 .................................................................... 62 Structuur systeemcode 979, bladmuziek ............................................... 62 GS1-code voor statiegeldbonnen .......................................................... 63 Systeemcode 981-999, waardebonnen ................................................. 63 Controlecijfer .......................................................................................... 64 Wat is een controlecijfer? ....................................................................... 64 Modulus 10 ............................................................................................ 65 Rekenregels wichtartikelen .................................................................... 65 Berekening controlecijfer voor het variabele gegeven (Cv) .................... 66 Modulus 103 rekenregel ........................................................................ 70 Systeemcodes Overzicht ....................................................................... 72 Lijst van systeemcodes .......................................................................... 72 EPC tags standaard ............................................................................... 74 Het GS1 nummersysteem in EPC tags ................................................. 74
Hoe voegt u aanvullende informatie toe? ........................ 75 Inleiding 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.2 4.2.1
................................................................................................................. 75 Wat is de AI-standaard? ........................................................................ 75 De basis van de AI-standaard ............................................................... 75 Alle Application Identifiers ...................................................................... 77 Ongeldige combinaties van AI’s ............................................................. 80 Verplichte combinaties van gegevensvelden ......................................... 81 AI's voor identificatie van eenheden en adressen ................................. 83 AI (01): GS1-artikelcode ....................................................................... 83
5 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.2.8 4.2.9 4.2.10 4.2.11 4.2.12 4.2.13 4.2.14 4.2.15 4.2.16 4.2.17 4.2.18 4.2.19 4.2.20 4.2.21 4.2.22 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.4.6 4.4.7 4.4.8 4.4.9 4.4.10 4.4.11 4.4.12 4.4.13 4.4.14 4.4.15 4.4.16 4.4.17 4.4.18 4.4.19
AI (00): GS1-verzendcode of Serial Shipping Container Code (SSCC) . 84 AI (8003): Global Returnable Asset Identifier (GRAI) ............................ 85 Application Identifier 8004: Global Individual Asset Identifier ................ 86 AI (8018) Global Service Relation Number (GSRN) .............................. 86 AI (8002) Elektronisch serienummer voor mobiele telefoons ................ 87 AI (253) Global Document Type Identifier (GDTI) .................................. 88 AI (8007) Internationaal bankrekeningnummer ..................................... 88 AI (8020) Acceptgirokaart referentienummer ......................................... 89 AI (410) GS1-adrescode van een vast afleveradres .............................. 89 AI (411) GS1-adrescode van een factuuradres ..................................... 90 AI (412) GS1-adrescode van een afleveradres ...................................... 90 AI (413) GS1-adrescode van een eindbestemming ............................... 90 AI (414) GS1-adrescode van een fysiek adres ...................................... 91 AI (415) GS1-adrescode van de facturerende partij .............................. 91 AI (420) Nationale postcode .................................................................. 92 AI (421) Internationale postcode ........................................................... 92 AI (423) Land(en) van begin bewerkingsproces .................................... 92 AI (424) Land van eind bewerkingsproces ............................................. 93 AI (425) Land van demontage ............................................................... 93 AI (426) Land van geheel bewerkingsproces ......................................... 94 AI (254) Adrescode extensie ................................................................. 94 AI's voor identificatie van eenheden met een variabele hoeveelheid ..... 95 AI (31-36): Producten met een variabele maat of gewicht ..................... 95 AI (30): Producten met een variabele hoeveelheid in stuks ................ 100 AI's voor aanvullende informatie bij artikelen ....................................... 100 AI (02) en (37): Identificatie van artikelen van een logistieke eenheid .. 101 AI (10): Batch- of lotnummer ................................................................ 101 AI (20): Productvariant ......................................................................... 102 AI (21): Serienummer ........................................................................... 103 AI (22): HIBC secundaire data voor gezondheidszorgproducten ......... 104 AI (250): Secundair serienummer ........................................................ 105 AI (240): Aanvullende productidentificatie leverancier ......................... 105 AI (241): Artikelnummer klant .............................................................. 106 AI (242): Made-to-Order variatienummer ............................................. 107 AI (251): Bron entiteit ........................................................................... 107 AI (390x): Bedrag in nationale valuta ................................................... 108 AI (391x): Bedrag met ISO-valutacode ................................................ 109 AI (392): Bedrag van handelseenheid met variabele hoeveelheid in nationale valuta ................................................................................................... 109 AI (393): Bedrag en valutacode van handelseenheid met variabele hoeveelheid .......................................................................................... 110 AI (422): Land van oorspong ............................................................... 111 AI (8001): Dimensies van producten aan de rol ................................... 111 AI (8005): Prijs per eenheidsmaat ....................................................... 112 AI (8006): Onderdeel van een artikel ................................................... 113 AI (8008): Productiedatum en -tijd ....................................................... 114
6 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4.5 4.5.1 4.6 4.6.1 4.6.2 4.6.3 4.6.4 4.7 4.7.1 4.7.2 4.7.3 4.7.4
5
AI's voor datums .................................................................................. 115 AI data ................................................................................................. 115 AI's voor referentienummers ................................................................ 116 AI (400): bestel- of ordernummer van de klant .................................... 117 AI (401): Zendingsnummer of Consignmentnumber ............................ 117 AI (402): Zendingsnummer of Shipment identification number ........... 118 AI (403): Routecode ............................................................................. 118 AI's voor andere coderingssystemen binnen de AI-standaard ............ 119 AI (7001): Nato stock Number (NSN) .................................................. 119 AI (7002): UN/ECE Vleeskarkassen en snittenclassificatie ................. 120 AI (703(v)): ISO landencode met erkenningsnummer van bewerker .... 120 AI interne toepassingen ....................................................................... 121
Hoe vertaalt u een GS1-code in een GS1-symbool? .... 123 Inleiding 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6 5.1.7 5.1.8 5.1.9 5.1.10 5.1.11 5.1.12 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.5 5.5.1 5.5.2 5.5.3
............................................................................................................... 123 Hoe vertaalt u een GS1-code in een GS1-symbool? ........................... 123 GS1 DataBar: vanaf 2010 aan de kassa ............................................. 123 Het EAN13-symbool ............................................................................ 125 Het EAN8-symbool .............................................................................. 128 Het UPC-A symbool ............................................................................. 131 Het UPC-E symbool ............................................................................. 133 De GS1-128-symbooltechniek ............................................................. 136 Het ITF14-streepjessymbool ................................................................ 138 GS1 DataBar en Composite symbolen ................................................ 140 Nominale afmetingen EAN13- barcode ............................................... 145 Nominale afmetingen EAN8- barcode ................................................. 146 Nominale afmetingen Add-on codes .................................................... 147 Het Data Matrix symbool ..................................................................... 148 Algemene specificaties ........................................................................ 149 Mensleesbare code ............................................................................. 149 Waarom links en rechts extra witruimte? ............................................. 150 Hoe werkt de start- en stopreeks? ...................................................... 151 Hoe werkt u met de X-dimensie? ......................................................... 154 Specificaties EAN-symbolen ................................................................ 156 Drukken en printen van het EAN13-symbool ....................................... 156 Decoderen van het EAN13- en EAN8-symbool ................................... 158 Opbouw en codesets van het EAN13-, EAN8- en de Add-on symbooltechniek .................................................................................. 161 Specificaties ITF14-symbool ................................................................ 166 Drukken en printen van het ITF14-symbool ......................................... 166 Het decoderen van een ITF-symbool .................................................. 172 Opbouw en codesets van het ITF14-symbool ..................................... 173 Specificaties GS1-128 symbolen ......................................................... 175 Drukken en Printen van het GS1-128-symbool ................................... 175 Het decoderen van het GS1-128-symbool .......................................... 176 Opbouw en codesets van het GS1-128-symbool ................................ 178
7 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5.5.4 5.6 5.6.1 5.6.2 5.6.3 5.6.4 5.6.5 5.6.6 5.6.7 5.7 5.7.1 5.7.2 5.7.4 5.7.5
6
Gebruiksregels GS1-128 ..................................................................... 182 Verificatie ............................................................................................. 186 Kwaliteitscontrole d.m.v. verificatie ..................................................... 186 De traditionele verificatie-methode ..................................................... 187 Welke verifier kunt u kiezen? .............................................................. 188 Hoe werkt de CEN/ANSI verifier? ........................................................ 188 Totaalscore en het scaneffect ............................................................. 191 De parameters ..................................................................................... 192 Welke attributen worden niet gemeten door de verifier? ..................... 197 Specificaties GS1 DataBar en CS ....................................................... 197 GS1 DataBar kenmerken ..................................................................... 197 Kenmerken van Composite Symbology ............................................... 198 GS1 DataBar Compressie van gegevensstringreeksen ...................... 200 Technische Specificaties ...................................................................... 201
Waar plaatst u het symbool op de verpakking? ............ 202 Inleiding ............................................................................................................... 202 6.1 Waar plaatst u het symbool op de verpakking van een consumenteneenheid? ........................................................................ 202 6.1.1 Het symbool op een consumenteneenheid ......................................... 202 6.1.2 Waar plaatst u het GS1-symbool? ....................................................... 202 6.1.3 Richtlijnen voor een GS1-symbool op de verpakking .......................... 203 6.1.4 Eén symbool per artikel ....................................................................... 205 6.1.5 Heeft u voldoende ruimte op uw verpakking? ...................................... 206 6.1.6 Praktijkvoorbeelden ............................................................................. 206 6.2 Waar plaatst u het symbool op de verpakking van een Handelseenheid? ................................................................................. 210 6.2.1 Het symbool op een omverpakking plaatsen ....................................... 210 6.2.2 Waar plaatst u het GS1-symbool? ....................................................... 211 6.2.3 Hoe plaats ik mijn GS1-symbool? ....................................................... 211 6.2.4 Hoeveel GS1-symbolen op één omverpakking? .................................. 212 6.3 Waar plaatst u het symbool op een Logistieke verzendeenheid? ........ 213 6.3.1 Het GS1-symbool op een logistieke verzendeenheid ......................... 213 6.3.2 De GS1-label standaard ...................................................................... 213 6.3.3 Welke informatie zet u op het GS1-label? ........................................... 214 6.3.4 Hoe bouwt u het GS1-label op? .......................................................... 214 6.3.5 Hoe bepaalt u het formaat van het GS1-label? .................................. 216 6.3.6 Het GS1-label plaatsen ....................................................................... 217 6.3.7 Hoe geeft u de informatie weer op het label? ...................................... 219 6.3.8 Praktijkvoorbeelden ............................................................................. 221
7
Hoe kunt u elektronisch gegevens uitwisselen op basis van GS1-codes? .................................................................. 226 Inleiding ............................................................................................................... 226 7.1 Elektronisch zakendoen met EANCOM® en XML ............................... 226 7.1.1 Standaards voor elektronische communicatie ..................................... 226
8 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
7.2 7.2.1
8
Datasynchronisatie met GS1 DAS ....................................................... 227 Data alignment met GS1 DAS ............................................................. 227
Begrippenlijst ................................................................. 228 Inleiding ............................................................................................................... 228 8.1.1 Begrippenlijst ....................................................................................... 228
9
Links .............................................................................. 232
9 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Voorwoord Dit handboek beschrijft de basisprincipes en het toepassingsgebied van het GS1codesysteem (codering en symbolen). In ‘Hoe werkt het GS1-codesysteem?’ vindt u een korte weergave van de basisprincipes van het GS1-codesysteem, het toepassingsgebied en de relatie tussen GS1-codering, electronic data interchange (EDI) en logistiek. In ‘Hoe codeert u?’ behandelen we de verschillende GS1-codes en hun specifieke toepassing. Hier komt aan de orde hoe u van start gaat met coderen. U vindt hier antwoorden op vragen als wie is verantwoordelijk voor het toekennen van de code? en hoe informeer ik mijn handelspartners? In ‘Hoe bouwt u een GS1-code op?’ behandelen we de structuur van de verschillende GS1codes. Hier vindt u ook de berekeningswijze van het controlecijfer terug. In ‘Hoe voegt u aanvullende informatie toe?’ belichten we hoe u, naast identificatie, ook aanvullende gegevens kunt toevoegen aan uw producten. Hier vindt u informatie over de Application Identifier standaard. In ‘Hoe vertaalt u een GS1-code in een GS1-symbool?’ komen de GS1-symbolen aan bod: hoe vertaalt u alle GS1-codes nu in streepjes? Zowel de technische specificaties als het gebruik van de verschillende symbooltechnieken, zoals EAN13, GS1-128 en GS1 DataBar vindt u in dit hoofdstuk terug. In ‘Waar plaatst u het symbool op de verpakking?’ komt de plaats van het GS1-symbool aan bod, zowel op consumenteneenheden als omverpakkingen en pallets. In ‘Hoe kunt u elektronisch gegevens uitwisselen op basis van GS1-codes?’ lichten we kort de rol van data alignment en electronic data interchange toe. In de begrippenlijst vindt u alle relevante begrippen met betrekking tot het GS1-codesysteem in een overzichtelijke lijst met definities terug.
10 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
1. Hoe werkt het GS1-codesysteem? Dit eerste hoofdstuk van het handboek GS1-codesysteem geeft een kort overzicht van de algemene kenmerken en de mogelijkheden van het GS1-codesysteem. In ‘Hoe werkt het GS1-codesysteem?’ vindt u een korte weergave van de basisprincipes van het GS1-codesysteem, het toepassingsgebied en de relatie tussen GS1-codering, electronic data interchange (EDI) en logistiek.
1.1.1. Hoe werkt het GS1-codesysteem? Door gebruik te maken van de GS1-artikelcode kan de consument veel sneller langs de kassa en ontvangt een gespecificeerde kassabon. De kassascanner identificeert automatisch de code en u ontvangt hierdoor handige verkoopinformatie.
Wist u dat u het GS1-codesysteem voor meer toepassingen kunt gebruiken? U kunt de GS1-codes ook gebruiken voor logistieke toepassingen, zoals het identificeren van (om)dozen, pallets, trollies etc. Ook locaties en bedrijfsadressen kunt u van een code voorzien en zijn in elektronische vorm geautomatiseerd te verwerken. Door uw producten van een code te voorzien en te scannen verzamelt u waardevolle logistieke gegevens. Met behulp van deze gegevens is een nauwkeurige voorraadbeheersing of tracking en tracing mogelijk. Het GS1-codesysteem is de wereldwijd geaccepteerde standaard voor het uniek en gelijkvormig coderen van onder andere: – Artikelen (consumenteneenheden en omverpakkingen) – Besteleenheden en andere handelseenheden – Aanvullende artikelinformatie, zoals houdbaarheidsdatum of serienummers – Bedrijfslocaties (adressen) – Verzendeenheden, zoals pallets Het GS1-codesysteem houdt voor GS1 Nederland niet op bij streepjes (symbool) en cijfers (code). GS1 helpt u ook het codesysteem effectief en gemakkelijk in te voeren. Dit handboek helpt u daarbij.
Werken met het GS1-codesysteem? De traditionele kassa registreert alleen geldontvangsten. Door gebruik te maken van het GS1-codesysteem kunt u veel meer informatie verzamelen: – welke artikelen in welke aantallen de klant koopt – de omvang van transacties in aantallen per artikel, per afdeling, per dag en op welk tijdstip – welke artikelen de klant in combinatie koopt – welke artikelen juist niet in combinatie worden verkocht, terwijl het assortiment daarop wel is afgestemd.
11 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
De scanninggegevens zijn de basis voor bestelprognoses en het bepalen van kooppatronen en trends op langere termijn. Met gebruik van de GS1-codes kunt u uw goederen- en informatiestroom automatisch koppelen. Hierdoor is tracking en tracing (volgen en herleiden) mogelijk van goederen over de hele wereld. Voor u betekent dit een betere beheersing van uw logistieke processen.
Van kassascanning naar logistieke toepassingen Aanvankelijk werden vooral consumenteneenheden van codes voorzien. De GS1-codering wordt nu echter steeds meer gebruikt om omverpakkingen, halffabrikaten en onderdelen te coderen. U heeft de keuze uit een groot aantal toepassingen. Onderstaand een aantal voorbeelden: – GS1-artikelcode voor consumenteneenheden – GS1-code voor in-store codering – 8-cijferige GS1-artikelcodes voor kleine artikelen – GS1-128-symbool voor omverpakkingen en aanvullende informatie als houdbaarheidsdata en batchnummers – GS1-verzendcode (SSCC) voor verzendeenheden – GS1-adrescode voor het coderen van adressen en locaties
Wat zijn uw voordelen? Het GS1-codesysteem heeft voor u een aantal belangrijke voordelen. De GS1-codes zijn: • Wereldwijd toepasbaar Bij GS1 zijn meer dan 100 landen aangesloten. Het GS1-codesysteem is zo opgebouwd dat elk bedrijf ter wereld het kan gebruiken om eenheden wereldwijd uniek te identificeren in de goederen- en informatiestroom. • Wereldwijd uniek Elke deelnemer van GS1 ontvangt een bedrijfsnummer, waarmee u zelf artikel-, verzend- en adrescodes kunt aanmaken. Omdat u zelf uw producten codeert op basis van dit bedrijfsnummer, kunt u ervan op aan dat de code op uw artikelen en verzendeenheden wereldwijd uniek is. • De bron codeert GS1-codes worden decentraal toegekend, namelijk door en bij de bron van het artikel. De bron is het bedrijf dat merkhouder is van het artikel. Om het mogelijk te maken dat een artikel uniek identificeerbaar is, is het noodzakelijk dat het artikel aan het begin van de keten wordt voorzien van een GS1-code. • Geen voorgeschreven classificaties De GS1-codering is zuiver identificerend (artikelvolgnummer) en betekenisloos. Classificaties hebben vooral betrekking op uw eigen bedrijfsprocessen of branche, daarom bevatten GS1-(artikel)codes geen enkele classificatie. Door alleen een identificerend nummer op te nemen is het systeem heel flexibel en kan de code klein blijven. Voor het uniek identificeren van uw artikel of verzendeenheid is een nummer voldoende. Heeft u eenmaal een GS1-(artikel)code toegekend, dan kunt u deze code wereldwijd gebruiken in alle logistieke systemen en processen voor productidentificatie en koppeling van gegevens.
12 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• Onafhankelijk en branche-overschrijdend GS1-standaards worden beheerd door niet-commerciële organisaties, zijn onafhankelijk, bedrijfs- en branche-overschrijdend en worden wereldwijd ondersteund. GS1-organisaties zijn stichtingen die aangesloten zijn bij GS1 Global Office [http://www.gs1.org/] met een bestuur van bedrijven uit diverse branches. GS1 Nederland [http://www.gs1.nl/] beheert de standaards in Nederland.
GS1 standaards na het GS1-codesysteem GS1 eCom GS1 biedt niet alleen een standaard om producten automatisch te identificeren, maar ook een standaard voor de uitwisseling van EDI (Electronic Data Interchange berichten ). Met de EDI standaards kunt u gestructureerde en genormeerde berichten geautomatiseerd en elektronisch uitwisselen met uw handelspartners. Dat kan op basis van EANCOM® en de XML.
EANCOM® Voor elektronische communicatie biedt GS1 Nederland u ondersteuning met EANCOM® [http://www.gs1.nl/], de standaard voor elektronisch berichtenverkeer binnen handel, industrie, transport en logistieke dienstverlening. Hierbij wordt meestal gebruikt gemaakt van een VAN (Value Added Network).
XML-standaard van GS1 Daarnaast heeft GS1 Nederland een standaard voor XML [http://www.gs1.nl/] (eXtended Markup Language). De XML-standaard is de nieuwe basisstandaard waarmee bedrijven EDI-berichten kunnen uitwisselen, voornamelijk over het Internet.
Global Data Synchronisation Network (GDSN) Een manier om altijd over de juiste artikelgegevens te beschikken is via deelname aan een datapool. In Nederland hebben we hiervoor de GS1 Data Alignment Service (GS1 DAS). Nu internationaal zakendoen steeds meer gemeengoed wordt, is er naast gegevensuitwisseling op nationaal niveau echter ook behoefte om over landsgrenzen heen te kijken. Het Global Data Synchronisation Network (GDSN) voorziet in deze behoefte door middel van een netwerk van databases, verspreid over de hele wereld maar met eenduidige artikelgegevens. Een koppeling van databases in verschillende landen zorgt ervoor dat gegevens ook grensoverschrijdend te benaderen zijn. Hiermee is GDSN een wereldwijde omgeving voor veilige en continue datasynchronisatie, waarin u zelf bepaalt welke van uw gegevens u beschikbaar maakt voor uw handelsrelaties waar ook ter wereld. Al uw partners hebben op elk moment consistente productgegevens in hun systemen.
EPCglobal Het EPCglobal-netwerk [http://www.epcglobalinc.org] is de wereldwijde GS1-standaard voor RFID (Radio Frequency Identification). EPC staat voor Electronic Product Code. Het uitgangspunt van het EPCglobal-netwerk is dat elk object (product, pallet, krat) een unieke
13 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
code krijgt. Ter verduidelijking: bij een barcode geeft u per soort artikel een code. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld elk literpak melk van een bepaalde producent dezelfde code krijgt. In het EPCglobal-netwerk krijgt ieder afzonderlijk pak melk een eigen unieke code. De gegevensdrager is in dit geval een chip. Aanvullende gegevens slaat u op in een database, welke via een beveiligde internetomgeving te raadplegen is. Gegevens als productiedatum en houdbaarheidsdatum, maar ook elke stap van het product in de keten kunt u vastleggen. Hierdoor kunt u objecten door de hele keten sneller en efficiënter volgen.
Wat is RFID? Radio Frequency Identification (RFID) is een technologie waarmee u objecten via radiogolven draadloos kunt identificeren. Een object bevat hiervoor een tag, een microchip die verbonden is aan een flinterdunne antenne. Deze wordt gelezen door een lees/schrijf-unit (reader) die verbonden is aan een computer. RFID biedt een aantal voordelen ten opzichte van barcodes. Zo is bij het scannen van een RFID-tag geen zichtlijn nodig en kunnen er meerdere RFIDtags in een keer uitgelezen worden. Het EPCglobal-netwerk bevat standaards voor de radiofrequenties van tags en readers en afspraken over de nummering in de tag. Daarnaast biedt het specificaties voor de software voor het uitwisselen en raadplegen van de transacties die plaatsvinden. Het bestaat uit verschillende onderdelen. • Electronic Product Code Een nummersysteem, gebaseerd op GS1-codes, dat elk object uniek identificeert. U kunt bijvoorbeeld uw bestaande GS1-artikelcodes hierin opnemen. Deze vult u dan aan met een serienummer om elk artikel uniek te identificeren. • Tags en Readers Het EPCglobal-netwerk bevat tevens standaards voor tags en readers, en standaards voor protocollen tussen tags en readers. • Object Name Service (ONS) De Object Name Service is een database waarin vastligt waar de gegevens over de verschillende EPC’s zijn terug te vinden. Het is de bedoeling dat op termijn alle gegevens via internet zijn terug te vinden en dat de ONS u naar die gegevens leidt. Het werkt als een index. U kunt het vergelijken met DNS (Domain Name System), dat die functie voor de huidige internetinformatie heeft. Als u bijvoorbeeld www.gs1.nl typt vindt DNS het bijbehorende IP-adres. • Middleware en EPC Information Systems Standaards voor software interfaces die het mogelijk maken om gegevens over de objecten tussen verschillende bedrijven op een standaard manier en via een beveiligde toegang uit te wisselen.
Efficient Consumer Response (ECR) Efficient Consumer Response (ECR) is een in 1990 ontwikkelde werkwijze waarbij retailers en fabrikanten samenwerken in de keten om de eindgebruiker sneller, beter en tegen lagere kosten te kunnen bedienen. ECR Nederland heeft tussen 1996 en 2006 veel kennis bijeengebracht om Nederlandse retailers en fabrikanten efficiënt samen te laten werken. Na de fusie met GS1 Nederland is deze kennis nu beschikbaar voor GS1 Nederland deelnemers. Hieronder treft u een overzicht van de verschillende producten: • Handboek Category Management • vijfdaagse Cursus Category Management
14 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• • • • • • • •
eendaagse Basiscursus Category Management promotie Evaluatie Model out-of-Stock toolkit ckecklist Category Management software handboek Vraagvoorspelling service Level Agreement bibliotheek: Casebeschrijvingen en toelichtingen bijeenkomsten en congressen
Wilt u meer informatie? Als u naast de informatie in dit handboek behoefte hebt aan aanvullende informatie en ondersteuning bij uw implementatietraject, dan kunnen wij u met de volgende middelen verder op weg helpen: – telefonische customer support – cursussen – implementatie ondersteuning – informatiemateriaal – uitgebreide website – het extranet.
15 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
2. Hoe codeert u? In dit hoofdstuk gaan we in op het toekennen van GS1-codes. GS1-codes kunt u toekennen aan consumenteneenheden en handelseenheden, maar ook voor bijvoorbeeld logistieke eenheden, assets of klantenkaarten kunt u een GS1-code gebruiken. Eerst lichten we kort toe wie verantwoordelijk is voor het toekennen van de GS1-codes. In de volgende paragraaf komen de verschillende identificatiemogelijkheden aan bod. Tot slot zetten we op een rij hoe u GS1-codes uitwisselt met uw handelspartners, het hergebruik van de codes, wanneer u een nieuwe GS1-artikelcode moet toekennen en hoe u gegevens kunt verwerken in bestanden. In ‘Hoe codeert u?’ behandelen we de verschillende GS1-codes en hun specifieke toepassing. Hier komt aan de orde hoe u van start gaat met coderen.
2.1. Hoe begint u met coderen? In deze paragraaf komt aan bod dat de bron verantwoordelijk is voor het toekennen van de GS1-code. Daarna geven we kort de basis weer van het GS1-codesysteem: puur identificerend. Vervolgens geven we aan de hand van een voorbeeld aan hoe u van start gaat met coderen. Tot slot geven we in deze paragraaf een korte toelichting op het gebruik van GS1-codes voor interne toepassingen.
2.1.1. De bron codeert De bron codeert. De ‘bron’ is de merkhouder van het artikel. Vaak is de producent de bron, maar de importeur of verpakker kan ook de bron zijn.
Wanneer is de fabrikant de bron? Staat de merknaam van de fabrikant op het artikel? Dan brengt hij ook de GS1-artikelcode aan. Hij is dan verantwoordelijk voor het product op de markt.
Wanneer is de tussenhandelaar de bron? De tussenhandelaar is de bron als: • hij het product zodanig verandert dat het anders wordt dan het origineel. Bijvoorbeeld door een andere verpakking of andere merknaam te gebruiken. De tussenhandelaar moet dan het product een nieuwe GS1-artikelcode geven. • hij het product door derden laat produceren. Als het artikel bijvoorbeeld in het buitenland wordt gemaakt, blijft de Nederlandse merkhouder de bron. Dit betekent dus ook dat het land van oorsprong en het vestigingsland van de producent niet met zekerheid afgeleid kunnen worden uit de GS1-artikelcode.
16 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Wanneer is de detaillist de bron? Als de detaillist een fabrikant opdracht geeft om een artikel te maken, is de detaillist de merkhouder, en brengt hij dus de artikelcode aan. Op deze manier zijn de GS1-artikelcodes van dit artikel altijd gelijk, ook als het artikel door meerdere fabrikanten wordt gemaakt.
2.1.2. Wie codeert? Uitzonderingen en merkloze artikelen In de volgende voorbeelden gaan we in op uitzonderingen op de regel.
Artikelen die niet door de bron zijn gecodeerd Als importeur of tussenhandelaar kunt u besluiten tijdelijk een eigen GS1-artikelcode toe te kennen aan producten die nog niet door de bron gecodeerd zijn. Hebt u als detaillist een code nodig om te gebruiken binnen uw winkel? Dan kunt u aan producten die (nog) geen GS1-code hebben, een interne code toekennen.
Merkloze en generieke artikelen Wat te doen als verschillende leveranciers een schijnbaar gelijk (uitwisselbaar) product aanleveren? Voor de consument is het artikel dan telkens identiek, in vorm en prijs maar de inkoopprijs en de leverancier of fabrikant kunnen wisselend zijn. Enkele voorbeelden van dit soort producten zijn: • longdrinkglazen • gipsplaten • kaarsen • appels. Ook voor merkloze en generieke artikelen geldt: de bron codeert. Zo kan het voorkomen dat schijnbaar dezelfde artikelen toch verschillende GS1-codes hebben. Handelt u in dit soort artikelen? Houd dan rekening met de consequenties die dat kan hebben voor uw bestandsorganisatie (denk hierbij bijvoorbeeld aan replenishment-applicaties).
Artikelen geproduceerd onder franchise of in licentie De eigenaar van het merk (de franchise- of licentiehouder) is de bron en kent de code toe. Een goed voorbeeld is een bottelarij: één of meerdere leveranciers leveren identieke artikelen, die wel onder dezelfde merknaam worden verkocht.
2.1.3. Assortimentsanalyse Aan elk (nieuw) artikel moet u een eigen, unieke GS1-artikelcode toekennen. Voordat u uw producten gaat coderen, moet u een assortimentsanalyse uitvoeren. We onderscheiden hierbij producten met een vaste maat en/ of vast gewicht en met variabele maten/gewichten. Aan de hand van een analyse van uw artikelbestand kent u aan ieder uniek artikel een GS1artikelcode toe. Een unieke GS1-artikelcode kent u toe aan: • elke variant van een artikel, bijvoorbeeld naar kleur, smaak, geur etc. • elke maat verpakking van het artikel, bijvoorbeeld een blik van 100 gram of 250 gram
17 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• elke verpakking met daarin een samenstelling van verschillende artikelen. Dit kunnen multipacks zijn met verschillende artikelen die bedoeld zijn voor verkoop in de detailhandel. Het kunnen ook omverpakkingen (handelseenheden) zijn.
Producten met een vaste maat of een vast gewicht Met ‘producten met een vaste maat of een vast gewicht’ bedoelen we die producten die een vaste verkoopeenheid hebben. Voorbeelden zijn: een potje pindakaas, een doos met zes vazen, een slof sigaretten enz. Ook een meter pijp, een plaat staal of een kubieke meter zand vallen onder deze definitie. De prijs van deze producten ligt vast per eenheid stuks. Uw handelspartners kunnen deze producten bestellen in veelvouden van de verkoopeenheid. Hoe codeert u nu op basis van de assortimentsanalyse? U bepaalt van hoeveel producten er sprake is en kent die vervolgens elk een eigen code toe. Iedere artikelvariant (naar kleur, maat en verpakking) krijgt een eigen unieke GS1-artikelcode, daarbij beginnend bij de kleinste eenheid die aan de consument verkocht wordt. De GS1artikelcode is zuiver identificerend. Uit de code zelf kan niet worden afgeleid om wat voor soort product of om welke verpakking het gaat. Elke verpakkingsvorm die een afnemer kan bestellen, is in feite een apart artikel en krijgt een eigen unieke artikelcode: omverpakkingen (colli), combiverpakkingen, standaardaantallen in krimpfolies, multipacks (bijvoorbeeld een tray met 6 blikjes), standaardlengtes op een rol, etc. In het volgende voorbeeld ziet u dat de kleinste producteenheid (de kleur verf) weliswaar een eigen artikelcode krijgt, maar niet aan de directe afnemers wordt aangeboden. Dat is pas bij de omverpakking met meerdere blikken verf in één kleur:
18 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 2.1.3-1
Producten met variabele maten en gewichten Met producten met variabele maten en gewichten bedoelen we die producten die geen vaste maat of vast gewicht hebben en die bijvoorbeeld verkocht worden onder een prijs per gewicht, per meter of per liter. Voorbeelden zijn: • kaas, groenten, vis, vlees • vloerbedekking, stoffen, slangen, pijpmateriaal • benzine. De consumenteneenheden van artikelen met variabele maten en gewichten codeert u volgens het principe van in-storecodering. Handelseenheden van deze artikelen kunt u coderen met een GS1-artikelcode. Denk hierbij aan een rol vloerbedekking, een hele kaas,
19 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
een krat met 20 pakjes per stuk verpakte kipfilet etc. Ook bij de handelseenheid zal de prijs afhankelijk zijn van de hoeveelheid in de omverpakking. De hoeveelheid is in dit geval een noodzakelijk kenmerk voor de identificatie bij facturatie, uitlevering of ingangscontrole.
2.1.4. Identificatie, geen classificatie Bij het toekennen van GS1-artikelcodes aan uw artikelen moet u uitgaan van zuivere identificatie. Een GS1-artikelcode bevat geen informatie over het artikel. Gebruik daarom een zuiver identificerende code en geen betekenisvolle code. Het GS1-codesysteem is een standaard die u niet alleen binnen de muren van uw bedrijf gebruikt, maar juist ook in de communicatie met andere bedrijven. Houd er dus rekening mee dat andere schakels in de keten het volledige 13-cijferige nummer zullen gebruiken om uw product te identificeren. Gebruik daarom een zuiver identificerende code (artikelvolgnummer) en geen betekenisvolle code. Met betekenisvol bedoelen we hier: een code waaruit bijvoorbeeld de kleur of de maat van het artikel af te leiden is. Elk artikel krijgt een eigen, unieke GS1-artikelcode. Deze GS1-artikelcode bevat geen informatie over het artikel, maar is een sleutel tot een bestand, waar informatie over het product is vastgelegd. Een GS1-artikelcode die eenmaal is toegekend aan een artikel wijzigt niet zolang het artikel niet wijzigt.
2.1.5. Interne codering Niet alle consumenteneenheden zijn voorzien van een GS1-artikelcode en/ of kunnen voorzien worden van de GS1-artikelcode die gebaseerd is op het bedrijfsnummer waarmee de bron de artikelen codeert. Sommige artikelen die in een winkel worden verkocht, zijn nog niet voorzien van een GS1-artikelcode. Om ook deze artikelen af te kunnen rekenen aan de kassa met behulp van scanning, kan de detaillist ze voorzien van een GS1-artikelcode met een specifieke structuur. Dit noemen we ook wel in-store coding. GS1 Nederland heeft een reeks systeemcodes toegewezen voor deze toepassing.
Interne codering stuksartikelen Als een detailhandelsorganisatie overgaat op scanning, is het van belang dat het hele assortiment van GS1-artikelcodes is voorzien. Zo kunt u voorkomen dat er met verschillende systemen en verschillende procedures wordt gewerkt. Als een artikel om de één of andere reden nog geen GS1-artikelcode heeft, kan de organisatie besluiten om een interne artikelcode toe te kennen en deze met een etiket op het artikel aan te brengen. Het is mogelijk dat een bron (de fabrikant, importeur of tussenhandelaar) aan een artikel wel een GS1-artikelcode heeft toegekend, maar deze nog niet in een GS1-symbool op de verpakking drukt. Informeer dus eerst bij de bron of dit het geval is en zo ja, gebruik dan diens GS1-artikelcode, dat bespaart wijzigingen achteraf.
Interne codering consumenteneenheden met een variabel gewicht Hier maken we een onderscheid tussen extern voorverpakte artikelen en in de winkel verpakte artikelen met een variabel gewicht.
20 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Artikelen met een variabel gewicht die in bediening (bijvoorbeeld kaas, vlees) of zelfbediening (bijvoorbeeld AGF, schroeven) worden verpakt of die de winkelorganisatie zelf heeft voorverpakt (bijvoorbeeld in een centrale slagerij), krijgen een GS1-artikelcode waarin de prijs of het gewicht is opgenomen. Dit doet u met behulp van een speciaal daarvoor gereserveerde systeemcode. Bij extern (voor)verpakte artikelen waarvan de afrekenprijs afhankelijk is van het gewicht en waarbij leveranciersherkenning vereist is, kunt u gebruikmaken van een blok van 10 of 100 zogenaamde 23-codes, die 23 als systeemcode hebben. Zodra u bij GS1 Nederland een pakket GS1-codesysteem afneemt, kunt u het blok 23-codes aanvragen. Leveranciersherkenning is door handelsorganisaties in Nederland vereist bij productgroepen als kaas, vis, vlees, vleeswaren en wild en gevogelte. Een leverancier kan zo aan een artikel een code toekennen die uniek is in Nederland. Ook artikelen die niet binnen deze productgroepen vallen, maar waarbij leveranciersherkenning wel gewenst is, kunnen een 23-code krijgen. In de barcode is de prijs opgenomen.
Andere toepassingen interne codering Naast het coderen van consumenteneenheden zoals boven omschreven kunt u interne codering ook in andere gevallen inzetten. Denk hierbij aan interne waardebonnen, geldlades, maar ook aan klantenkaarten.
Spelregels interne codering Alleen EAN13- en EAN8-symbool. Interne codes zijn alleen bedoeld voor interne toepassingen, waarbij het noodzakelijk is om een EAN13- of een EAN8-symbool te scannen, bijvoorbeeld omdat de kassascanner geen andere symbolen kan verwerken. Interne codes mogen daarom uitsluitend op consumentenverpakkingen (ook multipacks en combipacks) voorkomen.
Niet uniek Codes die u toekent op basis van deze systematiek zijn alleen uniek binnen een besloten gebruikersgroep (gesloten systeem). Een andere organisatie kan namelijk exact dezelfde GS1-code hebben toegekend aan een ander artikel of, internationaal gezien, zelfs aan een heel ander toepassingsgebied. Doordat er voor interne codering bepaalde systeemcodes zijn gereserveerd, kan er geen overlap ontstaan met door de bron gecodeerde artikelen. Maar als een product wereldwijd uniek gecodeerd moet zijn, is ‘broncodering’ de oplossing.
21 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Niet voor extern gebruik Juist omdat interne artikelcodes niet tot een unieke, ondubbelzinnige identificatie van bijvoorbeeld een artikel kan leiden, mag u een interne code nooit in het communicatieverkeer met andere schakels in de handelsketen gebruiken. Consumenteneenheden met een interne code moet u bestellen/ laten bestellen met de (wereldwijd unieke, op bedrijfsnummer gebaseerde!) GS1-artikelcode van de betreffende omverpakking.
2.2. Welke code hebt u nodig voor uw product? Welke code gebruik ik voor welke toepassing? In deze paragraaf komen de verschillende identificatiemogelijkheden die er zijn binnen het GS1-codesysteem en hun toepassingsgebied aan de orde. In de subpargrafen leest u eerst om welke toepassing het gaat, vervolgens welke code u toe gaat passen en aan welke spelregels u zich moet houden.
2.2.1. Consumenteneenheden Consumenteneenheden worden vaak omschreven als de kleinst mogelijke verhandelbare eenheden, die in het retailkanaal langs de kassa komen. Iedere artikelvariant (naar kleur, maat en verpakking) krijgt een eigen unieke GS1-artikelcode, daarbij beginnend bij de kleinste eenheid die aan de consument verkocht wordt. Afhankelijk van het formaat van het product kent u een 8-cijferige GS1-artikelcode (voor kleine consumenteneenheden) of een GS1-artikelcode van 13 posities toe.
2.2.2. Kleine consumenteneenheden Sommige consumenteneenheden zijn zo klein, dat er onvoldoende ruimte beschikbaar is om een 13-cijferige artikelcode vertaald in een GS1-symbool te plaatsen. Voor deze kleine consumenteneenheden heeft GS1 Nederland de 8-cijferige GS1-artikelcode beschikbaar. Op bepaalde consumenteenheden is niet voldoende ruimte voor het EAN13-symbool. In dat geval wordt een kleinere variant, het EAN8-symbool toegepast. 8-cijferige GS1artikelcodes worden door GS1 Nederland per stuk toegekend. Het aantal beschikbare codes is zeer beperkt, slechts 100.000 voor heel Nederland. Iedere organisatie met een bedrijfsnummer, kan met een speciaal formulier 8-cijferige GS1-artikelcode aanvragen. Wij verzoeken u dan wel aan te tonen dat het gebruik van een 8-cijferige GS1-artikelcode noodzakelijk is. 8-cijferige GS1-artikelcode worden door GS1 Nederland toegekend indien de verpakking van het betreffende artikel aan één van de volgende eisen voldoet: • Het formaat van het kleinst mogelijke EAN13-symbool is groter dan 25% van het oppervlak van het grootst mogelijke etiket (of de grootste zijde van verpakking) • Het formaat van het kleinst mogelijke EAN13-symbool is groter dan 12,5% van de totaal bedrukbare oppervlakte • Het grootst mogelijke oppervlak van het etiket (of de grootst zijde van de verpakking) is kleiner dan 40 vierkante cm
22 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• De totaal bedrukbare oppervlakte van de verpakking is kleiner dan 80 vierkante cm • Het betreft een cilindrische verpakking met een diameter kleiner dan 3 cm. Verder moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: • een groter etiket is niet mogelijk • het bedrijf heeft een aansluitnummer bij GS1 Nederland.
Hele kleine consumenteneenheden Voor sommige producten en/ of toepassingen is bijvoorbeeld ook het kleine EAN8-symbool niet toereikend. Eind jaren negentig is daarom door GS1 de aanzet gegeven tot het ontwikkelen van een nieuwe familie van symbooltechnieken. Voorbeelden van dergelijke zeer kleine producten zijn een injectiespuit of een ampul (gezondheidszorg) of chips (elektronica). Daarnaast bestaat er behoefte aan het aanbrengen en verwerken van meer informatie op een kleiner oppervlak, die ook nog aan de kassa scanbaar moet zijn. Een voorbeeld hiervan zijn goederen met een variabel gewicht in de code. Nieuwe symbooltechnologieën als GS1 DataBar en Composite Symbology kunnen hier een oplossing bieden. GS1 DataBar- en CS-symbolen maken voor het weergeven van gegevens gebruik van Application Identifiers, net als het GS1-128-symbool. Nog niet voor alle toepassingsgebieden van deze nieuwe symbooltechnieken zijn richtlijnen voor implementatie beschikbaar.
2.2.3. Handelseenheden of omverpakkingen Handelseenheden kunt u voorzien van een GS1-artikelcode. Handelseenheden zijn eenheden van vastgestelde samenstelling en verpakking die niet bedoeld zijn voor verkoop aan de consument in de detailhandel. Handelseenheden kunt u voorzien van een GS1-artikelcode, op dezelfde wijze als bijvoorbeeld een consumenteneenheid. De wijze waarop u deze GS1-artikelcode in een GS1-symbool kunt vertalen is wel anders. U kunt uw GS1-artikelcodes voor handelseenheden aanbrengen in de vorm van een EAN13-symbool, een ITF-symbool of een GS1-128-symbool.
2.2.4. Logistieke verzendeenheden coderen Logistieke verzendeenheden codeert u met de zogenoemde GS1-verzendcode ook wel bekend als de Serial Shipping Container Code: de SSCC. Met deze code kunt u logistieke verzendeenheden, zoals pakketten, pallets en rolcontainers met goederen wereldwijd uniek coderen en identificeren.
Wat zijn logistieke verzendeenheden? Een logistieke verzendeenheid is in de regel de kleinst mogelijke eenheid van goederen, die niet met andere eenheden vast verbonden is en die in de gehele in- en externe logistieke keten afzonderlijk tussen zender en ontvanger gevolgd kan worden.
23 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Voorbeelden van verzendeenheden: • één pakket dat van een logistiek dienstverlener van een fabriek naar een distributiecentrum vervoerd moet worden • één ‘bonte’ pallet die in een magazijn wordt samengesteld voor een bepaalde klant • één rolcontainer met verschillende artikelen maar wel allemaal met dezelfde bestemming, die in een vrachtauto wordt gereden.
Verschil tussen de GS1-artikelcode en de GS1-verzendcode De GS1-artikelcode, voor bijvoorbeeld een omverpakking, wordt soms verward met de GS1verzendcode. Om deze verwarring weg te nemen, vindt u in onderstaand schema de verschillen tussen de GS1-artikelcode en de GS1-verzendcode. GS1-artikelcode (GTIN, Global Trade Item Number)
GS1-verzendcode (SSCC, Serial Shipping Container Code)
Identificeert een artikel, bijvoorbeeld:
Identificeert een verzendeenheid, onder andere:
- consumenteneenheid
- doos
- omverpakking met een vaste inhoud
- pallet
- pallet met een vaste inhoud
- rolcontainer
Kent aan onderling gelijke eenheden een gelijke code toe.
Kent aan iedere individuele eenheid een unieke code toe.
De GS1-artikelcode kan van het begin tot het einde van de keten
De GS1-verzendcode wordt gedurende de levensduur van de verzendeenheid
gebruikt worden.
gebruikt.
tabel 2.2.4-1
Spelregels voor GS1-verzendcodes Wilt u een logistieke verzendeenheid identificeerbaar maken, dan voorziet u deze van een unieke GS1-verzendcode. Dat doet u op het moment dat de verzendeenheid ontstaat. Meestal codeert de producent verzendeenheden na het productieproces met een GS1verzendcode. Een logistiek dienstverlener of afnemer kan dit ook doen. Bijvoorbeeld om een verzendeenheid te creëren vanuit het orderverzamelproces. Als u de GS1-verzendcode gebruikt en toekent, dan moet u de verzendeenheid van een nieuwe unieke GS1verzendcode voorzien als deze van samenstelling verandert.
2.2.5. Voordelen van de GS1-verzendcode Hieronder vindt u de voordelen en toepassingsmogelijkheden die de GS1-verzendcode u als producent/leverancier, logistiek dienstverlener of afnemer/ontvanger biedt. Met de GS1verzendcode bent u in staat: • uw verzendeenheid door de hele handelsketen te tracken en te tracen • productrecalls snel en zorgvuldig af te handelen • wachttijden voor chauffeurs te verkorten • crossdocking beter toe te passen • kwaliteit van verse producten te bewaken op basis van correcte batch- en houdbaarheidsgegevens • goederenontvangst aanzienlijk sneller te controleren en te registreren • capaciteit en werkzaamheden in distributiecentra eerder en beter te plannen. Voor gedetailleerdere informatie over de voordelen en de toepassingsmogelijkheden voor de genoemde partijen zie:
24 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• Leverancier/producent • Logistiek dienstverlener • Afnemer/ontvanger
2.2.6. Voordelen GS1-verzendcode voor de producent/leverancier De wereldwijd unieke GS1-verzendcode verschaft u, als leverancier, tal van voordelen. Als producent of leverancier kunt u van de GS1-verzendcode gebruikmaken op uw productielocaties of in uw magazijnen. Op een productielocatie kunt u dozen of pallets aan het eind van de verpakkingslijn uniek identificeren met een GS1-verzendcode. De GS1verzendcode gebruikt u in zo’n geval om dozen of pallets te volgen. Op elk moment kan via de unieke sleutel, de GS1-verzendcode de link gemaakt worden tussen de verzendeenheid en de informatie over deze verzendeenheid opgeslagen in het logistiek systeem. Zo kunt u onder meer de volgende gegevens terugvinden: • de artikelcode(s) van het product in de eenheid • de hoeveelheid producten • partij- of batchinformatie zoals productielocatie, -datum en -tijd • minimale of maximale houdbaarheidsdatum zoals ‘ten minste houdbaar tot’ of ‘te gebruiken tot’. De wereldwijd unieke GS1-verzendcode verschaft u als producent/leverancier nog meer voordelen:
Inslag/goederenontvangst Als u de grondstoffen en/ of halffabrikaten krijgt aangeleverd, kunt u de GS1-verzendcode gebruiken bij de inslag. Aan de hand van de informatie die aan de GS1-verzendcode gekoppeld is (zoals een houdbaarheidsdatum en/ of batchnummer), kunt u het magazijnsysteem optimaal besturen. Hierdoor bent u in staat de juiste keuzes voor de eenheid te maken bij de routing naar bulklocaties zodat de juiste omloopsnelheid van de voorraad bij een minimaal gebruik aan magazijnruimte bereikt kan worden.
Productie Op een productielocatie kunt u bij de uiteindelijke verpakkingslijn pallets of andere verzendeenheden voorzien van een GS1-verzendcode. Allereerst moet u de productiegegevens registreren: ‘Er is een pallet 01 van product x gereed’. Als u de pallet vervolgens voorziet van een GS1-verzendcode en deze code samen met de palletgegevens (artikelcode, hoeveelheid, batchnummer, etc.) in een bestand opslaat, kunt u de GS1verzendcode gebruiken om de pallets en omdozen intern te volgen.
Opslag Als u de GS1-verzendcode scant, weet u altijd waar een pallet zich in het magazijn bevindt en hoe de pallet is samengesteld. Dan kunt u snel bepalen: • welke artikelen op de pallet staan • in welke hoeveelheid • van welke batch ze afkomstig zijn • tot wanneer ze houdbaar zijn.
25 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Orderpicking U bent met de GS1-verzendcode in staat om het orderverzamelproces te ondersteunen. U kunt aan de vorkheftruckchauffeur doorgeven welke pallet waar moet worden opgehaald. Bij het oppakken van de pallet kunt u ter controle de GS1-verzendcode scannen.
Uitslag De GS1-verzendcode helpt u goederen verzendklaar te maken. Bij de uitlevering van de goederen kunt u aan de hand van gegevens over houdbaarheid, batchnummer, etc. opzoeken welke pallets met welke GS1-verzendcodes uitgeleverd moeten worden. Ook kunt u de GS1-verzendcode bij de uitslag gebruiken om te controleren of de juiste pallet zich in de juiste vrachtwagen bevindt.
2.2.7.Voordelen GS1-verzendcode voor de logistiek dienstverlener De wereldwijd unieke GS1-verzendcode verschaft u, als logistiek dienstverlener tal van voordelen:
Inslag/goederenontvangst U kunt de GS1-verzendcode gebruiken bij het inboeken van de pallets. Deze code wordt gekoppeld aan informatie die van tevoren via bijvoorbeeld een elektronische pakbon is verzonden. Bij u is dan vooraf bekend welke goederen geleverd worden. U bent hierdoor in staat om van te voren de benodigde capaciteit in te plannen. Het hele inboekproces kunt u sneller en zonder papieren overhead laten verlopen. Bovendien kunt u de goederen zelf veel sneller en efficiënter verwerken. Dit maakt het mogelijk om frequenter en in kleinere hoeveelheden te bestellen, wat uiteindelijk een gunstig effect heeft op uw interne voorraadniveau.
Sortering en routing De GS1-verzendcode ondersteunt u bij automatische sorteer- en routingsprocessen. Bij acceptatie van het pakket wordt de eindbestemming opgeslagen. U kunt de routing dan meteen plannen. In het distributieproces is deze informatie door scanning van de GS1-verzendcode overal waar nodig beschikbaar. Ook bent u in staat telkens de actuele status bij te werken. U kunt snel en efficiënt inspringen op knelpunten en capaciteitsproblemen.
Tracking en tracing U kunt met de GS1-verzendcode tevens de goederen volgen binnen uw distributieketen, doordat alle partijen dezelfde systematiek gebruiken. Hierdoor is op elk moment bekend waar een bepaalde pallet zich bevindt. Zeker indien verzendeenheden meerdere sorteerprocessen doorlopen, is het van belang om te kunnen volgen waar zij zich bevinden. Door het scannen van de GS1-verzendcode kunt u in elk fase de status van de verzendeenheid bijwerken. Deze informatie kan door middel van elektronische datacommunicatie naar uw handelspartner verzonden worden. Hierdoor is de voortgang van alle partijen zichtbaar en kan bij eventuele afwijkingen doeltreffend actie worden ondernomen.
26 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Groeperen en degroeperen Ook groepering- en degroeperingsprocessen kunt u ondersteunen met de GS1-verzendcode. Vooropgesteld dat zowel de gehele verzendeenheid als de afzonderlijke componenten voorzien zijn van een GS1-verzendcode. Bij het degroeperen wordt door scanning geregistreerd in welke componenten de verzendeenheid uiteenvalt. Vervolgens kunnen deze componenten gesorteerd, opgeslagen, gepickt en daarna weer gegroepeerd worden. Bij hergroeperen moet u de GS1-verzendcodes van alle componenten scannen om te verifiëren dat de eenheid compleet is. Vervolgens kent u een eigen GS1-verzendcode toe aan de nieuw samengestelde eenheid zodat de nieuwe verzendeenheid weer gevolgd kan worden in uw distributieketen.
Uitslag De GS1-verzendcode kan tevens een zeer belangrijke rol spelen bij het verzendklaar maken van de goederen. Bij de uitlevering van de goederen kunt u aan de hand van gegevens over houdbaarheid, batchnummer, etc. opzoeken welke pallets met welke GS1-verzendcodes uitgeleverd moeten worden. Tevens kunt u de GS1-verzendcode bij de uitslag gebruiken om te controleren of de juiste pallet in de juiste vrachtwagen is gezet.
2.2.8. Voordelen GS1-verzendcode voor de afnemer/ontvanger De wereldwijd unieke GS1-verzendcode verschaft u als afnemer/ontvanger tal van voordelen:
Inslag/goederenontvangst U kunt de GS1-verzendcode gebruiken bij het inboeken van pallets. Deze code wordt gekoppeld aan informatie die van tevoren via bijvoorbeeld een elektronische pakbon is verzonden. Bij u is dan vooraf bekend welke goederen geleverd worden. U bent hierdoor in staat om van te voren de benodigde capaciteit in te plannen. Het hele inboekproces kunt u sneller en zonder papieren overhead laten verlopen. Bovendien kunt u de goederen zelf veel sneller en efficiënter verwerken. Dit maakt het mogelijk om frequenter en in kleinere hoeveelheden te bestellen, wat uiteindelijk een gunstig effect heeft op uw interne voorraadniveau.
Opslag Als u de GS1-verzendcode scant, weet u altijd waar een pallet zich in het magazijn bevindt en hoe de pallet is samengesteld. Dan kunt u snel bepalen: • welke artikelen op de pallet staan • in welke hoeveelheid • van welke batch ze afkomstig zijn • tot wanneer ze houdbaar zijn.
Orderpicking U bent met de GS1-verzendcode in staat om het orderverzamelproces te ondersteunen. U kunt aan de vorkheftruckchauffeur doorgeven welke pallet waar moet worden opgehaald. Bij het oppakken van de pallet kunt u ter controle de GS1-verzendcode scannen.
27 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Uitslag De GS1-verzendcode kan tevens een zeer belangrijke rol spelen bij het verzendklaar maken van de goederen. Bij de uitlevering van de goederen kunt u aan de hand van gegevens over houdbaarheid, batchnummer, etc. opzoeken welke pallets met welke GS1-verzendcodes uitgeleverd moeten worden. Tevens kunt u de GS1-verzendcode bij het uitslagproces gebruiken om te controleren of de juiste pallet in de juiste vrachtwagen is gezet.
Tracking en tracing U kunt met de GS1-verzendcode tevens de goederen volgen binnen uw distributieketen, doordat alle partijen dezelfde systematiek gebruiken. Hierdoor is op elk moment bekend waar een bepaalde pallet zich bevindt. Zeker wanneer verzendeenheden meerdere sorteerprocessen doorlopen, is het van belang om te kunnen volgen waar zij zich bevinden. Door het scannen van de GS1-verzendcode kunt u in elke fase de status van de verzendeenheid bijwerken. Deze informatie kan door middel van elektronische datacommunicatie naar uw handelspartner verzonden worden. Hierdoor is de voortgang van alle partijen zichtbaar en kan bij eventuele afwijkingen doeltreffend actie worden ondernomen.
2.2.9. GS1-verzendcodes in de praktijk Hier vindt u enkele mogelijkheden van hoe u GS1-verzendcodes kunt toekennen aan een hoeveelheid goederen die tot één zending behoren. Stel dat u een zending goederen voor transport hebt aan te bieden. De zending bestaat uit 2 losse dozen televisies en een pallet met 10 dozen video’s. Om GS1-verzendcodes toe te kennen, is het van belang om te bepalen welke eenheid afzonderlijk behandeld en gevolgd moet kunnen worden. Hier ziet u twee mogelijke wijzen van toekenning:
Mogelijkheid 1: De pallet als verzendeenheid De zending die van A naar B vervoerd moet worden, bestaat uit: – 2 dozen televisies met 2 GS1-verzendcodes: – doos 1: 387123456700000013 (SSCC-1) – doos 2: 387123456700000020 (SSCC-2) – 1 pallet met de GS1-verzendcode: 387123456700000037 (SSCC-3) waarop 10 dozen video’s staan. De zending bestaat dus uit 3 verzendeenheden (namelijk 2 dozen plus 1 pallet), elk geïdentificeerd met een SSCC (zie figuur ). Deze 3 verzendeenheden omvatten in totaal 12 dozen of ‘colli’. De pallet met de dozen video’s wordt in deze situatie als één eenheid (SSCC-3) behandeld en gevolgd.
28 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 2.2.9-1
Mogelijkheid 2: de doos als verzendeenheid Als variant hierop wordt de situatie beschreven waarbij de producent ook alle dozen op deze pallet met video’s heeft voorzien van een unieke SSCC (SSCC-3 t/m SSCC-12). Nu zijn er in feite 12 verzendeenheden en dient de pallet slechts als een soort hulpmiddel bij transport. Niet de pallet maar de losse videodozen worden hierbij dus als eenheid gevolgd (zie figuur ). Dit betekent dat de dozen op de pallet allemaal afzonderlijk behandeld moeten worden. U kunt hierdoor de status van elke individuele doos bijhouden.
Figuur 2.2.9-2
2.2.10. Klanten, patiënten of relaties Klanten en/ of relaties kunt u met het GS1-codesysteem van een unieke code voorzien.
29 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Met de GSRN kan een dienstverlenende organisatie de afnemer (klant/patiënt) van haar diensten van een uniek nummer voorzien, zonder een persoon te hoeven identificeren. Een voorbeeld is een patiëntendossier in een ziekenhuis. Het GSRN hoeft u niet centraal te registreren om uniciteit te garanderen. In het voorbeeld van ziekenhuizen, heeft elk ziekenhuis een eigen bedrijfsnummer. Hiermee geven zij hun patiënten een unieke code. Als een patiënt overgaat van het ene ziekenhuis naar een ander blijft het patiëntendossier toch uniek geïdentificeerd.
2.2.11. Adressen U kunt ook uw adressen voorzien van een GS1-code met behulp van de GS1-adrescode of Global Location Number (GLN). Adrescodes kunt u toekennen aan fysieke locaties, maar ook aan uw bedrijf als handelspartij. Met de GS1-adrescode kunt u interne en externe bedrijfsadressen coderen. De code kunt u gebruiken voor elektronische gegevensuitwisseling met uw handelspartners. Hierdoor kunt u uw gegevens synchroniseren met die van de handelspartner. U kunt goederenstromen beter beheersen: met de GS1-adrescode kunt u aangeven voor welk adres de goederen bestemd zijn. U creëert een GS1-adrescode op basis van uw bedrijfsnummer of u kunt een apart blok van GS1-adrescodes aanvragen bij GS1.
Voorbeelden van adressen Externe postadressen • Hoofdkantoor • Vestigingen • Distributiecentra
Interne adressen • • • • • • •
Afdelingen Laadplatforms Magazijnen Magazijnlocaties Bewerkingsplaatsen in productiebedrijven Productiestraten Lopende banden
Wanneer moet u een nieuwe adrescode toekennen? Net als bij het wijzigen van een product komt u bij het wijzigen van een adres voor de vraag te staan: moet ik nu ook een andere adrescode toekennen? Een adrescode wijzigt bijvoorbeeld als uw distributiecentrum van de ene locatie naar een andere locatie verhuist. In dat geval zult u partijen die van en naar dit adres leveren op de hoogte moeten brengen van deze wijziging. Uw adrescode wijzigt niet in het geval van een naamswijziging van uw bedrijf: dit heeft immers geen impact op de handelsrelatie met uw handelspartners. De verschillende scenario's zijn uitgewerkt in de GLN Allocation Rules. [http://www.gs1.org/glnrules/]
30 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
2.2.12. Het coderen van retouremballage Aan retouremballage kunt u ook een GS1-artikelcode toekennen. Naast het feit dat u zo types kratten, pallets en dergelijke kunt identificeren, kunt u met behulp van een serienummer ook individuele kratten e.d. identificeren. De GS1-artikelcodes voor deze toepassingen zijn de GRAI en de GIAI. Met zowel de GRAI (Application Identifier 8003) als de GIAI (Application Identifier 8004) kunt u individuele en duurzame retouremballage zoals kratten, rolcontainers, pallets, etc. identificeren en administreren. Deze codes helpen u bijvoorbeeld bij het volgen en terugvinden van individuele herbruikbare (transport) verpakkingen.
AI (8003) Global Returnable Asset Identifier (GRAI) De GRAI gebruikt u om (transport)verpakkingen permanent te voorzien van een unieke code. U mag de GRAI niet gebruiken om logistieke verzendeenheden (bijvoorbeeld een pallet met goederen) te identificeren. Deze verzendeenheden zijn meestal van tijdelijke aard, in zulke gevallen moet u de GS1-verzendcode, AI (00), gebruiken.
AI (8004) Global Individual Asset Identifier (GIAI) De GIAI gebruikt u om eigendommen, waaronder retouremballage, te identificeren. Het gaat hierbij om eenheden waarvoor geen nadere categorisatie nodig/ mogelijk is. De GIAI wordt bijvoorbeeld toegepast voor het identificeren en volgen van kunstwerken.
2.2.13. Klantkaarten Steeds meer organisaties geven hun vaste klanten een klantenkaart. Een dergelijke kaart kan als alternatief worden aangeboden voor het sparen van zegeltjes, maar ook worden gebruikt als betaalmiddel. Er zijn verschillende mogelijkheden binnen de systematiek van in-store codering. Daarnaast kunt u gebruik maken van uw bedrijfsnummer om een code samen te stellen. Ter identificatie van de klant kunt u een GS1-code gebruiken. GS1 Nederland biedt voor het coderen van klantkaarten binnen het GS1-codesysteem de volgende mogelijkheden: • Met systeemcode ‘25’. Deze systeemcode gebruikt u als het een zuivere interne klantenkaart is (voor 1 winkelorganisatie), die niet wordt gedeeld met andere organisaties. De code wordt weergegeven in een EAN13-symbool. • Met een Global Service Relation Number (GSRN) op basis van een bedrijfsnummer. Voor het coderen van Service Relations (bijvoorbeeld klanten) kunt u gebruikmaken van uw bedrijfsnummer en Application Identifier (AI) 8018 in een GS1-128-symboolof een GS1 DataBar. In tegenstelling tot de in-store coderingswijzen, kan deze code uitsluitend in een symbool worden opgenomen waarin meer informatie dan 13 posities passen. De code kan uiteraard ook in een magneetstrip of een chipkaart worden opgenomen. De GS1 DataBar, die vanaf 2014 wereldwijd gescand wordt, ook aan de kassa, is ook geschikt om een GSRN weer te geven. Door het gebruik van de combinatie met een bedrijfsnummer kan worden gegarandeerd dat de toegekende code internationaal uniek is. Dit in tegenstelling tot de alternatieven binnen in-store codering
31 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• Met systeemcode ‘260’. Deze systeemcode is gereserveerd voor klantkaarten met een winkeloverschrijdend karakter. Deze methode is onder meer toegepast bij de klantkaarten ‘Airmiles’ en ‘Rocks’. Er zijn 9 posities beschikbaar voor nummertoekenning. Hierdoor kunnen 1 miljard klanten een code krijgen. Omdat het een toepassing van in-store betreft, is de code slechts binnen een gesloten systeem uniek. De code wordt weergegeven in een EAN13-symbool. Overlap wordt voorkomen doordat winkelorganisaties slechts één van de twee kaarten accepteren. Een nummer dat is toegekend aan een Airmileskaart kan dus ook op een Rockskaart voorkomen. • Met systeemcode ‘261’tot en met ‘269’ Als u de code moet weergeven in een EAN13-symbool en de kaart moet om wat voor reden dan ook voorzien zijn van een unieke code, dan kunt u bij GS1 Nederland een reeks nummers aanvragen waarmee u klantenkaarten kunt coderen. Voor dit doel geeft GS1 Nederland blokken uit van klantenkaartcodes. Een klantenkaartcode uit de reeks van ‘261’ t/m ‘269’ wordt aanbevolen als klantenkaarten worden uitgegeven die aan een of meer van de volgende kenmerken voldoen: • de gebruikte scansystemen kunnen uitsluitend EAN-13-symbolen scannen. Dit is het geval bij veel kassascanners • er is een kans dat overlap bestaat tussen verschillende klantkaarten of loyalty systemen • de kaart is niet bedoeld voor gebruik uitsluitend in één winkelorganisatie • de systeemcode ‘25’ of ‘260’ is al in gebruik in de winkelorganisatie. Voor alle klantenkaartcodes gelden de volgende richtlijnen: • het is de bedoeling dat de organisatie de codes opeenvolgend uitgeeft. Dat wil zeggen: de eerste kaart krijgt het eerste nummer uit een reeks en elke volgende kaart krijgt de eerstvolgende vrije kaartcode • klantenkaartcodes mag u hergebruiken • klantenkaartcodes zijn betekenisloos. Dat wil zeggen dat aan de code zelf niet te zien is aan welke klant, of kaart, de code is uitgegeven. Bent u van plan om klantenkaarten te coderen met het GS1-codesysteem? Neem dan contact op met GS1 Nederland.
2.2.14. Consumenteneenheden met een instore code Niet alle consumenteneenheden zijn voorzien van een GS1-artikelcode en/ of kunnen voorzien worden van de GS1-artikelcode die gebaseerd is op het bedrijfsnummer waarmee de bron de artikelen codeert. Voor deze consumenteneenheden kan in-store coding een oplossing bieden. Consumenteneenheden die een interne code krijgen toegewezen zijn: • stuksartikelen die niet door de bron van een code zijn voorzien
32 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• consumenteneenheden met een variabel gewicht (intern verpakt en extern voorverpakt) Voor interne artikelcodes die u kunt gebruiken voor stuksartikelen zijn de volgende codestructuren beschikbaar: • interne artikelcode met systeemcode 20 • Interne 8-cijferige artikelcode met systeemcode 2 • UPC-LAC (Local Assigned Code) • Velocity code Voor codering van consumenteneenheden met een variabel gewicht zijn verschillende systeemcodes beschikbaar, afhankelijk van de toepassing. Daarnaast kunt u de methode van in-store codering ook gebruiken voor andere toepassingen, zoals klantenkaarten. Ook voor interne toepassingen als het coderen van geldlades, interne waardebonnen, selfscanbonnen e.d. kunt u gebruikmaken van een in-store codering. Overzicht van deze systeemcodes voor interne codering en de structuur en opbouw van deze artikelcodes.
2.2.15. Variabel gewicht Consumenteneenheden met een variabel gewicht kunt u voorzien van een artikelcode met behulp van in-store codering. Aan eenheden met een variabel gewicht die niet langs de kassascanner moeten, kent u gewoon een GS1-artikelcode toe. Consumenteneenheden met een variabel gewicht De codestructuren die we hier behandelen mag u uitsluitend toepassen als aan de volgende eisen is voldaan: • het betreft een artikel met een variabel gewicht (elk stuks heeft een ander gewicht) • de afrekenprijs is afhankelijk van het gewicht (bijvoorbeeld vanwege een prijs per kilogram). Hierdoor heeft ieder stuks een andere prijs • het betreft een consumenteneenheid en geen grootverpakking of omverpakking. Artikelen die aan deze vereisten voldoen, krijgen een barcode waarin de prijs of het gewicht van het individuele stuks is opgenomen (afhankelijk van het soort toepassing). Er is een belangrijk onderscheid in het coderen van artikelen met een variabel gewicht die in de winkel worden verpakt, en dergelijke artikelen die extern (bijvoorbeeld door de fabrikant) worden verpakt.
In de winkel Artikelen met een variabel gewicht, die in bediening (bijvoorbeeld kaas, vis, vlees) of zelfbediening (bijvoorbeeld agf, schroeven, drop) worden verpakt en gecodeerd of die zijn voorverpakt binnen de winkelorganisatie (bijvoorbeeld in een centrale slagerij), krijgen een GS1-code waarin de prijs of het gewicht is opgenomen.
33 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Als de afrekenprijs in leesbaar schrift is vermeld op de verpakking verdient het de voorkeur om deze ook op te nemen in de code. Alleen dan is het verschil bij de kassa tussen de afgedrukte prijs en hetgeen wordt berekend aan de klant uitgesloten. Hiervoor kunt u de systeemcodes 21 en 22 gebruiken. GS1 Nederland adviseert om de codestructuur voor gewicht uitsluitend te gebruiken in die gevallen waarin de prijs niet vooraf kan worden vastgesteld (bijvoorbeeld in situaties waarin per klant een aparte prijsafspraak geldt). In deze situaties gebruikt u systeemcode 28.
Extern voorverpakt (broncodering van wichtartikelen) Kaas, vis, vlees, vleeswaren, wild en gevogelte: leveranciersherkenning Bij extern (voor)verpakte artikelen uit deze productgroepen wordt door handelsorganisaties in Nederland geëist dat iedere artikelvariant een unieke code heeft. Als het een artikel met variabel gewicht betreft, waarvan de afrekenprijs afhankelijk is van het gewicht, dan moet u voor deze artikelen bij GS1 Nederland een blok van 10 of 100 zogenaamde ‘23-codes’ aanvragen. Op deze wijze kan een leverancier, binnen het aan hem toegewezen blok, aan een artikel een code toekennen die uniek is in Nederland. Artikelen die niet binnen deze productgroepen vallen, maar waarbij leveranciersherkenning wel gewenst is, kunnen ook een 23-code krijgen. Naast deze artikelcodes wordt in de barcode de prijs opgenomen.
Spelregels Voor door GS1 Nederland toegewezen 23-codes gelden verder dezelfde regels als voor normale GS1-artikelcodes : • de bron codeert • iedere artikelvariant krijgt een andere code • artikelcodes zijn zuiver identificerend • artikelcodes mogen worden hergebruikt. De bron vraagt codes aan bij GS1 Nederland in een hoeveelheid die overeenkomt met de grootte van het assortiment artikelen. De bron is verder verantwoordelijk voor het juist toekennen van de codes en dient de handelspartners te informeren over de artikelinformatie behorende bij de GS1-codes.
Omverpakkingen en grootverpakkingen Aan omverpakkingen of grootverpakkingen van wichtartikelen (een wiel kaas, een krat vlees, etc.) kent u een GS1-artikelcode toe. Deze code gebruikt u in het logistieke traject en kan zodoende terugkomen in bijvoorbeeld elektronische order- en factuurberichten.Voor artikelen met variabel gewicht kunt u naast deze artikelcode ook gewichtsinformatie in de barcode opnemen.
Artikelen afrekenen en bestellen: verschillende GS1-codes De GS1-codes voor artikelen met een variabel gewicht (systeemcodes 23, 28) kunt u niet gebruiken om artikelen te bestellen. Ze zijn uitsluitend bedoeld om artikelen te kunnen afrekenen aan de kassa. Bij bestellen speelt de variabele hoeveelheid geen enkele rol. De richtlijn is: de leverancier kent een unieke GS1-artikelcode toe aan een besteleenheid.
34 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Op een consumenteneenheid staat dan wel een GS1-code uit de in-store reeks om afrekenen mogelijk te maken.
Bijvoorbeeld: Een stuk belegen kaas van circa 250 gram kan besteld worden met een GS1-code 8712345000004. Op het stuk kaas is een in-store code aangebracht met systeemcode 23 en de daadwerkelijke afrekenprijs van het individuele stuk. Ook kunnen stukken belegen kaas van circa 250 gram worden besteld in een krat van 20 stuks. Deze krat heeft GS1-code 8712345000011. De individuele stuks zijn dan weer voorzien van een in-store code met systeemcode 23
2.2.16. Cadeaubonnen Op een cadeaubon gebruikt u een GS1-artikelcode.
Wat is de cadeaubon? Een cadeaubon is een waardepapier, dat u kunt gebruiken om willekeurige artikelen te kopen. Meestal kunt u een cadeaubon alleen in bepaalde winkels of voor bepaalde artikelgroepen gebruiken (bijvoorbeeld de Nationale CD-bon of de Boekenbon).
Waarvoor wordt de streepjescode op de cadeaubon gebruikt? De streepjescode op een cadeaubon kunt u gebruiken bij het verkopen van de cadeaubon en bij het inleveren van de cadeaubon. Als u de cadeaubon verkoopt wordt automatisch de prijs van de bon bij de kassabon opgeteld. Als iemand de cadeaubon inlevert wordt de waarde van de cadeaubon bij de kassabon afgetrokken. Hoe bouwt u de GS1-artikelcode op?
2.2.17. Waardebonnen Op een waardebon gebruikt u een 13-cijferige code met een grotendeels vrij te bepalen inhoud.
Wat is een waardebon? Waardebonnen zijn bonnen die slechts een geldwaarde hebben als u een bepaald artikel of bepaalde artikelen koopt. Ze hebben een promotionele functie. De waardebon geeft een korting als u dat specifieke artikel koopt.
Waarvoor wordt de code op de waardebon gebruikt? Met een GS1-streepjescode kan een waardebon efficiënter worden geregistreerd. Een caissière hoeft geen (negatieve) bedragen meer in te toetsen. Bovendien kan de code bijdragen aan een automatische validatie. De kassa controleert op basis van de code of aan de voorwaarde voor uitbetaling van de waardebon (aankoop van artikel X) is voldaan. Dit wordt ook wel ‘mix-match’ genoemd.
35 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Spelregels In de internationale specificaties begint de code van waardebonnen met systeemcode 99. Voor de eurolanden bestaat een andere standaard. De code voor waardebonnen begint in deze landen met systeemcode 981 en 982. Ook in Nederland kunt u een waardebon (coupon) op deze wijze van een code voorzien, met de prijs verwerkt in de code. Meer informatie over de opbouw van deze codes vindt u hier. Als u in een gesloten omgeving, bijvoorbeeld binnen een winkel(keten), met waardebonnen wilt werken, kunt u systeemcode 25 gebruiken. Behalve een systeemcode en controlecijfer kunt u de 13-cijferige code voor waardebonnen verder vrij invullen.
2.2.18. Statiegeldbonnen Op een statiegeldbon gebruikt u een code met een beveiligingsnummer en een statiegeldbedrag.
Wat is de statiegeldbon? Een statiegeldbon komt uit een automaat die lege flessen en kratten inneemt. Op de bon staat het statiegeldbedrag dat de klant terugkrijgt. Om fraude met statiegeldbonnen te voorkomen bevat de statiegeldbon ook een beveiligingsnummer.
Waarvoor wordt de statiegeldbon gebruikt? Met een GS1-streepjescode kan een statiegeldbon efficiënter worden geregistreerd. Een caissière hoeft geen (negatieve) bedragen meer in te toetsen. De kassa leest het bedrag in de code. Bovendien draagt het beveiligingsnummer bij aan een automatische validatie.
Het beveiligingsnummer Het beveiligingsnummer helpt tot op zekere hoogte om fraude te voorkomen. De kassacomputer bevat dan extra automatische controles ter validatie van de bon. Dit geeft geen absolute zekerheid tegen fraude. Aanvullend raden wij aan een visuele controle uit te voeren en de bon af te tekenen bij inname.
Spelregels Er zijn geen richtlijnen om het beveiligingsnummer op te zetten. Elke winkelorganisatie kan zelf bepalen hoe zij het beveiligingsnummer wil vormgeven. Overleg wel met de leverancier van de apparatuur over de mogelijkheden. Hier vindt u drie mogelijkheden om uw beveiligingsnummer op te zetten: 1. Vast beveiligingsnummer U kiest een vast beveiligingsnummer van vijf cijfers waarmee u de automaat, uw winkel of winkelorganisatie identificeert. Hiermee kunt u uw bonnen enigszins beveiligen tegen inname door andere organisaties. Voordeel hiervan is dat u ook bonnen van verschillende filialen kunt innemen. Nadeel hiervan is dat het beveiligingsnummer niet uniek is. 2. Beveiligingsnummer is een volgnummer U geeft elke statiegeldbon een opvolgend nummer van vijf cijfers. Voordeel van deze methode is dat u voorkomt dat klanten dezelfde statiegeldbon meerdere keren aan kunnen bieden (bijvoorbeeld door fotokopieën). Daarvoor moeten uw kassa’s
36 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
en flesseninname-apparatuur aangesloten zijn op hetzelfde centrale systeem dat de uitgegeven en uitbetaalde statiegeldbonnen bijhoudt. Nadeel van deze methode is dat u geen statiegeldbonnen van andere filialen van dezelfde winkelketen kunt verwerken. De beveiligingsnummers sluiten immers niet aan. Bovendien werkt dit systeem alleen in winkels met maar één statiegeldautomaat. Voor winkels met meer automaten kunt u daarom beter de volgende methode toepassen. 3. Beveiligingsnummer is machinenummer plus volgnummer De eerste twee posities van uw beveiligingsnummer staan in dit geval voor een zelf te kiezen machinenummer. De volgende drie posities vormen het volgnummer van de statiegeldbon.Voordeel van deze methode is dat hij bruikbaar is voor winkels met meerdere statiegeldautomaten. Nadeel van deze methode is dat ook dit beveiligingsnummer niet uniek hoeft te zijn. Hoe bouwt u de code voor statiegeldbonnen op?
2.2.19. Coderen van boeken en pockets Boeken en pockets codeert u met een GS1-artikelcode.
Verschillende uitgaven Uitgaven onder dezelfde reeksnaam codeert u met een en dezelfde GS1-artikelcode, ook al zijn de verschillende deeltjes in de praktijk niet uitwisselbaar. Het criterium is in zo’n geval dat ze administratief als identiek worden behandeld. Uitgaven die verschillen in prijs geeft u wel een verschillende GS1-artikelcode. Als een unieke identificatie per deeltje toch nodig is, ook al hebben ze dezelfde prijs, dan kunt u een add-on code toevoegen van twee of vier cijfers. De uitgever bepaalt de omvang en inhoud van de add-on code.
Een ISBN gebruiken Het International Standard Book Number is toegekend door de ISBN [http://www.isbninternational.org]-organisatie. Voor het coderen van boeken en pockets is in het GS1-codesysteem, naast de normale GS1-artikelcode, de ISBN/Bookland opgenomen. Voor de ISBN/Bookland gelden verder alle algemene GS1-richtlijnen. Daarnaast moet u het ISBN-nummer vermelden, bij voorkeur boven het GS1-symbool en in lettertype OCR-B.
2.2.20. Coderen van tijdschriften, kranten en serie-uitgaven Tijdschriften, kranten en andere serie-publicaties codeert u met een GS1-artikelcode.
Alle edities van een bepaalde titel dezelfde GS1-artikelcode Exemplaren van opeenvolgende edities zijn in de praktijk niet uitwisselbaar, omdat ze verschillen van inhoud. Toch kunt u aan alle edities van een bepaalde titel dezelfde GS1artikelcode toekennen. Administratief worden ze namelijk als een en hetzelfde product behandeld: niet de informatie (inhoud) maar de titel (verpakking) is de basis waarop u een GS1-code toekent. Bijvoorbeeld: Vrij Nederland, week 1, 2, 3 enz. krijgen allemaal dezelfde GS1-artikelcode.
37 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Speciale edities Speciale edities met een andere prijs krijgen wel een andere GS1-artikelcode. Kassabestanden hebben immers in hun bestand maar één prijs per GS1-code.
Hoe werkt het bij recht van retour? Een distributeur wil bij recht van retour wel met een unieke identificatie van elke editie werken, voor het automatisch kunnen verwerken van retouren (en de facturering). Voeg dan aan de GS1-code een twee-cijferige add-on code toe voor een specifieke aflevering van de serie. In de add-on plaatst u het weeknummer of maandnummer dat volgens de kalender van het Nederlands Uitgeversverbond hoort bij de verschijningsdatum van de uitgave. U kunt ook een editienummer (2 posities) opnemen in de add-on. Gewone kassaterminals kunnen de add-on niet uitlezen, daarvoor is andere apparatuur nodig.
Een ISSN-nummer gebruiken Voor serie-uitgaven wordt soms gebruikgemaakt van een ISSN-nummer (International Standard Serial Number), toegekend door de ISSN-organisatie. Dit ISSN-nummer kan ook in een GS1-symbool worden weergegeven.
2.2.21. Coderen van audiovisuele dragers Audiovisuele dragers codeert u met een GS1-artikelcode.
Geen aparte richtlijnen Uitgebreid overleg en onderzoek in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië heeft aangetoond dat u voor het coderen van audiovisuele dragers de normale GS1-richtlijnen kunt hanteren. Voor deze artikelen zal GS1 Nederland geen aparte richtlijnen definiëren.
2.3. Uw producten hebt u gecodeerd. Wat nu? In deze paragraaf gaan we in op het uitwisselen van gegevens met uw handelspartners, welke informatie moet u waar en wanneer communiceren. De regels voor het toekennen van een nieuwe GS1-code als u uw product wijzigt komen vervolgens aan bod. Dan gaan we in op de mogelijkheid om GS1-codes opnieuw te gebruiken en welke periode daaraan vooraf moet gaan. Tot slot van dit hoofdstuk beschrjven we hoe u omgaat met GS1-codes in bestanden.
2.3.1. Informeer uw handelspartners Artikelgegevens vormen een belangrijk onderdeel van verschillende processen door de hele keten heen. Stel uw handelspartners op de hoogte, als u uw codes hebt vastgesteld. Zij hebben deze informatie namelijk nodig om alle handelingen met uw product effectief te kunnen uitvoeren
Wanneer wisselt u informatie uit? Met uw handelspartners kunt u afspraken maken over de termijn waarbinnen informatie aanwezig moet zijn. Dit kan per branche verschillen.
38 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
In welke situaties wisselt u informatie uit? In de volgende gevallen moet u codes uitwisselen met uw handelspartners: • U voegt een nieuw artikel toe aan het assortiment. Bij de eerste contacten over het artikel tussen de account manager en de inkoper wisselt u informatie met uw handelspartners uit over de GS1-code. • U wijzigt de GS1-code van een reeds in het assortiment opgenomen, bestaand artikel. Op het moment dat een artikel wezenlijk van vorm of inhoud verandert, moet u daaraan een nieuwe GS1-code toekennen, zie ook: GTIN Allocation Rules [http://www.gs1.org/gtinrules/]. Geef bij de eerste contacten over de wijzigingen van het artikel de nieuwe GS1-code door aan uw handelspartners. Deze gegevens moeten beschikbaar zijn, ruim voordat u de goederen met de gewijzigde GS1-code bij het distributiecentrum of magazijn aanlevert. • U levert tijdelijk een actievariant van een artikel, waardoor de GS1-code afwijkt van het normale artikel. Veel retailers plannen acties ruim van tevoren. Ook gaan er vaak intekenprocedures aan een actie vooraf. Geef bij de eerste contacten over de aanbieding ook de GS1-code door aan uw handelspartners. • U levert tijdelijk een vervangend artikel uit, met een andere GS1-code. Stel uw handelspartner(s) in de gelegenheid om de GS1-code van een vervangend artikel tijdig in de (kassa)bestanden op te nemen. • U maakt gebruik van ‘rack jobbers’. Een rack jobber vult bijvoorbeeld een artikel aan in het schap, met een (gewijzigde) GS1-code die nog niet in het kassabestand is opgenomen. Rack jobbers moeten dus altijd controleren of de GS1-code op het artikel nog dezelfde is als die van het artikel in het schap. Bij nieuwe artikelen zal de rack jobber contact opnemen met de persoon in de winkel die verantwoordelijk is voor het kassabestand. De verantwoordelijkheid voor het uitwisselen van de informatie ligt bij de rack jobber.
Welke informatie wisselt u uit? Neem contact op met uw handelspartners om te overleggen welke informatie u moet uitwisselen.Afnemers hebben vaak verschillende wensen over de informatie die zij willen ontvangen van leveranciers. Vaak vraagt men naast een GS1-code en omschrijving van het artikel ook informatie over bijvoorbeeld afmetingen van het artikel. Ook wil men vaak weten wat de GS1-code is van de artikelen in de verpakking of juist de GS1-code van de omverpakking.
Hoe wisselt u informatie uit? U kunt de informatie op verschillende manieren doorgeven aan uw handelspartners, bijvoorbeeld telefonisch, schriftelijk, per fax of via electronic data interchange(EDI) Hoe u de gegevens precies uitwisselt, spreekt u af met uw handelspartners.
GS1 Nederland op de hoogte stellen? GS1 Nederland houdt geen bestanden bij van uitgegeven GS1-codes op artikelniveau. U hoeft dus geen informatie uit te wisselen met GS1 Nederland.
39 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
2.3.2. Wanneer een nieuwe GS1-code toekennen? Een artikel kan tijdens zijn levenscyclus veranderen. Bijvoorbeeld omdat het ontwerp van de verpakking wijzigt, of de omvang, vorm, naam of samenstelling. Deze veranderingen kunnen tijdelijk zijn, maar ook permanent. In sommige gevallen zult u dan een nieuwe code moeten toekennen. U kent een nieuwe GS1-code toe aan een vernieuwd artikel als: • het artikel niet volledig uitwisselbaar is met het oude artikel • het artikel blijft bestaan naast het oude artikel. De interpretatie van deze regel kan per branche verschillen. In de ene branche zal een verandering van bijvoorbeeld de ingrediëntenlijst absoluut een andere code tot gevolg hebben, terwijl een dergelijke wijziging voor een andere branche geen gevolgen heeft.
Consumenteneenheden: wanneer een nieuwe code? In de volgende gevallen voorziet u een consumenteneenheid van een nieuwe code: • Als u op de verpakking van het artikel aangeeft dat de prijs van het artikel (tijdelijk) is gewijzigd. Kassabestanden hebben per GS1-code namelijk maar één prijs. Twee producten met een verschillende prijs moeten dus ook twee verschillende GS1codes hebben. • Als u de hoeveelheid product wijzigt in het artikel. Onder hoeveelheid product verstaan we het aantal kilo’s (netto-afvulgewicht), liters of stuks zoals op de verpakking staat vermeld. Verkoopstatistieken rapporteren namelijk niet alleen op aantallen verkochte eenheden, maar vaak ook op totaal volume verkocht product. Om deze verkoopstatistieken te kunnen voeden, is het noodzakelijk eenheden met een verschillende inhoud apart te registreren. Daarnaast staat bij artikelen vaak niet alleen de prijs maar ook de prijs per standaardeenheid (PPS) vermeld. • Als u de samenstelling van het product ingrijpend wijzigt. Bepaalde wijzigingen in de samenstelling of in de ingrediënten van een product kunnen gevolgen hebben voor de besturing van de twee varianten binnen de distributieketen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan geneesmiddelen. Als een apart voorraadbeheer nodig is van het gewijzigde product binnen de distributieketen, ken dan een nieuwe GS1-code toe. • Als u de afmetingen wijzigt van de verpakking. Een wijziging in de afmetingen van de verpakking kan gevolgen hebben voor de inrichting van de winkel. Mogelijk passen er minder artikelen in het schap, wat directe gevolgen heeft voor de voorraad in de winkel. Soms neemt de retailer bij de bereking van de kostprijs van een artikel het ruimtebeslag mee. Andere voorbeelden van een wijziging in afmeting zijn toevoegingen aan een artikel, zoals een boekje bij een tijdschrift, een kwast bij een blik verf of een glas bij een sixpack bier. Ook hier geldt: als dit invloed heeft op de omvang van het product, ken dan een nieuwe GS1-code toe. • Als u een ander type verpakking gebruikt. Een glazen verpakking wordt van kunststof, een kartonnen doos wordt een papieren zak, een fles wordt een pak: voorbeelden van gevallen waarbij u een nieuwe GS1-code toekent. Zeker als de
40 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
verandering van verpakkingstype de afhandeling ervan beïnvloedt, omdat het product dan bijvoorbeeld niet meer stapelbaar is, of omdat er consequenties zijn voor de schapruimte in de winkel. • Als u de merknaam wijzigt. Met een nieuwe merknaam heeft u een bepaald doel voor ogen: een nieuwe positionering van het product in de markt bijvoorbeeld. Om deze marktinformatie te kunnen genereren moet u een nieuwe GS1-code toekennen. • Als u het vernieuwde artikel naast het oude artikel op de markt brengt. Als het gewijzigde artikel permanent of tijdelijk naast het oude artikel beschikbaar is, zal het in de distributieketen noodzakelijk zijn van beide artikelen gescheiden voorraden aan te houden. Uw afnemer kan vaak beide varianten apart bestellen.
Handelseenheden: wanneer een nieuwe code? Ook elke omverpakking / handelseenheid heeft haar eigen code. Hierboven hebben we de situaties geschetst waarin een consumenteneenheid een nieuwe code krijgt; die gelden ook voor handelseenheden. Het logistieke traject stelt echter een aantal aanvullende eisen. Logistieke eenheden krijgen een nieuwe GS1-code als: • de eenheden in de omverpakking een andere GS1-code krijgen • u de omverpakking moet kunnen onderscheiden van een andere, om het order-, handling- of tracking- en tracingproces effectief af te kunnen handelen. Let op: ken geen nieuwe GS1-code toe als de identificatie van artikelvarianten alleen voor de fabrikant van belang is: in dat geval maakt u het onderscheid tussen de producten alleen met behulp van Application Identifier 20.
2.3.3. Vervallen codes hergebruiken GS1-artikelcodes kunt u hergebruiken, nadat een artikel uit de handel is genomen. Hier moet wel een minimale periode van vier jaar aan voorafgaan. Een artikel dat niet meer leverbaar is, blijft namelijk toch nog vaak lang in de verkoop bij de detaillist.
Gemiddeld minimaal vier jaar wachten Een GS1-artikelcode van een product dat uit de handel genomen is, is niet direct herbruikbaar. Verkoopstatistieken bij verschillende schakels in de keten zijn namelijk vaak gebaseerd op de GS1-artikelcode. Gebruik de GS1-artikelcode van het uit de handel genomen product daarom op z’n vroegst pas na vier jaar opnieuw.
Bij non-food langer wachten Neem voor non-foodartikelen een langere veiligheidstermijn in acht. Het is bijvoorbeeld gebruikelijk om reserveonderdelen van een product nog tot jaren nadat het product uit de handel is genomen op voorraad te houden.
Bij mode en textiel korter wachten In sommige branches, zoals mode en textiel, kunt u een GS1-artikelcode op veel kortere termijn hergebruiken. Voor de producten uit deze branches geldt een periode van minimaal dertig maanden.
41 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
2.3.4. GS1-artikelcodes in bestanden, databases, vertaaltabellen en bij geautomatiseerde informatieverwerking Een GS1-artikelcode (GTIN, Global Trade Item Number) is een unieke identificatie voor een artikel. Het uitwisselen van artikelgegevens ‘op papier of langs elektronische weg‘ tussen schakels in een keten kan dan ook uitstekend plaatsvinden op basis van GS1artikelcodes. Als u bij geautomatiseerde ondersteuning van bedrijfsprocessen artikelgegevens gebruikt, dan kunt u daar gebruikmaken van GS1-codes. Denk daarbij aan het verwerken van inkooporders, vrachtbrieven, facturen, maar ook het genereren van pickinglists voor orderpicking, managementstatistieken, etc. Voor geautomatiseerde systemen is het dan noodzakelijk om de GS1-code in bestanden op te nemen. Zo kan deze, naast het interne artikelnummer, dienen als toegangssleutel tot opgeslagen informatie.
Het ontwerp van het artikelbestand Als GS1-artikelcodes in een bestand worden opgeslagen, dan dient u met het volgende rekening te houden:
Reserveer 14 posities Reserveer steeds 14 posities voor een GS1-artikelcode, de grootst mogelijke lengte van een GS1-code. In een ITF-symbool, in een GS1-128-symbool of in een GS1 DataBar wordt de GS1-artikelcode weergegeven in 14 posities. Op de eerste positie kunnen de cijfers ‘0’ (nul), 1 tot en met 8 (de zogenaamde GTIN14) of 9 (om aan te geven dat het een artikel met variabele afmetingen of variabel gewicht gaat) staan. Door gebruik te maken van een veldlengte van 14 posities is het (in het geval dat een alfanumeriek veld in een bestand wordt gebruikt) nodig om telkens de GS1-code aan de linkerzijde aan te vullen met nullen. Voorbeeld: T1
T2
T3
T4
T5
T6
T7
T8
T9
T10
T11
T12
T13
T14
GTIN14
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
N14
GTIN13
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
GTIN12
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
GTIN8
0
0
0
0
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
tabel 2.3.4-1
T: de positie van ieder individueel cijfer in een computerfile formaat N: de positie van ieder individueel cijfer in de gegeven nummeringstructuur
N: de positie van ieder individueel cijfer in de gegeven nummeringstructuur
0: opvulling (voorloopnullen)
42 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Numeriek of alfanumeriek veld GS1 adviseert een alfanumeriek veld van 14 posities in de systemen in te richten. Wanneer de artikelcode met 1 of meerdere nullen begint en is opgenomen in een numeriek veld, dan zullen deze nullen verdwijnen. Dit risico ontstaat wanneer GTIN12 gebruikt worden in de database (een GTIN12 kan met maximaal 3 nullen beginnen). Het gevaar is dat een code dan niet bestaat uit de gebruikelijke 14, 13, 12, 8 of 6 posities. Dit zal bij de gebruiker tot verwarring leiden. Een alfanumeriek veld zal echter meer opslagcapaciteit vergen. Het is puur een technische keuze.
Leg relaties tussen handelseenheden en consumenteneenheden In de meeste gevallen zal de kleinste uitlevereenheid niet gelijk zijn aan de kleinste besteleenheid. Zo zal een detailist in verfproducten altijd blikjes verf los verkopen, maar zal hij in dozen van bijvoorbeeld 10 stuks moeten bestellen. Om op basis van kassascanning het inkooptraject te kunnen aansturen, is het bij de detailist nodig om een relatie te leggen tussen de GS1-artikelcode van de consumenteneenheid die gescand wordt en de GS1artikelcode die bij bestellingen moet worden doorgegeven. Om zo'n tabel met relaties beheersbaar te houden kunt u, als detaillist, waar mogelijk, het beste steeds maar één GS1-artikelcode van een handelseenheid per GS1-artikelcode van een consumenteneenheid vastleggen. Voor de tussenhandel en de fabrikant van het product is het van belang te weten welke consumenteneenheid in welke omverpakking zit. Een consumenteneenheid kan in verschillende omverpakkingen voorkomen, maar een omverpakking heeft altijd dezelfde samenstelling. Deze zogenaamde één-op-één-relatie zal ook in de bestanden tot uitdrukking moeten komen.
Leg procedures vast voor het updaten van Price Look Up (PLU) tabellen Ook de consument komt in aanraking met scanning. Voor hem is scanning primair een wijze van kassa-afhandeling. Fouten naar aanleiding van scanning kosten veel tijd en wekken irritatie op bij de consument. Naast kwalitatief slechte barcodes kan ook het onderhoud van de PLU-tabel een bron van fouten zijn. Niet alleen kan de prijs onjuist zijn, ook komt het in de praktijk voor dat GS1-artikelcodes onbekend zijn in de PLU-tabel. Dit kan in vele gevallen voorkomen worden door procedures te maken voor het opnemen van artikelen in het assortiment, het ontvangen van artikelen in het distributiecentrum en afspraken te maken met rack jobbers of merchandisers.
Overwegingen bij het ontwerpen van scanningsystemen Als in een applicatie de gegevensinvoer plaatsvindt aan de hand van scanning van GS1symbolen (EAN13, GS1-128 en/ of ITF), dan kunnen de volgende zaken een rol spelen:
Zorg dat alle voorkomende symbolen kunnen worden gelezen/aangemaakt Op omverpakkingen kunnen zowel het EAN13-symbool, het ITF-symbool als het GS1-128symbool voorkomen. Handelsbedrijven moeten er rekening mee houden dat bij binnenkomst van artikelen verschillende symbolen gescand moeten kunnen worden.
43 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Als leverancier kunt u geconfronteerd worden met afnemers die een duidelijke voorkeur hebben voor een bepaald symbool. In sommige gevallen kan dit betekenen dat voor een bepaalde klant geëtiketteerd zal worden met een andere symbooltechniek dan voor andere afnemers. Let er daarom bij de aanschaf van apparatuur op, dat zowel het EAN13-symbool, het ITF-symbool, als het GS1-128-symbool verwerkt kunnen worden.
Richtlijnen voor scannende winkels Door vaste procedures in te voeren in detailhandelsorganisaties die met scanning werken, kan het aantal fouten worden verminderd. GS1 heeft richtlijnen opgesteld voor scannende winkels. De richtlijn is samen te vatten in de volgende 4 aandachtspunten: • Zorg dat de klant een product gemakkelijk kan herkennen met behulp van het schaplabel (of een andere aanduiding) door: • leesbaarheid en duidelijkheid van het label • de schaplabels direct onder of bij het product te plaatsen. • Zorg dat de prijs op het schaplabel de juiste is en overeenkomt met de prijs die de klant aan de kassa moet betalen. Zorg voor procedures voor het wijzigen van prijzen. • Biedt de klant duidelijke product- en prijsinformatie bij de kassa, door middel van een elektronisch display op het kassameubel en een gespecificeerde kassabon. • Zorg dat het personeel voldoende is opgeleid om klanten te kunnen informeren over scanningproceduresin de winkel en om antwoord te kunnen geven op vragen over prijsverschillen.
44 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
3. Hoe bouwt u een GS1-code op? In hoofdstuk 3 vindt u de opbouw van de verschillende GS1-codes terug. Hier vindt u ook een uitleg over de basis van het GS1-codesysteem: het bedrijfsnummer. De verschillende systeemcodes komen aan bod in paragraaf 3. Tot slot wordt het laatste cijfer van een GS1-code toegelicht: het controlecijfer en de berekeningswijze. In ‘Hoe bouwt u een GS1-code op?’ behandelen we de structuur van de verschillende GS1-codes. Hier vindt u ook de berekeningswijze van het controlecijfer terug.
3.1. Artikelcodes In deze paragraaf leggen we de overkoepelende term GS1-artikelcode (of GTIN) uit. De verschillende verschijningsvormen van een GS1-artikelcode komen aan bod, zoals de GTIN13 en de GTIN8. In deze paragraaf vindt u ook de begrippen systeemcode en bedrijfsnummer verder uitgelegd.
3.1.1. GS1-artikelcode ‘Global Trade Item Number (GTIN)’ Als basis binnen het GS1-codesysteem kennen we de GS1-artikelcode voor wereldwijd unieke artikelidentificatie. De GS1-artikelcode (internationaal de ‘Global Trade Item Number’ (GTIN) genoemd) komt u, afhankelijk van het te gebruiken toepassingsgebied, in verschillende verschijningsvormen tegen, namelijk in 8, 12, 13, en 14 posities. Het toepassingsgebied bepaalt welke variant dient te worden gehanteerd. De GTIN is daarom gedefinieerd als een 14-cijferige code, om alle varianten te omvatten. De nummeringstructuur voorziet in unieke identificatie bij rechtse uitlijning in een veld van 14 posities (zie onderstaand). T1
T2
T3
T4
T5
T6
T7
T8
T9
T10
T11
T12
T13
T14
GTIN14
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
N14
GTIN13
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
GTIN12
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
GTIN8
0
0
0
0
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
tabel 3.1.1-1
T: de positie van ieder individueel cijfer in een computerfile formaat
N: de positie van ieder individueel cijfer in de gegeven nummeringstructuur
0: opvulling (voorloopnullen)
45 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
3.1.2. Systeemcode De systeemcode is een onderdeel van alle GS1-codes. De systeemcode geeft aan welke landelijke GS1-organisatie de GS1-code heeft toegekend of wat de specifieke toepassing van de GS1-code is (systeemcode 99 staat bijvoorbeeld voor waardebonnen).
Specifieke toepassingen De systeemcodes voor specifieke toepassingen zijn: 2, 20 t/m 29, 977, 978, 979, 980, 981999. Met systeemcode 978 kunt u bijvoorbeeld boeken coderen.
De systeemcode opbouwen De systeemcode bestaat uit 2 of 3 posities en is numeriek. GS1 Nederland heeft bijvoorbeeld systeemcode 87. Welke systeemcode een GS1-organisatie krijgt, bepaalt GS1. Hier vindt u een overzicht van deze systeemcodes
3.1.3. Bedrijfsnummer Het bedrijfsnummer bestaat uit een systeemcode en een aansluitnummer. U vraagt het bedrijfsnummer aan bij GS1 Nederland. Het bedrijfsnummer dat u dan krijgt toegewezen, is uniek voor uw bedrijf. Het bedrijfsnummer is onderdeel van de GS1-artikelcode, GS1adrescode, GS1-verzendcode, GRAI, GIAI en de GSRN.
Kenmerken • GS1 Nederland kent in de regel 9-cijferige bedrijfsnummers toe. Hiermee kunt u 1000 artikelcodes, 1000 adrescodes en 10 miljoen verzendcodes aanmaken. Uit onderzoek is gebleken dat voor de meeste bedrijven 1000 codes voldoende zijn. Wanneer dit voor uw bedrijf niet toereikend blijkt, kunt u extra 9-cijferige bedrijfsnummers aanvragen óf een 7-cijferig bedrijfsnummer. • Met een 7-cijferig bedrijfsnummer kunt u 100.000 artikelen en adressen coderen en 1 miljard verzendeenheden voorzien van verzendcodes. Om de capaciteit van het GS1-codesysteem wereldwijd niet in gevaar te brengen, geeft GS1 Nederland 7-cijferige bedrijfsnummers selectief uit. Voor een 7-cijferig bedrijfsnummer geldt: • Bij de aanvraag van een 7-cijferig bedrijfsnummer dient u te beargumenteren waarom u denkt zo’n nummer nodig te hebben. • Een 7-cijferig bedrijfsnummer is duurder dan een 9-cijferig bedrijfsnummer Wanneer u wilt weten welk bedrijf bij een bedrijfsnummer hoort, kunt u dit opzoeken in de database van www.gepir.org [http://www.gepir.org/]
Het bedrijfsnummer opbouwen Het bedrijfsnummer bestaat uit twee elementen: de systeemcode en het aansluitnummer. Met een 9-cijferig bedrijfsnummer heeft u drie cijfers ter beschikking, waarmee u 1000 artikelen kunt coderen. Met een 7-cijferig bedrijfsnummer heeft u vijf posities ter beschikking, waarmee u 100.000 artikelen kunt coderen.
46 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Voorbeeld van een 9-cijferig bedrijfsnummer in een GTIN13: Bedrijfsnummer
Artikelvolgnummer
Controlecijfer
Positie
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12
13
Voorbeeld
8 7 1 2 3 4 5 6 7
8 9 0
6
tabel 3.1.3-1
Voorbeeld van een 7-cijferig bedrijfsnummer in een GTIN13: Bedrijfsnummer
Artikelvolgnummer
Controlecijfer
Positie
1 2 3 4 5 6 7
8 9 10 11 12
13
Voorbeeld
8 7 1 2 3 4 5
6 7
8
9
0
6
tabel 3.1.3-2
3.1.4. GTIN13 De GTIN13 bestaat uit 13 cijfers. U kunt hiermee uw artikelen coderen, zodat ze wereldwijd identificeerbaar zijn. De code is opgebouwd uit vier elementen.
Kenmerken Internationaal gelden de volgende regels: • De code is volledig numeriek. • U nummert de posities van links (positie 1) naar rechts (positie 13).
De code opbouwen U bouwt de GTIN13 op met vier elementen, te weten: de systeemcode, het aansluitnummer, het artikelvolgnummer en het controlecijfer.
Aantal posities
Systeemcode
Aansluitnummer
artikelvolgnummer
Controlecijfer
2
7
3
1
tabel 3.1.4-1
Systeemcode Voor de opbouw van de systeemcode gaan we uit van de situatie in Nederland. De systeemcode van de GTIN13 in Nederland beslaat 2 posities en bestaat uit de volgende cijfers: 87.
Aansluitnummer Het aansluitnummer beslaat in het geval van een 9-cijferig bedrijfsnummer 7 posities. Dit nummer identificeert uw bedrijf. U krijgt het aansluitnummer als u deelnemer wordt bij een nationale GS1-organisatie. Systeemcode en aansluitnummer vormen samen het bedrijfsnummer.
47 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Artikelvolgnummer Het artikelvolgnummer beslaat bij een 9-cijferig bedrijfsnummer 3 posities. Met het artikelvolgnummer kunt u 1000 artikelen coderen. Elk bedrijf geeft zijn artikelen zelf volgnummers. De combinatie van de systeemcode, het aansluitnummer en het artikelvolgnummer die u toekent aan een artikel, vertaald in het bijbehorende streepjessymbool, maakt dat artikel over de hele wereld uniek geïdentificeerd.
Controlecijfer Het controlecijfer staat op de meest rechtse positie en wordt berekend over de overige 12 cijfers van de code. De berekening van het controlecijfer is internationaal vastgelegd en gaat volgens de modulus 10-rekenregel . Het controlecijfer speelt een belangrijke rol bij de scanning van het GS1-symbool waarin de GTIN13 is vertaald. Het cijfer dient als controle op de juistheid van de GS1-artikelcode. Systeemcode
Aansluitnummer
Artikelvolgnummer
Controlecijfer
Posities
1 2
3 4 5 6 7 8 9
10 11 12
13
Voorbeeld
8 7
1 2 3 4 5 6 7
8 9 0
6
tabel 3.1.4-2
Spelregels • Wanneer u GS1-artikelcodes toekent aan uw producten, dient u geen classificatie aan te brengen. U beperkt namelijk de capaciteit van uw bedrijfsnummer wanneer u bijvoorbeeld uw producten naar productgroepen classificeert (link naar blok 2; identificatie en assortimentsanalyse). Het kan dan gebeuren dat u hierdoor onnodig een nieuwe reeks moet aanvragen. Door de GS1-artikelcodes willekeurig toe te kennen met oplopende artikelvolgnummers van 000 naar 999, benut u de volledige capaciteit. • Tot slot moet u in uw database 14 posities reserveren om de GS1-artikelcode op te slaan. Geheel links, op de positie die ‘over’ is, kunt u een 0 (nul) plaatsen. De reden dat u 14 posities moet reserveren, is dat u in uw database op deze manier ook GS1-codes kunt verwerken die 14 posities beslaan.
De GS1-artikelcode in een streepjessymbool vertalen De GS1-artikelcode kunt u vertalen in de volgende symbolen: EAN13-symbool, GS1-128symboolen GS1 DataBar.
3.1.5. GTIN8 Deze artikelcode heeft 8 posities en is bedoeld voor artikelen met een beperkt bedrukbaar oppervlak. Deze artikelcode wordt weergegeven in een EAN8-symbool . Dit symbool mag alleen worden gebruikt op consumenteneenheden.
48 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Nummeringstructuur
14-cijferig Global Trade Item Number (GTIN) * T1
T2
T3
T4
T5
T6
T7
T8
T9
T10
T11
T12
T13
T14
GTIN14
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
N14
GTIN13
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
GTIN12
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
GTIN8
0
0
0
0
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
tabel 3.1.5-1
T: de positie van ieder individueel cijfer in een computerfile formaat
N: de positie van ieder individueel cijfer in de gegeven nummeringstructuur
0: opvulling (voorloopnullen)
3.1.6. GTIN12 GTIN12 en UPC-A Deze artikelcode heeft 12 posities (let wel, hiervan kunnen de eerste (tot max.) drie posities ‘0’ zijn). Zij worden uitgegeven in de Verenigde Staten en Canada. Het UPC-A symbool waarin u de GTIN12 kunt vertalen vindt u met name op consumenteneenheden waarvan de productverantwoordelijke òf gevestigd is in de Verenigde Staten of Canada, òf vanuit een ander land exporteert naar genoemde landen. Dit symbool mag ook worden gebruikt op omverpakkingen.
GTIN12 en UPC-E De GTIN12 kan ook in een korte barcode worden vertaald, de UPC-E. De scanner expandeert de UPC-E tot 12-cijfers. Een UPC-E bestaat dus niet in bestanden en mag alleen in streepjescode worden gebruikt op consumenteneenheden. stap 1 Nummer de posities van de UPC-E code zoals in de tabel Code verkregen uit UPC-A
Controlecijfer
Variabele
X7
X6
X5
X4
X3
X2
X1
C
Voorbeeld
0
7
7
1
6
8
1
8
tabel 3.1.6-1
stap 2 De waarde van variabele X1 bepaalt altijd wat de structuur is van de oorspronkelijke 12-cijferige UPC-code. Neem daarom het getal X1 en zoek in de onderstaande tabel op wat de oorspronkelijke structuur is.
49 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Structuur van de oorspronkelijke 12-cijferige code Waarde x1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12(*)
0
x7
x6
x5
0
0
0
0
0
x4
x3
x2
C
1(**)
x7
x6
x5
1
0
0
0
0
x4
x3
x2
C
2
x7
x6
x5
2
0
0
0
0
x4
x3
x2
C
3
x7
x6
x5
x4
0
0
0
0
0
x3
x2
C
x4<>{0,1,2}
4
x7
x6
x5
x4
x3
0
0
0
0
0
x2
C
x3<>{0}
5
x7
x6
x5
x4
x3
x2
0
0
0
0
5
C
x2<>{0}
6
x7
x6
x5
x4
x3
x2
0
0
0
0
6
C
x2<>{0}
7
x7
x6
x5
x4
x3
x2
0
0
0
0
7
C
x2<>{0}
8
x7
x6
x5
x4
x3
x2
0
0
0
0
8
C
x2<>{0}
9
x7
x6
x5
x4
x3
x2
0
0
0
0
9
C
x2<>{0}
Opmerkingen(***)
tabel 3.1.6-2
(*)
Het controlecijfer in de UPC-E-code is berekend over de oorspronkelijke 12-cijferige code.
(**)
Dit is de structuur van de oorspronkelijke code die hoort bij de UPC-E-code uit het voorbeeld.
(***)
x4<>{0,1,2} wil zeggen: de variabele x4 kan niet de waarde 0, 1 of 2 aannemen.
stap 3 Vul de waarden van de UPC-E-code in op de corresponderende posities en neem de overige gegeven waarden over uit de tabel. Bij het voorbeeld: Positie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Structuur bij de waarde op x1
x7
x6
x5
1
0
0
0
0
x4
x3
x2
C
Voorbeeld
0
7
7
1
0
0
0
0
1
6
8
8
tabel 3.1.6-3
Nummeringstructuur
14-cijferig Global Trade Item Number (GTIN) * T1
T2
T3
T4
T5
T6
T7
T8
T9
T10
T11
T12
T13
T14
GTIN14
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
N14
GTIN13
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
GTIN12
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
GTIN8
0
0
0
0
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
tabel 3.1.6-4
T: de positie van ieder individueel cijfer in een computerfile formaat
N: de positie van ieder individueel cijfer in de gegeven nummeringstructuur
0: opvulling (voorloopnullen)
De UPC-A en -E weergeven in een symbool.
50 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
3.1.7. GTIN14 De GTIN14, voorheen ook wel DUN14 genoemd, valt eveneens binnen het GTIN-formaat en begint per definitie niet met een 0. De indicator (voorheen bekend als Logistieke Variant Code) mag de getallen 1 tot en met 8 bevatten, 9 is gereserveerd voor artikelen met een variabel gegeven. Zodoende kunnen 8 verschillende verpakkingsniveau's van een artikel worden onderscheiden door de bron. De betekenis ervan moet u bilateraal overleggen. De combinatie van indicator en GS1-artikelcode identificeert het verpakkingsniveau. In de ene combinatie kan een bepaalde indicator dus een andere betekenis hebben dan in combinatie met een andere GS1-artikelcode. Gebruik daarom de totale 14 posities als unieke identificatie ken geen betekenis toe aan individuele getallen(groepen) in de code. Nummeringstructuur
14-cijferig Global Trade Item Number (GTIN) * T1
T2
T3
T4
T5
T6
T7
T8
T9
T10
T11
T12
T13
T14
GTIN14
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
N14
GTIN13
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
N13
GTIN12
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
N11
N12
GTIN8
0
0
0
0
0
0
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
tabel 3.1.7-1
T: de positie van ieder individueel cijfer in een computerfile formaat
N: de positie van ieder individueel cijfer in de gegeven nummeringstructuur
0: opvulling (voorloopnullen)
De GTIN14 kunt u in een GS1-128-symbool, een ITF14-symbool en een GS1 DataBar. weergeven
3.2. Andere Identificaties In deze paragraaf gaan we in op de andere manieren van identificatie binnen het GS1codesysteem, zoals de GS1-verzendcode (SSCC), de GS1-adrescode (GLN) en de Global Returnable Asset Identifier (GRAI).
3.2.1. GS1-verzendcode De GS1-verzendcode is een nummer van 18 cijfers. De code is een wereldwijd uniek nummer dat aan een verzendeenheid is toegekend.
51 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
De GS1-verzendcode dient als sleutel voor een computerbestand waarin de informatie over de bijbehorende verzendeenheid is opgenomen. De GS1-verzendcode heeft een standaardopbouw. Door deze standaardopbouw wordt gewaarborgd dat de code wereldwijd uniek is. De GS1-verzendcode bestaat uit vier delen: • uitbreidingscode • bedrijfsnummer • volgnummer • controlecijfer Voorbeeld: GS1-verzendcode (SSCC, 18 cijfers)
Voorbeeld
U
bedrijfsnummer
3
8
7
1
volgnummer 2
3
4
5
6
7
0
0
controlecijfer 0
1
0
2
7
6
tabel 3.2.1-1
Uitbreidingscode (U) De uitbreidingscode van een GS1-verzendcode is één cijfer en kan de waarde 0 t/m 9 aannemen. Het cijfer dat wordt toegekend, heeft geen waarde en is altijd betekenisloos. Met de uitbreidingscode bent u in staat om de capaciteit van de GS1-verzendcode uit te breiden. De code wordt toegekend door het bedrijf dat de GS1-verzendcode toekent.
Bedrijfsnummer De systeemcode en het aansluitnummer vormen samen het bedrijfsnummer van het bedrijf dat de GS1-verzendcode toekent. Afhankelijk van het door GS1 Nederland toegekende bedrijfsnummer is de systeemcode 87 en het daarop volgende aansluitnummer 5 of 7 posities lang. De systeemcode en het aansluitnummer vormen een wereldwijd unieke combinatie. Met dit bedrijfsnummer wordt gewaarborgd dat verschillende bedrijven niet dezelfde codes zullen toekennen. Als u reeds over een eigen bedrijfsnummer beschikt om GS1-artikelcodes te genereren, kunt u dit bedrijfsnummer ook gebruiken om GS1-verzendcodes aan te maken.
Volgnummer Als u een code aan de verzendeenheid toekent, vult u in deze 7 of 9 posities (het aantal posities hangt af van de lengte van het bedrijfsnummer) een volgnummer in. Dit nummer kunt u zelf toekennen. De enige voorwaarde is dat dit nummer voor elke verzendeenheid verschillend moet zijn.
Controlecijfer (C) Het laatste cijfer van de GS1-verzendcode is een controlecijfer. Dit cijfer wordt gebruikt om de GS1-verzendcode bij handmatige invoer of bij kwalitatief slecht geprint symbool op juistheid te controleren. Het controlecijfer is een vast onderdeel van de code. Het controlecijfer wordt berekend met modulus 10.
52 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
3.2.2. GS1-adrescode Met de GS1-adrescode (of Global Location Number, GLN ) kunt u interne en externe bedrijfsadressen coderen. De code kunt u gebruiken voor elektronische gegevensuitwisseling met uw handelspartners. Hierdoor kunt u uw gegevens synchroniseren met die van de handelspartners. U kunt goederenstromen beter beheersen: met de GS1-adrescode kunt u aangeven voor welk adres de goederen bestemd zijn. U creëert een GS1-adrescode op basis van uw GS1-bedrijfsnummer of u kunt een apart blok van GS1-adrescodes aanvragen bij de Customer Service van GS1 Nederland.
Voorbeelden van adressen: Externe postadressen Hoofdkantoor Vestigingen Distributiecentra
Interne adressen Afdelingen Laadplatforms Magazijnen Magazijnlocaties Bewerkingsplaatsen in productiebedrijven Productiestraten Lopende banden
Kenmerken Internationaal gelden de volgende regels: • De GS1-adrescode bestaat uit 13 posities • De GS1-adrescode is numeriek • U nummert de posities van links naar rechts.
De GS1-adrescode opbouwen De GS1-adrescode bestaat uit 4 elementen: GS1-adrescode
Systeemcode
Aansluitnummer
Adresvolgnummer
Controlecijfer
Positie
1 2
3 4 5 6 7 8 9
10 11 12
13
Voorbeeld
8 7
1 2 3 4 5 6 7
0 0 1
6
tabel 3.2.2-1
Systeemcode Voor de opbouw van de systeemcode gaan we uit van de situatie in Nederland. De systeemcode van de GS1-adrescode in Nederland beslaat 2 posities en bestaat uit de cijfers 87.
53 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Aansluitnummer Het aansluitnummer beslaat bij het 9-cijferig bedrijfsnummer 7 posities. Dit nummer identificeert uw bedrijf. U krijgt het aansluitnummer als u deelnemer wordt bij een nationale GS1-organisatie. Aansluitnummer en systeemcode samen vormen het bedrijfsnummer. De nationale GS1-organisaties kennen de bedrijfsnummers toe en garanderen zo dat elk bedrijf een uniek bedrijfsnummer krijgt. Wanneer u wilt weten welk bedrijf bij een bedrijfsnummer hoort, kunt u dit opzoeken in de de internationale database van www.gepir.org [http://www.gepir.org/].
Adresvolgnummer Het adresvolgnummer bestaat uit 3 posities. Met de drie posities van het adresvolgnummer kunt u 1000 adressen uniek coderen.
Controlecijfer Het controlecijfer staat op de laatste positie en wordt berekend over de 12 cijfers in de posities 1t/m 12. De berekening van het controlecijfer is internationaal vastgelegd en gaat volgens de modulus 10-rekenregel . Het cijfer dient als controle op de juistheid van de GS1code.
Spelregels Wanneer u een GS1-adrescode wilt gebruiken, moet u rekening houden met de geldende voorwaarden: • U creëert een GS1-adrescode op basis van uw bedrijfsnummer. U kunt ook een blok van GS1-adrescodes aanvragen bij GS1 Nederland. U kunt dan kiezen uit een blok van 10, 100, 1000 of 10.000 adrescodes. • Wanneer uw bedrijf onderdeel is van een handelsorganisatie of valt onder een (winkel)formule, is het toegestaan dat deze organisatie centraal de adrescodes beheert en toekent aan de bij haar aangesloten bedrijven. Deze bedrijven mogen dan geen eigen bedrijfsnummer hebben. • U mag adressen van derden coderen om EDI-verkeer te voeren met deze derden op bilateraal niveau. U kunt bijvoorbeeld een klant- of debiteurnummer coderen. Deze adrescodes blijven in het beheer van de eigenaar van de adrescode. De derden worden geen houder van de adrescode en zij mogen deze niet gebruiken voor EDI met andere partijen.
De GS1-adrescode in een streepjessymbool vertalen U vertaalt de GS1-adrescode in het GS1-128-symbool.
3.2.3. Global Returnable Asset Identifier (GRAI) Met de GRAI (Application Identifier 8003) kunt u individuele en duurzame retouremballage identificeren en administreren, zoals kratten, rolcontainers, pallet, etc. De GRAI helpt u bijvoorbeeld bij het volgen en terugvinden van individuele herbruikbare (transport) verpakkingen.
54 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Kenmerken De GRAI gebruikt u om (transport)verpakkingen permanent te voorzien van een unieke code. U mag de GRAI niet gebruiken om logistieke verzendeenheden (bijvoorbeeld een pallet met goederen) te identificeren. Deze verzendeenheden zijn meestal van tijdelijke aard, in zulke gevallen moet u de GS1-verzendcode, AI (00) gebruiken.
De GRAI opbouwen De GS1-artikelcode en een uniek serienummer van de herbruikbare (transport)verpakking vormen samen de GRAI. De GRAI bestaat uit maximaal 30 cijfers en/ of letters (n14 + an..16). AI
8003
Omschrijving
Global Returnable Asset Identifier
Format
n14 + an..16
Standaardgegevensnaam GRAI Structuur
AI
Artikelcode
Serienummer
Voorbeeld
(8003)
08712345678906
ABCDEFGHIJ123456
tabel 3.2.3-1
GS1-artikelcode De GRAI begint met de Application Identifier 8003. Daarna volgt de GS1-artikelcode van de transportverpakking (voorafgegaan door het cijfer 0). De GS1-artikelcode van de GRAI telt 14 cijfers (n14) waarvan de eerste positie altijd een (voorloop)nul is.
Serienummer Na de GS1-artikelcode van de (transport)verpakking kunt u een serienummer plaatsen. Het serienummer kunt u gebruiken om vergelijkbare transportverpakkingen individueel te identificeren. Het serienummer van de GRAI telt maximaal 16 cijfers en/ of letters (an..16).
Praktijkvoorbeeld Een voorbeeld van hoe u de GRAI kunt toekennen: Stel dat u een zending goederen voor transport hebt aan te bieden. Deze zending wordt op 3 rolcontainers van hetzelfde type A uitgeleverd. Voor u is het belangrijk om elke individuele rolcontainer te kunnen volgen en te administreren. U moet de individuele rolcontainer als volgt coderen: • Ken eerst een GS1-artikelcode toe aan de rolcontainer type A: 08712345678906. • Ken vervolgens aan elke individuele rolcontainer een serienummer toe: • Rolcontainer 1: 08712345678906, serienummer: ABCDEFGHIJ123456 • Rolcontainer 2: 08712345678906, serienummer: ABCDEFGHIJ123457 • Rolcontainer 3: 08712345678906, serienummer: ABCDEFGHIJ123458.
De code in een streepjessymbool vertalen De GRAI kunt u vertalen in een GS1-128-symbool
55 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
3.2.4. Global Individual Asset Identifier (GIAI) De ‘GIAI’ is uitsluitend bedoeld voor het identificeren van eigendommen, inclusief retouremballage, waarvoor geen nadere categorisatie nodig/ mogelijk is. AI
8004
Omschrijving
Global Individual Asset Identifier
Format
an..30
Standaardgegevensnaam GIAI Structuur
AI
Bedrijfsnummer
Aanduiding van de bezitting
Voorbeeld
(8004)
871234567
ABCDEFGHIJ12345678
tabel 3.2.4-1
Het eigendom identificeert u uniek met behulp van de systeemcode en het aansluitnummer (uw bedrijfsnummer) en een alfanumerieke aanvulling. De GIAI kunt u gebruiken voor tracking en tracing van eigendommen. De GIAI kunt u ook gebruiken als de combinatie van een GS1-artikelcode en een serienummer niet gewenst is. Dit kan het geval zijn wanneer het niet mogelijk is een artikelnummer toe te kennen, of wanneer toekenning van een artikelnummer niet relevant is. De GIAI mag u niet gebruiken voor identificatie van een logistieke- of handelseenheid: het is niet de bedoeling dat de GIAI de AI (00) (SSCC) of AI (01) (GS1-artikelcode) vervangt. De GIAI kunt u weergeven in een GS1-128-symbool.
3.2.5. Global Service Relation Number (GSRN) Met de GSRN (of: Application Identifier 8018) kan een dienstverlenende organisatie de afnemer (klant/patiënt) van haar diensten van een uniek nummer voorzien, zonder een persoon te hoeven identificeren. Een voorbeeld is een patiëntendossier in een ziekenhuis. Het GSRN hoeft u niet centraal te registreren om uniciteit te garanderen. In het voorbeeld van ziekenhuizen, heeft elk ziekenhuis een eigen bedrijfsnummer. Hiermee geven zij hun patiënten een unieke code. Als een patiënt overgaat van het ene ziekenhuis naar het ander, dan blijft het patiëntendossier toch uniek geïdentificeerd.
Formaat Het formaat van de GSRN is n18. Dit betekent dat u het nummer in 18 posities numeriek moet vermelden. AI
8018
Omschrijving
Global Service Relation Number
Format
n18
Standaardgegevensnaam GSRN
56 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Structuur
AI
Aansluitnummer en volgnummer
Controlecijfer
Voorbeeld
(8018)
87123450000003102
4
tabel 3.2.5-1
De GSRN bestaat uit twee delen: • Bedrijfsnummer en volgnummer (87123450000003102). Dit is het bedrijfsnummer van de dienstverlenende instelling, gevolgd door een volgnummer dat de specifieke relatie aangeeft. Het volgnummer en bedrijfsnummer moeten tezamen 17 cijfers zijn. • Controlecijfer (4)
Spelregels • De levensduur van de GSRN (als u het wilt hergebruiken) is afhankelijk van de toepassing. De verlener van de dienst bepaalt of het nummer kan worden hergebruikt.
De code in een streepjessymbool vertalen De GSRN kunt u vertalen in een GS1-128-symbool.
3.3. Systeemcodes In deze paragraaf komen alle systeemcodes en hun toepassing aan bod.
3.3.1. Systeemcodes 2, 20-29 (interne reeks) De volgende systeemcodes zijn door GS1 gereserveerd voor interne codering. Iedere GS1organisatie kan apart toepassingen definieren voor deze systeemcodes. GS1 Nederland heeft ze als volgt ingedeeld. Overzicht systeemcodes interne codering Systeemcode
Te gebruiken voor:
20
artikelcodes binnen winkelorganisaties, voor consumenteneenheden die niet door de bron van een GS1-artikelcode zijn voorzien.
21 en 22
Consumenteneenheden met een variabele hoeveelheid, waarbij de verkoopprijs afhankelijk is van de hoeveelheid en die aan de toonbank in de winkel worden verpakt. De prijs wordt in de code opgenomen.
23
Vanaf 1 januari 2002 mogen extern voorverpakte consumenteneenheden met een variabel gewicht, waarvan de verkoopprijs afhankelijk is van de hoeveelheid en waarbij leveranciersherkenning vereist is, uitsluitend gecodeerd zijn met een 23-code. De prijs is in euro's opgenomen in de code. Alle extern voorverpakte consumenteneenheden met een variabel gewicht moeten op deze manier worden gecodeerd. GS1 Nederland geeft deze 23-codes uit. Hierdoor zijn zij binnen Nederland uniek.
24
Door GS1 Nederland gereserveerd voor toekomstig gebruik.
25
Vrij gebruik binnen organisaties.
26(0)
Winkeloverschrijdende toepassingen van interne codering.Toepassingen zijn alleen toegestaan in overleg met GS1 Nederland.
26(1) t/m 26(9)
Klantenkaartcodes voor klantkaarten in een beperkt open systeem, die door middel van een EAN13-symbool scanbaar moeten zijn en waarbij overlap met bestaande klantenkaartcodes moet worden voorkomen. GS1 Nederland geeft blokken uit van deze klantenkaartcodes. Hierdoor is binnen Nederland elke klantenkaartcode uniek.
27
Door GS1 Nederland gereserveerd voor toekomstig gebruik.
57 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Systeemcode
Te gebruiken voor:
28
Als systeemcodes 21 en 22, maar met gewicht in de code.
29
Door GS1 Nederland gereserveerd voor toekomstig gebruik.
tabel 3.3.1-1
Systeemcode 20: artikelen die niet door de bron zijn gecodeerd Systeemcode 20 is door GS1 Nederland gereserveerd voor het coderen van consumenteneenheden die nog niet door de bron van een GS1-artikelcode zijn voorzien. De posities 3 tot en met 12 kunt u vrij invullen. Systeemcode 20: artikelen die niet door de bron zijn gecodeerd Systeem-code Intern artikelnummer
Controlecijfer
Positie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Voorbeeld
2
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
0
3
tabel 3.3.1-2
8-cijferige artikelcode met systeemcode 2 Systeemcode 2 voor 8-cijferige artikelcode is door GS1 Nederland gereserveerd voor het coderen van consumenteneenheden die nog niet door de bron van een GS1-artikelcode zijn voorzien. De posities 2 tot en met 7 kunt u vrij invullen. 8-cijferige artikelcode met systeemcode 2 Systeemcode Intern artikelnummer
Controlecijfer
Positie
1
2
3
4
5
6
Voorbeeld
2
1
2
3
4
5
7 6
8 9
tabel 3.3.1-3
UPC-LAC (Local Assigned Code) De UPC-LAC-code wordt alleen in de Verenigde Staten gebruikt. Binnen internationale organisaties kunnen deze codes dus ook in Europa worden aangetroffen, bijvoorbeeld bij een eigen winkelmerk van een Amerikaanse firma met vestigingen in Nederland. De systeemcode is voor UPC-LAC altijd 0. In positie 2 mogen uitsluitend de cijfers 1 tot en met 7 voorkomen. In positie 6 zijn alleen de cijfers 5 tot en met 9 beschikbaar. Hierdoor kunnen 35.000 verschillende codes worden gemaakt. De code geeft u weer in een UPC-E-symbool.
58 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
UPC-LAC Systeemcode Intern artikelnummer
Controlecijfer
Positie
1
2
3
4
5
6
7
Voorbeeld
0
1
2
3
4
5
7
tabel 3.3.1-4
Velocity-code De Velocity-code wordt gebruikt om met een beperkt aantal toetsaanslagen een artikelcode in te toetsen op kassa’s voor Price Look Up. Het aantal posities is te beperken tot wat intern strikt noodzakelijk is voor het uniek coderen van een assortiment. Het minimum aantal posities is 2 (1 voor het artikelnummer, 1 voor het controlecijfer). Het maximum aantal posities is 6 (5 voor het artikelnummer en 1 voor het controlecijfer). Het absolute maximum is 6 posities, anders kunnen overlappingen optreden met andere codes in het GS1-systeem. Bij de geautomatiseerde gegevensverwerking is het aantal posities (6 of minder) de indicatie dat het een Velocity-code is. Voor zover posities niet worden gebruikt (6 t/m 3) zijn deze blanco of nul. Voorloopnullen hoeven niet te worden ingetoetst. Beperk het aantal aanslagen: gebruik de kortste codes voor de artikelen met de hoogste omloopsnelheid, de langere codes voor artikelen met een lagere omloopsnelheid. Velocity-code Artikelcode Positie
Controlecijfer 1
2
3
4
Voorbeeld
1
7
2
3
1
2
3
6
1
2
3
4
8
2
3
4
5
7
Voorbeeld
Voorbeeld
1
6
1
Voorbeeld
Voorbeeld
5
tabel 3.3.1-5
Systeemcodes 21 en 22 Systeemcodes 21 en 22 betreft een codestructuur waarin op positie 8 tot en met 12 de afrekenprijs is opgenomen. De posities 3 tot en met 6 kunt u vrij invullen. Op positie 7 is een controlecijfer opgenomen dat wordt berekend over de prijs (posities 8 tot en met 12). Hiermee wordt voorkomen dat door scan- of invoerfouten een verkeerde prijs aan de consument wordt berekend. U geeft deze artikelcodes weer in een EAN13-symbool
59 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Systeemcodes 21 en 22: wichtartikelen met prijs in de code, intern verpakt Systeem-
Intern artikel-nummer
Controlecijferprijs
code
Prijs in euro's met twee
Controlecijfer
decimalen
Positie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Voorbeeld
2
1
1
2
3
4
1
0
0
2
9
9
0
Voorbeeld
2
2
4
3
2
1
8
0
0
5
6
4
3
tabel 3.3.1-6
Systeemcode 23 Systeemcode 23 is door GS1 Nederland toegewezen voor leveranciersherkenning bij (extern) voorverpakte artikelen met een 4-cijferige prijs in de code. Op positie 3 tot en met 7 staat het artikelnummer dat door de leverancier is toegekend binnen een aan hem door GS1 Nederland toegewezen reeks van 10 of 100 nummers. Op positie 8 is een controlecijfer opgenomen dat wordt berekend over de prijs (posities 9 tot en met 12). Hiermee wordt voorkomen dat door scan- of invoerfouten een verkeerde prijs aan de consument wordt berekend. Zie de berekening van het controlecijfer van het viercijferige variabele deel en het controlecijfer op positie 13. De prijs is weergegeven in 4 posities. Mocht u producten voeren die een 23-code moeten krijgen, maar waarvan de consumentenverpakking duurder is dan 99,99 euro, neem dan contact op met GS1 Nederland. 23-code voor kaas, vis, vlees, vleeswaren, wild en gevogelte en andere wichtartikelen met leveranciersherkenning Systeem- Artikelcode
Controlecijferprijs Prijs in euro's
code
Controlecijfer
met twee decimalen
Positie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Voorbeeld
2
3
1
2
3
4
5
9
1
2
3
4
3
tabel 3.3.1-7
Systeemcode 25: vrij gebruik Voor alle eenheden die niet op een andere wijze binnen het GS1-codesysteem kunnen worden gecodeerd, maar die u wel moet weergegeven met een EAN13-symbool, kunt u voor intern gebruik (dus binnen een organisatie) systeemcode 25 gebruiken. De posities 3 tot en met 12 kunnen vrij worden ingevuld. De code wordt altijd weergegeven in een EAN13-symbool Voorbeelden van functionaliteiten waarvoor u een 25-code kunt gebruiken zijn: interne waardebonnen, klantenkaarten, geldlades, selfscanbonnen en caissières. Let op: Als u meerdere toepassingen gebruikt, zorg dan dat deze goed van elkaar gescheiden kunnen worden.
60 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Systeemcode 25: eenheden die niet op een andere wijze kunnen worden gecodeerd Systeem- Vrij gebruik
Controlecijfer
code Positie
1
2
3
4
5
6
7
Voorbeeld
2
5
1
2
3
4
5
8 6
9
10
11
12
13
7
8
9
0
8
tabel 3.3.1-8
Klantenkaartcodes GS1 Nederland kent blokken van codes toe. Klantenkaartcodes kent GS1 Nederland alleen toe aan organisaties die deelnemer zijn bij GS1 Nederland. De blokken kennen een grootte van 100.000, 1.000.000, 10.000.000 klantenkaartcodes. Ze zullen aan een organisatie worden toegekend door middel van een door GS1 Nederland vastgelegd begin- en eindnummer (bijvoorbeeld 261000000000C tot en met 261009999999C is het eerste blok van 10 miljoen codes). Klantenkaart met systeemcode 260 Systeem-code
Klantenkaartnummer
Controlecijfer
Positie
1
2
3
4
5
6
7
Voorbeeld
2
6
0
1
2
3
4
8 5
9
10
11
12
13
6
7
8
9
5
tabel 3.3.1-9
Structuur klantenkaartcode 261 t/m 269 Systeemcode en klantenkaartvolgnummer uit toegekende reeks Controlecijfer Positie
1
2
3
4
5
6
7
Voorbeeld
2
6
1
0
0
0
4
8 5
9
10
11
12
13
6
0
0
1
5
tabel 3.3.1-10
Systeemcode 28: wichtartikelen met gewicht in de code, intern verpakt Systeemcode 28 betreft een codestructuur waarin op positie 8 tot en met 12 het nettogewicht in grammen is opgenomen. Het gewicht wordt gebruikt om bij de kassa de juiste verkoopprijs te berekenen. De posities 3 tot en met 6 kunnen vrij worden ingevuld. Op positie 7 is een controlecijfer opgenomen dat wordt berekend over het gewicht (posities 8 tot en met 12). Hiermee wordt voorkomen dat door scan-of invoerfouten een verkeerde prijs aan de consument wordt berekend.
61 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Systeemcode 28: wichtartikelen met gewicht in de code, intern verpakt Systeem- Intern artikel-nummer
Controlecijfergewicht Gewicht in grammen
Controlecijfer
code Positie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Voorbeeld
2
8
5
6
7
8
8
0
0
1
1
2
2
tabel 3.3.1-11
3.3.2. Opbouw van een ISSN Voor serie-uitgaven wordt soms gebruikgemaakt van een ISSN-nummer (International Standard Serial Number), toegekend door de ISSN-organisatie. Dit ISSN-nummer kunt u ook in een EAN13-symbool weergeven. Voorbeeld: GS1-artikelcode met ISSN-nummer Systeemcode
ISSN-nummer van de titel, zonder Variant
Controlecijfer
Add-on
S1 S2
controlecijfer Positie
1 2 3
4 5 6 7 8 9 10
11 12
13
Code
9 7 7
1 2 3 4 5 6 7
1 2
6
6
2
tabel 3.3.2-1
3.3.3. Opbouw systeemcode 978 De systeemcode 978 heeft GS1 toegekend voor gebruik door de ISBN. Uitgevers die de ISBN/Bookland willen gebruiken dienen aan alle algemene GS1-richtlijnen te voldoen. Tevens moet u het ISBN-nummer vermelden, bij voorkeur boven het GS1-streepjessymbool en in OCR-B. Systeemcode
ISBN zonder controlecijfer
Controlecijfer
Positie
1 2 3
4 5 6 7 8 9 10 11 12
13
Code
9 7 8
9 0 1 2 3 4
5
6
7
5
tabel 3.3.3-1
3.3.4. Structuur systeemcode 979, bladmuziek Vergelijkbaar met het coderen van boeken met een ISBN-nummer, kan bladmuziek gecodeerd zijn met een International Standard Music Number ofwel ISMN-nummer. Ook dit ISMN-nummer is in een GS1-structuur weer te geven en wel op de volgende manier: De ‘M’ van het ISMN-nummer wordt vervangen door een nul (‘0’) op positie 4. Op positie 5 tot en met 12 komen de eerste 8 cijfers van het ISMN-nummer. Het controlecijfer moet vervolgens over de posities 1 tot en met 12 worden berekend.
62 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Systeemcode
Eerste 8 cijfers ISMN-nummer zonder 'M'
Controlecijfer
Structuur
1 2 3
4 5 6 7 8 9 10 11 12
13
Voorbeeld
9 7 9
0 1 2 3 4 5
6
7
8
5
tabel 3.3.4-1
3.3.5. GS1-code voor statiegeldbonnen De code van een statiegeldbon heeft een structuur die afwijkt van de GS1-artikelcode, maar wel uit 13 cijfers bestaat. U bouwt deze code op met een systeemcode, een beveiligingsnummer, de statiegeldwaarde en een controlecijfer.
Kenmerken GS1 heeft systeemcode 980 toegewezen om statiegeldbonnen te coderen. De kassa herkent aan deze systeemcode dat het om een statiegeldbon gaat. Behalve de systeemcode schrijft GS1 alleen voor: • dat de code uit 13 cijfers bestaat • dat u een controlecijfer toevoegt (modulus 10). De rest van de codestructuur stelt uw landelijke GS1-organisatie voor u vast. Dit betekent dat u in andere landen een andere structuur van statiegeldbonnen kunt aantreffen.
De code opbouwen De statiegeldbon bevat in Nederland de volgende gegevens: • systeemcode 980 • beveiligingsnummer Dit kunt u zelf bepalen. • geldwaarde • controlecijfer Dit kunt u berekenen via modulus 10. Een voorbeeld van de structuur van een statiegeldbon Systeem-
Beveiligingsnummer
code
Geldwaarde in euro’s
Controlecijfer
met twee decimalen
Positie
1 2 3
4 5 6 7 8
9 10 11 12
Voorbeeld
9 8 0
1 2 3 4 5
1
0
5
0
13 8
tabel 3.3.5-1
De code in een streepjessymbool vertalen De code op een statiegeldbon vertaalt u in een EAN13-symbool.
3.3.6. Systeemcode 981-999, waardebonnen Internationaal zijn er verschillende codestructuren vrijgegeven voor het coderen van waardebonnen.
63 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Nationale GS1-organisaties kunnen op basis daarvan hun eigen nationale specificaties opstellen.Voor de Eurolanden is één oplossing ontwikkeld. Hierbij kunt u coupons met een waarde tot 9,99 euro voorzien van systeemcode 982 en coupons met een waarde tot 99,9 euro voorzien van systeemcode 981. U ontvangt als bedrijf een uitgeverscode waarmee u 100 coupons van een uniek nummer kunt voorzien.
De opbouw GS1 systeemcode
Coupon gegevens
981
Y1 Y2 Y3 Y4
R1 R2
EE,E
C
982
Y1 Y2 Y3 Y4
R1 R2
E,EE
C
• • • •
Controlegetal
Y = Coupon uitgeversnummer (uitgegeven door een Europese GS1 organisatie) R = Coupon referentie nummer (toegekend door een uitgever van coupons) E = Waarde (in euro); waarde 000 = een gratis artikel C = controlegetal
Let op: enige verschil is de positie van de komma U vertaalt de coupon code in een EAN13-symbool.
3.4. Controlecijfer Het laatste cijfer van de GS1-codes is een controlecijfer. In deze paragraaf krijgt u uitgelegd hoe de berekening tot stand komt.
3.4.1. Wat is een controlecijfer? Het meest rechtse cijfer van elke code fungeert als controlecijfer. Het controlecijfer heeft twee belangrijke functies: 1. Controle bij handmatige invoer In sommige gevallen moet een code met de hand worden ingevoerd, bijvoorbeeld de allereerste keer, als u de nieuwe code moet invoeren in uw database. Maar ook als een streepjessymbool zo beschadigd is dat het niet gescand kan worden. Bij het intoetsen kunnen echter fouten worden gemaakt. Of dat al dan niet het geval is, kan automatisch getest worden met behulp van het controlecijfer. Als het berekende controlecijfer afwijkt van het ingetoetste controlecijfer, is de ingetoetste code verkeerd en wordt hij niet geaccepteerd. 2. Controle bij het lezen van het streepjessymbool Een scanner gebruikt het controlecijfer om na te gaan of alle streepjes goed zijn gelezen. Komen de gelezen streepjes niet overeen me het gelezen controlecijfer dat erbij hoort, dan wordt de code niet geaccepteerd door de scanner.
De standaard-rekenregel: ‘modulus 10’ Voor de GTIN13, de GTIN8-code, de GTIN12, de GTIN14, de GS1-adrescode en de GS1verzendcode geldt één rekenregel, namelijk modulus 10.
64 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Wichtartikelen ‘modulus 10’ plus aanvullende rekenregels Voor wichtartikelen (beginnend met bijvoorbeeld systeemcode 21, 22, 23, 27, 28 of 29) geldt naast modulus 10 een aantal extra rekenregels. Deze extra rekenregels zijn bedoeld om variabele prijzen en variabele gewichten van een controlecijfer te voorzien, bijvoorbeeld om groente-weegschalen in supermarkten te programmeren.
Berekeningstool Via de site van GS1 Nederland [http://www.gs1.nl/] kunt u het controlecijfer berekenen met behulp van een tool ‘Bereken het controlecijfer’.
3.4.2. Modulus 10 Uitleg bij tabel: 1. Neem de gewenste code en nummer de posities van links naar rechts (waarbij de laatste positie, het meest rechtse cijfer, leeg blijft, omdat dit de positie van het controlegetal is) 2. Volg de instructies van de algemene tabel (zoek de betreffende codes op en vul de hokjes in): De algemene rekenregel: 'modulus 10' controlecijfer Positienummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
?
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
?
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
?
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
?
X
X
X
X
X
X
X
?
X3
X1
X3
X1
X3
X1
X3
Soort code GS1-verzendcode GTIN14 GTIN13 GTIN12 GTIN8 Vermenigvuldig:
X3
X1
X3
X1
X3
X1
X3
X1
X3
X1
Tel bij elkaar op
Tel alles bij elkaar op (Y). Neem nu het eerstvolgende tiental na Y (als Z zelf een tiental is, wordt het controlecijfer 0, en bent u nu klaar).
Tot slot:
eerstvolgende tiental - Y
= controlecijfer
tabel 3.4.2-1
3.4.3. Rekenregels wichtartikelen Bij de rekenregels die we hier behandelen, gaat het om artikelen met een variabel gewicht en daardoor een variabele afrekenprijs (op basis van het gewicht). De rekenregels kunnen bijvoorbeeld geïmplementeerd worden in een weegschaal op de groente-afdeling van een supermarkt. De codes voor wichtartikelen beginnen bijvoorbeeld met systeemcode 2 , 22, 23, of 28 en beschikken over twee controlecijfers: – een controlecijfer voor de totale code (Ctot) – en een controlecijfer voor het variabele gegeven (Cv), waarbij Cv betrekking kan hebben op de prijs of het gewicht, afhankelijk van de gekozen systeemcode.
65 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Systeemcode
Artikelnummer
Cv
Artikelvolgnummer
Ctot
Posities
1 2
3 4 5 6
7
8 9 10 11 12
13
Voorbeeld
2 2
7 3 6 4
?
1 2
9
5
6
?
tabel 3.4.3-1
Werkwijze 1. Bereken eers het controlecijfer voor het variabele gegeven (Cv). U heeft dit nodig om uiteindelijk C tot te kunnen berekenen. 2. Bereken daarna het controlecijfer voor de totale code (Ctot). U gebruikt hiervoor de rekenregel voor de normale GS1-artikelcode. Bij sommige wichtartikelen moet gewerkt worden met een code die een 4-cijferig veld bevat voor prijs of gewicht. Dit is bijvoorbeeld in Nederland het geval bij systeemcode 23 en bij codes uitgegeven door nationale GS1-organisaties in het buitenland. In dat geval moet Cv op een afwijkende manier berekend worden.
3.4.4. Berekening controlecijfer voor het variabele gegeven (Cv) 5-cijferige variabele gegeven De berekening van Cv voor het 5-cijferige variabele gegeven is gebaseerd op het gebruik van drie wegingsfactoren: 2-, 5- en 5+. Elke positie heeft zijn eigen wegingsfactor, en voor elke wegingstactor is er een aparte tabel met bijbehorend resultaat (het zogenaamde gewogen product) te bepalen. Voorbeeld: rekenregels voor wichtartikelen Systeemcode
Artikelnummer
Cv
Variabel gegeven
Ctot
Positie
1 2
3 4 5 6
7
8 9 10 11 12
13
Voorbeeldcode
2 2
7 3 6 4
?
1 2
9 5 6
?
tabel 3.4.4-1
De werkwijze is als volgt: Stap 1 - Bepaal voor elk cijfer op positie 8 t/m 12 het gewogen product uit de tabellen voor de verschillende wegingsfactoren de uitleg en de tabellen volgen). Stap 2 - Tel de vijf gevonden ciifers bij elkaar op. Stap 3 - Neem- het eers volgende tiental van de gevonden som. Stap 4 - Bepaal het verschil tussen het tiental en de oorspronkelijke waarde. Stap 5- Gebruik de tabel voor wegingsfactor 5- om het resultaat van stap 4 terug te lezen van gewogen product naar cijfer. Het eindresultaat is de gewenste waarde voor Cv.
Toelichting bij stap 1: Elke positie heeft zijn eigen wegingsfactor. Welke wegingsfactoren dat zijn, leest u af in de onderstaande tabel:
66 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Toelichting bij stap 1 CV
Variabel gegeven
Positienummer
7
8
9
10
11
12
Wegingsfactor
5-
5+
2-
5-
5+
2-
tabel 3.4.4-2
Op dit moment zijn we alleen geïnteresseerd in de posities 8 t/m 12. Positie 7 (Cv) wordt pas actueel bij stap 5. Voorbeeld: berekening controlecijfer voor het 5-cijferig variabele gegeven (Cv) Systeemcode
Artikelnummer
Cv
Variabel gegeven
Positie
1 2
3 4 5 6
7
8
9
10
11
12
13
Voorbeeldcode
2 2
7 3 6 4
?
1
2
6
9
5
?
5+
2-
5-
5+
2-
5
4
1
7
1
Wegingsfactor: Gewogen product volgens de onderstaande tabellen:
Ctot
tabel 3.4.4-3
Tabel voor wegingsfactor 2Wegingsfactor 2- is van toepassing op de inhoud van positie 9 en 12 Cijfer
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Gewogen product
0
2
4
6
8
9
1
3
5
7
tabel 3.4.4-4
Wegingsfactor: De rekenregel die ten grondslag ligt aan ‘2-’ is als volgt: – vermenigvuldig de inhoud van de huidige positie met 2, – is het product groter dan 9, trek er dan 1 vanaf, – neem het laatste cijfer (de eenhedenpositie) van de einduitkomst. Tabel voor wegingsfactor 5 + Wegingsfactor 5+ is van toepassing op de inhoud van positie 8 en 11 Cijfer
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Gewogen product
0
5
1
6
2
7
3
8
4
9
tabel 3.4.4-5
De rekenregel die ten grondslag ligt aan ‘5+’ is volgt: – vermenigvuldig de inhoud van de huidige positie met 5, – tel de afzonderlijke cijfers van het product bij elkaar op.
67 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
De rekenregel die ten grondslag ligt aan ‘5-‘is als volgt: Tabel voor wegingsfactor 5 Wegingsfactor 5- is van toepassing op de inhoud van positie 7 en 10 Cijfer
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Gewogen product
0
5
9
4
8
3
7
2
6
1
tabel 3.4.4-6
– vermenigvuldig de inhoud van de huidige positie met 5, – tel de afzonderlijke cijfers van het product bij elkaar op, – trek het resultaat af van 10.
Toelichting bij stap 2 Tel de vijf gevonden cijfers bij elkaar op. Op basis van het voorbeeld: 5 + 4 + 1 + 7 + 1 = 18.
Toelichting bij stap 3 Neem het eerstvolgende tiental van de gevonden som. Op basis van het voorbeeld:18 - 20.
Toelichting bij stap 4 Bepaal het verschil tussen het tiental en de oorspronkelijke waarde. Op basis van het voorbeeld: 20 - 18 = 2.
Toelichting bij stap 5 Gebruik de tabel voor wegingsfactor 5- om het resultaat van stap 4 terug te lezen van gewogen product naar cijfer. Op basis van het voorbeeld: 2 -> 7. Het controlecijfer Cv voor het variabele gegeven is dus 7.
4-cijferig variabel gegeven Voor 4-cijferige codes met variabele gegevens (systeemcode 23 in Nederland) en codes die uitgegeven zijn door nationale GS1-Organisaties in het buitenland) gelden aparte tabellen. De berekeningswijze voor Ctot blijft gelijk. De werkwijze is als volgt: Stap 1 - Bepaal voor elk cijfer op positie 9 t/m 12 het gewogen product uit de tabellen voor de verschillende wegingsfactoren (de uitleg en de tabellen volgen). Stap 2 - Tel de vier gevonden cijfers bil elkaar op. Stap 3 - Neem het eerstvolgende tiental van de gevonden som. Stap 4 - Bepaal het verschil Stap 5 - Gebruik de tabel voor wegingsfactor 3 om het resultaat van stap 4 terug te lezen van gewogen product naar cijfer. Het eindresultaat is de gewenste waarde voor Cv. tabellen plus stappen:
68 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Toelichting stap 1 Elke positie heeft zijn eigen wegingsfactor, welke dat zijn leest u af in de onderstaande tabel: Toelichting bij stap 1 CV
Variabel gegeven
Positienummer
8
9
10
11
12
Wegingsfactor
3
2-
2-
3
5-
tabel 3.4.4-7
Op dit moment zijn we alleen geinteresseerd in de posities 9 t/m 12. Positie 8 is pas actueel bij stap 5. Voorbeeld: berekening controlecijfer voor het 4-cijferig variabele gegeven (Cv) Systeemcode
Artikelnummer
Cv
Variabel gegeven
Positie
1 2
3 4 5 6 7
8
9
10
11
12
13
Voorbeeldcode
2 5
2 4 3 2 1
?
7
1
4
9
?
2-
2-
3
5-
3
2
2
7
Wegingsfactor: Gewogen product volgens de onderstaande tabellen:
Ctot
tabel 3.4.4-8
Tabel voor wegingsfactor 2Wegingsfactor 2- is van toepassing op de inhoud van positie 9 en 10 Cijfer
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Gewogen product
0
2
4
6
8
9
1
3
5
7
tabel 3.4.4-9
De rekenregel die ten grondslag ligt aan ‘2-‘ is als volgt: – vermenigvuldig de inhoud van de huidige positie met 2, – is het product groter dan 9, trek er dan 1 vanaf – neem het laatste cijfer (de eenhedenpositie) van de einduitkomst Tabel voor wegingsfactor 3 Wegingsfactor 3 is van toepassing op de inhoud van positie 8 en 11 Cijfer
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Gewogen product
0
3
6
9
2
5
8
1
4
7
tabel 3.4.4-10
De rekenregel die ten grondslag ligt aan ‘3’ is als volgt:
69 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
– vermenigvuldig de inhoud van de huidige positie met 3, – neem het laatste cijfer (de eenhedenpositie) van de einduitkomst Tabel voor wegingsfactor 5 Wegingsfactor 5- is van toepassing op de inhoud van positie 12 Cijfer
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Gewogen product
0
5
9
4
8
3
7
2
6
1
tabel 3.4.4-11
De rekenregel die ten grondslag ligt aan ‘5-‘ is als volgt: – vermenigvuldig de inhoud van de huidige positie met 5 – tel de afzonderlijke cijfers van het product bij elkaar op – trek het resultaat af van 10
Toelichting bij stap 2 Tel de vier gevonden cijfers bij elkaar op. Op basis van het voorbeeld: 3+2+2+7=14
Toelichting bij stap 3 Neem het eerstvolgende tiental van de gevonden som. Op basis van het voorbeeld: 14 = 20
Toelichting bij stap 4 Bepaal het verschil tussen het tiental en de oorspronkelijke waarde. Op basis van het voorbeeld: 20-14=6
Toelichting bij stap 5 Gebruik de tabel voor wegingsfactor 3 om het resulaat van stap 4 terug te lezen van gewogen product naar cijfer. Op basis van het voorbeeld: 6 = 2 Het controlecijfer Cv voor het variabele gegeven is dus 2.
3.4.5. Modulus 103 rekenregel Voor het weergeven van GS1-verzendcodes, GS1-adrescodes of GS1-artikelcodes met aanvullende gegevens in barcode, past u de GS1-128-symbooltechniek toe. GS1-128 maakt gebruik van twee controlemiddelen: – het controlecijfer bij de gecodeerde informatie, – het controleteken hij het symbool, om na te gaan of het symbool correct gescand is.
Controle op handmatige invoer is in principe niet mogelijk Omdat een GS1-128-symbool meerdere gegevensvelden kan bevatten (vaak ook zonder een controlecijfer, zoals bijvoorbeeld een houdbaarheidsdatum of batchnummer), is er géén check op de handmatige invoer van de totale code mogelijk. Een check op de juistheid van
70 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
het lezen van een GS1-128-streepjessymbool door een scanner is echter wel mogelijk. In het streepjessymbool zit namelijk een controleteken dat wel in streepjes is weergegeven, maar niet in leesbaar schrift onder het symbool staat. Gegevens met ingebouwde controlecijfers (zoals de GS1-artikelcode of de GS1-verzendcode) kunnen eventueel afzonderlijk met speciale software op juiste handmatige invoer worden gecontroleerd.
Het controleteken Ook als de gecodeerde informatie geen controlecijfer bevat (voor de aanvullende code is dit niet verplicht, voor een GS1-verzendcode bijvoorbeeld wel) moet het GS1-128-symbool altijd een controleteken krijgen volgens de rekenregel ‘modulus 103’. Het GS1-128-symbool voor de GS1-verzendcode bevat dus een controlecijfer voor de gecodeerde informatie én een controleteken voor het hele streepjessymbool. Let op: het controleteken van een GS1-128-streepjessymbool wordt niet in leesbaar schrift onder het streepjessymbool weergegeven. Het controleteken is uitsluitend aanwezig in de vorm van streepjes (vlak voor het stopteken aan het eind van het symbool).
De rekenregel Een GS1-128-symbool heeft altijd een vaste structuur, bestaande uit de volgende onderdelen: • een startteken, • een functieteken FNC1, • informatietekens (zoals Applications Identifiers met bijbehorende gegevens). Let op: haakjes die in leesbaar schrift onder het streepjessymbool staan om de Application Identifiers te markeren, worden nooit in streepjes weergegeven. • eventuele hulptekens. Deze hulptekens kunnen tekens zijn voor het wisselen van tekenset, SHIFT-tekens of FNC1-tekens met de functie van scheidingsteken. • een stopteken. Let op: alleen de informatietekens (onderdeel 3) worden afgedrukt in leesbaar schrift onder het streepjessymbool. De overige tekens zijn alleen aanwezig in de vorm van streepjes.
Berekeningsgrondslag voor het controleteken Het controleteken voor GS1-128-streepjessymbolen wordt berekend over alle tekens, met uitzondering van het stopteken. Het startteken wordt dus wèl in de berekening meegenomen. Bij elk gebruikt teken hoort een bepaalde waarde. Zo heeft het teken ‘ startcode C’ de waarde 105 en ‘ FNC1’ de waarde 102. Het zijn deze waarden die u gebruikt bij het vaststellen van het controleteken. In een voorbeeld uitgewerkt: GS1-128-symbool met verzendcode Bij een GS1-verzendcode hoort Application Identifier 00. Het GS1-128-streepjescodesymbool en de berekening van het controleteken kan er dan als volgt uitzien:
71 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Startpatroon
Controleteken
Stap 1
Teken
Start C
FNC1
00
38
71
23
45
00
00
01
02
19
Stap 2
Waarde
105
102
00
38
71
23
45
00
00
01
02
19
Stap 3
Wegingsfactor
1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Stap 4
Gewogen product
105
102
0
114 284 115 270 0
0
9
20
209
Stap 5
Optellen
105 + 102 + 0 + 114 + 284 + 115 + 270 + 0 + 0 + 9 + 2 + 209 =
Stap 6
Delen (mod103)
Stap 7
Teken bepalen
?
1228 1228 / 103 = 11 rest 95. De berekende waarde is dus 95. De berekende waarde van is in codeset ook 95. Dit betekent dat 95 het controleteken is.
tabel 3.4.5-1
3.5. Systeemcodes Overzicht 3.5.1. Lijst van systeemcodes Systeemcode
GS1 organisatie/ speciale toepassing
00 - 13
GS1 US (Verenigde Staten en Canada)
20 - 29
Intern coderen (In-store coding)
30 - 37
GS1 France
380
GS1 Bulgaria
383
GS1 Slovenija
385
GS1 Croatia
387
GS1 BIH (Bosnië en Herzegovina)
400 - 440
GS1 Germany
450 - 459 & 490 - 499
GS1 Japan
460 - 469
GS1 Russia (Russische Federatie)
470
GS1 Kyrgyzstan (Kirgizië)
471
GS1 Taiwan
474
GS1 Eesti (Estland)
475
GS1 Latvia (Letland)
476
GS1 Azerbaijan
477
GS1 Lithuania (Litouwen)
478
GS1 Uzbekistan
479
GS1 Sri Lanka
480
GS1 Philippines
481
GS1 Belarus
482
GS1 Ukraine
484
GS1 Moldova
485
GS1 Armenia
486
GS1 Georgia
487
GS1 Kazachstan
489
GS1 Hong Kong
50
GS1 UK
520
GS1 Greece
528
GS1 Lebanon
529
GS1 Cyprus
531
GS1 MAC (FYR Macedonië)
535
GS1 Malta
539
GS1 Ireland
54
GS1 Belgium, Luxembourg
560
GS1 Portugal
72 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Systeemcode
GS1 organisatie/ speciale toepassing
569
GS1 Iceland
57
GS1 Danmark
590
GS1 Poland
594
GS1 Romania
599
GS1 Hungary
600 - 601
GS1 South Africa
608
GS1 Bahrein
609
GS1 Mauritius
611
GS1 Maroc
613
GS1 Algeria
616
GS1 Kenya
619
GS1 Tunisia
621
GS1 Syria
622
GS1 Egypt
624
GS1 Libya
625
GS1 Jordan
626
GS1 Iran
627
GS1 Kuwait
628
GS1 Saudi Arabia
629
GS1 Emirates (Verenigde Arabische Emiraten)
64
GS1 Finland
690 - 695
GS1 China
70
GS1 Norge
729
GS1 Israel
73
GS1 Sweden
740
GS1 Guatemala
741
GS1 El Salvador
742
GS1 Honduras
743
GS1 Nicaragua
744
GS1 Costa Rica
745
GS1 Panama
746
GS1 República Dominicana
750
GS1 Mexico
759
GS1 Venezuela
76
GS1 Schweiz, Suisse, Svizzera
770
GS1 Colombia
773
GS1 Uruguay
775
GS1 Peru
777
GS1 Bolivia
779
GS1 Argentina
780
GS1 Chile
784
GS1 Paraguay
786
GS1 Ecuador
789 - 790
GS1 Brasil
80 - 83
GS1 Italy
84
GS1 Spain
850
GS1 Cuba
858
GS1 Slovakia
859
GS1 Czech
860
GS1 YU (Serbia & Montenegro)
865
GS1 Mongolia
867
GS1 North Korea
869
GS1 Turkey
87
GS1 Nederland
880
GS1 South Korea
73 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Systeemcode
GS1 organisatie/ speciale toepassing
884
GS1 Cambodia
885
GS1 Thailand
888
GS1 Singapore
890
GS1 India
893
GS1 Vietnam
899
GS1 Indonesia
90 - 91
GS1 Austria
93
GS1 Australia
94
GS1 New Zealand
950
GS1 Global Office
955
GS1 Malaysia
958
GS1 Macau
977
Tijdschriften, kranten en periodieken (ISSN)
978
Boeken (ISBN)
979
Boeken (ISBN) en Bladmuziek (ISMN)
980
Statiegeldbonnen
981 - 982
Waardebonnen met gelijke valuta
990 - 999
Waardebonnen
tabel 3.5.1-1
Let op: Nog niet toegewezen systeemcodes zijn gereserveerd voor toekomstig gebruik
3.6. EPC tags standaard De standaard voor EPC tags wordt ontwikkeld in samenwerking met internationaal opererende bedrijven. Het GS1 nummersysteem kan worden gebruikt in de EPC tags.
3.6.1. Het GS1 nummersysteem in EPC tags Naast het GS1 nummersysteem bevat deze code een aantal onderdelen met aanvullende informatie over de tag en het product waarop de tag is bevestigd. Deze onderdelen maken geen deel uit van het identificerende nummer, maar zijn nodig om de tag te interpreteren. Hoe dit werkt staat beschreven in Tag Data Standards. (zie de website van EPCglobal [http://www.epcglobalinc.org]) De omvang van een RFID tag wordt uitgedrukt in bits. Het aantal bits is bepalend voor de hoeveelheid informatie die u in een tag kunt opnemen. In Tag Data Standards wordt verder uitgelegd welke impact dit heeft op de invulling van de standaard gegevensvelden.
74 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4. Hoe voegt u aanvullende informatie toe? De Application Identifier standaard is ontwikkeld eind jaren tachtig. Destijds ontstond namelijk bij bedrijven de behoefte om naast identificatie van een eenheid, de GS1artikelcode, ook andere informatie in barcodevorm op een verpakking aan te brengen. In dit hoofdstuk krijgt u eerst een korte uitleg over de Application Identifierstandaard. Vervolgens komen specifieke Application Identifiers en hun toepassing aan bod. In ‘Hoe voegt u aanvullende informatie toe?’ belichten we hoe u, naast identificatie, ook aanvullende gegevens kunt toevoegen aan uw producten. Hier vindt u informatie over de Application Identifier standaard.
4.1. Wat is de AI-standaard? In deze paragraaf leggen we kort uit hoe u aanvullende informatie toevoegt met behulp van de Application Identifier standaard.
4.1.1. De basis van de AI-standaard Eind jaren tachtig ontstond bij bedrijven de behoefte om naast het identificatienummer van een eenheid (de GS1-artikelcode) ook andere informatie in barcodevorm op de verpakking aan te brengen. Om aan deze behoefte tegemoet te komen, heeft GS1 de Application Identifier Standaard (AI-standaard) ontwikkeld. Met de AI-standaard kon het GS1codesysteem uitgebreid worden met nieuwe identificerende codestructuren voor specifieke toepassingen waarin de GS1-artikelcode niet voorzag. De AI-standaard maakt het ook mogelijk om nieuwe gegevensvelden voor (aanvullende) informatie te definiëren, zodat GS1 flexibel om kan gaan met toekomstige wensen van de gebruikers.
Extra mogelijkheden van de AI-standaard Door de uitbreiding van het GS1-codesysteem met de AI-standaard is het mogelijk om naast artikelcodes en adrescodes onder andere ook de volgende eenheden te identificeren met een wereldwijd uniek GS1-nummer: • verzendeenheden, met de GS1-verzendcode of SSCC • duurzame transportverpakkingen, zoals fusten, kratten en rolcontainers, met de GRAI • klanten, relaties en patiënten, met de GSRN Daarnaast kan onder andere de volgende informatie in een barcode worden weergegeven: • batch- en serienummers • houdbaarheids- en expiratiedata • lengtes, breedtes en gewichten • aflever- en factuuradressen
De functie van Application Identifiers (AI’s) Een Application Identifier heeft twee functies:
75 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• Het gebruik van AI’s maakt het mogelijk een gegevensstring samen te stellen waarin verschillende gegevensvelden zijn opgenomen. Dit wordt bereikt door aan elk gegevensveld een AI toe te kennen en deze in de gegevensstring voor het gegevensveld te zetten. De AI bepaalt de lengte van het gegevensveld en daarnaast of het veld is opgebouwd uit numerieke of alfanumerieke karakters. • Met AI’s kan relevante informatie uit een gegevensstring geselecteerd worden. Een computer kan aan de hand van de AI beslissen of hij de informatie wel of niet nodig heeft. Door aan elk type gegevensveld een eigen AI toe te kennen, is een gegevensveld uniek geïdentificeerd naar soort. De Application Identifiers zelf behoren niet tot de gegevensvelden, ze hebben alleen een functie in het samenstellen en uitlezen van de gegevensstring. U kunt zelf kiezen of u de AI’s ook in de database opneemt of juist niet.
Kenmerken van Application Identifiers Een Application Identifier is twee, drie of vier cijfers lang en identificeert: • het soort gegevensveld en de toepassing • de lengte (bij variabele lengte de maximale lengte) en het formaat (numeriek of alfanumeriek) van het gegevensveld. De AI staat altijd voor het gegevensveld en vormt zo samen een gegevensblok. De lengte van een gegevensveld kan variabel zijn, maar is nooit langer dan dertig karakters.
De inhoud van een gegevensveld Bij sommige Application Identifiers kunt u als gebruiker tot op zekere hoogte de inhoud bepalen. Een voorbeeld is AI (10), Batchnummer. Dit gegevensveld heeft een variabele lengte en kan zowel numerieke als alfanumerieke tekens bevatten. Een aantal tips voor het invullen van dergelijke gegevensvelden: • De maximale lengte is 30 tekens. Bepaal zelf hoeveel tekens u nodig heeft, binnen deze begrenzing, voor het coderen van gegevens. Zo bepaalt u tegelijkertijd het aantal posities dat het gegevensveld in een computerbestand inneemt. • Numerieke tekens nemen bij de vertaling in een streepjessymbool minder ruimte in dan alfanumerieke tekens. Gegevens met veel alfanumerieke tekens hebben dus een veel langere barcode tot gevolg. • In een gegevensveld zoals een batchnummer mag u ook een controlecijfer of controleteken opnemen. Zo’n controleteken kunt u gebruiken om de juistheid van handmatig ingevoerde gegevens te controleren. Uw handelspartners zijn echter niet verplicht dit cijfer als een controlecijfer te gebruiken. Zij kunnen het beschouwen als een cijfer dat tot het gegevensveld behoort.
Weergave in een symbool Application Identifiers kunt u vertalen in een GS1-128-symbool, een GS1 DataBar-symbool en een Composite symbool.
76 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Elke Application Identifier mag slechts één keer op een label voorkomen. Een AI mag dus ook niet in een andere barcode op hetzelfde label worden herhaald. Hierdoor is altijd duidelijk welke aanvullende informatie bij welke eenheid hoort
4.1.2. Alle Application Identifiers LIJST AI’s AI
Omschrijving
Standaard
Format
Gegevensnaam (datatag) AI
gegevens veld
00
GS1-verzendcode
SSCC
n2
n18
01
GS1-artikelcode
GTIN
n2
n14
02
GS1-artikelcode van de onderliggende
CONTENT
n2
n14
verpakkingslaag van de logistieke eenheid 10
Batch- of lotnummer
BATCH/LOT
n2
an..20
11 1
Productiedatum (JJMMDD)
PROD DATE
n2
n6
12
Uiterste betaaldatum
DUE DATE
n2
n6
131
Verpakkingsdatum (JJMMDD)
PACK DATE
n2
n6
151
Tenminste houdbaar tot (JJMMDD)
BEST BEFORE
n2
n6
n2
n6
of SELL BY 171
Expiratiedatum (JJMMDD)
USE BY of EXPIRY
20
Productvariant
VARIANT
n2
n2
21
Serienummer
SERIAL
n2
an..20
22
HIBC-hoeveelheid, datum, batchnummer
QTY/DATE/BATCH
n2
an..29
240
Aanvullende productidentificatie aangegeven
ADDITIONAL ID
n3
an..30
door de producent 241
Artikelnummer van de klant
CUST. PART No
n3
an...30
250
Secundair serienummer
SECONDARY SERIAL
n3
an..30
251
Referentie tot bronentiteit
REFERENCE TO SOURCE ENTITY
n3
an..30
253
Global Document Type Identifier
DOC. ID
n3
n13+n..17
254
Adrescode extensie
GLN EXTENSION
n3
an..20
30
Variabele hoeveelheid
VAR. COUNT
n2
n..8
31-36 3
Handels- en logistieke afmetingen
**Zie definities**
n4
n6
37
Aantal handelseenheden in een logistieke
COUNT
n2
n..8
eenheid 390(x)3
Bedrag in nationale valuta
AMOUNT
n4
n..15
391(x)3
Bedrag met ISO valuta code
AMOUNT
n4
n3+n..15
392 (x) 3
Bedrag voor artikelen met variabele hoeveelheid PRICE
n4
n..15
n4
n3+n..15
in nationale valuta 393 (x) 3
Bedrag voor artikelen met variabele hoeveelheid PRICE met ISO-valutacode
400
Ordernummer van de klant
ORDER NUMBER
n3
an..30
401
Zendingsnummer (GS1 Global Identification
CONSIGNMENT
n3
an..30
SHIPMENT No
n3
n17
Number for Consignment) 402
Zendingsnummer (GS1 Global Shipment identification number)
403
Route code
ROUTE
n3
An.30
410
Verzend naar adrescode
SHIP TO LOC
n3
n13
411
Facturatie naar adrescode
BILL TO
n3
n13
412
Adrescode van leverancier
PURCHASE FROM
n3
n13
413
Adrescode eindbestemming
SHIP FOR LOC
n3
n13
414
Adrescode fysieke locatie
LOC No
n3
n13
415
Adrescode facturerende partij
PAY TO
n3
n13
77 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
Omschrijving
Standaard
Format
Gegevensnaam (datatag) AI
gegevens veld
420
Verzendcode naar binnenlandse postcode
SHIP TO POST
n3
an..20
421
Verzend naar buitenlandse postcode met 3-
SHIP TO POST
n3
n3+an..9
cijferige ISO-landencode 422
Land van oorsprong
ORIGIN
n3
n3
423
Land(en) van begin bewerkingsproces
COUNTRY - INITIAL PROCESS
n3
n3
424
Land van eind bewerkingsproces
COUNTRY – PROCESS
n3
n3
425
Land van demontage
COUNTRY – DISASSEMBLY
n3
n3
426
Land van geheel bewerkingsproces
COUNTRY – FULL PROCESS
n3
n3
7001
NATO Stock Number (NSN)
NSN
n4
n13
7002
UN/ECE
MEAT CUT
n4
an..30
Vleeskarkassen- en snittenclassificatie 703(v)4
ISO landencode met erkenningnummer
PROCESSOR
n4
N3+an..27
8001
Producten aan de rol - breedte, lengte, diameter DIMENSIONS
n4
n14
n4
an..20
van de kern, rolrichting en aantal stukken 8002
Elektronisch serienummer van Cellular Mobiele CMT No telefoons
8003
Global Returnable Asset Idenifier
GRAI
n4
n14+an..16
8004
Global Individual Asset Idenifier
GIAI
n4
an..30
8005
Prijs per eenheid of afmeting
PRICE PER UNIT
n4
n6
8006
Onderdeel van een artikel
GCTIN
n4
n14+n2+n2
8007
Internationaal bankrekeningnummer
IBAN
n4
an..30
8008
Productiedatum en -tijd
PROD TIME
n4
n8+n..4
8018
Global Service Relation Number
GSRN
n4
n18
8020
Acceptgirokaart referentienummer
REF No
n4
an..25
8100
Coupon extended code – NSC + offer code
-
n4
n1+n5
8101
Coupon extended code - NSC + offer code +
-
n4
n1+n5+n4
end of offer code 8102
Coupon extended code - NSC
-
n4
n1+n1
90
Intern gebruik of wederzijds overeengekomen
INTERNAL
n2
an..30
INTERNAL
n2
an..30
toepassingen 91-99
Interne toepassingen
tabel 4.1.2-1
Noten tabel 1
1
Als alleen jaar en maand vereist zijn wordt DD gevuld met '00'.
2
Plus een cijfer voor de aanduiding van de lengte.
3
Deze AI's beslaan 4 cijfers. De eerst drie cijfers identificeren het soort gegeven en het vierde cijfer geeft de positie van de decimale punt weer.
4
De AI 7030 t/m 7039 bestaat uit 4 cijfers, waarbij het laatste cijfer het volgnummer van het bedrijf is in het bewerkingsproces (0 - 9 . Positie 1 t/m 3 identificeert het soort gegeven. Het cijfer op de 4 e positie geeft de volgorde van de bewerkers aan. Dit cijfer dient ook achter de standaard gegevensnaam (datatag) gezet te worden.
Verklaring tekens tabel 1 voor lengte en inhoud
anx = alfanumeriek, vaste lengte als aangegeven, bijvoorbeeld an6 is een vaste lengte van zes tekens.
78 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
nx = numeriek, vaste lengte als aangegeven, bijvoorbeeld n6 is een vaste lengte van zes cijfers.
n..x = een numeriek veld van variabele lengte, bijvoorbeeld n..8 is een veld van max. 8 cijfers.
an..x= een alfanumeriek veld van variabele lengte, bijvoorbeeld an..30 is een veld van max. 30 tekens.
Coderen voor logistieke doeleinden Application Identifiers voor maten en gewichten voor handelsdoeleinden AI
Te coderen gegevens voor handelsdoeleinden
Standaardgegevensnaam(datatag) Format AI
Maateenheid Gegevensveld
310(X)
Netto gewicht in kilogrammen
NET WEIGHT (kg)
n4
n6
Kilogrammen
311(X)
Lengte in meters, 1e dimensie
LENGTH (m)
n4
n6
Meters
312(X)
Breedte of diameter in meters, 2e dimensie
WIDTH (m)
n4
n6
Meters
313(X)
Diepte, dikte of hoogte in meters, 3e dimensie
HEIGHT (m)
n4
n6
Meters
314(X)
Oppervlakte in vierkante meters, m2
AREA (m2)
n4
n6
Vierkante meters
315(X)
Volume in liters
NET VOLUME (l)
n4
n6
316(X)
Volume in kubieke meters, m3
NET VOLUME (m3)
n4
n6
Kubieke meters
320(X)
Netto gewicht in Engelse ponden
NET WEIGHT (lb)
n4
n6
Pounds
321(X)
Lengte in inches, 1e dimensie
LENGTH (i)
n4
n6
322(X)
Lengte in voet, 1e dimensie
LENGTH (f)
n4
n6
323(X)
Lengte in yards, 1e dimensie
LENGTH (y)
n4
n6
Yards
324(X)
Breedte of diameter in inches, 2e dimensie
WIDTH (i)
n4
n6
Inches
325(X)
Breedte of diameter in voet, 2e dimensie
WIDTH (f)
n4
n6
326(X)
Breedte of diameter in yards, 2e dimensie
WIDTH (y)
n4
n6
Yards
327(X)
Diepte, dikte of hoogte in inches, 3e dimensie
HEIGHT (i)
n4
n6
Inches
328(X)
Diepte, dikte of hoogte in voet, 3e dimensie
HEIGHT (f)
n4
n6
329(X)
Diepte, dikte of hoogte in yards, 3e dimensie
HEIGHT (y)
n4
n6
Yards
350(X)
Oppervlakte in vierkante inches
AREA (i2)
n4
n6
Inches
351(X)
Oppervlakte in vierkante voet
AREA (f2)
n4
n6
352(X)
Oppervlakte in vierkante yards
AREA (y2)
n4
n6
Yards
356(X)
Netto gewicht in troy ounces
NET WEIGHT (t)
n4
n6
Troy ounces
357(X)
Netto volume in US ounces
NET VOLUME (oz)
n4
n6
Ounces (US)
360(X)
Netto volume in quarts (1/4US Gallon)
NET VOLUME (lb)
n4
n6
Quarts
361(X)
Netto volume in US Gallon
NET VOLUME (g)
n4
n6
Gallons (U.S.)
364(X)
Netto volume in kubieke inches
NET VOLUME (i3)
n4
n6
Cubic inches
365(X)
Netto volume in kubieke voet
NET VOLUME (f3)
n4
n6
Cubic feet
366(X)
Netto volume in kubieke yards
NET VOLUME (y3)
n4
n6
Cubic yards
Liters
Inches Feet
Feet
Feet
Feet
tabel 4.1.2-2
(X) geeft de positie van de decimale komma aan
Alle maten vereisen dat de plaats van de decimaal-komma (het aantal cijfers achter de komma) éénduidig wordt aangegeven. Dit gebeurt in de vierde positie van de Application Identifier met een cijfer van .tot en met .. Dit geeft het aantal cijfers achter de komma, dat wil zeggen de waarde van het variabele gegeven vermenigvuldigen met 10-x . Wanneer een waarde minder dan .cijfers kent, links het veld opvullen met benodigde voorloopnullen.
79 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Application Identifiers voor maten en gewichten voor logistieke doeleinden AI
Te coderen gegevens voor logistieke doeleinden Standaardgegevensnaam(datatag) Format
Maateenheid
AI
Gegevens- veld
330(X)
Bruto gewicht in kilogrammen
GROSS WEIGHT (kg)
n4
n6
331(X)
Lengte in meters, 1e dimensie
LENGTH (m), log
n4
n6
Meters
Kilogrammen
332(X)
Breedte of diameter in meters, 2e dimensie
WIDTH (m), log
n4
n6
Meters
333(X)
Diepte, dikte of hoogte in meters, 3e dimensie
HEIGHT (m), log
n4
n6
Meters
334(X)
Oppervlakte in vierkante meters, m2
AREA (m2), log
n4
n6
335(X)
Bruto volume in liters
VOLUME (l), log
n4
n6
336(X)
Bruto volume in kubieke meters, m3
VOLUME (m3), log
n4
n6
337(X)
Kilogrammen per vierkante meter
KG PER M2
n4
n6
340(X)
Bruto gewicht in Engelse ponden
GROSS WEIGHT (lb)
n4
n6
Pounds
341(X)
Lengte in inches, 1e dimensie
LENGTH (i), log
n4
n6
Inches
342(X)
Lengte in voet, 1e dimensie
LENGTH (f), log
n4
n6
Feet
343(X)
Lengte in yards, 1e dimensie
LENGTH (y), log
n4
n6
Yards
344(X)
Breedte of diameter in inches, 2e dimensie
WIDTH (i), log
n4
n6
Inches
345(X)
Breedte of diameter in voet, 2e dimensie
WIDTH (f), log
n4
n6
Feet
346(X)
Breedte of diameter in yards, 2e dimensie
WIDTH (y), log
n4
n6
Yards
347(X)
Diepte, dikte of hoogte in inches, 3e dimensie
HEIGHT (i), log
n4
n6
Inches
348(X)
Diepte, dikte of hoogte in voet, 3e dimensie
HEIGHT (f), log
n4
n6
Feet
349(X)
Diepte, dikte of hoogte in yards, 3e dimensie
HEIGHT (y), log
n4
n6
Yards
353(X)
Oppervlakte in vierkante inches
AREA (i2), log
n4
n6
354(X)
Oppervlakte in vierkante voet
AREA (f2), log
n4
n6
355(X)
Oppervlakte in vierkante yards
AREA (y2), log
n4
n6
362(X)
Bruto volume in quarts (1/4US Gallon)
VOLUME (q), log
n4
n6
Quarts
363(X)
Bruto volume in US Gallon
VOLUME (g), log
n4
n6
Gallon (US)
367(X)
Bruto volume in kubieke inches
VOLUME (i3), log
n4
n6
Cubic inches
368(X)
Bruto volume in kubieke feet
VOLUME (f3), log
n4
n6
Cubic feet
369(X)
Bruto volume in kubieke yards
VOLUME (y3), log
n4
n6
Cubic yards
Vierkante meters Liters Kubieke meters Kilogram per m2
Square inches Square feet Square yards
tabel 4.1.2-3
(X) geeft de positie van de decimale komma aan
Alle maten vereisen dat de plaats van de decimaal-komma (het aantal cijfers achter de komma)éénduidig wordt aangegeven. Dit gebeurt in de vierde positie van de Application Identifier met een cijfer van 0 tot en met 9. Dit geeft het aantal cijfers achter de komma, dat wil zeggen de waarde van het variabele gegeven vermenigvuldigen met 10 -x . Wanneer een waarde minder dan 6 cijfers kent, links het veld opvullen met benodigde voorloopnullen.
4.1.3. Ongeldige combinaties van AI’s Gegevensstrings AI
Omschrijving
AI
GTIN (01)
GS1-artikelcode
GTIN
GTIN (01)
GS1-artikelcode
02
Batch/lot nummer
23n
Omschrijving GS1-artikelcode
Opmerking Meerdere GS1-artikelcodes (GTINs) met verschillende waarden
Identificatie van de inhoud AI (02) mag niet gebruikt worden voor de identificatie van artikelen van een logistieke eenheid in een omverpakking.
10
Lot nummer (tijdelijk
Meerdere lot nummers met verschillende waarden
gebruik) 22
HIBC-hoeveelheid, datum
30
Hoeveelheid
Meerdere hoeveelheden met verschillende waarden
22
10
Batch/lot nummer
Meerdere lot-nummers met verschillende waarden
22
17
Expiratie datum
Meerdere expiratie datums met verschillende waarden
en batchnummer
80 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Gegevensstrings AI
Omschrijving
AI
Omschrijving
Opmerking
22
21
Serienummer
Meerdere serienummers met verschillende waarden
22
23n
Lot nummer (tijdelijk
Meerdere lot nummers met verschillende waarden
gebruik) 252
Global Identifier Serialized
GTIN (01)
GS1-artikelcode
Meerdere identificaties voor een product. AI (252) moet alleen
for Trade 252
gebruikt worden bij eenmalige producten.
Global Identifier Serialized
21
Serienummer
Er kan maar 1 serienummer vermeld worden op een product.
421
Verzendcode naar
Er mag maar 1 zendcode vermeld worden op een product.
for Trade 420
Verzendcode naar binnenlandse postcode
binnenlandse postcode met 3-cijferige ISOlandencode
422
Land van oorsprong
426
Land van geheel
Meerdere verwijzingen naar land van oorsprong van een product.
bewerkingsproces 423
Land van begin
426
bewerkingsproces 424
Land van eind
Land van demontage
Meerdere verwijzingen naar land van begin bewerkingsproces
bewerkingsproces 426
bewerkingsproces 425
Land van geheel
Land van geheel
Meerdere verwijzingen naar land van bewerkingsproces
bewerkingsproces 426
Land van geheel
Meerdere verwijzingen naar land van demontage
bewerkingsproces 390n
Bedrag in nationale valuta
8006
Onderdeel van een artikel
391n
GTIN
Bedrag met ISO
Er mag slechts 1 gegevensstring van een bedrag op een
valutacode
acceptgirokaart worden weergegeven.
GS1-artikelcode
Andere GS1-artikelcodes (GTINs) kunnen niet worden gebruikt met AI (8006). Het product wordt geidentificeerd met de GS1artikelcode die in AI (8006) is opgenomen.
tabel 4.1.3-1
4.1.4. Verplichte combinaties van gegevensvelden Als de gegevensstring is
Dan is er een verplichte
Opmerkingen
associatie met AI
Omschrijving
GTIN
Identificatie van een
N1 = 9
product met een variabele
30, 3nnn*
Verplichte associatie met informatie over variabele hoeveelheid
of 8001
hoeveelheid 02
Identificatie van de inhoud
00
Verplichte associatie met een Verzendcode (SSCC)
37
Verplicht weergeven van het aantal artikelen in de verpakking (logistieke
van een logistieke eenheid 02
Identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid
10
Batch/lot nummer
eenheid) GTIN (01) of 02
11, 13, 15, 17
Data
GTIN (01) of 02
12
Uiterste betaaldatum
20
Product variant
8020 en 415
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met het Acceptgirokaart referentienummer (AI (8020)) en de GS1-adrescode (GLN) van de facturerende partij
GTIN (01) of 02
21
Serienummer
GTIN (01)
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) van 1 enkel product (een serienummer kan niet toegekend worden aan een groep producten)
22
HIBC-hoeveelheid, datum
GTIN (01)
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN)
GTIN (01)
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de
en batchnummer 23n
Lot nummer
of 02
identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid
81 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Als de gegevensstring is
Dan is er een verplichte
Opmerkingen
associatie met AI 240
Omschrijving Aanvullende productidentificatie
GTIN (01) of 02
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid
aangegeven door de producent 241
Artikelnummer van de klant
GTIN (01) of 02
250
Secondair serienummer
GTIN (01)
251
Referentie tot bron entiteit
GTIN (01)
254
Adrescode extensie
30
Variabele hoeveelheid
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (een secondair serienummer kan niet toegekend worden aan een groep producten)
414
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) Verplichte associatie met een adrescode als identificatie van de fysieke locatie
GTIN (01) of 02
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode voor variabele hoeveelheid variable measure GTIN (b.v., GTIN14 beginnend met indicator 9) of de identificatie van variabele hoeveelheid inhoud
3nnn*
Maten en eenheden die niet
GTIN (01)
bij elkaar opgeteld kunnen
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode voor een product met een variable eenheid (b.v., een GTIN14 beginnend met een 9)
worden 3nnn**
Maten en eenheden die bij
GTIN (01) of 02
Verplichte associatie met een SSCC of een GS1-artikelcode voor een
elkaar opgeteld kunnen
product met een variable eenheid (b.v., een GTIN14 beginnend met
worden
een 9) of de identificatie van de inhoud (variabele eenheid) van een logistieke verzendeenheid
3nnn***
Maten en gewichten voor
00 of
logistieke doeleinden
GTIN (01)
Kilogrammen per vierkante
GTIN (01)
Verplichte associatie met een SSCC of een GS1-artikelcode voor een product met een variable eenheid (b.v., een GTIN14 beginnend met een 9)
337n
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN)
meter 37
Aantal eenheden
02
Verplichte associatie met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid
390n
Bedrag in nationale valuta
8020 en 415
391n
Bedrag met ISO valutacode
8020 en 415
392n
Bedrag voor artikelen met
GTIN (01)
Verplichte associatie met het Acceptgirokaart referentienummer (AI (8020)) en de GS1-adrescode (GLN) van de facturerende partij Verplichte associatie met het Acceptgirokaart referentienummer (AI (8020)) en de GS1-adrescode (GLN) van de facturerende partij
variabele hoeveelheid in
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) voor een product met een variable eenheid (b.v., een GTIN14 beginnend met een 9)
nationale valuta 393n
Bedrag voor artikelen met
GTIN (01)
variabele hoeveelheid met
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) voor een product met een variable eenheid (b.v., een GTIN14 beginnend met een 9)
ISO valutacode 403
Routecode
415
GS1-adrescode van de
00 8020
facturerende partij
Verplichte associatie met een Verzendcode (SSCC) Verplichte associatie met het Acceptgirokaart referentienummer, AI (8020)
422
Land van oorsprong
GTIN (01)
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN)
423
Land(en) van begin
GTIN (01)
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de
bewerkingsproces
of 02
424
Land van eind bewerkingsproces
425
Land van demontage
GTIN (01) of 02 GTIN (01) of 02
426
Land van geheel bewerkingsproces
7001
NATO Stock Number
GTIN (01) of 02 GTIN (01) of 02
7002
703(s)
8001
UN/ECE vleeskarkassen-
GTIN (01)
en snittenclassificatie
of 02
ISO landencode met
GTIN (01)
erkenningsnummer
of 02
Producten aan de rol breedte, lengte,...en...
GTIN (01)
identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) voor een product met een variable eenheid (b.v., een GTIN14 beginnend met een 9)
82 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Als de gegevensstring is
Dan is er een verplichte
Opmerkingen
associatie met AI
Omschrijving
8005
Prijs per eenheid of
GTIN (01) of 02 met N1 = 9 Verplichte associatie met een SSCC of een GS1-artikelcode voor een
afmeting
product met een variable eenheid (b.v., een GTIN14 beginnend met een 9) of de identificatie van de inhoud (variabele eenheid) van een logistieke verzendeenheid
8007
Internationaal
8020 en 415
bankrekeningnummer 8008
8020
Verplichte associatie met het Acceptgirokaart referentienummer (AI (8020)) en de GS1-adrescode (GLN) van de facturerende partij
Productiedatum en -tijd
GTIN (01)
Acceptgirokaart
Verplichte associatie met een GS1-artikelcode (GTIN) of met de
of 02
identificatie van de inhoud van een logistieke eenheid
415
Verplichte associatie met de GS1-adrescode (GLN) van de facturerende
referentienummer
partij
tabel 4.1.4-1
*
AIs (3nnn) waarvan de eerste drie digits zijn: 312, 313, 324, 325, 326, 327, 328 of 329.
**
AIs (3nnn) waarvan de eerste drie digits zijn: 310, 311, 314, 315, 316, 320, 321, 322, 323, 350, 351, 352, 356, 357, 360, 361, 364, 365 of 366.
***
AIs (3nnn) waarvan de eerste drie digits zijn: 330, 331, 332, 333, 334, 335, 336, 340, 341, 342, 343, 344, 345, 346, 347, 348, 349, 353, 354, 355, 362, 363, 367, 368 of 369.
4.2. AI's voor identificatie van eenheden en adressen In deze paragraaf geven we weer hoe de verschillende GS1-codes en andere identificatiemogelijkheden in de AI-standaard passen.
4.2.1. AI (01): GS1-artikelcode De AI (01) wordt gebruikt voor de GS1-artikelcode van het artikel waar de code zich op bevindt.
Formaat Het formaat van AI (01) is n14, dit houdt in dat u de gegevens in 14 posities numeriek moet aangeven. AI
01
Omschrijving
GS1-artikelcode
Format
n14
Standaardgegevensnaam
GTIN
Structuur
AI
Artikelcode
Voorbeeld GTIN13
(01)
08712345678906
Voorbeeld GTIN12
(01)
00012345678905
Voorbeeld GTIN14
(01)
28712345678902
tabel 4.2.1-1
In het voorbeeld ziet u de AI (01) en de structuur van de te verwerken GS1-artikelcode.
83 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Spelregels De toepassing van AI (01) en de GS1-artikelcode, is een extra mogelijkheid voor het op een omverpakking weergeven van een artikelcode. Op elke consumentenverpakking die langs een kassascanner komt is het verplicht een EAN13- of EAN8-symbool aan te brengen. Het is echter wel toegestaan een GTIN in de GS1-128-symbooltechniek weer te geven voor artikeleenheden die niet langs kassascanners in de detailhandel gaan. Bij enkele zelfbedieningsgroothandels wordt er aan de kassa wel op basis van GS1-128 gescand. In feite worden hier ook uitsluitend omverpakkingen verkocht. In dit geval wordt de GS1-artikelcode dus voorafgegaan door Application Identifier (01).
Positie 14: Toevoegen van een nul Een gegevensveld voor een GS1-artikelcode is 14 posities groot. Op deze manier kan zowel de 13-cijferige GS1-artikelcode als de 14-cijferige GTIN (voorheen ook wel DUN14 genoemd) worden opgenomen. Bij een GS1-artikelcode (GTIN) van minder dan 14 posities worden links voor de code nullen geplaatst om het gegevensveld op te vullen. Het gegevensveld krijgt zodoende 14 cijfers en het controlecijfer verandert hierdoor niet. Wanneer u aan een omverpakking een GTIN14 (Indicator, voorheen Logistieke Variant Code 1 t/m 8) heeft toegekend, telt het gegevensblok al 14 tekens. Het getal ‘9’ op positie 1 geeft aan dat het een artikel betreft met een variabele maat of hoeveelheid. Er is dan extra informatie (aanvullende gegevens) nodig voor een volledige identificatie van het artikel.
4.2.2. AI (00): GS1-verzendcode of Serial Shipping Container Code (SSCC) Met AI (00), de GS1-verzendcode, identificeert u een verzendeenheid.
Formaat Het formaat van AI (00) is n18. Dit houdt in dat u de verzendcode in 18 posities numeriek weergeeft. AI
00
Omschrijving
GS1-verzendcode (SSCC: Serial Shipping Container Code)
Format
n18
Standaardgegevensnaam
SSCC
Structuur
AI
Verzendcode
Voorbeeld
(00)
387123456700010219
tabel 4.2.2-1
De GS1-verzendcode of Serial Shipping Container Code dient voor het uniek coderen van verzendeenheden. Dit zijn transporteenheden. Een verzendeenheid is bijvoorbeeld een pakketje of een pallet met (om)verpakkingen van één of meer verschillende artikelen. De GS1-verzendcode wordt meestal door middel van een label op de verzendeenheid aangebracht.
84 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4.2.3. AI (8003): Global Returnable Asset Identifier (GRAI) Met de GRAI (Application Identifier 8003) kunt u individuele en duurzame retouremballage identificeren en administreren zoals, kratten, rolcontainers, pallets, etc. De GRAI helpt u bijvoorbeeld bij het volgen en terugvinden van individuele herbruikbare (transport) verpakkingen.
Kenmerken van GRAI, AI (8003) De GRAI gebruikt u om (transport)verpakkingen permanent te voorzien van een unieke code. U mag de GRAI niet gebruiken om logistieke verzendeenheden (bijvoorbeeld een pallet met goederen) te identificeren. Deze verzendeenheden zijn meestal van tijdelijke aard. In zulke gevallen moet u de GS1-verzendcode, AI (00), gebruiken.
De GRAI opbouwen De GS1-artikelcode en een uniek serienummer van de herbruikbare (transport)verpakking vormen samen de GRAI. De GRAI bestaat uit maximaal 30 cijfers en/ of letters (n14 + an..16). AI
8003
Omschrijving
Global Returnable Asset Identifier
Format
n14 + an..16
Standaardgegevensnaam
GRAI
Structuur
AI
Artikelcode
Serienummer
Voorbeeld
(8003)
08712345678906
ABCDEFGHIJ123456
tabel 4.2.3-1
GS1-artikelcode De GRAI begint met de Application Identifier 8003. Daarna volgt de GS1-artikelcode van de transportverpakking (voorafgegaan door het cijfer 0). De GS1-artikelcode van de GRAI telt 14 cijfers (n14).
Serienummer Na de GS1-artikelcode van de (transport)verpakking plaatst u een serienummer. Het serienummer kunt u gebruiken om vergelijkbare transportverpakkingen individueel te identificeren. Het serienummer van de GRAI telt maximaal 16 cijfers en/ of letters (an..16).
Praktijkvoorbeeld Een voorbeeld van hoe u de GRAI kunt toekennen: Stel dat u een zending goederen voor transport hebt aan te bieden. Deze zending wordt op 3 rolcontainers van hetzelfde type A uitgeleverd. Voor u is het belangrijk om elke individuele rolcontainer te kunnen volgen en te administreren. U moet de individuele rolcontainer als volgt coderen: • Ken eerst een GS1-artikelcode toe aan de rolcontainer type A: 08712345678906. • Ken vervolgens aan elke individuele rolcontainer een serienummer toe:
85 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• Rolcontainer 1: 08712345678906, serienummer: ABCDEFGHIJ123456 • Rolcontainer 2: 08712345678906, serienummer: ABCDEFGHIJ123457 • Rolcontainer 3: 08712345678906, serienummer: ABCDEFGHIJ123458.
De code in een streepjessymbool vertalen De GRAI kunt u vertalen in een GS1-128-symbool en in de Composite-symbolen.
4.2.4. Application Identifier 8004: Global Individual Asset Identifier Formaat Het formaat van AI (8004) is an..30, dit houdt in dat u gegevens alfanumeriek in maximaal 30 posities kunt weergeven. AI
8004
Omschrijving
Global Individual Asset Identifier
Format
an..30
Standaardgegevensnaam
GIAI
Structuur
AI
Bedrijfsnummer
Aanduiding van de bezitting
Voorbeeld
(8004)
871234567
ABCDEFGHIJ12345678
tabel 4.2.4-1
Spelregels De AI (8004), ofwel ‘GIAI’ is uitsluitend bedoeld voor het identificeren van eigendommen, inclusief retouremballage, welke geen nadere categorisatie behoeven (in tegenstelling tot (AI 8003): GRAI). Het eigendom identificeert u uniek door de systeemcode en het aansluitnummer (bedrijfsnummer) van de bron en een alfanumerieke aanvulling. De GIAI kan worden gebruikt ten behoeve van tracking en tracing van de eigendommen. De AI (8004) kan ook worden gebruikt indien de combinatie van AI (01) en AI (21) (serienummer) niet gewenst is. Dit kan het geval zijn wanneer het niet mogelijk is een artikelnummer toe te kennen, of wanneer toekenning van een artikelnummer niet relevant is. De GIAI mag niet worden gebruikt voor identificatie van een logistieke- of handelseenheid: het is niet de bedoeling dat de GIAI de AI (00) (SSCC) of AI (01) (GS1-artikelcode) vervangt.
4.2.5. AI (8018) Global Service Relation Number (GSRN) Met de GSRN (of: Application Identifier 8018) kan een dienstverlenende organisatie de afnemer (klant/patiënt) van haar diensten van een uniek nummer voorzien, zonder een persoon te hoeven identificeren. Een voorbeeld is een patiëntendossier in een ziekenhuis. Het GSRN hoeft u niet centraal te registreren om uniciteit te garanderen. In het voorbeeld van ziekenhuizen, heeft elk ziekenhuis een eigen bedrijfsnummer. Hiermee geven zij hun patiënten een unieke code. Als een patiënt overgaat van het ene ziekenhuis naar een ander blijft het patiëntendossier toch uniek geïdentificeerd.
86 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Formaat Het formaat van de GSRN is n18. Dit betekent dat u het nummer in18 posities numeriek moet vermelden. AI
8018
Omschrijving
Global Service Relation Number
Format
n18
Standaardgegevensnaam
GSRN
Structuur
AI
Bedrijfsnummer en volgnummer
Controlecijfer
Voorbeeld
(8018)
87123450000003102
4
tabel 4.2.5-1
De GSRN bestaat uit twee delen: • Bedrijfsnummer en volgnummer (87123450000003102). Dit is het bedrijfsnummer van de dienstverlenende instelling, gevolgd door een volgnummer die de specifieke relatie aangeeft. Het volgnummer en bedrijfsnummer moeten tezamen 17 cijfers zijn. • Controlecijfer (4)
Spelregels • De levensduur van de GSRN (als u het wilt hergebruiken) is afhankelijk van de toepassing. De verlener van de dienst bepaalt of het nummer kan worden hergebruikt.
De code in een streepjessymbool vertalen De GSRN kunt u vertalen in een GS1-128-symbool, en in de Composite-symbolen.
4.2.6. AI (8002) Elektronisch serienummer voor mobiele telefoons Het Elektronisch Serie Nummer (ESN) kunt u gebruiken bij Cellular Mobiele Telefoons (CMT).
Formaat Het formaat is an..20, dit wil zeggen dat u het Elektronisch Serienummer in maximaal 20 posities alfanumeriek kunt weergeven. AI
8002
Omschrijving
Elektronisch Serie Nummer (ESN) voor Cellular Mobiele Telefoons (CMT)
Format
an..20
Standaardgegevensnaam
CMT No
Structuur
AI
Door geautoriseerd orgaan toegekend volgnummer
Voorbeeld
(8002)
ABCDEFGHIJ1234567890
tabel 4.2.6-1
87 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het serienummer wordt veelal toegekend door de nationale geautoriseerde organen. Deze organen dienen er zelf zorg voor te dragen dat het toegekende nummer (nationaal) uniek is. In AI (8002) kunt u deze gegevens weergeven. In het voorbeeld ziet u een ESN van 20 posities, alfanumeriek.
4.2.7. AI (253) Global Document Type Identifier (GDTI) De GDTI, of AI (253), gebruikt u voor het identificeren van een type document.
Formaat Het formaat van AI (253) is n13+n..17. Dit houdt in dat u de Global Document Type Identifier in 13 posities numeriek moet vermelden en een optioneel serieel nummer tot 17 posities numeriek kunt toevoegen.
Kenmerken De uitgever van het document kent de GDTI toe. De GDTI is de sleutel naar informatie die nodig is voor controle van het document. U kent een documenttype toe aan alle documenten die binnen eenzelfde klasse vallen en gebruikt worden voor één bepaald doel. Op deze manier kan er gezocht worden op basis van het documenttype naar informatie als: wie is de uitgever van het document? Wat voor soort document is het (verzekeringspapieren, overheidsdocumenten)? U kent een nieuw documenttype toe aan ieder document dat verschilt van het voorgaande. Naast het type document kunt u ook een serienummer toevoegen zodat u één specifiek document geïdentificeerd hebt binnen een reeks soortgelijke documenten. Het serienummer kent u bij voorkeur oplopend toe. Met het serienummer heeft u toegang tot meer specifieke informatie als: wat is de naam en het adres van de ontvangende partij van het document?
De code in een streepjessymbool vertalen De GDTI kunt u vertalen in een GS1-128-symbool. AI
253
Omschrijving
Global Document Type Identifier
Format
n13+n..17
Standaardgegevensnaam GDTI Structuur
AI
Bedrijfsnummer
documenttypenummer
controlecijfer
Voorbeeld
(253)
871234567
123
5
Serienummer (optioneel) 12334
tabel 4.2.7-1
4.2.8. AI (8007) Internationaal bankrekeningnummer Met behulp van Application Identifier 8007 kunt u een internationaal bankrekeningnummer weergeven.
Formaat Het formaat van AI (8007) is an..30, dit houdt in dat u de gegevens in 30 posities alfanumeriek kunt weergeven.
88 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
8007
Omschrijving
Internationaal bankrekeningnummer
Format
an..30
Standaardgegevensnaam
IBAN
Structuur
AI
Internationaal bankrekeningnummer
Voorbeeld
(8007)
BE88320034713441
tabel 4.2.8-1
De AI (8007) wordt gebruikt op acceptgirokaarten voor het weergeven van het door ISO gedefinieerde Internationale bankrekeningnummer (ISO 13616) en zal gebruikt worden in combinatie met AI (415) (adrescode van de facturerende partij). Het gebruik van deze AI staat beschreven in de (Engelstalige) richtlijnen voor het coderen van acceptgirokaarten. Deze richtlijnen kunt u opvragen bij GS1 Nederland.
4.2.9. AI (8020) Acceptgirokaart referentienummer De AI (8020) kunt u gebruiken op acceptgirokaarten en geeft het referentienummer van de acceptgirokaart aan.
Formaat Het formaat van AI (8020) is an..25, dit houdt in dat u het referentienummer in 25 posities alfanumeriek mag weergeven AI
8020
Omschrijving
Acceptgirokaart referentienummer
Format
an.25
Standaardgegevensnaam
REF NO
Structuur
AI
Adrescode
AI
Ref.nr
Voorbeeld
(415)
8712345123451
(8020)
ABC123
tabel 4.2.9-1
Iedere acceptgirokaart heeft een uniek referentienummer wanneer deze verwerkt wordt in combinatie met AI (415) (adrescode van de facturerende partij). Het gebruik van deze AI staat beschreven in de (Engelstalige) richtlijnen voor het coderen van acceptgirokaarten. Deze richtlijnen kunt u opvragen bij GS1 Nederland.
4.2.10. AI (410) GS1-adrescode van een vast afleveradres De AI (410) definieert de adrescode als afleveradres voor de betreffende artikelen. Hierbij moet u gebruik maken van een GS1-adrescode.
Formaat Het formaat van AI (410) is n13. Dit houdt in dat u de GS1-adrescode in 13 posities numeriek moet vermelden. AI
410
Omschrijving
Verzend naar adrescode
Format
n13
Standaardgegevensnaam
SHIP TO LOC
89 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
410
Structuur
AI
Adrescode
Voorbeeld
(410)
8712345123451
tabel 4.2.10-1
4.2.11. AI (411) GS1-adrescode van een factuuradres De AI (411) definieert de adrescode als factuuradres voor de betreffende artikelen. Hierbij moet u gebruik maken van een GS1-adrescode.
Formaat Het formaat van AI (411) is n13. Dit houdt in dat u de GS1-adrescode in 13 posities numeriek moet vermelden. AI
411
Omschrijving
Facturatie naar adrescode
Format
n13
Standaardgegevensnaam
BILL TO
Structuur
AI
Adrescode
Voorbeeld
(411)
8712345123451
tabel 4.2.11-1
4.2.12. AI (412) GS1-adrescode van een afleveradres De AI (412) definieert de adrescode als het adres van de leverancier/fabrikant van de desbetreffende artikelen. Hierbij moet u gebruik maken van een GS1-adrescode.
Formaat Het formaat van AI (412) is n13. Dit houdt in dat u de GS1-adrescode in 13 posities numeriek moet vermelden. AI
412
Omschrijving
GS1-adrescode van leveranciersadres
Format
n13
Standaard naamgegevens
PURCHASE FROM
Structuur
AI
Adrescode
Voorbeeld
(412)
8712345123451
tabel 4.2.12-1
4.2.13. AI (413) GS1-adrescode van een eindbestemming De AI (413) kan worden gebruikt wanneer de eindbestemming van de verzendeenheid reeds bekend is op het moment dat het verzendlabel wordt geproduceerd en indien de verzendeenheid een tussenstation zal passeren. AI (413) kan in combinatie met AI (410) worden gebruikt; AI (410) geeft dan de GS1-adrescode van het tussenstation (zoals magazijn of overslagpunt) aan en AI (413) de adrescode van het uiteindelijke afleveradres.
90 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Formaat Het formaat van AI (413) is n13. Dit houdt in dat u de GS1-adrescode in 13 posities numeriek moet vermelden. AI
413
Omschrijving
GS1-adrescode van eindbestemming
Format
n13
Standaardgegevensnaam
SHIP FOR LOC
Structuur
AI
Adrescode
Voorbeeld
(413)
8712345123451
tabel 4.2.13-1
4.2.14. AI (414) GS1-adrescode van een fysiek adres De AI (414) geeft aan dat het gecodeerde adres een GS1-adrescode is van een fysieke locatie.
Formaat Het formaat van AI (414) is n13. Dit houdt in dat u de GS1-adrescode in 13 posities numeriek moet vermelden. AI
414
Omschrijving
GS1-adrescode van een fysiek adres
Format
n13
Standaardgegevensnaam
LOC No
Structuur
AI
Adrescode
Voorbeeld
(414)
8712345123451
tabel 4.2.14-1
4.2.15. AI (415) GS1-adrescode van de facturerende partij De AI (415) wordt gebruikt op acceptgirokaarten om de adrescode van de facturerende partij aan te geven. Het gebruik van deze AI staat beschreven in de (Engelstalige) richtlijnen voor het coderen van acceptgirokaarten. Deze richtlijnen kunt u opvragen bij GS1 Nederland.
Formaat Het formaat van AI (415) is n13. Dit houdt in dat u de GS1-adrescode in 13 posities numeriek moet vermelden. AI
415
Omschrijving
GS1-adrescode van de facturerende partij
Format
n13
Standaardgegevensnaam
PAY TO
Structuur
AI
Adrescode
Voorbeeld
(415)
8712345123451
tabel 4.2.15-1
91 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4.2.16. AI (420) Nationale postcode De AI (420) gebruikt u om aan te geven waar de desbetreffende artikelen naar toe moeten worden verscheept. Voor het gebruik van deze AI moeten de verzender en ontvanger van de artikelen wel binnen hetzelfde postcodesysteem vallen.
Formaat Het formaat van AI (420) is an..20. Dit houdt in dat u de Nationale postcode in maximaal 20 posities alfanumeriek kunt vermelden. AI
420
Omschrijving
Nationale postcode
Format
an..20
Standaardgegevensnaam
SHIP TO POST
Structuur
AI
Postcode
Voorbeeld
(420)
1065 KK
tabel 4.2.16-1
4.2.17. AI (421) Internationale postcode De AI (421) bestaat uit twee delen. Ten eerste neemt u de vastgestelde ISO-landencode op (ISO 3166, numeriek). Dit gegevensblok bestaat altijd uit drie cijfers. Daarop volgend neemt u de postcode van de ontvangende partij op. Deze AI gebruikt u als de verzender en ontvanger niet allebei binnen hetzelfde postcodesysteem vallen.
Formaat Het formaat van AI (421) is n3+an..9. Dit houdt in dat u het buitenlands postcode met een ISO landencode van 3 posities en een postcode van maximaal 9 posities alfanumeriek kunt vermelden. AI
421
Omschrijving
Verzend naar buitenlandse postcode
Format
n3+ an..9
Standaardgegevensnaam
SHIP TO POST
Structuur
AI
ISO landencode
Postcode
Voorbeeld
(421)
840
45459
tabel 4.2.17-1
4.2.18. AI (423) Land(en) van begin bewerkingsproces De AI (423) geeft aan in welk(e) land(en) de eerste bewerkingsfase(s) van het product heeft (hebben) plaatsgevonden. Meestal is dit het land waar het product is geproduceerd. In bepaalde toepassingen, zoals de veeteelt, kan het aantal landen waar het begin van het bewerkingsproces plaatsvindt oplopen tot vijf. In de context van de veeteelt heeft de AI de betekenis: land(en) van mesten/ opgroeien. Bij deze AI maakt u gebruik van de vastgestelde ISO-landencodes (ISO 3166 numeriek). Dat gegevensblok bestaat altijd uit drie posities. De AI (423) wordt vaak in combinatie met AI (424) en AI (425) gebruikt.
92 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Formaat Het formaat van AI (423) is n3+n..15. Dit houdt in dat u het land/ de landen van begin bewerkingsproces met ISO landencodes achter elkaar zet met een maximum van in totaal 18 posities nummeriek. AI
423
Omschrijving
Land(en) van begin bewerkingsproces
Format
n3+n..15
Standaardgegevensnaam
COUNTRY - INITIAL PROCESS
Structuur
AI
ISO-landencode
Voorbeeld
(423)
12345654345321789
tabel 4.2.18-1
4.2.19. AI (424) Land van eind bewerkingsproces De AI (424) geeft aan in welk land de eindbewerking van het product heeft plaatsgevonden. In tegenstelling tot AI (423) kan dit maximaal één land zijn. In de context van de veeteelt, zal AI (424) betekenen: land van slachting. Bij deze AI maakt u gebruik van de vastgestelde ISO-landencodes (ISO 3166, numeriek). Dat gegevensblok bestaat altijd uit drie posities. De AI (424) wordt vaak in combinatie met AI (423) en AI (425) gebruikt.
Formaat Het formaat van AI (424) is n3. Dit houdt in dat u het land van eind bewerkingsproces met een ISO landencode met 3 posities moet vermelden. AI
424
Omschrijving
Land van eind bewerkingsproces
Format
n3
Standaardgegevensnaam
COUNTRY - PROCESS
Structuur
AI
ISO-landencode
Voorbeeld
(424)
123
tabel 4.2.19-1
4.2.20. AI (425) Land van demontage AI (425) duidt het land van demontage aan. Dit kan gaan om industriële producten, maar ook om niet-industriële producten. In de context van de vleesverwerkende industrie heeft AI (425) de betekenis: land van uitbenen. Bij deze AI maakt u gebruik van de vastgestelde ISO-landencodes (ISO 3166, numeriek). Dat gegevensblok bestaat altijd uit drie posities. De AI (425) wordt vaak in combinatie met AI (423) en AI (424) gebruikt.
Formaat Het formaat van AI (425) is n3. Dit houdt in dat u het land van demontage met een ISO landencode met 3 posities moet vermelden.
93 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
425
Omschrijving
Land van demontage
Format
n3
Standaardgegevensnaam
COUNTRY - DISASSEMBLY
Structuur
AI
ISO-landencode
Voorbeeld
(425)
123
tabel 4.2.20-1
4.2.21. AI (426) Land van geheel bewerkingsproces AI (426) mag u alleen gebruiken als het gehele bewerkingsproces van een product in één land heeft plaatsgevonden. Dit is met name van belang bij bepaalde toepassingen, zoals in de veeteelt, waar het totale bewerkingsproces juist vaak in meerdere landen plaatsvindt.
Formaat Het formaat van AI (426) is n3. Dit houdt in dat u het land van geheel bewerkingsproces met een ISO landencode met 3 posities moet vermelden. AI
426
Omschrijving
Land van geheel bewerkingsproces
Format
n3
Standaardgegevensnaam
COUNTRY - FULL PROCESS
Structuur
AI
ISO-landencode
Voorbeeld
(426)
123
tabel 4.2.21-1
4.2.22. AI (254) Adrescode extensie AI (254) gebruikt u om aan te geven dat het gegevensveld een extensie van een adrescode bevat. De extensie kunt u gebruiken om onderdelen van een locatie een uniek nummer te geven, zoals het schap, de kast, het DC gangpad etc. Deze extensie is daarom een interne toepassing: alleen op basis van overeenstemming zullen bedrijven deze gegevens met elkaar uitwisselen. Deze AI is voornamelijk ontwikkeld met het oog op het gebruik van RFID. Overigens kunnen bedrijven in plaats van de extensie ook gebruikmaken van een unieke adrescode voor elke locatie.
Formaat Het formaat van AI (254) is an..20. Dit houdt in dat u tot 20 posities alfa-numeriek kunt vermelden. AI
254
Omschrijving
Adrescode extensie
Format
an..20
Standaardgegevensnaam
GLN EXTENSION
94 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
254
Structuur
AI
extensie
Voorbeeld
(254)
1234AN1
tabel 4.2.22-1
Spelregels Het gebruik van AI (254) is optioneel, en kan alleen gebruikt worden in combinatie met AI (414), identificatie van een fysieke locatie. Gebruik bij het verwerken van de gegevens het extensie-onderdeel altijd in combinatie met de adrescode: het gegeven op zich is betekenisloos.
De code in een streepjessymbool vertalen U kunt AI (254) samen met AI (414) vertalen in een EPC-tag, een GS1-128-symbool of een GS1 DataBar.
4.3. AI's voor identificatie van eenheden met een variabele hoeveelheid In deze paragraaf leggen we uit hoe u gebruik kunt maken van de AI standaard voor eenheden met een variabele hoeveelheid, zoals hele kazen, vloerbedekking of schroeven.
4.3.1. AI (31-36): Producten met een variabele maat of gewicht Met de Application Identifiers 31 t/m 36 kunt u de variabele maat of gewicht van een product weergeven. Het betreft hierbij een product waarin telkens de maat of het gewicht van het product varieert. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een hele kaas met een variabel gewicht of vloerbedekking met een variabele lengte.
Formaat Het formaat van AI (31-36) is n6. Dit houdt in dat u de code altijd in 6 nummers moet vermelden. AI
31-36
Omschrijving
(zie tabel)
Format
n6
Standaardgegevensnaam (zie tabel) Structuur
AI
Positie1
Bedrijfsnummer en
Controlecijfer
AI
9
(3102)
artikelnummer Voorbeeld
(01)
9
871234567890
Maat of gewicht 001256
tabel 4.3.1-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (98712345678906) van het product. • AI (3102) variabele maat of gewicht van het product: hierin staat het gewicht (12,56 kg) van het product vermeld.
95 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
GS1-artikelcode De opbouw van het symbool start met de GS1-artikelcode AI (01) van het product waarop u het symbool hebt aangebracht. De GS1-artikelcode moet worden voorafgegaan door het cijfer 9. Dit is de zogenaamde Indicator, die aangeeft dat het een product met een variabele eigenschap betreft.
Variabele hoeveelheid Na de GS1-artikelcode van het product waarop u het symbool hebt aangebracht, geeft u met AI (3102) het nettogewicht in kilogrammen van het product weer. De decimaal-komma kunt u afleiden uit de waarde van de vierde positie van de AI (3102). In dit voorbeeld is het aantal decimalen achter de komma 2. Dit betekent dat er 2 cijfers achter de komma geplaatst zijn (12,56 kg).
Spelregels • Het controlecijfer moet u opnieuw berekenen, indien u Indicator 9 toevoegt aan de GS1-artikelcode. De Indicator geeft een extra waarde mee aan de GS1-artikelcode. Hierdoor zal het controlecijfer ook wijzigen. • Wanneer de Application Identifier van de variabele hoeveelheid een waarde minder dan 6 cijfers kent, moet u links het veld opvullen met benodigde voorloopnullen. Bijvoorbeeld AI (3102) is 12,56 kg. In het GS1-128-symbool geeft u dit dan als volgt weer (3102) 001256. Als u producten met een variabele maat of gewicht wilt coderen, houdt u dan rekening met de volgende zaken: Bepaal of u te maken hebt met consumenteneenheden, handelseenheden of logistieke eenheden. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat u de eenheden op de verkeerde manier codeert.
Consumenteneenheden Codeer consumenteneenheden (zoals een pakje vlees) met een variabele hoeveelheid volgens het principe van in-store codering.
Handelseenheden en logistieke eenheden Handelseenheden (zoals kratten met vlees) en logistieke eenheden (zoals pallets met vlees) kunt u coderen met behulp van GS1-128. Het is niet toegestaan om handelseenheden en logistieke eenheden te coderen volgens het principe van in-store codering. Maak bij het toekennen van AI’s voor maten en gewichten onderscheid tussen handelsdoeleinden (netto maten) en logistieke doeleinden (bruto maten).
Handelsdoeleinden Bij AI’s voor handelsdoeleinden wordt de netto variabele maat of gewicht (dus exclusief verpakking) gebruikt om de prijs of het factuurbedrag van de desbetreffende producten te bepalen.
96 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
De tabel geeft een overzicht van de Application Identifiers die gebruikt worden om maten en gewichten voor handelsdoeleinden weer te geven. AI
Te coderen gegevens
Standaardgegevensnaam(datatag) Format
Maateenheid
voor handelsdoeleinden
310(X)
Netto gewicht in
AI
Gegevens- veld
NET WEIGHT (kg)
n4
n6
Kilogrammen
LENGTH (m)
n4
n6
Meters
WIDTH (m)
n4
n6
Meters
HEIGHT (m)
n4
n6
Meters
n4
n6
Vierkante meters
kilogrammen 311(X)
Lengte in meters, 1e dimensie
312(X)
Breedte of diameter in meters, 2e dimensie
313(X)
Diepte, dikte of hoogte in meters, 3e dimensie
314(X)
Oppervlakte in vierkante AREA (m2) meters, m2
315(X)
Volume in liters
NET VOLUME (l)
n4
n6
Liters
316(X)
Volume in kubieke
NET VOLUME (m3)
n4
n6
Kubieke meters
NET WEIGHT (lb)
n4
n6
Pounds
LENGTH (i)
n4
n6
Inches
LENGTH (f)
n4
n6
Feet
LENGTH (y)
n4
n6
Yards
WIDTH (i)
n4
n6
Inches
WIDTH (f)
n4
n6
Feet
WIDTH (y)
n4
n6
Yards
HEIGHT (i)
n4
n6
Inches
HEIGHT (f)
n4
n6
Feet
HEIGHT (y)
n4
n6
Yards
n4
n6
Inches
n4
n6
Feet
n4
n6
Yards
NET WEIGHT (t)
n4
n6
Troy ounces
NET VOLUME (oz)
n4
n6
Ounces (US)
NET VOLUME (lb)
n4
n6
Quarts
NET VOLUME (g)
n4
n6
Gallons (U.S.)
Netto volume in kubieke NET VOLUME (i3)
n4
n6
Cubic inches
meters, m3 320(X)
Netto gewicht in Engelse ponden
321(X)
Lengte in inches, 1e dimensie
322(X)
Lengte in voet, 1e dimensie
323(X)
Lengte in yards, 1e dimensie
324(X)
Breedte of diameter in inches, 2e dimensie
325(X)
Breedte of diameter in voet, 2e dimensie
326(X)
Breedte of diameter in yards, 2e dimensie
327(X)
Diepte, dikte of hoogte in inches, 3e dimensie
328(X)
Diepte, dikte of hoogte in voet, 3e dimensie
329(X)
Diepte, dikte of hoogte in yards, 3e dimensie
350(X)
Oppervlakte in vierkante AREA (i2) inches
351(X)
Oppervlakte in vierkante AREA (f2) voet
352(X)
Oppervlakte in vierkante AREA (y2) yards
356(X)
Netto gewicht in troy ounces
357(X)
Netto volume in US ounces
360(X)
Netto volume in quarts (1/4US Gallon)
361(X)
Netto volume in US Gallon
364(X)
inches
97 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
Te coderen gegevens
Standaardgegevensnaam(datatag) Format
Maateenheid
voor handelsdoeleinden
365(X)
Netto volume in kubieke NET VOLUME (f3)
AI
Gegevens- veld
n4
n6
Cubic feet
n4
n6
Cubic yards
voet 366(X)
Netto volume in kubieke NET VOLUME (y3) yards
tabel 4.3.1-2
(X) geeft de positie van de decimale komma aan
Logistieke doeleinden Bij AI’s voor logistieke doeleinden wordt de bruto variabele maat of gewicht (dus inclusief verpakking) gebruikt om goederen in het distributieproces te kunnen verwerken. De volgende tabel geeft een overzicht van de Application Identifiers (AI’s) die gebruikt worden om bruto maten en gewichten voor logistieke doeleinden weer te geven. AI
Te coderen gegevens
Standaardgegevensnaam(datatag) Format
Maateenheid
voorlogistieke doeleinden
330(X)
Bruto gewicht in
AI
Gegevensveld
GROSS WEIGHT (kg)
n4
n6
Kilogrammen
LENGTH (m), log
n4
n6
Meters
WIDTH (m), log
n4
n6
Meters
HEIGHT (m), log
n4
n6
Meters
n4
n6
Vierkante meters
n4
n6
Liters
n4
n6
Kubieke meters
KG PER M2
n4
n6
Kilogram per m2
GROSS WEIGHT (lb)
n4
n6
Pounds
LENGTH (i), log
n4
n6
Inches
LENGTH (f), log
n4
n6
Feet
LENGTH (y), log
n4
n6
Yards
WIDTH (i), log
n4
n6
Inches
WIDTH (f), log
n4
n6
Feet
WIDTH (y), log
n4
n6
Yards
HEIGHT (i), log
n4
n6
Inches
HEIGHT (f), log
n4
n6
Feet
kilogrammen 331(X)
Lengte in meters, 1e dimensie
332(X)
Breedte of diameter in meters, 2e dimensie
333(X)
Diepte, dikte of hoogte in meters, 3e dimensie
334(X)
Oppervlakte in vierkante AREA (m2), log meters, m2
335(X)
Bruto volume in liters
336(X)
Bruto volume in kubieke VOLUME (m3), log
VOLUME (l), log
meters, m3 337(X)
Kilogrammen per vierkante meter
340(X)
Bruto gewicht in Engelse ponden
341(X)
Lengte in inches, 1e dimensie
342(X)
Lengte in voet, 1e dimensie
343(X)
Lengte in yards, 1e dimensie
344(X)
Breedte of diameter in inches, 2e dimensie
345(X)
Breedte of diameter in voet, 2e dimensie
346(X)
Breedte of diameter in yards, 2e dimensie
347(X)
Diepte, dikte of hoogte in inches, 3e dimensie
348(X)
Diepte, dikte of hoogte in voet, 3e dimensie
98 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
Te coderen gegevens
Standaardgegevensnaam(datatag) Format
Maateenheid
voorlogistieke doeleinden
349(X)
AI
Gegevensveld
n4
n6
Yards
n4
n6
Square inches
n4
n6
Square feet
n4
n6
Square yards
n4
n6
Quarts
VOLUME (g), log
n4
n6
Gallon (US)
Bruto volume in kubieke VOLUME (i3), log
n4
n6
Cubic inches
n4
n6
Cubic feet
n4
n6
Cubic yards
Diepte, dikte of hoogte
HEIGHT (y), log
in yards, 3e dimensie 353(X)
Oppervlakte in vierkante AREA (i2), log inches
354(X)
Oppervlakte in vierkante AREA (f2), log voet
355(X)
Oppervlakte in vierkante AREA (y2), log yards
362(X)
Bruto volume in quarts VOLUME (q), log (1/4US Gallon)
363(X)
Bruto volume in US Gallon
367(X)
inches 368(X)
Bruto volume in kubieke VOLUME (f3), log feet
369(X)
Bruto volume in kubieke VOLUME (y3), log yards
tabel 4.3.1-3
Decimaal-komma X-waarde
Notatie AI 310x (n4)
Notatie gegevensveld (n6)
Werkelijke waarde
X=0
3100
000035
35 kilogram
X=3
3103
000035
0,035 kilogram
X=9
3109
000035
0,000000035 kilogram
tabel 4.3.1-4
Alle maten voor zowel handelsdoeleinden als logistieke doeleinden vereisen dat de plaats van de decimaal-komma (het aantal cijfers achter de komma) eenduidig wordt aangegeven. Dit gebeurt in de vierde positie van de Application Identifier met een cijfer van 0 tot en met 9. Dit geeft het aantal cijfers achter de komma weer, dat wil zeggen de waarde van het variabele gegeven vermenigvuldigen met 10-x.
Praktijkvoorbeeld Het is belangrijk dat u bij producten met een variabele hoeveelheid niet alleen de GS1artikelcode van het product opneemt, maar ook extra informatie over de hoeveelheid in een handelseenheid. Zodoende kunt u bij binnenkomst registreren wat u daadwerkelijk hebt geleverd of ontvangen. De prijs is immers vaak afhankelijk van de hoeveelheid. Daarom wilt u, als noodzakelijk kenmerk, deze producten kunnen onderscheiden van andere producten. Dat is nuttig om verwarring te voorkomen bij het bestellen en betalen: producten met een variabele hoeveelheid die bij u besteld en verkocht worden onder een vaste besteleenheid (bijvoorbeeld een kaas van 12 kg), worden gecodeerd op basis van het afgeronde gewicht. Ze worden echter gefactureerd op basis van het exacte gewicht dat geleverd is (bijvoorbeeld 11,7 kg).
99 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4.3.2. AI (30): Producten met een variabele hoeveelheid in stuks Met de Application Identifier 30, AI (30), kunt u een variabele hoeveelheid in stuks van een product weergeven. Het betreft hierbij dus een product waarin telkens de inhoud in stuks anders kan zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een doos schroeven, een krat worstjes, etcetera.
Formaat Het formaat van AI (30) is n..8. Dit houdt in dat u de code in maximaal 8 posities numeriek (alleen cijfers) moet vermelden. AI
30
Omschrijving
Variabele hoeveelheid in stuks
Format
n..8
Standaardgegevensnaam VAR. COUNT Structuur
AI
Positie1
Bedrijfsnummer en
Controle-cijfer
AI
Stuks
9
(30)
00000012
artikelnummer Voorbeeld
(01)
9
871234567890
tabel 4.3.2-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (98712345678909) van het product • AI (30) de hoeveelheid in stuks van het product (12).
GS1-artikelcode De opbouw van het symbool start met de GS1-artikelcode, AI (01), van het product waarop u het symbool hebt aangebracht. De GS1-artikelcode moet worden voorafgegaan door het cijfer 9. Dit is de zogenaamde Indicator, die aangeeft dat het een product met een variabele eigenschap betreft.
Variabele hoeveelheid Na de GS1-artikelcode van het product waarop u het symbool heeft aangebracht, geeft u met AI (30) de variabele hoeveelheid in stuks van het product weer.
Spelregels • Gebruik AI (30) uitsluitend in combinatie met AI (01) • Het controlecijfer moet u opnieuw berekenen, indien u Indicator 9 toevoegt aan de GS1-artikelcode. De Indicator geeft een extra waarde mee aan de GS1-artikelcode, hierdoor zal het controlecijfer ook wijzigen.
4.4. AI's voor aanvullende informatie bij artikelen De AI’s die in we deze paragraaf bespreken, moeten altijd in combinatie met een primaire artikelidentificatie gebruikt worden. Zij vormen aanvullende informatie bij een eenheid.
100 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4.4.1. AI (02) en (37): Identificatie van artikelen van een logistieke eenheid Voor de identificatie van artikelen op/ in een logistieke eenheid kunt u gebruikmaken van de application identifiers AI (02) en AI (37). Dit is alleen mogelijk bij een logistieke eenheid met een homogene inhoud. U heeft in dit geval aan de logistieke eenheid zelf geen artikelcode toegekend, maar wel een SSCC.
Formaat Het formaat van AI (02) is n14. Dit houdt in dat u de artikelcode in 14 posities numeriek moet vermelden. Het formaat van AI (37) is n..8. Dit houdt in dat u het aantal in 1 tot 8 posities numeriek kunt vermelden. AI
02 + 37
Omschrijving
GS1-artikelcode van de verpakking in een logistieke eenheid + hoeveelheid
Format
n14 + n..8
Standaardgegevensnaam
CONTENT en COUNT
Structuur
AI
Artikelcode
AI
Stuks
Voorbeeld
(02)
08712345678906
(37)
00000012
tabel 4.4.1-1
In het voorbeeld ziet u: • o AI (02) GS1-artikelcode onderliggende verpakkingslaag van de logistieke eenheid: hierin staat de GS1-artikelcode (08712345678906) van het verpakte artikel vermeld. • AI (37) aantal: hierin staat het aantal artikelen (12) op/ in de logistieke eenheid vermeld.
Spelregels • AI (37) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (02) GS1-artikelcode van de inhoud. Gebruik in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode is niet toegestaan. • AI (02) en AI (37) mag u niet los van elkaar gebruiken. • AI (02) en AI (37) mogen alleen worden toegepast op een verpakking die zelf geen eigen GS1-artikelcode heeft. • In AI (02)/AI (37) moet u verwijzen naar eenheden in de eerstvolgende onderliggende verpakkingslaag. Indien u bijvoorbeeld een pallet heeft met dozen, die gevuld zijn met zakken chips, dan verwijst u op de pallet naar de artikelcode van de doos en niet naar de artikelcode van de zak chips. • Bij AI (02) en AI (37) moet u altijd gebruikmaken van AI (00), de GS1-verzendcode. • AI (02)/AI (37) mag u alleen gebruiken als alle artikelen in de onderliggende verpakkingslaag dezelfde artikelcode hebben.
4.4.2. AI (10): Batch- of lotnummer Bij een artikel kunt u vermelden uit welke partij, batch of lot het afkomstig is. U gebruikt hiervoor AI (10) batch- of lotnummer.
101 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Formaat Het formaat van AI (10) is an..20. Dit houdt in dat u het batchnummer in 1 tot 20 posities alfanumeriek kunt vermelden. AI
10
Omschrijving
Batchnummer
Format
an..20
Standaardgegevensnaam BATCH/LOT Structuur
AI
Artikelcode
AI
Batchnummer
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(10)
461810/95A17
tabel 4.4.2-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906). • AI (10) batchnummer: hierin staat het nummer van de productiebatch (461810/95A17) vermeld.
Spelregels • AI (10) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode of AI (02) GS1-artikelcode van de onderliggende verpakkingslaag. • Zorg ervoor dat bij het toekennen van het batchnummer ook andere (externe) bedrijven hiermee de batch eenduidig kunnen identificeren. Indien u bijvoorbeeld een artikel op meerdere productielocaties laat produceren, zorg er dan voor dat het batchnummer uniek is over de locaties heen. • Gebruik hetzelfde batchnummer binnen een periode van 12 maanden niet opnieuw. Heeft uw product een opslagtijd of levensduur langer dan 12 maanden? Dan kunt u deze periode verlengen, zodat er geen verschillende batches met hetzelfde nummer in omloop komen. • De indeling van het batchnummer mag u zelf bepalen. Deze kunt u bijvoorbeeld opbouwen uit productienummer, productieperiode, shiftnummer of een combinatie daarvan.
4.4.3. AI (20): Productvariant Bij een artikel kunt u vermelden welke productvariant het betreft. U gebruikt hiervoor AI (20) productvariant.
Formaat Het formaat van AI (20) is n2. Dit houdt in dat u de productvariant in 2 posities numeriek moet vermelden. AI
20
Omschrijving
Productvariant
Format
n2
Standaardgegevensnaam VARIANT
102 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
20
Structuur
AI
Artikelcode
AI
Variant
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(20)
01
tabel 4.4.3-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906). • AI (20) productvariant: hierin staat het nummer van de productvariant (01) vermeld.
Spelregels • AI (20) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode of AI (02) GS1-artikelcode van de onderliggende verpakkingslaag. • Het gebruik van de AI (20) is alleen toegestaan voor kleine variaties op het product. Dit geldt bijvoorbeeld indien de opdruk op de verpakking in taal verschilt, maar het product verder geheel identiek is. Zie voor gedetailleerde richtlijnen de GTIN Allocation Rules [http://www.gs1.org/gtinrules/]. • Bij het vervallen van een productvariant mag u het nummer van de productvariant pas na 12 maanden hergebruiken voor een andere variant van hetzelfde product. • Het nummer van de productvariant mag u zelf bepalen.
4.4.4. AI (21): Serienummer Een individueel artikel uit een serie kunt u uniek identificeren door naast de GS1-artikelcode het serienummer te vermelden. U gebruikt hiervoor AI (21) serienummer.
Formaat Het formaat van AI (21) is an..20. Dit houdt in dat u het serienummer in 1 tot 20 posities alfanumeriek moet vermelden. AI
21
Omschrijving
Serienummer
Format
an..20
Standaardgegevensnaam SERIAL Structuur
AI
Artikelcode
AI
Serienummer
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(21)
C559567
tabel 4.4.4-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906) van het product. • AI (21) serienummer: hierin staat het serienummer (C559567) van het product vermeld.
103 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Spelregels • AI (21) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode. Gebruik in combinatie met AI (02) GS1-artikelcode van de onderliggende verpakkingslaag is niet mogelijk. Reden hiervoor is dat AI (21) altijd refereert aan één uniek exemplaar van het artikel en AI (02) altijd aan een groep artikelen. • Zorg ervoor dat bij het toekennen van het serienummer ook andere (externe) bedrijven hiermee het artikel eenduidig kunnen identificeren. Indien u bijvoorbeeld een artikel op meerdere productielocaties laat produceren, zorg er dan voor dat het serienummer uniek is over de locaties heen. • De indeling van het serienummer mag u zelf bepalen.
4.4.5. AI (22): HIBC secundaire data voor gezondheidszorgproducten Bij een artikel met een HIBC (Health Industry Barcode) kunt u secundaire data vermelden. De HIBC Supplier Labeling Standard schrijft voor welke secundaire data u op gezondheidszorgproducten moet vermelden. U gebruikt hiervoor AI (22) HIBC-hoeveelheid, datum en batchnummer.
Formaat Het formaat van AI (22) is an..29. Dit houdt in dat u de gegevens in 1 tot 29 posities alfanumeriek moet vermelden. De hoeveelheid en het batchnummer zijn optioneel, het batchnummer en het link karakter zijn verplicht. AI
22
Omschrijving
HIBC - hoeveelheid, datum en batchnummer
Format
an..29
Standaardgegevensnaam QTY/DATE/BATCH Structuur
AI
Hoeveelheid
Datum
Batch
Link karakter
Voorbeeld
(22)
806
1295
A1234
L
tabel 4.4.5-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (22) bestaande uit • hoeveelheid (806) • datum (1295) • batchnummer (A1234) • link karakter (L)
Spelregels • Wij raden het gebruik van AI (22) af, deze AI wordt vanaf 2012 niet langer ondersteund. • AI (22) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode of AI (02) GS1-artikelcode van de onderliggende verpakkingslaag. • Richtlijnen voor de HIBC kunt u verkrijgen bij de Health Industry Business Communications Council [http://www.hibcc.org/]
104 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4.4.6. AI (250): Secundair serienummer Bij een serienummer (gecodeerd met AI (21)) kunt u een additioneel serienummer vermelden. U gebruikt hiervoor AI (250) secundair serienummer.
Formaat Het formaat van AI (250) is an..30. Dit houdt in dat u het secundaire serienummer in 1 tot 30 posities alfanumeriek moet vermelden. AI
250
Omschrijving
Secundair serienummer
Format
an..30
Standaardgegevensnaam SECUNDARY SERIAL Structuur
AI
Artikelcode
AI
Serienummer
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(250)
AB627009
tabel 4.4.6-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906) van het product. • AI (250) secundair serienummer (AB627009) van het product.
Spelregels • AI (250) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode en AI (21) serienummer. Gebruik in combinatie met AI (02) GS1-artikelcode van de onderliggende verpakkingslaag is niet mogelijk. • De invulling van het secundaire serienummer mag u zelf bepalen. • AI (250) geeft zelf geen unieke identificatie van een individueel artikel, hiervoor gebruikt u AI (21) serienummer.
Praktijkvoorbeeld U produceert bedrukte printplaten. • Uw printplaten hebben een GS1-artikelcode, deze vermeldt u in de AI (01). • Elke individuele printplaat die u produceert krijgt een serienummer, u vermeldt deze in de AI (21). • Het serienummer van de onbedrukte printplaat vermeldt u in de AI (250). De AI (250) vormt in dit voorbeeld geen unieke identificatie van het exemplaar dat u geproduceerd hebt. U kunt bijvoorbeeld onbedrukte printplaten van diverse leveranciers gebruiken, waardoor het secundaire serienummer niet uniek hoeft te zijn.
4.4.7. AI (240): Aanvullende productidentificatie leverancier U kunt bij het artikel de aanvullende productidentificatie van de leverancier vermelden. Dit kan van pas komen in situaties waar het GS1-codesysteem nog niet volledig is doorgevoerd. U gebruikt hiervoor AI (240) Aanvullende productidentificatie leverancier.
105 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Formaat Het formaat van AI (240) is an..30, dit houdt in dat u de aanvullende productidentificatie in 1 tot 30 posities alfanumeriek moet vermelden. AI
240
Omschrijving
Aanvullende productidentificatie van leverancier
Format
an..30
Standaardgegevensnaam
ADDITIONAL ID
Structuur
AI
Artikelcode
AI
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(240)
Aanvullende identificatie van leverancier lk-0401
tabel 4.4.7-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906) van het artikel. • AI (240) Aanvullende productidentificatie van de leverancier (lk-0401) van het artikel.
Spelregels Wanneer u AI (240) toepast gelden de volgende spelregels: • AI (240) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode. Gebruik in combinatie met AI (02) GS1-artikelcode van de inhoud is niet mogelijk. • U mag de inhoud van de aanvullende identificatie zelf bepalen.
4.4.8. AI (241): Artikelnummer klant U kunt bij het artikel het artikelnummer van de klant vermelden. Dit kan van pas komen in situaties waar het GS1-codesysteem nog niet volledig is doorgevoerd. U gebruikt hiervoor AI (241) Artikelnummer klant.
Formaat Het formaat van AI (241) is an..30, dit houdt in dat u de aanvullende productidentificatie in 1 tot 30 posities alfanumeriek moet vermelden. AI
241
Omschrijving
Artikelnummer van de klant
Format
an..30
Standaardgegevensnaam
CUST. PART. No
Structuur
AI
Artikelcode
AI
Artikelnr. klant
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(241)
A41596
tabel 4.4.8-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906) van het artikel. • AI (241) Artikelnummer klant (A41596) van het artikel.
106 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Spelregels Wanneer u AI (241) toepast gelden de volgende spelregels: • AI (241) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode. Gebruik in combinatie met AI (02) GS1-artikelcode van de inhoud is niet mogelijk. • U mag de inhoud van het artikelnummer zelf bepalen.
4.4.9. AI (242): Made-to-Order variatienummer Met deze Application Identifier kunt u een made-to-order artikel voorzien van een unieke identificatie. Voorbeelden van dit soort producten zijn: speciaal kleefmateriaal of snijmaterialen op order van de klant geproduceerd. Het product is als basisproduct aanwezig in de catalogus van de producent, maar kan op alle mogelijke manieren aangepast aangeleverd worden aan de afnemer.
Formaat Het formaat van AI (242) is n...6, dit houdt in dat u de variabele productinformatie kunt weergeven in 1 tot 6 posities numeriek. AI
242
Omschrijving
Made-to-Order Variation Number
Format
n...6
Standaardgegevensnaam
MTO Variant
Structuur
AI (01) GS1-artikelcode
AI (242) MTO Variant
Voorbeeld
98712345678909
123456
tabel 4.4.9-1
Spelregels • U kunt AI (242) alleen gebruiken in combinatie met een GTIN die begint met indicator 9: zo geeft u aan dat het een product is waar variabele informatie aan toegevoegd wordt. • AI (242) in combinatie met de GTIN startend met indicator 9 is alleen goedgekeurd voor gebruik in de Maintenance Repair and Operation (MRO) industriele sector (Onderhoud, Reparatie en Operatie).
4.4.10. AI (251): Bron entiteit Bij een artikel kunt u een verwijzing opnemen naar het originele product. Hiermee maakt u het mogelijk het artikel te herleiden tot de bron (tracking en tracing). U gebruikt hiervoor AI (251) referentie tot bron entiteit.
Formaat Het formaat van AI (251) is an..30. Dit houdt in dat u de referentie in 1 tot 30 posities alfanumeriek moet vermelden. AI
251
Omschrijving
Referentie tot bron entiteit
Format
An..30
Standaardgegevensnaam
REF. TO SOURCE
107 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
251
Structuur
AI
Referentie tot bron entiteit
Voorbeeld
(251)
ABC1234567890
tabel 4.4.10-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (251) referentie tot bron entiteit (ABC1234567890).
Spelregels • AI (251) kunt u toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode of AI (02) GS1-artikelcode van de onderliggende verpakkingslaag. • De inhoud van de referentie tot bron entiteit mag u zelf bepalen.
Praktijkvoorbeelden • U slacht runderen en verwerkt deze tot vleesproducten. Elk product heeft een eigen GS1-artikelcode. Door bij de producten het oormerknummer van het rund te vermelden in de AI (251) kunt u het rund altijd herleiden. • U sloopt auto’s. Na de sloop van de auto kunt u op elke onderdeel het chassisnummer van de auto vermelden in de AI (251).
4.4.11. AI (390x): Bedrag in nationale valuta AI (390x) gebruikt u om het te betalen bedrag in nationale valuta aan te geven.
Formaat Het formaat van AI (390x) is n..15. Dit houdt in dat u het bedrag in 1 tot 15 posities numeriek kunt vermelden. AI
390(x)
Omschrijving
Bedrag in nationale valuta
Format
n..15
Standaardgegevensnaam AMOUNT Structuur
AI
Adrescode
AI
Ref.nr.
AI
Bedrag
Voorbeeld
(415)
8712345123451
(8020)
010425
(3901)
710125
tabel 4.4.11-1
Het aantal cijfers achter de komma wordt weergegeven met behulp van x: 3900 geeft aan dat het bedrag geen decimaal-komma bevat, 3901 geeft aan dat de decimaal-komma voor het laatste cijfer geplaatst moet worden, etcetera. In het voorbeeld ziet u dus een bedrag weergegeven van 71012,50 euro.
Spelregels Deze AI kunt u uitsluitend gebruiken in combinatie met AI (415), de adrescode van de facturerende partij, en AI (8020), acceptgirokaart referentienummer.
108 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het gebruik van AI (391x) heeft echter altijd de voorkeur, omdat hierin tevens de valutasoort van het bedrag staat aangegeven.
4.4.12. AI (391x): Bedrag met ISO-valutacode AI (391x) gebruikt u op acceptgirokaarten om het te betalen bedrag en daarbij de valutasoort aan te geven. Deze AI bestaat daarom uit twee delen.
Formaat Het formaat van AI (391x) is n3+n..15. Dit houdt in dat u begint met de valutacode (ISO 4217, numeriek) in 3 posities. Daarna kunt u het bedrag in 1 tot 15 posities numeriek vermelden. AI
391(x)
Omschrijving
Bedrag met ISO-valutacode
Format
n3+n..15
Standaardgegevensnaam AMOUNT Structuur
AI
Adrescode
Voorbeeld
(415)
8712345123451 (8020)
AI
Ref.nr.
AI
Valutacode
Bedrag
AB123
(3912)
840
123450
tabel 4.4.12-1
Het aantal cijfers achter de komma wordt weergegeven met behulp van x: 3910 geeft aan dat het bedrag geen decimaal-komma bevat, 3911 geeft aan dat de decimaal-komma voor het laatste cijfer geplaatst moet worden, etcetera. In het voorbeeld ziet u dus een bedrag weergegeven van $ 1234,50.
Spelregels Deze AI kunt u uitsluitend gebruiken in combinatie met AI (415), de adrescode van de facturerende partij, en AI (8020), acceptgirokaart referentienummer.
4.4.13. AI (392): Bedrag van handelseenheid met variabele hoeveelheid in nationale valuta AI (392) gebruikt u om het te betalen bedrag aan te geven voor een product met variabele hoeveelheid, weergegeven in nationale valuta.
Formaat Het formaat van AI (392) is n..15. Dit houdt in dat u het bedrag in 1 tot 15 posities numeriek kunt vermelden. AI
392(x)
Omschrijving
Bedrag voor artikelen met variabele hoeveelheid in nationale valuta
Format
n..15
Standaardgegevensnaam
PRICE
Structuur
AI
Artikelcode
AI
Bedrag
Voorbeeld
(01)
98712345678909
(3922)
123450
tabel 4.4.13-1
109 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (98712345678909). • AI (3922) Bedrag: Hierin staat het bedrag (123450) van het artikel vermeld. • In de vierde positie van de AI staat het aantal cijfers achter de komma (2). Dit betekent dat het bedrag $ 1234,50 is.
Spelregels Wanneer u AI (392) toepast gelden de volgende spelregels: • AI (392) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode. • AI (392) mag u alleen toepassen bij handelseenheden met een variabele hoeveelheid.
4.4.14. AI (393): Bedrag en valutacode van handelseenheid met variabele hoeveelheid AI (393) gebruikt u om het bedrag aan te geven voor een product met variabele hoeveelheid met vermelding van de valuta.
Formaat Het formaat van AI (393) is n3+n..15. Dit houdt in dat u de valutacode in 3 posities numeriek en de prijs in 1 tot 15 posities numeriek kunt vermelden. AI
393(x)
Omschrijving
Bedrag voor artikelen met variabele hoeveelheid in ISO-valutacode
Format
n3+n..15
Standaardgegevensnaam PRICE Structuur
AI
Artikelcode
AI
Valutacode
Bedrag
Voorbeeld
(01)
98712345678909
(3932)
840
123450
tabel 4.4.14-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (98712345678909). • AI (393) • Valutacode: Hierin staat de ISO-valutacode (840) uit codelijst ISO 4217 (numeriek). • Bedrag: Hierin staat het bedrag (123450) van het artikel vermeld. • In de vierde positie van de AI staat het aantal cijfers achter de komma (2). Dit betekent dat het bedrag $ 1234,50 is.
Spelregels Wanneer u AI (393) toepast gelden de volgende spelregels: • AI (393) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode. • AI (393) mag u alleen toepassen bij handelseenheden met een variabele hoeveelheid.
110 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4.4.15. AI (422): Land van oorspong U kunt bij een artikel een verwijzing naar het land van oorsprong opnemen. U gebruikt hiervoor AI (422) Land van oorsprong.
Formaat AI
422
Omschrijving
Land van oorsprong
Format
n3
Standaardgegevensnaam
ORIGIN
Structuur
AI
Artikelcode
AI
Landcode
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(422)
528
tabel 4.4.15-1
Het formaat van AI (422) is n3, hierin vermeldt u de 3-cijferige landcode volgens de ISO 3166 standaard.
Voorbeeld In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906) van het artikel • AI (422) Land van oorsprong (528).
Spelregels • AI (422) kunt u toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode of AI (02) GS1-artikelcode van de inhoud. • Het land van oorspong is normaal gesproken het land waar de goederen zijn gemaakt. • Bij assemblage van onderdelen uit meerdere landen kunt u in overleg met uw handelspartners uitgaan van het land met het hoogste percentage onderdelen. • Houd rekening met wet- en regelgeving, bijvoorbeeld de regels voor het bepalen invoertarieven.
4.4.16. AI (8001): Dimensies van producten aan de rol U kunt bij producten op een rol informatie over de dimensies opnemen. U gebruikt hiervoor AI (8001) Producten aan de rol.
Formaat AI
8001
Omschrijving
Producten aan de rol - breedte, lengte, kern diameter, wikkelrichting en aantal stukken
Format
n14
Standaardgegevensnaam
DIMENSIONS
111 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
8001
Structuur
AI
Artikelcode
AI
Dimensies
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(8001)
40000000510011
tabel 4.4.16-1
Het formaat van AI (8001) is n14, dit houdt in dat u de dimensies van de rol in 14 posities vermeldt. De opbouw van de 14 posities is als volgt: Gegevens
Aantal cijfers
Toelichting
Rolbreedte (slit width)
4
in millimeters
Feitelijke lengte van het produkt
5
totale lengte in meters
Kern
3
diameter van de kern in millimeters
Wikkelrichting (0,1 of 9)
1
0= naar buiten (face out) 1= naar binnen (face in)
Aantal stukken
1
9= niet bekend/niet van toepassing 1-8= daadwerkelijk aantal stukken 9= onbekend aantal
tabel 4.4.16-2
Voorbeeld In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906) van het artikel • AI (8001) Dimensies (40000000510011): Rolbreedte 4000 mm, lengte product 00005 meter, kern 100 mm, wikkelrichting 1, aantal stukken 1.
Spelregels • AI (8001) kunt u toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode of AI (02) GS1-artikelcode van de inhoud.
4.4.17. AI (8005): Prijs per eenheidsmaat Levert u omverpakkingen met voorgeprijsde, variabele consumenteneenheden? En hanteert u daarbij dezelfde artikelcode maar wel per afnemer verschillende prijzen per eenheidsmaat? Dan is het handig om naast de artikelcode van de omverpakking de prijs per eenheidsprijs te vermelden. U gebruikt hiervoor AI (8005) Prijs per eenheidsmaat.
Formaat Het formaat van AI (8005) is n6. Dit houdt in dat u de prijs in 6 posities numeriek moet vermelden. AI
8005
Omschrijving
Prijs per eenheidsmaat
Format
n6
Standaardgegevensnaam
PRICE PER UNIT
Structuur
AI
Artikelcode
AI
Prijs
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(8005)
001295
tabel 4.4.17-1
112 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906). • AI (8005) Prijs: Hierin staat de prijs (001295) per eenheidsmaat vermeld. De eenheidscode en de plaats van het decimaalteken kunt u niet in AI (8005) doorgeven. Deze gegevens moet u van te voren afstemmen met uw handelspartners.
Spelregels Wanneer u AI (8005) toepast gelden de volgende spelregels: • AI (8005) mag u alleen toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode. • AI (8005) mag u alleen toepassen bij handelseenheden die consumenteneenheden met variabele hoeveelheden bevatten.
Praktijkvoorbeeld • U produceert kratten met pakjes kipfilet onder uw eigen merk, met daarop de voorgedrukte consumentenprijs (voorprijs). Voor afnemer A hanteert u echter bij het berekenen van de consumentenprijs een prijs van 15 euro per kilo, en voor afnemer B een prijs van 16 euro per kilo. De GS1-artikelcode van het krat is voor alle afnemers gelijk (bron codeert). U kunt nu de kratten met verschillende eenheidsprijzen toch van elkaar onderscheiden door naast de artikelcode de prijs per eenheidsmaat te vermelden. U krijgt dan kratten waarop GS1-128-code (01)08712345678906(8005)001600 staat en kratten waarop GS1-128-code (01)08712345678906(8005)001500 staat.
4.4.18. AI (8006): Onderdeel van een artikel Levert u samengestelde artikelen die u uitlevert in meerdere pakketten? Dan kunt u op ieder pakket de GS1-artikelcode van het samengestelde artikel, een volgnummer en het totale aantal pakketten vermelden. Hiermee kunnen uw handelspartners controleren of het product compleet is. U gebruikt hiervoor AI (8006) Onderdeel van een artikel.
Formaat Het formaat van AI (8006) is n14+n2+n2. Hierin vermeldt u de artikelcode in 14 posities numeriek, het volgnummer in 2 posities numeriek, en het totaal aantal componenten in 2 posities numeriek. AI
8006
Omschrijving
Onderdeel van een artikel
Format
n14+n2+n2
Standaardgegevensnaam
GCTIN
Structuur
AI
Artikelcode van het
Volgnummer
Totaal aantal componenten
04
09
samengestelde product Voorbeeld
(8006)
08712345678906
tabel 4.4.18-1
In het voorbeeld ziet u:
113 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906), Volgnummer (04) en Totaal aantal componenten (09). Hiermee identificeert u dus het vierde component van de in totaal negen componenten van artikel 08712345678906.
Spelregels Wanneer u AI (8006) toepast gelden de volgende spelregels: • AI (8006) mag u nooit toepassen op componenten die ook afzonderlijk kunnen worden verkocht.
Praktijkvoorbeeld • U produceert tafels. De GS1-artikelcode van de tafel is 08712345678906. U levert de tafels aan uw afnemers in 5 pakketten: 1 tafelblad en 4 tafelpoten. U kunt de 5 pakketten nu als volgt coderen: • Tafelblad: (8006)087123456789060105 • Tafelpoot 1: (8006)087123456789060205 • Tafelpoot 2: (8006)087123456789060305 • Tafelpoot 3: (8006)087123456789060405 • Tafelpoot 4: (8006)087123456789060505
4.4.19. AI (8008): Productiedatum en -tijd U kunt bij een artikel de datum en tijd van productie vermelden. U gebruikt hiervoor AI (8008) Productiedatum en -tijd.
Formaat Het formaat van AI (8008) is n8+n..4. Hierin vermeldt u verplicht de productiedatum en tijd in het formaat JJMMDDUU, dus jaar (00 t/m 99), maand (01 t/m 12), dag (01 t/m 31), uur (00 t/m 23). Optioneel vermeldt u ook de minuten (00 t/m 59) en seconden (00 t/m 59). AI
8008
Omschrijving
Productiedatum en tijd
Format
n8+n..4
Standaardgegevensnaam
PROD TIME
Structuur
AI
Artikelcode van het
AI
Productiedatum en tijd
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(8008)
020525143515
tabel 4.4.19-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (01) GS1-artikelcode (08712345678906) • AI (8008) Productiedatum en tijd (020525143515): 25 mei 2002, 14:35:15.
Spelregels Wanneer u AI (8008) toepast gelden de volgende spelregels: • AI (8008) mag u toepassen in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode of AI (02) GS1-artikelcode van de inhoud.
114 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• De producent bepaalt de inhoud van AI (8006). De gegeven datum en tijd kunnen verwijzen naar het artikel zelf, of naar onderdelen van het product.
4.5. AI's voor datums In deze paragraaf lichten we de toepassing van AI’s voor datums toe.
4.5.1. AI data Een datum codeert u altijd volledig numeriek en heeft in het geval uren en minuten geen toegevoegde waarde leveren een vaste lengte van zes cijfers. AI
(zie tabel)
Omschrijving
Data
Format
n6 (JJMMDD)
Standaardgegevensnaam (zie tabel) Structuur
AI
Artikelcode
AI
Datum
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(15)
980615
tabel 4.5.1-1
In het voorbeeld ziet u AI (01), GS1-artikelcode, aangevuld met AI (15), de THT-datum. In het geval dat de expiratie op het label vermeld moet worden en naast de expiratiedatum ook de expiratietijd van belang is, kan AI (7003) in combinatie met AI(01) gebruikt worden. Een toepassing hiervan is de weergave van de expiratiedatum en -tijd van speciale producten in ziekenhuizen en bij apothekers, waarbij de expiratietijd niet langer is dan één dag. De levensduur van het product hangt hierbij af van de farmaceutische ingrediënten, die gebruikt worden voor de behandeling van de zorgbehoevende. De exacte expiratiedatum en -tijd worden bepaald aan het einde van het totstandkomingproces en kunnen daarna worden verwerkt in het barcodesymbool op het label. AI
(zie tabel)
Omschrijving
Expiratie datum en tijd
Format
n10 (JJMMDDUUMM)
Standaardgegevensnaam (zie tabel) Structuur
AI
Artikelcode
AI
Datum
Voorbeeld
(01)
08712345678906
(7003)
9806151215
tabel 4.5.1-2
Formaat De indeling voor datumaanduiding zonder vermelding van tijd is ‘JJMMDD’, n6. De eerste twee cijfers duiden het jaartal aan, de volgende twee de maand (01 tot en met 12) en de laatste twee de dag. Indien er alleen jaren en maanden dienen te worden weergegeven kan in het datumveld tweemaal een nul worden ingevuld.
115 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
De indeling voor de expiratiedatum met tijd is 'JJMMDDUUMM', n10. De structuur begint zoals hierboven uiteen is gezet met twee cijfers voor het jaar, twee voor de maand, gevolgd door twee cijfers voor het uur (gebruikmakend van het 24 uur systeem). En tot slot twee cijfers, die het aantal minuten vertegenwoordigen. In het geval de minuten geen extra toegevoegde waarde hebben, kunnen hier twee maal een nul worden ingevuld. AI
Soort datum
Standaardgegevensnaam(datatag) Format AI
Maateenheid
Gegevensveld
11
Productiedatum
PROD DATE
n2
n6
12
Uiterste betaaldatum
DUE DATE
n2
n6
13
Verpakkingsdatum
PACK DATE
n2
n6
15
Tenminste houdbaar tot BEST BEFORE of
n2
n6
(THT)
SELL BY
17
Expiratiedatum
USE BY of EXPIRY
n2
n6
7003
Expiratiedatum en -tijd
EXPIRATION DATE
n4
n10
AND TIME
tabel 4.5.1-3
Spelregels De AI (12) wordt gebruikt op acceptgirokaarten om het aanvullende gegeven ‘de uiterste betaaldatum’ op te nemen. De AI (12) mag uitsluitend gebruikt worden in combinatie met AI (415) (de adrescode van de facturerende partij). Het gebruik van deze AI’s staat beschreven in de (Engelstalige) richtlijnen voor het coderen van acceptgirokaarten. Deze richtlijnen kunt u opvragen bij GS1 Nederland. Het verschil tussen AI (15) en AI (17) is: – De minimale houdbaarheidsdatum, AI (15) geeft de uiterste verkoopdatum ofwel de THT-datum (Tenminste Houdbaar Tot) aan. Het is een aanduiding voor de kwaliteit. – De maximale houdbaarheidsdatum AI (17) betreft de uiterste datum voor consumptie of gebruik. Het is een aanduiding voor veilig gebruik. De condities voor het gebruik van AI (7003) zijn dat het product niet over grote afstanden vervoerd wordt, in één tijdszone blijft en dat het van belang is uren en eventueel minuten te noemen ten aanzien van de expiratie van het product. In het geval slechts de datum van belang is en uren en minuten geen toegevoegde waarde hebben, wordt AI (17) gebruikt.
4.6. AI's voor referentienummers In deze paragraaf komen de AI’s voor verwijzingen aan bod, denk hierbij aan een bestelof ordernummer of een consignmentnummer.
116 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
4.6.1. AI (400): bestel- of ordernummer van de klant Bij een zending kunt u vermelden wat het bestel- of ordernummer is dat de opdrachtgever heeft toegekend. Gebruik hiervoor Application Identifier (AI) 400. Met dit nummer kunt u binnenkomende goederen automatisch vergelijken met de pakbongegevens en/ of inkooporder.
Formaat Het formaat van AI (400) is an..30. Dit houdt in dat u het bestel- of ordernummer in maximaal 30 posities alfanumeriek moet vermelden
Voorbeeld AI
400
Omschrijving
Ordernummer van een klant
Format
an..30
Standaardgegevensnaam ORDER NUMBER Structuur
AI
Order nummer
Voorbeeld
(400)
1234567890abcdefghij1234567890
tabel 4.6.1-1
In het voorbeeld ziet u • AI (400) ordernummer (1234567890abcdefghij1234567890)
Spelregels Voor AI (400) gelden geen specifieke spelregels. De inhoud wordt bepaald door het bestelof ordernummer van de klant.
4.6.2. AI (401): Zendingsnummer of Consignmentnumber Om een zending als geheel te identificeren kunt u als verlader een complete zending van een unieke code voorzien. Het nummer kunt u bijvoorbeeld gebruiken als referentienummer in EDI-berichten. Gebruik hiervoor AI (401) consignmentnumber. Dit nummer kunt u combineren met de verzendcode. Een verzendcode identificeert de verschillende onderdelen van de zending.
Formaat Het formaat van AI (401) is an..30. Dit houdt in dat u de zending in maximaal 30 posities alfanumeriek moet identificeren. AI (30): variabele hoeveelheid in stuks AI
401
Omschrijving
Zendingsnummer van een klant
Format
an..30
Standaardgegevensnaam CONSIGNMENT
117 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
AI
401
Structuur
AI
Bedrijfsnummer
Zendingsnummer
Voorbeeld
(401)
871234567
LD3005611
tabel 4.6.2-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (401) zendingsnummer bestaande uit een bedrijfsnummer van de verlader (871234567) en een gedeelte dat de zending identificeert (LD3005611)
4.6.3. AI (402): Zendingsnummer of Shipment identification number Om een zending als geheel te identificeren kunt u als verzender een complete zending van een unieke code voorzien. Het nummer kunt u bijvoorbeeld gebruiken als referentienummer in EDI-berichten. Gebruik hiervoor AI (402) Shipment identification number. Dit nummer kunt u combineren met de verzendcode. Een verzendcode identificeert de verschillende onderdelen van de zending.
Formaat Het formaat van AI (402) is n17. Dit houdt in dat u de zending in 17 posities numeriek moet identificeren. AI
402
Omschrijving
Zendingsnummer toegekend door verlader
Format
n17
Standaardgegevensnaam SHIPMENT No. Structuur
AI
Bedrijfsnummer
Zendingsnummer
Controlecijfer
Voorbeeld
(402)
871234500
0000301
2
tabel 4.6.3-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (402) bestaande uit • het bedrijfsnummer van de verlader (871234500) • het nummer van de zending (0000301) • een controlecijfer (2)
4.6.4. AI (403): Routecode Wilt u bij een zending de routecode van de transporteur vermelden? Gebruik dan Application Identifier (AI) 403
Formaat Het formaat van AI (403) is an..30. Dit houdt in dat u de code in maximaal 30 posities alfanumeriek moet vermelden.
118 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Voorbeeld AI
403
Omschrijving
Routecode
Format
an..30
Standaardgegevensnaam
ROUTE
Structuur
AI
SSCC
AI
Route code
Voorbeeld
(00)
387123450000010219
(403)
1234567890abcdefghij1234567890
tabel 4.6.4-1
In het voorbeeld ziet u: • AI (00) Serial Shipping Container Code (387123450000010219) • AI (403) routecode (1234567890abcdefghij1234567890)
Spelregels: • Gebruik de routecode altijd samen met de Serial Shipping Container Code (SSCC) • Neem in de routecode geen informatie op die met andere AI’s is weer te geven, zoals bijvoorbeeld de AI (420): verzendcode naar binnenlandse postcode. • Als transporteurs gezamenlijk gebruik willen maken van de routecode dienen zij samen afspraken te maken over de structuur en inhoud van deze code. • De AI (403) is tijdelijk vrijgegeven tot er een internationale oplossing is.
4.7. AI's voor andere coderingssystemen binnen de AI-standaard Ook andere coderingsstructuren kunnen in de AI standaard verwerkt worden, in deze paragraaf komt aan bod hoe.
4.7.1. AI (7001): Nato stock Number (NSN) Application Identifiers die uitgegeven zijn binnen de 70-serie voldoen aan alle reguliere criteria voor een Application Identifier, behalve de volgende: • De toepassing is niet multi-sectorieel • De toepassing is beperkt tot een land of regio (m.a.w. is niet internationaal). AI
7001
Omschrijving
NATO Stock Number
Format
n13
Standaardgegevensnaam NSN Structuur
AI
Order nummer
Voorbeeld
(7001)
12345567890123
Formaat Het formaat van AI (7001) is n13, dit houdt in dat u de gegevens in 13 posities numeriek moet weergeven.
119 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het ‘NATO Stock number’ is een nummer dat toegekend is aan een voorraadproduct binnen de NATO alliantie. Het gebruik hiervan is gebonden aan de regels en richtlijnen van ‘The Allied Committee 135 (AC.135) – NATO Group of National Directors on Codification’.
4.7.2. AI (7002): UN/ECE Vleeskarkassen en snittenclassificatie Application Identifiers die uitgegeven zijn binnen de 70-serie voldoen aan alle reguliere criteria voor een Application Identifier, behalve de volgende: • De toepassing is niet multi-sectorieel • De toepassing is beperkt tot een land of regio (m.a.w. is niet internationaal). AI
7002
Omschrijving
UN/ECE Vleeskarkassen- en snittenclassificatie
Format
an..30
Standaardgegevensnaam MEAT CUT Structuur
AI
Order nummer
Voorbeeld
(7002)
110013
tabel 4.7.2-1
Formaat Het formaat van AI (7002) is an..30, dit houdt in dat u de gegevens in 30 posities alfanumeriek mag weergeven. Een vleesverwerkend bedrijf kan een stuk vlees een eigen productnummer en omschrijving meegeven. Dit kan in de regel voldoende informatie over het stuk vlees geven. Echter, omdat vlees zowel nationaal als internationaal niet altijd op dezelfde wijze wordt uitgesneden, kan er behoefte zijn aan aanvullende informatie. Bedrijven die de door de Verenigde Naties vastgestelde classificatie hanteren, kunnen dit door het gebruik van AI (7002) kenbaar maken en zo de aanvullende productinformatie doorgeven.
Spelregels Het ordernummer in het voorbeeld is als volgt opgebouwd: de 1 houdt in dat het om het soort vlees 'rundvlees' gaat, 1001 geeft de snit 'karkas' aan en de 3 geeft het type koeling 'diep gevroren' aan. Volgens de UN/ECE standaards zijn deze 3 gegevensgroepen verplicht. Naast deze 3, bestaan er nog 11 optionele gegevensgroepen waarmee de classificatiecode kan worden opgebouwd. De AI (7002) mag alleen gebruikt worden binnen het gebruik van de UN/ECE standaards voor de kwaliteit van vleeskarkassen en snitten en in combinatie met de GS1-artikelcode.
4.7.3. AI (703(v)): ISO landencode met erkenningsnummer van bewerker Application Identifiers die uitgegeven zijn binnen de 70-serie voldoen aan alle reguliere criteria voor een Application Identifier, behalve de volgende: • De toepassing is niet multi-sectorieel • De toepassing is beperkt tot een land of regio (m.a.w. is niet internationaal).
120 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
In sommige landen is het wettelijk verplicht om producten te voorzien van erkenningsnummers die door nationale certificeringinstanties zijn uitgegeven. Met AI (703(v)) is het mogelijk om aan die eisen te voldoen. AI
703(v)
Omschrijving
ISO-landencode met erkenningsnummer van bewerker
Format
n3+an..27
Standaardgegevensnaam
PROCESSOR (v) (V) geeft de volgorde van bewerking aan
Structuur
AI
GS1-artikelcode
AI
ISO-landencode Erkenningsnummer
Voorbeeld
01
08712345678906
7030
056
987654
01
08765432109876
7031
528
EGNL410
tabel 4.7.3-1
Formaat Het formaat van AI 703(v) is n3 + an...27, dit houdt in dat u de gegevens in 3 numerieke posities en aansluitend 27 posities alfanumeriek mag weergeven. Maximaal 10 bedrijven kunt u zo met hun erkenningsnummer direct aan het product koppelen. Door de structuur van AI 703(v) is tevens de volgorde van de betrokken bedrijven en in welk land de bewerking heeft plaatsgevonden bekend.
Spelregels De AI 703(v) bestaat uit 2 gedeelten. Ten eerste wordt de vastgestelde ISO-landencode opgenomen (ISO 3166, numeriek). Dit gegevensblok bestaat altijd uit drie cijfers. Hierop volgend moet u het erkenningsnummer van de bewerker opnemen. Het laatste cijfer van de AI geeft de volgorde van de bewerkers aan. Deze AI moet altijd in combinatie met AI (01) GS1-artikelcode of AI (02) GS1-artikelcode van de inhoud gebruikt worden. In het voorbeeld is de vleesbranche gebruikt. Deze branche zal AI 703(v) als volgt gebruiken: • 7030: slachthuis • 7031: eerste bewerker na het slachthuis (uitbeenderij / -snijderij) • 7032 t/m 7039: derde t/m tiende bewerker (overige uitbeenderijen / -snijderijen) Het voorbeeld geeft dus aan: een Belgisch (056) bedrijf met erkenningsnummer 987654 heeft het dier geslacht en vervolgens heeft een Nederlands (528) bedrijf het vlees verder uitgebeend e/o gesneden.
4.7.4. AI interne toepassingen De Application Identifiers voor interne toepassingen onderscheiden we naar: – codes die een bedrijf voor zijn eigen toepassingen definieert, maar die ook door een handelspartner – zijn te gebruiken, op basis van wederzijdse overeenstemming (bilaterale afspraken). – codes die uitsluitend voor eigen gebruik zijn bedoeld.
121 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
N.B.: Om fouten te voorkomen wordt aangeraden de interne codering altijd te verwijderen voordat de artikelen het bedrijf verlaten. GS1 onderzoekt de mogelijkheid de Application Identifiers 91 t/m 98 te zijner tijd te laten vervallen. De volgende indeling van de verschillende AI’s voor interne toepassingen is voorgesteld om een extra beveiliging te verkrijgen tegen dubbelzinnige betekenissen. Uit de ervaringen van gebruikers tot nu toe blijkt dat de indeling van deze Application Identifiers geen volledige zekerheid biedt. AI
Te coderen gegevens voorhandelsdoeleinden
Standaardgegevensnaam(datatag) Format AI
Gegevens veld
90
Intern en/ of op basis van wederzijds akkoord
INTERNAL
n2
an..30
91
Intern, grondstoffen, verpakkingsmaterialen en componenten
INTERNAL
n2
an..30
92
Intern, grondstoffen, verpakkingsmaterialen en componenten
INTERNAL
n2
an..30
93
Intern, eindproducten en onderdelen
INTERNAL
n2
an..30
94
Intern, eindproducten en onderdelen
INTERNAL
n2
an..30
95
Intern, transportinformatie
INTERNAL
n2
an..30
96
Intern, transportinformatie
INTERNAL
n2
an..30
97
Intern, groothandel en detailhandel
INTERNAL
n2
an..30
98
Intern, groothandel en detailhandel
INTERNAL
n2
an..30
99
Interne toepassingen
INTERNAL
n2
an..30
tabel 4.7.4-1
Application Identifier 99: vrije tekst De AI (99) gebruikt u voor het coderen van een vrije tekst die u in een streepjessymbool wilt weergeven. We raden aan het gebruik van deze Application Identifier tot het uiterste te beperken, omdat de ontvangende partij de tekst handmatig moet verwerken voor zijn computertoepassingen.
122 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5. Hoe vertaalt u een GS1-code in een GS1symbool? In hoofdstuk 5 komen eindelijk de streepjes aan bod: hier gaan we in op de manier waarop u een GS1-code in GS1-symbolen vertaalt. Technische specificaties komen ook aan de orde. In ‘Hoe vertaalt u een GS1-code in een GS1-symbool?’ spelen de GS1-symbolen de hoofdrol: hoe vertaalt u alle GS1-codes nu in streepjes? Na dit gelezen te hebben, weet u welke eigenschappen de GS1-symbolen behoren te hebben. Mocht u nog twijfelen aan de correctheid en/ of leesbaarheid van uw symbolen, dan kunt u uw symbolen naar onze Kwaliteitservice sturen. Hier worden zij door ons op kwaliteit getest en krijgt u van ons een rapportage met eventuele adviezen.
5.1. Hoe vertaalt u een GS1-code in een GS1-symbool? In deze paragraaf komen alle GS1-symbolen aan bod en hun kenmerken.
5.1.1. GS1 DataBar: vanaf 2010 aan de kassa Vanaf januari 2010 wordt een nieuwe generatie barcodes aan de kassa ingezet, wereldwijd is een sunrisedatum van 2014 afgesproken. Naast de bekende EAN8- en EAN13-symbolen kunt u vanaf dan de GS1 DataBar gebruiken op uw consumenteneenheden. Voor retailers houdt dit in dat vanaf 1 januari 2010 hun scanners en achterliggende applicaties klaar moeten zijn voor deze nieuwe barcode. Als u als leverancier gebruik wilt maken van deze nieuwe barcode zal uw software deze barcode moeten kunnen produceren.
Wat is anders? De GS1 DataBar verschilt in twee opzichten van de huidige generatie barcodes voor de kassa: • Het is een barcode die veel kleiner is dan de EAN8 of EAN13 en daardoor dus op kleine producten past en meer ruimte overlaat voor marketinguitingen. • Daarnaast kan in dit type barcode meer informatie worden opgenomen terwijl hij toch nog leesbaar is aan de kassa.
Verschillende varianten van hetzelfde type De GS1 DataBar heeft een aantal varianten die vanaf 2010 inzetbaar zijn aan de kassa. De volgende varianten zijn omnidirectioneel scanbaar en dus straks aan de kassa te gebruiken: • GS1 DataBar Omnidirectional • GS1 DataBar Stacked Omnidirectional • GS1 DataBar Expanded • GS1 DataBar Expanded Stacked
123 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
De GS1 DataBar Omnidirectional en Stacked Omnidirectional kunnen alleen een GS1artikelcode bevatten. U kiest voor GS1 DataBar Omnidirectional als u in de breedte voldoende ruimte heeft. U kiest voor GS1 DataBar Stacked Omnidirectional als de ruimte in de breedte beperkt is. De GS1 DataBar Expanded en Expanded Stacked kunnen naast de GS1-artikelcode ook aanvullende informatie bevatten. In feite zijn alle GS1 Application Identifiers te verwerken in deze varianten. Uiteraard worden er afspraken gemaakt over welke aanvullende informatie waar van toepassing is. U kiest voor de GS1 DataBar Expanded als u voldoende ruimte in de breedte heeft. U kiest voor de GS1 DataBar Expanded Stacked als de ruimte in de breedte beperkt is. Meer informatie over deze symbolen kunt u vinden in GS1 DataBar kenmerken.
Toepassingen Meer marketingruimte op de verpakking Doordat de GS1 DataBar een stuk kleiner is dan de huidige barcode heeft u meer plaats beschikbaar op het product voor andere (marketing)uitingen.
Betere kwaliteitscontrole en snellere kassa-afhandeling Door naast de artikelcode ook de houdbaarheidsdatum in de barcode op te nemen, kan de kassa automatisch beoordelen of het product nog aan de kwaliteitseisen voldoet. Daarnaast kan de kassa direct op basis van de houdbaarheidsdatum berekenen of er korting van toepassing is op het versproduct. Dit maakt het afrekenproces efficiënter.
Betere afhandeling van acties en reduceren van voorraden Het is niet langer noodzakelijk om de prijs in de barcode te plaatsen. Met behulp van de artikelcode en het gewicht van het (vers)product berekent het kassasysteem automatisch wat de klant voor het product moet betalen. U kunt tevens acties eerder starten en/of afronden en u bent in staat om voorraden in de keten te reduceren.
Betere kassa-afhandeling van versproducten Niet alleen kunt u gegevens zoals gewicht of een THT datum toevoegen aan versproducten: u kunt ook stuks fruit individueel van een barcode voorzien met de GS1 DataBar. Op deze wijze kunt u category management verder optimaliseren.
Category Management van versproducten Het is niet langer noodzakelijk om de prijs in de barcode te plaatsen. Met behulp van de artikelcode en het gewicht van het (vers)product berekent het kassasysteem automatisch wat de klant voor het product moet betalen. U kunt tevens acties eerder starten en/of afronden en u bent in staat om voorraden in de keten te reduceren. Niet alleen kunt u gegevens zoals gewicht of een houdbaarheidsdatum toevoegen aan versproducten, u kunt ook stuks fruit met een GS1 DataBar voorzien. Op deze wijze kunt u category management optimaliseren.
124 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
De afmetingen van de GS1 DataBar
5.1.2. Het EAN13-symbool Opbouw Onder het EAN13-symbool staan 13 cijfers. Het meest linker cijfer (in Nederland vaak de ‘8’) wordt altijd links van het linker scheidingsteken in de lichte zone geplaatst. Hiermee stelt u de breedte van de lichte zone veilig. De overige 12 cijfers staan onder de strepen met het scheidingsteken in het midden. Om de breedte van de rechter lichte zone te waarborgen wordt aanbevolen rechts van het laatste streepje het ‘groter dan’-teken af drukken.
Figuur 5.1.2-1 EAN13-symbool
Kijk bij Nominale afmetingen EAN13 voor een EAN13-symbool met gedetailleerde afmetingen
Standaardafmeting of nominale afmeting De standaard afmeting van een EAN13-symbool is: • 37,29 mm breed • 25,91 mm hoog Dit is inclusief de rechter en linker witruimte en de cijfers onder het EAN13-symbool. Deze cijfers worden weergegeven in het lettertype OCR-B. De afmeting van een symbool drukt u uit in vergrotingsfactoren. Zo is de vergrotingsfactor van bovenstaande nominale afmetingen 100%.
125 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Vergroten/verkleinen Houdt u bij het vergroten of verkleinen van het EAN13-symbool rekening met de volgende punten: • druk- en printproces • beschikbare ruimte op product • scanomgeving Het is niet altijd mogelijk de kleinste vergrotingsfactor te produceren met bepaalde typen druk- en printprocessen. Overleg daarom altijd met uw drukker over de formaten die mogelijk zijn binnen het gebruikte druk- en printproces. Toegestane vergrotingsfactoren zijn: • minimaal 80% (vermenigvuldig hierbij alle maten van het nominale symbool met 0,8) • maximaal 200% (vermenigvuldig hierbij alle maten van het nominale symbool met 2) Hoe groter het symbool des te beter. Kies daarom altijd een zo groot mogelijke vergrotingsfactor. Dit gaat zeker op voor scanning in bijvoorbeeld magazijnen waar vaak op grotere afstand de barcode nog gelezen dient te worden. U mag alle formaten die binnen de marge vallen gebruiken. Let op dat u zowel de hoogte als de breedte van het EAN13-symbool mee vergroot of verkleint. Raadpleeg de tabel met afmetingen van het EAN13-symbool bij de diverse vergrotingsfactoren. Afmetingen van het EAN13- en EAN8-symbool bij verschillende vergrotingsfactoren EAN13 Vergrotingsfactor
breedte
EAN8 hoogte
breedte
hoogte
0,8
29,83
20,73
21,38
17,05
0,85
31,70
22,02
22,72
18,11
0,9
33,56
23,32
24,06
19,18
0,95
35,43
24,61
25,39
20,24
1
37,29
25,91
26,73
21,31
1,05
39,15
27,21
28,07
22,38
1,10
41,02
28,50
29,40
23,44
1,15
42,88
29,80
30,74
24,51
1,20
44,75
31,09
32,08
25,57
1,25
46,61
32,39
33,41
26,64
1,30
48,48
33,68
34,75
27,70
1,35
50,34
34,98
36,09
28,77
1,40
52,21
36,27
37,42
29,83
1,45
54,07
37,57
38,76
30,90
1,50
55,94
38,87
40,10
31,97
1,55
57,80
40,16
41,43
33,03
1,60
59,66
41,46
42,77
34,10
1,65
61,53
42,75
44,10
35,16
126 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
EAN13 Vergrotingsfactor
breedte
EAN8 hoogte
breedte
hoogte
1,70
63,39
44,05
45,44
36,23
1,75
65,26
45,34
46,78
37,29
1,80
67,12
46,64
48,11
38,36
1,85
68,99
47,93
49,45
39,42
1,90
70,85
49,23
50,79
40,49
1,95
72,72
50,52
52,12
41,55
2
74,58
51,82
53,46
42,62
tabel 5.1.2-1
De afmetingen zijn inclusief witruimte en de leesbare cijfers.
Hoogte Bij vergroten of verkleinen dient u ook de hoogte van het symbool aan te passen. De hoogte is een zeer belangrijk onderdeel van het EAN13-symbool. Als u het symbool vergroot zonder de hoogte aan te passen zal de omnidirectionele scanbaarheid verminderen. Dit betekent dat de barcode niet meer in alle hoeken en standen langs een scanner kan worden gehaald en daarbij in één keer gelezen kan worden.
figuur 5.1.2-2 Inkorten van de hoogte is niet toegestaan
Kleuren Een scanner leest een barcode op basis van het kleurcontrast: hoe hoger het kleurcontrast hoe beter leesbaar de barcode wordt. De scanner stuurt licht naar de barcode en meet de reflectie van de strepen en achtergrond. Door het verschil (kleurcontrast) in reflectie te meten van de (witte) achtergrond en (zwarte) strepen kan de scanner de barcode lezen. Zorg ervoor dat de achtergrond van de barcode een lichte kleur (veel reflectie) heeft en dat de barcode zelf een donkere kleur (weinig reflectie) heeft. Geschikte achtergrondkleuren: • wit • geel • oranje • rood
127 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Geschikte streepkleuren: • zwart • donkerbruin • donkergroen • donkerblauw Bij gebruik van andere kleuren of bij twijfel kunt u contact opnemen met GS1 Nederland.
Materiaal Om barcodes te kunnen scannen is behalve de kleur ook de ondergrond zeer belangrijk. Zo zijn goud- en zilverkleurige oppervlakken en bepaalde folies met een spiegelend karakter niet geschikt als ondergrond. Zij reflecteren namelijk het licht diffuus (alle kanten op). Het oog van de scanner kan dan amper reflectie meten. Als u transparante materialen zoals folie en glas gebruikt, dient de ondergrondkleur voldoende dekkend te zijn. Indien dit niet het geval is zal de kleur van de producten in de verpakking het symboolcontrast beïnvloeden. De inhoud schijnt dan als het ware door het symbool heen. Vooral als de inhoud donker is, zoals bij drop of stroop, kan dit problemen opleveren.
5.1.3. Het EAN8-symbool Opbouw Onder het EAN8-symbool staan 8 cijfers. Links van het scheidingsteken 4 en 4 rechts van het scheidingsteken. Om de breedte van de lichte zones te waarborgen wordt aanbevolen links van het eerste streepje een ‘kleiner dan’-teken (<) en rechts van het laatste streepje een ‘groter dan’- teken (>) af te drukken. Kijk bij Nomininale afmetingen EAN8 voor een EAN8-symbool met gedetailleerde afmetingen
Standaardafmeting of nominale afmeting De standaard afmeting van een EAN8-symbool is: • 26,73 mm breed • 21,31 mm hoog. Dit is inclusief de rechter en linker witruimte en de cijfers onder het EAN8-symbool. Deze cijfers worden weergegeven in het lettertype OCR-B . De afmeting van een EAN-symbool drukt u uit in vergrotingsfactoren. Zo is de vergrotingsfactor van bovenstaande nominale afmetingen 100%.
Vergroten/verkleinen Houd bij het vergroten of verkleinen van het EAN8-symbool rekening met de volgende punten: • druk- en printproces • beschikbare ruimte op product
128 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• scanomgeving Het is niet altijd mogelijk de kleinste vergrotingsfactor te produceren met bepaalde typen druk- en printprocessen. Overleg daarom altijd met uw drukker over de formaten die mogelijk zijn binnen het gebruikte druk- en printproces. De toegestane vergrotingsfactoren zijn: • minimaal 80% (vermenigvuldig hierbij alle maten van het nominale symbool met 0,8) • maximaal 200% (vermenigvuldig hierbij alle maten van het nominale symbool met 2) Hoe groter het symbool des te beter. Kies daarom altijd een zo groot mogelijke vergrotingsfactor. U mag alle formaten die binnen de marge vallen gebruiken. Let op dat u zowel de hoogte als de breedte van het EAN8-symbool mee vergroot of verkleint. EAN13
EAN8
Vergrotingsfactor
breedte
hoogte
breedte
hoogte
0,8
29,83
20,73
21,38
17,05
0,85
31,70
22,02
22,72
18,11
0,9
33,56
23,32
24,06
19,18
0,95
35,43
24,61
25,39
20,24
1
37,29
25,91
26,73
21,31
1,05
39,15
27,21
28,07
22,38
1,10
41,02
28,50
29,40
23,44
1,15
42,88
29,80
30,74
24,51
1,20
44,75
31,09
32,08
25,57
1,25
46,61
32,39
33,41
26,64
1,30
48,48
33,68
34,75
27,70
1,35
50,34
34,98
36,09
28,77
1,40
52,21
36,27
37,42
29,83
1,45
54,07
37,57
38,76
30,90
1,50
55,94
38,87
40,10
31,97
1,55
57,80
40,16
41,43
33,03
1,60
59,66
41,46
42,77
34,10
1,65
61,53
42,75
44,10
35,16
1,70
63,39
44,05
45,44
36,23
1,75
65,26
45,34
46,78
37,29
1,80
67,12
46,64
48,11
38,36
1,85
68,99
47,93
49,45
39,42
1,90
70,85
49,23
50,79
40,49
1,95
72,72
50,52
52,12
41,55
2
74,58
51,82
53,46
42,62
tabel 5.1.3-1
129 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Hoogte Bij vergroten of verkleinen dient u ook de hoogte van het symbool aan te passen. De hoogte is een zeer belangrijk onderdeel van het EAN8-symbool. Als u het symbool vergroot zonder de hoogte aan te passen zal de omnidirectionele scanbaarheid verminderen. Dit betekent dat de barcode niet meer in alle hoeken en standen langs een scanner kan worden gehaald en daarbij in één keer gelezen kan worden.
figuur 5.1.3-1 Inkorten van de hoogte is niet toegestaan
Kleuren Een scanner leest een barcode op basis van het kleurcontrast: hoe hoger het kleurcontrast hoe beter leesbaar de barcode wordt. De scanner stuurt licht naar de barcode en meet de reflectie van de strepen en achtergrond. Door het verschil (kleurcontrast) in reflectie te meten van de (witte) achtergrond en (zwarte) strepen kan de scanner de barcode lezen. Zorg er voor dat de achtergrond van de barcode een lichte kleur (veel reflectie) heeft en dat de barcode zelf een donkere kleur (weinig reflectie) heeft. Geschikte achtergrondkleuren: • wit • geel • oranje • rood Geschikte streepkleuren: • zwart • donkerbruin • donkergroen • donkerblauw Bij gebruik van andere kleuren of bij twijfel kunt u contact opnemen met GS1 Nederland.
130 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Materiaal Om barcodes te kunnen scannen is behalve de kleur ook de ondergrond zeer belangrijk. Zo zijn goud- en zilverkleurige oppervlakken en bepaalde folies met een spiegelend karakter niet geschikt als ondergrond. Zij reflecteren namelijk het licht diffuus (alle kanten op). Het oog van de scanner kan dan amper reflectie meten. Als u transparante materialen zoals folie en glas, gebruikt, dient de ondergrondkleur voldoende dekkend te zijn. Indien dit niet het geval is zal de kleur van de producten in de verpakking het symboolcontrast beïnvloeden. De inhoud schijnt dan als het ware door het symbool heen. Vooral als de inhoud donker is, zoals bij drop of stroop, kan dit problemen opleveren.
5.1.4. Het UPC-A symbool Opbouw Het UPC-A symbool bevat 12 cijfers. De meest linkse wordt altijd links van het linker scheidingsteken in de lichte zone geplaatst. De meest rechtse wordt altijd rechts van het rechterscheidingsteken in de lichte zone geplaatst. Hiermee stelt u meteen de breedte van de lichte zone veilig. De overige 10 cijfers staan onder de strepen met het scheidingsteken in het midden.
figuur 5.1.4-1 UPC-A symbool met gedetailleerde afmetingen
Standaardafmeting of nominale afmeting De standaard afmeting van een UPC-A symbool is: • 37,29 mm breed • 25,91 mm hoog Dit is inclusief de rechter en linker witruimte en de cijfers onder het UPC-A symbool. Deze cijfers worden weergegeven in het lettertype OCR-B . De afmeting van een GS1-symbool drukt u uit in vergrotingsfactoren. Zo is de vergrotingsfactor van bovenstaande nominale afmetingen 100%.
131 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Vergroten/verkleinen Houd bij het vergroten of verkleinen van het UPC-A symbool rekening met de volgende punten: • druk- en printproces • beschikbare ruimte op product • scanomgeving Het is niet altijd mogelijk de kleinste vergrotingsfactor te produceren met bepaalde typen druk- en printprocessen. Overleg daarom altijd met uw drukker over de formaten die mogelijk zijn binnen het gebruikte druk- en printproces. De toegestane vergrotingsfactoren zijn: • minimaal 80% (vermenigvuldig hierbij alle maten van het nominale symbool met 0,8) • maximaal 200% (vermenigvuldig hierbij alle maten van het nominale symbool met 2) Hoe groter het symbool des te beter. Kies daarom altijd een zo groot mogelijke vergrotingsfactor. Dit gaat zeker op voor scanning in bijvoorbeeld magazijnen waar vaak op grotere afstand de barcode nog gelezen dient te worden. U mag alle formaten die binnen de marge vallen gebruiken. Let op dat u zowel de hoogte als de breedte van het UPC-A symbool mee vergroot of verkleint.
Hoogte Bij vergroten of verkleinen dient u ook de hoogte van het symbool aan te passen. De hoogte is een zeer belangrijk onderdeel van het UPC-A symbool. Als u het symbool vergroot zonder de hoogte aan te passen zal de omnidirectionele scanbaarheid verminderen. Dit betekent dat de barcode niet meer in alle hoeken en standen langs een scanner kan worden gehaald en daarbij in één keer gelezen kan worden.
figuur 5.1.4-2 Inkorten van de hoogte is niet toegestaan
132 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Kleuren Een scanner leest een barcode op basis van het kleurcontrast: hoe hoger het kleurcontrast hoe beter leesbaar de barcode wordt. De scanner stuurt licht naar de barcode en meet de reflectie van de strepen en achtergrond. Door het verschil (kleurcontrast) in reflectie te meten van de (witte) achtergrond en (zwarte) strepen kan de scanner de barcode lezen. Zorg ervoor dat de achtergrond van de barcode een lichte kleur (veel reflectie) heeft en dat de barcode zelf een donkere kleur (weinig reflectie) heeft. Geschikte achtergrondkleuren: • wit • geel • oranje • rood Geschikte streepkleuren: • zwart • donkerbruin • donkergroen • donkerblauw Bij gebruik van andere kleuren of bij twijfel kunt u contact opnemen met GS1 Nederland.
Materiaal Om barcodes te kunnen scannen is behalve de kleur ook de ondergrond zeer belangrijk. Zo zijn goud- en zilverkleurige oppervlakken en bepaalde folies met een spiegelend karakter niet geschikt als ondergrond. Zij reflecteren namelijk het licht diffuus (alle kanten op). Het oog van de scanner kan dan amper reflectie meten. Als u transparante materialen zoals folie en glas gebruikt, dient de ondergrondkleur voldoende dekkend te zijn. Indien dit niet het geval is zal de kleur van de producten in de verpakking het symboolcontrast beïnvloeden. De inhoud schijnt dan als het ware door het symbool heen. Vooral als de inhoud donker is, zoals bij drop of stroop, kan dit problemen opleveren.
5.1.5. Het UPC-E symbool Opbouw Het UPC-E symbool bevat 8 cijfers. De meest linkse (is altijd een ‘0’) wordt altijd links van het linker scheidingsteken in de lichte zone geplaatst. De meest rechtse wordt altijd rechts van het rechterscheidingsteken in de lichte zone geplaatst. Hiermee stelt u meteen de breedte van de lichte zone veilig. De overige 6 cijfers staan onder de strepen.
133 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 5.1.5-1 UPC-E-symbool met gedetailleerde afmetingen
Standaardafmeting of nominale afmeting De standaard afmeting van een UPC-E symbool is: • 27,39 mm breed • 25,91 mm hoog Dit is inclusief de rechter en linker witruimte en de cijfers onder het UPC-E symbool. Deze cijfers worden weergegeven in het lettertype OCR-B . De afmeting van een GS1-symbool drukt u uit in vergrotingsfactoren. Zo is de vergrotingsfactor van bovenstaande nominale afmetingen 100%.
Vergroten/verkleinen Houdt bij het vergroten of verkleinen van het UPC-E symbool rekening met de volgende punten: • druk- en printproces • beschikbare ruimte op product • scanomgeving Het is niet altijd mogelijk de kleinste vergrotingsfactor te produceren met bepaalde typen druk- en printprocessen. Overleg daarom altijd met uw drukker over de formaten die mogelijk zijn binnen het gebruikte druk- en printproces. De toegestane vergrotingsfactoren zijn: • minimaal 80% (vermenigvuldig hierbij alle maten van het nominale symbool met 0,8) • maximaal 200% (vermenigvuldig hierbij alle maten van het nominale symbool met 2) Hoe groter het symbool des te beter. Kies daarom altijd een zo groot mogelijke vergrotingsfactor.
134 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
U mag alle formaten die binnen de marge vallen gebruiken. Let op dat u zowel de hoogte als de breedte van het UPC-E symbool mee vergroot of verkleint.
Hoogte Bij vergroten of verkleinen dient u ook de hoogte van het symbool aan te passen. De hoogte is een zeer belangrijk onderdeel van het UPC-E symbool. Als u het symbool vergroot zonder de hoogte aan te passen zal de omnidirectionele scanbaarheid verminderen. Dit betekent dat de barcode niet meer in alle hoeken en standen langs een scanner kan worden gehaald en daarbij in 1 keer gelezen kan worden.
figuur 5.1.5-2 Inkorten van de hoogte is niet toegestaan
Kleuren Een scanner leest een barcode op basis van het kleurcontrast: hoe hoger het kleurcontrast hoe beter leesbaar de barcode wordt. De scanner stuurt licht naar de barcode en meet de reflectie van de strepen en achtergrond. Door het verschil (kleurcontrast) in reflectie te meten van de (witte) achtergrond en (zwarte) strepen kan de scanner de barcode lezen. Zorg er voor dat de achtergrond van de barcode een lichte kleur (veel reflectie) heeft en dat de barcode zelf een donkere kleur (weinig reflectie) heeft. Geschikte achtergrondkleuren: • wit • geel • oranje • rood Geschikte streepkleuren: • zwart • donkerbruin • donkergroen • donkerblauw Bij gebruik van andere kleuren of bij twijfel kunt u contact opnemen met GS1 Nederland.
135 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Materiaal Om barcodes te kunnen scannen is behalve de kleur ook de ondergrond zeer belangrijk. Zo zijn goud- en zilverkleurige oppervlakken en bepaalde folies met een spiegelend karakter niet geschikt als ondergrond. Zij reflecteren namelijk het licht diffuus (alle kanten op). Het oog van de scanner kan dan amper reflectie meten. Als u transparante materialen zoals folie en glas gebruikt, dient de ondergrondkleur voldoende dekkend te zijn. Indien dit niet het geval is zal de kleur van de producten in de verpakking het symboolcontrast beïnvloeden. De inhoud schijnt dan als het ware door het symbool heen. Vooral als de inhoud donker is, zoals bij drop of stroop, kan dit problemen opleveren.
5.1.6. De GS1-128-symbooltechniek De GS1-128-symbooltechniek stamt uit 1990 en is ontwikkeld om een grote variatie aan gegevens weer te geven. Buiten een artikelcode kunt u in deze symbooltechniek aanvullende informatie over artikelen plaatsen. Belangrijk is dat het GS1-128-symbool niet door kassascanners gelezen kan worden en dus vooral bedoeld is voor gebruik in logistieke omgevingen.
figuur 5.1.6-1 Het GS1-128-symbool:
Opbouw De GS1-128-symbooltechniek is een variant (subset) van code 128, een barcodesymbooltechniek die werd ontwikkeld in het begin van de jaren tachtig en nog steeds in gebruik is. Een GS1-128-symbool onderscheidt zich van een code 128 door een speciaal teken (FNC1) in de startreeks. De startreeks die ontstaat is internationaal gereserveerd voor de GS1-organisatie. Een GS1-128-symbool is alleen bedoeld voor de . Het gebruik van de speciale startreeks veronderstelt dat u de gegevensinhoud van het bijbehorende streepjessymbool volgens de regels van de Application Identifier-standaard, de , gestructureerd heeft. Alleen dan kan elke scanner elk GS1-128-symbool correct interpreteren. De GS1-128-symbooltechniek kan weliswaar GS1-artikelcodes weergeven, maar is onleesbaar voor de meeste kassa-scanners. Als u een artikel heeft dat langs een kassascanner gaat en daar gelezen moet worden, geef dan de GS1-artikelcode in een EAN13-symbool weer. Aanvullende gegevens, zoals batchnummers en houdbaarheidsdata, kunt u in een aanvullend GS1-128-symbool weergeven.
136 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Standaard/nominale afmeting De standaard (nominale) afmeting van een GS1-128-symbool is niet te geven aangezien dit afhankelijk is van de hoeveelheid informatie die u hierin plaatst. Kijk hier voor meer informatie over de opbouw van een GS1-128-symbool.
Vergroten/verkleinen U mag het GS1-128-symbool vergroten of verkleinen, houd echter rekening met het volgende: • De lengte van het GS1-128-symbool mag nooit langer zijn dan 165 mm of 48 datagegevens. Het formaat van het GS1-128-symbool op uw product is vooral afhankelijk van de scanomgeving. Wordt het GS1-128-symbool gescand in een logistieke omgeving, dan moet u een hoogte aanhouden van 32 mm en een zo hoog mogelijke vergrotingsfactor te kiezen. De minimale en maximale vergrotingsfactoren zijn: • Minimaal 25% (vermenigvuldig alle maten van het nominale symbool met 0,25) • Maximaal 120% (vermenigvuldig alle maten van het nominale symbool met 1,2) Alle formaten die hierbinnen vallen zijn toegestaan Let op dat u zowel de hoogte als de breedte van het GS1-128-symbool mee vergroot of verkleint.
Hoogte Bij vergroten of verkleinen dient u ook de hoogte aan te passen. Let hierbij op de volgende richtlijnen: • De hoogte mag nooit kleiner zijn dan 12,7 mm • Is de verpakking te klein om hieraan te voldoen, dan mag u verder verlagen. De hoogte mag echter nooit lager zijn dan 5,08 mm • In omgevingen waar automatisch gescand wordt geldt een minimale hoogte van 32 mm.
Kleuren Het is aan te raden het GS1-128-symbool zwart te drukken of printen en deze op een witte ondergrond te plaatsen.
Materiaal Het GS1-128-symbool is geschikt om op etiketten en kartonnen omdozen te plaatsen. Hierbij dient u wel een karton van hogere kwaliteit te kiezen. De voorkeur heeft een wit karton.
137 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5.1.7. Het ITF14-streepjessymbool Het ITF-symbool kunt u toepassen op omverpakkingen van golfkarton en andere materialen met een grove structuur. Door de grote omvang van het symbool en de relatief brede streepjes kan het ITF-symbool op deze materialen met een hogere scan-betrouwbaarheid worden afgedrukt dan een EAN13-symbool. U herkent het symbool aan het zwarte kader om de streepjes heen.
figuur 5.1.7-1 Afbeelding ITF14
Opbouw ITF staat voor Interleaved Two of Five. Deze naam verwijst naar de structuur van het symbool. In een ITF-symbool worden twee opeenvolgende codecijfers met elkaar verweven in respectievelijk 5 donkere en 5 lichte streepjes (ook wel segmenten genoemd). In het ITF14-symbool kunt u naast de GTIN13 ook de GTIN14 weergeven.
Standaard/nominale afmeting De standaard (nominale) afmeting van een ITF-symbool, inclusief lichte zones, H-tekens, vetkader en leesbare code: • 159,828 mm breed • 48,12 mm hoog. Dit is inclusief: • rechterwitruimte en linkerwitruimte • cijfers onder de ITF14 barcode in lettertype OCR-B • Vetkader • H-tekens Bij afmetingen van een GS1-symbool spreekt men van vergrotingsfactoren. Bij bovenstaande nominale afmeting is de vergrotingsfactor 100%.
Vergroten/verkleinen Het ITF14-symbool mag worden vergroot of verkleind, houd echter rekening met het volgende:
138 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het formaat ITF14 dat u kiest om op uw product te plaatsen is van een aantal factoren afhankelijk: • Druk- en printproces • Beschikbare ruimte op product • scanomgeving Het is niet altijd mogelijk de meest kleine vergrotingsfactor te produceren met bepaalde typen druk- en printprocessen. Overleg daarom altijd met uw drukker over de formaten die mogelijk zijn binnen het gebruikte druk- en printproces. Gesteld kan worden: hoe groter hoe beter. Dit gaat zeker op voor scanning in bijvoorbeeld magazijnen, hier is het raadzaam een zo groot mogelijke vergrotingsfactor te kiezen. De minimale en maximale vergrotingsfactoren zijn: • Minimaal 25% (vermenigvuldig alle maten van het nominale symbool met 0,25) • Maximaal 100% (vermenigvuldig alle maten van het nominale symbool met 1) * * Historisch gezien zijn vergrotingsfactoren tot 120 % acceptabel. Let op! • Alle formaten binnen deze grenzen zijn toegestaan • Zowel de hoogte als de breedte van het ITF14-symbool moet worden mee vergroot of verkleind. • De hoogte en het formaat van de mensleesbare code (de code in cijfers) blijven ongeacht de vergrotingsfactor gelijk. Ook de dikte van de kaderlijn blijft 4,8 mm. In onderstaande tabel vindt u de afmetingen van het ITF14-symbool bij de diverse vergrotingsfactoren (inclusief witruimtes en cijfers onder de barcode). inclusief
exclusief vetkader
vetkader Vergrotingsfactor
smalsegment breedsegment Lichtezone breedte*
hoogte (min.)**
breedte*
hoogte (min.)**
1,2
1,219
3,048
13,1
188,674
47,8
179,074
38,2
1,1
1,118
2,794
12
174,251
44,6
164,651
35
1
1,016
2,540
10,9
159,828
41,4
150,228
31,8
0,9
0,914
2,286
9,8
145,405
38,2
135,805
28,6
0,8
0,813
2,032
8,7
130,982
35
121,382
25,4
0,7
0,711
1,778
7,6
115,56
31,9
105,96
22,3
0,6
0,61
1,524
6,5
102,137
28,7
92,537
19,1
0,5
0,508
0,27
5,5
87,714
25,5
78,114
15,9
0,4
0,406
1,016
4,4
73,291
22,3
63,691
12,7
0,3
0,305
0,762
3,3
58,868
19,1
49,268
9,5
0,25
0,254
0,625
2,7
51,657
17,55
42,057
7,95
tabel 5.1.7-1
*
breedte inclusief lichte zone en H-tekens
139 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
**
exclusief leesbare cijfer
Hoogte Bij vergroten of verkleinen dient ook de hoogte te worden aangepast.
Kleuren Het ITF14-symbool is gemakkelijker te drukken dan een EAN13-symbool en stelt minder eisen aan het kleurcontrast. Daarom is het ITF-symbool goed geschikt voor bijvoorbeeld golfkarton. Een scanner leest een barcode op basis van het kleurcontrast: hoe hoger het kleurcontrast hoe beter leesbaar de barcode wordt. De scanner stuurt licht naar de barcode en meet de reflectie van de strepen en achtergrond. Door het verschil (kleurcontrast) in reflectie te meten van de (witte) achtergrond en (zwarte) strepen kan de scanner de barcode lezen. Zorg er voor dat de achtergrond van de barcode een lichte kleur (veel reflectie) heeft en dat de barcode zelf een donkere kleur (weinig reflectie) heeft. In het algemeen kan de volgende indeling worden gemaakt Geschikte achtergrondkleuren: • Wit • Geel • Oranje • Rood Geschikte streepkleuren: • Zwart • Donkerbruin • Donkergroen • Donkerblauw Bij gebruik van andere kleuren of bij twijfel kunt u contact opnemen met GS1 Nederland
Materiaal ITF14 gebruikt u bij het drukken op karton.
5.1.8. GS1 DataBar en Composite symbolen De GS1 DataBar, het Composite Component (CC) Symbol en Composite Symbolen (CS) zijn eind jaren negentig ontwikkeld door GS1. Deze symbooltechnieken zijn ontwikkeld om te kunnen voorzien in de behoefte die bestaat bij deelnemers om: – zeer kleine producten zoals een injectiespuit of ampul (medische sector) of chips (elektronica), voorzien van additionele informatie, te kunnen scannen – variabel gewicht artikelen te kunnen voorzien van unieke identificatie, en te voorzien van additionele informatie, scanbaar aan de kassa (b.v. vlees, gevogelte) – producten in de AGF-sector te kunnen voorzien van unieke identificatie, scanbaar aan de kassa (b.v. een appel)
140 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
– logistieke eenheden te kunnen voorzien van additionele informatie (zoals informatie m.b.t. de inhoud van gemengde pallets). Bij de ontwikkeling is daarnaast rekening gehouden met de volgende voorwaarden: – sommige symbolen dienen geschikt te zijn voor scanning in een omnidirectionele omgeving – het symbool moet geschikt zijn voor gebruik op zeer kleine oppervlakken zonder daarbij aan scanbaarheid in te boeten – het symbool dient compatible te zijn met bestaande, brede toepassingen van applicaties en technieken – het symbool moet een aanvulling zijn op bestaande GS1 gegevensdragers het symbool moet een eenvoudige oplossing bieden voor een zo breed mogelijke toepassing. GS1 DataBar14, GS1 DataBar14 Truncated, GS1 DataBar Stacked en GS1 DataBar Stacked Omnidirectional geven de GS1-artikelcode in 14 posities weer. Ze zijn kleiner dan EAN13en UPC-A- symbolen. Ze bevatten een verbindingsteken dat aangeeft of een 2D Composite Component is toegevoegd. GS1 DataBar14 en GS1 DataBar Stacked Omnidirectional kunnen in een omnidirectionele omgeving (kassascanning) gescand worden.
figuur 5.1.8-1
GS1 DataBar Limited is ontwikkeld voor identificatie van zeer kleine artikelen, die niet in een omnidirectionele omgeving gescand hoeven te worden. De GS1-artikelcode wordt in 14 posities weergegeven met als restrictie het gebruik van Indicator (ook wel Logistieke Variant Code genoemd) 0 en 1. Ook hier geeft een verbindingsteken aan of een Composite Component is toegevoegd.
141 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 5.1.8-2
GS1 DataBar Expanded en GS1 DataBar Expanded Stacked kunnen alle door Application Identifiers gedefinieerde gegevensvelden bevatten. Elk symbool heeft een variabele lengte met een capaciteit van 74 gegevenstekens. Een verbindingsteken geeft aan of een Composite Component is toegevoegd. GS1 DataBar Expanded symbolen kunnen in een omnidirectionele omgeving gescand worden.
figuur 5.1.8-3
Composite Component De Composite Component-familie bestaat uit nieuwe 2D symbolen die door GS1 gebruikt worden als een toevoeging aan de lineaire symbolen. Een combinatie van een lineair symbool met een 2D component wordt een Composite symbool genoemd. Het 2D component voegt additionele, door Application Identifiers gedefinieerde, gegevensvelden toe aan de lineaire symbolen van GS1. Een Composite symbool is: – het enige 2D-symbool met een makkelijk scanbare identificatie van het artikel (GS1artikelcode), deze wordt weergegeven in het lineaire gedeelte – wat afmetingen betreft vergelijkbaar met matrix symbolen (een 2D symbooltechniek), maar is te lezen met meerdere vormen van scanning – kleiner dan andere laser-scanbare 2D symbolen
142 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
2D componenten kunnen toegevoegd worden aan de GS1 DataBar-familie, de GS1-128en EAN/UPC-symbolen. Er zijn drie versies van een 2D symbool: CC-A, CC-B en CC-C, respectievelijk toenemend in afmeting en capaciteit. De drie versies van de Composite Components zijn gebaseerd op versies van MicroPDF417 en PDF417: CC-A (gebaseerd op een versie van MicroPDF417) kan tot 56 gegevenstekens bevatten, CC-B (een variant van MicroPDF417) kan tot 338 gegevenstekens bevatten en CC-C (een variant van PDF417) kan tot 2361 gegevenstekens bevatten.
figuur 5.1.8-4
figuur 5.1.8-5
figuur 5.1.8-6
143 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
GS1 DataBar en Composite symbolen kunnen, vergeleken met het GS1-128-symbool, meer en andersoortige informatie bevatten. Het gebruik van een symbool scheidingsteken maakt nieuwe structuren mogelijk, zoals nesting en/ of looping, geschikt voor logistieke toepassingen. Denk hierbij b.v. aan het koppelen van gegevensvelden, hetgeen tot nu toe met een GS1-128-symbool niet mogelijk was. Afmetingen GS1 DataBar symbolen Symbool
GS1 DataBar
X-dimensie
Minimum hoogte*
Minimum
Nominaal
Maximum
Voor minimum
Voor nominaal
Voor maximaal
0,264 mm
0,33 mm
0,41 mm
8,71 mm
10,89 mm
13,53 mm
0,264 mm
0,33 mm
0,41 mm
18,22 mm
27,77 mm
28,29 mm
0,264 mm
0,33 mm
0,41 mm
8,98 mm
11,22 mm
13,94 mm
0,264 mm
0,33 mm
0,41 mm
18,74 mm
23,43 mm
29,11 mm
0,264 mm
0,33 mm
0,41 mm
3,43 mm
4,29 mm
5,33 mm
0,264 mm
0,33 mm
0,41 mm
2,64 mm
3,3 mm
4,1 mm
0,264 mm
0,33 mm
0,41 mm
3,43 mm
4,29 mm
5,33 mm
Omnidirectional GS1 DataBar Stacked Omnidirectional GS1 DataBar Expanded GS1 DataBar Expanded Stacked GS1 DataBar Stacked GS1 DataBar Limited GS1 DataBar Truncated
* de hoogtes bij GS1 DataBar symbolen gelden alleen voor de strepen, mensleesbaar schrift wordt hier niet bijgerekend.
Witruimtes: GS1 DataBar symbolen hebben geen witruimtes (lichte zones) aan beide zijden nodig.
144 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5.1.9. Nominale afmetingen EAN13- barcode
figuur 5.1.9-1
145 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5.1.10. Nominale afmetingen EAN8- barcode
figuur 5.1.10-1
146 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5.1.11. Nominale afmetingen Add-on codes Twee cijferige add-on:
figuur 5.1.11-1
147 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5 cijferige add-on:
figuur 5.1.11-2
5.1.12. Het Data Matrix symbool GS1 heeft sinds januari 2005 het Data Matrix symbool geadopteerd. De symbooltechniek biedt een aantal extra mogelijkheden: de Data Matrix kan op veel verschillende materialen aangebracht worden en kan een groot aantal gegevens in een klein oppervlak weergeven. Data Matrix ISO versie ECC 200 is de enige versie die de GS1 datastructuur ondersteunt. Het Data Matrix symbool mag binnen het GS1 systeem alleen worden gebruikt voor bepaalde toepassingen, zoals voor zeer kleine producten in de gezondheidszorg (als het bedrukbaar oppervlak kleiner is dan 9 mm) en voor het direct aanbrengen van een symbool op het product zelf (direct part marking). Voor het uitlezen van de Data Matrix heeft u imaging scanapparatuur (fotoscanners) nodig.
Specificaties van het Data Matrix symbool Voor een gedetailleerde technische beschrijving verwijzen we u naar de Internationale Standaard ISO/IEC 16022 Information technology - International Symbology Specification - Data Matrix.
148 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Daarnaast heeft GS1 een technische richtlijn opgesteld voor de GS1 DataMatrix, beschikbaar [http://www.gs1.org/sites/default/files/docs/barcodes/GS1_DataMatrix_Introduction_and_technical_overview.pdf] via de website van GS1.
5.2. Algemene specificaties In deze paragraaf lichten we de specificaties toe zoals witruimte en x-dimensie.
5.2.1. Mensleesbare code Onder een GS1-symbool staat altijd de inhoud van het symbool in cijfers weergegeven. Hierdoor kan een niet leesbaar symbool altijd nog handmatig verwerkt worden. Voor de leesbare cijfers gebruikt u lettertype OCR-B. Dit lettertype is gekozen om de vormgeving van het streepjessymbool te standaardiseren. De OCR-B-karakters hoeven niet machinaal leesbaar te zijn. Voor het EAN13-, EAN8-, Add-on, GS1-128- en het ITF14-symbool gelden verder de volgende specifieke eigenschappen. Het EAN13-symbool • De hoogte van de cijfers in het nominale symbool is 2,75 mm. • Het linkercijfer (op positie 13) wordt links van het linker randteken afgedrukt. We raden u aan om in de rechterlichte zone het ‘groter dan’- teken (>) af te drukken. • Beide randtekens en het scheidingsteken lopen aan de onderzijde 5 modules langer door. • Tussen de onderkant van het symbool en de leesbare cijfers ligt één module. Het EAN8-symbool • De hoogte van de cijfers in het nominale symbool is 2,75 mm. • We raden u aanlinks van het eerste streepje een ‘kleiner dan’-teken (<) en rechts van het laatste streepje een ‘groter dan’-teken (>) af te drukken. • Beide randtekens en het scheidingsteken lopen aan de onderzijde 5 modules langer door. • Tussen de onderkant van het symbool en de leesbare cijfers ligt één module. Het Add-on symbool • De hoogte van de strepen bedraagt in nominaal formaat 2,75 mm. • De bovenkant van de cijfers van de Add-On code ligt op dezelfde hoogte als de bovenkant van de strepen van het hoofdsymbool. • Voor het Add-On symbool geldt dezelfde vergrotingsfactor als voor het hoofdsymbool. • Het gebruik van het ‘groter dan’-teken (>) in de rechterlichte zone is aan te raden. Het GS1-128-symbool • Aangeraden wordt om de tekstgegevens van het GS1-128-symbool direct onder het symbool te plaatsen.
149 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• Indien dit niet mogelijk is, dient de tekst zodanig geplaatst te worden dat het duidelijk is dat hij betrekking heeft op het symbool. • U dient de Application Identifiers in de tekst te omgeven door ronde haakjes. Op deze manier is het ook duidelijk voor mensen hoe het symbool is opgebouwd. Het ITF14-symbool • Tussen de onderkant van het kader en de leesbare code wordt minimaal 1 mm afstand gehouden. De afmetingen van de codecijfers zijn: – hoogte 5,72 mm – breedte 3,65 mm – lijndikte 0,74 mm. • De afstand tussen de verticale assen van twee opeenvolgende cijfers, de zogenaamde ‘steek’, is 4,57 mm.
5.2.2. Waarom links en rechts extra witruimte? Links en rechts van het symbool moet u altijd een witruimte gebruiken. Deze witruimte gebruikt een scanner om te bepalen wat het contrast van de achtergrond van het symbool is. De witruimte heeft nog een functie: beveiliging tegen leesfouten. De scanner decodeert namelijk datgene wat op de witruimte volgt als streepjessymbool. Hierdoor wordt de kans verkleind dat de scanner ander drukwerk als streepjessymbool probeert te decoderen. De witruimte hoeft niet wit te zijn, deze dient u in dezelfde kleur weer te geven als de gebruikte achtergrondkleur. Voor het EAN13-, EAN8-, de Add-on -, GS1128- en het ITF14-symbool gelden specifieke richtlijnen voor de witruimtes.
Witruimtes bij het EAN13-symbool • De lichte zone links van het symbool dient minstens 11 modules groot te zijn. • De lichte zone rechts van het symbool dient minstens 7 modules groot te zijn. Inclusief de minimaal vereiste lichte zones bestaat het EAN13-symbool uit 113 modules.
Witruimtes bij het EAN8-symbool • De lichte zone links van het symbool dient minstens 7 modules groot te zijn. • De lichte zone rechts van het symbool dient minstens 11 modules groot te zijn. Inclusief de minimaal vereiste lichte zones bestaat het EAN8-symbool uit 81 modules.
Witruimtes bij het Add-on symbool • De lichte zone links van het symbool dient minstens 7 en maximaal 10 modules groot te zijn. • De lichte zone rechts van het symbool dient minstens 5 modules groot te zijn. Inclusief de minimaal vereiste lichte zone aan de rechterzijde bevat het tweecijferig Add-On symbool 52 modules (de lichte zone aan de linkerzijde hoort bij het hoofdsymbool!).
150 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Witruimtes bij het GS1-128-symbool • De lichte zone links van het symbool dient minstens 10 modules groot te zijn. • De lichte zone rechts van het symbool dient minstens 10 modules groot te zijn. U dient de lichte zone aan beide zijden van een GS1-128-symbool minstens 10 modules breed te maken.
Witruimtes bij het ITF14-symbool Bij een 100% symbool zijn de lichte zones ieder 10,9 mm. Wanneer H-tekens binnen het kader worden opgenomen, wordt het kader links en rechts 3 mm breder. De breedte van het ITF-symbool inclusief lichte zones en H-tekens is dan 150,228 mm.
5.2.3. Hoe werkt de start- en stopreeks? Elke symbooltechniek start met een linkerrandteken (startreeks) en eindigt met een rechterrandteken (stopreeks). Deze tekens worden opgenomen in het symbool, zodat scanners het begin en eind van het symbool herkennen. Voor het EAN13-, GS1-128- en het ITF14-symbool gelden hiervoor specifieke richtlijnen.
Het EAN13-symbool Na het linkerrandteken volgt onmiddellijk het eerste codecijfer. Het rechterrandteken volgt direct op het laatste codecijfer. Bij het EAN13-symbool hebt u naast een linker- en rechterrandteken ook een scheidingsteken waarmee het symbool in een linker- en rechterdeel wordt gedeeld. Het linker- en rechterrandteken zijn op gelijke wijze opgebouwd:
figuur 5.2.3-1
Het scheidingsteken is als volgt opgebouwd:
figuur 5.2.3-2
151 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het GS1-128-symbool Startreeks De startreeks bestaat uit twee tekens: • eerst een startcode waarmee de gewenste codeset geactiveerd wordt (START A, START B, of START C) • daarna het FNC1-teken (symboolteken 102). Er zijn dus drie mogelijke startreeksen:
figuur 5.2.3-3
Stopreeks De stopreeks bevindt zich aan het einde van het GS1-128-symbool en heeft twee functies: • het gelezen resultaat te verifiëren • het symbooleinde te markeren De stopreeks bestaat uit twee tekens: • een controlecijfer voor de inhoud • gevolgd door een stopteken (STOP, symboolteken 106). Het controlecijfer wordt niet weergegeven in de leesbare gegevens bij het symbool en wordt ook niet doorgegeven door de scanner. Het symboolteken dat als controlecijfer dient kan worden bepaald met een modulus 103- berekeningsalgoritme. Het algoritme levert een getal op tussen 0 en 102.
Voorbeeld Stel dat de berekening van het controlecijfer de waarde 87 oplevert. Dan ziet de stopreeks er als volgt uit:
152 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 5.2.3-4
Het ITF14-symbool Startreeks De startreeks wordt direct gevolgd door het eerste paar codecijfers. Het bestaat uit vier smalle segmenten en wordt als volgt weergegeven: donker - licht - donker - licht. De startreeks is 4,064 mm breed (vier smalle segmenten).
Stopreeks De stopreeks volgt direct op het laatste paar codecijfers. Het bestaat uit één breed streepje en twee smalle streepjes: brede donkere streep - smalle lichte streep - smalle donkere streep. De stopreeks is 4,572 mm breed. In de onderstaande tabel vindt u de patronen van twee getallenparen en een start- en stopreeks in een grafische weergave.
153 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 5.2.3-5
5.2.4. Hoe werkt u met de X-dimensie? De vergrotingsfactor wordt ook vaak de X-dimensie genoemd. De X-dimensie is de breedte van het smalste streepje of de smalste spatie in een symbool. Het smalste streepje of spatie wordt ook wel een module genoemd. We geven een kort overzicht van de gebruikte Xdimensie per symbooltechniek bij een 100% vergrotingsfactor.
Het EAN13-symbool De X-dimensie voor het EAN13-symbool is 0,33mm. De breedte van elke streep of spatie wordt bepaald door het vermenigvuldigen van de Xdimensie met het aantal modules waaruit een streep of spatie bestaat (1,2,3 of 4). Een streep die drie modules breed is (‘111’), is in het nominale formaat dus 3 * 0,33 = 0,99 mm breed.
Let op bij de cijfers 1,2 7 en 8 Om een goede verdeling van de toleranties in streepbreedtes over het gehele symbool te verkrijgen, worden de cijfers 1, 2, 7 en 8 anders weergegeven. Voor deze cijfers verkleint of vergroot u de breedte van de strepen met 1/13 deel van de modulebreedte. Door deze cijfers anders weer te geven wordt het symbool beter scanbaar. Bij bestaand apparatuur voor het maken van symbolen blijkt voor deze verkleining en vergroting vaak 0,030 mm te worden gebruikt In onderstaande tabel vindt u de precieze aanpassing voor de karakters 1, 2, 7 en 8 voor een nominaal symbool (100%). Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de drie genoemde karaktersets. De maten staan in millimeters.
154 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Karakterset A
Karaktersets B&C
Karakter
Streep
Spatie
Streep
Spatie
1
-0,025
+0,025
+0,025
-0,025
2
-0,025
+0,025
+0,025
-0,025
7
+0,025
-0,025
-0,025
+0,025
8
+0,025
-0,025
-0,025
+0,025
tabel 5.2.4-1
Het GS1-128-symbool De breedte van de X-dimensie van een GS1-128-symbool is 1 mm. Een symboolteken in het GS1-128-symbool bestaat altijd uit drie streepjes en drie spaties. Deze hebben altijd een standaardmaat van elf modules. De enige uitzondering hierop is het stopteken, dat 13 modules breed is. De drie spaties in één symboolteken nemen in totaal een oneven aantal modules in beslag, de drie strepen een even aantal. Elke streep of spatie is minimaal 1 en maximaal 4 modules breed.
De rol van de vergrotingsfactor Bij de afdruk met een 100% vergrotingsfactor heeft het GS1-128-symbool een breedte van 66 + 11n millimeter. U kunt het GS1-128-symbool inschalen met een vermenigvuldigingsfactor tussen 0,25 en 1,20. De X-dimensie van het symbool kan dus variëren van 0,25 mm tot 1,20 mm. Het hangt af van de nauwkeurigheid van het drukprocédé en van de afstand waarop het symbool gelezen dient te worden welke vermeninigvuldigingsfactor u kiest. Een symbool met een lage vermenigvuldigingsfactor stelt hoge eisen aan de nauwkeurigheid van het drukproces en is van kortere afstanden te lezen. Een symbool met een hoge vermenigvuldigingsfactor stelt juist minder eisen aan de nauwkeurigheid van het drukproces en is weer van grotere afstanden te lezen.
Het GS1-128- en EAN13-symbool combineren Als u het GS1-128-symbool afdrukt in combinatie met het EAN13-symbool zorg er dan voor dat beide symbolen dezelfde vergrotingsfactor hebben. Het EAN13-symbool met een vergrotingsfactor van 100% heeft een X-dimensie van 0,33 mm. Deze X-dimensie dient u ook toe te passen in een begeleidend GS1-128-symbool.
155 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het ITF14-symbool Bij een ITF14 geeft u getallenparen weer in lichte en donkere strepen. Ieder cijferpaar in de code wordt weergegeven in vijf lichte en vijf donkere strepen. De 14-cijferige code in het ITF-symbool geeft u dus weer in zeven paren van 5 lichte en 5 donkere strepen. Hierbij is er sprake van smalle en brede strepen. De smalste streep heeft bij een 100%vergrotingsfactor een breedte van 1,016 mm en de brede streep een breedte van 2,540.
5.3. Specificaties EAN-symbolen In deze paragraaf gaan we in op de opbouw en printspecificaties van EAN13 en EAN8symbolen.
5.3.1. Drukken en printen van het EAN13-symbool Er zijn verschillende methoden om het EAN13-symbool op het product of de verpakking aan te brengen. Elk van deze methoden heeft een aantal kenmerken. Deze methodes kunnen grofweg ingedeeld worden in een aantal groepen: • integreren in de verpakking of het label • print op etiket • direct drukken of printen op het product of de verpakking • EAN13-symbolen op omverpakkingen
Integreren in de verpakking of het label Dit houdt in dat het EAN13-symbool wordt meegedrukt bij het bedrukken van de verpakking of het label. Het EAN-symbool is dan een deel van de originele bedrukking. Voorbeelden van producten met een geïntegreerde bedrukking zijn: • een pak melk (symbool op de verpakking) • flessen frisdrank (symbool op het label) • CD (symbool op de hoes). Voor het drukken van het EAN13-symbool is een nauwkeurige afbeelding van het symbool nodig (barcode ontwerp). Hier heeft u twee mogelijkheden voor: • filmmaster • digitale barode file De drukker of lithograaf kan dit barcode ontwerp voor u aanmaken, hiervoor is alleen de GS1-artikelcode nodig. Neem contact op met GS1 Nederland indien de drukker die mogelijkheid niet heeft. Nadat het barcode ontwerp is gemaakt kan het EAN13-symbool relatief eenvoudig en zonder veel extra kosten worden meegedrukt. In het geval dat u een standaard verpakking heeft voor meer soorten producten (bijvoorbeeld een standaardhoes voor verschillende typen potplanten) is deze methode echter niet te gebruiken. Dit komt doordat elke artikelvariant een andere GS1-artikelcode moet hebben.
156 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Voor ontwerpers en drukkers heeft GS1 Nederland specifieke documentatie samengesteld. Hierin wordt zowel voor het ontwerpen, drukken als het nabewerken aangegeven welke punten van het EAN13-symbool aandacht behoeven. De documentatie is verkrijgbaar bij GS1 Nederland.
Geprint etiket Het EAN13-symbool wordt op een apart etiket of label geprint dat daarna op de omverpakking aangebracht. Bij het printen op etiketten worden verschillende printtechnieken toegepast: • laser • thermo • thermo-transfer • inkjet Om op etiketten te kunnen printen kunt u een gewone printer gebruiken of een speciale etikettenprinter. Daarnaast heeft u speciale barcode-ontwerpsoftware nodig.
Gewone printer Met een gewone printer zult u barcode-ontwerpsoftware zelf moeten aanschaffen. Deze software kunt u op een PC installeren om deze met de printer te laten samenwerken.
Etikettenprinter Met een etikettenprinter kunt u snel en eenvoudig aan de slag. Bij aanschaf wordt vaak de speciale barcode-ontwerpsoftware meegeleverd. De lettertypes (fonts) voor de barcode zijn dan dus al in het geheugen van de printer aanwezig.Wel heeft u kosten voor de aanschaf en het aanbrengen van de etiketten. GS1 Nederland beschikt over speciale documentatie over het printen van GS1-symbolen. In deze richtlijnen wordt aandacht besteed aan de eisen die aan de software gesteld worden, het instellen van de printer en het onderhouden van de printer. U kunt hiervoor contact opnemen met GS1 Nederland.
Direct printen of drukken op het product of de verpakking Het direct bedrukken van een product of verpakking is een relatief nieuwe technologie. Zo kan met deze technologie bijvoorbeeld het EAN13-symbool direct op de (product)verpakking worden gedrukt of geprint in een geautomatiseerde verpakkingslijn. Hierbij wordt vooral gebruik gemaakt van inkjet technieken. Dit gebeurt onder meer bij het printen van omdozen. Het voordeel van deze methode is dat een product snel en met de meest actuele gegevens kan worden bedrukt. U kunt het EAN13-symbool bijvoorbeeld tegelijkertijd met de houdbaarheidsdatum of het batchnummer aanbrengen.
157 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het nadeel is dat de beweging van het product de nauwkeurigheid van het printen bemoeilijkt. Het eindresultaat wordt onder meer bepaald door de snelheid waarmee het product beweegt, de afstand tot het product en de hoeveelheid stof in de ruimte. Zorg daarom voor een goede kwaliteitsbewaking van het proces.
EAN13-symbolen op omverpakkingen Met uitzondering van de vergrotingsfactor gelden alle GS1-specificaties en aanbevelingen ook voor het EAN13-symbool op omverpakkingen. We raden u aan om de vergrotingsfactor bij EAN13-symbolen op omverpakkingen, zoals golfkartonnen dozen, zo groot mogelijk te kiezen. Aangeraden wordt een vergrotingsfactor tussen de 1,5 en 2 aan te houden. Dit heeft onder meer te maken met de aard en de kleur van het materiaal. Zo is golfkarton vrij grof, hierom moeilijk nauwkeurig te bedrukken en heeft het een bruine kleur, die minder geschikt is als ondergrond.
5.3.2. Decoderen van het EAN13- en EAN8-symbool Bij het lezen van GS1-symbolen is het van belang dat de applicatie in staat is om onderscheid te maken tussen de verschillende symbooltechnieken. Als bekend is welke symbooltechniek wordt gelezen is tevens bekend welke regels er gelden voor de structuur van de inhoud. Zodra het EAN13-symbool als zodanig wordt herkend is meteen bekend dat het om een GS1-artikelcode gaat.
Symbology Identifiers Om de gelezen symbooltechniek aan de applicatie bekend te maken, wordt gebruik gemaakt van Symbology Identifiers. Een Symbology Identifier bestaat uit drie ASCII-tekens, die de gelezen symbooltechniek identificeren: • ] (ASCII 93) Op de eerste positie van de string staat altijd een blokhaak: het beeldkenmerk van de Symbology Identifier. • Op de tweede positie staat een letter die aangeeft welke symbooltechniek gelezen is. • Op de derde positie staat een cijfer dat aangeeft welke variant van de symbooltechniek gelezen is. Voorbeelden van Symbology Identifiers: – ]E0 EAN13-symbool – ]E4 EAN8-symbool – ]E1 2-cijferig Add-On symbool – ]E2 5-cijferig Add-On symbol – ]C1 GS1-128-symbool Bovenstaande strings zijn niet als zodanig in het symbool aanwezig, maar worden afgeleid uit andere gegevens, zoals de vorm en opbouw van het symbool.
158 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het decoderen De apparatuur waarmee symbolen worden gelezen, gebruikt decodeer-algorithmes om de streeppatronen te vertalen in leesbare karakters. Voor de EAN13- en EAN8-symbolen bestaat het decoderen uit drie stappen.
1. Bereken de maten die in figuur 5.3.2-1 zijn weergegeven.
Figuur 5.3.2-1
Een cijfer (karakter) wordt altijd weergegeven door een combinatie van twee donkere en twee lichte strepen. S is de totale breedte van een karakter. t1 is de afstand tussen het einde van een streep en het einde van de volgende streep. t2 is de afstand tussen de voorzijde van een streep en de voorzijde van de volgende streep.
2. Vertaal de waarden van t1 en t2 naar T volgens de volgende methode: Eerst wordt de waarde van S gebruikt om de ‘drempelwaarden’ (RT) te bepalen. De ‘drempelwaarden’ RT1, RT2, RT3, RT4 en RT5 worden bepaald door: RT1 = (1,5/7)S RT2 = (2,5/7)S RT3 = (3,5/7)S RT4 = (4,5/7)S RT5 = (5,5/7)S Elke individuele meting van rand tot rand binnen een karakter (t) wordt vervolgens vergeleken met de betreffende ‘drempelwaarde’. Hierdoor worden de waarden voor T bepaald. Als RT1 < ti < RT2, dan Ti = 2 Als RT2 < ti < RT3, dan Ti = 3 Als RT3 < ti < RT4, dan Ti = 4 Als RT4 < ti < RT5, dan Ti = 5
159 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
In alle andere gevallen is er sprake van een fout.
3. De karakters worden afgeleid uit de waarde van T. T1 en T2 moeten overeenkomen met een karakter uit onderstaande tabel (b1 + b2 zijn de breedten van de twee streepelementen). GS1 decodeer tabel Karakter
Karakterset
Eerste determinant
Tweede determinant (b1 + b2)
T1
T2
0
A
2
3
1
A
3
4
<=4
2
A
4
3
<=4
3
A
2
5
4
A
5
4
5
A
4
5
6
A
5
2
7
A
3
4
>4
8
A
4
3
>4
9
A
3
2
0
B&C
5
3
1
B&C
4
4
>3
2
B&C
3
3
>3
3
B&C
5
5
4
B&C
2
4
5
B&C
3
5
6
B&C
2
2
7
B&C
4
4
<=3
8
B&C
3
3
<=3
9
B&C
4
2
tabel 5.3.2-1
Met behulp van de tabel kan elk karakter uniek worden geïdentificeerd. Alleen in de volgende vier gevallen zijn extra berekeningen nodig: T1 = 3 en T2 = 4 (Oneven pariteit 1 en 7) T1 = 4 en T2 = 3 (Oneven pariteit 2 en 8) T1 = 4 en T2 = 4 (Even pariteit 1 en 7) T1 = 3 en T2 = 3 (Even pariteit 2 en 8) In deze gevallen moet de gecombineerde breedte van de strepen (b1 + b2) als volgt worden getest: Als T1 = 3 en T2 = 4 karakter is ‘1’ als 7 (gecombineerde breedte van de strepen)/S kleiner of gelijk aan 4 karakter is ‘7’ als 7 (gecombineerde breedte van de strepen)/S groter dan 4
160 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Als T1 = 4 en T2 = 3 karakter is ‘2’ als 7 (gecombineerde breedte van de strepen)/S kleiner of gelijk aan 4 karakter is ‘8’ als 7 (gecombineerde breedte van de strepen)/S groter dan 4 Als T1 = 4 en T2 = 4 karakter is ‘1’ als 7 (gecombineerde breedte van de strepen)/S groter dan 3 karakter is ‘7’ als 7 (gecombineerde breedte van de strepen)/S kleiner of gelijk aan 3 Als T1 = 3 en T3 = 2 karakter is ‘2’ als 7 (gecombineerde breedte van de strepen)/S groter dan 3 karakter is ‘8’ als 7 (gecombineerde breedte van de strepen)/S kleiner of gelijk aan 3
5.3.3. Opbouw en codesets van het EAN13-, EAN8- en de Addon symbooltechniek Hoe een barcode wordt opgebouwd is afhankelijk van de gebruikte symbooltechniek en binnen sommige symbooltechnieken van de gebruikte codeset. Een symbooltechniek met meerdere codesets heeft meerdere manieren om een cijfer te vertalen in streepjes. Hier vindt u een uitgebreide uitleg over de opbouw van de EAN13-, EAN8- en Add-on symbooltechnieken
Het EAN13-symbool In een EAN13- of EAN8-symbool worden cijfers weergegeven door een combinatie van donkere en lichte strepen (spaties). Een cijfer bestaat altijd uit twee donkere en twee lichte strepen. De breedte van een streep wordt uitgedrukt in modules en het smalst mogelijke streepje is één module breed. De twee donkere en twee lichte strepen beslaan in totaal altijd zeven - donkere of lichte modules. Voor elk van de cijfers zijn echter drie combinaties mogelijk. Voorbeeld van een 6 • een lichte, een donkere, een lichte en vier donkere modules • vier lichte, een donkere, een lichte en een donkere module • een donkere, een lichte, een donkere en vier lichte modules De tabel voor alle cijfers is het makkelijkst te geven als we een donkere module voorstellen als een 1 en een lichte module als een 0 en de drie mogelijkheden (bitpatronen) A, B en C noemen. Codecijfer
Bitpatroon A
Bitpatroon B
Bitpatroon C
0
0001101
0100111
1110010
1
0011001
0110011
1100110
2
0010011
0011011
1101100
3
0111101
0100001
1000010
4
0100011
0011101
1011100
5
0110001
0111001
1001110
6
0101111
0000101
1010000
161 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Codecijfer
Bitpatroon A
Bitpatroon B
Bitpatroon C
7
0111011
0010001
1000100
8
0110111
0001001
1001000
9
0001011
0010111
1110100
tabel 5.3.3-1
figuur 5.3.3-1 Voorbeeld van symboolteken 6:
Wanneer een cijfer rechts eindigt met een donkere module zal het volgende cijfer altijd starten met een lichte en omgekeerd. Zo is de grens tussen twee cijfers visueel te herkennen. In de tabel is te zien dat een bitpatroon dat met een 0 (een lichte module) begint, eindigt met een 1 (een donkere module). Elk bitpatroon dat met een 1 begint, eindigt met een 0. De randtekens en het scheidingsteken bestaan uit drie, respectievelijk vijf modules.
Opbouw van het EAN13-symbool Het EAN13-symbool is als volgt opgebouwd (van links naar rechts): • randteken • 6 cijfers volgens bitpatroon A en B (‘de linkerhelft van het symbool’) • scheidingsteken • 6 cijfers volgens bitpatroon C (‘de rechterhelft van het symbool’) • randteken
figuur 5.3.3-2 Het EAN13-symbool
162 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Weergave van het EAN13-symbool Voor de weergave van het symbool zijn dus maar 12 posities beschikbaar. Dit zijn de cijfers van de artikelcode op de symboolposities 1 tot en met 12, links beginnend. Het controlecijfer staat op positie 13.
Pariteitsvolgorde van het EAN13-symbool Het eerste cijfer - in Nederland de 8 - is niet direct in het symbool weergegeven. Deze wordt bepaald door de combinatie van bitpatronen A en B in de linkerhelft van het symbool. Dit principe heet variabele pariteit en werkt als volgt: cijfers in serie A bevatten altijd een oneven aantal donkere modules. Dit wordt oneven pariteit genoemd. Serie B bestaat echter altijd uit een even aantal donkere modules, de zogenaamde even pariteit. Uit de pariteitsvolgorde is dus af te leiden welke bitpatronen zijn gebruikt. Hierin is impliciet de waarde van het 1e codecijfer vastgelegd. In onderstaande tabel is aangegeven welke bitpatronen bij welk cijfer horen. Positie 1e cijfer
2
3
4
5
6
7
0
A
A
A
A
A
A
1
A
A
B
A
B
B
2
A
A
B
B
A
B
3
A
A
B
B
B
A
4
A
B
A
A
B
B
5
A
B
B
A
A
B
6
A
B
B
B
A
A
7
A
B
A
B
A
B
8
A
B
A
B
B
A
9
A
B
B
A
B
A
tabel 5.3.3-2
Relatie tussen het 1e codecijfer en het bitpatroon op de posities 2 t/m 7
Positie
1
-
2
3
4
5
6
7
-
8
9
10
11
12
13
Code
8
-
7
1
2
3
4
5
-
6
7
8
9
0
6
Bitpatroon
-
randtekenrandteken A
B
A
B
B
A
scheidingsteken C
C
C
C
C
C
-
randteken
01010
tabel 5.3.3-3
Voorbeeld van code 8712345678906
Opbouw van het EAN8-symbool Het EAN8-symbool bouwt u als volgt op (van links naar rechts): • randteken • 4 cijfers volgens bitpatroon A (‘de linkerhelft van het symbool’) • scheidingsteken • 4 cijfers volgens bitpatroon C (‘de rechterhelft van het symbool’) • randteken
163 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 5.3.3-3 Het EAN8-symbool
Opbouw van het Add-On symbool Add-On symbolen komen alleen voor bij het EAN13-symbool. Zij worden rechts van het hoofdsymbool weergegeven.
figuur 5.3.3-4 EAN13 met tweecijferig Add-On symbool
figuur 5.3.3-5 EAN13 met vijfcijferig Add-On symbool
Er zijn twee soorten Add-On symbolen: tweecijferige en vijfcijferige.
Tweecijferig Add-On symbool Het tweecijferig Add-On symbool is als volgt opgebouwd (van links naar rechts): • randteken, 4 modules, bitpatroon 1011 • linkercodecijfer volgens bitpatroon A of B • scheidingsteken, bitpatroon 01 • rechtercodecijfer volgens bitpatroon A of B, waarbij een 0 een lichte module is en een 1 een donkere. De hoogte van de strepen in een Add-On symbool bedraagt in nominaal formaat 21,1 mm. Het symbool kent geen expliciet controlecijfer, maar impliciet is een controle mogelijk door voorgeschreven combinaties van bitpatronen A en B, zoals beschreven in onderstaande tabel.
164 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Waarde codecijfer
Bitpatroon linkercodecijfer
Bitpatroon rechtercodecijfer
Veelvouden van 4
00,04,08,...96
A
A
(Veelvouden van 4) + 1
01,05,09,...97
A
B
(Veelvouden van 4) + 2
02,06,10,...98
B
A
(Veelvouden van 4) + 3
03,07,11,...99
B
B
tabel 5.3.3-4
Vijfcijferig Add-On symbool Het vijfcijferig Add-On symbool is als volgt opgebouwd (van links naar rechts): • linker randteken, bitpatroon 1011 • eerste codecijfer • scheidingsteken, bitpatroon 01 • tweede codecijfer • scheidingsteken, bitpatroon 01 • derde codecijfer • scheidingsteken, bitpatroon 01 • vierde codecijfer • scheidingsteken, bitpatroon 01 • vijfde codecijfer, waarbij alle codecijfers volgens bitpatroon A of B zijn opgebouwd. Het symbool kent geen expliciet controlecijfer, maar impliciet is een controle mogelijk door voorgeschreven combinaties van bitpatronen A en B. Voor de keuze van het bitpatroon wordt eerst een fictieve waarde x van 0 t/m 9 berekend. Deze berekening lijkt op de berekening van het controlecijfer voor de GS1-artikelcodes. Stel dat de Add-On de waarde 86104 heeft dan wordt x als volgt berekend: Positie
1
Voorbeeldcode
8
6 1 0 4
Stap 1
8
8 + 1 + 4
Stap 2
Resultaat met 3 vermenigvuldigen
Stap 3
2 3 4 5
= 13 13 * 3 = 39
6 + 0
=6
Stap 4
Resultaat met 9 vermenigvuldigen
6 * 9 = 54
Stap 5
Resultaat van stap 2 en 4 optellen
39 + 54 = 93
Bitpatroon
BAAAB
tabel 5.3.3-5
Toelichting: Nadat de code van links naar rechts genummerd is worden de volgende stappen doorlopen: 1. Tel de codecijfers in de oneven posities op (uitkomst: 13). 2. Vermenigvuldig dit resultaat met 3 (3 * 13 = 39). 3. Tel de codecijfers in de even posities op (uitkomst: 6). 4. Vermenigvuldig dit resultaat met 9 (9 * 6 = 54). 5. Tel de resultaten van stap 2 en stap 4 bij elkaar op (39 + 54 = 93).
165 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het getal x is dan het cijfer op de meest rechtse positie: x = 3. De combinatie van bitpatronen voor elke waarde van x vindt u in onderstaande tabel: Waarde van x
eerste codecijfer
tweede codecijfer
derde codecijfer
vierde codecijfer
vijfde codecijfer
0
B
B
A
A
A
1
B
A
B
A
A
2
B
A
A
B
A
3
B
A
A
A
B
4
A
B
B
A
A
5
A
A
B
B
A
6
A
A
A
B
B
7
A
B
A
B
A
8
A
B
A
A
B
9
A
A
B
A
B
tabel 5.3.3-6
5.4. Specificaties ITF14-symbool In deze paragraaf gaan we in op de opbouw en printspecificaties van ITF14 symbolen.
5.4.1. Drukken en printen van het ITF14-symbool Het ITF14-symbool kan met een hogere scan-betrouwbaarheid dan het EAN13-symbool afgedrukt worden op golfkarton en andere materialen met een grove structuur. Dit komt door de grote omvang van het symbool en de relatief brede streepjes. Voor het produceren van het ITF14-symbool zijn specifieke drukvoorwaarden en controlemethoden beschikbaar.
Specifieke kenmerken van het ITF14-symbool • scanners die ITF-symbolen kunnen lezen, kunnen in principe ook GS1-symbolen lezen. Het omgekeerde geldt niet. Winkelkassa's zoals in supermarkten, kunnen het ITF-symbool niet scannen • het symbool is bidirectioneel, dit wil zeggen van links naar rechts en omgekeerd leesbaar • u herkent het ITF-symbool aan het zwarte kader om de streepjes heen • de code die wordt weergegeven in een ITF-symbool bestaat uit een even aantal cijfers.
166 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 5.4.1-1 opbouw van een ITF-symbool
Kader Het kader omsluit het hele streepjessymbool, inclusief de lichte zones en raakt de streepjes direct aan de onder- en bovenzijde. Het vette kader bevordert een goede leesbaarheid van het symbool. Het kader aan de onder- en bovenzijde is verplicht, aan de linker- en rechterzijde is optioneel.
H-tekens Binnen het kader kan links van de lichte zone links en rechts van de lichte zone rechts een H-teken worden geplaatst ten behoeve van kwaliteitscontrole.
Productieproces bij rechtstreekse bedrukking In het geval van voorbedrukken wordt het ITF14-symbool direct met de verpakking meegedrukt. Onderstaande informatie is daarom vooral bedoeld voor drukkers. Het productieproces op een omverpakking bestaat uit een viertal stappen: • Voorbereiding In deze fase worden de normale drukvoorwaarden vastgesteld. Uit deze drukvoorwaarden kunnen vervolgens de vergrotingsfactor en de lijnbreedtereductie worden afgeleid. Deze begrippen worden later in dit hoofdstuk nader toegelicht. De vergrotingsfactor en lijnbreedtereductie zijn twee belangrijke aandachtspunten voor de vervaardiging van de filmmaster. • Aanmaken van het barcode ontwerp Het vervaardigen van het barcode ontwerp volgens de gespecificeerde vergrotingsfactor en de lijnbreedtereductie. • Vervaardigen van de drukvorm
167 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• Drukken Het routinematig drukken van de omverpakkingen onder normale drukvoorwaarden met de vereiste kwaliteitscontrole(s).
Drukvoorwaarden vaststellen Voor het maken van een barcode ontwerp moeten de vergrotingsfactor en lijnbreedtereductie worden bepaald. Dit gebeurt door het meten of berekenen van de gemiddelde lijnverbreding en de mate van de variatie daarin. De gemiddelde lijnverbreding bepaalt de vereiste lijnbreedtereductie op het ontwerp om de verbreding te compenseren. De grootte van de variatie in de lijnverbreding bepaalt de vergrotingsfactor. De lijnverbreding en de variatie in de verbreding kunt u op twee manieren bepalen. • door middel van een ITF-teststrip (in de praktijk het meest toegepast) • directe meting met behulp van testbeeld.
Drukvoorwaarden bepalen met behulp van een ITF-teststrip In de praktijk is dit de meest eenvoudige en meest gebruikte methode voor het bepalen van de vergrotingsfactor en lijnbreedtereductie. Deze methode staat bekend als de 'ITFstandaardteststrip'. De teststrip wordt opgenomen in het ontwerp van de verpakking. Aan de hand van enkele proefdrukken kunt u dan de drukvoorwaarden bepaald worden. Bij het vervaardigen van de proefdruk wordt de teststrip op gelijke wijze en onder dezelfde omstandigheden gedrukt als het ITF14-symbool. Op deze wijze kan de lijnverbreding worden bepaald. De teststrip is een zeer nauwkeurig uitgevoerde positieve of negatieve filmmaster, die bestaat uit secties in de vorm van een H die genummerd zijn van 1 tot en met 7. Elke sectie (of H) heeft een ruimte tussen de 'benen' van de H, oplopend van 0,1 tot 0,7 mm, in stappen van 0,1 mm. Voor het maken van de film geldt een toegestane tolerantie van 0,02 mm per H-sectie. De breedte van de 'benen' van de H-sectie blijft ongeacht de gebruikte tussenruimte 0,8 mm. Onderstaand vindt u de afmetingen van de standaardteststrip en de H-secties terug. De H-symbolen worden horizontaal en verticaal in de strip opgenomen, zodat de drukvoorwaarden zijn vast te stellen in en dwars op de looprichting van de pers.
168 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 5.4.1-2 ITF-standaardteststrip
De teststrip kan onder meer in filmvorm worden verkregen bij lithografen. Let op! De teststrip moet op hetzelfde moment en op dezelfde wijze in het reproductieproces worden ingevoegd als het ITF14-symbool. Elke fotografische verkleining of vergroting maakt de teststrip namelijk onbruikbaar.
Evaluatie van de teststripresultaten De teststripresultaten kunnen aan de hand van een aantal vellen waarop de teststrip is meegedrukt, worden geëvalueerd.Wanneer 50% of meer van de benen van een bepaalde sectie elkaar raken spreken we over ‘het dicht lopen van de benen’. Toevallige onvolkomenheden mogen buiten beschouwing worden gelaten. De waarde van de sectie waarin de benen zijn dichtgelopen wordt S genoemd. Als de benen van het kleinste segment elkaar niet raken, heeft S voor dat testvel de waarde 0. In het volgende voorbeeld kunt u zien hoe de vergrotingsfactor en lijnbreedtereductie aan de hand van de teststrips kan worden bepaald.
Voorbeeld: In een gedrukte teststrip zijn H5 tot H7 duidelijk open. De benen van H1 tot en met H4 zijn voor meer dan 50% volgelopen. De S-waarde van deze strip is dan H4. De S-waarde wordt dus bepaald door de grootste H waarvan de benen voor meer dan 50% zijn volgelopen.
169 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 5.4.1-3
ITF-standaardteststrip met dichtgelopen benen H1 t/m H4 en open H5 t/m H7 Na beoordeling van alle testvellen kunt u de S-waarden in een diagram uitzetten. De laagste en hoogste S-waarde geven de drukreeks van de steekproef. Het kan zijn dat de individuele S-waarden van de teststrips tussen 3 en 4 variëren, de drukreeks van de steekproef is dan H3 tot H4 (3-4). Onderstaande tabel geeft voor elke vastgestelde drukreeks direct de vergrotingsfactor en lijnbreedtereductie voor de filmaanmaak.
Drukvoorwaarden bepalen met behulp van een testbeeld Een bruikbare, maar veel complexere methode voor de bepaling van de drukvoorwaarden is de directe meting van een testbeeld. Een testbeeld is een ITF14-symbool met twee Hsecties waarmee bepaald kan worden of de benodigde drukkwaliteit gerealiseerd is. De Hsecties die in het symbool worden opgenomen kunnen bepaald worden volgens de methode zoals verderop in dit hoofdstuk beschreven wordt. Het testbeeld moet aan de volgende voorwaarden voldoen: • tijdens het drukken is de drukkracht vergelijkbaar met die van het drukken van het ITF14-symbool • het testbeeld bevat lichte en donkere segmenten met afmetingen die overeenkomen met die van de segmenten in een ITF14-symbool • het testbeeld bestaat uit een ITF14-symbool met de standaardcode 08712345678906 • onderdeel is een teststrip gevormd door een aantal H-secties, geplaatst binnen het standaard vette kader om het ITF14-symbool. Het drukken van het testbeeld moet onder de normale omstandigheden met de gebruikelijke inkt- en materiaalkwaliteiten uitgevoerd worden. De meting voor de bepaling van de drukvoorwaarden is gebaseerd op een representatief monster over een voldoende aantal verschillende oplagen. Van de geproduceerde testvellen worden alle strepen in het symbool gemeten. Uit deze metingen kunt u vervolgens afleiden: • de gemiddelde lijnverbreding • de variatie in afwijkingen van de gemiddelde verbreding.
170 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Lijnbreedtereductie en vergrotingsfactor bepalen De breedte van elke streep in het ontwerp wordt symmetrisch (links en rechts evenveel) verkleind met de gemiddelde lijnverbreding. Dit heet 'de lijnbreedtereductie'. De lijnbreedtereductie is voor smalle en brede strepen gelijk. In onderstaande tabel wordt de relatie tussen de variatie in de lijnverbreding en de vergrotingsfactor aangegeven. Max. variatie van delijnverbreding V (mm)
Minimale toegestane M waarde
± 0,127
0,625
± 0,203
0,70
± 0,244
0,80
± 0,274
0,90
± 0,305
1,00
± 0,335
1,10
± 0,366
1,20
tabel 5.4.1-2
Max. variatie van delijnverbreding V (mm)
Minimale toegestane M waarde
± 0,15
0,65
± 0,18
0,68
± 0,21
0,71
± 0,24
0,79
± 0,27
0,89
± 0,30
0,99
± 0,33
1,08
± 0,36
1,18
tabel 5.4.1-3
De vergrotingsfactor heeft geen invloed op de grootte van de lijnbreedtereductie. De lijnbreedtereductie mag pas worden toegepast na de vergroting of verkleining van het symbool.
Routinecontrole tijdens het drukken In de praktijk blijkt het voldoende te zijn om van tijd tot tijd te controleren of tijdens het drukken van de oplaag de drukkwaliteit niet terugloopt. Uiteraard moeten dan bij het aanmaken van het barcode ontwerp wel de correcties voor de drukvoorwaarden goed zijn gemeten en ingevoerd. De controle kan op drie manieren plaatsvinden: • directe meting van een bepaald symboolsegment • indirecte meting met behulp van de teststrip • meting met behulp van verificatie-apparatuur. Gezien de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid heeft de indirecte methode de voorkeur boven de directe meting.Voor kwaliteitsbepaling van ITF14-symbolen met behulp van verificatie apparatuur verwijzen wij u naar de CEN-ANSI-verificatie methode.
171 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Indirecte controlemethode Bij deze methode worden links en rechts in de lichte zones van het ITF14-symbool, H-tekens gedrukt.Welke H-tekens dit moeten zijn kan bepaald worden door de S-waarde (of drukreeks), zoals eerder beschreven in dit hoofdstuk. Het linker H-teken is een stap hoger dan de grootste S-waarde, dus de grootste waarde in de drukreeks + 1. Het rechter H-teken heeft de kleinste S-waarde van de drukreeks. Indien de drukreeks H3 tot en met H4 is dan komt links H5 te staan en rechts H3. De kwaliteit van het symbool voldoet niet indien: • het linker H-teken volloopt • het rechter H-teken openvalt. In het bovenstaande geval zal de drukker zo spoedig mogelijk maatregelen nemen.
Het bestellen van een filmmaster Voor het vervaardigen van uw ITF-symbool heeft een lithograaf de onderstaande gegevens van u nodig: • de te symboliseren GS1-artikelcode • een positieve of negatieve filmmaster • leesbaar/onleesbaar, emulsie boven of onder • de waarde van de vergrotingsfactor • de lijnbreedtereductie (BWR) • de spatieverdeling in de leesbare code. Met de lithograaf moet overeengekomen worden dat deze zich aan de specificatie houdt. De afmetingen dienen overeen te komen met de nominale waarden zoals hierboven genoemd, met zo nodig de correctie volgens vergrotingsfactor M en lijnbreedtereductie (BWR).
5.4.2. Het decoderen van een ITF-symbool Een ITF-symbool kan worden omgezet in een gegevensstring door het gebruik van decodeer algoritmes die in scanapparatuur zijn ingebouwd. Het decoderen van de code door een scanner gebeurt in vijf stappen: 1. controleer de aanwezigheid van de lichte zone links 2. controleer de aanwezigheid van het linker randteken 3. decodeer de zeven getallenparen van het ITF-symbool in de volgende vier (sub)stappen, herhaal deze stappen voor ieder getallenpaar: – bepaal de breedte van elk segment waaruit een getallenpaar is opgebouwd – bepaal de som (S) van de breedte van de 10 segmenten zoals hiervoor berekend – bereken D (de drempelwaarde): D = (7/64) * S – vergelijk de breedte van elk segment met de drempelwaarde is de segmentbreedte groter dan D, dan betreft het een breed segment, is de segmentbreedte kleiner dan D, dan betreft het een smal segment 4. controleer de juistheid van de gedecodeerde getallenparen 5. controleer de aanwezigheid van het rechterrandteken en de rechter lichte zone.
172 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Wilt u zich ervan verzekeren dat het een GS1-artikelcode betreft controleer dan behalve bovenstaande 5 stappen ook het controlecijfer volgens de modulus 10 methode
5.4.3. Opbouw en codesets van het ITF14-symbool Hoe een barcode wordt opgebouwd is afhankelijk van de gebruikte symbooltechniek en binnen sommige symbooltechnieken van de gebruikte codeset. Een symbooltechniek met meerdere codesets heeft meerdere manieren om een cijfer te vertalen in streepjes. Hier vindt u een uitgebreide uitleg over de opbouw van de ITF14-symbooltechniek.
Het ITF14-symbool Een ITF14-symbool bestaat uit verschillende lichte en donkere streepjes of beter gezegd, lichte of donkere segmenten. Een segment is een breed of smal streepje. Ieder cijfer uit de code wordt weergegeven in 5 segmenten (streepjes). Binnen een ITF-symbool worden op een bijzondere wijze getallenparen omgezet in een combinatie van lichte en donkere segmenten die uiteindelijk, aangevuld met het linker- en rechterrandteken en omkaderd door een zwarte lijn, het totale symbool vormen. In het onderstaande voorbeeld wordt duidelijk gemaakt hoe een ITF-symbool wordt samengesteld.
Hoe wordt de GS1-artikelcode weergegeven in een ITF14-symbool? Elk cijfer van de artikelcode kan worden weergegeven in een patroon van 5 bits. In een patroon betekent een 0 een smal segment en een 1 een breed segment. Een smal segment is nominaal 1,016 mm en een breed segment is nominaal 2,540 mm breed. Ieder paar codecijfers bestaat uit 4 brede en 6 smalle segmenten. De breedte van een getallenpaar is dus 16,256 mm (4 x 2,540 + 6 x 1,016). Bitpatroon per cijfer Codecijfer
Bitpatroon
0
00110
1
10001
2
01001
3
11000
4
00101
5
10100
6
01100
7
00011
8
10010
9
01010
tabel 5.4.3-1
In de bovenstaande tabel wordt per codecijfer het bitpatroon aangegeven, ieder codecijfer bestaat uit twee brede en drie smalle segmenten. Zo wordt het cijfer 5 weergegeven door één brede, één smalle, één brede en twee smalle strepen. In het volgende voorbeeld zal de GS1-artikelcode 8712345678906 omgezet worden naar een ITF14-symbool. Aan de hand van de tabel kan een reeks van codecijfers vertaald worden naar zogenaamde bitpatronen. Hiervoor worden vier stappen doorlopen.
173 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Stap 1: Artikelcode nummeren van links naar rechts De GS1-artikelcode die u wilt weergeven als ITF14-symbool is in dit voorbeeld 8712345678906. Een ITF14-symbool bevat altijd een even aantal cijfers. Om een GS1artikelcode weer te geven in een ITF14-symbool voegen we daarom aan de linkerzijde een 0 toe. De code wordt dan: 08712345678906
Stap 2: Codecijfers groeperen We groeperen de cijfers binnen de code nu in paren van twee, links te beginnen. De paren worden genummerd van 1 tot en met 7. Elk groepje bestaat nu uit twee codecijfers, waarvan het linkercijfer altijd op een even en het rechtercijfer altijd op een oneven positie staat.
Stap 3: Cijfers binnen de paren symboliseren Elk linkercijfer (op de even posities) wordt nu gesymboliseerd in vijf donkere streepjes. Vervolgens symboliseren we het rechtercijfer (op de oneven positie) in vijf lichte streepjes. De patronen van de donkere en lichte streepjes vindt u terug in onderstaande tabel Bitpatroon per cijfer Codecijfer
Bitpatroon
0
0 0 1 10
1
10001
2
0 1 0 01
3
11000
4
00101
5
10100
6
01100
7
00011
8
10010
9
01010
tabel 5.4.3-2
Van elk cijfer binnen de zeven getallenparen kan het bitpatroon op deze manier worden gevonden.
Stap 4: Donkere en lichte streepjes in het symbool plaatsen We plaatsen nu paarsgewijs de vijf donkere en vijf lichte streepjes om en om in het symbool, beginnend bij positie 14 en 13 (paar 1). Bij paar 1 krijgen we dan het volgende resultaat: Bit / codecijfer Bitwaarde Streep 1e bit van codecijfer 0 0 donkere streep smal 1e bit van codecijfer 8 1 lichte streep breed 2e bit van codecijfer 0 0 donkere streep smal
174 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
2e bit van codecijfer 8 0 lichte streep smal 3e bit van codecijfer 0 1 donkere streep breed 3e bit van codecijfer 8 0 lichte streep smal 4e bit van codecijfer 0 1 donkere streep breed 4e bit van codecijfer 8 1 lichte streep breed 5e bit van codecijfer 0 0 donkere streep smal 5e bit van codecijfer 8 0 lichte streep smal Op deze manier kunt u voor ieder getallenpaar de opbouw van de segmenten bepalen.
5.5. Specificaties GS1-128 symbolen In deze paragraaf gaan we in op de opbouw en printspecificaties van GS1-128-symbolen.
5.5.1. Drukken en Printen van het GS1-128-symbool Het produceren van GS1-128-symbolen gebeurt voornamelijk met behulp van printers. Traditioneel drukwerk komt in mindere mate voor. Voor beide methoden worden hier een aantal specifieke kenmerken besproken.
Traditioneel drukwerk Voor symbolen met een vaste gegevensinhoud en voor het produceren van grote oplagen kunnen traditionele druktechnieken worden toegepast. Er wordt dan meestal eerst een barcode ontwerp gemaakt, waarmee vervolgens een stempel of een drukplaat wordt gemaakt. Bij het gebruik van traditionele druktechnieken dient u de vermenigvuldigingsfactor van het symbool af te stemmen op de nauwkeurigheid van het drukprocédé. Voor het bepalen van de vergrotingsfactor kunt u een teststrip gebruiken. Indien de toleranties van het drukprocédé bekend zijn, kan de minimaal benodigde vergrotingsfactor ook rechtstreeks worden bepaald.
On-line printen Bij het on-line printen van GS1-128-symbolen wordt het uiteindelijke resultaat veelal opgebouwd uit puntjes. Om afrondingsfouten te vermijden dient de X-dimensie (de breedte van 1 module) een veelvoud te zijn van het aantal beschikbare puntjes of dots.
figuur 5.5.1-1 Online printen: kies de juiste x-dimensie
175 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Aandachtspunten: • De inhoud van de streepjescode moet overeenkomen met de bijbehorende tekst. De werkelijke tekenreeksen zijn echter verschillend. In het streepjessymbool staan stuurtekens en in de mens-leesbare gegevens staan haakjes om de Application Identifiers. Er moeten dus twee tekenstrings separaat naar de printer worden gestuurd. • Onderzoek op welke wijze FNC1-tekens aan de printer doorgegeven moeten worden. Controleer of de printer het FNC1- teken in de startreeks correct afdrukt. • Wanneer één of meer FNC1-tekens als scheidingsteken voor gegevensblokken van variabele lengte worden gebruikt, dient de applicatie dit aan de printer door te geven. Hiertoe zullen een of meer stuurcodes of speciale ASCII-tekens naar de printer verzonden moeten worden, omdat FNC1 niet als ASCII-teken is gedefinieerd.
Stappen voor het afdrukken van GS1-128-symbolen • Bepaal welke gegevens in het symbool moeten komen. Stel daarmee een voorbeeld van de string van symbooltekens samen. • Bereken de afmetingen van het symbool bij vermenigvuldigingsfactor 1 (afdrukken op 100%). • Kies een vermenigvuldigingsfactor die afgestemd is op het scan-proces. Houd er rekening mee dat het GS1-128-symbool maximaal 165 mm breed mag zijn. • Kies een printtechniek waarmee het mogelijk is om bij de gekozen vermenigvuldigingsfactor binnen de specificaties te drukken. • Maak proefafdrukken en controleer deze alvorens tot definitieve installatie over te gaan. Controleer de gedrukte codes op de aanwezigheid van FNC1-tekens, inhoud, toleranties en kleurcontrast.
5.5.2. Het decoderen van het GS1-128-symbool We behandelen enkele technische aspecten van de processing-software: de software die de output van de scanner/decoder verwerkt, oftewel de applicatie. Belangrijk hierbij is de Symbology Identifier. Dit speciale teken geeft aan welke symbooltechniek wordt gebruikt.
Het interpreteren van ‘Symbology Identifiers’ Bij het lezen van GS1-symbolen is het van belang dat de applicatie in staat is om onderscheid te maken tussen de verschillende symbooltechnieken. Als bekend is welke symbooltechniek gelezen is, is tevens bekend welke regels er gelden voor de structuur van de inhoud. Zodra bijvoorbeeld het EAN13-symbool als zodanig herkend is, is meteen bekend dat het om een GS1-artikelcode gaat. Om de gelezen symbooltechniek aan de applicatie bekend te maken, wordt gebruik gemaakt van Symbology Identifiers. Een Symbology Identifier bestaat uit drie ASCII-tekens die de gelezen symbooltechniek identificeren: • ] (ASCII 93) Op de eerste positie van de string staat altijd een blokhaak: het beeldkenmerk van de Symbology Identifier. • Op de tweede positie staat een letter die aangeeft welke symbooltechniek gelezen is. • Op de derde positie staat een cijfer dat aangeeft welke variant van de symbooltechniek gelezen is.
176 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Voorbeelden van Symbology Identifiers: – ]C1 GS1-128-symbool – ]E0 EAN13-symbool – ]E8 EAN8-symbool Let op! De bovenstaande strings zijn niet als zodanig in het symbool aanwezig, maar worden afgeleid uit andere gegevens. Zo vertaalt de scanner/decoder het FNC1-teken naar de string ]c1.
Aandachtspunten voor het bouwen van een applicatie Bij het lezen van het GS1-128-symbool heeft de scanner/decoder twee taken: • de GS1-128-symbooltechniek moet als zodanig worden herkend • het scan-signaal moet worden gecontroleerd en vertaald worden naar een string die de applicatie kan verwerken. De taakverdeling tussen de scanner/decoder enerzijds en de applicatie anderzijds is hier weergegeven.
figuur 5.5.2-1
177 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
De scanner/decoder verifieert met behulp van het modulus103- controlecijfer of het GS1128-symbool correct gelezen is. Het geeft de Symbology Identifier ]C1 aan de applicatie door om aan te duiden dat een correct GS1-128-symbool is gelezen. Tevens vertaalt de scanner/decoder alle symbooltekens naar ASCII-tekens. De applicatie ontvangt dus uitsluitend ASCII-tekens. Ter herinnering: het FNC1-teken wordt vertaald naar de ASCII-code
(ASCII 29), ook wel group separator genoemd. Stuurtekens als CODE A, CODE B, CODE C en SHIFT worden eveneens niet aan de applicatie doorgegeven, maar alleen intern gebruikt om de juiste ASCII-tekens te produceren. De applicatie heeft tot taak de ]C1-identifier te herkennen en de daarop volgende string in AI’s en gegevens op te delen. Vervolgens kan de applicatie de feitelijke gegevens verwerken.
5.5.3. Opbouw en codesets van het GS1-128-symbool Hoe een barcode wordt opgebouwd is afhankelijk van de gebruikte symbooltechniek en binnen sommige symbooltechnieken van de gebruikte codeset. Een symbooltechniek met meerdere codesets heeft meerdere manieren om een cijfer te vertalen in streepjes. Hier volgt een uitgebreide uitleg over de opbouw van de GS1-128-symbooltechniek.
Streepjes, spaties en modules Een symboolteken in het GS1-128-symbool bestaat altijd uit drie streepjes en drie spaties. De breedte van een streepje of een spatie wordt in modules uitgedrukt en het smalst mogelijke streepje is één module breed. De drie streepjes en drie spaties in een symboolteken beslaan in totaal altijd elf modules. Dat is de standaardmaat voor een symboolteken. De enige uitzondering hierop is het stopteken, dat 13 modules breed is. De drie spaties in één symboolteken nemen in totaal een oneven aantal modules in beslag, de drie strepen een even aantal. Elke streep of spatie is minimaal 1 en maximaal 4 modules breed.
Aantal tekens en X-dimensie Voor de bepaling van de maten gaat u altijd eerst uit van een symbool met vermenigvuldigingsfactor 1 (oftewel: 100%). Bij deze vermenigvuldigingsfactor is een streepje van één module precies 1 mm breed. De breedte van 1 module in millimeters wordt ook wel de X-dimensie genoemd; een 100% GS1-128-symbool heeft dus een X-dimensie van 1 mm. Elk symboolteken omvat drie streepjes en drie spaties, met een totale breedte van 11 modules. Voor elk symboolteken in de barcode zijn dus 11 modules nodig. Bij de vertaling van symbooltekens naar letters en cijfers (en omgekeerd) wordt gebruik gemaakt van codesets. Een codeset is een vertaaltabel die ASCII-tekens enerzijds en symbooltekens anderzijds aan elkaar relateert. Bij het lezen van een GS1-128-symbool is altijd één bepaalde codeset van toepassing. Het GS1-128-symbool kent drie codesets: • Codeset A Voor het weergeven van cijfers, hoofdletters en ASCII- stuurtekens. • Codeset B
178 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Voor het weergeven van cijfers, hoofdletters en kleine letters. • Codeset C Voor het weergeven van cijfers met dubbele dichtheid. Op deze wijze kunnen twee cijfers in één symboolteken worden weergegeven. Het omschakelen tussen de verschillende codesets gebeurt door middel van stuurtekens, vergelijkbaar met de manier waarop de Shift- en CapsLock-toetsen op een toetsenbord werken. Er zijn zowel stuurtekens om voor de duur van één teken naar een andere codeset over te schakelen (vergelijk Shift) als stuurtekens om permanent naar een andere codeset over te schakelen (vergelijk CapsLock). De volgende stuurtekens zijn beschikbaar: • CODE A om over te schakelen naar codeset A, onafhankelijk van de codeset die daarvoor actief was. Alle volgende symbolen worden volgens codeset A gedecodeerd. • CODE B om over te schakelen naar codeset B, onafhankelijk van de codeset die daarvoor actief was. Alle volgende symbolen worden volgens codeset B gedecodeerd. • CODE C om over te schakelen naar codeset C, onafhankelijk van de codeset die daarvoor actief was. Alle volgende symbolen worden volgens codeset C gedecodeerd. • SHIFT – als codeset A actief is, zorgt SHIFT ervoor dat het eerstvolgende teken volgens codeset B wordt gedecodeerd. Alle tekens die daar op volgen, worden weer volgens codeset A gedecodeerd; als codeset B actief is, zorgt SHIFT ervoor dat het eerstvolgende teken volgens codeset A wordt gedecodeerd. Alle tekens die daar op volgen, worden weer volgens codeset B gedecodeerd in codeset C is SHIFT niet gedefinieerd. Let op! De bovenstaande stuurtekens worden uitsluitend in het middenveld van het GS1-128symbool gebruikt, om halverwege over te schakelen naar een andere codeset. Aan het begin van het GS1-128-symbool, in de zogenaamde startreeks, worden andere stuurtekens gebruikt, namelijk START A, START B en START C . Een overzicht van alle codesets vindt u hier Waarde
Tekenset
Streepjes
A
B
C
D
L
D
L
D
L
0
SP
SP
00
2
1
2
2
2
2
1
!
!
01
2
2
2
1
2
2
2
””””
””””
02
2
2
2
2
2
1
3
#
#
03
1
2
1
2
2
3
4
$
$
04
1
2
1
3
2
2
5
%
%
05
1
3
1
2
2
2
6
&
&
06
1
2
2
2
1
3
7
’
’
07
1
2
2
3
1
2
8
(
(
08
1
3
2
2
1
2
9
)
)
09
2
2
1
2
1
3
179 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Waarde
Tekenset
Streepjes
A
B
C
D
L
D
L
D
L
10
*
*
10
2
2
1
3
1
2
11
+
+
11
2
3
1
2
1
2
12
,
,
12
1
1
2
2
3
2
13
-
-
13
1
2
2
1
3
2
14
.
.
14
1
2
2
2
3
1
15
/
/
15
1
1
3
2
2
2
16
0
0
16
1
2
3
1
2
2
17
1
1
17
1
2
3
2
2
1
18
2
2
18
2
2
3
2
1
1
19
3
3
19
2
2
1
1
3
2
20
4
4
20
2
2
1
2
3
1
21
5
5
21
2
1
3
2
1
2
22
6
6
22
2
2
3
1
1
2
23
7
7
23
3
1
2
1
3
1
24
8
8
24
3
1
1
2
2
2
25
9
9
25
3
2
1
1
2
2
26
:
:
26
3
2
1
2
2
1
27
”;”
”;”
27
3
1
2
2
1
2
28
<
<
28
3
2
2
1
1
2
29
=
=
29
3
2
2
2
1
1
30
>
>
30
2
1
2
1
2
3
31
?
?
31
2
1
2
3
2
1
32
@
@
32
2
3
2
1
2
1
33
A
A
33
1
1
1
3
2
3
34
B
B
34
1
3
1
1
2
3
35
C
C
35
1
3
1
3
2
1
36
D
D
36
1
1
2
3
1
3
37
E
E
37
1
3
2
1
1
3
38
F
F
38
1
3
2
3
1
1
39
G
G
39
2
1
1
3
1
3
40
H
H
40
2
3
1
1
1
3
41
I
I
41
2
3
1
3
1
1
42
J
J
42
1
1
2
1
3
3
43
K
K
43
1
1
2
3
3
1
44
L
L
44
1
3
2
1
3
1
45
M
M
45
1
1
3
1
2
3
46
N
N
46
1
1
3
3
2
1
47
O
O
47
1
3
3
1
2
1
48
P
P
48
3
1
3
1
2
1
49
Q
Q
49
2
1
1
3
3
1
50
R
R
50
2
3
1
1
3
1
51
S
S
51
2
1
3
1
1
3
52
T
T
52
2
1
3
3
1
1
53
U
U
53
2
1
3
1
3
1
54
V
V
54
3
1
1
1
2
3
55
W
W
55
3
1
1
3
2
1
56
X
X
56
3
3
1
1
2
1
57
Y
Y
57
3
1
2
1
1
3
58
Z
Z
58
3
1
2
3
1
1
59
[
[
59
3
3
2
1
1
1
60
\
\
60
3
1
4
1
1
1
61
]
]
61
2
2
1
4
1
1
62
^
^
62
4
3
1
1
1
1
63
_
_
63
1
1
1
2
2
4
180 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Waarde
Tekenset
Streepjes
A
B
C
D
L
D
L
D
L
64
NUL
`
64
1
1
1
4
2
2
65
SOH
a
65
1
2
1
1
2
4
66
STX
b
66
1
2
1
4
2
1
67
ETX
c
67
1
4
1
1
2
2
68
EOT
d
68
1
4
1
2
2
1
69
ENQ
e
69
1
1
2
2
1
4
70
ACK
f
70
1
1
2
4
1
2
71
BEL
g
71
1
2
2
1
1
4
72
BS
h
72
1
2
2
4
1
1
73
HT
i
73
1
4
2
1
1
2
74
LF
j
74
1
4
2
2
1
1
75
VT
k
75
2
4
1
2
1
1
76
FF
l
76
2
2
1
1
1
4
77
CR
m
77
4
1
3
1
1
1
78
SO
n
78
2
4
1
1
1
2
79
SI
o
79
1
3
4
1
1
1
80
DLE
p
80
1
1
1
2
4
2
81
DC1
q
81
1
2
1
1
4
2
82
DC2
r
82
1
2
1
2
4
1
83
DC3
s
83
1
1
4
2
1
2
84
DC4
t
84
1
2
4
1
1
2
85
NAK
u
85
1
2
4
2
1
1
86
SYN
v
86
4
1
1
2
1
2
87
ETB
w
87
4
2
1
1
1
2
88
CAN
x
88
4
2
1
2
1
1
89
EM
y
89
2
1
2
1
4
1
90
SUB
z
90
2
1
4
1
2
1
91
ESC
{
91
4
1
2
1
2
1
92
FS
|
92
1
1
1
1
4
3
93
GS
}
93
1
1
1
3
4
1
94
RS
~
94
1
3
1
1
4
1
95
US
DEL
95
1
1
4
1
1
3
96
FNC3
FNC3
96
1
1
4
3
1
1
97
FNC2
FNC2
97
4
1
1
1
1
3
98
SHIFT
SHIFT
98
4
1
1
3
1
1
99
CODE C
CODE C
99
1
1
3
1
4
1
100
CODE B
FNC 4
CODE B
1
1
4
1
3
1
101
FNC 4
CODE A
CODE A
3
1
1
1
4
1
102
FNC 1
FNC 1
FNC 1
4
1
1
1
3
1
103
START(CODE A)
2
1
1
4
1
2
104
START(CODE B)
2
1
1
2
1
4
105
START(CODE C)
2
1
1
2
3
2
D L
D
L
D
L
D
STOPTEKEN 2 3
3
1
1
1
2
106
tabel 5.5.3-1
D = donker module
L = licht module.
Voor definities van FNC 2, FNC 3 en FNC 4 wordt verwezen naar de USS-128 specificaties
181 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5.5.4. Gebruiksregels GS1-128 Houd bij het werken met GS1-128-symbolen rekening met een aantal regels voor het gebruik van het FNC1-teken. Onder andere om ervoor te zorgen dat de lengte van de code minimaal blijft is er een aantal gebruiksregels opgesteld. Door bewust met variabele gegevensvelden om te gaan kunt u deze lengte zo veel mogelijk beperken.
Het FNC1-teken In de GS1-128-symbooltechniek speelt FNC1 (symboolteken 102) een belangrijke rol. Het FNC1-teken dient allereerst om een GS1-128-symbool als zodanig te identificeren; met name om een GS1-128-symbool te onderscheiden van een gewoon code 128-symbool. Het FNC1-teken heeft daarnaast nog een aantal functies: • Gegevensblokken die gedefinieerd zijn als blokken van variabele lengte sluit u af met een FNC1-teken na de laatste gebruikte positie in dat veld. • Gegevensblokken met een vaste lengte dient u af te sluiten met het FNC1-teken indien deze niet voorkomen in de gestandaardiseerde vaste lengte tabel (zie onderaan de pagina). Bij de laatst gebruikte Application Identifier is het niet nodig deze af te sluiten met een FNC1teken, in dat geval is de STOP-reeks van het symbool afdoende.
Een voorbeeld Stel dat u de string 010871234567890610ABC12 wilt weergeven in een GS1-128-symbool. Dan gebruikt u de volgende reeks symbooltekens. Merk op dat er grotendeels gebruik wordt gemaakt van codeset C, omdat de gewenste string veel cijfers bevat. VOORBEELD VAN EEN GS1-128-SYMBOOL Symboolteken
Betekenis
STARTREEKS (bestaande uit START C gevolgd door FNC1)
start in codeset C en interpreteer het volgende als een GS1-128 - symbool
01
01
08
08
71
71
23
23
45
45
67
67
89
89
06
06
10
10
101
CODE A (oftewel: schakel over naar codeset A)
33
A
34
B
35
C
99
CODE C (oftewel: schakel over naar codeset C)
12
12
STOPREEKS
STOP
182 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Symboolteken
Betekenis
STARTREEKS (bestaande uit START C gevolgd door FNC1)
start in codeset C en interpreteer het volgende als een GS1-128 - symbool
(bestaande uit een controlecijfer en een STOP-code)
tabel 5.5.4-1
Het coderen van gegevens Na de startreeks volgt de gegevensinhoud. Bij het coderen daarvan gebruikt u de codesets A, B en C Hier volgt een aantal regels die van belang zijn bij het coderen van gegevens in een GS1128- symbool.
Het aaneenschakelen van gegevensblokken In een GS1-128-symbool kunnen meerdere gegevensblokken achter elkaar worden weergegeven, waarbij elk gegevensblok geïdentificeerd wordt door een Application Identifier. De gegevensblokken mogen in een willekeurige volgorde worden gezet; de volgorde heeft geen invloed op de betekenis van de gegevens. Indien u bijvoorbeeld een houdbaarheidsdatum, een GS1-artikelcode en een batchnummer wilt weergeven, kunnen deze gegevensblokken in één symbool worden samengevoegd. Bijvoorbeeld: 01 087124345678906 15 910101 10 ABCXYZ Gegevensblokken die gedefinieerd zijn als blokken van variabele lengte, sluit u af met een FNC1-teken, behalve bij het laatste gegevensblok. In dat geval is de STOP-reeks van het symbool afdoende. Bij een aaneenschakeling van gegevensblokken met een vaste lengte, is geen scheidingsteken vereist. Let op: speciale tekens die geen deel uitmaken van de gegevensblokken worden gebruikt door de software van de scanner/decoder. Deze zal uiteindelijk alleen de gegevensblokken doorgeven aan de applicatie. Dit geldt niet voor het FNC1-teken dat aan het einde van een gegevensblok met variabele lengte staat. Deze wordt door de scanner/decoder vertaald naar de stuurcode ‘’ (ASCII-ISO646 Hex waarde ‘ID’/Decimale waarde ‘29’) voordat deze wordt doorgegeven aan de applicatie.
Beperk de lengte Het is aan te raden om al vooraf, op het moment dat de gegevensinhoud wordt vastgesteld, te streven naar een minimale lengte. • Probeer bij numerieke gegevens een even aantal cijfers te gebruiken. Daardoor kan efficiënt gebruik worden gemaakt van codeset C (codering van cijfers met dubbele dichtheid). • U mag maximaal 48 gegevenstekens (ASCII-datatekens) in een GS1-128-symbool geplaatst worden. Onder ‘gegevenstekens’ wordt verstaan: de tekens in de gegevensstring plus eventuele FNC1-scheidingstekens. U hoeft niet mee te tellen: de tekens van de startreeks, de tekens van de stopreeks, en eventuele stuurtekens (CODE A, CODE B, CODE C en SHIFT).
183 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• In een symbool moeten eerst de ‘vaste lengte’- Application Identifiers, en pas daarna de ‘variabele lengte’- Application Identifiers worden weergegeven. Dit bespaart één scheidingsteken in het symbool. Door efficiënt gebruik te maken van de beschikbare codesets is het mogelijk om het resulterende symbool kort te houden In een symbool moeten eerst de ‘vaste lengte’- Application Identifiers, en pas daarna de ‘variabele lengte’- Application Identifiers worden weergegeven. Dit bespaart één scheidingsteken in het symbool. Door efficiënt gebruik te maken van de beschikbare codesets is het mogelijk om het resulterende symbool kort te houden. Zie de volgende figuur voor de nodige regels en een voorbeeldprogramma in pseudo-taal.
184 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 5.5.4-1
185 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Het opdelen van een string in gegevensblokken Voor het opdelen van de ontvangen string in gegevensblokken met een vaste lengte is een gestandaardiseerde vaste lengtetabel beschikbaar, waarin Application Identifiers gerelateerd zijn aan veldlengtes. Op basis van de eerste twee cijfers van een AI kan bepaald worden wat de lengte van de bijbehorende gegevens is. De vaste lengtetabel is een onderdeel van de AI-standaard en zal nooit wijzigen. Aangezien de lengtetabel nooit zal wijzigen, kan hij ook hardware-matig in de scanner/decoder geïmplementeerd worden. VASTE LENGTE TABEL VAN DE AI-STANDAARD Eerste twee cijfers van de AI
Totale lengte van de gegevens, Inclusief AI
00
20
01
16
02
16
03
16
04
18
11
8
12
8
13
8
14
8
15
8
16
8
17
8
18
8
19
8
20
4
31
10
32
10
33
10
34
10
35
10
36
10
41
16
tabel 5.5.4-2
5.6. Verificatie Deze paragraaf gaat over alle aspecten van verificatie: welke verifier kunt u gebruiken, hoe komt een score tot stand en de werking van de traditionele methode voor verificatie en de CEN/ANSI methode.
5.6.1. Kwaliteitscontrole d.m.v. verificatie Verificatie is een techniek waarmee u de kwaliteit van barcodesymbolen kunt beoordelen. Door symbolen te verifieren met een verifier krijgt u een indruk van de mate waarin een barcode ‘scanbaar’ is.
186 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Hoe wordt de kwaliteit bewaakt? Verificatie is vooral nuttig voor de kwaliteitsbewaking van het druk- of printproces. Daarnaast kunt u controleren of de kwaliteit van het GS1-symbool beïnvloed wordt door eventuele nabewerking (extra folie, sealnaden, etc.). Als het symbool door de verifier wordt afgekeurd zal de gebruiker de kwaliteit van het ingangsmateriaal moeten verhogen, de instellingen van de druk- of printapparatuur controleren of de apparatuur onderhouden of repareren. Als de symboolkwaliteit afneemt, maar nog wel voldoet, kunnen de meetgegevens van de verifier aangeven waar verbeteringen nodig zijn.
Wat is het verschil tussen een scanner en een verifier? Een barcodelezer of scanner is een apparaat dat in barcodesymbolen gecodeerde data kan lezen. De productiviteit waarmee GS1-symbolen, bijvoorbeeld aan de kassa, kunnen worden gescand is afhankelijk van factoren als de kwaliteit van het symbool, het type scanner en de vaardigheden van de betrokken medewerker. Het selecteren en onderhouden van de scanners en het opleiden van de medewerkers gebeurt door de winkelorganisatie (of een andere gebruiker van de GS1-symbolen). Voor de kwaliteit van het symbool zijn de gebruikers echter afhankelijk van de leverancier van de goederen. GS1-symbolen dienen eenvoudig en snel te kunnen worden gescand door het gehele scala van op de markt beschikbare scanners. Van een goed leesbaar GS1symbool is sprake wanneer de eerste scanpoging succesvol is. Verificatie is een uniform en objectief hulpmiddel om te voorspellen of dit het geval is. Verificatie wordt gedaan met behulp van een zogenaamde verifier, een scanner met speciale meetapparatuur.
Voor wie is verificatie bedoeld? Verificatie is in de eerste plaats bedoeld voor de leverancier van het product. Ook wanneer blijkt dat een GS1-symbool moeilijk dan wel helemaal niet scanbaar is, dan komt verificatie van pas. Bijvoorbeeld om te achterhalen wat de oorzaak van de scanproblemen is. Voor de winkelorganisatie staat het scannen van de goederen voorop.Wanneer de leverancier de kwaliteit van zijn GS1-symbolen goed bewaakt, zal verificatie alleen bij probleemgevallen nodig zijn. U kunt de kwaliteit van een barcode op 2 manieren verifiëren: • Traditionele methode • CEN/ANSI methode
5.6.2. De traditionele verificatie-methode In het verleden werd voor het beoordelen van de kwaliteit van GS1-symbolen gebruik gemaakt van de zogenaamde traditionele methode. Om met deze methode te kunnen werken heeft u echter een goede kennis van het drukkersvak nodig. De traditionele methode bekijkt het symbool niet als een scanner, maar geeft een oordeel over de mate waarin aan de ontwerpspecificaties wordt voldaan. Hiertoe werd onder meer gebruik gemaakt van microscopische meettechnieken met bijvoorbeeld densitometers. Deze methode was vooral bedoeld voor drukkers en gaf weinig bruikbare informatie voor de producent. Dit betekent echter niet dat de traditionele verificatie met de komst van de
187 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
CEN/ANSI-methode verouderd is geraakt. Voor de drukker kan de traditionele methode nog steeds belangrijke detailinformatie over bijvoorbeeld inktspreiding opleveren. Voor objectieve communicatie met de klant is de CEN/ANSI-methode echter de enige methode.
5.6.3. Welke verifier kunt u kiezen? Als u een CEN/ANSI-verifier aanschaft om de kwaliteit van GS1-symbolen te beoordelen dient deze over een aantal scanningkarakteristieken te beschikken.
Kenmerken van de verifier • De verifier ondersteunt de CEN/ANSI-methode (zoals beschreven in de genoemde EN 1635-norm). Dit wil zeggen dat hij een volledige analyse kan maken van alle parameters die in deze norm beschreven staan. • De lensopening (of ‘aperture’) sluit aan bij het symbooltype. In onderstaande tabel vindt u welke lensopening vereist is bij de verschillende symbooltypes. Als u verschillende symbooltypes wilt verifiëren moet de lensopening instelbaar zijn. • De golflengte van het gebruikte licht is 670 nm (+/- 10 nm). • De stand van de laser ten opzichte van het symbool is 45 graden. Symbooltype
De te gebruiken lensopening
EAN8/EAN13/UPC
6 mils
ITF (X-dimensie ( ‘25mil)
20 mils
ITF (X-dimensie ( <25mil)
10 mils
GS1-128
10 mils
tabel 5.6.3-1
Verifier gebruiken U dient uw verifier te calibreren (instellen op de lichtsterkte) en te bedienen volgens de door de leverancier meegeleverde instructies. Een set met testsymbolen kan een handig hulpmiddel zijn om gebruikers op te leiden en om de verifier regelmatig te controleren. Vraag hiernaar bij uw leverancier.
Verschillende verifiers Op dit moment kunt u niet met alle op de markt zijnde verifiers de genoemde variabelen meten. Zo zijn er verifiers die de gebruikte vergrotingsfactor berekenen, terwijl andere dit aan de gebruiker overlaten. Verwacht wordt dat dergelijke metingen in de toekomst in toenemende mate geautomatiseerd worden. Verifiers die volgens deze specificaties zijn ontworpen en gemaakt kunnen qua werking verschillen. Verschillen treden bijvoorbeeld op in de optische methode voor het verkrijgen van een SRP (Scan reflectie profiel), voor de nauwkeurigheid van de metingen en voor speciale mogelijkheden voor verdere analyse.
5.6.4. Hoe werkt de CEN/ANSI verifier? Verificatie met de CEN/ANSI-methode In 1997 is voor het verifieren van de kwaliteit van barcodes een nieuwe Europese standaard gepubliceerd. Deze norm, de EN 1635 ‘Barcoding - Test Specifications - Bar Code Symbols’ biedt een objectieve methode om de kwaliteit van barcodes vast te stellen. De norm is
188 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
gebaseerd op een Amerikaanse (ANSI) norm en wordt ook wel de CEN/ANSI-methode genoemd. Deze norm is geaccepteerd door GS1 International en is te verkrijgen bij het Nederlands Normalisatie Instituut [http://www.nen.nl/] in Delft.
Verifiers Verifiers ‘zien’ een barcode op dezelfde wijze als een scanner. De werking is gebaseerd op de reflectie van licht dat door de verifier wordt uitgezonden. Dit (rode) licht wordt door de barcode gereflecteerd en weer door de verifier opgevangen.
De basis van de CEN/ANSI meting Bij het reflecteren wordt niet al het licht teruggekaatst. De donkere strepen in de barcode absorberen een groot deel van het ontvangen licht, terwijl de spaties (de lichte achtergrond tussen de strepen) vrijwel al het licht reflecteren. Hierdoor ontstaat een reflectiepatroon, zoals u in onderstaande figuur kunt zien. De pieken (gebieden met hoge reflectie) geven de spaties weer en de dalen (gebieden met lage reflectie) zijn de strepen. De gebieden met hoge reflectie links en rechts zijn de lichte zones.
figuur 5.6.4-1 Scan Reflectie Profiel(SRP)
Waarde van reflectieprofiel De verifier analyseert het reflectieprofiel met een aantal meetvariabelen. Hieruit volgt op de verschillende parameters van de CEN/ANSI methode een totaalscore tussen 0 (slecht) en 4 (goed). De verifier geeft dus waarde aan de kwaliteit van het gereflecteerde licht. De minimaal acceptabele totaalscore voor een product in zijn definitieve (verpakte) vorm is 1,5. Uitzondering hierop is het ITF-symbool .
189 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Richtlijnen voor totaalscore • Drukkers: houd tijdens het drukken een ondergrens van 2,5 aan. Deze ondergrens biedt u meer bewegingsruimte om eventuele variaties te compenseren. • Fabrikanten: bij de ingangscontrole geldt 1,5 als ondergrens. Voor GS1-symbolen met een X-dimensie (nominale breedte van het smalste streepje) groter dan 25 mils (1 mils is een duizendste inch) blijkt het lastig te zijn om boven de genoemde ondergrens te blijven. Voor deze verpakkingen mag u 0,5 als ondergrens accepteren.
Hoe komt de totaalscore tot stand? Stap 1:Scan Reflectie Profielen beoordelen Elk Scan Reflectie Profiel (SRP) wordt beoordeeld aan de hand van zeven meetvariabelen [link]. Drie van deze variabelen kennen alleen de gradaties ‘goedgekeurd’ (4) en ‘afgekeurd’ (0). De overige vier kennen meer gradaties, zoals u in onderstaande tabel ziet weergegeven. Uit de tabel blijkt dat de ANSI-norm de score uitdrukt in letters in plaats van cijfers, zoals in de CEN-norm het geval is. A geldt hierbij als hoogste score, F als laagste (E wordt niet gebruikt). Het rapportcijfer voor een SRP wordt bepaald door de variabele met de laagste score.
Goedgekeurd
Afgekeurd
CEN-score
ANSI-score
3,5 - 4,0
A
2,5 - 3,5
B
1,5 - 2,5
C
0,5 - 1,5
D
0,5 of lager
F
tabel 5.6.4-1
Stap 2: totaalscore bepalen Voor een goede meting moet u minstens tien scans uitvoeren, verspreid over de hoogte van het symbool. Dit levert tien Scan Reflectie Profielen op. Zo kunt u plaatselijke oneffenheden signaleren. Door deze tien profielen te middelen wordt de totaalscore bepaald. Een ‘informele’ schatting van de symboolkwaliteit mag u baseren op een kleiner aantal scans. In onderstaande figuur ziet u een voorbeeld van tien ‘scanpaden’.
190 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 5.6.4-2 tien ‘scanpaden’
De totaalscore is het gemiddelde van de scores voor de tien SRP’s, zoals u in onderstaande figuur kunt zien. Bepaling van de totaalbeoordeling Scan
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Minimum Reflectance
4
·
·
·
·
·
·
·
·
·
Symbol Contrast
4
·
·
·
·
·
·
·
·
·
Minimum Edge Contrast
4
·
·
·
·
·
·
·
·
·
Modulation
2
·
·
·
·
·
·
·
·
·
Defects
3
·
·
·
·
·
·
·
·
·
Decodability
3
·
·
·
·
·
·
·
·
·
Decode
4
·
·
·
·
·
·
·
·
·
SRP
2
3
3
2
3
2
2
4
3
2
Totaalscore 2,6
tabel 5.6.4-2
5.6.5. Totaalscore en het scaneffect De relatie tussen de score op de CEN/ANSI methode en het scanresultaat van die barcode op een gewone scanner is per type barcode vastgelegd. Zo is voor een EAN13 barcode een C of 1,5 score voldoende.
Vereiste totaalscores De totaalscore krijgt u doordat de verifier de scores van de verschillende SRP’s van één symbool middelt. De minimaal acceptabele totaalscore voor een product in zijn definitieve vorm is 1,5. Uitzondering hierop is het ITF14-symbool. Bij dit type barcode kunt u bij een x-dimensie kleiner dan 0,635 een minimaal acceptabele totaalscore hanteren van 0,5.
Totaalscore en effect op scanning De prestatie van scanningsystemen hangt af van vele factoren. Het zwakste onderdeel van het systeem bepaalt het uiteindelijke resultaat. Voor GS1-symbolen (met uitzondering van het ITF14-symbool) betekent dit dat u mag verwachten dat een symbool met een score van 1,5 op een goed onderhouden scanner in een normale omgeving succesvol scant.
191 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
In het algemeen geldt dat symbolen met een hogere score makkelijker en sneller scannen dan symbolen van mindere kwaliteit met dezelfde vergrotingsfactor. Het kiezen van een hogere vergrotingsfactor, het voldoen aan de eisen ten aanzien van de hoogte van het symbool (niet inkorten) en een goede drukkwaliteit dragen bij aan een snelle en moeiteloze scan. Symbolen met een score lager dan 1,5 kunnen onder ideale omstandigheden toch scannen. In andere omgevingen scannen ze echter moeilijk of helemaal niet. Hoge scanproductiviteit is synoniem met hoge totaalscores. Lage scores, hoewel voldoende, kunnen de oorzaak zijn van een lage productiviteit in minder optimale omstandigheden.
5.6.6. De parameters We lichten kort alle parameters van de CEN/ANSI methode toe. Tevens worden suggesties gedaan voor het verbeteren van de kwaliteit van het symbool wanneer een lage score wordt behaald. Omdat verificatierapporten vaak gebruik maken van Engelse termen, zijn deze ook in de beschrijving gebruikt. Waar mogelijk is tevens een Nederlandse vertaling toegevoegd. Om de scanbaarheid aan de kassa te meten dient u alle metingen uit te voeren op het product in zijn definitieve (verpakte) vorm.
Minimum Reflectance (Rmin) De parameter Minimum Reflectance vereist dat de donkerste streep in het symbool een reflectie heeft die minder bedraagt dan de helft van de reflectie van de achtergrond. Wanneer bijvoorbeeld de hoogste reflectie waarde van de spaties gelijk is aan 80% moet de reflectiewaarde van tenminste één streep 40% of minder bedragen. Minimum Reflectance kan alleen worden goedgekeurd (4) of afgekeurd (0). Wordt deze parameter afgekeurd, dan betekent dit meestal dat de kleur van de ondergrond of de strepen verkeerd gekozen is. Dit betekent dus dat voor een donkerdere streepkleur of een lichtere ondergrondkleur gekozen moet worden. Het kan ook zijn dat de strepen donkerder of beter dekkend gedrukt of geprint moeten worden.
Symbol Contrast (SC) Een zo zwart mogelijke streep op een zo wit mogelijke achtergrond kan resulteren in een Symbol Contrast (symboolcontrast) van 100%. In de praktijk blijken gedrukte of geprinte GS1-symbolen een lager contrast te hebben. Als het contrast echter te laag wordt, zal de scanner moeite hebben om de strepen van de achtergrond te onderscheiden: een contrastverbetering is dan wenselijk. De beoordeling van Symbol Contrast kan variëren tussen 0 en 4. Een lage score geeft aan dat of de strepen te licht zijn (te weinig dekkend of een te lichte kleur) of dat de achtergrond te donker is. Ook een combinatie van beide is mogelijk. Omdat een verifier meet met rood licht, is het aan te raden om een roodfilter te gebruiken bij het beoordelen van de kleurcombinatie. Door de roodfilter dienen de strepen veel duidelijker zichtbaar te zijn dan de spaties. Algemeen geldt dat donkere kleuren, zoals zwart, donkerbruin, donkergroen en donkerblauw, zich goed lenen als streepkleur. Voor de achtergrond is wit het meest geschikt. Geel, oranje en rood zijn (in lichte uitvoering) ook te gebruiken.
192 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Minimum Edge Contrast (ECmin) Iedere overgang van een streep in een spatie, of andersom, heeft een bepaalde 'scherpte’. Deze wordt bepaald door het verschil in contrast tussen de spatie en de streep. Van elke overgang in het scan profiel wordt het contrast gemeten. De overgang met het laagste contrast bepaalt het Minimale Edge Contrast (ECmin). De parameter Minimum Edge Contrast kan alleen worden goedgekeurd (4) of afgekeurd (0). Afkeur zal altijd samengaan met lage scores voor de parameters Symbol Contrast, Modulation of beide. Een lage score betekent dat de overgang van streep naar spatie en omgekeerd moeilijk vast te stellen is. Dit kan veroorzaakt worden doordat de kleur van de strepen of de achtergrond verkeerd gekozen is, onvoldoende dekt of doordat de bedrukking onscherp is. Ook ongewenste verbreding van de strepen kan een oorzaak zijn.
Modulation Scanners en verifiers zien smalle spaties minder ‘wit’ dan brede spaties. Op dezelfde manier, maar iets minder extreem, lijken smalle strepen minder ‘zwart’ dan brede strepen. De verminderde kleurintensiteit van smalle elementen vergeleken met brede elementen wordt Modulation genoemd. De Modulation wordt bepaald door te kijken naar de verhouding tussen Symbol Contrast en Minimum Edge contrast. Hoe verder deze uit elkaar liggen, des te lager de score voor Modulation. Een veel voorkomend probleem is dat de Minimum Edge contrast veel lager blijkt te zijn dan de Symbol Contrast. De score voor Modulation kan variëren tussen 0 en 4. De meest waarschijnlijke oorzaak van een lage score is lijnverbreding (inktuitloop), waardoor de breedte en intensiteit van de smalle spaties wordt verminderd. Ook een verkeerd kleurgebruik is een veel voorkomende oorzaak.
figuur 5.6.6-1 Lijnverbreding
193 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Defects Er bestaan twee soorten Defects: gaatjes en vlekjes. Gaatjes zijn lichte puntjes in de strepen. Vlekjes zijn donkere puntjes in de spaties. Defects kunnen er toe leiden dat de scanner extra strepen en spaties ziet. In onderstaande figuur is dit geïllustreerd.
figuur 5.6.6-2 Defects
De score voor Defects kan variëren tussen 0 en 4. Symbolen met een lage score kunnen nader worden bekeken met een vergrootglas (5 tot 10 keer vergroten). De gaatjes en puntjes zullen dan goed te zien zijn. Vaak zijn het gaatjes die kunnen worden voorkomen door meer inkt te gebruiken. De strepen zullen dan beter dekken. Vlekjes komen in mindere mate voor en worden onder meer veroorzaakt door vuiltjes.
Decode Een verifier gebruikt vaste regels om de combinatie van streepjes en spaties te vertalen naar cijfers en randtekens. Fouten in de opbouw of de afmetingen van het GS1-symbool kunnen ervoor zorgen dat het symbool moeilijk of niet te scannen (‘decoderen’) is. Als de vertaalslag van streepjes naar cijfers lukt en het controlecijfer sluit aan bij de overige 12 cijfers wordt aan de parameter Decode de score 4 toegekend. In de andere gevallen is de score 0. Als alle SRP’s van een symbool voor de beschreven parameters acceptabele scores rapporteren, behalve voor de parameter Decode, is er sprake van een onjuiste opbouw van het symbool. Er is dan reden om aan te nemen dat ook andere symbolen die recentelijk met dezelfde ontwerpsoftware zijn gemaakt onjuist zijn samengesteld. Als slechts één van de SRP’s een fout rapporteert bij Decode, is er waarschijnlijk sprake van een lokaal ‘foutje’, dat met een vergrootglas kan worden gevonden. Veel voorkomende oorzaken voor foutmelding op de parameter Decode zijn een verkeerde opbouw van het symbool, een te kleine lichte zone of een verkeerd berekend controlegetal. Het GS1-symbool hoort een vast aantal streepjes en spaties te bevatten. Als de verifier constateert dat de gemeten aantallen streepjes en spaties niet overeenkomen met de specificaties, wordt een foutmelding gegeven. Het SRP krijgt dan de score 0. Worden geen
194 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
afwijkingen gesignaleerd, dan wordt de score 4 toegekend. Een EAN13-symbool hoort te bestaan uit 59 elementen (30 strepen en 29 spaties). Een EAN8-symbool bevat 43 elementen (22 strepen en 21 spaties). Het signaleren van te veel of te weinig elementen kan verschillende oorzaken hebben. Overmatige lijnverbreding (inktuitloop) kan tot gevolg hebben dat de spaties zo smal worden dat de verifier ze niet meer kan zien. In dit geval zal de verifier minder dan het vastgestelde aantal elementen rapporteren. Een andere reden voor een foutmelding is het onvoldoende dekkend zijn van de smalle strepen. Dit kan er toe leiden dat de verifier deze over het hoofd ziet. Ook dan wordt een te klein aantal elementen gemeten. Het omgekeerde gebeurt wanneer vlekjes in de spaties, of gaatjes in de strepen, te zien zijn. De verifier zal nu meer dan het vastgestelde aantal elementen rapporteren. Bij een afkeuring kan met een vergrootglas worden achterhaald wat de oorzaak is. Zoek naar extreem dunne strepen of zwak dekkende strepen of naar kleine foutjes, zoals witte puntjes in de strepen. Een GS1-symbool hoort ook een lichte zone te bevatten. Deze lichte zone - ook wel ‘witruimte' genoemd - ligt links en rechts van het symbool, buiten de randtekens en heeft een hoge reflectie. Oorzaken voor het niet voldoen aan de specificaties voor de lichte zone zijn de aanwezigheid van donkere elementen (letters, strepen, afbeeldingen, etc.) in de lichte zone, sealnaden die over de lichte zone vallen of een symbool dat te dicht op de rand van de verpakking is geplaatst.
Decodability De score voor Decodability kan variëren tussen 0 en 4. Deze parameter geeft een indicatie van het gemak waarmee het symbool kan worden ‘ontcijferd’, dat wil zeggen vertaald naar een reeks cijfers. Tevens is dit een indicatie van de mate waarin afkeuring op de parameter Decode dreigt. Een symbool dat met grote nauwkeurigheid is gedrukt of geprint zal een hoge score krijgen voor Decodability. Een veel voorkomende oorzaak van een slechte Decodability zijn strepen met onscherpe en ruwe randjes. Dit probleem, dat optreedt bij de grovere druk- en printmethoden, kan eenvoudig worden gesignaleerd met een vergrootglas (vergroting 5 tot 10 keer). Een andere oorzaak is extreme lijnverbreding (inktuitloop). Lijnverbreding zal tevens van invloed zijn op de score van Modulation. Wanneer gebruik wordt gemaakt van printers die gebaseerd zijn op het drukken van kleine puntjes (‘dots’) dient de software de grootte van het GS1-symbool af te stemmen op de grootte van de puntjes. De breedte van elke streep en spatie moet namelijk een geheel aantal keer de breedte van het puntje bedragen, anders vindt er afronding plaats. De printer kan geen halve puntjes drukken. Voor een EAN13-symbool betekent dit dat de breedte van het bedrukte deel (exclusief lichte zone) gelijk moet zijn aan een veelvoud van 95 puntjes. 95 is het aantal modules waaruit een EAN13-symbool bestaat
195 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Structuur EAN13-symbool Linkerrandteken
Codecijfers 2 t/m 7
Scheidingsteken
Codecijfers 8 t/m 13
(linkerhelft) 3 modules
Rechterrandteken
(rechterhelft)
42 modules (6x7)
5 modules
42 modules (6x7)
3 modules
Totaal aantal modules = 95
tabel 5.6.6-1
Bitpatronen Codecijfer op
Bitpatroon voor de codecijfers
1e positie
in de posities 2 t/m 7
Bitpatroon voor de codecijfers
1
2
3
4
5
6
7
8
0
A
A
A
A
A
A
Altijd bitpatroon C
1
A
A
B
A
B
B
Altijd bitpatroon C
2
A
A
B
B
A
B
Altijd bitpatroon C
3
A
A
B
B
B
A
Altijd bitpatroon C
4
A
B
A
A
B
B
Altijd bitpatroon C
5
A
B
B
A
A
B
Altijd bitpatroon C
6
A
B
B
B
A
A
Altijd bitpatroon C
7
A
B
A
B
A
B
Altijd bitpatroon C
8
A
B
A
B
B
A
Altijd bitpatroon C
9
A
B
B
A
B
A
Altijd bitpatroon C
in de posities 8 t/m 13 9
10
11
12
13
tabel 5.6.6-2
Voor een EAN8-symbool is de breedte een veelvoud van 67 puntjes. Bitpatronen Linkerrandteken
Codecijfers 1 t/m 4
Scheidingsteken
Codecijfers 5t/m 8
(linkerhelft) 3 modules
Rechterrandteken
(rechterhelft)
28 modules (4x7)
5 modules
28 modules (4x7)
3 modules
Totaal aantal modules = 67
tabel 5.6.6-3
Bitpatronen Bitpatroon voor de codecijfers in de posities 1 t/m 4 1
2
3 Altijd bitpatroon A
Bitpatroon voor de codecijfers in de posities 5 t/m 8 4
5
6
7
8
Altijd bitpatroon C
tabel 5.6.6-4
Mocht er in het ontwerp gecompenseerd worden voor lijnverbreding of -versmalling, dan dient dit voor alle strepen en spaties in gelijke mate te gebeuren.
196 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5.6.7. Welke attributen worden niet gemeten door de verifier? De specificatie van het GS1-symbool bevat een aantal attributen die de CEN/ANSI methode niet standaard meet. Deze moet u dan ook afzonderlijk bepalen. Het gaat dan om de hoogte, lijnverbreding, vergrotingsfactor en leesbare cijfers.
Hoogte van het symbool/truncatie De verifier kan het ‘afkappen’ van de hoogte van het symbool, ook wel truncatie genoemd, niet meten. Voor de verschillende symbolen gelden vastgestelde hoogtes. Deze kunt u met een liniaal meten. Kort de lengte van de strepen dus niet in, dit kan namelijk drastische gevolgen hebben voor de scanbaarheid van het symbool.
Lijnverbreding Een groot gedeelte van de gebruikte druk- en printprocessen voor GS1-symbolen resulteert in een uniforme verbreding of versmalling van de strepen ten opzichte van het ontwerp. Sommige scanners maken hier zelfs gebruik van. De acceptabele grens van lijnverbreding of -versmalling ligt vast in de gradaties van de zeven genoemde parameters. Vooral bij flexodruk treedt in de praktijk lijnverbreding op. Het wordt aanbevolen de relatieve lijnverbreding of -versmalling te beperken, zowel per element als voor het hele symbool. Met de meetmogelijkheden van de verifier kan dit worden beoordeeld.
Vergrotingsfactor De grootte van het symbool, weergegeven in de vergrotingsfactor, is een belangrijke variabele die door sommige verifiers wordt gerapporteerd. Echter deze is niet opgenomen in de resulaten van de CEN/ANSI analyse. U dient deze zelf te controleren in de rapportage van de verifier.
Leesbare cijfers De leesbare cijfers moeten zo zijn geplaatst dat duidelijk is dat ze bij het symbool horen. Het spreekt voor zich dat de leesbare cijfers hetzelfde moeten zijn als de cijfers die in de streepjes en spaties zijn ‘versleuteld’. Dit kan een verifier niet controleren. Ook dit dient u zelf na te kijken in de rapportage van de verifier.
5.7. Specificaties GS1 DataBar en CS In deze paragraaf gaan we in op de opbouw en printspecificaties van GS1 DataBar en Composite symbolen.
5.7.1. GS1 DataBar kenmerken De kenmerken van de GS1 DataBar-familie van symbooltechnieken zijn: – Te gebruiken tekensets: • GS1 DataBar14 varianten en GS1 DataBar Limited kunnen numerieke gegevens weergeven, 0 t/m 9 (met als restrictie voor GS1 DataBar Limited de 0 of 1, de Indicator, als eerste cijfer in het gegevensveld)
197 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
–
– – • • • • • • • •
• De tekenset gebruikt door GS1 DataBar Expanded symbolen is een subset van tabel 1 van de internationale standaard ISO/IEC 646, bestaande uit hoofdletters en kleine letters, cijfers, spaties, 20 interpunctietekens en het FNC1 teken Structuur van het symboolteken: verschillende (n, k) symbooltekens worden gebruikt voor ieder lid van de familie, waarbij elk symboolteken n modules breed is en bestaat uit k strepen en k spaties Type barcode: een lineair barcodesymbool Maximaal aantal numerieke gegevenstekens (inclusief AI’s, exclusief FNC1 tekens) GS1 DataBar14 versies en GS1 DataBar Limited: AI (01) plus een 14-cijferige numerieke productidentificatie GS1 DataBar Expanded: 74 numerieke óf 41 alfabetische gegevenstekens Fout detectie (controle methode): GS1 DataBar14 versie: modulus 79 rekenregel GS1 DataBar Limited: modulus 89 rekenregel GS1 DataBar Expanded: modulus 211 rekenregel Het symbool is zeer betrouwbaar Lichte zones zijn geen vereiste
Overige kenmerken van GS1 DataBar – De symbolen kunnen gegevens op zeer compacte wijze weergeven. GS1 DataBar Expanded heeft daarbij voor een aantal vaak samen gebruikte AI’s een optimale data compressie beschikbaar – De Componenten kunnen aan elkaar gelinkt worden: alle GS1 DataBar symbolen hebben een verbindingsteken. Indien dit verbindingsteken de waarde 0 heeft, is er geen additioneel symbool toegevoegd aan het GS1 DataBar symbool. Als het verbindingsteken de waarde 1 heeft, dan is een 2D Composite Component met een scheidingspatroon boven het GS1 DataBar symbool geprint; dit scheidingspatroon is in lijn met en aangrenzend aan het GS1 DataBar symbool. – Repeterende randpatronen, zowel binnen symboolelementen als over het gehele symbool, garanderen een complete gegevensoverdracht. – In tegenstelling tot de EAN- en UPC-symbolen corresponderen de symbooltekens van het GS1 DataBar symbool niet direct met de gecodeerde gegevenstekens. De symbooltekens kunnen duizenden verschillende combinaties coderen, op zeer efficiënte wijze. GS1-128-emulatie: barcodelezers die volgens GS1-128emulatiemodus lezen verwerken de gegevens uit de GS1 DataBar familie alsof deze in een of meer GS1-128-symbolen zijn weergegeven.
5.7.2. Kenmerken van Composite Symbology De kenmerken van het GS1 Composite symbool zijn: – Te gebruiken tekensets: – Lineaire componenten: EAN/UPC-symbool, GS1 DataBar14-symbool versies en GS1 DataBar Limitedsymbool: een subset van tabel 1 van de internationale standaard ISO/IEC646), bestaande uit cijfers 0 tot en met 9
198 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
•
–
–
•
•
GS1-128-symbool en GS1 DataBar Expanded-symbool: hoofdletters en kleine letters, cijfers, spaties en een selectie van 20 interpunctietekens en het Functie 1 teken (FNC1) – 2D Composite Components: Alle types: GS1-128-symbolen en GS1 DataBar Expanded-symbolen samen met het symbool scheidingsteken Aanvullend, voor CC-B en CC-C: 2D Composite Component escape teken Structuur van symbooltekens: verschillende (n, k) symbooltekens worden gebruikt conform de onderliggende symbooltechniek van het geselecteerde lineaire en het 2D Composite Component van het symbool Type barcode: – Lineaire component: lineaire symbooltechniek – 2D Composite Component: een uit meedere rijen bestaande symbooltechniek Maximale numerieke capaciteit (gegevensverwerking): – Lineaire component: GS1-128-symbool: tot 48 cijfers – EAN/UPC-symbool: 8, 12 of 13 cijfers – GS1 DataBar Expanded-symbool: tot 74 cijfers – Andere GS1 DataBar-symbolen: tot 16 cijfers – 2D Composite Components: CC-A: tot 56 cijfers CC-B: tot 338 cijfers CC-C: tot 2361 cijfers Controle methode – Lineaire component: een modulus berekeningswijze ter beveiliging – 2D Composite Component: een vast of variabel aantal Reed-Solomon controle codewoorden, afhankelijk van het type 2D Composite Component Zeer betrouwbaar symbool
Overige kenmerken van Composite Symbology – Compacte wijze van weergeven van gegevensstrings – De componenten kunnen aan elkaar gelinkt worden; het 2D Composite Component van ieder GS1 Composite symbool bevat een verbindingsteken, ter indicatie voor de scanner dat gegevens niet verwerkt zullen worden, zolang het bijbehorende lineaire component niet gescand en verwerkt is. Alle lineaire componenten, behalve de EAN/UPC-symbolen, bevatten zo’n verbindingsteken – GS1-128-symbool emulatie: barcodelezers die ingesteld zijn op GS1-128-symbool emulatie sturen de gegevens uit een GS1 Composite symbool door alsof ze gecodeerd zijn in een of meer GS1-128-symbolen – Een symbool scheidingsteken: een scheidingsteken dat toekomstige toepassingen ondersteunt en dat een instructie is voor de barcodelezer om het doorsturen van de tot daar gelezen gegevens (bericht) te beëindigen en de overblijvende gegevens als een volgend bericht door te geven – 2D Composite Component escape mechanisme: een mechanisme dat toekomstige toepassingen ondersteunt om gegevens naast de ISO 646 subset te kunnen coderen in het standaardformaat van Composite Symbology
199 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
5.7.4. GS1 DataBar Compressie van gegevensstringreeksen Een GS1 DataBar Expanded-symbool kan alle reeksen van Application Identifier gegevensstrings verwerken, tot uiteraard het maximale aantal verwerkbare gegevens bereikt is. Voor sommige reeksen van AI gegevensstrings geldt echter een speciale compressie van gegevens in GS1 DataBar Expanded. Als een toepassing een van deze reeksen AI’s vereist en deze worden gebruikt in een vantevoren vastgestelde reeks, zal dit een kleiner symbool opleveren. De reeksen die in aanmerking komen voor deze compressie hebben twee verschijningsvormen: • vaste lengte, waarbij de reeks van gekozen AI gegevensstrings de enige gegevens zijn die gecodeerd worden • en variabel, waarbij de reeks aan het begin van het symbool wordt weergegeven en andere AI gegevensstrings toegevoegd kunnen worden aan de reeks. Als de gegevens in een GS1 DataBar Expanded symbool beginnen met een reeks gedefinieerd als vaste lengte maar die reeks gevolgd wordt door additionele AI gegevensstrings, dan zullen de gegevens op de normale wijze gecodeerd worden, zonder speciale compressie. Reeksen met vaste lengte
GS1-artikelcode en gewicht tot een vastgesteld maximum Deze reeks bestaat uit de twee AI gegevensstrings AI (01), de GS1-artikelcode, en AI (3103), AI (3202) of AI (3203) voor gewicht. De AI (01) gegevensstring (de GS1-artikelcode) moet vooraf gegaan worden door Indicator 9, die aangeeft dat een artikel met een variabele eigenschap volgt. Indien AI (3103), het gewicht in grammen, wordt weergegeven, kan speciale compressie alleen toegepast worden bij een gewicht tot maximaal 32.767 kg. Voor AI (3202), gewicht in 0.01 lbs (ponden) geldt een maximum van 99.99 lbs en voor AI (3203), gewicht in 0.001 lbs een maximum van 22.767 lbs. Indien het gewicht de maximum waarden overschrijdt, kan de reeks nog steeds met compressie van gegevens worden weergegeven, maar dan volgens de gedefinieerde reeks omschreven in de volgende alinea.
GS1-artikelcode, gewicht en optionele datum Deze reeks bestaat uit de twee of drie AI gegevensstrings AI (01), AI (301n), of (320n) voor gewicht (waarbij n de waarden 0 t/m 9 kan aannemen) en optioneel AI (11), AI (13), AI (15) of AI (17) voor het weergeven van een datum. De AI (01) gegevensstring moet voorafgegaan worden door Indicator 9, ter indicatie van een artikel met een variabele eigenschap. Indien een datum niet noodzakelijk is, geeft deze reeks nog steeds compressie van gegevens in geval van overschrijding van de maximum waarden van gewicht zoals beschreven in voorgaande alinea. Variabele reeksen
200 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
GS1-artikelcode en prijs Deze reeks bestaat uit de twee AI gegevensstrings AI (01), gevolgd door AI (392x) voor prijs of AI (393x) voor prijs met ISO currency code (waarbij x de waarden 0 t/m 3 kan aannemen). De AI (01) moet vooraf gegaan worden door Indicator 9, die aangeeft dat een artikel met een variabele eigenschap volgt. Deze reeks wordt bijvoorbeeld gebruikt voor een AI (01) gegevensstring met prijs en gewicht omdat de vaste lengte reeks AI (01) en gewicht geen extra compressie oplevert als de AI gegevensstring voor prijs toegevoegd wordt.
AI (01) Voor iedere reeks die begint met AI (01) zal speciale compressie toegepast worden op de AI (01) gegevensstring. Indien de gegevens een AI (01) bevatten, moet deze AI (01) altijd de eerste gecodeerde gegevensstring zijn.
5.7.5. Technische Specificaties De Composite symbooltechniek is beschreven in: AIM ITS 99-002 ‘ International Symbology Specification ‘ EAN.UCC Composite Symbology (Automatic Identification Manufacturers, Inc.) http://www.aimglobal.org [http://www.aimglobal.org/]
201 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
6. Waar plaatst u het symbool op de verpakking? De GS1-symbolen moeten ook nog hun plaats krijgen op de verpakking. Dit hoofdstuk behandelt de plaats van het GS1-symbool op zowel een consumenteneenheid als een omverpakking, het aantal symbolen, wat te doen bij ruimtetekort, verschillende moeizaam bedrukbare materialen en vormen. Ook komt de plaats van het GS1 label op een logistieke eenheid in dit hoofdstuk aan de orde. In ‘Waar plaatst u het symbool op de verpakking?’ komt de plaats van het GS1-symbool aan bod, zowel op consumenteneenheden als omverpakkingen en pallets.
6.1. Waar plaatst u het symbool op de verpakking van een consumenteneenheid? In deze paragraaf lichten we toe hoe u de plaats gaat bepalen, hoe u ruimteproblemen kunt oplossen en waar u verder nog rekening mee moet houden bij het plaatsen van het symbool.
6.1.1. Het symbool op een consumenteneenheid Op een consumenteneenheid kunt u gebruik maken van het EAN13-symbool. Als het GS1symbool op de juiste plaats op uw productverpakking staat, kan uw handelspartner het makkelijker scannen. Bepaal met behulp van onze aanwijzingen waar u uw symbool het best kan plaatsen. Definitie consumenteneenheid: Een ‘consumenteneenheid’ is een product in de verpakkingsvorm waarin het verkocht wordt aan de consument en afgerekend wordt aan de kassa.
6.1.2. Waar plaatst u het GS1-symbool? De beste plaats voor een GS1-symbool op een consumenteneenheid kunt u bepalen aan de hand van de volgende drie factoren:
1. Houd rekening met de scanomgeving GS1-symbolen op consumenteneenheden zijn meestal bedoeld om te scannen aan de kassa. Hierbij is het van belang dat de caissière het GS1-symbool snel weet te vinden. Het helpt daarom als u de plaats van het symbool zo veel mogelijk standaardiseert.
2. Bepaal welke beperkingen de verpakking stelt Vooral de vorm van de verpakking is bepalend voor de positie van het GS1-symbool. Denk hierbij bijvoorbeeld aan rondingen of flexibele verpakkingsvormen zoals zakken.
202 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
3. Pas het symbool aan de bedrukking aan Bij consumenteneenheden kunt u het GS1-symbool vaak het best in het ontwerp van de verpakking of het etiket opnemen. Dit is meestal voordeliger dan het GS1-symbool af te drukken op een apart etiket. In de richtlijnen gaan we nader op deze drie factoren in. In de praktijkvoorbeelden behandelen we veel voorkomende situaties.
6.1.3. Richtlijnen voor een GS1-symbool op de verpakking Waar plaatst u het symbool? Algemene regel: op de achterkant, rechtsonder De algemene regel is dat u het GS1-symbool op de achterkant van de verpakking dient aan te brengen, rechtsonder.
Optie 2: Onderaan op de zijkant Indien rechtsonder op de achterkant niet mogelijk is, is de zijkant van de verpakking de beste plaats. Het GS1-symbool dient dan zo dicht mogelijk bij de onderrand geplaatst te worden.
Optie 3: Op de onderkant Een derde mogelijkheid is de onderkant van de verpakking. U loopt hierbij echter wel meer risico dat de bedrukking tijdens transport of in het schap beschadigt.
Optie 4: Op de enige bedrukte kant Als het artikel slechts één bedrukte kant heeft, dient u het symbool op deze kant aan te brengen.
Waar moet u op letten? Nooit om een hoek Het hele GS1-symbool dient zichtbaar te zijn op één vlak. U mag het symbool dus niet zo afdrukken dat het gedeeltelijk om de hoek terecht komt.
Afstand houden tot de rand Links en rechts van de strepen dient u ruimte over te laten voor de vereiste lichte zones van het GS1-symbool. Het symbool mag hierdoor niet te dicht op de randen van de verpakking staan.
Flexibele verpakkingsvormen Vouwen, kreuken en naden kunnen een GS1-symbool onleesbaar maken. Op verpakkingen waarvan de vorm veranderlijk is, zoals kunststof zakken, dient u het symbool op het vlakste cq minst veranderlijke deel af te drukken.
203 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Drukrichting U bereikt het beste drukresultaat wanneer de streepjes van het symbool evenwijdig aan de drukrichting lopen. De drukrichting van het drukproces is dus een belangrijke factor om de plaats van het symbool op de verpakking te bepalen.
GS1-symbool achter folie De leesbaarheid van het symbool kan gevaar lopen als u deze aanbrengt onder een doorzichtige folielaag. Dit is vooral het geval bij meerdere lagen folie.
Afstand symbool en scanner De minimumafstand tussen het GS1-symbool en de scanner om het symbool te kunnen lezen is 12 mm. U mag het symbool niet zodanig op de verpakking plaatsen dat deze minimumafstand wordt overschreden. Producten in blisterverpakking bijvoorbeeld kunnen door hun vorm alleen in schuine stand over de scanner bewogen worden. Het GS1-symbool moet ook voor een scanner met leespen altijd toegankelijk zijn.
Gebogen oppervlakken Op gebogen oppervlakken moet u het symbool zodanig plaatsen dat de streepjes in de lengte meelopen met de ronding.
figuur 6.1.3-1
Alternatieve locatie op gebogen oppervlakken Indien het drukproces het niet toelaat om de streepjes met de ronding mee te drukken, dan dient u ze haaks op de ronding af te drukken.
204 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 6.1.3-2
In dit geval gelden er echter wel beperkingen voor de toegestane maximale vermenigvuldigingfactor en de diameter. Zie het EAN13-symbool.
6.1.4. Eén symbool per artikel Elk artikel mag slechts één zichtbaar symbool dragen Op de verpakking moet minimaal en mag maximaal één volledig GS1-symbool zichtbaar zijn. Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld folie van de rol) is het toegestaan op doorlopend bedrukte verpakkingen andere gedeeltelijke GS1-symbolen zichtbaar op de verpakking te plaatsen.
Op een artikel mogen nooit meerdere GS1-symbolen met verschillende artikelcodes zichtbaar zijn Bij multipacks en combipacks bestaat het gevaar dat er meerdere GS1-symbolen met verschillende artikelcodes zichtbaar zijn. De artikelen in het 'pack' hebben namelijk een andere GS1-artikelcode dan het 'pack' zelf. In de illustratie ziet u hoe u de symbolen van de afzonderlijke eenheden in zo'n geval kunt afdekken.
205 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 6.1.4-1
6.1.5. Heeft u voldoende ruimte op uw verpakking? Als de beschikbare ruimte te klein is, kunt u de volgende aanpassingen proberen:
Het symbool verkleinen In hoeverre u het symbool kunt verkleinen hangt af van de druktechniek. Er zijn minimaal toegestane afmetingen opgesteld, zie hiervoor het EAN13-symbool.
Het EAN8-symbool toepassen Speciaal voor kleine artikelen waarop het onmogelijk is een EAN13-symbool aan te brengen, bestaat er het EAN8-symbool. Dit symbool wordt gebruikt in combinatie met de GS1artikelcode van 8 posities lang.
Hoogtereductie Hoogtereductie is een gevaarlijke noodoplossing. U verkleint namelijk de symboolhoogte zonder dat u de breedte aanpast. Het symbool is hierdoor niet meer vanuit alle richtingen en standen lees- en scanbaar aan de kassa. Let op! Pas hoogtereductie dus alleen toe als de andere maatregelen onvoldoende resultaat opleveren en het absoluut onmogelijk is de beschikbare ruimte op de verpakking te vergroten.
6.1.6. Praktijkvoorbeelden Blikken Plaats het GS1-symbool op de staande kant van het blik, bij voorkeur rechtsonder op de natuurlijke achterzijde, zie afbeelding. Als dit niet mogelijk is dient u het symbool rechtsonder op de voorzijde te plaatsen. De strepen lopen bij voorkeur mee met de ronding van het blik.
206 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 6.1.6-1
Flessen Plaats het GS1-symbool rechtsonder op het etiket. Laat de strepen meelopen met de ronding van de fles. Indien een fles vóór en achter een etiket heeft dan bij voorkeur op het etiket op de achterzijde. Indien u geen etiketten gebruikt en de fles rechtstreeks bedrukt gelden dezelfde regels.
Kranten Plaats op kranten het GS1-symbool rechtsonder op de voorpagina.
Tijdschriften Plaats het GS1-symbool linksonder op de voorzijde van de omslag. Let daarbij op de afstand tot de rand. Zie voor voorkeur en alternatieve oplossing:
207 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 6.1.6-2
Let op! Tijdschriften met een extra omslag die de linkerzijde van de voorkant bedekt maakt het GS1-symbool onzichtbaar. U kunt dit voorkomen door het GS1-symbool in dergelijke gevallen rechtsonder te plaatsen. Houd er verder rekening mee dat tijdschriften niet alleen aan de kassa gescand worden, maar ook als ze retour gaan naar de distribiteur.
Boeken en pockets Plaats op boeken en pockets het GS1-symbool rechtsonder op de achterkant. Voor de afstand tot de rand gelden dezelfde richtlijnen als voor tijdschriften. Zie voor voorkeur en alternatieve oplossing:
208 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 6.1.6-3
Folie van de rol Op folie van de rol die doorlopend wordt bedrukt, mag u het GS1-symbool op regelmatige afstanden herhalen. In dat geval kunt u het symbool het beste haaks op de snijlijn afdrukken. Zo wordt een symbool dat in de snijlijn valt onleesbaar. Deze oplossing kan echter in strijd zijn met de richtlijn voor de drukrichting van het symbool (zie de richtlijnen). Let op! Zorg er in ieder geval voor dat de verpakking altijd één volledig symbool bevat. Let er daarbij op dat het symbool niet wegvalt in of onder een vouwnaad of om een hoek terecht komt.
Blisterverpakkingen Op blisterverpakkingen hebt u de keuze het GS1-symbool op de voor- of achterzijde te plaatsen. Indien u relatief ‘dikke’ producten hebt, plaats het symbool dan niet op de voorzijde. Door de dikte van het product kan het GS1-symbool namelijk niet op de vereiste minimumafstand van 12 mm (zie de richtlijnen: afstand symbool en scanner) van de scanner gebracht worden. In deze gevallen dient u het GS1-symbool op de achterzijde te plaatsen.
209 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 6.1.6-4
6.2. Waar plaatst u het symbool op de verpakking van een Handelseenheid? In deze paragraaf lichten we toe hoe u de plaats gaat bepalen, hoe u ruimteproblemen kunt oplossen en waar u verder nog rekening mee moet houden bij het plaatsen van het symbool.
6.2.1. Het symbool op een omverpakking plaatsen Op omverpakkingen kunt u gebruik maken van het EAN13-, het ITF- of het GS1-128-symbool. De richtlijnen voor de positionering van deze symbolen zijn voor alle drie de symbolen gelijk. Als het GS1-symbool op de juiste plaats op uw productverpakking staat, kan uw handelspartner het makkelijker scannen. Bepaal met behulp van onze aanwijzingen waar u uw symbool het best kan plaatsen. Definitie omverpakking: Een ‘omverpakking’ is een product in de verpakkingsvorm waarin het verkocht en geleverd wordt door de leverancier aan de afnemer.
210 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
6.2.2. Waar plaatst u het GS1-symbool? De beste plaats voor een GS1-symbool op een omverpakking kunt u bepalen aan de hand van de volgende drie factoren:
1. Houd rekening met de scanomgeving GS1-symbolen op omverpakkingen moeten door verschillende typen scanners te lezen zijn. Wanneer u of uw handelspartner werkt met vaste scanners is het belangrijk dat het symbool op een vaste hoogte wordt afgebeeld. Verder moet u er rekening mee houden dat vaak niet alle zijden van de omverpakking zichtbaar zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij gestapelde opslag in het magazijn. Plaats het symbool daarom op meerdere zijden.
2. Bepaal welke beperkingen de verpakking stelt Omverpakkingen bestaan vaak uit (golf)karton dat, door de grove structuur van het materiaal, niet geschikt is voor nauwkeurige bedrukking. Daarom kunt u overwegen om een grotere vergrotingsfactor te gebruiken voor uw GS1-symbool. Let daarnaast bij (golf)karton extra op het contrast tussen de strepen en de vaak bruine achtergrond.
3. Pas het symbool aan aan de bedrukking. Op een omverpakking kunt u het symbool opnemen in het ontwerp van de bedrukking of vermelden op een apart etiket. In beide gevallen hebt u voldoende ruimte om het EAN13symbool te plaatsen.Het gebruik van het EAN8-symbool op omverpakkingen is in dit geval niet toegestaan. Raadpleeg ook de richtlijnen in Hoe plaats ik mijn GS1-symbool?.
6.2.3. Hoe plaats ik mijn GS1-symbool? Om een GS1-symbool op een omverpakking te plaatsen dient u zich te houden aan bepaalde richtlijnen.
211 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 6.2.3-1
Op de opstaande zijden Plaats het GS1-symbool op een van de opstaande zijden van de omverpakking.
Streepjes verticaal Plaats het symbool zodanig dat de streepjes verticaal staan ten opzichte van de onderrand.
Afstand tot onderrand De aanbevolen afstand van het symbool ten opzichte van de onderrand is 32 mm met een tolerantie van ± 3 mm.
Afstand tot zijrand Plaats het symbool links of rechts op de opstaande zijde. In beide gevallen geldt dat de afstand van het symbool (gemeten vanaf het buitenste streepje) tot de zijrand niet groter dan 34 mm mag zijn. Bij ITF-symbolen geldt verder dat de afstand tussen het kader en de zijrand minimaal 19 mm moet zijn.
Omverpakkingen met lage opstaande zijden Sommige omverpakkingen (bijvoorbeeld trays) hebben te lage opstaande zijden om het symbool te drukken volgens bovenstaande richtlijnen. In die gevallen kunt u: • het symbool pal tegen de bovenrand van de opstaande zijde afdrukken. • het symbool over de totale hoogte van de opstaande zijde afdrukken en de leesbare cijfers van het symbool links naast de streepjes plaatsen in plaats van eronder.
6.2.4. Hoeveel GS1-symbolen op één omverpakking? Voor het aantal GS1-symbolen op een omverpakking moet u zich houden aan bepaalde richtlijnen.
212 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Bij voorkeur op alle vier de opstaande zijden Met het aanbrengen van het GS1-symbool op alle vier de opstaande zijden hebt u de grootste kans dat uw handelspartner geen problemen heeft met het scannen van het symbool. Indien dit niet mogelijk is breng het symbool dan in ieder geval op twee aangrenzende opstaande zijden aan.
Als maar één opstaande zijde beschikbaar is In het uiterste geval mag u het symbool op slechts één opstaande zijde aanbrengen. Houd echter bij het bepalen van de beste zijde rekening met de positie van de vaste scanners in de transportsystemen van u en uw handelspartners. Bij gebruik van vaste scanners is plaatsing op één van de lange zijden meestal de beste optie.
Zorg er voor dat op een omverpakking nooit meerdere GS1-symbolen met verschillende artikelcodes zichtbaar zijn. Bij omverpakkingen met krimpfolie (bijvoorbeeld een tray of een pallet) bestaat de kans dat de scanner door het folie heen meerdere GS1-symbolen leest. De scanner leest dan bijvoorbeeld het GS1-symbool op één van de verpakte eenheden in plaats van het symbool op de omverpakking. Zorg er voor dat de symbolen op verpakte eenheden niet zichtbaar zijn voor de scanners. U bereikt dit bijvoorbeeld door de eenheden bij het verpakken zo te plaatsen dat de symbolen bedekt worden door de omverpakking.
6.3. Waar plaatst u het symbool op een Logistieke verzendeenheid? In deze paragraaf lichten we de GS1 label standaard toe: welke informatie brengt u aan op het label, hoe groot mag het label zijn, waar plaatst u het label en tot slot geven we een aantal praktijkvoorbeelden.
6.3.1. Het GS1-symbool op een logistieke verzendeenheid Als u GS1-symbolen op een logistieke verzendeenheid wilt plaatsen verwerkt u ze in het GS1-label. In het GS1-label kunt u namelijk de GS1-verzendcode en aanvullende informatie op een gestandaardiseerde wijze vermelden. Bepaal met onze aanwijzingen waar u het symbool het best op een logistieke verzendeenheid kunt plaatsen.
6.3.2. De GS1-label standaard Wanneer u goederen verzendt naar uw afnemer hebben de verschillende partijen in de distributieketen behoefte aan informatie over bijvoorbeeld de inhoud en de bestemming van de logistieke verzendeenheid. Die informatie vinden zij in het GS1-label. Op het GS1-label kunt u informatie plaatsen die u niet op de verpakking kwijt kunt. Logistieke verzendeenheden worden vaak verpakt in of op ladingdragers. Ladingdragers zijn verpakkingen ten behoeve van transport, opslag en andere logistieke activiteiten, zoals pallets, kratten, rolcontainers etc. Ladingdragers kunt u toepassen voor allerlei soorten producten en ze zijn meestal meerdere malen te gebruiken. U kunt op de ladingdrager daarom geen vaste bedrukking met informatie over de inhoud kwijt.
213 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
De GS1-label standaard geeft richtlijnen voor: • de manier waarop u de informatie op het label dient te vermelden, zowel voor de plaats van het GS1-128-symbool als voor de plaats van de mensleesbare informatie. • de manier waarop u het GS1-label op de logistieke verzendeenheid dient te bevestigen.
6.3.3. Welke informatie zet u op het GS1-label? Op het GS1-label bij een logistieke verzendeenheid kunt u allerlei informatie kwijt die relevant is voor de ontvanger.
1. De identificatie Op het GS1-label dient u altijd de GS1-verzendcode te vermelden, zowel in een GS1symbool als in mensleesbaar formaat.
2. Aanvullende informatie Vaak zult u aanvullende informatie over de verzendeenheid uitwisselen via EDI-berichten. In dat geval is vermelding van de GS1-verzendcode afdoende. Als niet al uw handelpartners beschikken over EDI, kan vermelding van aanvullende informatie op het GS1-label nuttig zijn. De aanvullende informatie kunt u in het GS1-128-symbool en/ of in mensleesbaar formaat vermelden. • informatie over de inhoud Informatie over de inhoud kunt u alleen opnemen als de logistieke verzendeenheid één soort artikelen bevat (homogene inhoud). U kunt bijvoorbeeld de GS1-artikelcode, het aantal artikelen, het batchnummer, de houdbaarheidsdatum en/ of de productvariant vermelden. • transportinformatie Enkele voorbeelden van informatie over het transport die u op het GS1-label kunt vermelden: GS1-consignmentnummer, bestemming, afzender, vervoerder en afleverdatum. • informatie voor de klant U kunt ook informatie opnemen op verzoek van de klant, bijvoorbeeld het ordernummer. Voor meer informatie over de soorten gegevens die u in een GS1-128-symbool kunt vermelden, zie ‘ Wat is de Application Identifier Standaard?’
6.3.4. Hoe bouwt u het GS1-label op? U dient zich bij het opbouwen van het GS1-label te houden aan een voorgeschreven indeling. Onderstaand ziet u een voorbeeld van een label.
214 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 6.3.4-1
Het label bestaat uit 3 blokken:
215 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• blok 1: vrije informatie • blok 2: gestandaardiseerde mensleesbare informatie • blok 3: GS1-symbolen De horizontale lijnen markeren de scheiding tussen de drie blokken.
Blok 1: Vrije informatie De inhoud van dit blok wordt bepaald door de partij die het GS1-label uitgeeft. U kunt hier bijvoorbeeld uw bedrijfslogo, bedrijfsnaam of de productbeschrijving vermelden.
Blok 2: Gestandaardiseerde mensleesbare informatie In dit deel van het GS1-label moet u in een vast formaat alle informatie uit de GS1-symbolen van blok 3 in mensleesbaar formaat vermelden. U mag daarnaast ook aanvullende informatie in dit onderdeel opnemen die niet in symboolvorm in blok 3 voorkomt. • Vermeld bij de verplichte informatie in blok 2 zowel de gegevensnaam (datatag) als de gegevensinhoud (datacontent). Bijvoorbeeld: datatag: SSCC, data content: 3871234567449326 • De gegevensnaam dient u in ieder geval in het Engels te vermelden, zie de lijst met datatags voor de toegestane gegevensnamen. U mag de gegevensnaam daarnaast nog in een tweede taal naar keuze vermelden.
Blok 3: GS1-symbolen Het onderste deel van het GS1-label bestaat uitsluitend uit symbolen. U dient hier in ieder geval de GS1-verzendcode te vermelden. Gezien de lengte van de GS1-verzendcode raden we u aan deze in een los GS1-128-symbool te vermelden onder aan het label. Aanvullende informatie kunt u opnemen in één of meer extra GS1-128-symbolen boven het symbool met de GS1-verzendcode. Zie voor meer informatie over het symboolformaat de richtlijnen voor het GS1-128-symbool in combinatie met het GS1-label.
6.3.5. Hoe bepaalt u het formaat van het GS1-label? Voor het formaat van het GS1-label moet u zich houden aan bepaalde richtlijnen.
Breedte Voor de breedte van het GS1-label kunt u kiezen uit 148 mm (A5-label) of 105 mm (A6label).
Hoogte De hoogte van het label mag u zelf bepalen.
Papierformaten Als u op het label alleen de GS1-verzendcode wilt vermelden biedt papier met A6-formaat (105 mm x 148 mm) voldoende ruimte. Als u naast de GS1-verzendcode aanvullende informatie wilt vermelden is het A5-formaat de beste optie (148 mm x 210 mm).
216 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
GS1-label opnemen in ander label U kunt ervoor kiezen het GS1-label op te nemen als onderdeel van een groter label.
6.3.6. Het GS1-label plaatsen Bij het plaatsen van het het GS1-label moet u zich houden aan bepaalde richtlijnen.
Bij voorkeur op alle vier de opstaande zijden Met het aanbrengen van het GS1-label op alle vier de openstaande zijden hebt u de grootste kans dat uw handelspartner geen problemen heeft met het scannen van het symbool op het label. Indien dit niet mogelijk is, breng het label dan in ieder geval op twee aanliggende zijden aan. De informatie op de labels moet identiek zijn.
Plaats van label op verpakkingen lager dan 1 meter Als u het GS1-label plaatst op een verpakking lager dan 1 meter, dient u te voldoen aan de volgende voorwaarden: – Tussen het symbool met de GS1-verzendcode en de onderrand moet u minimaal 32 mm ruimte overlaten. – Tussen het symbool met de GS1-verzendcode en de zijrand moet u minimaal 19 mm ruimte overlaten.
Figuur 6.3.6-1
Plaats van label op verpakkingen hoger dan 1 meter Als u het GS1-label plaatst op een verpakking hoger dan 1 meter, moet u voldoen aan de volgende voorwaarden: – Tussen het symbool met de GS1-verzendcode en de onderrand moet u minimaal 400 mm en maximaal 800 mm ruimte overlaten. – Tussen het symbool met de GS1-verzendcode en de zijrand moet u minimaal 50 mm ruimte overlaten.
217 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 6.3.6-2
Wat doet u bij verpakkingen waarop al een GS1-symbool met de GS1artikelcode staat? Als op de verpakking al een EAN13-, ITF- of GS1-128-symbool voor de GS1-artikelcode staat, dient u het GS1-label daarboven te plaatsen. Op deze manier blijven alle symbolen duidelijk leesbaar
218 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Figuur 6.3.6-3
Wilt u een aanvullend label plaatsen? Als u een aanvullend GS1-label met transportinformatie wilt gebruiken, plaatst u dat boven het GS1-label met de GS1-verzendcode. De GS1-verzendcode mag dan alleen op het onderste label voorkomen.
6.3.7. Hoe geeft u de informatie weer op het label? Het Label en de GS1-128-symbooltechniek De GS1-128-symbooltechniek op het GS1-label gebruikt u voor alle in barcode op te nemen informatie. De mensen die de eenheid moeten verwerken moeten de instructie krijgen om alle barcodes op het label te scannen. De relevante informatie wordt verkregen door de applicatiesoftware te sturen op basis van de symbology identifier voor het gelezen type barcode en op basis van de aanwezige Application Identifiers.
Lengte De lengte van een GS1-128-symbool kunt u minimaliseren door zoveel mogelijk gebruik te maken van tekenset C. Twee cijfers kunnen dan namelijk in één symboolteken worden weergegeven, hetgeen de barcode korter maakt. De volgorde van de informatie in barcode is irrelevant vanuit het oogpunt van interpretatie.
219 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Breedte De maximale breedte van het GS1-128-symbool, inclusief de lichtzones, bedraagt 165 mm. Er mogen maximaal 48 datatekens (ASCII-tekens) in een GS1-128-symbool worden geplaatst. Onder ‘datatekens’ wordt verstaan: de tekens van de startreeks, de gegevens en eventuele FNC1-scheidingstekens. Hierbij worden de tekens van de startreeks, de tekens van de stopreeks en eventuele stuurtekens (code A, code B, code C en shift) niet meegeteld.
Hoogte Het symbool met de GS1-verzendcode moet minimaal 32 mm hoog zijn. Deze informatie is een verplicht onderdeel van het label en moet in een logistieke omgeving scanbaar zijn. De hoogte van de GS1-128-symbolen met de aanvullende informatie is bij voorkeur 32 mm.
Belangrijk De lengte van het GS1-128-symbool dient u altijd zo beperkt mogelijk te houden. Een aantal praktische tips hierbij zijn: • Gebruik Application Identifiers met een vast gegevensveld altijd vóór die met een variabel gegevensveld • Application Identifiers met een oneven aantal cijfers evenals met een letter of teken moet u altijd als laatste in het GS1-128-symbool opnemen.
Vergrotingsfactor (x-dimensie) De vergrotingsfactor die u kiest om het symbool af te drukken, hangt af van de nauwkeurigheid van de printer en van de afstand waarop het symbool gelezen dient te worden. De vergrotingsfactor om de GS1-verzendcode in weer te geven ligt tussen de 50% en 84%. De grootte van de GS1-verzendcode is afhankelijk van het labelformaat. Op een A5-label staat een GS1-verzendcode met een vergrotingsfactor van 84% en op een A6label is de vergrotingsfactor 50%. Voor de GS1-128-symbolen met aanvullende informatie geldt een vergrotingsfactor vanaf 25% tot en met 84%.
Dezelfde vergrotingsfactor Wanneer meer dan één barcode op hetzelfde label wordt gebruikt, is het aan te bevelen om dezelfde vergrotingsfactor aan te houden. Ook wanneer men een aanvullend label toevoegt, zal de vergrotingsfactor hiervan moeten overeenkomen met het eerste label.
Mensleesbaar schrift onder de barcode Het mensleesbare schrift onder de barcode geeft de informatie weer die in barcode is opgenomen. Dit omvat de Application Identifiers en de daarbij behorende gegevensinhoud, maar niet de representatie van speciale symbooltekens en het GS1-128symboolcontroleteken. Het mensleesbare schrift gebruikt men als extra check of als backup wanneer een barcode niet gelezen kan worden.
220 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Haakjes om AI’s Om de handmatige invoer te vergemakkelijken dienen Application Identifiers duidelijk herkenbaar te zijn. Daarom dient men de Application Identifiers alleen in mensleesbaar schrift van haakjes te voorzien, dus niet in de barcode.
Hoogte Het mensleesbaar schrift staat direct onder de barcode en dient zoveel mogelijk 3 mm hoog te zijn.
6.3.8. Praktijkvoorbeelden Het GS1-label kunt u in verschillende situaties toepassen. Een aantal praktijkvoorbeelden.
GS1-label met alleen een GS1-verzendcode
Figuur 6.3.8-1
In dit voorbeeld ziet u het GS1-label in zijn simpelste vorm. Op het label staat alleen de GS1-verzendcode vermeld.U ziet de volgende gegevens: • In blok 2 ziet u de GS1-verzendcode in mensleesbaar formaat, inclusief de gegevensnaam (SSCC). • In blok 3 ziet u de GS1-verzendcode weergegeven als een GS1-128-symbool.
221 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
GS1-label met informatie over de inhoud
Figuur 6.3.8-2
In dit voorbeeld ziet u een GS1-label waarop informatie over de inhoud van de logistieke verzendeenheid is opgenomen. Dit label kunt u alleen gebruiken bij verzendeenheden met een homogene inhoud. U ziet de volgende gegevens: • In blok 2 ziet u in mensleesbaar formaat de GS1-verzendcode (SSCC), de GS1artikelcode van het verpakte artikel (CONTENT), het aantal artikelen (COUNT), het batchnummer (BATCH) en de houdbaarheidsdatum (BEST BEFORE). • In blok 3 ziet u dezelfde informatie weergegeven in twee GS1-128-symbolen. Het onderste symbool bevat alleen de GS1-verzendcode, het bovenste symbool bevat de andere vier gegevens.
222 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
GS1-label met transportinformatie
Figuur 6.3.8-3
In dit voorbeeld ziet u een GS1-label waarop informatie voor het transport van de logistieke verzendeenheid is opgenomen. U ziet de volgende gegevens: • In blok 2 ziet u in mensleesbaar formaat de GS1-verzendcode (SSCC), het zendingsnummer (CONSIGNMENT), en de postcode van de bestemming (SHIP TO POST).
223 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
• In blok 3 ziet u dezelfde informatie weergegeven in twee GS1-128-symbolen. Het onderste symbool bevat alleen de GS1-verzendcode, het bovenste symbool bevat de andere twee gegevens. • In blok 2 vindt u aanvullende informatie over bestemming (to) en afzender (from). Doordat deze informatie niet voorkomt in blok 3 is gebruik van officiële gegevensnamen hier niet van toepassing.
Aanvullend GS1-label
Figuur 6.3.8-4
en
224 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
figuur 6.3.8-5
In dit voorbeeld ziet u twee GS1-labels die bevestigd zijn op dezelfde verzendeenheid. Het onderste label bevat alleen de GS1-verzendcode. Het bovenste label bevat aanvullende informatie voor het transport. Deze oplossing kan handig zijn als u na transport het bovenste label wilt laten verwijderen. Dit zou u bijvoorbeeld kunnen doen om verwarring tijdens de verdere logistieke afhandeling te voorkomen.
225 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
7. Hoe kunt u elektronisch gegevens uitwisselen op basis van GS1-codes? In dit hoofdstuk laten we kort zien welke rol GS1-codes verder spelen in het elektronische berichtenverkeer. GS1-artikelcodes vormen de basis, daarnaast gebruikt u de GS1-adrescodes als identificatie van uw bedrijf(slocatie) en ook de GS1verzendcode komt aan bod in de elektronische pakbon. Voor u van start gaat zult u gegevens moeten uitwisselen met uw handelspartners. In dit hoofstuk komt ook data alignment en de rol die GS1 Nederland daarin speelt aan bod. In ‘Hoe kunt u elektronisch gegevens uitwisselen op basis van GS1-codes?’ leest u meer over de rol van data alignment en electronic data interchange.
7.1. Elektronisch zakendoen met EANCOM® en XML 7.1.1. Standaards voor elektronische communicatie GS1 biedt niet alleen een standaard om producten automatisch te identificeren, maar ook een standaard om elektronisch berichten uit te wisselen: Electronic Data Interchange (EDI). Met EDI kunt u gestructureerde en genormeerde berichten geautomatiseerd en elektronisch uitwisselen met uw handelspartners. Dat kan op basis van twee standaards: EANCOM® en de XML-standaards van GS1.
EANCOM® Voor elektronische communicatie biedt GS1 Nederland u ondersteuning met EANCOM® [http://www.gs1.nl/] , de standaard voor elektronisch berichtenverkeer binnen handel, industrie, transport en logistieke dienstverlening. Hierbij wordt meestal gebruik gemaakt van een VAN (Value Added Network). EANCOM is gebaseerd op EDIFACT, een wereldwijd stelsel van internationale richtlijnen voor de syntax en de structuur van EDI-berichten. EDIFACT is ontwikkeld onder auspiciën van de Verenigde Naties. De aangeduide structuren binnen de basisstandaard EDIFACT hebben nadere inhoudelijke invulling nodig, zoals afspraken over de te gebruiken codes en hun betekenis. Die afspraken worden aangeduid als toepassingsstandaards. Binnen GS1 zijn deze afspraken gemaakt en vastgelegd in EANCOM.
XML-standaard van GS1 Nederland Daarnaast heeft GS1 Nederland een standaard voor XML [http://www.gs1.nl/] (eXtended Markup Language). De XML-standaard is de nieuwe basisstandaard waarmee bedrijven EDI-berichten uitwisselen, voornamelijk over internet.
226 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
XML is ontwikkeld door het W3C (World Wide Web Consortium). Deze organisatie ontwikkelt en beheert standaards ten behoeve van internet communicatie. De basisstandaard XML definieert alleen de spelregels voor de syntax en de grammatica, zoals ook bij EDIFACT het geval is. Ook bij XML moeten afspraken worden gemaakt over de structuur en de inhoudelijke invulling (de codes en hun betekenis) van de berichten. Softwarebedrijven hebben XML op grote en brede schaal geaccepteerd. XML wordt steeds vaker in software ingebouwd. De mogelijkheden voor elektronisch zakendoen worden hierdoor uitgebreid. Ook MKB-bedrijven met een lage automatiseringsgraad (PC met internet aansluiting en e-mail functionaliteit) kunnen XML-berichten ontvangen en bekijken in hun browser. In de berichten worden de GS1-codes gebruikt ter identificatie van bepaalde eenheden, zoals artikelen, verzendeenheden of adressen. De GS1-codes zijn als het ware de sleutel voor elektronische informatie.
7.2. Datasynchronisatie met GS1 DAS 7.2.1. Data alignment met GS1 DAS Ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op. Ook internationale ontwikkelingen gaan razendsnel. Het proces rondom elektronische gegevensuitwisseling loopt veelal nog niet vlekkeloos. Uw artikelbeheer speelt hierin een centrale rol. • U wilt bijvoorbeeld geautomatiseerd bestellingen plaatsen? • U heeft te maken met schappenplannen of magazijnindelingen? • U maakt regelmatig logistieke planningen? Dan is het van groot belang dat uw artikeldatabase op orde is. Sterker nog; het is van essentieel belang dat uw artikeldatabase overeenkomt met die van uw handelsrelatie(s). Pas dan is er daadwerkelijk sprake van efficiency voordelen. GS1 Nederland heeft voor u de oplossing: GS1 DAS [http://www.gs1.nl/], de GS1 Data Alignment Service. Met GS1 DAS werkt u niet meer met vele papieren formulieren, waarmee artikelgegevens worden uitgewisseld. Niet meer per artikel, per leverancier en per afnemer een formulier, geen handmatige invoering van artikelgegevens, geen fouten meer. Maar alle artikelgegevens centraal in één database. De gegevens zijn correct en worden door iedere gebruiker gelijk geïnterpreteerd. Gelijke artikelgegevens voor leveranciers en afnemers. Met GS1 DAS garandeert GS1 Nederland u dat neutrale artikelgegevens de vereiste kwaliteit hebben. Bovendien worden de gegevens op eenduidige en eenvoudige wijze gedistribueerd. Met deze service hoeven leveranciers hun gegevens nog slechts één keer aan te leveren. Afnemers kunnen deze gegevens vervolgens opvragen en inlezen in hun systemen.
227 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
8. Begrippenlijst In de begrippenlijst vindt u alle relevante begrippen met betrekking tot het GS1codesysteem in een overzichtelijke lijst met definities terug.
8.1.1. Begrippenlijst Aansluitnummer
Iedere organisatie die zich aansluit bij een GS1-organisatie krijgt een aansluitnummer. Samen met de systeemcode -die verwijst naar de GS1-organisatie die de code heeft uitgegeven - vormt het een unieke, dus identificerende, combinatie voor elk aangesloten bedrijf. Achter het aansluitnummer kan een bedrijf artikelvolgnummers geven aan zijn artikelen. Het bedrijf dat merkhouder is van een te coderen artikel, is verantwoordelijk voor het juist toekennen van codes en dient dus een aansluitnummer aan te vragen.
Application Identifier (AI)
De Application Identifier (AI) is onderdeel van een GS1-128-barcode. Het is een soort ‘vlaggetje’ dat aangeeft welke informatie in het achterliggende gegevensveld is opgenomen en in welk format de gegevens staan. Een AI met code 21 geeft bijvoorbeeld aan dat in het bijbehorende gegevensveld een alfanumeriek serienummer van maximaal 20 posities staat vermeld.
Application Identifier (AI)-standaard De Application Identifier (AI)-standaard is een methode voor het wereldwijd gestandaardiseerd coderen van verschillende soorten gegevens ten behoeve van logistieke en/ of handelsdoeleinden. Met deze standaard kunnen, naast artikelgegevens, ook aanvullende gegevens worden weergegeven in een barcode, zoals: houdbaarheidsdatum, batchnummer, serienummer, lengte, breedte, gewicht, etc. Deze gegevens worden grafisch weergegeven met behulp van het GS1-128-symbool. Automatic Identification Data Capture Het automatisch omzetten van een analoog gegeven in digitale vorm, zodat geautomatiseerde verwerking (AIDC)
mogelijk wordt. Een voorbeeld van AIDC: een POS scanner zet een analoog gegeven (een barcodesymbool) om in een digitaal gegeven (een reeks cijfers).
Artikelcodering
Het toekennen van een code aan een artikel waardoor het artikel uniek te identificeren is. Het GS1-codesysteem biedt hiervoor GS1-codes die wereldwijd gebruikt worden
Backhauling
Situatie waarbij goederen door de afnemer worden afgehaald bij de leverancier. De afnemer organiseert het transport. De afnemer of logistiek dienstverlener zal bij de leverancier goederen ophalen als hij in de buurt is en ruimte heeft in zijn vrachtwagen, doordat hij eerst ergens anders goederen heeft afgeleverd, bijvoorbeeld bij een filiaal.
Barcode
Een barcode (ofwel streepjescode) is een voor scanners optisch leesbare code, waarbij cijfers en letters worden voorgesteld door een patroon van lichte en donkere verticale strepen.
Berichtscenario
Een opeenvolging van met elkaar samenhangende berichten die tussen twee partijen worden uitgewisseld in een EDI-transactie.
Besteleenheid
De eenheid waarin een afnemer zijn bestellingen doorgeeft aan de leverancier. De besteleenheid kan hetzelfde zijn als de consumenteneenheid, maar dat hoeft niet het geval te zijn.
CEN/ANSI-meetmethode
Een meetmethode die met behulp van verschillende parameters het GS1-symbool een ‘rapportcijfer’ geeft voor de kwaliteit van de barcode. Dit rapportcijfer zegt iets over de mate waarin de barcode te scannen is door elke willekeurige scanner.
Change Request
Verzoek tot wijziging of aanvulling van de GS1-standaards. Een nationale GS1-organisatie kan een dergelijk verzoek indienen bij GSMP (Global Standards Management Process).
Check digit
Elke GS1-code bevat een controlecijfer. We spreken ook wel van controlegetal of check digit. Dit controlecijfer is het meest rechtse cijfer van de code. Dit cijfer is het resultaat van een berekening die wordt uitgevoerd over de cijfers op de voorgaande posities van de code. Het controlecijfer is een ‘ingebouwde controle’ in de code. Als een code niet goed gescand is of de cijfers onder de code niet juist zijn ingevoerd, dan geeft het controlecijfer dit automatisch aan: het berekende controlecijfer wijkt dan af van het ‘gelezen’ of ingetoetste cijfer en de code wordt niet geaccepteerd.
Collo
Afzonderlijk verpakte eenheid, gehanteerd binnen logistiek. Een collo kan een vaste inhoud hebben, maar dit maar hoeft niet het geval te zijn.
Composite Symbology
Een samengestelde barcode die bestaat uit een lineaire en een tweedimensionale barcodes. Samen vormen die één geheel. Met deze barcode kan veel meer informatie in een klein symbool worden weergegeven.
Consumenteneenheid
De eenheid waarin een artikel aan de kassa wordt verkocht. Denk bijvoorbeeld aan een pak met drie stukken zeep of een doos met zes glazen.
228 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
Controlecijfer
Elke GS1-code bevat een controlecijfer. We spreken ook wel van controlegetal of check digit. Dit controlecijfer is het meest rechtse cijfer van de code. Dit cijfer is het resultaat van een berekening die wordt uitgevoerd over de cijfers op de voorgaande posities van de code. Het controlecijfer is een ‘ingebouwde controle’ in de code. Als een code niet goed gescand is of de cijfers onder de code niet juist zijn ingevoerd, dan geeft het controlecijfer dit automatisch aan: het berekende controlecijfer wijkt dan af van het ‘gelezen’ of ingetoetste cijfer en de code wordt niet geaccepteerd.
Controlegetal
Elke GS1-code bevat een controlecijfer. We spreken ook wel van controlegetal of check digit. Dit controlecijfer is het meest rechtse cijfer van de code. Dit cijfer is het resultaat van een berekening die wordt uitgevoerd over de cijfers op de voorgaande posities van de code. Het controlecijfer is een ‘ingebouwde controle’ in de code. Als een code niet goed gescand is of de cijfers onder de code niet juist zijn ingevoerd, dan geeft het controlecijfer dit automatisch aan: het berekende controlecijfer wijkt dan af van het ‘gelezen’ of ingetoetste cijfer en de code wordt niet geaccepteerd.
Crossdocking
Logistiek concept waarbij goederen worden geleverd aan een distributiecentrum of magazijn, verpakt per eindbestemming. De goederen worden niet op voorraad gelegd, maar direct doorgeleverd naar de betreffende eindbestemming. Crossdocking wordt ook wel prepacking, doorlevering of transitolevering genoemd.
Doorlevering
Logistiek concept waarbij goederen worden geleverd aan een distributiecentrum of magazijn, verpakt per eindbestemming. De goederen worden niet op voorraad gelegd, maar direct doorgeleverd naar de betreffende eindbestemming. We spreken ook wel van crossdocking, prepacking of transitolevering.
DUN14-code
Een 14-cijferige GS1-artikelcode met een voorgevoegde verpakkingsindicator. Deze artikelcode wordt alleen op omverpakkingen gebruikt. De DUN14-code wordt tegenwoordig GTIN14 genoemd. De internationale benaming voor een GS1-artikelcode is GTIN (Global Trade Item Number).
GS1-adrescode
Een code waarmee bedrijfsadressen uniek gecodeerd kunnen worden. De code kan zowel betrekking hebben op externe postadressen (bijvoorbeeld een hoofdkantoor, vestigingen en distributiecentra) als interne adressen (zoals afdelingen, laadplatforms en magazijnlocaties). De code heeft dezelfde structuur als de GS1-artikelcode. De internationale benaming voor de code is GLN (Global Location Number).
GS1-artikelcode
Een wereldwijd unieke code waarmee artikelen geïdentificeerd kunnen worden. De GS1-artikelcodes zijn puur ter identificatie en geven geen informatie over bijvoorbeeld prijs of gewicht. We spreken ook wel van EAN13code. De internationale benaming voor de artikelcode is GTIN (Global Trade Item Number).
GS1 Data Alignment Service (GS1
GS1 DAS is een centrale datapool waarin neutrale (dus niet-commercieel gevoelige) artikelgegevens worden
DAS)
opgeslagen. De fabrikant stuurt deze gegevens naar de datapool en retailers kunnen de gegevens vervolgens opvragen. Zo wordt bestandssynchronisatie tussen handelspartners bereikt. GS1 Nederland gaat deze datapool beheren en zal een uitgebreide dienstverlening rondom deze datapool leveren.
GS1-128-barcode
Een barcode-symbooltechniek om GS1-codes en/ of aanvullende gegevens, zoals houdbaarheidsdatum en gewicht, weer te geven op verpakkingen die niet aan de kassa worden gescand. Deze symbooltechniek wordt vooral gebruikt in de logistieke keten en op palletlabels. Internationaal wordt gesproken van GS1-128 symbology.
GTIN13
Een wereldwijd unieke code waarmee artikelen geïdentificeerd kunnen worden. De EAN13-codes zijn puur ter identificatie en geven geen informatie over bijvoorbeeld prijs of gewicht. We spreken ook wel van GS1-artikelcode. De internationale benaming voor de artikelcode is GTIN (Global Trade Item Number).
GTIN14
Een 14-cijferige GS1-artikelcode met een voorgevoegde verpakkingsindicator. Deze artikelcode wordt alleen op omverpakkingen gebruikt. De GTIN14 werd voorheen DUN14 genoemd. De internationale benaming voor een GS1-artikelcode is GTIN (Global Trade Item Number).
GTIN8
Een 8-cijferige variant van de GS1-artikelcode waarmee zeer kleine artikelen kunnen worden gecodeerd. De code kan bij GS1 Nederland aangevraagd worden als een bedrijf artikelen wil coderen die zo klein zijn dat er geen ruimte is om er een GS1-code op aan te brengen. De internationale benaming voor een GS1-artikelcode is GTIN (Global Trade Item Number).
GS1-label
Het GS1-label is een gestandaardiseerde vorm om allerlei relevante informatie op goederen aan te brengen. De belangrijkste informatie staat zowel in barcodevorm als in leesbaar schrift weergegeven. Te denken valt bijvoorbeeld aan identificerende codes zoals de GS1-verzendcode (SSCC), of aanvullende informatie zoals ordernummer, gewicht, aantal en adrescodes.
GS1-128-symbool
Een barcode-symbooltechniek om GS1-codes en/ of aanvullende gegevens, zoals houdbaarheidsdatum en gewicht, weer te geven op verpakkingen die niet aan de kassa worden gescand. Deze symbooltechniek wordt vooral gebruikt in de logistieke keten en op palletlabels. Internationaal wordt gesproken van GS1-128 symbology.
GS1-verzendcode
Een GS1-code voor het uniek coderen van verzendeenheden binnen een zending. We spreken ook wel van SSCC (Serial Shipping Container Code).
Efficient Consumer Response (ECR) Het geheel van strategieën waarbij handelspartners in een handelsketen samenwerken om beter tegemoet te komen aan de wensen van de consument. Electronic Data Interchange (EDI)
De geautomatiseerde, elektronische uitwisseling van gestructureerde en genormeerde berichten tussen computers van verschillende organisaties.
Elektronische pakbon (DESADV)
Een EANCOM®-bericht voor het elektronisch versturen van gegevens over goederen die naar een afnemer onderweg zijn. De afkorting DESADV staat voor Despatch Advice.
Electronic Product Code (EPC)
Een nummersysteem waarmee elk item uniek kan worden geïdentificeerd. Bijvoorbeeld elk pak melk krijgt een eigen code. Deze codering wordt gebruikt op RFID-tags in het EPCglobal-netwerk.
229 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
EPCglobal-netwerk
Een netwerk dat het mogelijk maakt om elk item door de logistieke keten te volgen. Het uitgangspunt is dat elk item wordt voorzien van een RFID-tag met een unieke identificatie. Elke stap van het product in de logistiek keten wordt vastgelegd. Via internet zijn de gegevens met betrekking tot het product en de stappen die het product gemaakt heeft te raadplegen.
EPC tag
Een RFID tag die voldoet aan de EPCglobal richtlijnen. Een EPC tag bevat een Electronic Product Code.
Global Location Number (GLN)
Een code waarmee bedrijfsadressen uniek gecodeerd kunnen worden. De code kan zowel betrekking hebben op externe postadressen (bijvoorbeeld een hoofdkantoor, vestigingen en distributiecentra) als interne adressen (zoals afdelingen, laadplatforms en magazijnlocaties). De code heeft dezelfde structuur als de GS1-artikelcode. De nationale benaming voor de GLN is GS1-adrescode.
Global Service Relation Number
Het Global Service Relation Number (GSRN) is een nummer waarmee een dienstverlenende organisatie de
(GSRN)
afnemers van haar diensten van een wereldwijd uniek nummer kan voorzien. Het GSRN wordt toegekend door de aanbieder van de dienst en hoeft niet centraal geregistreerd te worden. Voorbeelden van het gebruik van het GSRN zijn patiëntcodes op polsbandjes, klant- of deelnemerskaarten, etcetera. De code kan worden weergegeven in een GS1-128-barcode of in een magneetstrip of chipcard.
Global Trade Item Number (GTIN).
Een wereldwijd unieke code waarmee artikelen geïdentificeerd kunnen worden. De GS1-artikelcodes zijn puur ter identificatie en geven geen informatie over bijvoorbeeld prijs of gewicht. We spreken ook wel van EAN13code. De nationale benaming voor de GTIN is GS1-artikelcode.
Handelseenheid
Elke eenheid (product of dienst) die een bepaalde prijs kan krijgen of besteld of gefactureerd kan worden binnen de logistieke keten. Een handelseenheid kan een losse consumenteneenheid zijn, maar ook een samenvoeging van meerdere consumenteneenheden.
In-store code
GS1 heeft een reeks systeemcodes gereserveerd voor gesloten of beperkt open systemen. Dit zijn de systeemcodes 20 tot en met 29. Iedere GS1-organisatie kan per systeemcode uit deze reeks nationale toepassingen definieren. Voorbeelden van deze toepassingen zijn: het coderen van artikelen met een variabel gewicht of maat, het coderen van klantkaarten en het intern coderen van artikelen die niet door de bron zijn gecodeerd.
ITF-symbool
Een barcode die goed afgedrukt kan worden op golfkarton of andere materialen met een grove structuur. Het ITF-symbool kan niet worden gelezen door een kassascanner maar wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het op afstand scannen met vaste scanners in logistieke omgevingen.
Invoeringsconventie
Een document waarin de afspraken zijn vastgelegd over het gebruik van een EANCOM®-bericht binnen een branche, bedrijfsproces en/ of land. Er zijn bijvoorbeeld invoeringsconventies voor orders, pakbonnen en facturen.
Logistieke eenheid
Elke verzameling goederen die niet ´vast´ is verbonden aan andere goederen en die door de gehele logistieke keten afzonderlijk tussen afzender en ontvanger te volgen is. Dit kunnen bijvoorbeeld dozen, pallets of containers zijn. Een logistieke eenheid kan bestaan uit verschillende handelseenheden.
Omnidirectioneel
Een barcodesymbool is omnidirectioneel als het in alle richtingen kan worden gelezen.
Papierloos factureren
Situatie waarbij facturen elektronisch worden aangemaakt, verstuurt en verwerkt. Om (een deel van) de papierstroom in het facturatieproces achterwege te mogen laten, hebben u en uw handelspartner(s) een vergunning van de Belastingdienst nodig.
Prepacking
Logistiek concept waarbij goederen worden geleverd aan een distributiecentrum of magazijn, verpakt per eindbestemming. De goederen worden niet op voorraad gelegd, maar direct doorgeleverd naar de betreffende eindbestemming. We spreken ook wel van crossdocking, doorlevering of transitolevering.
Print Contrast Signal (PCS)
De meting van het relatieve verschil tussen de reflectie van lichte (Rl) en donkere elementen (Rd) in een barcode, waarbij: PCS= (Rl – Rd)/Rl.
Radio Frequency Identification
Een techniek waarmee objecten draadloos kunnen worden geïdentificeerd. Het systeem bestaat uit een tag (een
(RFID)
soort chip) en een reader/writer. Doordat de tag met behulp van radiosignalen informatie kan ontvangen en verzenden, is er geen contact meer nodig tussen een scanner (reader/writer) en het te scannen object.
GS1 DataBar
Een soort lineaire barcode die verkleind is en tegelijkertijd meer informatie kan bevatten.
RFID tag
Een chip met een antenne die gegevens uitzendt naar een RFID reader. Een RFID tag bevat een uniek, serieel nummer en kan ook additionele informatie bevatten. RFID tags kunnen actief, passief of semi-passief zijn.
Scanner
Scanners zijn optische apparaten.
Serial Shipping Container Code
Met de SSCC kunnen verzendeenheden binnen een zending uniek geïdentificeerd worden. De nationale benaming
(SSCC)
is GS1-verzendcode.
Streepjescode
Een barcode (ofwel streepjescode) is een voor scanners optisch leesbare code, waarbij cijfers en letters worden voorgesteld door een patroon van lichte en donkere verticale strepen.
Tracking en tracing
Logistiek concept waarbij gedurende het gehele transporttraject, de status van goederen achterhaald kan worden. Zo kan altijd vastgesteld worden waar bepaalde goederen zich op een bepaald moment in de distributieketen bevinden.
Truncatie
Verkleining van een barcode waarbij de breedte normaal is gelaten, maar de hoogte is gereduceerd. Hierdoor is een barcode niet meer vanuit alle standen, richtingen en posities te scannen, wat problemen kan geven bij bijvoorbeeld kassascanning.
230 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
UN/EDIFACT
De afkorting EDIFACT staat voor Electronic Data Interchange For Administration, Commerce and Transport. EDIFACT is een verzameling van standaards, directories en richtlijnen voor EDI die binnen de Verenigde Naties overeengekomen zijn en worden onderhouden.
UPC-artikelcode
De afkorting UPC staat voor Uniform Product Code: de standaard voor automatische identificatie die door GS1 US wordt beheerd. Binnen de Verenigde Staten en Canada is de 12-cijferige UPC-artikelcode het meest geaccepteerd. Sinds januari 2005 wordt ook de GS1-artikelcode geaccepteerd. UPC-codes zijn buiten NoordAmerika uitstekend te scannen.
UPC-artikelcode
De afkorting UPC staat voor Uniform Product Code: de standaard voor automatische identificatie die door GS1 US wordt beheerd. Binnen de Verenigde Staten en Canada is de 12-cijferige UPC-artikelcode het meest geaccepteerd. Sinds januari 2005 wordt ook de GS1-artikelcode geaccepteerd. UPC-codes zijn buiten NoordAmerika uitstekend te scannen.
Verificatie-apparatuur
Apparatuur waarmee kan worden gecontroleerd of een barcode door alle scanners goed te scannen is.
Verifier
Apparatuur waarmee kan worden gecontroleerd of een barcode door alle scanners goed te scannen is.
Verzendeenheid
Elke verzameling goederen die niet ‘vast’ is verbonden aan andere goederen en die door de gehele logistieke keten afzonderlijk tussen afzender en ontvanger te volgen is. Dit kunnen bijvoorbeeld dozen, pallets of containers zijn. Een verzendeenheid kan met een GS1-verzendcode of Serial Shipping Container Code (SSCC) wereldwijd uniek gecodeeerd worden.
Wichtartikelen
Voorverpakte consumenteenheden met een variabel gewicht waarvan de verkoopprijs afhankelijk is van het verkochte gewicht. Denk bijvoorbeeld aan een stukje kaas, een pakje vlees, een zakje schroefjes, een blister vis. Wichtartikelen worden doorgaans van een in-store code voorzien.
XML (eXtensible Markup Language) Dit is een opmaaktaal waarin berichten via Internet verstuurd kunnen worden. De afkorting staat voor eXtensible Markup Language. Net als HTML is het een subset van SGML (Standard Generalixed Markup Language). Bij XML kunnen opmaakinstructies worden toegesneden op de applicatie en kan de datalaag (de gegevens) worden gescheiden van de presentatielaag (voor de mens leesbare opmaak). Zending
Een hoeveelheid goederen in één transportmiddel die op één moment op één plaats door een transportmiddel wordt afgeleverd. Een zending kan bestaan uit een of meerdere verzendeenheden.
tabel 8.1.1-1
231 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland
9. Links GS1 links Site van GS1 Wereldwijd [http://www.gs1.org] Global Commerce Initiative [http://www.gci-net.org] Guidelines en andere documenten van GS1 [http://www.gs1.org] Codering Levend Groen [http://www.levendgroen.nl] GTIN allocation rules [http://www.gs1.org/gtinrules/] GS1 Nederland [http://www.gs1.nl] EPC global [http://www.epcglobalinc.org]
Andere Standaardisatieorganisaties AIM global [http://www.aimglobal.org/] AIM Nederland [http://www.aim-ned.nl/] ISO [http://www.iso.org]
232 Handboek GS1-codesysteem 2010 © GS1 Nederland