GEMEENTE AMSTERDAM STADSDEEL BOS EN LOMMER
BESTEMMINGSPLAN “LANDLUST” Onderdeel II: Voorschriften en bijzondere bepalingen
21 november 2006
1
VOORSCHRIFTEN EN BIJZONDERE BEPALINGEN INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk A. Inleidende bepalingen Art. 1. Begripsbepalingen Art. 2. Wijze van meten Art. 3. Hoogte-aanduidingen Hoofdstuk B. Bepalingen met betrekking tot de bestemmingen Art. 4. Centrumdoeleinden I (CI) Art. 5. Centrumdoeleinden II (CII) Art. 6. Woondoeleinden (W) Art. 7. Maatschappelijke doeleinden (M) Art. 8. Bedrijfsdoeleinden (B) Art. 9. Tuinen (T) Art. 10. Voortuinen (Vt) Art. 11. Verkeersareaal (Va) Art. 12. Verblijfsgebied (Vg) Art. 13. Water (Wa) Art. 14. Groenvoorzieningen (G) Art. 15. Primair waterkeringsdoeleinden Hoofdstuk C. Algemene bepalingen Art. 16. Gebruik van gronden en bouwwerken Art. 17. Algemene vrijstellingsbevoegdheden Art. 18. Algemene wijzigingsbevoegdheid Art. 19. Algemeen procedurevoorschrift Hoofdstuk D. Overgangs- en slotbepalingen Art. 20. Bouwen in strijd met het bestemmingsplan Art. 21. Gebruik in strijd met het bestemmingsplan Art. 22. Strafbepaling Art. 23. Titel
Bijlagen bij de voorschriften Bijlage 1. Staat van Horeca-activiteiten Bijlage 2. Staat van Inrichtingen
2
Hoofdstuk A. Inleidende bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen In deze voorschriften en bijzondere bepalingen wordt verstaan onder: 1. het plan: het bestemmingsplan “Landlust” van het stadsdeel Bos en Lommer van de gemeente Amsterdam, zoals vervat in de plankaart en deze voorschriften, zijnde onderdeel I. 2. de plankaart: de tekening nummer LL-BP_241005, bestaande uit 1 kaartblad met bijbehorende verklaring, van het bestemmingsplan Landlust. 3. aan- en uitbouw: een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 4. aan-huis-gebonden beroep: het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen worden uitgeoefend. 5. antennedrager: een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 6. antenne-installatie: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading, en de al dan niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. 7. bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 8. belhuis: een bedrijf dat zich in hoofdzaak richt op publiekgerichte dienstverlening op het gebied van telefoon- of faxvoorzieningen. 9. belwinkel: een bedrijf dat zich in hoofdzaak richt op detailhandel als ook op publiekgerichte dienstverlening op het gebied van telefoon- of faxvoorzieningen, mits deze niet meer dan 40% van het totale vloeroppervlak uitmaken. 10. bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak. 11. bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming. 12. bijgebouw: een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw. 13. bouwen:
3
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en vergroten van een bouwwerk. 14. bouwhoogtescheidingslijn: een op de plankaart aangegeven lijn die de scheiding aangeeft tussen de gedeelten van een bestemmingsvlak waarvoor verschillende maximale bouwhoogten gelden. 15. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke, of bij benadering gelijke hoogte, liggende vloeren is begrensd, met uitzondering van bijzondere bouwlagen. 16. bijzondere bouwlagen: kelders, souterrains, dakopbouwen en kappen. 17. bouwwerk: elke constructie van enige omvang, welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 18. consumentverzorgende dienstverlening: het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten en bij dienstverlening behorende en/of daaraan verwante dienstverlening met overwegend een baliefunctie, zoals bank(filialen), reisbureaus, assurantiekantoren, makelaardijen en aan detailhandel verwante dienstverlening zoals kappers, schoenmakers en fietsenmakers. 19. consumentenvuurwerk: vuurwerk voor particulier gebruik. 20. dakopbouw: een bijzondere bouwlaag waarvan het vloeroppervlak ten hoogste 20% van het vloeroppervlak van de daaronder gelegen bouwlaag omvat. 21. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 22. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk overdekt geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 23. geluidsgevoelige objecten geluidsgevoelige objecten zoals bedoeld in artikel 82 lid 2 van de Wet Geluidhinder (16 februari 1979, Stb. 99, laatst gewijzigd 8 maart 2006, Stb. 530/53) en zoals genoemd in artikel 4 van het Besluit Grenswaarden binnen zones langs wegen (20 november 1981, Stb. 688, laatst gewijzigd 17 april 2002, Stb. 203 jo. 16 oktober 2002, Stb. 516). 24. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 25. horecabedrijf: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar zaalaccommodaties worden geëxploiteerd, niet zijnde een hotel of (jeugd)herberg. 26. kantoor: beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en/of wetenschappelijk gebruik.
4
27 . kap: een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven welke uit tenminste twee elkaar snijdende, hellende vlakken bestaat. 28. kelder: een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,50 meter boven het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen. 29. maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen, mits deze detailhandel of horeca niet meer dan 30% van het totale vloeroppervlak uitmaken. 30. nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 31. prostitutiebedrijf: een bedrijf waar seksuele diensten tegen een materiële vergoeding worden aangeboden. 32. seksinrichting: een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of vertoningen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard waaronder begrepen een prostitutiebedrijf. 33. souterrain: een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,50 meter boven het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen. 34. speelautomatenhal: een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin ten behoeve van het publiek meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld. 35. Staat van Horeca-activiteiten: de Staat van Horeca-activiteiten die van deze voorschriften deel uitmaakt. 36. Staat van Inrichtingen: de Staat van Inrichtingen die van deze voorschriften deel uitmaakt. 37. waterkering dit is een strook grond dat het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie (onder water lopen) 38. woonboot: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf. 39. woonschip een woonboot die herkenbaar is als een van origine varend schip en die, naar gelang het type schip, in elk geval is voorzien van originele kenmerken zoals een stuurhut, een roer, gangboorden, een luikenkap, een mast en zwaarden; in geen geval mag het schip voorzien zijn van een opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt. 40. woonvaartuig
5
een woonboot met een casco dat herkenbaar is als dat van een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt. 41. woonark: een woonboot, niet zijnde een woonschip, of woonvaartuig dat feitelijk niet geschikt is om mee te varen en dat wordt gebruikt als, of is bestemd tot woon- en/of nachtverblijf.
6
Artikel 2. Wijze van meten Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1. de breedte, lengte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren. 2. de oppervlakte van een gebouw: tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren. 3. de bouwhoogte van een gebouw: tussen de bovenkant van het gebouw en het peil, met inbegrip van antennes, liftkokers, schoorstenen, en andere ondergeschikte bouwdelen. 4. de goot (of boeibord)hoogte van een gebouw de hoogte gemeten tussen de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil; met dien verstande dat: a. indien zich op de achterzijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte wordt aangemerkt; b. indien zich op de voorzijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte wordt aangemerkt. 5. de bouwhoogte van een “extra” bouwlaag: tussen de bovenkant van de bouwlaag en de bovenkant van het dak. 6. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde: tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het gemiddeld aangrenzend peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend. 7. de bouwhoogte van een antenne-installatie: tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; indien de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager. 8. de begrenzing van de onderscheidene bestemmingen: door middel van meting op de plankaart met een nauwkeurigheidsgraad van 1,00 meter. 9. bebouwingspercentage: een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven maximum bebouwingspercentage geeft aan hoeveel van het bestemmingsvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bestemmingsvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk B anders is bepaald. 10. de bouwhoogte van een dakterrasafscheiding: tussen het hoogste punt van de dakterrasafscheiding en de bovenkant van het dak. 11. peil: a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdingang); b. in andere gevallen, waar de hoofdingang niet onmiddellijk aan een weg grenst en voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
7
12. bedrijfsvloeroppervlak: het totale vloeroppervlak van een kantoor, winkel, bedrijf of voorziening met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 13. dubbeltelbepaling: gronden, welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven in de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
8
Artikel 3. Hoogteaanduidingen lid 1: Voor de maximaal toelaatbare bouw- en goothoogte van gebouwen dienen – onverminderd het bepaalde in lid 3 en hoofdstuk B en behoudens eventuele vrijstelling – de op de plankaart aangegeven hoogten in acht genomen te worden. lid 2: De in lid 1 bedoelde hoogten mogen met maximaal 5 meter worden overschreden door antennes, niet zijnde schotelantennes en met maximaal 3 meter door schotelantennes inclusief antennedrager, satellietontvangers, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk B anders is bepaald. lid 3: De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag – tenzij in hoofdstuk B of de overige voorschriften anders is bepaald – ten hoogste bedragen: -
erf- en terreinafscheidingen: erf- en terreinafscheidingen in de bestemming ‘Voortuinen’: lichtmasten: overig straatmeubilair: vrijstaande antennes ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast: - schotelantennes inclusief antennedrager: - speeltoestellen - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
2 1 9 6
meter meter meter meter
15 meter 3 meter 9 meter 3 meter
9
Hoofdstuk B. Bepalingen met betrekking tot de bestemmingen
Artikel 4. Centrumdoeleinden I (CI) doeleindenomschrijving lid 1: De gronden, op de plankaart bestemd voor “Centrumdoeleinden I” (CI), zijn aangewezen: A. tot en met de eerste bouwlaag voor gebouwen ten dienste van: detailhandel consumentverzorgende dienstverlening, met dien verstande dat belhuizen niet zijn toegestaan horecabedrijven in de categorieën I, III en IV, zoals genoemd in de Staat van Horecaactiviteiten maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van geluidsgevoelige objecten) toegangen tot woningen in de tweede bouwlaag en hoger
-
een en ander met inbegrip van daarbij behorende kelders, bergingen en andere nevenruimten. B. voor wat betreft de tweede bouwlaag en hoger voor woningen met inbegrip van daarbij behorende bergingen en andere nevenruimten. C. voor bouwwerken geen gebouw zijnde. voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de daar beschreven doeleinden. lid 3: Voor het bouwen gelden de aanwijzingen en aanduidingen op de plankaart, met dien verstande dat: -
-
de maximaal toegestane bouwhoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakterrasafscheidingen, met een bouwhoogte van ten hoogste 1,20 meter gemeten vanaf de bovenkant van het hoofdgebouw en door toegangsconstructies van maximaal 0,50 meter gemeten vanaf de bovenkant van het hoofdgebouw; het dakterras en de dakterrasafscheidingen op een afstand van ten minste 1,70 meter uit de voorgevel worden gebouwd.
lid 4: Met betrekking tot de in de leden 1 en 2 genoemde gronden, bebouwing en functies gelden voorts de volgende maxima: Horeca categorieën I, III en IV: Gezamenlijk aantal vestigingen: maximaal vloeroppervlak per vestiging:
6 250 m 2
Belwinkels: Gezamenlijk aantal vestigingen:
1
10
lid 5: De in lid 1 genoemde woningen mogen tevens worden gebouwd en gebruikt ten behoeve van het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen, met dien verstande dat de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft, hiertoe ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van een woning gebruikt wordt en het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend. lid 6: De eventueel onbebouwd blijvende delen van de in lid 1 genoemde gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming van de aangrenzende gronden.
11
Artikel 5. Centrumdoeleinden II (CII) doeleindenomschrijving lid 1: De gronden, op de plankaart bestemd voor “Centrumdoeleinden II” (CII), zijn aangewezen: A. Tot en met de eerste bouwlaag voor gebouwen ten dienste van: -
detailhandel consumentverzorgende dienstverlening, met dien verstande dat belhuizen en belwinkels niet zijn toegestaan horecabedrijven in de categorieën I en IV, zoals genoemd in de Staat van Horecaactiviteiten maatschappelijke voorzieningen (met uitzondering van geluidsgevoelige objecten) bedrijven uit de categorieën I en II (met uitzondering van garagebedrijven), zoals genoemd in de Staat van Inrichtingen kantoren toegangen tot woningen in de tweede bouwlaag en hoger
alsmede B. Ter plaatse van de nadere aanwijzing (w) overal voor wonen, met dien verstande dat zodra het gebruik als wonen is gewijzigd in de onder A. genoemde functies, een functiewijziging terug naar wonen niet is toegestaan. C. Ter plaatse van de Bos en Lommerweg 98 t/m 120 en 77 t/m 161 voor horecabedrijven uit categorie III, zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten; D. tevens ter plaatse van het adres: -
Bloys van Treslongstraat 52/54 ten dienste van een inrichting voor motorvoertuigen; Bos en Lommerweg 70 ten dienste van een seksinrichting;
E. een en ander met inbegrip van daarbij behorende kelders, bergingen en andere nevenruimten; F. voor wat betreft de tweede bouwlaag en hoger voor woningen met inbegrip van daarbij behorende bergingen en andere nevenruimten; G. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de daar beschreven doeleinden.
12
lid 3: Voor het bouwen gelden de aanwijzingen en aanduidingen op de plankaart, met dien verstande dat: a.
ter plaatse van de nadere aanwijzing (o) mag de op de plankaart aangegeven maximaal toelaatbare bouwhoogte worden overschreden met één extra bouwlaag, met dien verstande dat: de bouwhoogte van de “extra” bouwlaag ten hoogste 3,40 meter mag bedragen; de “extra” bouwlaag ten minste 1,70 meter uit de voorgevel dient te worden gebouwd;
b.
de op de plankaart aangegeven maximaal toelaatbare bouwhoogte en de onder a aangegeven maximale hoogte van de “extra” bouwlaag mogen worden overschreden door dakterrassen, met dien verstande dat: -
-
dakterrasafscheidingen een bouwhoogte van ten hoogste 1,20 meter kennen, gemeten vanaf de bovenkant van het hoofdgebouw of vanaf de bovenkant van de “extra” bouwlaag; toegangsconstructies een bouwhoogte van ten hoogste 0,50 meter kennen, gemeten vanaf de bovenkant van het hoofdgebouw of vanaf de bovenkant van de “extra” bouwlaag; het dakterras en de dakterrasafscheidingen op een afstand van ten minste 1,70 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en in het geval van dakterrassen op de “extra” bouwlaag op 1,70 meter uit de voorgevel van de “extra” bouwlaag worden gebouwd. geen dakterrassen zijn toegestaan ter plaatse van de op de plankaart als zodanig aangegeven panden.
lid 4: horeca categorieën I, III en IV: -
gezamenlijk aantal vestigingen voor wat betreft de Bos en Lommerweg 98 t/m 120 en 77 t/m 161: 8 gezamenlijk aantal vestigingen voor wat betreft de overige straten: 5
detailhandel, horeca, kantoren en bedrijven: -
maximaal vloeroppervlak per vestiging: 250 m2 alsmede ter plaatse van de Bos en Lommerweg 117 voor een detailhandelsvestiging van maximaal 750 m 2 bij bedrijven ten hoogste 25% van het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging is bestemd voor gebruik ten behoeve van opslag
lid 5: De in lid 1 genoemde woningen mogen tevens worden gebouwd en gebruikt ten behoeve van het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen, met dien verstande dat de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft, hiertoe ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van een woning gebruikt wordt en het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend. lid 6: Met betrekking tot de in lid 1 sub D genoemde functies geldt, dat indien dit gebruik zich wijzigt, het betreffende pand niet opnieuw ten behoeve van die functie in gebruik mag worden genomen. lid 7: De eventueel onbebouwd blijvende delen van de in lid 1 genoemde gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming van de aangrenzende gronden.
13
Artikel 6. Woondoeleinden (W) doeleindenomschrijving lid 1: De gronden, op de plankaart bestemd voor “Woondoeleinden” (W), zijn aangewezen voor gebouwen bevattende woningen met inbegrip van daarbij behorende kelders, bergingen en andere nevenruimten, alsmede voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de daar beschreven doeleinden. lid 3: Voor het bouwen gelden de aanwijzingen en aanduidingen op de plankaart, met dien verstande dat: a.
ter plaatse van de nadere aanwijzing (o) mag de op de plankaart aangegeven maximaal toelaatbare bouwhoogte worden overschreden met één extra bouwlaag, met dien verstande dat: de bouwhoogte van de “extra” bouwlaag ten hoogste 3,40 meter mag bedragen; de “extra” bouwlaag ten minste 1,70 meter uit de voorgevel dient te worden gebouwd;
b.
de op de plankaart aangegeven maximaal toelaatbare bouwhoogte en de onder a aangegeven maximale hoogte van de “extra” bouwlaag mogen worden overschreden door dakterrassen en met dien verstande dat: -
c.
dakterrasafscheidingen een bouwhoogte van ten hoogste 1,20 meter kennen, gemeten vanaf de bovenkant van het hoofdgebouw of vanaf de bovenkant van de “extra” bouwlaag; toegangsconstructies een bouwhoogte van ten hoogste 0,50 meter kennen, gemeten vanaf de bovenkant van het hoofdgebouw of vanaf de bovenkant van de “extra” bouwlaag; het dakterras en de dakterrasafscheidingen op een afstand van ten minste 1,70 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en in het geval van dakterrassen op de “extra” bouwlaag op 1,70 meter uit de voorgevel van de “extra” bouwlaag worden gebouwd. geen dakterrassen zijn toegestaan ter plaatse van de op de plankaart als zodanig aangegeven panden.
de gronden, welke op de plankaart nader zijn aangegeven als onderdoorgangen, tot een hoogte van minimaal 3,50 meter niet mogen worden bebouwd. Met betrekking tot de op de plankaart aangegeven onderdoorgangen in de Anna van Burenstraat geldt een minimum hoogte van 4,50 meter.
lid 4: De in lid 1 genoemde woningen mogen tevens worden gebouwd en gebruikt ten behoeve van het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen, met dien verstande dat de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft, hiertoe ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van een woning gebruikt wordt en het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend. lid 5: De eventueel onbebouwd blijvende delen van de in lid 1 genoemde gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming van de aangrenzende gronden.
14
Artikel 7. Maatschappelijke doeleinden (M) doeleindenomschrijving lid 1: De gronden, op de plankaart bestemd voor ‘Maatschappelijke doeleinden’ (M), zijn aangewezen voor: A.
gebouwen en voorzieningen ten dienste van maatschappelijke voorzieningen, zoals omschreven in artikel 1 sub 29, met inbegrip van daarbij behorende kelders, bergingen en andere nevenruimten.
B.
tuinen en erven.
C.
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de daar beschreven doeleinden. lid 3 Met betrekking tot de in de leden 1 en 2 genoemde gronden, bebouwing en functie gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepaling: -
ter plaatse van de nadere aanwijzing (g) geen geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen mogen worden gerealiseerd.
15
Artikel 8. Bedrijfsdoeleinden (B) doeleindenomschrijving lid 1 De gronden, op de plankaart bestemd voor ‘Bedrijfsdoeleinden’ (B) zijn aangewezen voor gebouwen ten dienste van bedrijven uit categorie I en II van de Staat van Inrichtingen en met inbegrip van daarbij behorende, kelders, bergingen en andere nevenruimten, alsmede voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de aldaar omschreven doeleinden, met dien verstande, dat het oppervlak van de bij een bedrijf behorende kantoorruimte per vestiging maximaal 40% mag bedragen. lid 3 Voor het bouwen gelden de aanwijzingen en aanduidingen op de plankaart. lid 4: De eventueel onbebouwd blijvende delen van de in lid 1 genoemde gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming van de aangrenzende gronden.
16
Artikel 9. Tuinen (T) doeleindenomschrijving lid 1: De gronden, op de kaart bestemd voor ‘Tuinen’ (T), zijn aangewezen voor tuinen. voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op de in lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bijgebouwen en aan- en uitbouwen alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, alsmede ten dienste van de bestemming van de aangrenzende hoofdbebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat: a. de diepte van een aan- of uitbouw aan het hoofdgebouw ten hoogste 2,50 meter bedraagt; b. het gezamenlijke grondoppervlak van bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende tuin bedraagt; c. het gezamenlijke grondoppervlak van bijgebouwen ten hoogste 30 m² bedraagt; d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedraagt, vermeerderd met 0,25 meter tot ten hoogste 4,00 meter; e. de bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 3,00 meter bedraagt; f. dakterrassen uitsluitend zijn toegestaan op aan- en uitbouwen; g. de hoogte van de dakterrasafscheidingen ten hoogste 1,20 meter bedraagt, gemeten vanaf de bovenkant van de aan- of uitbouw; h. aan- en uitbouwen uitsluitend mogen worden gebruikt overeenkomstig het gebruik van het bijbehorende hoofdgebouw. lid 3: Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 16 lid 1 van deze voorschriften wordt in elk geval aangemerkt het gebruik van de in lid 1 genoemde gronden ten dienste van het parkeren van motorvoertuigen alsmede van opslagdoeleinden.
17
Artikel 10. Voortuinen (Vt) doeleindenomschrijving: lid 1: De gronden, op de kaart bestemd voor ’Voortuinen’ (Vt), zijn aangewezen voor voortuinen. voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op de in lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend erfafscheidingen met een maximum bouwhoogte van 1 meter worden gebouwd. lid 3: Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 16, lid 1 van deze voorschriften wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken of laten gebruiken van de in lid 1 genoemde gronden ten dienste van het parkeren van motorvoertuigen.
18
Artikel 11. Verkeersareaal (Va) doeleindenomschrijving lid 1: De gronden, op de plankaart bestemd voor ‘Verkeersareaal’ (Va), zijn aangewezen voor: A. B. C. D. E. F. G.
rijwegen, fiets- en voetpaden in- en uitritten ten behoeve van gebouwde parkeervoorzieningen bebouwing ten dienste van ondergrondse huisvuilverzamelsystemen ongebouwde parkeervoorzieningen geluidwerende voorzieningen groen- en speelvoorzieningen voor zover gelegen onder de op de plankaart nader aangegeven bruggen, tevens voor vaarwater
voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
19
Artikel 12. Verblijfsgebied (Vg) doeleindenomschrijving lid 1: De gronden, op de plankaart bestemd voor ‘Verblijfsgebied’ (Vg), zijn aangewezen voor: A. B. C. D.
verblijfsgebied met inbegrip van daarbij behorende voetpaden, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen bebouwing ten dienste van ondergrondse huisvuilverzamelsystemen daar waar op de plankaart nader aangeduid met (v), tevens voor een speelvijver bouwwerken geen gebouwen zijnde
voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. lid 3: Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 16, lid 1 van deze voorschriften wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken of laten gebruiken van de in lid 1 genoemde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.
20
Artikel 13. Water (Wa) doeleindenomschrijving lid 1: De gronden, op de plankaart bestemd voor ‘Water’ (Wa), zijn aangewezen voor: A. vaarwater, sierwater, afwateringskanalen en aan het water grenzende groenvoorzieningen B. ter plaatse van de aanduiding ‘brug’ tevens voor verkeersareaal ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen C. daar waar op de plankaart nader aangeduid, tevens voor ligplaatsen voor woonboten voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op de in lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de aldaar omschreven bestemming, worden gebouwd. lid 3: Met betrekking tot de in lid 1 genoemde woonboten gelden de volgende maxima: aantal: lengte: breedte: hoogte:
13 35 8 6
woonboten meter meter meter
lid 4: Als verboden gebruik, als bedoeld in artikel 16, lid 1 van deze voorschriften, wordt in elk geval aangemerkt: A. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegplaats voor woonboten, bedrijfsschepen en binnenvaartschepen buiten de op de kaart daarvoor nader aangeduide locaties B. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als opslag-, stort-, of bergplaats van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer en het normale onderhoud van de gronden.
21
Artikel 14. Groenvoorzieningen (G) doeleindenomschrijving lid 1: De gronden, op de plankaart bestemd voor “Groenvoorzieningen” (G), zijn aangewezen voor groenvoorzieningen met inbegrip van daarbij behorende fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, sierwater en kademuren. voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op en onder de in lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de aldaar omschreven bestemming worden gebouwd. lid 3: Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 16, lid 1 van deze voorschriften wordt in elk geval aangemerkt het gebruik of laten gebruiken van de in lid 1 genoemde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen alsmede voor tuinen.
22
Artikel 15. Primair waterkeringsdoeleinden doeleindenomschrijving: lid 1: De gronden, op de plankaart bestemd voor “Primair waterkeringsdoeleinden”, zijn primair aangewezen voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering. voorschriften omtrent bouwen en gebruik lid 2: Op de in lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de aldaar omschreven bestemming worden gebouwd. vrijstelling lid 3: Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door het Dagelijks Bestuur is verleend. Het Dagelijks Bestuur is bevoegd vrijstelling te verlenen indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad. lid 4: Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het Dagelijks Bestuur schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
23
Hoofdstuk C. Algemene bepalingen Artikel 16. Gebruik van gronden en bebouwing lid 1: Het is verboden gronden en bebouwing te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming en de daarbij gegeven voorschriften. lid 2: Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als: a. b. c.
opslagplaats voor bagger en grondspecie; opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen; uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
lid 3: Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken voor: a. b. c. d.
speelautomatenhallen; seksinrichtingen (onverlet het bepaalde in artikel 5, lid 1 sub D) en prostitutiebedrijven; inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet; de opslag van consumentenvuurwerk.
lid 4: Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: a. vormen van gebruik zoals bedoeld in lid 2 en 3, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt; b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming; c. het uitoefenen van detailhandel voorzover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de voorschriften is toegestaan. lid 5: Het Dagelijks Bestuur verleent vrijstelling van het bepaalde in lid 1 indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
24
Artikel 17. Algemene vrijstellingsbevoegdheden Algemene vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen lid 1: Het Dagelijks Bestuur is bevoegd vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan, met dien verstande dat: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% wordt toegestaan; b. in het plangebied worden gebouwd: gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen (maximum bouwhoogte 4,00 meter, maximum vloeroppervlak 20 m 2) alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, beeldende kunstuitingen, straatmeubilair, vrijstaande muren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van de opslag van afval en geluid- en windhinderbeperkende voorzieningen; c. de op de plankaart aangegeven bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen met ten hoogste 2,00 meter worden overschreden ten behoeve van bordessen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen; Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Inrichtingen lid 2: Het Dagelijks Bestuur is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. Artikel 5 en 8 om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan de toegestane categorie, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de gelaten categorieën van de Staat van Inrichtingen; b. Artikel 5 en 8, om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Inrichtingen zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in de Staat van Inrichtingen opgenomen categorieën. lid 3: Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en slechts voorzover het voor de uitvoering van het plan strikt noodzakelijk is.
25
Artikel 18. Algemene wijzigingsbevoegdheid Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen Het Dagelijks Bestuur is bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% vergroot worden. Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van Staat van Inrichtingen Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van deze voorschriften, het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin, dat: a. Aan de Staat van Inrichtingen bedrijven en/of bedrijfsvormen worden toegevoegd; b. In de Staat van Inrichtingen opgenomen bedrijven en bedrijfssoorten worden ingedeeld bij een andere categorie.
Artikel 19. Algemeen procedurevoorschrift Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen: a. b. c. d.
het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende 6 weken ter inzage; het Dagelijks Bestuur maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meerdere dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente verspreid worden, en op de gebruikelijke wijze bekend; de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het Dagelijks Bestuur zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
26
Hoofdstuk D. Overgangs- en slotbepalingen Artikel 20. Bebouwing in strijd met het bestemmingsplan lid 1: Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan afwijkt van het plan en dat hetzij op het tijdstip van terinzagelegging, hetzij na dit tijdstip, is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mag, mits de bestaande afwijkingen niet worden vergroot: a. b.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; geheel worden vernieuwd indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan.
lid 2: Onder het gedeeltelijk vernieuwen en veranderen worden in elk geval de in lid 3 van artikel 4, lid 3 onder a. en b. van de artikelen 5 en 6 begrepen bouwmogelijkheden. lid 3: Het Dagelijks Bestuur is bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte, respectievelijk hoogte. lid 4: Het Dagelijks Bestuur is bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 1 onder b. voorzover dit vanwege een ter zake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is.
Artikel 21. Gebruik in strijd met het bestemmingsplan lid 1: Het gebruik en het laten gebruiken van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop dat onherroepelijk van kracht wordt, mag worden voortgezet. lid 2: Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan indien hierdoor de bestaande afwijkingen van het plan naar aard en/of intensiteit niet worden vergroot. lid 3: Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
27
Artikel 22. Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in artikel 16, lid 1 van deze voorschriften wordt aangemerkt als een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wet op de Economische delicten.
Artikel 23. Titel Dit plan kan worden aangehaald onder de naam “Bestemmingsplan Landlust”.
28