GWENLLIAN
Voor Monique en Piet, tijdens een zekere zomer…
© Nicki Bullinga 2011
Beginning of the Lament for Llywelyn ap Gruffudd (?-1282), by Gruffudd ab yr Ynad Coch, 1284 Heart cold in the breast with dread, grief-stricken, For a king, oak door, of Aberffraw. Bright gold was bestowed by his hand; He deserved his gold diadem. Golden king’s gold cups! No more merriment, Llywelyn; no blithe garb may I wear. I grieve for a prince, hawk beyond reproach; I grieve for the ill that befell him; I grive for his loss; I grive for his lot; I grieve to hear how he was wounded. Cadwaladr’s stronghold, bulwark from spear waves, Lad with red lance, gold-handed linch-pin. He lavished riches, he gave each winter The garments he wore for my wear. Lord rich in herds, he aids us no more; May life everlasting be his. Mine, rage at the Saxon for crushing me; Mine the need, before death, to lament; Mine, with good reason, to rave agains God Who has left me without him; Mine to praise him, unstinting, unstilled; Mine ever, henceforth, his remembrance Mine, for my lifetime, is sorrow for him, Since mine is the woe, mine the weeping. A lord I have lost, long may I fear, A royal court’s lord, a hand slew him…
1 De deur van Fenna‟s kleine kamer ging open en Guys hoofd verscheen. Een scherp gezicht, kort donker haar en ogen die recht door je heen keken. Hij knikte als een soort bevestiging dat Fenna op haar plaats zat. „Kom je zo naar me toe? Heb je help nodig.‟ En voordat Fenna kon reageren, ging de deur weer dicht. Ze schudde haar hoofd en zei tegen de deur: „Hulp.‟ Fenna kon niet wennen aan Guys directe aanpak wat zich uitte in taal. Moest te maken hebben met het feit dat hij Engelsman was. Het Regionaal Archief was een klein onderdeel van het Nationaal Archief en de directie had zijn oog laten vallen op de charismatische Engelsman, die een schot in de roos was gebleken. Gedurende de tijd dat Guy zich voorbereidde op de baan van directeur van het Regionaal Archief in Utrecht, nu drie jaar geleden, had Fenna hem geholpen met het meester worden van de Nederlandse taal en waar nodig verbeterde ze hem nog steeds. Voor een brein als het zijne was de taal geen probleem geweest; hij beheerste Latijn, Frans, Italiaans naast Oudfrans en Middel-Engels. Hij had niet eens echt Nederlands hoeven te leren, Engels was immers een wereldtaal. Maar voor Guy was Nederlands een taal die noodzakelijk was omdat hij met mensen moest omgaan die andere talen niet machtig waren. Zoals de mensen achter de balie, de schoonmakers en de klusjesmannen. Voor Guy Anderson waren zij net zo belangrijk als de directeuren van andere soortgelijke instellingen en de leden van het Provinciehuis. Dus had hij Nederlands geleerd toen hij wist dat hij de baan kreeg en elke morgen groette hij de baliemedewerkers en de schoonmakers en de klusjesmannen vriendelijk. Het maakte hem geliefd en gewaardeerd. Dat, en zijn vermogen om het verstofte en ouderwetse archief te moderniseren, was de reden geweest dat hij als hoofd was aangesteld. Maar Guy Anderson wist ook als geen ander subsidies binnen te halen en in de tijd dat hij hoofd was, waren er al drie binnengekomen die hij meteen omzette in de aankoop van kostbare zeventiende-eeuwse manuscripten. Met veel publiciteit waren de manuscripten tentoongesteld in de kleine tentoonstellingsruimte van het Archief. En nu wou hij haar zien. Fenna schoof de stapel met studentenpapers die ze na moest kijken opzij en stond op. Guys kamer lag op dezelfde verdieping als de hare.
Guy keek Fenna aan toen ze binnenkwam maar bleef zitten. „Yes, Ned, mag ik je voorstellen aan onze bekwame paleografe Fenna van Wijk. Fenna, dit is mijn goede vriend Ned Thompson.‟ De man draaide zich om en stond tegelijkertijd op. Fenna was aangenaam verrast; hij had een vriendelijk gezicht en straalde een rust uit die haar meteen aansprak. „Aangenaam, Fenna,‟ zei hij in het Nederlands, maar met een onmiskenbaar Engels accent. Ned Thompson torende een hoofd boven haar uit en zijn hand greep de hare. Het was een koele, stevige hand. Fenna hield van stevige handgrepen. Ze had een hekel aan mensen die haar hand halverwege vastpakten en te lang vasthielden, wat haar het gevoel gaf een klamme kwal te omvatten. Ned had net als Guy kort donkerbruin haar en was iets langer, maar daar hield de vergelijking op. Ned had groene ogen waar die van Guy staalblauw waren. En waar Guy met een felle blik de wereld inkeek, stonden Neds ogen zachter. Hij glimlachte en Fenna zag lachrimpeltjes bij zijn ooghoeken verschijnen. Fenna glimlachte terug en toen Guy naar een stoel gebaarde, nam ze plaats. „Ik heb een leuke verrassing voor je, Fenna,‟ begon Guy zonder verdere introductie. Hij keek haar met twinkelende ogen aan. „Ned is bezig met… ach nee, Ned, zeg het zelf maar.‟ „Goed.‟ Ned keek Fenna vol verwachting aan. „Ik begrijp van Guy dat jij alles weet van inventariseren en digitaliseren van manuscripten?‟ „Euh, ja?‟ „Jij weet hoe je met oude manuscripten moet omgaan en kunt lezen wat erin staat?‟ „Ja,‟ zei Fenna, toen ze over de eerste verrassing heen was. „Alles in Latijn, MiddelNederlands, Oud-Frans of Engels. Hoezo?‟ Aangezien Fenna de enige was die tien jaar geleden mensen naar het Archief haalde, had de oude directeur haar part timebaan in een volledige baan omgezet. Fenna had niet gesolliciteerd naar de directeursfunctie, ze was tevreden met de baan die ze had: les geven aan studenten, met name paleografie, Latijn en Oud-Frans, en het inventariseren van schenkingen die vaak uit een hoop papierwerk bestonden. „Ik ben bezig met onderzoek voor een nieuw boek,‟ zei Ned. „Het betreft de Gilbertijnse Orde. Heb je daar ooit van gehoord?‟ „De Gilbertijnse Orde? Nee, het zegt me niets.‟ Ze keek Ned nieuwsgierig aan. Ned glimlachte weer. „In de twaalfde eeuw kreeg een man een bijzonder idee: hij stichtte een huis voor nonnen. Zijn naam was Gilbert van Sempringham.‟
„Wat is er zo bijzonder aan het stichten van huizen voor nonnen? Dat gebeurde wel vaker,‟ zei Fenna, niet helemaal zeker of ze het goed begrepen had. „Dat is waar, maar niet in het noorden van Engeland en niet in het tweede kwart van de twaalfde eeuw. Toen werden eigenlijk alleen maar mannenkloosters gebouwd. Gilbert van Sempringham was de eerste die een huis stichtte voor alléén vrouwen.‟ Fenna erkende dit met een hoofdknik. „Wat later kwamen er mannen bij, de canons, en zo ontstonden de zogenaamde “dubbele huizen”. Het waren nog geen huizen met een echte Regel, maar in 1148 nam Gilbert de Cistercienzer Regel over voor de huizen die nu her en der werden gesticht. Ik ben geïnteresseerd in deze huizen, omdat ze oorspronkelijk vrouwengemeenschappen waren én niet buiten Engeland zijn getreden.‟ „Ja,‟ zei Guy, „en dat was blijkbaar bijzonder.‟ Hij wierp een blik op Ned. „Ned is al begonnen met een database over alles wat er over deze huizen en Gilbert is geschreven. Hij heeft reeds drie hoofdstukken van zijn nieuwe boek geschreven. Laat maar zien, Ned.‟ Ned bukte zich om uit een zwarte aktetas een print te pakken. Hij legde de stapel voor Fenna neer. Fenna ging dichter bij de tafel zitten en begon te bladeren. Het was een systematisch aangelegd dossier over drie huizen die Gilbert van Sempringham had gesticht. Fenna las de namen hardop voor: „Sixhills, Alvingham, Haverholme?‟ Ned kwam achter haar staan en las mee, terwijl Fenna doorbladerde. „Alle drie dubbele huizen, dus gemeenschappen waar mannen en vrouwen samenleefden maar streng gescheiden van elkaar. Haverholme begon als klooster voor nonnen.‟ „Hm.‟ Van wat ze zag was Ned een conscientieuze werker. Van elk huis had hij de geschiedenis beschreven tot in de zestiende eeuw, toen de Engelse koning Hendrik de Achtste alle kloosters en abdijen liet sluiten en slopen. Ze ging terug naar de inhoudsopgave en scande wat er stond. „Je bent nogal wat van plan,‟ zei ze tegen hem. Ned ging naast haar zitten en schoof dichterbij. Ze rook vagelijk een aftershave. „Ik ben heel wat van plan. Maar het is niet zo makkelijk. De informatie over de huizen die ik hier beschreven heb, komt uitsluitend uit boeken. Gedrukte boeken. Prima materiaal, maar ik wil meer. Ik heb nog maar drie huizen beschreven, en er zijn in totaal negenentwintig. Ik wil graag de oorspronkelijke manuscripten bekijken. Ik wil zien en horen wat erin staat.‟ „Horen?‟ Fenna wierp een blik opzij. Neds ogen waren niet helemaal groen, er zaten goudbruine spikkeltjes in.
„Yes, en dat is waar jij inkomt,‟ mengde Guy zich weer in het gesprek. „Ned wil dat jij hem helpt met het transcriberen van bepaalde manuscripten, en hem voorleest wat er in staat.‟ Hij pakte een pen en begon ermee te spelen. Fenna was te verbaasd om Guy op zijn Nederlands te corrigeren. „Maar,‟ begon ze, en bladerde weer vooruit. „Dit hier,‟ en ze wees met haar vinger naar het papier. „Ik lees hier dat je de Kroniek van Bury Saint Edmunds hebt gebruikt. Die is niet vertaald in het Engels dus hoe is het dan mogelijk dat je dit allemaal hebt kunnen schrijven?‟ „Ik zei weliswaar dat ik alleen gedrukte boeken heb gebruikt, maar ik ken mijn klassieken. Ik lees Latijn. En deze Kroniek is in de jaren zestig uitgegeven in het Latijn. De bronnen die ik heb kunnen naslaan, zijn te vinden in de grote bibliotheken en vergeet vooral het internet niet. Daar kun je ook heel wat op vinden. Waar het me nu om gaat, zijn de manuscripten zelf. Sommige zijn in het Middel-Engels en Oud-Frans en die talen beheers ik niet. Bovendien kan ik de letters niet uit elkaar halen. En Guy zegt dat jij de beste bent op het gebied van paleografie.‟ Ned haalde licht verontschuldigend zijn schouders op, alsof hij Guys woord voor lief moest nemen. „Absoluut de beste,‟ verzekerde Guy. „En dat niet alleen, ze kan je ook helpen met die manuscripten van Lord Waterville.‟ „Ah ja,‟ zei Ned vlug, want hij zag dat Fenna alweer wilde reageren, en legde even zijn hand op haar arm. „De manuscripten van Lord Waterville, dat is een verhaal apart. De familie Waterville is een eeuwenoud geslacht dat in de twaalfde eeuw al wordt vermeld. Niet toevallig ben ik met deze familie bezig want het zijn…‟ hij zocht naar een woord, „goeddoeners, uhm, benefactors…‟ „Je bedoelt weldoeners?‟ opperde Fenna. „Yes, that‟s it, zij waren weldoeners van Gilbert van Sempringham en gaven regelmatig schenkingen in de vorm van land en schapen. Hun landhuis ligt in het plaatsje Bulby, vlak bij Bourne. Er is een ononderbroken lijn van vele generaties Waterville en ik kwam er tijdens mijn onderzoek achter dat zij waarschijnlijk een compleet archief over Sempringham hebben.‟ „Een compleet archief over één man?‟ vroeg Fenna sceptisch. „Sorry, ik was niet duidelijk. Ik bedoel de plááts Sempringham.‟ „Juist. Waar ligt Sempringham eigenlijk, en Bourne en Bulby?‟ vroeg Fenna. „Allemaal in Lincolnshire, Noord-Engeland. Sempringham bestaat eigenlijk niet meer, je rijdt erdoorheen voor je beseft dat je er al uit bent, maar in de middeleeuwen was het heel bekend vanwege Gilbert. Alleen de kerk van Sint Andrew staat er nog, de opvolger van Gilberts Sint Mary‟s Priory. Bulby is een heel klein dorpje maar Bourne is een redelijke plaats. In 1538 en
de jaren daarop zijn alle Gilbertijnse huizen gesloten en opgeheven. De Manor, het landhuis van de Waterville‟s, heeft de tijd overleefd en gedeelten van de stenen van de abdij zijn nog te vinden in het landhuis. Toen ik erachter kwam dat de Waterville‟s een onaangeroerd archief hadden, heb ik contact opgenomen met de huidige Lord en de situatie uitgelegd. Dat ik graag het huisarchief wil inzien om te kijken of ik iets over Gilbert en zijn huis in Sempringham kan vinden.‟ „En wat zei deze Lord?‟ Fenna keek ongelovig naar Guy en Ned. Ze kon nog niet geloven dat Ned een „onaangeroerd archief‟ had gevonden, in een landhuis dat al achthonderd jaar bestond. „Zei hij dat je alles mee mocht nemen als je er maar voorzichtig mee doet?‟ „Niet zo cynisch, Fenna,‟ zei Guy grijnzend. „Het is in Engeland nog echt mogelijk dat zulke dingen gebeuren. In Nederland is het waarschijnlijk ónmogelijk, maar Engeland let goed op zijn spullen.‟ „Ja hoor, Guy, dat verhaal kennen we.‟ Ze wendde zich weer tot Ned. „Vertel?‟ „Nou, om je eerlijk te zeggen, heb ik nog geen reactie gekregen van Lord Waterville. Ik heb hem op de hoogte gebracht van mijn onderzoek hier in Nederland en dat hij me hier kan bereiken als hij een beslissing genomen heeft. Ik verwacht elke dag zijn telefoontje.‟ Ned leunde achterover en wachtte tot Fenna wat zou zeggen. Fenna overdacht wat ze zojuist had gehoord. „En waarmee zou ik je precies moeten helpen?‟ „Ik wil weten hoe je inventariseert en digitaliseert.‟ Fenna knikte. „Hoe lang ben je al hier?‟ Ned keek Guy aan. „Twee, drie weken?‟ „Twee weken en vier dagen om precies te zijn.‟ Guy keek op zijn horloge. „En hij blijft nog even. Luister, ik heb een goed idee, laten we zodadelijk met z‟n drieën gaan eten. Dan kunnen jullie elkaar beter leren kennen. Fenna?‟ Fenna wierp een blik op de klok. Het was al vijf uur. Het ging allemaal wel snel, vond ze. In principe had noch Guy, noch Ned haar gevraagd of ze Ned wel wilde helpen. Niet dat ze dat niet wilde, wat Ned vertelde was heel interessant. En zeker als er inderdaad een maagdelijk archief bleek te bestaan. Maar het was weer typisch Guy. Hij stelde wat voor en ging er meteen van uit dat zijn plannetjes en ideeën zonder meer werden aangenomen. Ze streek met haar hand door haar lange bruine haar en keek Guy met een schattende blik aan. Wat had hij nog meer in petto? Guy voelde Fenna‟s taxerende blik en barstte in lachen uit. „Fenna, kijk niet zo, ik vraag je uit eten!‟
Fenna lachte. „Ik ken jou langer dan vandaag, Guy.‟ Ze wierp een blik op Ned. „Ik moet er even over nadenken. Ik heb nog een hoop werk hier liggen, en ik weet niet…‟ „Geen probleem,‟ onderbrak Guy haar. „Edith is er ook nog en ik wil heel graag dat je mijn vriend helpt. Maar je hoeft nu niet te beslissen, laat Ned je eerst wat meer vertellen over zijn project. Tijdens ons diner.‟ Guy keek beiden om de beurt aan met kuiltjes in zijn wangen. Ned stond op en stak zijn hand uit, Fenna uitnodigend ook op te staan. Aarzelend pakte Fenna zijn hand en stond toen ook op. „Ik zou het prettig vinden als je mee ging, Fenna. Per slot van rekening heb ik al twee weken en vier dagen - het geklets van die halvegare Guy moeten aanhoren. Ik ben toe aan normale gesprekken.‟ Hij liet Fenna‟s hand los. „Hoor daar! Ik was degene die alles moest aanhoren over dat boek van hem en geloof me, ik ken het van voor tot achter en het is nog niet eens geschreven.‟ Guy snoof. Ned bleef haar vriendelijk aankijken. Ze gaf hem het voordeel van de twijfel. „Goed. We gaan éten, hoor je Guy? Eten. En dan zien we wel. Zal ik een reservering bij de Hertog maken?‟ „Doe dat. Ik moet nog even langs huis en dan zien we je daar om halfzeven.‟ „Prima.‟ Fenna draaide zich om om naar de deur te lopen, maar Ned was haar iets te snel voor. Hij opende de deur en zei galant: „Tot zo.‟ Fenna knikte en liep toen zonder verder iets te zeggen Guys kamer uit. Guy met z‟n gemanipuleer. Al was Ned waarschijnlijk niet het type dat zich liet manipuleren. Zij wel. Ze belde het restaurant en reserveerde een tafel voor drie. Snel ruimde ze haar bureau leeg en ging naar huis. Ze wilde douchen en zich omkleden.
*
*
*
Om halfzeven liep Fenna de Hertog binnen. Guy en Ned zaten reeds aan de gereserveerde tafel. Beide mannen stonden op om haar stoel naar achteren te schuiven. Dit keer gaf ze de eer aan Ned. „Wat zie je er weer charmant uit.‟ Guy liet wijn in zijn mond rondgaan. Fenna wierp hem een waarschuwende blik toe dat hij zich gedeisd diende te houden. Ned wenkte een ober. „Wat wil je drinken, Fenna?‟ vroeg hij. Hij had haar binnen zien komen en was in de gelegenheid geweest haar snel op te nemen. Ze zag er ook charmant uit in haar groene jurk en opgestoken haren. Fenna was een kop kleiner dan hij, maar daarmee kwam ze nog steeds zeker tot 1 meter 70. Ze had een gezicht dat niet opviel, maar zoals altijd zat de
schoonheid in het detail. Haar neus was klein en regelmatig, en haar huid zag er gezond uit. Ze had een mooie, sensuele mond. De meeste mensen kijken niet echt naar de mond. Ze praatten over de neus, de jukbeenderen en de ogen, maar de mond werd verwaarloosd terwijl die volgens Ned het belangrijkst van alles was. Niet dat haar ogen hem niet opvielen. Een zacht groenblauw met donkere wimpers. Maar hij had Fenna‟s blik naar Guy opgevangen en wist dat ze het niet prettig zou vinden als hij iets over haar zou zeggen, compliment of niet. „Een rode wijn, graag.‟ De ober nam de bestelling op en schoof hen de kaart toe. „Wel, wat hebben ze op het menu staan.‟ Guy bestudeerde de kaart. „Ned, ik zie dat ze lamsvlees hebben.‟ „Hm, misschien. Ik denk dat ik voor de maaltijdsalade ga.‟ „Ach, konijnenvoer! Je moet sterk worden, en rood vlees is het best. Ik kies het lamsvlees.‟ „Ik ook,‟ zei Fenna. Ned keek haar verrast aan. „Ik had jou als vegetariër ingeschat.‟ „Ja, toen ik puber was en het zielig vond dat er beesten moesten doodgaan om mij van een stukje vlees op mijn bord te voorzien. Maar toen ik bloedarmoede kreeg en zag dat ik niets kon veranderen aan het feit dat dieren hun leven offeren aan de mens, heb ik ervan afgezien de wereld te veranderen.‟ Guy gooide zijn handen omhoog. „Hoe snel idealen vervliegen,‟ verzuchtte hij. Fenna glimlachte en richtte haar aandacht op Ned. „Hoe heb jij Guy leren kennen?‟ Ned lachte. „Dat is een verhaal apart. Guy is de oudste hier. We zaten op dezelfde middelbare school en hij zat een klas hoger dan ik. Op een keer kwam hij door zijn grote mond in de problemen met jongens die nog een klas hoger zaten. Ze wilden hem een lesje leren en daar stak ik een stokje voor. Sindsdien volgt hij me als een schoothond en kom ik niet meer van hem af.‟ Ned pakte zijn wijnglas en proostte luchtig op het verleden. Maar Fenna zag dat hij met een warme blik naar Guy keek. Guy was geen gewelddadige man en het feit dat Ned het voor hem had opgenomen, moest wat hebben betekend voor Guy. In de drie jaar dat Fenna hem kende, was ze er langzaam achtergekomen dat Guy een zeer extravert persoon was, maar dat er ook een donkerdere kant aan hem zat. Fenna had hem een paar keer ongemerkt kunnen gadeslaan en er had een sombere trek op zijn gezicht gelegen. Ze had op het punt gestaan om naar hem toe te gaan en een hand op zijn schouder te leggen, maar iets weerhield haar ervan en ze was weggegaan zonder iets te zeggen. Waardoor Guy zo somber had gekeken, het lag in zijn verleden. In het gezelschap van anderen was Guy op z‟n best, hij
had mensen nodig om zich goed te voelen. Ze had het gevoel dat Ned de rustigere kant in hun relatie vertegenwoordigde. „Hij vergeet te zeggen dat hij al vroeg de zwarte band voor karate had en nog meer van die vreselijke dingen. Hij had die etters duidelijk gemaakt dat ze niet meer aan me moesten komen.‟ Guy keek verheerlijkt naar Ned en gaf hem een aai over zijn haar. Ned sloeg hem met een speelse tik weg. Aha, dacht Fenna. Dit is meer dan alleen vriendschap. Ze meende nu te weten waarom Guy nooit iets had gekregen met vrouwen. Al die tijd in Nederland, en er was belangstelling genoeg geweest, maar Guy had nooit gehapt. Dat begreep ze niet. Guy was een aantrekkelijke man en er waren ergere mannen. Maar de blik die tussen de twee vrienden werd gewisseld was er een van oprechte vriendschap en waarschijnlijk meer. Jammer, vond Fenna. Ned was een rustige persoonlijkheid en beslist aantrekkelijk. „Wat doe je voor de kost? Net als Guy in een saai archief maar dan in Engeland?‟ Het was tijd om de aandacht af te leiden. „O nee,‟ antwoordde Ned. „Ik ben architect. Eigenlijk meer bouwhistoricus, maar daar is momenteel weinig vraag naar dus heb ik de studie architectuur ernaast gedaan. In Lincoln heb ik een bureau dat ik deel met een partner. Nu heb ik vrij genomen om Guy te bezoeken en tja, om jou te leren kennen.‟ Net als Guy nam Ned geen blad voor de mond. De ober bracht Fenna haar wijn. Ze nam een slok en zei zuchtend: „Goed, vertel me nu maar alles over die Gilbert van Sempringham en waarom je zo geïnteresseerd in hem bent.‟ „Wow, gevaarlijk!‟ zei Guy. „Als je hem wilt laten vertellen, kunnen we maar beter eerst bestellen.‟ Hij trok de ober aan zijn jasje die op het punt stond naar een andere tafel te gaan. „Tweemaal het lamsvlees en eenmaal de salade, graag.‟ De ober noteerde het met een beleefde glimlach en verdween. „Dat archief waarvan ik je vertelde, ligt dus verborgen in een eeuwenoud Manorhouse in Bulby. Ik woon in Lincoln, zo‟n vijfendertig kilometer ten zuiden van Bulby. In mijn vrije tijd fiets ik veel rond en bekijk de huizen in de omgeving. Zo kwam ik tijdens een van mijn fietstochten bij Waterville Manor. Dat was vorig jaar. Ik heb wat onderzoek gedaan en kwam erachter dat er niet veel te vinden was over dit huis en zijn bewoners. De familienaam Waterville is opgenomen in het Doomsday Book, de enorme inventaris van steden, dorpen, mensen, vee en bezittingen die William de Bastaard in 1086 liet schrijven. In 1170 wordt een gift beschreven van een zekere Robert Waterville, Robertus de Watervilus, aan het klooster van Sempringham. Ik wist toen niet eens dat er een klooster in Sempringham had gestaan.‟
Fenna knikte. Ze kon precies volgen waarom Ned geïnteresseerd was geraakt in Gilbert. „En toen ben jij verder gaan zoeken naar dat klooster en naar die Robert Waterville.‟ „Ja. De nakomelingen van deze Robert Waterville hebben eeuwenlang in het huis gezeten dat toen geen naam had. Je ziet niet vaak een ononderbroken lijn van een geslacht dat op één landgoed woonde en leefde. In de zestiende eeuw stond het huis bekend als Waterville Manor. Maar het is dus veel ouder.‟ „In Bulby.‟ Ned nam een slok. De wijn liet een vochtig spoor op zijn lippen achter. „Bulby wordt ook genoemd in het Doomsday Book, en wel als Bolebi.‟ Het eten arriveerde en het rook heerlijk. Fenna merkte dat ze honger had en viel met gretigheid aan. „Gilbert van Sempringham intrigeerde me vanaf het moment dat ik over hem las,‟ vervolgde Ned. „Hij had een Normandische ridder als vader en zijn moeder was een Engelse van lagere komaf. Gilbert was niet geschikt voor het mannenwerk, hij was gehandicapt en werd daarom naar de kathedraalschool in Lincoln gestuurd. Hij reisde naar Frankrijk waar hij een onvergetelijke indruk moet hebben opgedaan, want toen hij terugkwam besloot hij jongens en meisjes les te geven. Kun je nagaan, Gilbert begon met het lesgeven aan meisjes. Dat was ongehoord en ongezien. Die eerste school moet in Sempringham hebben gestaan. Op deze school probeerde hij een soort van monnikenregime toe te passen en de kinderen mochten alleen maar leren. De jongens vonden dat strenge leven maar niets en verdwenen. In 1131 stichtte Gilbert zijn eerste gemeenschap van zeven meisjes, puellae, die zijn leer aanhingen. Ze werden ondergebracht in een huis en leefden daar op Gilberts kosten. Deze meisjes waren bereid het aardse leven vaarwel te zeggen en zich te wijden aan “divine services”.‟ „Maar waar haalde Gilbert het geld vandaan om zeven meisjes te onderhouden?‟ wilde Fenna weten. Ned keek Guy geamuseerd aan. „Rijke ouders, zoals wel vaker voorkomt.‟ Ze hadden hun eten op en bestelden koffie. Terwijl Ned door zijn cappuccino roerde, vertelde hij verder. „Gilbert kreeg vrij vroeg de kerken van Sempringham en West Torrington van zijn vader. De inkomsten die hij daardoor verkreeg heeft Gilbert opzij kunnen zetten voor zijn grote droom.‟ „Tjonge,‟ mompelde Fenna. „Je leven lang bidden.‟ „O, vergis je niet,‟ zei Ned. „Dat eerste huis was heilig vergeleken bij wat er komen ging. Het was nog niet echt goed georganiseerd, en vrouwen uit het dorp zorgden voor de zogenoemde “handmaidens of Christ”. Gilbert hield van alleen zijn en vond dat de rest van zijn wereld dat
ook moest doen. Dus de meisjes werden opgesloten en het contact met de buitenwereld werd hun ontzegd. De lekenvrouwen die voor hen zorgden konden alleen nog maar via een raam eten en kledij aan reiken. Die opening naar de wereld bevond zich aan de noordmuur van de kerk. Ze mochten er niet meer uit en zelfs de lekenvrouwen mochten hen niet zien. De meisjes van Christus werden gesluierd.‟ Guy schudde zijn hoofd. „Ik heb kloosterlingen nooit begrepen, mannelijk of vrouwelijk. Zo a-sociaal.‟ Ned haalde zijn schouders op. „Gilbert had echter buiten het vrouwelijke element van sociaal contact gerekend. De lekenvrouwen bleven vaker en langer bij de opening ziten en vertelden de laatste roddels aan de meisjes. Zo werd het dus niets met het hermietenleven.‟ „Bedenk dat tot 1130 vrouwen in het noorden van Engeland geen kans zagen om in het kloosterwezen opgenomen te worden. Terwijl ze dat wel graag wilden. Mannen daarentegen hadden het veel makkelijker, en er verrezen dan ook een hoop mannenkloosters. Maar in Sempringham zag Gilbert zich geconfronteerd met het wereldse probleem en de enige oplossing was het vormen van een zusterschap. De roddeltantes werden weggestuurd en de zogenoemde conversae die nu voor de meisjes zorgden, moesten Gilberts regel aannemen. Dat ging goed totdat de vrouwen erachter kwamen dat ze het zware werk niet aankonden. Er moesten mannen worden ingezet.‟ „Toen begon de ellende pas goed,‟ ging Ned verder. „Het leven van de nonnen was veilig en vreedzaam en de mannen wilden dat ook. Zo werden de lekenbroeders geïntroduceerd. Ze kregen het witte Cisterziencer habijt aan en moesten zich eveneens aan Gilberts Regel onderwerpen. Het betekende ook dat er onderdak voor deze lekenbroeders moest worden gebouwd. Het huis werd in 1138 tegen de andere kant van de kerk aangebouwd. Beide sexen leefden naast elkaar. Het eerste zogenoemde “Dubbel Huis”. Gilberts droom leek uitgekomen. Maar weet je wat het erge was?‟ Hij keek Fenna aan, die geboeid aan zijn lippen hing. „De mannen deden in het begin wat hun opgedragen werd, maar al gauw wilden ze meer dan alleen werk. De lekenbroeders vonden het niet prettig dat ze afhankelijk waren van vrouwen en ze begonnen taken voor zichzelf op te eisen. Gilbert moest er in 1148 aan geloven dat er een andere Regel nodig was om zijn gemeenschap uit de problemen te houden. Er kwamen kannuniken in plaats van lekenbroeders in de vrouwengemeenschap. Het leven van de nonnen werd aan kleine irritante regels gelegd, ze mochten nu helemaal niets meer zonder de kannuniken te raadplegen. En binnen een generatie hadden de broeders het overgenomen.‟ „Pff, irritant,‟ zei Fenna. „Die nonnen zijn ondergeschikt geworden terwijl ze juist voor zichzelf konden opkomen door zich terug te trekken in zo‟n convent.‟
„Ja, helaas. Dus, om een lang verhaal kort te maken, de vrijheid die de puellae in het begin van de Gilbertijner Orde hadden, was binnen twintig jaar verdwenen als sneeuw voor de zon. En na het gedoemde initiatief van de dubbele huizen kwamen er alleen nog maar afzonderlijke mannen- en vrouwenkloosters.‟ Ned dronk zijn koffie op. „De mannen gedroegen zich als haantjes. Er is een verhaal over de non van Watton, vertel ik nog wel een keer. Maar alles, geld, gesprekken, bezoeken, ging nu via de magister, zoals Gilbert genoemd werd. Hij was ineens de opperbaas geworden en hij had het daar moeilijk mee. Hij begon zich terug te trekken en de organisatie van zijn huizen over te laten aan priors.‟ Ned keek op zijn horloge. „Ik kan hier uren over volkletsen, en zou graag nog langer blijven, maar ik moet echt nog wat werk doen.‟ Hij keek Fenna verontschuldigend aan. „We zien elkaar morgen weer, neem ik aan?‟ „Oke, laten we naar huis gaan. Fenna, jij bent met de auto, hè?‟ Guy stond op. Samen liepen ze naar de garderobe waar Ned haar hielp met het aantrekken van haar jas terwijl Guy afrekende. Toen ze buiten stonden, snoof Fenna de lucht op. Het was begin april en de lentegeur lag als een groen laken over de stad. „Ned, ik denk dat ik al weet wat ik doe. Ik help je met je onderzoek. Laat morgen maar weten wat je precies van me verwacht.‟ Ned knikte blij. „Gelukkig!‟ Hij stak zijn hand uit en schudde die van Fenna krachtig. „Tot morgen.‟ Guy stapte in zijn auto en hield de deur open voor Ned. Typische Engelse gentlemen, dacht Fenna terwijl ze groetend wegreed.
2 Fenna zat achter haar computer toen Ned binnen stapte. „Hallo!‟ zei hij. „Goed geslapen?‟ „Jazeker,‟ antwoordde Fenna. Hij had in ieder geval goed geslapen want hij zag er uitgerust en energiek uit. Ned liep om haar bureau heen en keek wat ze aan het doen was. Fenna rechtte haar rug. Hij was blijkbaar het type dat over je schouder meelas en soms te dichtbij stond. „Ned, pak een stoel. Ik zal je laten zien hoe wij objecten invoeren en digitaliseren.‟ Ned pakte een stoel en zette hem naast Fenna.
„Digitaliseren,‟ zei ze. Ze keek Ned van opzij aan. „Weet je überhaupt iets over dingen op het net zetten?‟ „Ik heb de website van ons bedrijf in elkaar gezet, dus ik weet er wel iets van. Maar van manuscripten en bibliotheekzaken heb ik geen idee.‟ „Goed, dan beginnen we bij het begin. Edith en ik beginnen met het accepteren van het manuscript,‟ begon Fenna. „Of het nu een papiertje uit 1989 is of een manuscript uit de zestiende eeuw. Vervolgens moeten we ervoor zorgen dat we een statusrapport hebben, een soort schaderapport. Soms krijgen we manuscripten binnen die er zo slecht aan toe zijn dat we ze nauwelijks kunnen behandelen en dan krijgen we ineens een schadeclaim van de eigenaar die zegt dat we het kapot gemaakt hebben. Dit om ons een financiële poot uit te rukken.‟ „Ik ken het,‟ zei Ned. „Die mensen heb je ook in de architectuurwereld. We bouwen wat zij willen en als dat hen niet bevalt, hebben wij het gedaan. Maar de tekeningen liegen nooit.‟ „Daarom hebben we in het begin ook altijd dat schaderapport. Dan gaan we kijken wat voor iets het precies is. Als het een breekbaar manuscript is dat niet zonder kleerscheuren behandeld kan worden, dan gaat het eerst naar de conserveerafdeling waar ze het soms letterlijk oplappen en daarna komt het pas bij ons terug. Als het manuscript zonder schade te berokkenen behandeld kan worden, zorgen we ervoor dat we een beschrijving hebben van wat het is en waar het over gaat, dus de inhoud van het manuscript. Zodra we weten hoe het manuscript eraan toe is, en geschikt wordt bevonden om te behandelen, gaan we tellen.‟ „Tellen?‟ „Tellen. Hoeveel folio‟s er zijn, zodat je weet welke bladzijde welke is. Recto voor de rechterpagina, verso voor de linker. En dan gaan we fotograferen. Als je elk haartje van de penseel van de kunstenaar wil laten zien, dan heb je absoluut topkwaliteit aan apparatuur nodig. Ik heb van Guy de beste camera mogen kopen en het reslutaat is werkelijk prachtig. Je kunt zelfs de poriën van de schapenhuid zien.‟ „En hoe neem je de foto‟s?‟ wilde Ned weten. „Je legt het manuscript op een kussen of een speciale boekensteun en je zet het statief voor de camera er recht boven. Zorg vooral voor de juiste belichting. Belichting is cruciaal. Want vaak kun je de manuscripten niet helemaal openleggen en dan valt er een schaduw over het blad. Vaak gebruiken we iets om de pagina‟s recht te leggen.‟ Ja, Ned herinnerde zich dat hij op sommige foto‟s van manuscripten een stukje van een liniaal of een stok had gezien om het boek open te houden.
„Elke bladzijde, folio en recto, krijgt een dossiernummer zodat het electronisch geïnventariseerd kan worden. Wees niet bang,‟ zei Fenna lachend, toen ze Ned zag kijken, „dit is specialistenwerk. Heb je enig idee wat dat Waterville-archief inhoudt?‟ „Nee, maar er kan behoorlijk oud spul tussen zitten.‟ „Als dat zo is, zul je het misschien niet eens in mogen kijken. Geloof me, landeigenaren zijn erg zuinig op hun spullen.‟ Op dat moment ging Neds mobieltje. „Thompson.‟ Hij sprong op toen hij hoorde wie aan de telefoon was. Hij stond even stil te luisteren en toen gebaarde hij naar Fenna. Ze begreep hem niet en keek hem vragend aan. Ned zei niet veel, alleen af en toe: „yes‟. „Een ogenblik,‟ zei hij toen gejaagd en drukte de mobiel tegen zijn schouder. „Fenna, jullie adres?‟ Fenna pakte een papier en liet hem het briefhoofd zien. Ned dicteerde het in Engelse spelling en bedankte toen uitbundig de spreker. Hij liet zich achterover in zijn stoel vallen en keek Fenna met fonkelende ogen aan. „Als je over de duivel spreekt, trap je op zijn staart! Dat was Lord Waterville. Hij geeft toestemming om een gedeelte van het archief te onderzoeken en stuurt enkele voorbeelden van wat hij heeft per express op naar het Regionaal Archief.‟ „Dat meen je niet! Hij stuurt het gewoon op? Heeft hij wel enig idee wat er eigenlijk in dat archief van hem zit?‟ „Ik weet het niet. Ik had het idee dat het bij wijze van spreken in een oude doos op zolder stond en dat hij nu dacht dat het misschien een goed idee zou zijn eens te laten bekijken wat de inhoud is. Maar so what? Hij stuurt het op, yes!‟ Hij sloeg zijn hand in zijn vuist. „Je hebt gewoon geluk. Ik moet het nog zien,‟ zei Fenna achterdochtig. „Per express, zei je? Dan moet het uiterlijk morgen hier zijn.‟ „Dat geloof ik ook. Prima. Ik ga het aan Guy vertellen.‟ „Ja. En kom je daarna terug? Ik wil je nog laten zien hoe onze database werkt.‟ „Zo terug.‟ Ned duwde de stoel naar achteren en liep de deur uit, waar hij in botsing kwam met iemand. „Oh, excuseer me,‟ zei Ned, terwijl hij het meisje opving. „Edith, je hebt net kennisgemaakt met Ned Thompson,‟ gniffelde Fenna. Het meisje bleek een jonge vrouw te zijn die met gefronste wenkbrauwen haar haar in orde probeerde te krijgen. Ze wist zich even met haar houding geen raad. Edith was klein en onopvallend in elk opzicht. Als ze in een kamer met veel mensen zou zitten, en men later aan de aanwezigen vroeg haar te beschrijven, zou ze niet meer zijn dan een schim. Ned herstelde zich als eerste. „Aha, jij bent Edith,‟ zei hij vriendelijk. „Je doet de manuscripten met Fenna. Mooi werk.‟
Edith keek naar beneden en glimlachte verlegen. Ze liep om het bureau heen naar haar plek en mompelde wat. Fenna schoot haar te hulp. „Ned heeft mijn hulp ingeroepen om te laten zien hoe wij inventariseren en digitaliseren.‟ Even twijfelde ze, maar zei toen: „Zou jij zo vriendelijk willen zijn Ned onze database te laten zien? Ik heb het vrij druk, ik moet de aanvraag van meneer Arendsen nog doen en je zou me echt helpen.‟ Ze negeerde de verbaasde blik die Ned haar toewierp. Edith schraapte haar keel maar knikte van ja. „Komt u maar.‟ Fenna schoof de stoel die naast haar stond naar hem toe. Ned kon niets anders doen dan toegeven aan Fenna‟s zet. „Zal ik even koffie halen? Ned, hoe drink jij het?‟ Ze keek hem met grote onschuldige ogen aan. „Veel melk.‟ En naar haar rug riep hij: „Guy kan wel even wachten, denk ik.‟ Terwijl ze wegliep naar de automaat waar alle soorten koffie uit gehaald konden worden, lachte ze heimelijk. Ze haalde drie koffie en liep terug naar hun kamer. Tot haar verbazing was Edith aan het woord en liet ze Ned met kleine gebaartjes zien hoe ze de database invulde. Binnen een paar minuten had Ned het voor elkaar gekregen dat Edith hem zonder al te veel moeite kon vertellen hoe het werkte. Ned was in dat opzicht als Guy: snel in vertrouwen te nemen, je een goed gevoel gevend en zich interesserend voor wat je te vertellen had. Ze had geen spijt van haar impulsieve beslissing Edith uit haar schulp te laten kruipen. En Ned deed gelukkig mee. Ze gaf de koffie aan hen beiden en begon toen aan haar eigen werk. Zo nu en dan werd ze weggeroepen om mensen in het archief te helpen, maar elke keer als ze terugkwam, zaten Ned en Edith onverstoorbaar aan hun plek voor de computer. Ze gingen samen lunchen. Terug op de werkplek, noteerde Ned dingen die Edith zei en aan het eind van de middag had hij goed door hoe het archief gegevens invoerde. „Dank je wel, Edith, voor een excellente virtuele rondleiding door jullie archief.‟ Ned knipperde met zijn ogen. „Je krijgt wel computerogen van dat werk. Hebben jullie daar geen last van?‟ „Veel knipperen,‟ zei Edith, „en een pauze nemen. Dan hou je het wel vol.‟ Fenna zag dat ze een rode kleur op haar wangen had. Zo vaak kreeg ze ook niet een zeer geïnteresseerde klant die ze alles mocht uitleggen. Ze had het leuk gevonden. Dit moest ze vaker doen.
„Wel, ik ga nu mijn maatje maar eens opzoeken.‟ Hij glimlachte zowel naar Fenna als Edith. „Nogmaals bedankt, en tot morgen.‟ Hij gooide zijn jas over zijn schouders en ging de kamer uit. Edith keek hem na. „Wat een aardige man,‟ zei ze, en begon haar bureau af te ruimen. „Ja,‟ antwoordde Fenna, en ineens bezorgd voor Edith voegde ze eraan toe: „Volgens mij is hij de vriend van Guy. Ze kennen elkaar al heel lang.‟ Om de zwaarte van haar woorden wat af te zwakken, zei ze: „Ik weet het natuurlijk niet zeker, ik heb hem ook pas gisteren ontmoet.‟ Als ze bezorgd was geweest om Edith, had ze niet bang hoeven zijn. Want zonder aarzelen zei Edith: „Hij is een veel te rustig mens om vrouwen het hoofd op hol te jagen. Wat dat betreft zou hij goed bij een man passen. Maar hij is ook aardig. Vriendelijk zonder er iets voor terug te verwachten en dat gebeurt niet bij mannen die op mannen vallen.‟ Fenna keek haar verbaasd aan. Edith ving haar blik op terwijl ze haar tas vulde met alle papieren van haar bureau. Ze lachte verlegen. „Hij is of homo en vindt vrouwen niet schrikwekkend, of hij is trouw. Trouw aan één vrouw.‟ „En als hij nu eens trouw aan Guy was?‟ wilde ze weten. „Kan heel goed,‟ zei Edith, en haalde haar schouders op. „Tot morgen.‟ En net als Ned liep ze rustig de kamer uit.
*
*
*
Woensdagochtend gaf Fenna paleografieles. Tien studenten Latijn en twee bejaarde mannen die graag hun geheugen wilden opfrissen. Voor vandaag had ze een tekst uitgezocht die niet te moeilijk was en aardig goed te transcriberen viel. „Sommige schrijvers hadden een goeie ochtend en begonnen vol energie aan hun werk. Dat hield in dat ze netjes begonnen met kopiëren en pas aan het eind van de dag, misschien wel eerder, als de kramp zich in hun handen en schouders zette, hielden ze het voor gezien en wilden ze van de teksten af.‟ Fenna zwaaide met haar vel papier. „Deze begon ook zo, in het jaar 1672. In het begin keurige letters, aan het eind een gekrabbel en meer afkortingen. Maar waar het ons om gaat zijn de eerste twaalf regels. Die zouden jullie zonder problemen moeten kunnen lezen. Je krijgt een half uur om de tekst te transcriberen. Ik zal je één hint geven: 1672 was het jaar dat de Nederlandse regering redeloos, radeloos en reddeloos was.‟ De twee oude mannen knikten verheugd, ze begrepen waar Fenna het over had. Het was het jaar waarin zowel Duitsland, Engeland en Frankrijk de Republiek der Verenigde Nederlanden
binnenvielen. Fenna zag aan de reacties van de studenten dat ze geen idee hadden waar ze het over had. Geen geschiedenis gehad, zuchtte Fenna in stilte. Het komende half uur hoorde ze niets dan het tikken van pennen op papier. Geduldig hielp Fenna iedereen door de regels toen ze klaar waren. Na de les liep ze terug naar haar kamer waar ze Edith aantrof. „Alles goed?‟ vroeg ze en legde haar spullen op tafel. „Ja hoor,‟ antwoordde Edith. „Ned is zojuist langs geweest om naar je te vragen. Of je naar Guys kamer wil komen.‟ „O, de grote baas, ik ga al,‟ zei Fenna. Ze liep Guys kamer binnen en zag Ned en Guy achter het brede bureau zitten. Ging die man nou altijd achter iemands bureau zitten? Beiden keken op en gaven haar een brede glimlach. Bijna als in herhaling op gisteren gebaarde Guy dat Ned het maar moest zeggen. Ned klopte op een dik pakket dat zo te zien door een koerier was afgeleverd. Voordat hij iets kon zeggen, trok Fenna het naar zich toe en las wat er op het etiket stond. „Nee, is het echt?‟ „Yes, en we hebben gewacht tot jij er bij zou zijn,‟ zei Guy. „Je mag het openmaken. Hier.‟ Hij overhandigde Fenna een brievenopener. Uit haar broekzakken haalde Fenna een paar witte handschoenen. Ze liep altijd met die handschoenen op zak zodat ze in staat was op elk moment van de dag een kostbaar manuscript aan te pakken. Voorzichtig stak Fenna de opener in het pakket en ritste langs de zijkant tot het netjes geopend was. Ned kwam bij haar staan toen ze een stapel documenten uit het pakket haalde. Het rook meteen naar oud papier maar wat Fenna aanraakte waren hedendaagse kopieën. Ze fronste haar wenkbrauwen en bladerde voorzichtig door de stapel. Die was op te delen in een stuk of zes oudere documenten en een stapel moderne kopieën. Fenna herkende het handschrift uit de vorige eeuw. Ze pakte een vel uit de stapel en rook eraan. Absoluut een eeuw oud, wist ze. „Ik begrijp het niet helemaal,‟ zei ze. „Dit zijn oude documenten die letterlijk tussen de moderne kopieën liggen. Wat heeft die Waterville ermee gedaan? Deze documenten moeten tussen zuurvrij papier liggen om de inkt niet aan te tasten.‟ Ze bekeek een ander vel. Die legde ze neer en pakte toen de stapel met moderne kopieën. In een hand hield ze ze vast en met de andere hand keek ze er snel doorheen. „Pfff.‟ Fenna liet zich op de stoel vallen die bij haar stond. Ze liet de stapel op tafel vallen. Ned pakte hem op en bekeek wat Fenna net had gezien.
„Een zestal documenten uit de achttiende eeuw. Het zijn originelen van parochierekeningen van Bourne. En dat,‟ Fenna wees naar de kopieën die Ned doorkeek, „dat zijn kopieën waar we niets aan hebben.‟ Ze zag dat Guy niet-begrijpend naar de stapel keek. „Het zijn kopieën die gemaakt zijn op een kopieermachine waarvan de toner bijna op was. Met andere woorden, ik heb er helemaal niets aan. Ik kan de zinnen, laat staan de letters niet goed zien omdat ze te licht zijn gekopieerd.‟ „Hm,‟ zei Ned. Hij tuurde op de kopie. „Wat ik ervan kan zien is dat het zeventiende-eeuws is.‟ Fenna schoot omhoog. „Hoe weet jij dat het zeventiende-eeuws is?‟ vroeg ze lichtgeraakt. Ned grijnsde. „Hier heeft iemand het jaar 1695 in ballpen op gezet.‟ Fenna liet zich met rollende ogen weer achter in haar stoel vallen. Ned keek nogmaals de stapel door en gooide ze toen met hetzelfde verachtelijke gebaar als Fenna ervoor op tafel. „Hier hebben we inderdaad niets aan. Wat doen we ermee?‟ „We kunnen in ieder geval die zes documenten invoeren in een apart file en zorgen dat ze behandeld worden. Hier komt het schaderapport van pas. Als die Lord Waterville denkt dat we ze zo terugsturen, heeft-ie pech gehad. Ik kan dat niet laten gebeuren. Maar wat die stapel betreft…‟ „Balen dus,‟ zei Guy. Hij leunde achterover met zijn handen achter zijn hoofd. „Fenna, dit is wat we gaan doen. Jij en Ned gaan die zes stuks invoeren en behandelen, ziet Ned meteen hoe dat gebeurt.‟ Hij wierp een blik op zijn vriend. „Zo leer je eens wat. Beter dan die miniatuurmodellen die je bouwt.‟ „Huh?‟ Fenna keek vragend naar Ned. „Ach, dat zegt hij alleen maar om mij te jennen. Ik maak van alle opdrachten die ik krijg modellen zodat ik het voor me zie.‟ Guy liet zich naar voren vallen. „Als dat gedaan is, gaan we overleggen wat er dan moet gebeuren.‟ „Jammer,‟ vond Fenna. „Ik had je gewaarschuwd, Ned, maar dit had ik niet verwacht. Kopieën,‟ zei ze verachtelijk. „Het betekent wel dat die man, of wie dan ook, de bronnen moet hebben waar die kopieën uitkomen.‟ Ze kreunde. „O, ik moet niet denken aan dat arme zeventiende-eeuws boek dat uiteengerekt werd onder een kopieermachine.‟ Ned pakte de zes documenten en ging voor Fenna de kamer uit en hield de deur open. Ze liepen naar Fenna‟s kamer, waar Fenna Edith riep. „Pak je stoel maar weer,‟ zuchtte Fenna. „Dan gaan we eerst het statusrapport opmaken en dan invoeren.‟ Ze pakte het eerste vel. Het vel zag er goed uit, en dateerde uit het jaar 1798. Het
betrof een rekening van een timmerman uit de parochie van Bourne die vijf shilling had verdiend door de deur van de kerk van Sint Eustace in Bourne te repareren. Nauwkeurig beschreef Fenna de conditie ervan en liet Edith alles vastleggen in de computer. Edith op haar beurt legde aan Ned uit hoe ze dat deed. Ned, die gisteren het systeem goed met haar had bekeken, snapte het meteen. Af en toe snoof Fenna aan de oude rekening, zeer tot vermaak van Ned, die hoofdschuddend toekeek als ze gelukzalig de geur van het oude papier opsnoof. De volgende vier rekeningen betroffen allen de kerk van Sint Eustace in Bourne, daterend van 1799 tot 1901. Kleine reparaties, variërend van kleine timmermansklussen tot het vervangen van een glas-inloodraam. Ze waren alle vijf in redelijk goede staat. Geen ervan had speciale behandeling nodig en Edith voerde ze efficiënt in. Behalve de laatste. Die had waterschade opgelopen en de inkt was overal uitgelekt. Het duurde even voordat Fenna had ontcijferd wat erop stond. „Hee! Moet je dit zien. Dit is een rekening van een andere kerk, die van Sint Andrew in Sempringham!‟ „O nee, en deze kunnen we net niet lezen,‟ zei Ned gefrustreerd. Hij pakte het vel over van Fenna maar hij kon er net zo min iets van maken. „De eerste keer dat de naam Sempringham valt en ik kan het niet lezen.‟ „Maak je niet druk,‟ suste Fenna. „Dit is waarschijnlijk geen middeleeuwse rekening, je mist er niets aan voor jouw onderzoek. Ik weet niet uit welk jaar dit komt.‟ „Da‟s waar. Maar toch.‟ Ned keek ongelukkig. „Klaar. Alle zes zijn ingevoerd. Alleen die laatste moet naar de conserveringsafdeling. Zal ik het schaderapport opmaken, Fenna?‟ vroeg Edith. „Dank je, Edith.‟ De klus was geklaard en het was meegevallen. „Enig idee hoe we verder gaan?‟ vroeg Guy, toen ze bij hem binnen liepen. „Ik stel voor dat jij die Lord nog eens belt, Ned, en uitlegt dat we hier niets aan hebben. Dat we de originelen moeten zien om erachter te komen wat erin staat. Zeg maar dat het archief dozen met zuurvrijpapier kan opsturen. Ja toch, Guy?‟ „Ik denk het wel,‟ antwoordde Guy. „Zoveel zal het niet zijn.‟ „Ho, vergis je daar niet in. Dit zijn minstens vijftig kopieën, en waarschijnlijk uit een aantal boeken,‟ waarschuwde Fenna. „Wat ik mij afvraag, is waar de brief van Lord Waterville is. Hij zal op z‟n minst een kattenbelletje hebben meegestuurd,‟ zei Ned.
Meteen greep Guy het opengemaakte pakket en voelde langs de rand. De brief van Waterville zat vastgeplakt aan de rand. Voorzichtig trok hij de brief los en daarmee kwamen nog meer kopieën vrij. „Hè? Hoe kan dat nou? Ik dacht toch werkelijk alles uit dat pakket gehaald te hebben. Slordig van me,‟ zei Fenna. Guy legde alles wat hij uit het pakket haalde op tafel en voelde toen nog een keer langs de rand. Er kwam nog een vel uit waar hij even aan moest trekken. „Heeft die man soms extra lijm gebruikt?‟ Fenna pakte het dunne stapeltje op. Het waren nog meer kopieën van hetzelfde soort als ze al eerder zagen. Evenmin leesbaar. Ned las Watervilles brief. „Hij schrijft dat hij willekeurig wat uit het archief heeft gepakt en “een” boek heeft meegegeven aan zijn servant die het moest kopiëren. Dat verklaart de slechte kopieën. Die servant heeft geen idee gehad wat hij kopieerde.‟ „Net zomin als die Lord van je,‟ zei Fenna. „ “Willekeurig wat uit het archief gepakt”. Vreselijk, hoe sommige mensen met hun verleden omgaan.‟ „Ja, ik geloof niet dat Waterville enig benul heeft van wat hij mogelijk in huis heeft. Er kan van alles in dat huisarchief van hem liggen.‟ Guy legde zijn handen plat op tafel. „Ik weet wat we gaan doen. Ned, jij belt die Lord nu meteen op en legt de situatie uit. Zeg hem dat het Regionaal Archief de kosten van duurzaam transport voor zijn rekening neemt. Ik ruik gewoon dat hier iets bijzonders aan de hand is.‟ Ned keek waarderend naar zijn oude vriend en nam zonder iets te zeggen de telefoon op. Het duurde even voor er geantwoord werd. Ned vroeg naar Lord Waterville en binnen twee tellen had hij de man aan de lijn. Voorzichtig, om de heer des huizes niet voor de kop te stoten over de onverantwoordelijke aanpak van zijn archief, legde Ned de situatie uit. Waterville begon, zoals ze verwacht hadden, te protesteren. Geduldig onderbrak Ned hem af en toe, maar Guy en Fenna zagen met toenemende ongerustheid dat Ned hem niet kon overtuigen. Op het eind kwamen er alleen nog „yes‟en „no‟ uit en Ned fronste. „Weet u dat zeker? Als wij die reis ondernemen, dan moeten we ook het hele archief kunnen bekijken,‟ zei hij op zakelijke toon; alle voorzichtigheid en geduld verdwenen uit zijn stem. Guy en Fenna keken elkaar aan. Reis? „Prima. Ik zal u laten weten wat wij doen. Dank u wel, Lord Waterville.‟ Ned legde de hoorn neer en keek zijn vriend en Fenna aan. „De oude walrus wil er niets van weten. We moesten dankbaar zijn dat we iets gekregen hadden.‟ Hij zuchtte. „Het enige dat ik voor elkaar heb
gekregen is dat we‟ - en bij dat woord liet hij zijn handpalmen zien - „ naar Bulby mogen en ter plekke het archief inzien.‟ Guy rolde met zijn ogen. „Typisch adel,‟ gromde hij. „Die lui denken dat ze de hele wereld kunnen regeren.‟ „Maar hij heeft wel een archief wat nog nooit iemand heeft gezien én we mogen het dus bekijken. Wie weet wat er uit komt, Guy,‟ zei Fenna. Zij zag de mogelijke problemen wel, maar ze zag ook de kans van een leven om de droom van elke archivaris te kunnen waarmaken. „Hm.‟ Guy wreef zich over zijn kin. Het bleef even stil. Fenna hield haar adem in. Ook Ned leek zich niet te verroeren en wachtte af wat Guy zou zeggen. Die liet zich weer naar achteren zakken en Fenna zag dat zijn brein razendsnel aan het werk was terwijl hij heen en weer wiebelde. Guy, die als geen ander mogelijkheden zag en de potentie ervan, overwoog waar hij mee geconfronteerd werd. Met een klap liet hij zijn stoel terugvallen en gaf zich gewonnen. „Ik kan hier niet weg. Wanneer zouden jullie naar Engeland kunnen?‟ Fenna schoot rechtop. „Bedoel je dat we naar Bulby gaan? Wij tweeën?‟ Met stralende ogen keek ze Guy en Ned aan. Guy tuitte zijn lippen toen hij Fenna‟s enthousiaste gezicht zag. „Ja,‟ grinnikte hij. „Ik denk dat hier een prachtige kans ligt, niet alleen voor ons archief, maar ook voor Ned en zijn boek.‟ Ned lachte nu ook, stak zijn hand uit en Guy schudde die stevig. Fenna was minder gereserveerd. Ze sprong op, gaf Ned een high five en over zijn bureau heen gaf ze Guy een klinkende zoen op zijn hoofd. „Perfect!‟ riep ze blij. „Je zult er geen spijt van krijgen, Guy. Hoe pakken we dit aan?‟ Resoluut pakte Guy zijn agenda tevoorschijn. Hij bladerde even en zei toen: „Je kunt wat mij betreft morgen vertrekken. Er is niets dat per se af moet en we hebben Edith voor noodgevallen. Ned, wanneer kun je bij Waterville terecht?‟ „Dat moet ik nog afspreken. Maar dat is zo gebeurd.‟ Hij keerde zich naar Fenna. „We vliegen naar Manchester Airport. Daar staat altijd een auto van de zaak. Ik ga Waterville bellen.‟ „En ik ga mijn agenda raadplegen, ik zal dingen moeten afzeggen.‟ Ze liep energiek weg. Guy en Ned bleven achter. „Dat is erg aardig van je, om mij Fenna uit te lenen.‟ „Zij is de beste op haar gebied en als er iemand is die een bulldog van een Lord voor zich kan winnen, is zij het. Pleeg dat telefoontje nou maar.‟
Ned, die op Guys bureau zat, trok de telefoon naar zich toe en tikte het nummer in van Waterville. Deze keer was hij kort en zakelijk. Het was nu woensdag, vrijdag konden ze om 11 uur bij het Manorhouse langskomen. Vervolgens belde hij British Airways en reserveerde een lastminutetrip naar Manchester voor donderdag. Ned liep naar Fenna om haar het laatste nieuws te vertellen. Ze was al bezig de afspraken af te zeggen voor de komende week. „Hoe lang denk je dat we in Engeland zijn?‟ „Ik schat een week. Ik heb een enkele reis geboekt, dus we kunnen terug wanneer we willen. O ja, moest ik nog van Guy zeggen: alle kosten zijn voor het archief.‟ „Wow, da‟s niet gek. Nou, dat kan niet misgaan. Wat spreken we af?‟ „Het vliegtuig vertrekt morgen om twaalf uur, maar gezien de uitgebreide veiligheidschecks wil ik graag om tien uur daar zijn. Het is een lastminutevlucht en ik wil niet het risico lopen dat onze plaats wordt weggegeven. Dus stel ik voor dat ik je om negen uur met mijn auto ophaal.‟ „Prima. Dit is mijn adres.‟ En terwijl ze haar adres opschreef en uitlegde hoe hij moest rijden, vlogen Fenna‟s gedachten alle kanten uit. Ze ging naar Engeland om in een eeuwenoud landhuis een net zo oud archief te bekijken. Ze moest haar databaseprogramma op een disc zetten en haar laptop meenemen. Ook haar camera en alles wat erbij hoorde, inclusief het statief. En voor Ned een paar extra handschoenen. O, ze ging naar Engeland! Ned was al vertrokken toen ze Edith vertelde wat zij de komende dagen kon gaan doen. Edith, die geen commentaar op haar plotselinge vertrek gaf, hoorde zonder problemen te maken aan wat ze moest doen. Toen Fenna haar spullen haastig in haar tas had gegooid en op het punt stond om weg te gaan, zei ze: „Dit is echt een buitenkansje. Geniet ervan en stuur een kaartje.‟ Fenna lachte. Ze wist niet of ze in de gelegenheid was om een kaart te sturen en om nou vanaf het vliegveld een te sturen was ook zoiets. „Ik zal mijn best doen. Als ik terugkom, vertel ik alles.‟ En dat zou ze zeker doen.