Giovanni Battista
Pittoni, Monument
voor Isaac Newton
Frans S t u r k e n b o o m
A r c h i t e c t u u r en het boek Homme, Je n'ose pas me servir Des pierres qui te ressemblent. René Char
Het vraagstuk dat we hier willen aansnijden is dat van het formalisme. Het is eigenlijk een simpel vraagstuk, het meest eenvoudige van de a r c h i t e c t u u r . A l t h a n s in eerste instantie. De zuiverste vorm waari n het zich laat formuleren is: a r c h i t e c t u u r en hoe zit het met de rest van de wereld? Dat klinkt nogal zwaar, zeker, en ook heel ruim. Daarom maken we meestal snel beperkingen, we specificeren: a r c h i t e c t u u r en het leven van de vormen. V o r m e n eigenlijk w a a r v a n we veronderstellen dat ze niet in de a r c h i t e c t u u r thuishoren, bijvoorbeeld sculpturale of picturale vormen. Maar het kan natuurlijk ook gaan om een 'fout' gebruik van architectonische vormen, namelijk wanneer men ze toepast alleen vanwege een figuratieve kwaliteit, bijvoorbeeld dat ze modern lijken. Of literair: vandaag heeft het formalisme het paradoxale karakter dat het zich voordoet als een hang naar inhoudelijkheid. Het is minder een oppervlakkig gebruik van de vorm dan wel een poging haar j u i s t te verdiepen. Het gaat om een verlangen naar een sprekende architectuur. ' T r o p p a kunstwille, t r o p p o poca Bauwille', zo omschreef Giorgio Grassi het vraagstuk van het formalisme een aantal jaren geleden 1 en ik geloof dat wij vandaag moeten benadrukken dat daarbij niet alleen de beeldende kunsten - film, sculptuur, schilderkuns t - in het geding zijn maar ook, en zelfs juist, de schone letteren. De schone letteren, laten we er ook de filosofie toe rekenen, deze - naar Hegel prozaïsche of - naar Heidegger - poëtische aangelegenheid. Ik weet niet of deze annexatie helemaal r e c h t v a a r d i g is maar het doet ook niet zoveel ter zake w a n t wij kunnen ons gebied ook uitbreiden voorbij de kunsten, bijvoorbeeld naar de politiek. Lange tijd w a s dat een belangrijk probleem in de a r c h i t e c t u u r , de politiek, namelijk of je Het kapitaal van de toren van de a r c h i t e c t u u r zou kunnen verkondigen of de a r c h i t e c t u u r aan dat boek zou kunnen ophangen. Ik simplificeer wat omwille van het argument, maar de invulling van het formalisme, de keuze van het boek - dat van de politiek, de kunst of, ruimer, het boek van het leven - is voor ons betoog onbelangrijk, waar het om gaat is het verlangen of de vraag naar een expressiviteit of representativiteit van de architectuur . A r c h i t e c t u u r en het boek, het boek van de wereld. Zeker, wij lopen met zo'n omschrijving het risico dat ons probleem - vaak beknopt omschreven als 'het gebruik van de vorm om de vorm', 'de vorm alleen vanwege de vorm' - uitdijt buiten zijn gangbare proporties. Een gevaar dat wij moeten aanvaarden eenvoudig omdat 1 Giorgio Grassi, 'II Formalismo nell' architettura moderna', L' architettura come mestiere e altri scritti, Milaan, 1987", p. 222.
ik geloof dat het formalisme meer is dan het epiteton ornans waarmee de docent het werk van de student zo nu en dan omkranst. Meer, misschien niet eens zóveel meer: bestaat bijvoorbeeld in het toenemend gebruik van literaire p r o g r a m m a ' s in de a r c h i t e c t u u r niet een zelfde verlangen het werk te 'informeren' als in het gebruik van een bepaald type kolom - de dorische of de pilotis - die ons een zekere associatie moet garanderen? Het is duidelijk dat wij in beide gevallen bang zijn dat de a r c h i t e c t u u r uit zichzelf niet genoeg zegt, niet genoeg 'informatie' doorgeeft . Deze hardheid van het 'medium' vormt de kern van het formalisme. Het gegeven dus eigenlijk dat ons vak niet genoeg medium is of o m g e k e e r d tevéél medium, teveel in het midden, in de weg blijft staan, te dik is om doorheen te dringen om zicht te krijgen op iets anders. D i t 'geen plaats willen maken voor', dit 'geen uitzicht geven op' maakt de a r c h i t e c t u u r voor onszelf en voor de overige cultuu r zo moeilijk aanvaardbaar. De a r c h i t e c t u u r speelt altijd voor blad: je kunt erop schrijven - het v l u g s c h r i f t van de wereld, de g r a f f i t i van het leven - maar zelf 'schrijft ' het niet of nauwelijks. Deze inderdaad wat sfinx-achtige bescheidenheid w e k t vandaag veel wrevel. Men verwart haar maar al te snel met een ivoren zelfvoldaanheid, een eigenwijze en grijze onverzettelijkheid die men het liefst zou zien wegvloeien in de alsmaar versnellende cataract van een 'kinetische' of 'cinematische' tijd. 2 Vandaar de enting op de film, dit andere grote formalisme vandaag, een enting die weer beweging zou moeten brengen in het vak, haar een nieuw scenario zou moeten bieden, hoopt men, één waarin het leven of de levendigheid vooropstaan, iets dat ons in overeenstemming, in gesprek zou moeten brengen met onze tijd: de a r c h i t e c t u u r moet meer zeggen, t r a n s p a r a n t e r worden, meer meedoen, ze moet een medespeler worden. Men hoopt kortom dat de a r c h i t e c t u u r weer midden in het leven zal gaan staan in plaats van haar stille lijst te vormen: 'To really appreciate a r c h i t e c t u r e you may even need to c o m m i t a murder', w a s het onderschrift van één van de eerste beelden uit de Illustrated index van Bernard Tschumi. 3 Het is inderdaad een verlangen naar acceptatie of appreciatie dat de a r c h i t e c t u u r naar haar veronderstelde rand duwt, daar waar ze andere vakken als de film, de literatuur of de filosofie (laten wij ons v a n d a a g tot dit aspect van het formalism e beperken) zou ontmoeten. De voorwaardelijkheid van mijn f o r m u l e r i n g betreft een twijfel of deze o n t m o e t i n g en ook werkelijk plaats kunnen hebben. W a n t , zou ik willen zeggen, het is niet langer zeker dat deze vakken een zelfde rijk of wereld betreffen, dat zij aan elkaar grenzen of elkaar opvolgen, bijvoorbeeld als de treden van het idealiserende trapje in Hegels e s t h e t i s c h e hiërarchie. Deze veronderstelling - een ruimte van uitwisselbaarheid van vormen, technieken of, zo men wil, inhouden: een k u n s t h i s t o r i s c h e stelling eigenlijk - zou vandaa g minder vanzelfsprekend moeten zijn dan velen aannemen. Veronderstelt zij immers niet een ideale of geïdealiseerde semiotische ether waarin het t r a n s p o r t van die s u b s t a n t i e s zou kunnen plaatsvinden? 'De grenzen van het vak overschrijden' w a s de leuze van T s c h u m i een aantal jaren geleden, maar kan men zomaar over die lijn heen stappen om bijvoorbeeld in het rijk van de literatuur binnen te treden? Loopt men niet het risico om in een s o o r t niemandslan d tussen van elkaar afdrijvende hemellichamen, in een soort interstellaire ruimte
t e r e c h t te komen? Loopt men niet het gevaar om zijn reuzensprong te moeten bekopen met een gevangen raken in de wolken van Morfeus zó dat men zijn verblijf elders alleen maar droomt, betoverd door de bladen van vader Hypnos? De fascinati e van de a r c h i t e c t voor literaire of filosofische p r o g r a m m a 's heeft inderdaad iets van een hypnose. Een f a t a morgana voor een naar de oase van de erkenning dorstende in de woestij n van de a r c h i t e c t u u r . W i j spraken van een ruimte tussen sterren. Waar gaat het om in dit beeld? Om een bepaalde rondheid, een geslotenheid van het vak. W i j hadden natuurlijk ook het beeld van een eiland kunnen gebruiken of dat van een kamertje. Waar het om gaat is dat we de a r c h i t e c t u u r een eigen innerlijk toekennen, een eigenzinnigheid of eigenwijsheid. De ruimtelijke metafoor van de s l u i t i n g laat natuurlijk onverlet dat het vak ook een openheid heeft, een open zijn in de tijd: het vak ' o n t w i k k e l t ' zich nu eenmaal. T r a a g , maar toch. We zeggen niet dat deze 'ontwikkeling' , deze verandering aan het oppervlak van de 'ster' a r c h i t e c t u u r niet plaatsvindt in het licht van al die andere sterren, tegen het fond van het formalisme, het leven van de vormen w a a r u i t de a r c h i t e c t u u r zich losmaakt. Er is altijd een 'speculatief' moment, een extensie waari n de i n t e n s i t e i t van het vak bestaat. Beter nog: deze andere vakken vormen voor de a r c h i t e c t u u r een 'ontspiegelende' vlek, een moment van ontwapening. Het lezen van een roman is voor de a r c h i t e c t een ontwapenende ervaring. Waar het om gaat is dat deze oriëntatie op het buiten van de a r c h i t e c t u u r niet het karakter aanneemt van een inhalige dialectiek, een b u i t m a k en van vormen en technieken, een pronken met a n d e r m a ns veren. De a r c h i t e c t u u r kan namelijk niets leren van de film, niets leren van de filosofie, hun verhouding is die van het onbegrip. Zij kan niets aanvangen met een begrip van de film. Dit is ook de reden dat de o n t m o e t i n g tussen kunsten of disciplines onderling zo moeizaam verloopt, dat er eigenlijk nooit sprake is van een c o m m u n i c a t ie tussen bijvoorbeeld de filosoof en de architect, nooit een dialoog. Nee, deze o n t m o e t i n g e n hebben altijd het pathos van de distantie, de automatieke gestiek van de beleefdheid, zij vinden altijd plaats in het harnas of - om onze beeldspraak te voltooien - in het ruimtepak. 4 Op hun best; w a n t maar al te vaak is er sprake van een eenzijdige toeëigening, een slinkse roof of een snaaks gegap. T s c h u m i ' s Manhattan Transcripts waren toch niet meer dan de u i t s t a l l i n g van de heler die waren aanprijst die niet de zijne zijn. Eisenmans in huis 10 p o s t u u m voltrokken 'decentre-
2 Vgl. W i m Nijenhuis, 'leder voertuig brengt zijn eigen wereldbeeld mee', Andere sinema 93 (1989), pp. 14 e.v. Het idee van het wegvloeien is overigens nergens zo manifest als in Tschumi's Manhattan Transcripts waar de lijst of het decor dat gevormd wordt door de architectuur vloeibaar wordt om het hele beeld te gaan vullen. 3 Bernard Tschumi, 'Illustrated index', AA-files 4. Ned. vert, in Oase 18 (1987), p. 28. 4 De beeldspraak van het toernooi, van de ontmoeting in het harnas, is afkomstig van Joost Meuwisse, Architectuur als oude wetenschap, Amsterdam, 1988, p. 148.
ring van het subject' w a s toch niet meer dan een ornamentele geste, pauweblauw in koekoeksstaart? Ornament, misschien niet zonder belang, maar met weinig a r c h i t e c t o n i s ch belang. A h , zult u zeggen, wat is dat dan wel, het a r c h i t e c t o n i s c h belang, de architectuur. Inderdaad, wij moeten niet te snel gaan, het p e t i t i o principii is snel voltrokken wanneer men zoiets als de s u b s t a n t i e van de a r c h i t e c t u u r probeert vast te stellen. Het is de dreiging die boven ieder t h e o r e t i s ch essay hangt dat zich u i t l a a t over de volheid of geslotenheid van het vak, dat zich inspant om tot een definitie te komen van de a r c h i t e c t u u r . Het is ook een beetje de donderwolk die hangt boven het geschreven werk van Grassi, deze c r i t i c u s van het formalisme en experimentalisme, deze a p o d i c t i c u s van het vak architectuur. 5 Een donderwolk w a a r v a n het u i t b a r s t e n alleen voorkomen kan worden door een regen van aanwijzende voornaamwoorden - a r c h i t e c t u u r is dit of dat probleem, w o n i n g b o u w, decoratie, formalisme - of door een gerommel van nominalistisch e definities - a r c h i t e c t u u r als vak is realisme, is classicisme, is alle namen van de t r a k t a t e n . Het is tekenend dat deze uiters t limpide schrijver, het lampje van de a r c h i t e c t u u r vandaag, het speculatieve argument veelal uit de weg gaat ten g u n s t e van het t a s t b a r e predicaat, zó dat de helderheid van de v r a a g s t e l l i n g - wat is dat, de a r c h i t e c t u u r als vak? - steeds o p l o s t in een zwerm singuliere problemen die de a r c h i t e c t u u r zonder eigenschappen laat, zonder essentie, een w i t t e pit omgeven door de w o r d i n g s w o o r d e n van haar existentie. Dit singuliere, de speciale problemen van de a r c h i t e c t u u r, is precies datgene wat verloren gaat in het gesprek tussen a r c h i t e c t en filosoof of algemener tussen a r c h i t e c t en niet-architect. Immers, deze o n t m o e t i n g gaat altijd van het algemene naar het bijzondere - trappetje af - bijvoorbeeld wanneer de filosoof afdaalt naar, een uitspraak doet over de a r c h i t e c t u u r , of van het bijzondere naar het algemene - trappetje op - , wanneer de a r c h i t e c t zich invoegt in het denken of de filosofie van zijn tijd. Men komt nooit toe aan het beslissende sprongetje dat nodig is om voet te zetten op het eiland van de a r c h i t e c t u u r of omgekeer d om plaats te nemen in het ruimteschip dat ons, m u t a t i s mutandis, zal brengen naar het toch ook singuliere rijk van de literatuur of de filosofie. 6 W i j spraken van de geslotenheid van ons vak, iets dat al 'rond' is, beslist of beschikt. Inderdaad, wanneer wij over de hardheid, de zwaarte, de stomheid of de t r a a g h e i d van de a r c h i t e c t u u r spreken dan heeft dat iets van een lot, een zending uit Moira's loterij. Het zijn enkele woorden uit een vergeelde, reeds halfvergane brief ooit bezorgd aan Daedalus maar n o o i t volledig ontcijferd, enkele t r e k k e n van een t e k e n i n g die nooit geheel voltooi d zal worden. Een brief, een enveloppe. Zeker, men kan veronderstellen dat deze zending ons bezorgd is op de vleugels van het woord van filosoof of schrijver. Desondanks vormt dat woor d toch nooit een v o o r s c h r i f t of programma. De p o s t b o d e blijft altijd op de drempel, heeft geen inzage in de post. A r c h i t e c t u u r en filosofie, a r c h i t e c t u u r en literatuur, het praatje is vrijblijvend; de boodschapper, zelfs wanneer genood, toch altijd een vreemde gast. W i j houden vast aan dit beeld van een culturele Big Bang waarin de verschillende disciplines als sterren of melkwegstelsels uiteendrijven, ieder in de o n t w i k k e l i n g van een eigen t e m p o r a l i t e i t ,
sommige sterren reeds dovende, andere pas schijnend in hun aanvang. Ik zou zelfs willen zeggen dat deze sterren des te opener, des te rijker en beloftevoller zijn naarmate ze zich verder van elkaar verwijderen en dat het daarom ook niet zoveel zin heeft zijn toevlucht te zoeken tot het woord van de filosofie of de literatuur of het beeld van de film, tot het formalisme kortom, wanneer men hoopt daarmee wapens te smeden om het vak open te breken, terug te brengen in de voorste gelederen van een imaginaire strijd, een strijd tegen... Ja, w a a r t e g e n eigenlijk? W a t is de f u n c t i e van dit spelbederf? W a a r o m verscheurt Daniël Liebeskind de enveloppe in duizend stukjes? Ik geloof dat het een angst is voor die openheid, een a n g s t voet te zetten op die inderdaad wat onherbergzame planeet, de a r c h i t e c t u u r , een a n g s t voor het gegeven dat het erg lang d u u r t voordat men zich een weg leert banen door het vakgebied, voordat men om leert gaan met die tijd van de erosie, de fossiele letter s leert ontcijferen, het alfabet begint te spellen, kortom uit haar geschiedenis een schild leert vormen. Het is de schrik die ons allemaal wel eens bevangen heeft toen wij met onze studie bouwkunde aanvingen, een schrik voor die leegte, die vaagheid of holte van het vak a r c h i t e c t u u r ; merkwaardig, d a c h t e n we, dat een vak dat zoveel met beton van doen heeft, zó v l u c h t i g, zozeer een wolk kan zijn. Het is deze holheid die de student bijna dwingt tot het formalisme, dwing t zich onderdompelend in al die vormen - architectonische , sculpturale, literaire - een montuur te vormen, een rand of een stijl om zich aan vast te houden. Dit zou de 'positieve' f u n c t i e van het formalisme kunnen zijn, dit houvast in de vorming van de architect . De negatieve zijde echter lijkt mij voort te komen uit een andere angst, die namelijk voor het beeld van de a r c h i t e c t u u r als een discipline zonder vuur, zonder snelheid, zonder dynamiek, al deze prometeïsche verlokkingen vandaag in zo hoog aanzien. Ik geloof dat het offer dat het formalisme brengt om aan dit beeld te ontsnappen v a n d a a g te groot is. Het offer aan het intellect der wereld: de vermomming van de 'domheid' van de b o u w k u n s t door de wijsheid van de filosofie. Het offer aan de Zeitgeist: de bestrijding van de t r a a g h e i d door de kinesis van de film. Het offer aan het spraakwater: de travestie van de s t i l t e door het kakelbonte vel van de literatuur. Het offer is te groot, de a r c h i t e c t u u r lijkt hier zelf verbrand te worden. Zeker, deze pyromane zelfverbranding levert ons een grote maatschappelijke waardering, een mediatesk imago, we zijn fotogenieker dan ooit tevoren. Maar moeten wij ons heil niet elders zoeken? W o r d t dit geen pure kitsch? Het formalisme, Coöp Himmelblau, het eindigt toch weer allemaal in symbolen, het helen van de kruik van de representatie, het zeggen van de brand, het spreken van het fragment , het uitschreeuwen van het einde van het schreeuwen, het eindigt allemaal in expressie, kitscherige mime van het verdwijnen van de taal. Verbrande enveloppe. Te groot: maar wie zal dat beslissen? Wie g u nt de
5 Giorgio Grassi, a.w. 6 Eisenman had dit zeer wel begrepen toen hij van Derrida vroeg om ook een ontwerpschets te maken voor het tuintje in La Villette, dat wil zeggen om het trappetje af te springen om dit specifieke karakter te beproeven, architect te worden.
spelbreker geen plaats? De spelbreker? Hij die de enveloppe niet aanvaardt, het lot miskent en zelf bepaalt wat er geworpen en wat gevangen dient te worden. 'Men kan aan de boom niet met boommiddelen ontsnappen', zei Francis Ponge. Moeten wij onze toevlucht nemen tot andere middelen, filmische of literaire...? Ik denk van niet, wij moeten dit lot bevestigen, deze bestemmin g w a a r v a n Hegels haat zo zuiver de contouren heeft aangegeven: de a r c h i t e c t u u r is niet meer dan het ornament van de wereld, het lof en krulwerk van de tijd, een voluut of uiterst t r a g e werveling, spiralen bloempot w a a r v a n het G u g g e n h e i m - m u s e um de allegorie is. W i l dat alles zeggen dat het formalisme zonder zin is? Zeker niet. Het maakt deel uit van de Januskop van de a r c h i t e c t u u r , het is haar achterkant. De literatuur en al die andere vakken, de a r c h i t e c t draagt hen altijd in het achterhoofd. Het is het fond w a a r u i t de a r c h i t e c t u u r eerst kan verschijnen maar w a a r m e e de confrontatie, het face en face ondenkbaar is. Het formalism e is de andere zijde van de a r c h i t e c t u u r, het is de stijl of het verlangen ernaar. De schone letteren, de beeldende kunsten, zij vormen ten aanzien van de a r c h i t e c t u u r een lijst of montuur w a a r m e e men het typische, het handboek van de architec tuur kan lezen. De verhouding van de a r c h i t e c t u u r tot deze andere vakken is er een van wederzijdse kadrage, zij het dat deze misschien minder in termen van uitgebreidheid dan van t e m p o r a l i t e i t begrepen dient te worden. Het woord van Grassi w a s niet zo slech t gekozen, het gaat om een travestie van de a r c h i t e c t u u r , een verkleedpartij die niet zoveel ruimte vraagt maar die naarmate de tijd vordert het gevaar doet groeien van een verwisseling van de rollen van persoon en kledingstuk. Vandaar ook dat het formalism e voor Grassi geen positieve ervaring is en dat hij het vijgeblad van de minimal-style prefereert boven de veren van anderman, de verlegenheid van de a r c h i t e c t u u r boven de verduistering van het lot. Het formalisme is nu eenmaal, om het even of het nu een a r c h i t e c t o n i s c h e of een literaire vorm betreft, het is het spraakwater van de a r c h i t e c t u u r . De stijl. Vroeger zou men deze gevormd hebben door in de tijdmachine van de geschiedenis te stappen, het e c l e c t i c i s me te doorkruisen op zoek naar een passend kledingstuk, een geschikte spiegel: de verguld gekromde van de barok, de algenvijver van het maniërisme of de zilverzee van de renaissance. Vroeger: ik weet niet of zoiets vandaag niet meer mogelijk is maar om één of andere reden worden W ö l f f l i n en W i t t k o w e r , Riegl en Frankl en al deze andere namen vandaag nauwelijks meer gelezen. Misschien omdat hun concepten of periodiseringen ons niet meer aanstaan, 7 misschien omdat hun potentieel oneindig rijke klerenkast ons toch nog te onpersoonlijk voorkomt. 'We do not choose the style', zei W r i g h t , 'style will be what we are.' We hadden natuurlijk ook onze toevlucht kunnen nemen tot een a r c h i t e c t o n i s c h e geografie van de stijl zoals in het nog steeds sublieme naturalisme van Ruskins Stones of Venice waarin een door de Sirocco gedragen vogeloog verhaalt van de medeplichtigheid van zilveren zuiderzon, triglyf en cannelure, de broederschap van A l p en kathedraal en van de tekens van de koude in het noorden, bevroren sleutelbloemen boven op pinakels en krakende ijsbladeren aan het
koolbladkapiteel. A l s o f de a r c h i t e c t o n i s c h e verbeelding daar bij de Noordzee een g o t i s c he Poseidon was, o p d u i k e nd in s e p t e m b e r s t o rm of grijze mist en alsof daar in het zuiden het fronton van het gebouw zou samenvallen met Zeus' voorhoofd of het blanke marmer met de spiegel van zijn gekliefde wijsheid, Pallas. Maar ook déze geografie van de stijl wordt v a n d a a g niet meer beoefend, a l t h a n s niet zó, niet zo natuurlijk. Men gaat liever te rade bij een ander schrift, de literatuur, de filosofie, de poëzie. En misschien doet het ook niet zoveel ter zake hoe men zijn pen slijpt, zijn stylo, zijn stijl, aan de pieken van de aardkloot meegevoerd door vogelrug zoals Ruskin - w i n d w a a r t s , wortelher - of aan de kolommen van de dag, op de l i c h t s t r a a l door de nacht, de ochtend, middag, avond, zoals Giuseppe en Giovanni, op zoek naar het goede uur voor hun a r c h i t e c t u u r , alba, luna crescente. 8 Het doet er niet zoveel toe welke lijntjes gevolgd, welk 'gramma' benut, helio-, chrono-, geografie, het is altijd autobiografie, de stijl is de reis van het dier in de a r c h i t e c t u u r , spiralen z w a l u w s t a a r t op zoek naar haar verdwijnpunt. A u t o b i o g r a f i e : daar waar de a r c h i t e c t u u r niet als individuele maar als collectieve gebeurtenis wordt opgevat verschijnt zij als een tendentieel stijlloo s iets, bijvoorbeeld bij Grassi, Bakema en Van den Broek. A u t o b i o g r a f i e : het formalisme is als verlangen naar stijl het s t e r k s t ontwikkeld in Amerika, daar waar de opname van het ontwerp in de algemeenheid van het leven van de vormen, in de kunstgeschiedenis, een prioriteit heeft boven ieder typologisch vraagstuk. T o c h word t stijl pas interessan t op het moment dat men het doet opgaan in iets algemeners, in een geschiedenis en aardrijkskunde van het vak, in een zekere natuur van de architectuur . Zoals bij Ruskin waar de stijl een kwestie wordt van 'the great laws by w h i c h the earth and all that it bears are ruled t h r o u g h o u t their being'. Daar wordt de stijl zoiets als een 'fenomenologie van de a r c h i t e c t o n i s c he geest', een reisverslag dus eigenlijk, een soort t o c h t door de natuur, 'traversing in t h o u g h t this gradation of the zoned iris of the earth'. Een natuurlijke geschiedenis, té natuurlijk: de stijl wordt vandaag gevierd als de catastrofe van dit gebeuren, als een ongeluk van het naturalisme. Omkering van de a r c h i t e c t o n i s c he evenaar en ironie van die geschiedenis. Stijl is: de g o t i s c he A m e r i k a a n s e s t ad verleiden door de gigolo van een dorische kolom, Loos in Chicago. Stijl is: onze reis door de natuur, door materiaal en licht, ontspiegeld door de t o c h t van de natuur door óns, is reizend netvlies van de dingen dat zijn gedacht e afzet in ons oog, bij Scarpa. Is: het classicisme geconfronteerd met haar t e r u g t o c h t door de tijd, de mogelijkheid daartoe, bij Rossi. De speculatieve logica van de stijl als episch moment wordt vandaag gebroken in de gedacht e voltooiing van haar t o e k o m s t - de totale stijlloosheid, bij Grassi - of in het t w i j f e l a c h t i g e hoogtepunt van haar herkomst, het pure leven van de vormen vóór
7 Vgl. Demetri Porphyrios, 'Aantekeningen bij een methode', Oase 6 (1984), p. 17. 8 Giuseppe en Giovanni zijn de twee protagonisten Cattaneo's Dialoghi d'architettura, Milaan, 1941. Zie Wiederhall 618, pp. 68 e.v.
hun a r c h i t e c t o n i s c h e gevangenschap - in de Lancaster/Hanover masks van Hejduk. Stijl is v a n d a a g gedenaturaliseerde natuur, ontheemde literatuur, o n t w o r t e l d geheugen van de a r c h i t e c t u u r , een pathologisch reisverslag. Een reisverslag, a r c h i t e c t u u r en literatuur, vandaag reizen we door de boeken. Voyage au bout de /'architecture is de t i t e l die men ons daarvoor geschonken heeft. 9 Drie projecten, drie boeken. De gebroeders Karamazow, het Guiness book of records en de Odyssee. Drie boeken, maar in feite alle boeken, de bibliotheek van Borges. Het doet er niet zoveel toe welk boek, welk woord, het gaat om een zekere lectuur van de globe, om een filosofie van de wereldbol, om de encyclopedie. Dat is een algemene vorm en we hebben haar niet voor niets gekozen w a n t het betreft natuurlijk de herinnering van het denken, de herinnering aan de a r c h i t e c t u u r van de wereld verdampt in het inkten v l u g s c h r i f t van een lemmatische deling. A r c h i t e c t u u r en filosofie, ik geloof dat dit inderdaad een min of meer Hegeliaanse erfenis is en misschien is dat ook de reden dat dit formalisme in A m e r i k a zo sterk ontwikkeld is, in het A v o n d l a n d , de Nieuwe Wereld zoals hij dat noemde, daar waar de baan van het Denken, van de Zonnegeest voltooid moest worden, de Geest volstrekt in zichzelf moest opgaan. Maar laten we niet te snel gaan. Eerst de kaart traceren, de punten coördineren, de lijnen trekken. Welke wegen begaan, welke stromen oversteken. A m e r i k a en Hegel, Rusland en Dostojewski, het Griekenland van Homeros. En tussen die landen de lijntjes, de driehoek, een omgevallen t i m p a a n . En de t o u w t j es naar het midden, New YorkA m s t e r d a m , Ithaca-Lago Maggiore en van Petersburg naar de grachtjes. Die driehoek, trek het maar op, vul het met glas en zo het prisma, welke kennis, welk weten zou deze gelegenheidsstraa l ons brengen? De stijl als literaire reis, laten we het assenkruis opspannen, het itineraire in vectoren ontbinden. O o s t - w e s t , t h u i s best, zuid-noord, Céline gehoord. In Japan komt de zon op en in A m e r i k a gaat hij onder, dat is één van de t w e e grote reizen, die zonnebaan, die de Europeaan, in d it geval de Griek, Hegel is de naam, zich toebedach t heeft. Filosofie van de natuur heet het daar in de encyclopedie, dat in laatste i n s t a n t ie zeer volumineuze boekwerk, de enige massa of archit e c t u u r die deze denker, ondanks zichzelf, achterliet, een ongewild kind zou je kunnen zeggen. Het kind van de Geest, de geest van de wereldgeschiedenis die in het o o s t e n zou opkomen en in het westen wilde ondergaan om op zijn ronde t o c h t alles te verbranden en na het A v o n d l a n d tot zichzelf te komen, in de nacht van de wereld, Desert for ever. Die t o c h t , de Odyssee van de Dialektik der Aufklarung, de sublimerende reis van de Idee die alle uiterlijkheid verinnerlijkt, alle massa, alle volume, alle a r c h i t e c t u u r vergeestelijkt in het absolute licht, die reis is de zonnebaan zelf die het heetst was in Europa, van Berlijn naar Rome, van A t h e n e naar A m s t e r d a m , het zenit van het denken. Het grote pyromane offer, Plato, Descartes, Hegel. En dan, dwars op de encyclopedie, over de meridiaan, die andere baan, de verbanning uit het paradijs, dat is de andere reis, n o o r d w a a r t s en zij kruist de zonnetocht in A m s t e r d a m , Berlijn, Venetië. Het is Céline, Nord, d w a r s door de ruïnes van het denken, het is Jabès op weg door de woestijn, deze noordelijke lijn of Genet met bossen vol bloemen terug naar zuid, terug naar het beloofde
land, allemaal op zoek naar de sleutel voor hun woning, de sleutelsteen van het gewelf, la clé de voute. Noord: de muren optrekken om het licht te breken, de kantelen om het te verdelen en zo het gamma, geen brand maar regen, regenboog. Deze lijn, misschien is het die van de Einfühlung, dwars op die van de abstractie. T w e e lijnen dan, daar moeten we het vandaag mee doen, de lijn van massa, materiaal en volume of je het nu laat vallen w e s t w a a r t s of t e g e m o e t gaat o o s t w a a r t s èn de lijn van het licht, marmerwi t in het Parthenon, noord in de rug, of v a n u i t zuid naar boven, Iris achter het oog naar de regenboog. Met die twee reizen moeten we het hier doen, met die twee boeken, het Griekse en het Gotische, op een heenweg of een t e r u g w e g . Zoals Bart Goldhoorn maak je in A m s t e r d a m een A m e r i k a a n s gebouw voor alle records, om ze erin uit te stallen en ze te begraven. Een project dat de universele meetbaarheid van alle gebeurtenissen wil v a s t l e g g e n , een museum voor de records die altijd cartesiaanse records zijn, records van de ruimte, wereldrecords, mateloze mathesis. Dat zijn de m e e t l a t j es daar op het gebouw, nog symbolisch maar het maakt weinig uit, alle ' A m e r i k a n e n ' doen dat, de a r c h i t e c tuur meten als een record, haar tot een meetkundige ruimte herleiden, een maximum aan wreedheid. A m e r i c a n style: het uitspannen op het x-y-zet-procrustusbed, een record aan s c h u n n i gheid w a n t dan kunnen ze het beter analyseren-onteren. Dat moeten ze doen, keer op keer, omdat de zon - de Hegeliaanse - , omdat het denken - het Cartesiaanse - , omdat de idee - de Platoonse - iedere dag ondergaat in het westen, verkoeling zoekt in de wateren van de stille oceaan, leder dag moeten ze de ruimte, het volume, de wereld herwinnen, dat is hun Sysifusarbeid, het lichaam, ze moeten het iedere dag weer optrekken, in New York of Chicago, opdat het grid een volume krijgt. Iedere wolkenkrabber die verrijst is een nieuwe slag met het zweepje van de dialectiek van de Geest die niet tot rust komt, w a n t het boek ligt er nog, die m a g i s t r a l e lectuur van de wereld, leder record, iedere raket herhaalt de vraag: 'heb ik een lichaam, heb ik geen lichaam?', sum ergo cogito, c o g i to ergo sum, O en X, Y, Z. De explosieve ruimte van Liebeskind, de cartesiaans e kooien van Eisenman, het is het s a d o - m a s o c h i s m e van de architectuur. Dat moet hier herhaald worden, in A m s t e r d a m , op het Museumplein, j u i st in Europa, deze zelfkastijding, deze katharsis, dit exhibitionisme over drie assen, immers je moet de Europeanen weer aan het lachen krijgen, dat triest e volk dat zich daar tussen Van Gogh en Rembrandt, in de Unheimlichkeit van haar cultuur, niet t h u i s voelt. W e s t - o o s t , zoek de troost, maak het cartesiaanse a b s t r a c t u m van binnen een platoonse grot, maak er een bordeel van, a r c h i t e c t u u r in het boudoir en boudoir in de architectuur. 1 0 Het record uitgestald op gouden
9 Deze t i t e l behoorde aanvankelijk bij de elders in dit nummer gepubliceerde plannen, zijnde de afstudeerplannen van Bart Goldhoorn, Herman Verkerk en het tweetal Juliette Bekkering en Michiel Riedijk. Dit derde deel van onze tekst vormt het verslag van dit afstuderen. 10 Vgl. Manfredo Tafuri, 'L'architecture dans le boudoir', La sfera e il tabirinto, Milaan, 1980, pp. 234 e.v.
vloeren en r o o d pluche. Het d o e t w e i n i g ter zake of het een s n e l h e i d s r e c o r d a la V i r i l i o is of een t r a a g h e i d s r e c o r d , een m a s s a r e c o r d , als het maar wereld is, een recor d aan wereld , een w e r e l d r e c o r d . A l die kabinetjes verzamelen de wereld als r e c o r d en ieder r e c o r d is een kopie van het o u d e en a l l e m a a l zijn ze g e k l e u r d , a l l e m a a l s i m u l a k r a , allemaal kopieën van de idee van Plato, a l l e m a a l r e c o r d s aan herhaling, leder kabinetje een medaille, G r i e k s p a t i n a met een lintje, m e t w a t kleur, w a n t het gaat e r om dat je het w a t noordelijke verlichting schenkt, wat regenboog, wat warmte. B a r m h a r t i g e S a m a r i t a a n van de a r c h i t e c t u u r . En pas als het v o o r b ij is m a g je het begraven, in de t u i n, in de a a r d e o p d a t het w a t r u s t vindt. Het is een A m e r i k a a n s p r o j e c t , b e g r a a f het op hol g e s l a g e n denken dat in het G u i n e s s - b o o k n a t u u r l i j k zijn m e e s t i r o n i s c h e p a t h o s vindt, het s n e l s t e d e e l t j e uit de e n c y c l o p e d i e, b e g r a a f na de b r a n d de as, cio q u e resta del f u o c o , feu la cendre, cemetery
for the ashes of
thought. Dat is w a t Hejduk, om maar eens een lid van de f a m i l i e van de h y p e r t e t e n en h y p e r b o l e n t e noemen, dat is w a t deze A m e r i k a a n zeer g o e d b e g r e p e n h e e f t . De g e d a c h t e n van de zon, je m o e t ze in Europa begraven. 'My t h e s i s is a c r e m a t o r i u m a n d my f a t h e r an u n d e r t a k e r ' , s c h r i j f t hij." Iedere p a g i n a u i t de e n c y c l o p e d i e m o e t een g e z i c h t krijgen, m o et de o p g e h e v e n u i t e r l i j k h e i d t e r u g v i n d e n , M a s k e rs voor Berlijn; en de t o r e n s zullen haren hebben en p a r a p l u ' s en p a r a s o l l e n w a n t de h y p e r t e e t , de t o r e n e n d e zal de e l e m e n t e n t e r u g v i n d e n , de w i n d , de regen, de n a t u u r k o r t o m . O p d a t je eindelijk a l l e m a a l r u s t i g kunt slapen en eten, w a n t daar e i n d i g t het, in Venetië, onder a an de d e r t i e n ' W a t c h t o w e r s ' in C a n a r e g g i o , nadat je over de bergen het o o s t e n t e r u g hebt gezien en je buik g e v o n d en hebt, de buik van de a r c h i t e c t , de a r c h i t e c t van de w e r e l d g e s c h i e d e n i s , t h e belly of an architect. A r c h i t e c t u u r en het boek, l i c h a a m en g e e s t , dat is in zekere zin ook het p r o j e c t van H e r m a n Verkerk, de villa K a r a m a z o w - H a r a k i r i Kamikase: w a n t d a a r gaat het om, de z e l f m o o r d v a n de a r c h i t e c t u u r . De g e e s t is hier de heilige g e e s t en het gaat ero m dat hij v e r d w i j n t , dat hij het lichaam verlaat o p d a t de r u g g e g r a a t kan b r e k e n , de a r c h i t e c t u u r g e b r o k e n neer kan zakken o p de aarde; je moe t J o b herhalen en zeggen ga w e g G o d , t r e k je t e r u g o p d a t ik w a t lol heb. En zoals de A m e r i k a n e n t o t in het o n e i n d i g e Hegel m o e t e n herhalen en prevelen ' D e g e e s t h e e f t g e b r o k e n met de w e r e l d ' en 'Hij b r e n g t bij s t u k j e s en b e e t j e s het g e b o u w van zijn v o o r a f g a a n d e wereld in verval' en daar hun plezier m o e t e n halen, zo is de g r a p van de a r c h i t e c t u u r hier dat je haar v o l l e d i g o n t k e n t , dat je hem laat s a m e n v a l l e n met je eigen l i c h a a m , a u t o b i o g r a f i s c h e a r c h i t e c t u u r als zuiver narratieve a r c h i t e c t u u r , als a r c h i t e c t u u r zonder a r c h i t e c t u u r , als boek. De u i t e r s t e c o n s e q u e n t i e h i e r v a n is dat je kunt zeggen, D o s t o j e w s k i , De idioot,
idiote architectuur.
Boete en schuld,
s c h u l d en b o e t e van de a r c h i t e c t u u r . En we
kunnen best het a s s e n k r u i s s p a n n e n en zeggen: Herinneringen dodenhuis,
uit het
u i t het o o s t e n , Siberië, hij h e e f t er een koffer vol p r a c h t i g e
m a t e r i a l e n aan o v e r g e h o u d e n , g o u d e n k a n d e l a a r s , b l a u w - w i t t e t a f e l l a k e n s , een d o o s vol f o t o ' s ; en je kunt zelfs z e g g e n da t M o s k o u voor éénmaal boven J e r u z a l e m ligt en dat d a a r o m de kleuren er zo vol
zijn maar je hebt er weinig aan als je al dat moois niet op kunt hangen, bijna niet op kunt hangen, omdat er geen regel is, geen draad uit de hemel die het v a s t h o u d t als een tent, geen engel of demon, wanneer de a r c h i t e c t u u r tot op het cement literatuur is, alle s t a a n d e voegjes komma's uit de roman zoals J o o s t Meuwissen fijntjes opmerkte. Kun je dat doen, jezelf binnenste buiten keren, je organen op tafel leggen als a r c h i t e c t o n i s c h e organen, is dat niet het Russisch r o u l e t t e van de bouwkunst? A l s deze villa's de lichamen van de gebroeders Karamazow zijn, het lichaam van Dostojewski, die onderbroken neuronbaan van de geschiedenis, dan is die getordeerd kolom, dat is de epilepsie van de a r c h i t e c t u u r . Maar eigenlijk kan het niet, je moet het zeggen, kolom, dak, woning, stad, villa Karamazow en het blijft dus een type en je vindt het in de handboeken, de boeken van de wet, de bibliotheek van het i n s t i t u u t. Dat vocabulaire houdt het overeind, dat is toch de mortel, al zou je het niet willen, het w o r dt gelukkig nooit een theater van de wreedheid, een apologie van het leiden, het wordt nooit Dostojewski, nooit z w a r te zon.12 Villa Karamazow, het is het vraagstuk van het formalisme, zo zuiver mogelijk gezegd. Nooit warmer en dieper het leven van de vormen. Die kleuren als geluiden, die druppelende echo's die de diepte van het lichaam, het lichaam van de aarde, het lichaam van C h r i s t u s hier peilen als in de films van Tarkowski, de sijpelende g r o t t e n , de s t r o o m p j e s langs de muren met het mos, tactiel e a r c h i t e c t u u r , mag ik het zo zeggen, en de kleuren, rode toendra, uiengoud, sparregroen, het leven van de vormen had hier de architectuur bijna verpletterd, dit is de grens.
^
J | c D
T w e e reizen, o o s t - w e s t, zuid-noord en zo de pijl noord-west, IthacaLago Maggiore. Dat is het project van J u l i e t t e Bekkering en Michiel Riedijk. Het is opnieuw de Odyssee, maar dan die van Ulysses, van Joyce-Stephen-Daedalus. Daar vormt zich voor éénmaal de punt van ons t i m p a a n , maar het is de vraag, komt Odysseus, de listige a r c h i t e c t ooit thuis? Dat is eigenlijk opnieuw de kwestie, hoe omzeil ik het leven van de vormen, het t a c t i e l e lotus-bedwelmende, sirenen zingende, het s t a f j e van Circe. En de list is in eerste i n s t a n t ie het materiaalloze, het glazen-transparante, het is een list om als een draad door de tijd te kruipen, om geschiedenis te maken zonder ruimte, in eerste instantie. Maar zie, de list bedriegt zichzelf in de kermistent, in de reis door de spiegelgangen, ze botst tegen het glas, daar voel je zogezegd het lichaam van de architect, van de architectuur. Het is Italiaans theater en voor eenmaal ligt Rome tussen de woestijn van Chagall, de bontgekleurde met ijspegels bedekte richting noord, en Griekenland, het zonuitzinnige, blank marmeren; tussen A a l t o - b l a u w en Parthenon-wit, vector west en zo v a n u i t zuidoost over het Lago Maggiore naar Delirious Holland. A r c h i t e c t u u r van het woord, woord van de a r c h i t e c t u u r , ze leggen de plattegronden plat op de grond, iedereen mag erover lopen alsof ze willen 11 John Hejduk, Masks of Medusa, New York, 1985, p. 239. 12
Vgl. Julia Kristeva, Soleil noir, Parijs, 1987, pp. 185 e.v.
5 « -g <
| £ | gre £
S ~ m co <
zeggen: dat is niet interessant, dat ligt aan de andere kant, iedereen zijn Odyssee en pas daarna Daedalus, pas daarna het labyrint van de a r c h i t e c t u u r , de wanden, de scène; de a r c h i t e c t u u r begint daar waar ze opgetrokken wordt. ' A r c h i t e c t u u r van de zintuigelijkheid', zo noemen ze het, maar pas op niet te ver, het blijft gelukkig in glas, ingevroren in de ijspegels van de c o n s t r u c t i e ; ze tekenen de gebouwen, een nog broze ruimte, w a n t zie die cycloop, die past daar toch niet, lijkt me, bedreigt het hele project, teveel Hollandse beton en raderen van de molens, dat is waterwerk, civiele techniek, die cycloop daar moet je omheen wil je naar de nostos. Zoals je over de boeken moet klimmen, over de encyclopedie, over de woorden. En dan omhoog, de heuvel op, de kom uit op naar de t h u i s k o m s t , de t h u i s k o m s t van de architect . Het is een pathetische sonate w a n t ze gaan het lot beslissen denken ze, de pijl tussen de bijlen schieten, tussen het rechte, de regel door maar zie de pijl komt nooit aan en met lotusbloemen in de ogen uit de oren komen ze nooit t h u i s uit Troje, de oorlog om de schoonheid en de wet. Bedwelmd door het leven van de vormen, de kleuren, de materialen kunnen ze niets anders dan de wet s t o t t e r e n ; het handboek, ze moeten het opnieuw leren lezen. Na Rossi stellen ze opnieuw de vraag naar Telemachos, naar het kind, de vraag naar een jeugd van de a r c h i t e c t u u r , naar haar mogelijke onschuld na de Odyssee, na haar lange geschiedenis. Opnieuw beginnen ze met de blokkendoos het huis te zeggen: het dak maar gegolfd door oosterse wind; het fronton maar dan vierkant; de kolommen als schuine benen, als u i t s l a a n de vleugels, imminentie van de vlucht, ja Daedalus leert Ikaros vliegen. Kinderen van de Grieken en de Goten lezen ze het t r a k t a a t èn de vertelling, het type èn de stijl, t i n t e l e n d e hand na het ijs, zintuig in glas. Het gaat erom dat je het type versiert met de stijl, dat je de Grieken bloemen in het haar steekt. Het traktaat , je hoeft het niet te expliciteren, niet open te vouwen, w a n t het l e e ft in iedere steen, het wordt bewaard in het vocabulaire, in de woorden die men hier opnieuw leert zeggen, de termen uit de handboeken niettemin, woorden om in te z i t t e n , onder te schuilen, tegen te leunen. Deze Odyssee is ook een beetje de allegorie van het leerboek, van het vertrek van de a r c h i t e c t u u r . Vader leert Telemachos, T e l e m a c h o s leert vader staan - stylobaat, kolom en architraa f - en leert hem het dragen - kapiteel, metope en kroon. Leert hem lopen in de metamorfose van de orde - van het intercolumniu m naar het raam - en leert hem dat alles te versieren met de l e t t e r s uit het reisboek van de stijl. En zeker, dit hernieuwde Vertrek is moeilijk, trap op trap af, vallen en o p s t a a n , eindeloos oefenen voordat je aankomt. Ithaca, het rijk van de a r c h i t e c t u u r , je komt er altijd pas na het formalisme, na de leerschool van de distantie, na het slijpen van de verte, nadat de sporen van de roof van a n d e r m a ns schoonheid, Helena, zijn uitgewist.
A r c h i t e c t u u r en het formalisme, je kunt daar van alles aan ophangen en hier was dat het boek, het boek van de wereld. Ik geloof dat de literatuur zo als gewaad, als parergonale s t r u c t u u r , een positieve f u n c t i e heeft. Zoals de stem in het lied van S c h u b e r t de muziek vrijmaakt als probleem, de c o m p o s i t i e als opgave omrandt , zo maakt het boek de a r c h i t e c t u u r betreedbaar als vak. De literatuur, de filosofie, ze zijn niet over de grens van de a r c h i t e c t u u r , ze vormen zélf
de drempel, de deur naar het vak, de lijst. Het formalism e is de sierkunst van de steen, w a n t je moet hem versieren, de kolom, maar eerst moet je hem éénmaal zeggen of gezegd weten, anders versier je niets. Pas als je hem gezegd weet als herinnering of b e l o f t e ga je op weg in de woorden, zoveel dat hij buigt onder g o t i s c h e roman, de kolom, Loos in Chicago, de immer al dode, gipsen en ornamentele kolom, zóveel om het zichtbaar te maken, de travestie van de steen. Opdat hij buigt en je oog uit de zon haalt. Dan pas kan de sta d gaan stromen. Maar hou je vast, blijf een beetje helder w a n t Giovanni is for the morning, m a t t i n a maturata, hou je vast aan de grijze manen van Violet le Due, aan de stralen van die milde zon, w a n t anders houdt het niet meer op; houd je vast aan de berg, aan de pyramide van Kant, as a girl where I was a flower of the mountain, het formalisme is het ja zeggen tegen de a r c h i t e c t u u r opdat de steen zal bloeien, when I put the rose in my hair or shall I wear a red yes, is ja zeggen opdat hij buigt, de kolossale, de sublieme, de architectoniek . Het pathos van het formalisme is het glimlichtje van de steen. Eraan gaan hangen, maar niet te veel, anders breek je het, eindig je niet meer, geen 'bout de l'architecture, no apocalypse, not now. Grijp je vast aan de s t a l a g mieten van het Grassiaanse weten en omlijst ze met de l e t t e rs van het boek en zo ... the pink and blue and yellow houses and the rosegardens and the jessamine and geraniums and cactusses and Gibraltar where / was a flower of the mountain yes when I put a rose in my hair like the Andalusian girls used or shall I wear a red yes and how he kissed me under the Moorish wall and I thought well as well him as another and then I asked him with my eyes to ask again and then he asked me would / yes to say yes my mountain flower and first I put my arms around him yes and drew him down to me so he could feel my breasts all perfume yes and his heart was going like mad and yes / said yes / will yes.