Debat elektrotechnieken De elektrotechnische installatie is een onmisbaar gegeven in onze gebouwen. De (nood)verlichting, toegangscontrole, het gebouwenbeheer,… maken het gebouw functioneel, veilig, comfortabel en soms zelfs energiezuinig. Staat de bouwheer voldoende open voor die mogelijkheden en hoe worden de elektrotechnieken in nieuwe aanbestedings- en bouwformules behandeld? De antwoorden op die vragen waren de inzet van een rondetafelgesprek over elektrotechnieken bij het Leuvense studiebureau STABO.
Frank Mellaerts - Diensthoofd technieken & bestuurder bij STABO ingenieurs
Geïntegreerde aanpak voor het beste resultaat Ieder bouwproject begint bij de opdrachtgever. Hij laat zijn verwachtingen vertalen in een bouwprogramma. In hoeverre heeft hij ook al een duidelijk beeld op de elektrotechnieken in zijn bouwwens? Alles is afhankelijk van het type bouwheer dat je voor je krijgt, menen de specialisten rond de tafel. Volgens Mark Decat merk je al een groot verschil in aanpak en verwachting tussen een opdrachtgever die vaker bouwt of een bouwheer die een eenmalig project heeft. “Die eerste groep weet duidelijk wat ze wil en heeft ook een goede kennis van wat er op de markt is. Op een beurs voor de zorgsector in Duitsland kwam ik bijvoorbeeld vertegenwoordigers van Belgische ziekenhuizen tegen. Dat toont aan dat ze met de materie bezig zijn en de behoefte hebben om te verbeteren. Daar tegenover staan de opdrachtgevers die één keer bouwen. Zij staan in hun kennis vaak niet verder dan wat ze in de pers hebben vernomen.” Frank Mellaerts is het eens met die visie en trekt ze ruimer open. “Buiten de zorgsector heb je enerzijds de professionele initiatiefnemers die beroepsmatig meermaals bouwen voor de verkoop of de verhuurmarkt en anderzijds de eigenaars die
94
een eigen bedrijfsgebouw oprichten. Het grote verschil is dat de eerste groep in veel gevallen geen idee heeft welke verwachtingen of eisen de uiteindelijke gebruiker heeft. Ze bouwen dan ook zo dat het gebouw geschikt is voor een grote gemene deler van potentiële klanten. Uitgesproken keuze op het vlak van elektrotechnieken zijn dan minder opportuun. De bouwheer die in eigen beheer bouwt daarentegen heeft niet alleen een langere horizon, maar heeft ook een goed idee hoe hij het gebouw wil gebruiken. Dat inzicht in de bouwheer is belangrijk om te weten hoe je hem kunt dienen. Binnen Architectenvennootschap AR-TE en STABO hebben we een definitie van de verschillende opdrachtgevers gemaakt. Dat leidt tot vier categorieën: een groep die kostenbeperkend bouwt en enkel aan de wettelijke minimumeisen wil voldoen. Daarnaast onderscheiden we de pragmatische bouwheer: hij wil wel extra investeren op voorwaarde dat hij een realistische terugverdientijd voor die investering ziet. Een derde groep zijn de ‘imago’-bouwers: zij laten zich al sneller verleiden door snufjes. Alles draait om de waarneembare perceptie. Het blitse touch screen in de vergaderzaal is met andere woorden belangrijker dan de verwarmingsketel. De laatste groep is de
Debat elektrotechnieken
ideologische opdrachtgever. Hij bouwt vanuit een overtuiging van maatschappelijk verantwoord ondernemen of duurzaamheid en kiest vanuit die drijfveer bijvoorbeeld bewust voor een passief gebouw. Ieder type bouwheer heeft andere verwachtingen bij het gebouw en dus ook bij het ontwerp van de technieken.” Investeren om te besparen De verwachtingen zijn nog heel wat anders dan de kennis. De doorsnee opdrachtgever blijkt niet echt op de hoogte te zijn van de mogelijkheden die de techniek kan bieden. “De rol van het studiebureau technieken mag dan ook niet ondergewaardeerd worden,” meent Filip Peys. “Ik heb al meegemaakt dat het verpleegoproepsysteem in een nieuw woonzorgcentrum (WZC) na twee jaar al wordt vervangen. Wanneer de bouwheer zich degelijk laat begeleiden kan dat vermeden worden.” De techniek kan volgens Michel Grosemans drie doelen heiligen: veiligheid, functionaliteit & comfort en energiebesparing. “Ieder type opdrachtgever zal in andere mate op deze doelen inzetten. Een privéinvesteerder weet wel wat hij verwacht en kan hier gericht invulling aan geven. Een projectontwikkelaar zorgt dan weer voor een basisfunctionaliteit omdat hij de eindgebruiker niet
Debat elektrotechnieken
95
kent. Alleen de toplocaties in Brussel blijken een uitzondering op die regel. Om daar een gebouw verhuurd te krijgen, moet je gebouw een hoog kwaliteitsniveau hebben, ook de technieken.” Is de bouwheer bereid te investeren in een hoger niveau voor de elektrotechnieken, of is dit eerder een besparingspost? Hier ziet Eric Bettonville een onderscheid tussen de projectontwikkelaars en de bouwheer of eindgebruiker. Die laatste groep denkt al vaker vanuit energiebesparing en wil daarom wel meer investeren. “Klopt helemaal,” stelt Matthijs Beckers. “Op vraag van de eindgebruiker is een ontwikkelaar wel bereid te investeren. Daarom is het volgens mij belangrijk dat we als installateur vanaf de eerste stappen worden betrokken in het bouwproces. Zo kunnen we maximaal meedenken.” Michel
‘‘verhuurd Om daar een gebouw te krijgen, moet je gebouw een hoog kwaliteitsniveau hebben
’’
Grosemans en Frank Mellaerts stellen wel al een wijzigende mentaliteit bij de promotoren vast. “Ze merken ook dat hun klanten zich beter laten begeleiden in het selecteren van een kantoorruimte en daarbij ook afwegingen maken op basis van het energieverbruik. Bovendien is er nu een overaanbod op de kantorenmarkt, waardoor de eindgebruikers ruime keuze hebben. Ze moeten dus geen vrede nemen met een energieverslindend gebouw. Attesten zoals het EPC of BREEAM spelen daarin ook een rol.” Total cost of ownership In hoeverre houdt de opdrachtgever in het samenstellen van zijn pakket elektrotechnieken rekening met de totale kost over de volledige levensduur (total cost of ownership)? Steve Demeyere meent dat almaar meer opdrachtgevers op lange termijn beginnen kijken. In zijn concreet geval zit noodverlichting met een fragiel aspect: de batterij. Daar wordt dan ook aandacht aan besteed in de selectie. Ook Eric Bettonville merkt dat een bouwheer die voor eigen gebruik bouwt meer belang hecht aan een goedkopere gebruikskost en daar initieel ook meer voor wil betalen. Maar total cost of ownership (TCO) is ruimer dan het besparen op het energieverbruik, het is ook besparen op personeels- of onderhoudskosten. Led-verlichting bespaart bijvoorbeeld niet enkel op het verbruik, maar ook in onderhoudskosten omdat de verlichting een veel langere levensduur heeft. Paul Van Aerschot heeft dan weer een intelligent deurconcept waarbij de componenten zijn uitgerust met een sensor en een chip. “Die geven via het gebouwbeheersysteem aan welke onderdelen aan onderhoud toe zijn of defect zijn. Zo kun je kostenbesparend werken. De meerkost is op 5 à 6 jaar terugverdiend, maar toch kiest de opdrachtgever voor het klassieke systeem. Onbekend is onbemind.” Frank Mellaerts stelt dat energiebesparing wel vrij exact becijferd kan worden, maar dat dit voor de onderhoudskosten afhankelijk is van de specifieke situatie. “Is het onderhoud in eigen handen of wordt het uitbesteed? In het
Debat elektrotechnieken
97
eerste geval veroorzaakt een punctuele onderhoudsactie geen extra externe kosten.” Is er vanuit het standpunt van DBFMformules geen behoefte om die kostprijs beter in te schatten? Frank Mellaerts: “Er zijn weinig partijen in ons land die op basis van cijfers kunnen aantonen welk systeem nu zuiniger is in onderhoudskosten. Doorgaans verloopt dat heel empirisch.” Matthijs Beckers beaamt die visie. “We spelen bij het inschatten van de onderhoudskosten over een langere periode veelal op veilig. Het zit in de uren en niet zozeer in de keuze van de componenten.” Servicecontracten De gesprekspartners zien wel een nieuwe tendens op onderhoudsvlak: de servicecontracten. Eric Bettonville ziet ze vaker
‘‘inschatten We spelen bij het van de onderhoudskosten over een langere periode veelal op veilig
’’
opduiken. “Maar wel pas na de aanbesteding van het gebouw. En dat is zonde, want zo heeft het onderhoudsaspect geen invloed op de kwaliteit. Wanneer van bij de aanbesteding rekening wordt gehouden met het onderhoud kan de onderhoudsmanager in het ontwerp al zijn stempel drukken op het concept. Zo kan hij de materiaalkeuze sturen met het oog op een lagere onderhoudskost. Maar dat zien de opdrachtgevers nog niet voldoende in en dat is een gemiste kans.” Filip Peys stelt dan weer vast dat een onderhoudscontract zelden als optie wordt gekozen. Volgens de andere partijen ligt de reden daarvoor veeleer in het feit dat de gebouweigenaar ontzorgd wil worden door het onderhoud bij één partij te stoppen. De technische kennis aan opdrachtgeverszijde is vaak ook beperkt. Dat kan tot ongewenste effecten leiden. De specialisten bij STABO merken bijvoorbeeld dat gebouweigenaars vaak te weinig gebruik maken van de capaciteiten van hun beheersysteem. “Logischerwijs kijkt men vooral naar het resultaat en zolang de installatie het nodige comfort levert, is er niemand die zich vragen stelt bij de werking ervan. Het kan dan bijvoorbeeld perfect zijn dat het systeem 10 tot 15% zuiniger kan werken met een goede afstelling. Of dat de condensatieketel - die in back up van een warmtepomp werkt - continu draait omdat er een storing is op de warmtepomp. We proberen onze klanten daar dan ook in bij te staan om dergelijke verspilling te vermijden.” Rol in design & build? Een belangrijke evolutie in het bouwgebeuren is het werken in bouwteam via verschillende design & build-formules. In hoeverre worden de technieken al volwaardig in deze ontwerptrajecten betrokken? Frank Mellaerts erkent een dubbel gevoel te hebben bij deze samenwerkingsformules. “Als we over de afgelopen 10 jaar kijken, zien we dat vooral het ruwbouwaspect in deze werkwijze in onderling overleg wordt uitgediept. De ontwerpers en ingenieurs kunnen overleggen met de aannemer ruwbouw-
Debat elektrotechnieken
99
werken en kunnen ontwerp en uitvoering zo diepgaand op elkaar afstemmen. Maar voor de technieken ontbreekt die wisselwerking. Er zitten doorgaans geen aannemers technieken of sanitair aan tafel met wie we als ingenieurs de uitvoering al in de ontwerpfase kunnen afstemmen. Die aannemers worden vaak via offertevraag pas in uitvoeringsfase in het project betrokken. Al moet ik erkennen dat er hier ook stilaan verandering in komt. Tegenwoordig komt het al wel voor dat we in overleg met de uitvoerders kunnen ontwerpen.” En de fabrikanten, hebben zij een rol in dergelijke samenwerkingen? “Ja, maar vaak te laat,” klinkt het aan tafel. Steve Demeyere geeft daarbij aan dat fabrikanten vaak pas laattijdig worden betrokken en daardoor nog maar weinig invloed kunnen hebben op het concept. Michel Grosemans is van oordeel dat de kennis in eerste instantie bij het studiebureau technieken zit en dat zij het concept uitwerken. “Bij detailvragen zullen ze de fabrikanten contacteren. Vroeger zag je dan dat de fabrikanten in een latere fase tegen elkaar werden uitgespeeld voor de meest prijsgunstige oplossing. Nu merk ik toch ook dat firma’s al in het begin van het traject een keuze maken en je onmiddellijk als partner betrekken.” Eric Bettonville merkt nog maar weinig van die trend. “We zien nog vaak dat er 10 tot 15 prijsvragen gedaan worden. Zo neigt zo’n bouwteamformule ook al weer snel naar een klassieke aanbesteding.” Prestatiebestek, neen dank u Een voor de hand liggende piste om het maximale uit de elektrotechnische installatie te halen, is de keuze voor een prestatiebestek. Toch blijken de partijen rond de tafel niet warm te lopen voor deze piste. Frank Mellaerts geeft aan dat het studiebureau sowieso al terughoudend zal zijn in het kiezen voor deze piste wanneer de wetgeving op overheidsopdrachten van toepassing is. “Zo’n puntensysteem vraagt niet alleen heel wat tijd in de beoordeling, maar er hangt ook een groter risico op juridische procedures aan vast. Daardoor dreig je als opdrachtgever op het einde van de rit nog met lege handen te komen staan, ook al zijn de bedoelingen van het
100
prestatiebestek goed.” Michel Grosemans vraagt zich af wie garandeert dat een prestatiebestek een betere kwaliteit biedt. “Je hebt immers geen garantie dat de (hoofd)aannemer zijn onderaannemers niet zal kiezen voor een minderwaardig alternatief en wat is de definitie van die kwaliteit?” Frank Mellaerts oppert dat dit risico weggenomen wordt door het project op te delen in verschillende percelen. Dan nog vraagt Michel Grosemans zich af hoe je kunt vermijden dat je met een minder kwalitatieve oplossing in zee gaat. “Omschrijvingen moeten voldoende breed zijn om alternatieven toe te laten en de concurrentie te laten spelen. Fabrikanten kunnen veel beweren over kwaliteit, maar ze moeten ook de daad bij het woord voegen. Dan kun je wel een onderscheid maken. Misschien is het zinvol dat de fabrikanten of leveranciers gebonden worden aan een meerjarig ‘all inclusive’ onderhoudscontract. Zo moeten ze hun woorden hard maken, en krijg je als opdrachtgever zekerheid over de geboden kwaliteit.” Opleidingsrapport Om af te ronden: hoe zit het met de kennis aan uit-
‘‘
Omschrijvingen moeten voldoende breed zijn om alternatieven toe te laten en de concurrentie te laten spelen
’’
Debat elektrotechnieken
voerderszijde? Zijn de aannemers mee? En hoe is het gesteld met de kennis van de instromende jongeren? Voor de specialisten op de vloer is het een hele opgave om de snelle evolutie van de technieken te blijven bijbenen. “We proberen regelmatig opleiding te volgen en de hoogst noodzakelijke kennis door te geven aan de jongens op de werf. We dienen immers op de hoogte te zijn van de installaties,” stelt Matthijs Beckers. Michel Grosemans stelt zich hardop de vraag of de technische installatie zo complex moet zijn. “Houdt er iemand wel rekening met de jongens op de werf die het concept in de praktijk moeten vertalen? Die mannen – en vrouwen – krijgen onbekende nieuwe systemen in handen met een complexe handleiding waarmee ze een uur moeten puzzelen voor ze ermee aan de slag kunnen. Als zij mogen kiezen, nemen ze de technieken die ze kennen. Zo bouwen ze zekerheid voor zichzelf in. Het is ook belangrijk dat ze begrijpen welk concept er achter de technische installatie zit. Maar daar zijn ze zelden voor opgeleid.” Volgens Glen Steenhout nemen de elektrotechnische bedrij-
‘‘
Misschien is het zinvol dat de fabrikanten of leveranciers gebonden worden aan een meerjarig ‘all inclusive’ onderhoudscontract
’’
ven meer gespecialiseerde mensen in dienst om hier net een antwoord op te kunnenbieden. “Maar dat heeft zijn kostprijs,” merkt Eric Bettonville op. Je ziet dus ook de tendens dat de bedrijven kennis gaan zoeken bij de leveranciers en zich door hen laten begeleiden in het studiewerk of de werfvergaderingen.” De kennis bij de schoolverlaters vinden de gesprekspartners onvoldoende. “De jongeren zijn niet mee in de nieuwe technieken.” Al proberen sommige scholen wel bij te benen meent Glen Steenhout. “We krijgen regelmatig vragen van scholen naar de laatste stand in de technieken. Soms geven we ook presentaties op school. Maar vaak blijft het dan bij dat eenmalige contact.” Frank Mellaerts is van oordeel dat we niet van de scholen kunnen verwachten dat ze leerlingen afleveren die volledig op de hoogte zijn. “Het volstaat wanneer studenten of leerlingen een brede basis hebben waarmee ze met wat bijkomende scholing door hun werkgever kunnen inpikken op de praktijk.” Mark Decat volgt die denkpiste, maar hij maakt toch een kanttekening bij de attitude van de jongeren. “Hun verwachtingen zijn heel hoog, ze willen een bedrijfswagen, willen zich niet meer vuil maken, maar de eigen motivatie en inbreng die ze daar tegenover zetten is eerder mager.” Matthijs Beckers maakte het al meer dan eens mee dat een jongere komt solliciteren voor een job als elektricien en daarbij onomwonden aangeeft dat hij enkel leidingen in de muur wil plaatsen, maar de kap- en slijpwerken niet voor zijn rekening wilde nemen. “Je moet het al durven in een sollicitatie. De mentaliteit van de jongeren is volgens mij niet meer zoals vroeger. Toen ik 12 jaar geleden ging solliciteren, was ik blij dat ik een job kreeg. Zwijg stil dat ik dergelijke eisen zou durven stellen tijdens het gesprek.” Maar het is een kwestie van vraag en aanbod. De instroom in de technische richtingen is te laag. En dat vertaalt zich naar de instroom op de werkvloer. Het is de kunst er de parels uit te kiezen. Tekst: TiM Vanhove Fotografie: Marc Sourbron
Debat elektrotechnieken
101
Wie is wie?
‘‘
Mark Decat
Bestuurder van Essec healthcare
De verwachtingen van de jongeren zijn hoog, maar ze zijn niet bereid daar zelf veel tegenover te zetten
‘‘
Sommige scholen proberen wel bij te blijven in de nieuwe stand van de techniek. Maar vaak slagen ze er niet in om hun leerlingen meer dan een eenmalig kennismakingsmoment te bieden
In het ontwerp wordt nog te weinig rekening gehouden met het onderhoudsaspect. Dat zou de gebruikskost gunstig kunnen beïnvloeden
’’
Matthijs Beckers
Projectleider bij EL Systems
‘‘
De rol van het studiebureau technieken mag niet ondergewaardeerd worden. Anders loopt de bouwheer het risico verkeerde keuzes te maken
’’
Steve Demeyere
Accountmanager bij Van Lien Noodverlichting
‘‘
Er zijn nog maar weinig partijen in ons land die op basis van cijfergegevens de beste technieken kunnen kiezen met het oog op een optimale onderhoudskost. Vaak is het empirisch inschatten
’’
Paul Van Aerschot CEO bij Syntegro
Business consultant bij Honeywell Building Solutions
‘‘
De elektrotechnische installatie heeft drie doelen: veiligheid, energiebesparing en comfort en functionaliteit. Iedere opdrachtgever vult die op een andere manier in
COO bij Gia Systems
‘‘
Glen Steenhout
’’
Michel Grosemans
’’
Eric Bettonville
’’
Accountmanager bij Axioma
‘‘
Het is een hele uitdaging om de snelle evolutie van alle technieken bij te benen. We proberen maximaal opleidingen te volgen en de nodige kennis door te geven aan de mannen op de werkvloer Filip Peys
’’
Area Sales Manager bij Abyz
‘‘
Meedenken in bouwteam: graag. Maar dat kan alleen wanneer we tijdig in een project betrokken worden
’’
Frank Mellaerts
Diensthoofd technieken & bestuurder bij STABO ingenieurs
‘‘
Wanneer het beheer van de technieken bij specialisten zit, kan het gemotiveerd, efficiënt en goedkoper gebeuren
Debat elektrotechnieken
’’
103