Giovanni Hakkenberg (1923-2013)
2005 Verhalen van verhalen. Verhalen van veteranen. Ingezet in dienst van de vrede Nederlandse Veteranendag als onderwijsthema voor 10- tot 15-jarigen Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) Enschede http://www.slo.nl/ ‘Ik wilde niet machteloos toekijken’
‘Ik wilde niet machteloos toekijken’ Het Japanse leger bezette in het voorjaar van 1942 Nederlands-Indië. De Nederlanders werden in kampen opgesloten en de Indonesische bevolking werd gedwongen met de Japanners mee te werken. Op 14 augustus 1945 capituleerde Japan na atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Het einde van de oorlog in Azië betekende het einde van de Tweede Wereldoorlog. Maar in NederlandsIndië bleef het onrustig. Het land was veranderd. Veel Indonesiërs wilden niet dat Nederland weer de macht zou overnemen. Maar Nederland stuurde meer dan 135.000 Nederlandse soldaten naar Indië om samen met zo’n 70.000 militairen van het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL) de orde te herstellen.
Giovanni Narcis Hakkenberg was 17 toen hij zich in Nederlands-Indië bij de Marine aanmeldde. Het was 1941. De oorlog met Japan was nog niet uitgebroken. ‘Samen met negen neven en mijn broer meldde ik mij aan om in Europa tegen de Duitsers te gaan vechten. Maar toen ik klaar was met mijn militaire opleiding, was de dreiging uit Japan zo groot geworden dat wij klaar moesten staan voor een oorlog in Nederlands-Indië,’ aldus de hoogbejaarde veteraan. Uiteindelijk zou hij als enige van de elf de oorlog overleven. Als jongste matroos voer Hakkenberg mee aan boord van het oorlogsschip Hr. Ms. Kortenaer. ‘Op 27 februari 1942 stoomden we op naar de Javazee om een Japanse invasievloot tegen te houden. Maar ons schip werd getorpedeerd en ik kwam in het water terecht. Later hoorde ik dat de Kortenaer in twee minuten gezonken was. Mijn zwemvest is mijn redding geweest.’ Een week later, op 8 maart 1942 capituleerde NederlandsIndië. Hakkenberg werd door de Japanners krijgsgevangen genomen en kwam uiteindelijk terecht in een groot kamp in Thailand. Hij moest werken aan de Birma spoorweg, die dwars door de jungle werd aangelegd. Bij het werk aan deze spoorlijn zijn duizenden krijgsgevangenen overleden. Er wordt wel gezegd dat elke spoorbiels een leven heeft gekost. Hakkenberg herinnert zich de barre
36
Veteranen in close-up
In 1944 werd hij overgeplaatst naar Japan om te gaan werken in de steenkoolmijnen. Ook dat werk was levensgevaarlijk. Er gebeurden veel ongelukken. Pas drie dagen na het vallen van de atoombommen en de daaropvolgende overgave van Japan kregen de gevangenen in de gaten dat ze bevrijd waren. Hakkenberg woog destijds nog maar 41 kilo. Maanden later kwam hij weer thuis bij zijn ouders in Jakarta. ‘Pas toen kreeg ik te horen dat mijn broer en neven de oorlog niet hadden overleefd. Ik kan niet vertellen hoe erg ik dat vond.’ Hij vervolgt: ‘Eenmaal thuisgekomen, kon ik mijn ei niet kwijt. Mijn ouders en ik hadden alledrie een trauma aan de oorlog overgehouden. We hebben nooit aan elkaar kunnen vertellen wat er in die drieënhalf jaar is gebeurd. Ik ben blij dat mijn ouders nog wel hebben meegemaakt dat ik de Militaire Willemsorde (de hoogste Nederlandse militaire onderscheiding, red.) kreeg. Zij waren daar erg trots op.’ Na de oorlog bleef Hakkenberg in dienst van de Nederlandse Marine in Nederlands-Indië. ‘Hoewel ik ook goed kon begrijpen dat er Indonesische mensen waren die in verzet kwamen tegen de Nederlanders. Maar ik vond het heel erg om te zien dat zij geweld gebruikten tegen hun eigen bevolking. Zij eisten bijvoorbeeld eten en belasting van mensen die toch al heel arm waren. De situatie greep me enorm aan. Zo kwam ik bij de veiligheidsdienst van de Mariniersbrigade terecht. Ik wilde niet machteloos toekijken.’
37
Giovanni Narcis Hakkenberg
omstandigheden nog goed. ‘We sliepen in de open lucht. ‘s Nachts was het steenkoud. Terwijl het overdag, als we aan het werk waren, vaak wel 45 graden was.’
Provide Care: Rwanda, humanitaire missie, 1993-1994
“De leerlingen vroegen honderduit” “Wij hadden meerdere doelen voor ogen met onze deelname aan het project. Aandacht voor missies van het Nederlandse leger bijvoorbeeld. Ook wilden we het heroïeke beeld dat onze leerlingen hebben van militairen nuanceren, door aandacht te besteden aan de impact van een missie op het leven van de gewone soldaat. Het project leent zich uitstekend voor vakoverstijgend werken: in het thema zitten historische, topografische, politieke, emotionele en praktische componenten. Ten slotte wilden we de leerlingen uitnodigen tot samen- en groeps-overstijgend werken en hun - leerlingen in het Praktijkonderwijs - 'spannende theorielessen' bieden. Al deze doelen zijn in meer of mindere mate bereikt. Het bezoek van de veteraan hebben we met de leerlingen grondig voorbereid. Eerst het voorlezen van een historisch verhaal van een Indiëveteraan, gevolgd door een klassengesprek met een link naar andere missies, zoals Irak. Daarna maakten de leerlingen met een tijdbalk en een wereldkaart een historisch en geografisch overzicht van de missies van het Nederlandse leger vanaf 1930 tot nu. Onze Irakveteraan is een oud-docent aan onze school. Hij ondersteunde zijn verhaal met foto's en films, kostuums, helm en een dagboek. De leerlingen waren zeer onder de indruk en vroegen honderduit. Ze verwerkten hun ervaringen in een fototentoonstelling met bijschriften, Powerpointpresentatie en websites en een materialententoonstelling, onder andere door het aankleden van etalagepoppen. De resultaten mochten de groepen aan elkaar presenteren in de kantine. Wat betreft burgerschapsvorming: dat is in ons onderwijs vanzelf al een belangrijk thema, omdat wij onze leerlingen willen voorbereiden op een zo zelfstandig mogelijk bestaan in de maatschappij. In dat kader hebben wij tijdens het project aandacht besteed aan meningsvorming over oorlogs- en vredeskwesties, over politieke keuzes die gemaakt moeten worden, over de verantwoordelijkheid van individuen en samenlevingen.” 't Genseler School voor praktijkonderwijs Jasmijnstraat 15 7552 AH Hengelo Drie groepen, met leerlingen van 15 tot 17 jaar Marjan Hamburg, Johan Oude Engberink, Gerhard Ros (groepsleerkrachten)
38
UNSCOM: Tweede Golfoorlog 1992
2009 (jaargang 22, nummer 1, november 2009) Fiat Justitia. Verenigingsblad van de Juridische Faculteitsvereniging Rotterdam http://www.jfr.nl/ ‘Giovanni Hakkenberg. Held met negen levens’
i n t e rv i ew
Giovanni Hakkenberg Held met negen levens
Hollywood verfilmt in zijn klassiekers de heldhaftigste verhalen. Dat het verhaal van marinier Giovanni Hakkenberg nog nooit op het witte doek heeft geschitterd, mag daarom met recht onbegrijpelijk worden genoemd. Gedurende het gesprek dat Fiat Justitia met deze man had, zien we het ene bizarre scenario na het andere voorbij komen. Zo wordt zijn schip getroffen door een Japanse torpedo en zinkt het binnen twee minuten. Hakkenberg overleeft dankzij zijn zwemvest. In krijgsgevangenschap wordt hij tewerkgesteld aan de beruchte Dodenspoorlijn in Birma en raakt tot overmaat van ramp besmet met het malariavirus. Na de Tweede Wereldoorlog kan hij het niet aanzien hoe de Indonesische bevolking wordt geterroriseerd door lokale warlords. Middels nachtelijke operaties en met gevaar voor eigen leven arresteert hij persoonlijk diverse bendeleiders. Voor zijn heldendaden krijgt hij de hoogste Nederlandse militaire onderscheiding, de Willems-Orde. Deze onderscheiding wordt slechts gedragen door een handvol nog in leven zijnde ridders. Met veel detail neemt de nu 85-jarige Hakkenberg ons bij de hand langs enkele van zijn hachelijke avonturen: “Ik had een Tommygun zonder kolf verstopt onder mijn Sarong”. Tekst: Tom van den Akker en Lorenzo Favetta
In 1941 hebt u zich aangemeld bij de marine in Nederlands-Indië. U was op dat moment slechts zeventien jaar oud. Waarom bent u toen bij de marine gegaan?
Mijn broer en acht neven gingen toentertijd de Koninklijke Nederlandse Marine in. Ik ben hen simpelweg gevolgd. De oorlog tegen Duitsland was net uitgebroken en je moet begrijpen dat wij allemaal pro patria waren: we hadden een groot respect voor onze koningin, voor de regering en voor het vaderland. Na onze opleiding hoopten we naar Engeland te gaan om daar mee te vechten in de oorlog tegen de Duitsers.
“Onbegrijpelijk, ik ben
tot het laatste toe niet
U werd in eerste instantie opgeleid tot matroos. Kunt u wat vertellen over uw opleiding?
Ik heb mijn nautische opleiding genoten aan boord van de Hare Majesteit Soerabaja. Nog tijdens de negen maanden durende opleiding werden we al naar de Soenda-eilanden in Zuidoost-Azië gestuurd om Japanse onderzeeboten in de gaten te houden. Ons schip had een topsnelheid van 44
Fiat Justitia november 2009
bang geweest”
slechts tien mijl per uur, terwijl de Japanners de modernste schepen hadden, die toen al dertig mijl per uur konden varen. We hebben ons dan ook voornamelijk schuilgehouden. Als ik zo terugdenk, dan waren we toch eigenlijk een zielige vloot. De Japanners konden al schieten voordat wij hen zelfs maar konden zien. Daarnaast hadden wij geen vliegtuigen en de Japanners wel. Het is achteraf gezien een levensgevaarlijke situatie geweest, maar daar dachten we op dat moment niet aan. Onbegrijpelijk, ik ben tot het laatste toe niet bang geweest.
volgende ochtend zijn we opgepikt door de Engelse Encounter, die ons terugbracht naar Soerabaja op het eiland Java. In het plaatselijke hospitaal moest ik vervolgens revalideren, omdat ik gewond was geraakt aan mijn been.
We moesten namelijk elke dag werken, soms wel drie etmalen achter elkaar. Het was keihard werken, want die trein moest zo snel mogelijk gaan rijden, omdat Japan verlegen zat om munitie. De bewakers sloegen je bij het minste
Nederland verklaarde in dat jaar de oorlog aan Japan. Hierdoor kon u niet naar Engeland vertrekken.
De Nederlandse regering verklaarde op 12 december 1941 de oorlog aan Japan. Eind december werd ik geplaatst op de Hare Majesteit Kortenaer. We zijn toen met achttien schepen uit Soerabaja vertrokken om de Japanse aanvalsvloot tegen te houden. Onder deze achttien schepen bevonden zich een aantal Amerikaanse, Australische en Engelse kruisers. Voor de rest bestond de vloot uit torpedobootjagers. We stoomden in formatie op naar de Javazee, waar we de tweede dag in aanraking kwamen met de vijand. De Amerikaanse Exeter werd als eerste door vijandelijk vuur getroffen. Om precies half vier ’s middags werd ons schip getroffen door een torpedo. Ik vermoed dat de Japanners de aanval vanuit de lucht coördineerden, want de torpedo’s werden van een enorme afstand afgevuurd. Het schip is toen midscheeps geraakt en binnen twee minuten gezonken. Op het moment van de inslag stond ik op het dek bij mijn kanon. Dat is mijn geluk geweest, want door de schokgolf werd ik weggesmeten van het schip. Ik kwam terecht in zee en werd met het schip mee naar beneden gezogen. Door mijn zwemvest kwam ik weer boven drijven en toen ik mijn ogen open deed, was het schip al gezonken. Ik ben naar een vlot gezwommen en ben daar samen met anderen opgeklommen. De
“Om half vier ’s middags zijn wij Nederlands-Indië capituleerde op 6 maart 1942. Wat betekende dit voor u als matroos?
We zijn krijgsgevangenen gemaakt en werden tewerkgesteld aan de beruchte Birmaspoorlijn. Ondanks het feit dat we zoveel rijst kregen als we wilden – Thailand was de rijstschuur van Azië – waren de omstandigheden in het werkkamp zeer slecht. We sliepen in zelfgemaakte hutjes, midden in de jungle. Overal waren muskieten, allerlei andere insecten en wilde beesten. De tropische ziekte malaria vormde een ware verschrikking en ook ik raakte besmet. We hebben zelfs een olifantenplaag gehad, maar gelukkig is niemand verpletterd door die grote beesten. Toiletten waren er niet, dus moesten we gewoon een gat graven in de grond. ´s Nachts vielen veel mensen in die gaten, omdat we geen lampen mochten gebruiken, haha. Enfin, de leefomstandigheden waren dus al zeer slecht, maar jullie hebben geen idee hoe de werkomstandigheden waren!
getroffen door een torpedo” of geringste. Toch waren die Japanse bewakers nog wel redelijk. De Koreanen daarentegen, dat waren de echte schoften! Zij wilden zich namelijk bewijzen tegenover de Japanners. Hoe hebt u deze verschrikkelijke omstandigheden overleefd?
Ik heb het overleefd, omdat ik samen met vier anderen een groepje heb gevormd dat elkaar altijd steunde. Als een van ons ziek werd, namen de anderen zijn werkzaamheden over en zorgden we ervoor dat hij snel weer beter werd. Degene die niet wilde eten werd gedwongen, want als je niet eet ga je dood. Ook deden we vaak alsof iemand ziek was, zodat diegene weer op krachten kon komen. Dan Fiat Justitia november 2009
45
i n t e rv i ew overtuigde de Nederlandse dokter de bewakers ervan dat deze persoon echt ziek was en niet in staat was om te werken. Zijn naam zal ik trouwens nooit meer vergeten, want hij heeft mijn leven gered: dokter professor Gorddijk van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indische Leger, red.). Echter, het probleem van net doen of je ziek was, was dat iemand anders jouw plaats moest innemen; dat vond ik zo rot. Wanneer niemand ons had hoeven
uren mochten slapen. In die mijnen zijn veel mensen gestorven door instortende gangen. Ikzelf werd ook bedolven onder het puin. Mijn geluk was echter dat een balk ervoor zorgde dat de gang niet volledig instortte. Ik heb hierbij wel een aantal ernstige verwondingen opgelopen. Ik heb toen een maand ‘gerevalideerd’ om enigszins te herstellen. Maar ook al was je gewond of ziek, werken moest je toch.
werden de kampbewakers in een rij naast elkaar neergezet. De oorlogsmisdadigers moesten worden aangewezen om te zorgen voor gerechtigheid. Maar onze bewakers hebben we niet aangewezen. Ik had me tijdens mijn krijgsgevangenschap namelijk de Japanse taal eigen gemaakt, waardoor ik onze bewakers kon waarschuwen om niet te streng te zijn. Na de oorlog zouden zij dan immers worden aangemerkt als oorlogsmisdadigers. Dit maakte hen bang. We hadden dus een soort deal met hen gemaakt: wij voerden onze werkzaamheden uit en zij waren niet te streng voor ons. Is het inzetten van de atoombom door de Verenigde Staten gerechtvaardigd?
Het is geweldig dat wij daardoor zijn bevrijd. En het heeft ook ergere strijd voorkomen. Na onze bevrijding zijn wij via Nagasaki naar Okinawa vervoerd. De oorlog heeft 18.000 Amerikanen en meer dan 100.000 Japanners het leven gekost. Op de begraafplaats zag ik kruizen zo ver als mijn zicht reikte. Maar tijdens de tussenstop in Nagasaki heb ik gezien wat de gevolgen waren van de atoombom. Het was vreselijk! De inwoners waren allemaal verminkt, zoals melaatsen. De vellen hingen aan hun gezicht, armen en benen. Ik heb de Japanners toen vergeven wat ze ons allemaal hebben aangedaan.
“Ik heb de Japanners toen vergeven” vervangen, hadden we natuurlijk vaker gedaan alsof we ziek waren. U bent negen maanden lang in Birma tewerkgesteld. De nachtmerrie was echter nog niet voorbij, want daarna werd u tewerkgesteld in de Japanse mijnen. Waren de omstandigheden daar beter?
Slechter kon het niet! Het kamp was nog redelijk goed, maar we hadden niets te eten. Als ontbijt kregen we een klein beetje rijst en vervolgens moesten we naar de steenkoolmijn. We werkten heel de dag, waarbij we slechts enkele 46
Fiat Justitia november 2009
Na de atoombom op Hiroshima en Nagasaki capituleerde Japan. U was weer een vrij man.
Het was een onbeschrijfelijk mooi moment. Maar het enige wat wij de eerste dagen na de capitulatie deden, was slapen en eten, omdat we zo verzwakt waren. Ik woog op dat moment nog maar veertig kilo! De Amerikaanse vliegende forten (B-17 bommenwerpers, red.) hadden boven ons kamp eten en kleding gedropt, dat was geweldig! Het eten hadden we naast ons neergezet, zodat we drie dagen lang niet meer van onze slaapplek hoefden af te komen. Voordat we uit het kamp vertrokken,
Na de oorlog blijft u bij de marine en komt u te werken bij de veiligheidsdienst in Nederlands-Indië. Was u na de oorlog, waarbij u uw broer en neven hebt verloren, niet klaar met het leven als militair?
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat ik slechts als tolk werkzaam zou zijn. Ik kende het gebied en ik sprak Javaans, Madoerees en Maleis. Ik ben toen als tolk het binnenland in geweest en zag daar de armoede en de slechte behandeling van de bevolking door de warlords (bendeleiders, red.). De bevolking werd geterroriseerd, uitgemolken en vermoord met slechts één doel: zelfverrijking. Dit was verschrikkelijk om te zien en ik besloot
Roerig Nederlands-Indië Nederland was sinds het einde van de zestiende eeuw aanwezig in Indië. Op Java en de Molukken waren enkele steden en gebieden in Nederlands bezit. Onder aanvoering van de VOC werden steeds meer gebieden veroverd en de greep op de regio verstevigd. Halverwege de negentiende eeuw besloot Nederland geheel Indië onder haar bewind te brengen onder de naam: Nederlands-Indië. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd Nederlands-Indië veroverd door Japan. Het Nederlandse gezag werd ontwricht. Na het einde van de oorlog werd de roep om onafhankelijkheid steeds luider, ook omdat Nederland niet in staat bleek het effectieve gezag te herstellen, ondanks de aanwezigheid van meer dan 100.000 militairen. Na enkele mislukte politionele acties om de opstand neer te slaan werd eind 1949 de Indonesische onafhankelijkheid uitgeroepen.
dat dit afgelopen moest zijn. Als krijgsgevangene heb ik namelijk te veel slechte dingen meegemaakt en ik wilde die warlords achter slot en grendel. In de nacht trok ik vaak alleen de dorpjes in en ging op zoek naar die bendeleiders om ze vervolgens te arresteren. Daarnaast zorgde ik er ook voor dat de Nederlandse militairen de bevolking goed behandelden. Geen marinier in de omgeving durfde de mensen slecht te behandelen, want dan kregen ze met mij te maken. Eén van de vijf acties die genoemd zijn in het Koninklijk Besluit ter toekenning van de Militaire Willems-Orde is de arrestatie van bendeleider Pa Tai. Kunt u deze arrestatie beschrijven?
Hij was het hoofd van een groep van achttien mannen. Zij plunderden de dorpen en terroriseerden de lokale bevolking. Ik heb twee Indonesische informanten gevraagd uit te zoeken waar Pa Tai zich bevond. Het bleek dat hij op een bepaald moment was uitgenodigd voor een groot feest. Ik ben toen met die twee informanten naar het dorp gegaan waar het feest werd gehouden. We hebben daar twee dagen de omgeving verkend en een actieplan bedacht. Op de avond van het feest hebben wij ons tussen de feestvierders begeven. Ik gaf mijn informanten ieder een pistool, terwijl zij nog nooit zo’n ding in hun handen hadden gehad. Wanneer het fout zou gaan, mochten ze schieten, maar ze moesten vooral hard wegrennen. Ik had een Tommygun zonder kolf verstopt onder mijn Sarong (een traditioneel
gewaad, red.). Op het feest werd door de bendeleden veel gedronken en gedanst. Wij hielden alles in de gaten, maar bleven afzijdig. In de ochtend gingen Pa Tai en acht van zijn mannen naar hun huis. We zijn hen gevolgd en hebben een uur gewacht totdat zij
“Ik had een Tommygun zonder kolf vestopt onder
kunnen aflopen. Ze konden immers niet eens pistoolschieten. En toch kende ik tijdens de arrestatie geen angst. Ik heb namelijk al mijn angst verloren gedurende mijn gevangenschap in Birma en Japan; daardoor ben ik nooit meer angstig geweest. Het is misschien voor u onbegrijpelijk, maar dat is het ook voor mijzelf. Op 6 maart 1951 werd u toegelaten tot de Militaire Willems-Orde. Heeft deze onderscheiding uw leven veranderd?
Het was een hele eer om de Militaire Willems-Orde uitgereikt te krijgen. Het grote defilé bij de ceremonie was erg indrukwekkend. Ik denk echter niet dat het mijn leven heeft veranderd. Ik ben ook gewoon marinier gebleven en ik deed mijn dienst zoals het moest. De media hebben wel meer aandacht voor me, maar daar geef ik niets om. Trots ben ik dan ook niet, want wat moet een mens met trots. Ik heb gedaan wat ik moest doen. En nu ben ik blij dat ik het achter de rug heb.
mijn sarong” sliepen. Vervolgens zijn we met z’n drieën naar binnen gegaan en hebben hen met veel kabaal overmeesterd. Ze waren zo verbouwereerd dat ze zich zonder slag of stoot hebben overgegeven. Vervolgens heb ik ze alle negen met paard en wagen afgevoerd naar de marinierspost. Toen ik Pa Tai op de post binnenreed, kon niemand geloven dat ik hem had gearresteerd. Gedurende de oorlog hebt u de Japanse werkkampen overleefd en in de periode daarna hebt u in Nederlands-Indië veel gevaarlijke operaties uitgevoerd. Denkt u dat er een engeltje over u waakt?
Dat moet haast wel. Als ik bijvoorbeeld terugdenk aan de arrestatie van Pa Tai, dan vraag ik me nog steeds af hoe het toch kan dat zijn arrestatie is gelukt. Ik had toen eigenlijk al dood moeten gaan. Door de onervarenheid van mijn informanten had het ook volledig fout
Over Giovanni Hakkenberg Giovanni Narcis Hakkenberg wordt op 6 december 1923 geboren in Soerabaja, Nederlands-Indië. Op zeventienjarige leeftijd start hij zijn carrière bij de Nederlandse Marine. Na de capitulatie van NederlandsIndië, wordt hij krijgsgevangene gemaakt. Hij wordt tewerkgesteld aan de Birmaspoorlijn en de steenkolen mijnen in Japan. Na de oorlog woog hij nog maar 40 kilogram. Hij blijft bij de marine en komt bij de veiligheids dienst van de Mariniersbrigade. Na enkele heldhaftige arrestaties van diverse bendeleiders, krijgt hij in 1951 bij Koninklijk Besluit de Militaire Willems-Orde toegekend. Dit is de hoogste militaire onderscheiding in Nederland. Hij woont nu samen met zijn vrouw in een Indisch woonzorg centrum in het rustieke Wageningen.
Fiat Justitia november 2009
47
2012 (september 2012) Magazine Aanspraak van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), Afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen http://www.svb.nl/int/nl/veno/index.jsp ‘Het is een wonder dat ik het heb overleefd. Giovanni Hakkenberg vertelt over de Slag in de Javazee en de Japanse dwangarbeid’
‘Het is een wonder dat ik het heb overleefd’ Ridder in de Militaire Willems-Orde, Giovanni Hakkenberg, vertelt over de Slag in de Javazee en zijn dwangarbeid aan de Birmaspoorweg en in de Japanse mijnen. 4 Aanspraak - september 2012
Bij de marine ‘Mijn ouders woonden in Soerabaja, dé marinehaven van Java. In mijn Indische familie zat vrijwel iedereen bij de marine. Op 6 december 1923 ben ik geboren als tweede zoon van de vier. Als kind was ik zo ziek van de malaria tropica dat ik drie jaar in de mugvrije bergen van Oost-Java moest logeren bij een oom. In februari 1941 meldde ik me met mijn oudste broer en acht neven als matroos bij de marine om in Europa tegen de Duitsers te gaan vechten. Op 27 februari 1942 voeren mijn opleidingsmaatje Jan Jans en ik als matrozen mee op de Hr. Ms. Kortenaer naar de Javazee om een Japanse invasievloot tegen te houden. Mijn broer en mijn acht neven zaten op de kruiser Hr. Ms. Java. ‘s Middags werd de Hr. Ms. Kortenaer midscheeps getorpedeerd door een Japanse kruiser. Binnen enkele minuten brak het schip in tweeën en zonk. In de kolkende massa werd ik onder water getrokken met mijn benen beklemd achter een staalkabel. Toch lukte het me om los te raken, maar mijn benen waren ernstig gewond. Mijn zwemvest bleek mijn redding in die woeste zee. Samen met Jan Jans en vier anderen wist ik een vlot te bemachtigen. ’s Nachts op zee dobberend heb ik gebeden. Mijn gebeden zijn slechts gedeeltelijk verhoord, want mijn broer en mijn acht neven zijn getorpedeerd en omgekomen. Tien uur later werden wij met 113 man uit zee gered door een Engelse torpedobootjager, de HMS Encounter, die ons naar Soerabaja bracht. Zwaar gewond lag ik op de kade. Jan Jans verloor ik uit het oog. Andere gewonden werden meegenomen naar Australië, maar in het tumult vergaten ze mij. Met ernstig beenletsel werd ik naar het ziekenhuis in Malang gebracht. Later moest ik mijn ouders en mijn tantes het hartverscheurende nieuws brengen dat hun zoons waren omgekomen.
Je at alles Eenmaal hersteld meldde ik me bij de marine in Malang. In maart 1942 zijn wij allen krijgsgevangen gemaakt door de Japanners. Na een jaar ‘Japans corvee’ werden we naar Jakarta gebracht en voeren we in drie dagen naar Singapore. Daar verbleven we in een Brits militair kamp. We kregen weinig te eten, maar gelukkig stonden er klapperbomen waar ik kokosnoten uit plukte. Na een maand moesten we op een vreselijk treintransport van vijf dagen naar het doorgangskamp Ban Pong in Thailand. Op dit transport vergingen we van de honger en de dorst. De wagons waren overdag gloeiend heet en ’s nachts ijskoud en iedereen kreeg dysenterie. In Ban Pong werd bekend dat wij moesten werken aan het talud van de Birmaspoorweg, die binnen 14 maanden gereed moest zijn. In al die kampen in Birma heb ik eigenlijk alleen maar aarde verplaatst. Zelfs broodmager en ziek werden we nog aan het werk geslagen door Koreaanse bewakers. Onze jongens stierven bij bosjes. We kregen net te weinig te eten, zodat je altijd honger had. Je at alles, bijvoorbeeld slakken en insecten, maar daar werd je ook ziek van. Sommigen sliepen naast de latrines vanwege chronische dysenterie. In het kamp Hindato kreeg ik beriberi, tropenzweren en dysenterie. Op een ochtend trof ik mijn maten aan weerszijden van mij dood door uitputting aan. Eind 1943 kreeg ik malaria tropica en dit bleek toch mijn redding, want ik werd ruim drie maanden naar een hospitaal in Kanchanaburi gestuurd. Pechvogel Terug in het kamp Hindato werd mij een vluchtplan voorgesteld. Die nacht zou ik meegaan, maar ik stal een olieblik, dat ik wilde verkopen voor wat geld voor onderweg. Helaas werd ik betrapt door een Koreaanse bewaker, die mij drie dagen lens heeft geslagen. Het is een wonder dat ik dat heb overleefd. 5
De Amerikanen waren goed voor ons In augustus 1945, nadat de atoombommen waren gevallen, merkten wij wel dat onze Japanse bewakers opeens stukken vriendelijker en wat nerveus werden, maar wij konden deze gedragsverandering toen niet goed plaatsen. Op die grote afstand had ik niets gemerkt van de atoombommen. Vanuit de groentetuin zag ik een Amerikaanse soldaat op een fiets aan komen en die zei: “Jullie zijn al vrij, wat doen jullie nog in het kamp?” De Amerikanen waren goed voor ons. Ze wierpen grote blikken met ijskoude chocolade uit de lucht boven ons kamp. Wij aten er gulzig van, maar het laxeerde sterk. Ik woog nog maar 40 kilo bij de bevrijding. Pas op 18 augustus 1945 kregen wij officieel te horen van de Japanse kampcommandant dat Japan had gecapituleerd. Op 1 september 1945 werden we per trein naar de haven van Nagasaki gebracht. We huiverden bij het zien van de verwoeste stad. Een Amerikaanse torpedobootjager nam alle ex-dwangarbeiders uit de omgeving mee naar de legerbasis op Okinawa. Aan boord stierven sommige jongens aan overeten. We kregen zelfs een concert van Frank Sinatra en Bing Crosby. Na een paar maanden werden we naar een Amerikaanse basis op Manilla gevlogen, waar we moesten aansterken. Het was wrang dat de Engelstalige ex-gevangenen eerder werden gerepatrieerd dan de Hollandse. Op 5 juni 1944 vertrok ik met een transport dwangarbeiders vanuit de haven van Singapore met een Franse boot, de Aramis, naar Japan. In Japan kregen we een beetje kleding om in de steenkolenmijnen in de buurt van treinstation Orio te gaan werken. Dit kamp heette Fukuoka 6 B, ook wel kamp Orio genoemd en lag op ruim 146 km ten noorden van de havenstad Nagasaki. Inmiddels had ik hongeroedeem. Het eten was er absoluut onvoldoende, we kregen alleen wat rijst en meel. De Japanse vrouwen en meisjes die de mijnlampen uitdeelden, gaven ons stiekem wat rijst. Na enkele maanden had ik drie ernstige mijnongelukken ternauwernood overleefd. Op een keer stortte er een hele muur over me heen en werd ik nog net beschermd door een houten stut. De Japanse bewaking vond mij een pechvogel, die teveel ongeluk in de mijn aantrok, zodat ik bovengronds moest gaan werken in de groentetuin. Soms kon ik stiekem iets stelen voor mezelf en mijn maten. 6 Aanspraak - september 2012
Waar was mijn familie? Officieel moest ik nog revalideren, maar ik had schoon genoeg van het lange wachten en wilde weten waar mijn familie was. Met twee KNIL-piloten, die wel oren hadden voor mijn problemen, vloog ik mee naar Batavia. Daar meldde ik me bij de marine kazerne. In afwachting van een volgende opdracht kon ik inlichtingen inwinnen, maar mijn ouders bleken spoorloos. Pas in mei 1946 werd mijn moeder vrijgelaten uit een Republikeins kamp en mijn jongste broer lieten ze in 1947 gaan. Eind maart 1946 zijn mijn vader en jongere broer teruggekeerd uit Singapore. Zij waren daar terechtgekomen na hun bevrijding uit de Werfstraatgevangenis. Begin 1946 leerde ik mijn Indische vrouw Olga Amalia de Séra kennen tijdens een bioscoopdate in Jakarta. Haar zus mocht alleen van haar ouders naar de film met haar vriend in het bijzijn van Olga. Mijn vriend koppelde Olga aan mij tijdens deze dubbeldate. In maart 1946 trouwden we.
Een wonder Na de oorlog vond ik het erg om te zien hoe de Indonesische militairen huishielden tegenover de eigen bevolking. Zij eisten bijvoorbeeld eten en belasting van mensen die toch al heel arm waren. In mei 1946 meldde ik me vrijwillig bij de Veiligheids Dienst Mariniers Brigade als tolk, omdat ik goed Maleis, Javaans en Madoerees sprak. Ze benoemden me echter meteen tot sergeant van een Indische en Ambonese mariniersbrigade. We vochten zowel tegen de vrijheidsstrijders als tegen het nieuw opgerichte Indonesische leger om de orde te handhaven op Oost-Java van september 1947 tot mei 1949. Omdat ik het gebied en de gewoonten goed kende uit mijn jeugd en de talen sprak, probeerde ik ook vaak tot vreedzame oplossingen te komen. Het liefst ging ik alleen op pad om inlichtingen in te winnen en om zelf te onderhandelen met de kamponghoofden. Zo kon ik sommige bendeleiders arresteren.
Voor vijf acties kreeg ik de Bronzen Leeuw van Prins Bernhard in 1950 en in 1951 benoemde Koningin Juliana mij in Curaçao tot Ridder der 4e klasse in de Militaire Willems-Orde, de hoogste Nederlandse dapperheidsonderscheiding. Mijn vrouw en ik spraken niet met onze vier kinderen over de oorlog. We vreesden dat ze een trauma zouden krijgen van onze verhalen. Later zouden ze zich vanzelf wel gaan verdiepen in onze geschiedenis. Bij de allereerste reünie in Bronbeek ontmoette ik mijn oude dienstmaat Jan Jans weer, die ik na de Slag in de Javazee uit het oog was verloren. Nu zitten we bij reünies altijd naast elkaar en kunnen overal over praten. Het doet me altijd goed mijn oude strijdmakkers te zien, na wat we allemaal hebben moeten doorstaan in Japanse krijgsgevangenschap. Het is een wonder dat ik het heb overleefd.’ Interview en foto’s: Ellen Lock
Giovanni en Olga Hakkenberg, Wageningen 2012. 7