VAKGROEP ~~~~WATERBOUVVKUNDE ..........
-i..oIr-II
Afd. Civiele Techniek TH Delft
Gegevens en beschouwingen over Vissershavens.
Inhoud.: Hoofdstuk I Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 111 Hoofdstuk IV Hoofdstuk V
Inleiding. Het visserij-bedrijf. Eisen waaraan de vissershaven moet voldoen. Inrichting van een vissershaven i.v.m. Hfd.III. Enige voorbeelden van vissershavens.
.-.-.-.
1 -
Hoofdstuk I. Inleiding-.
:.
De ingenieur, die tot opdracht heeft, het ontwerpen, c.q. verbeteren of uitbreiden van een vissershaven, zal hiertoe niet kunnen overgaan, alvorens zich duidelijk voor ogen te hebben gesteld, welke diensten de te scheppen werken zullen moeten bey wijzen. De werken immers zullen zo goed mogelijk aan het ge- . stelde doel moeten beantwoorden; doen zij dit niet, dan zijn zij economisch niet verantwoord. Het zal derhalve nodig zijn zich in de plaatselijke belangensfeer van de visserij in te leven en zodoende geheel vertrouwd te gerake~ m~t.de behoeften en wensen van allen, die bij die visserij betrokken zijn. Dit zijn dan de reders, de navigators (schippers), de viSkopers, de visverwerkende industrien, het veilingpersoneel, de transportbedrijven, enz. ~ Behalve het verzamelen van gegevens. omtrent de huidige facetten van het visserijbedrijf, zal het ook nodig zijn, daarbij het oog op de toekomst gericht te houden, teneinde bij het beramen der plannen van eerste aanleg, reeds dadelijk met gegronde toekomstverwachtingen rekening te houden. Het nu volgende hoofdstuk heeft ten doel enig algemeen inzicht te verschaffen ih de aard en de omvang van de visserij en Wat daarmede verband houdt, waarna in hoofdstuk III getracht wordt tot een formulering te komen van de eisen waaraan een vissershaven zal moeten voldoen. Hoofdstuk IV behandelt de vraag, hoe aan de hand van de genoemd~ eisen een vissershaven kan worden ingericht. Hoofdstuk V geeft een korte beschrijving van enige bestaande havens.
2Hoofdstuk 11. Het visserijbedrijf. 1~ De viseronden.
de vissoorten
en·· -de~i_j.z.~.:i.:van.u.vangen.
De' visgronden waar de Nederlandse visserij ter vangst gaat zijn de volgende: a. De Waddenzee en de Zuidhollandse en Zeeuw$e str~men. b. De Noordzee en het Engelse kanaal. c. De Barendazee, rond IJsland, de Oostzee). De in Nederland voor de visvangst op die gronden gebruikt wordende vaartuigen zijn: schokkers, kotters, loggers en trawlers. Behalve de kleine.kustvissersvaartuigen, die door het gehele land verspreid zijn, hebben zij hun domicilie in hoofdzaak te IJmuiden, Scheveningen, Katwijk en Vlaardingen. Dit zijn ook de havens, waar de grote vangsten worden aangevoerd, behalve Katwijk dat geen zeehaven bezit. De Katwijkers . 7~4-.r0S;~'-Zi t: lossen hun vangsten in IJmuiden. + L~~~-r' b' i_v,v.'!'e.-t';}., De visserij wordt onderscheiden in Kustvisserij en Zeevisserij. De kustvisserij wordt op de sub a genoemde visgronden bedreven, voornamelijk met schokkers en kotters. De veelal nog van zeilvermogen'- zij het met hulpmotoren - voorziene scheepjes varen Is-morgens vroeg uit en vallen Is-avonds weer binnen met de dagvangst (verse vis, garnalen). De thuishaventjes zijn door het gehele land verspreid. De zeevisserij vindt plaats met de tegenwoordig vrijwel geheel gemechaniseerde grotere schepen, de loggers, de trawlers en de grotere kotters. Deze vissers blijven langer uit en h.ebben als thuishavens de bovengenoemde grotere zeehavens. De suc c bedoelde veraf gelegen visgronden kunnen alleen voor grote en snelle vissersvaartuigen, liefst nog. voorzien van koelruimte, een winstgevend bedrijf opleveren. Dit soort visserij, dat in het buitenland reeds veel intensiever wordt bedreven dan bij ons, zal, wanneer de reeds meermalen. gevreesde overbevissing van de Noordzee zich inderdaad sprekend gaat aftekenen, ook door de Nederlandse reders op groter' schaal moeten worden ondernomen, zo de visserij zich wil handhaven. De risico's van b.v. de min of meer eenzijdige Scheveningse haringvisserij worden daardoor verminderd en de.kans op werkeloosheid van de bemanningen (seizoen arbeid) wordt geringer. Naar gelang van de omstandigheden is dan omschakeling mogelijk van de vangst van haring op die van verse vis en omgekeerd. 'J!Vf
w
, ... .,
_.~--- _--~-:._:•.:_- ....__ ... ..
·1··
f··
..
- 3 In de Noordzee en verder weg vist men met drijfnet of met het sleep (trawl-) net. De z.g. snurrevaad (met de 'zeeviszegen) vindt plaats dicht onder de kust met kleine schepen. De volgende soorten vis worden gevangen: a. Haring. Deze wordt aangevoerd in de vorm van: 1. verse haring.-d.i. ongezouten haring. 2. zoute haring. Dit kan zijn: a. pekelharing (aan boord gekaakt en gezouten). b, steurharing of gezouten haring (ongekaakt gezouten) • De pekelharing wordt nog onderscheiden in: maatjesharing = jonge vette haring, licht gezoutèn; volle haring = volwassen haring ijle haring = volwassen haring die reeds hom of kuit geschoten heeft. b , Verse vis, 1. rondvis (wijting, schelvis, kabeljauw.enz,) 2. platvis. (tarbot, schol, rog, tong enz,) 3., makreel. c, Schaal- en weekdieren. 1. oesters 2. mosselen 3. garnalen. Ad.a1. De verse haring wordt grotendeels gevangen met het sleepnet, doch ook met het drijfnet. Met het sleepnet gedurende het gehele jaar, .met het drijfnet in hoofdzaak in het najaar tot en met December. De maximum aanvoeren vallen in October en November.
4 De sleepnetvisserij geschiedt in hoofdzaak met treilers, of speciaal ervoor ingerichte loggers. Zij slepen een net over de bodem van de zee. De aangevoerde verse haring wordt gedeeltelijk direct geconsumeerd, gedeeltelijk verwerkt in de conservenfabrieken, voorts gestoomd tot bokking of gerookt. Tijdelijke opslag in koelhuizen vindt plaats. Ad a 2. De haring die gezouten wordt aangevoerd, wordt eveneens zowel met het sleep- als met het drijfnet verkregen, doch daarbij is het drijfnet ver in de Meerderheid. Deze drijfnetvisserij geschiedt met loggers. Als "de vleet geschoten is" hangen er :t 100 drijfnetten van.± 30 m lengte loodrecht in het water: totaal dus 3 km lengte, ± 6 - 8 m. onder. het wateroppervlak. De aldus ('s-nachts) gevangen haring wordt meestal gezouten. Het seizoen is van Mei tot en met December, in Mei nabij de Shetlandeilanden, waarna de loggers hoe langer hoe meer naar het Zuiden afzakken, tot ze in het najaar vlak voor onze kust vissen. De reizen gaan dan steeds korter duren, vaak slechts ± 3 dagen, de maxim~ aanvoer valt in het late najaar. In het jaar 1953 zijn 30 Scheveningse loggers voor het eerst in de maanden Januari en Februari.~oorgegaan met de haringvangst, die in deze maanden bestaat uit. z.g. ijle haring. Deze haring wordt ingeblikt en geëxporteerd. ~eze haring wordt met de vleet gevangen, waardoor ook, in tegenstelling met de trawlvisserij, schepen met een minder sterke motor aan de vangst deel kunnen nemen. Zoute haring wordt als zodanig direct geconsumeerd of wordt gerookt voor export of gaat naar inleggerijen. De licht gezouten maatjesharing, die niet lang houdbaar is, wordt direct aan de consument gebracht, dan wel in koelhuizen bewaard. Ad b. De verse vis wordt gedeeltelijk door kustvissers en verder uitsluitend met het sleepnet gevangen, waarbij in hoofdzaak treilers te pas komen, doch na het haringseizoen ook wel d~ zwaardere loggers~ Eigenlijk zijn de loggers voor de trawlvisserij niet geschikt, vanwege hun gering voortstuwingsvermogen. Zij beoefenen echter deze wijze van vissen opdat de
"" .
......-
Tabel 9, Samenstelling der vissersvloot in 1951 en 1952.
Vaartuigen ..
Stoomtrawlers Stoomloggers Overige stoomvaartuigen Motortrawlers meer dan 500 pk Motorloggers en trawlers kleiner dan 500 pk Motorkotters Motorvaartuigen meer dan 7 ton Motorvaartuigen kleiner dan 7 ton Totaal mechanisch voortbewogen vaartuigen Zeilvaartuigen meer dan 7 ton Zeilvaartuigen en pun t ers kleiner dan 7 ton ALGEMEEN TOTAAL
Aantal vaartuigen
1951
..1952
3~
Inhoud ton
0-79 pk 1951 1952
.... . ~ . .. Aantal vaartuigen met een vermogen van 240-349 pk 350-499 pk 500-70Ö pk 120-239 pk
80-119 pk
..
I
1951
1952
26 21 3 11
11045 4406 207 3716
4479 4020 2071' ~159
227 320 1142 261
230 . 334 1104 2,69
33877 10757 2~130 929
34696 11423 237691 9531
5 3 183 186 1070 1023 260 268
46 7~ 56 1
39 7' 60 1
95 62 16
94 70 21
67 1 21
77 2
2024 44
19ge 38
89067 970
867
179
178
195
206
70
·82
'27
783
778
2851.
2814
179
178
195
206
70
82
27
23 3 13
1236' 91273
1951
1952
1951 21
2
2
1
'952 20 1
1951 2
1952
1951
'2
14
1
195211951 6
- t'
-
17
800 pk en meer
·····1952 1951 17
-
~
1952 1
..
13
15
13
11
1
.2
,-
21 I 31
30
21
30
1
1194 88729
1518 1480
31
4
1
..
"-,
_
_. ~_. .. ...
·~ . ..... ...._.
".:'-'
.•. :. .... "':!':. __ •
..;
-;-.,.
..
.,
~ _ ..
~.
;t,~.~.
:
~.-,.I ..,-,._---
.,
••
,,·,..,.···,·f
- 5 bemanningen van deze schepen gedurende 4et gesloten seizoen (Januari-Mei) niet werkeloos behoeven te zijn en de schepen niet renteloos opgelegd. Verse vis wordt het gehele jaar gevangen~ de max. aanvoeren val- len in Maart-Mei en Aug.-Sept. De verse vis wordt grotendeels' direct naar de consument gebracht; overigens gedeeltelijk in· koelhuizen opgeslagen, gedeeltelijk door de conserven-industrie verwerkt. Ad c.3, Garnalen worden met klein.e schepen langs de kust gevist; max. aanvoer Maart-April en Juni-Augustus. 2. De omvan6 van de visserij.
.
a. De vloot. Gegevens omtrent de samenstelling van de Nederlandsche vissersvloot zijn te vinden in ondervolgende tabel, gelijk zo vele andere gegevens in dit geschrift ontleend aan de "Statistiek van de visserij 1952" van het C.B.S.
Aantal
en inhoud in B.R.T.van
Gemeente van
inschrijving.
Stoom-
de voor de uitoefening
Stoom-
a
Brt
a
Katwijk Scheveningen Vlaardingen IJmuiden Ov.plaatsen
1 523 24 7.756 200 1
21
Totaal
26
21
8.479
Motortrawlers van
500 pk en meer.
loggers.
trawlers.
Brt
a
Brt
Motorloggers en
ingeschreven vaartuigen per 1 Januari 1953. Motorkotters
a
Brt
8 3
2.513 646
11
3.159
230
34.696
Motorvaartuigen
van 7 Brt en meer
!
-trawlers ben.500 pk.
86 12.720 114 '17•197 3.118 18 1.247 ,8 414 4
4.020
4.020
van de zeevisserij,
tot 79 pk
van 80 pk en meer
Motor-' vaartui-
,gen ben~ 7 Brt.
Brt
a
Brt
a
Brt
a
Brt
1 1
66 16
15 6
944 311
7 13
275 409
4
23
4 64
131 1.262
16 99
1.030 4.771
70
1.475
a.
136,7.056
15 312 206 5.221 241
6.217
Zeil en roeivaer";'
tuigen ben. 7 Brt.
T~taal
a Brt
a
37
5
~8
2 7 1
9 7 2
109 138 42 90 383
17
'88
10
18
762
-8
.
-
Brt 14.005 17.956 7.670 13.033 12.544~65.208
..~ ..,',.. ~
•
- 6 Zoals uit voorgaande tabel bli'jkt wordt rond 70% van de inhoud der mechanische voortbewogen schepen geleverd door trawlers, loggers en kotters. Deze schepen zijn geconcentreerd op de thuishavens Scheveningen, Katwijk, .IJmuiden en Vlaardingen, zoals ondervolgende staat aangeeft.
Het aantal met stoom aangedreven vaartuigen vermindert voortdurend. Kotters worden met steeds krachtiger motorèn~ui tgerust. Scheveningen, overwegend haringhaven, heeft bijna ttitsluitend loggers ,.in tegenstelling met IJmuiden, waar de verse vis grotendeels met trawlers wordt aangevoerd. De haring werd aanvankelijk gevangen met bomschepen, die, voordat de haven er was, op het strand~getrokken werden. Ongeveer gelijktijdig met de bouw van de Scheveningse haven verdwenen de bommen en kwamen de zeilloggers er voor in de plaats. Deze werden op hun beurt
- 7 -
weer verdrongen door de motorlogger. Hier volgt een overzicht sinds 1880: jaar 1880 1900 1920 1938 1945 1948 1949 1952
--
aantal bomschepen 207 205 5
aantal zeilloggers 12 109 233
aantal motor loggers
22 111 36 107 111 113
Een voorstelling van de afmetingen van een logger verschaffen de volgende staatjes: Enige gegevens van loggers Inhoud in Brt.
110 120 130 140 150 160 170 180
-
110 120 130 140 150 160 170 180 190 190
Aantal 10 16 12 .11
27 12 10 6 3 1
Aantal
Lengte in m. 24-27 27-30 30-33 . 33-36 36 Breedte in m. 6,50 m. 6,70 m. max.breedte
=
diepgang in m.
Aantal
22 19 43 22 2
2,70 .2,70-2,90 2,90-3,20 3,20-3,40 3,40-3,60
1 35 64 6 2
Aantal
Laadvermogen
Aantal
81 28
800 kantjes 700 " 600 "
9 30 ··57
7,20 m.
Intussen is een nog grotere logger in de vaart gebracht, lang 42 m, met een diepgang van 4.20; verder zijn er 3 loggers met èen diepgang van 3,80 m. Men mag aannemen dat de reders zich in de toekomst loggers denken met de volgende a~etingen; lengte 32-42 m; breedte 6,80-7,20 m; diepgang 3,15-3,60 m; inhoud 160-2eO Brt .•De trawler met 2;ijngemiddelde inhoud van 325 Brt. is groter dan de logger, welke éen inhoud heeft van gem. 150 Brt.
!
I"
__
--
- 8 -
Enige gegevens van treilers en kotters. Aantal
Inhoud
Lengte in m.
Aantal
Laadvermogen in tonnen van 1 IV\/)
Stoomtrawlers 529 BRT. 431 11 379 11 356 " 333 11 336 11
4 1 1 2
3 1
51,89 47.00 43.00 42.00 40.00 40.00
Motortrawlers minstens 500 Pk. 11 gem. 287 BRT.
11
Motorkotters
25 O·
11
11 3
11
2
:26
4 1 8
3 2
8
cc
225 180 140 125 120 100 100
11
42.67 41.00 40.00
206
,tot 79 Pk 22 Brt 70 80-239" 48 " 139
1r,.,.
26
26
4 1 2
3
2 2
1'2 11
1
6 4
206 25.15 20-23 15-10 15
Aantal
van 150 - 165 ton. 11 gem.breedte
206
2 tot 79 pk:3,96-4,3Om 70 44 80-239 pke 4,95-5,95"134 98 239 pk : 6,44 m 2 62
b. De vangsten. In 1952 werd door de vissersvloot 275.000 ton visserijproducten (in 1951: 257.000 ton) met een waarde van 90 (84) millioen gulden in Nederlandse havens aan land gezet. De aanvoer van haring, zowe] vers als gezouten, beliep bijna 135.000 ton (124.000 t.) waarvoor ruim 38(35) millioen gulden werd besomd. De trawlvisserij bracht voorts 21.000 ton rondvis en 21.000 ton platvis aan. De haringvisserij wordt bedreven met het drijfnet (loggers)en met het sleepnet (trawlers en sommige loggers). De drijfnetloggers brachten in 1952 in totaal 90.600 ton haring aan ter waarde van 27.1 millioen gulden, tegen in 1951: 82.000 ton voor 25 millioen gld. Dé productie van verse haring bedroeg 15.600 ton en die van gezouten haring 75.000 ton. De haringtrawlvisserij produceerde in 1952 43.900 ton haring ter waarde van 11.3 millioen gld., waarvan 27.200 ton verse en 16.700 ton gezouten haring.
,j.
'"i'
,:..
," ....
'.., r>
. ...~
Aanvoer van de visserij pr~ducten
naar visgronden
1951 en 1952.
Zeevisserij Vissoort Noordzee 1951 1952 Haringachtigen w • 0 • verse haring
gez.haring makreel
Rondvis.
134.000t 40 • 000
t32.600 10.500 ,
16.800
IJsland 1951 1952
Lo~odden 1951 1952
Engels Kanaal 1951' 1952
140.600t
38 • 200 90.~üo
waaronder oesters mosselen garnalen Niet voor consumptie bestemd. Totalen.
"
"
Oostzee 1951 1952
2.900 .
_
..
'
1.400
'
1.700
2.500
500
1 • 500
200
140
< ,
. 11 .300
20.000
850
350
360
230
230
120
106
.c,
20.000
20.000
1.000
100
.. -',
Schaal- en weekdieren:
10,000,4.700 , 1 .. OÖÖ 3 • 000 1.Jüü
,
-
Platvis
Barendszee 1951 1952
Kustvisserij ,',ZuiaholT. en Waddenzee Zeeuwse stromer 1951 1952 1951
'
140
800
c
-
600
24.900 30.500 25.900 1'.300
1.ÜÜü
22.bOÖ 28.400 J?ü.
600
1.200
172.000
183.000
1.800
1.700
6.500 10.000 900
360
360
230
-,
239
500
1.000 4.700
De "verre visserij" (IJSland en Barendszee) leverde in 1952 slechts 600 ton ter waarde van ruim f 200,000 tegen 1300 ton ( f.800.00C in 1951.
120
100
19.700
23.. 500 1.400
18.300
1.700
1.800
2.:600
3.100
34.500 42.000 31.000
30.000-
....~.' .. - ..
~--_ ..:._.....::.::
...
_ ....:-..... - ...
".-":~
_
. .... ..; ...~-,.;.
"
.'..
...'..::....
-
'g'-
Scheveningen is de grote aanvoerhaven voor met het drijfnet gevangen haring, terwijl IJmuiden de grootste aanvoerhaven is voor haring, die door middel van het sleepnet wordt gevangen. De aanvoer van visserijproducten, ingedeeld-volgens de visgronden, was in de jaren 1949 en 1950 als aangegeven in de navolgende tabel. ~e gegevens betreffen alleen de aanvomren i~ Nederlandse havens; de visgronden der Nederlandse vissers, die in Groot Brittannië marktten zijn niet opgenomen.
- 10 -
o ,..-., CO
co
• ,.....,.....
,.....
t,.....
I.!'\
\O'DC\lC\lOOC\l\.Omm\.G ,..... C\I COtnO,.....\.O..qC\l ,.....0\.0,..... C\l
.•
en
,.....
,..... C\l tn en
,.....
,_ tn en
,..... C\I tn en
,..... ,..... tn en
,.....
,-
• • •
.
o
•
..q-.,q-..q-t- en t- C\l C\I 0 t- t-,..-., I co ..q-f"")f""),..-.,,..-.,,.....C\I mtno,.... C\l 00..q-.,q-,....,..... ..-..-
o • •• 00C\lt,....• C\l ,....
.,...... tn ,.....
0 ..qf"") 0 C\I
'. .
•
tI.!'\
o co
,.....
t-a:> t- 0 co ..q-('f")C\l 'D tn en ,....... \.OC\lè\J,.....,.... ,....
,- 5 ,....
,.....
t-,..-.,C\lC\l,.....ooorol..Oro..-,.....,..... ,..-.,tnen..q-rol..Ol..Ot-C\lf"")m,..-.,..q-o m\.O,..-.,tn.,q-C\lf"")O..q-OC\lf"")"'-"C\l
tn en
,.....
·. . . . . . . . . . .
·. . . . . . . . . . .
C\lm('f")ml..O..q-f"")C\ltn~CO,..... \.OC\lC\l,..... ..-
C\l I.!'\ o t-
•
ai ai
o
E-f
o o Cl) Cl)
OM
~
..q-
['- C\l ..q-C\l tn ['- C\l ,..... .,q-0 1..0 I.!'\,.... ,.....
o• I.!'\ •
C\J
co
•
• l!'\
t-
~
•
,.....
.. .
1.!'\C\lC\l
..-
I.!'\
,.....
,.....
C\l
.
• • • • •
CO\.Ororoo
,.....
1..O\.Ot-roo
f"")
op
H
•
,.....
·. . . .
r-l
~
o o
,.....
OI..OOl!\tnl..Ol.!'\C\ltnC\lI..Ot-..-tn O..-oroOOC\lO,.......t-O('f")\'o,..-., f"")Oent-C\l"'-"I.!'\C\lt-OO,..-.,,....,..-.,
C\l tn en
•
·. .
C\l..-
C\I,....
I.!'\ l!'\
o ,..-.,
.. .
\.0 tnO t-m,.....C\l,.... tnmro..q-tnf"") OC\l..q-..q-C\ll..Oo..q-C\lm..-o,..-.,t..-..-t-rot-,......,qmmt-,..-.,..q-\.O
·...
oro
1..0
t- 1..0 \.Ó en ..q-O m tn \.0 .,q-C\l tn tn ..q~ f"")tntn,..-.,ro..q-O l!\CO I..O",-"co..q-m \.0 tn ..q-..q-t- C\l 1..0 1..0 t- \.0 C\l C\l tn
C\lm,......tn .,q-
t-
,..... C\l
•
C\l ..q-
tn
•
·,.....C\lCO ~C\l ,.....
• • •
o
CO
,.....
,..-.,C\l,..... tn\.O ,..-.,tntn'D tnC\l..q-O 0 tn C\l CO ,..-.,..qC\l ,..-., \.0 ,..... ..q-C\I..qC\I t- f""),..... ,_ C\l ,_
~
o
CO
•
..-
,..-., ,.... co 0 ,..-., • co ,..-., ..q- 0 C\l CO
t-
•
..
H ai ai
~
o
E-t
•
'1 De taQel op blz.'T1 geeft een overzicht van de aanvoeren in 1951 en 1952 in 4 grote aanvoerplaatsen. De aanvoer te IJmuiden, de belangrijkste aanvoerplaats, bedroeg 101.8 millioen kg (38,3 millioen gld) tegen 94.2 millioen bij (35.8 millioen gld) in 1951: Te Scheveningen werd aangevoerd 61.4 millioen kg (19.6 millioen gld.), in 1951: 57.3 millioen kg (18.7 millioen gld.) Bij vergelijking van de aanvoeren te IJmuiden en te Scheveningen dient te worden bedacht, dat in de aanvoer te IJmuiden ook is . begrepen hetgeen door Katwijkse schepen wordt aangebracht. Van de aanvoer dezer schepen ter IJmuiden wordt de gezouten haring met binnenschepen naar Katwijk vervoerd en daar afgeslagen. Daarom wordt een juister beeld van de betekenis van IJmuiden als aanvoerplaats verkregen, indien de hoeveelheid en opbrengst der gezouten haring van het totaal wordt afgetrokken • Het blijkt wel dat Scheveningen wat de aanvoer van verse vis betreft een bescheiden rol speelt, ofschoon de laatste jaren ook deze tak van visserij zich daar in stijgende lijn beweegt. IJmuiden neemt de grootste plaats in. Hierbij moet er wel rekening mee gehouden worden dat een tamelijk groot deel van de door Scheveningse loggers gevangen verse vis in IJmuiden geveild wordt. _ Bij de kustvisserij, welke ~ 25 % van de verse vis vangt, zien wij echter het verschijnsel, dat kustvissers uit andere plaatsen hun lading in Scheveningen veilen. Dit verschijnsel vloeit in hoofdzaak voort uit de omstandigheid dat Scheveningen dicht aan zee ligt en een ruim, in de onmiddellijke nabijheid gelegen, afzetgebied be~it (Den Haag, Voorburg, Rijswijk en Wassenaar' tezamen rond 650.000 inwoners). Zo kunnen b.v. dé garnalen, welke dikwijls op zee al gekookt worden, vers op de markt komen.
.
- 12 ~
Het vervoer naar de havens, de lossing, de verkoop en de
afvoer van de vis. De schepen varen met hun lading naar de aanvoerhaven, of wel, de dagvangsten van enige schepen worden door een z.g. jager overgenomen en naar die haven vervoerd, terwijl de vis-
sers doorgaan met de vangst. De ladingen worden onmiddellijk na het binnenvallen in de haven gelost. De verse vis en de verse haring worden dadelijk geveild èn afgevoerd, hetzij naar de consumenten in het achterland, hetzij naar de plaatselijke inleggerijen enz. Wanneer de aanvoeren zeer ruim zijn en de prijzen niet 20nend dreigen te worden gaat een deel naar de koelhuizen. Hetzelfde geldt voor de zeer licht gezouten z.g. maatjesharing. De pekel- en steurharing behoeft niet onmiddellijk te worden af~ gevoerd, want is niet aan snel bederf onderhevig, Tijdelijke opslag in de open lucht of in een open loods is mogelijk. Lossing in een veilinghal is dus niet nodig, teminder waar deze haring op monster verkocht wordt, terwijl.de verse vis per uitgestalde partij bekeken en geveild wordt. De afvoer naar de consument gebeurt per as of per schip. Dit laatste zal veelal het geval zijn.bij verkoop van grote partijen zoute haring naar het. buitenland. De.uitvoer geschiedt veelal met coasters en loggers. Aan visserij-producten werd in 1952 voor ruim 95 millioen gulden ( in 1951: 78 millioen geëxporteerd. Belangri jke eXIfor-t-pr:':'oduc waren: verse 'zeevis met een ~aarde van 15 millioen gulden; pekel- en steurharing, waa~van voor 27 millioen gulden werd uitgevoerd, en visconserven (export 18 millioen gulden).
4. Klaarmaken van de schepen voor de volgende reis. Na het lossen van de vangst moeten de schepen zo spoedig mogelijk worden klaar gemaakt voor de volgende reis. Dit oetekent dat eventuele schad~ aan het schip of de machine hersteld moet worden en dat het vistuig weer geheel bedrijfsklaar moet zijnT Victualign en brandstof moeten worden ingenomen. Zout c.q. ijs, moet aan boord komen.
13 -
Hoofdstuk lIl. Eisen, waaraan. een vissershaven moet vold,oen. 1. Algemene doelstelling. --De haven moet dienen om de in het voorgaande hoofdstuk beschreven activiteiten van de visserij zo vlot mogelijk te doen verlopen. Enerzijds zal deze haven dus gespecialiseerd moeten zijn op veilig en gemakkelijk binnenvaren en het verschaffen van rustige ligplaatsen, het uitrusten voor een nieuwe reis, het herstellen -der vissersboten en het Vistuig, terwijl anderzijds, in verband met de aan een spoedig bederf onderhevig zijnde koopwaar, een maximum aan snelheid moet kunnen worden verkregen bij het lossen, de verkoop, de verwerking en de verzending van verse of gezouten vis. Wij zien dus de haven bestaan uit een wateroppervlak en een landoppervlak, welke bestanddelen weliswaar elk hun eigen taak hebben, doch organisch ~én geheel vormen. 2. De situatie van de haven. Het is duidelijk, dat het belang van een reder eist, dat zoveel mogelijk ladingen vis van de visgronden worden aange~racht. De haven zal derhalve dicht bij de kust gekozen worden, teneinde de onderbrekingen in de visvangst tot een minimum te reduceren. Voor de kustvissers, die 's-morgens vroeg weggaan en t~iddags weer thuiskomen betekent een dichtbij geleg~n~_~~n, da_~zij langer kunnen blijven vissen en dus grotere vangsten__ boeken. Dit klemt te meer waar hier vaak nog zeilvaartuigen gebruikt worden. De grotere, mechanisch voortbewogen zeevissersbG:t-en kunnen weliswaar gemakkelijker een eind Land fnwaazvüa.rvaz-an , doch ook.hier zal het tijdverlies al spoedig een belangrijke rol spelen. Voor de grote zeevisserij, die zijn afzetgebied veel ver-derweg zoekt dan de kustvisserij, die meer op een direct , achterland, als b.v. een grote naburige stad, steunt, is het voor~s wel van het grootste belang dat er goede en snelle verbindingen met het binnenland en zijn centra van bevolking zijn in de vorm van spoorwegen, gewone wegen en wanneer mogelijk binnenvaartkanalen.
I I
14 -
3. De toegang van de haven vanuit zee. De toegang tot de haven stelt om te beginnen nautische en waterloopkundige eisen, die maar al te vaak niet met elkaaILovereenstemmen. Ter illustratie diene dat een schipper graag zo rechtlijnig mogelijk de haven zal willen binnenlopen, min of meer in de richting van de heersende wind. Wordt echter volledig aan die eis voldaan, dan krijgen ook de vanuit zee aanrollende golven de volle kans zich in de binnenhaven te dringen, waardoor de vereiste rust in de binnenhaven illusoir kan worden. Is er dus gevaar voor het binnendringen van te grote gol-_ ven in de haven, dan zal men geneigd zijn de ingang van de binnenháven buiten de woelige zone te projecteren. Dit heeft ecliter tot gevolg dat de route van binnenvallen uit zee min of meer bochtig zal moeten worden. In dat geval zal het aan te leggen complex van zodanige vorm moeten zijn dat een redelijk compromis bereikt wordt tussen de eis van een onder alle omstandighedenveilige en gemakkelijke navigatie van het sch~p en een afdoende demping van de zeegang ter plaatse van de ingang van de binnenhaven. Ook bedrijfstechnische eisen worden aan de toegang tot de haven gesteld, meer in het bijzonder wat betreft het te allen tijde toegankelijk zijn van de vissershavens. Tijdverlies- is zowel met het oog op de hoeveelheid te vangen vis als op de qualiteit daarvan zoveel mogelijk te beperken. De havens moeten dus evenals deVluchthavens te allen tijde, zonder gevaar en ti~dverlies en zonder rekening te moeten houden met het getij aangelopen kunnen worden. Voorts gaat het er dikwijls om de vangsten op bepaalde tijdstippen in de haven te brengen, wat bij een van eb en vloed afhankelijke haventoegang niet altijd mogelijk zou kunnen zijn. Daarom worden de vissershavens het liefst als open havens aangelegd, al moet dan ook in situaties met groot tijverschil menig nadeel op de koop toe genomen worden. Is een sluis onvermijdelijk dan dient die voldoende ruim en snel te zijn om het tijverlies tot een minimum te beperken. Dit klemt te meer waar de vissers vaak in groepen tegelijk vertrekken en aankomen.
- 15
4. Het wateroppervlak. Het voor de haven benodigde wateroppervlak hangt uite~aard samen met het aantal, de grootte en de verichtingen der die haven gelijktijdig bezoekende vaartuigen. Hierbij dient zowel met de ter plaatse thuis horende vloot, als met de daar ter markt komende schepen van elders rekening te worden gehouden. De lengte van het bekken wordt bepaald door het aantal en de wijze van aanmeren van die schepen. De breedte van het bekken wordt eveneens gedeeltelijk bepaald door de wijze van aanmeren der schepen~ .anderdeels hangt die breedte samen met de ruimte die nodig is om een vaartuig in/of uit de rij van gemeerde schepen te manoeuvreren. Een deel van d~ omboording van het bekken zal ten behoeve van het lossen van de vangsten uit een verticale wand moeten bestaan. De dure boordvoorziening is niet strikt noodzakelijk voor het voor de volgende reis uitrusten, dan wel opleggen van SChepen, hetgeen plaats vindt nadat de vangsten gelost zijn. Daarvoor is een eenvoudige steenglooiing met een rij meerpalen voorzien van een loopbrug in de lijn van de teen van het talud veelal voldoende. Tenslotte zal er ruimte moeten zijn voor een droogdok en een reparatie werf (Sleephellingen) teneinde snelle reparaties in de vissershaven mogelijk te maken. De plaats van deze inrichtingen dient zodanig gekozen te worden, dat zij niet in botsing kunnen komen met een eventuele latere uitbreiding van de haven. Het zal toch vaak om zuinigheidsredenen zo zijn, dat als eerste bevrediging der behoeften met een besèheiden opzet volstaan wordtT doch dat reeds dadelijk op latere uitbreiding wordt gerekend.
5. De terreinen. De to~het havencomplex behorende terreinen omvatten; a. terreinen met waterfront' b. meer naar achter gelegen terreinen •. ad a. Wij zagen reeds dat het waterfront in verband met de verrichtingen der schepen deels uit een verticale wand,
•
l
16 deels uit een glooiende oever, bestaat. De terreinen met een ve~cale wand, de kadeterreinen dus, dienen voor de lossing van de aangevoerde ladingen verse vis,verse haring en zoute haring. In hoofdstuk 11-3 werd opgemerkt, dat de verse vis e~ de verse haring dadelijk moeten worden geveild en afgevoerd naar de consumenten of de visverwerkende industriegn. Voor deze handelingen zijn dus veilinghallen nodig, dicht bij voorkant kade. De brede kadestrook, :.::z-oals men die aantreft in hande Lahavens, is hier niet gewenst. De veilinggebouwen moeten voldoende oppervlak bezitten voor de verkoop van vis, voor het toelaten van een talrijk publiek en gemak opleveren voor de verdere verzending van gekochte vi$. De lossing van zoute haring geschiedt eveneens langs een kade, doch ommiddellijke verkoop en dus een veilinghal is daar niet nodig. De vaten met zoute haring worden in de open lucht of onder een open overkapping opgeslagen en vandaar verder gemanipuleerd. Om het grootste rendement van een minimum aan oppervlak van marktgebouwen te krijgen is het nodig dat de uit zee komende boten zo spoedig mogelijk gelost worden en ruimte maken voor anderen, door onverwijld naar een ander deel van de haven gedirigeerd te worden, gereserveerd voor de uitrusting, enz. Deze oeverterreinen behoeven niet van een kadewand te worden voorzien. ~ëÏf steenglooiing, waarlangs een eenvoudige loopsteiger, is hier veelal voldoende. ad b. De niet aan water gelegen terreinen zijn bestemd voor de vestiging van pakhuizen, rokerijen, inmakerijen, conservenfa~ brieken, koelruimten, ijsfabrieken, handelaren in scheepsvictualieën, visserij-benodigdheden, enz. Het is aan te bevelen reeds dadelijk terrein te reserveren, voldoende voor eventuele uitbreidingswerken.
17 Hoofdstuk IV. Nadere beschouwing van de inrichting en de outillage van een vissershaven, mede i.v.m. de organisatie van het bedrijf. A. Inrichting der kustvissershavens. De kleine kustvisserij, die zich bezig houdt met de vangst van verse vis, garnalen en ,weekdieren, zal zich bij voorkeur vestigen op plaatsen, waar: a. visgronden dichtbij gelegen zijn; b. het nabije achterland een gunstig afzetgebied oplevert; c. een rustige ligplaats voor de scheepjes gevonde~ kan worden. Dit verklaart de aanwezigheid van de kustvisserij - bedrijvigheid in de Zeeuwse wateren, het. IJsselmeer, de Wadden, zomede de voorkeur voor Scheveningen i.v. met de daar aanwezige haven annex het zeer goede nabije afzetgebied. Met.betrekking tot bijzond~re inrichtingen stellen de kustvisserij-havens slechts geringe eisen. Veelal is een geschikt eind kademuur of beschoeiing, een steiger of zelfs een houten loopbruggetje, waarlangs de schepen hetzij in volle lengte, al of niet enige rijen dik, hetzij geschulpt kunnen meren, vo~~oe~~e. De breedte van de aangrenzende oeverstrook moet zodanig ziJn dat de vangsten daar tijdelijk gedeponeerd kunnen worden en er voorts nog plaats is voor de opslag van het vistuig. Een breedte van 10 à 20 m zal doorgaans wel passen. Aangezien een gemakkelijke en snelle lossing van de vangst ook hier gewenst is, ziet men vaak een kade ~f damwand, uitsluitend bestemd voor het lossen van de vis, waartoe de vaartuigen langszij die kade komen te liggen. De scheepjes maken direct na de lossing plaats voor de volgende • . Zij worden dan verhaald naar een eenvoudiger ligplaats verder op langs een loopsteiger of een rij meerpalen, waartegen een loopbruggetje bevestigd is. De 'lengte van genoemde kade hangt af van de plaatselijke omstandigheden, t.w. de lengte van de
r:
•.....
"
Ó, '~ •
-
18 boten, en het aantal hunner, dat gelijktijdig gelost moet worden in de loop van de dag, om de aanvoer bij te kunnen houden. Een veilingsgebouw is hier als regel niet nodig. Daarvoor zijn de aangevoerde hoeveelheden doorgaans te gering, terwijl verder de vangsten door de vissers uit de.hand of op grond van contracten aan handelaars verkocht worden. Deze handelaren zorgen voor de afvoer van de verse vis naar de consumenten of de rokerijen, marneerderijen, enz. Daarom is.ook hier een goede verbinding met het binnenland noodzakelijk. B. Inrichting
Oe:' Zeevissershavens
« :
1. In tegenstelling met de kleinere kustvissershavens zijn hier wel degelijk bijzondere inriChtingen nodig !22r de snelle ~ontvangst der grote hoeveelheden vis, hun verkoop en hun verzen~ ding of verwerking, terwijl de vele en grote, mechanisch voortbewogen, vissersvaartuigen inrichtingen vereisen voor uitrusting, opleggen en herstellen. Het snel afleveren van de ladingen verse vis in de haven eist: a. een veilige toegang vanuit zee, op ieder uur van het getij, ~ot het bekken, waar de vis gelost moet worden: een open toegang is uiteraard het snelst. Een eventueel aanwezige sluis moet zo ruim bemeten zijn dat het oponthoud der SChepen, .die vaak met vele tgelijk binnenvallen, zo klein mogelijk is.
b. voldoende waterdiepte bij elk getij, overal waar de schepe manoeuvreren-
ook langs de oevers, waar die schepen meren.
c. havenbekkens van voldoende afmetingen. De lengte van een bekken wordt bepaald uit het aantal en de grootte der schepen, die langs de oevers ligplaats zullen moeten vinden. De breedte van het bekken hangt samen met de manoeuvz:oes,die met de boten verricht moeten kunnen worden, in casu binnenvaren en langs.de oever meren en omgekeerd zich losmaken uit een rij gemeerde vaartuigen en wegvaren.
19 De bekkens in IJmuiden z~Jn 150 m breed, die in Scheveningen resp. 162 m in de oude en 85 m in de nieuwe binnenhaven. De nieuwe haven is zoveel smaller omdat toentertijd de ervaring had geleerd, dat de grote breedte van de eerste haven weinig voordèel bood. Toch is, mede in verband met de groei. der schepen, de breedte van 85 m op denduur te smal gebleken, Om de haven in en uit te varen moet er te veel gemanoeuvreerd worden, terwijl de doorvaart belemmerd wordt als er enige schepen naast elkaar liggen. Een breed~e van ca. 100 m. zal in vele gevallen bij schepen met een lengte van 30 á 42 ~. en een breedte van hoogstens 7.50 m. passend zijn. d. kaden voor het lossen der schepen, Een snelle lossing betekent dat meer schepen op een dag behandeld kunnen worden. Dit bespaart op het aantal ligplaatsen langs de kade en op veilingloodsoppervlakte. De lengte van een loskade is afhankelijk van het aantal en de lengte der sChepen, die gelijktijdig hun lading vis moeten lossen. Bij de bepaling van de .loswallengte moet het volgende in overweging worden genomen: 1. de schepen moeten zoveel mogelijk met hun volle lengte langs de.kade liggen om snel en goedkoop lossen, mogelijk te maken. 2. hierbij mag het achterschip een weinig van de kade afliggen. Meer geSChulpt liggen is niet gewenst. 3. het lossen duurt ongeveer 4 uur; 4. de schepen van de vloot komen nooit allen tegelijk binnen om te lossen. Mechanische lossing wordt in verband met het betrekkelijk lichte gewicht en de kwetsbaarheid der collies nog betrekkelijk weinig toegepast. De. yis wordt meestal in het ruim van het , schip in manden van 25 à 50 kg gedaan en met behulp van scheepslier en laadboom op de wal gezet. Toch worden hiervoor meer en meer rijdbare electrische lieren of loopkranen gebruikt.
20 -
In IJmuiden is een reder ertoe overgegaan de vis c.q. haring met behulp van transportbanden naar de hal te brengen. In combingtie hicrméde kan 89n VOl-mechanische lossing plaats vinden, zodat de lieren, waarmede thans nog manden vis uit de treilerruimen worden gehaald en de losplanken, waarover de havenarbeiders de vis aan de wal trekken kunnen vervallen. De oplossing gebeurt zelden door de SCheepsbemanning, vermoeid door de reis, doch veelal door speciale ploegen. 5. De verse vis, eenmaal op de kade gelost zijnde, moet zo vlug mogelijk verkocht en verder behandeld worden, teneinde de waar zo vers mogelijk naar de binnenlandse verbruikers te kunnen expedieëren. Aangezien de vis rechtstreeks in de veilingloods wordt gebracht behoeft de kade strook tussen die loods en voorkant-~ade niet breder te zijn dan nodig is om de manden met vis even neer te zetten na het omhoogtrengen uit het scheepsruim. Een 3 à 7 m. brede strook is hiervoor wel voldoende. e. Achter die strook liggen de vishallen. In en bij de vishal zijn verschillende ruimten aanwezig: 1. Veilinghal met afslagruimte. 2. plaats voor tijdelijk neerzetten van gekochte vis, in afwachting van het vervoer naar de plaats van bestemming. 3. ruimten voor expediteurs om de vis te kunnen verpakken wanneer die op andere wijze moet worden verzonden, als zij aangAkomen is. Dit heten de z.g. pakruimten. ~. opslag van verpakkingsmateriaal nabij de pakruimten. 5. een cantine
6. administratieruimte
voor het veilingbeheer en ev. kantoren voor vishandelaren. De ruimten 4,5 en 6 kunnen gevoeglijk op een verdieping worden ondergebracht.
- 21 In de veilinghal worden de geloste partijen vis ter bezichtiging uitgestald in speciaal daarvoor bestemde houten kistjes, alvorens te worden geveild. De vloeroppervlakte van dit gebouw hangt af van de aangevoerde hoeveelheden verse haring en verse vis. Men behoeft hierbij geen rekening te houden met pekel- en steurharing, omdat deze gezouten vis niet in de veilinghal wordt opgeslagen. Wel moet er in een haringhaven op worden gerekend, dat ook in de zomermaanden grote hoeveelheden maatjesharing1 die slechts licht gezouten is en derhalve onderhevig aan. een spoedig bederf, eveneens via de vishal worden verhandeld. Verder kunnen bijzondere plaatselijke omstandigheden hun invloed doen gelden. In Scheveningen bijvoorbeeld wordt naar de vis-afslag niet alleen de van de zee-visserij afkomstige verse haring en-vis ter veiling gebracht, doch ook grote hoeveelheden van de kustvisserij afkomstige verse vis en garnalen, terwijl bovendien visverwerkende bedrijven gerookte en gestoomde vis in de hal aan de markt brengen. Voor de bepaling van de afmetingen van de hal zal men dus moeten uitgaan van de hoeveelheden, welke op één dag "ter veiling worden gebracht • . Uiteraard wordt hiermede niet bedoeld een topaanvoer van hoogste vangsten. Toch mogen belemmeringen in het afslaghedrijf zo min mogelijk voorkomen. De lengte van de hal wordt bepaald door het aantal vaartuigen, dat men langs de kade voor die loods tegelijk wil lossen. Dit aantal hangt samen met het totale aantal vissersboten dat in de haven thuis hoort, of die haven geregeld bezoekt om de vangsten ter markt te brengen. De breedte van de hal is evenredig met de hoeveelheden vis, die door de in de loods lossende schepen worden aangebracht. Het hier volgende staatje geeft' een indruk van de aantallen reizen, reisdagen en vangsten per reisdag van verschillende typen Vissersschepen in de zee-visserij in 1952.
- 22
type schip
Stoomtrawler Stoomlogger Motortrawler Motorlogger Kotter(m.eer dan 80 pk)
Aantal Aantal Aanvoer reizen reisdagen
Opbrengst, Vangst x f.1000 per reisdag
459 4.496 26.389 tom 8.468 3.160 214 3.741 10.286 " 4.440 275 2.603 13.009 " 4.410 45.682 115.960 " 37.864 15.,190 11 8.719 7.174
5.87 t 2.75 It
5.00 " 2.54 " It
Om de gedachten te bepalen nemen wij nu eens een logger, die een ligplaats van 32 m lengte langs de vishal beslaat. Daarmede kunnen 700 kisten verse vis worden aangevoerd. Elke kist is groot 50 x70 cm. Voor 700 kisten dus nOdig een ruimte van 700 x 0.35 = = 245 m2 netto. Ook kan zijn aangevoerd 60 last haring, die gelijk staat met 60 x 17,kantjes' = 1020 kantjes. De doorsnede van een kantje is 58 cm ç6 • Dus :!: 4 vaatjes per m2 vloer. Dit geeft een benodigd oppervlak van ~ = 225 m2 netto per scheeps lengte. Bruto kanme n, Conder bijtelling van looppaden, e s d , rekenen op ~x 225 = 365 m2, Per strekkende meter schip (kade) zou dus een opslagdiepte nodig zijn van 365 = rond 12 m. Echter is dit niet voldoende. Een gelost vaartuig toch maakt onmidàellijk plaats voor een volgende vissersboot. Het zal daarom kunnen voorkomen dat de lading van zijn voorganger nog niet geheel is verkocht en uit de vishal wéggehaald. Er zal derhalve wat speling in de ruimte moeten zijn ten behoeve van enig oponthoud bij het ledigen der verkochte kisten vis( deze kisten zijn als regel eigendom van het veilingbeheer en blijven in de loods) en het verladen van die vis in andere transportmiddelen, (karren, manden, kisten, e.d.). In het beschreven geval zou men dus wellicht komen tot een'loodsdiepte van 15 à 18 m. Grotere breedten komen echter ook voor. Om het transport van de boten naar bovengenoemde verkoophallen,te vergemakkelijken is er een groot aantal deuren in lietwaterfront van de loodsen. Tijdens de veilingen blijft de vis, gesorteerd en verdeeld in partijen van een bepaald, aantal, te kijk in de reeds genoemde ondiepe houten kisten. De oonstructie van de vloer van de veilinghallen eist bijzondere zorg. De vloer moet gemakkelijk gereinigd kunnen worden, stofvrij
','.
-
23 -
z~Jn en droog voor de voeten. Het zouthoudende, van de vismanden druipende water tast de vloeren sterk aan. Een klinke~bestrating kan goed dienen. In IJmuiden zijn veilingloodsen geplaveid met asfalt met een flink afschot naar de.haven, teneinde het interieur gemakkelijk te kunnen reinigen. Daartoe zijn overal waterleidingen aangebracht met veel hydranten. Na afloop van de veilingen, als alle vis is weggehaald door de kopers, .worden de hallen gereinigd met stralen water onder hoge druk. f. Achter de eigenlijke veilingruimten, die gedurende een groot deel van de dag geheel in gebruik zijn ( de veilingen beginnen 's morgens vroeg en gaan door tot alle vangsten verkocht zijn) loopt een corridor, breed 6,50 à 10 m, bestemd voor het verkeer in langsrichting en.daarom steeds vrij van belemmeringen moet worden gehouden. g. Voor zover de verkochte vis niet onmiddellijk wordt afgevoord naar de plaatselijke consumenten, wordt zi_j na~ aan de vishandelaren verhuurde pakruimten, gelegen aan de overzijde van evengenoemde corridor, gebracht. De vis wordt daar zo vlug mogelijk met ijs verpakt en dan via de corridor, afgevoerd naar het achterland, hetzij per auto hetzij per spoor, verschillende malen per dag. De vloeren van deze pakruimten moeten aan dezelfde eisen voldoen als die van de veilinghallen. h. Een boven de pakruimten gelegen. verdieping kan worden ingericht voor zakelijke doeleinden, b.v. opslag van emballage (manden, kisten, enz) en kantoortjes van de vishandelar~n. i. Boven de veilinghal kunnen een administratieruimte voor het veilingbeheer, een cantine en.kantoorruimte voor bij de vishandel betrokkenen p'Laa't.s vinden. j. Minder tot de eige~lijke haven behorend, doch voor grote
zeevissershavens van niet te onderschatten betekenis zijn de koelhuizen, waar in perioden van rijke vangsten de vis, die niet dadelijk afgezet kan worden wordt opgeslagen teneinde tota~l prijsbederf te voorkomen.
- 24 Tot deze categorie behoren in zekere zin ook inrichting~n voor de verwerking van vis, zoals rokerijen, bak-en marineerinrichtingen en conservenfabrieken. Verder ook vismeel- en traanfabrieken. De Nederlandse visconservenindustrie is na de tweede wereldoorlog voor de visserij van grote betekenis geworden. Terwijl in 193'9nog vrijwel geen visconserven in ons land werden gefabriceerd verwerkte deze industrie in 1952 ca, 22,000 ton visserijproducten (vooral har-Lng) tot conse'rven, De reeds genoemde koelruimten worden vaak gecombineerd met de pakruimten verhuurd, De diepte der pakruimten varieert meest~l van 8 tot 12 m, evenals die ,van de eventueel daarachter gelegen koelruimten. In IJmuiden was de verhuur van aan de vishal grenzende koelruimten in het algemeen geen succes, omdat vrijwel al de vis onmiddellijk verzonden wordt en de belanghebbenden voor de hoeveelheden, die enige tijd bewaard moesten blijven, eigen koelruimten in de buurt van de haven prefereerden. 2. De lossing en verkoop van gezouten vis Öharing en zoute vis) is zeer verschillend van die van verse vis, De voor verse vis vereiste spoed bij de afzet van het product is hier wegens de grotere houdbaarheid niet nodig~ Behalve gemakl:elijke losplaatsen zijn geen ::,ijzondereinstallaties daarvoor nodig. Het schip meert langs de kade, waar de haring gelost wordt. De vaten blijven nu zolang de weersgesteldheid dit toelaat op de haringkade opgeslagen, wachtend op nader vervoer, ofwel de reders transporteren de vangsten naar hun eigen terreinen, waar ze eventueel gesorteerd en opnieuw verpakt worden Voor de aangtkOmen en verzendbare vaten zijn dan opslag- en pakruimten nodig, Snelle afvoer per trein is hier ook niet noodzakelijk: met de normale goederendienst kan worden volstaan, Men ziet ook vaak export over zee per kustvaarder. ~e Scheveningen, de belangrijkste zouteharing haven van ons land, is de har~ade 40 m breed, welke breedte voldaan heeft. De kadevloer loopt onder een helling van 1 : 25 vanaf de pakhuizen naar 'de waterkant, zodat de pakhuizen bij stormvloed droog blijven~ De breedte van 40 m. verschaft voldoende J
,r: '.~',
-',
25 ruimte om de haring te lossen en op te slaan (bij daarvoor gunstige weersgesteldheid niet te warm) en bovendien is er voldoende plaats om lege vaten, vaten zout, e.d. gereed te kunnen zetten voor bevoorrading van weer uitvarende schepen. Langs de waterkant moet steeds een strook van enkele meters vrij blijven om de schepen te kunnen bereiken, b.v. met wagens met want en netten. De loskade van de zoute haring doet hier dus tevens dienst als uitrustingskade voor de volgende reis. De verkoop van de zoute haring geschiedt, in tegenstelling met die van verse vis, die per tentoongestelde kist verkocht wordt, op monster, voornamelijk aan grossiers en fabrikanten. De afslagruimte kan dus veel kleiner zijn dan bij verse vis.
3. Het klaarmaken van de geloste boten voor de volgende reis. Dit omvat allereerst een minitieuse inspectie van het visgerei. De netten gaan zo spoedig mogelijk van boord. Zij worden vervoerd naar de taanderij om daar getaand te worden. Vervolgens gaan zij naar de boetsters, die de vleten repareren. Daarna worden zij nagezien door z.g. werfkrachten, meestal ervaren oude zeelieden, en tenslotte gaan 3ij weer naar boord terug. De reep blijft a~n boord gedurende de gehele haringvangst. Verder worden de vis;ersboten voorzien van brandstof, ijs, c.q. zout, en proviand. Dit gehele proces van vis lossen en weer klaarmaken voor de volgende reis duurt 2 à 3 dagen, .behalve wanneer een omvangrijke dokking plaats moet vinden. De oevers waarlangs de schepen gemeerd liggen tijdens het uitrüsten voor de volgende reis, behoeven, in tegenstelling met de loswallen voor verse vis en zoute haring, niet bepaald van doorgaande verticale kademuren voorzien te zijn: een omboording met een steenglooiing en eenvoudige loopsteigers zal meestal voldoende zijn. De lengte van de beschikbaar te stellen oevers wordt bepaald door het max.aantal te verwachten SChepen maal een gedeelte van hun lengte, voortvloeiend uit z.g. geschulpt liggen. Het beladen van de schepen kan namelijk zeer wel over de boeg geschieden, zodat mering langszij de steiger, ofschoon zeer gemakkelijk, niet noodzakelijk is.
..
,
., ....
26 4. Droogdokken, hellingen, reparatie-ateliers,
enz,
Daar ieder schip tweemaal per jaar moet dokken voor een goede onderhoudsbeurt zullen' scheephellingen en/or droo~dokken (vast of drijvend) nodig zijn. Deze reparatie-werven zullen bij een haven van enig belang al spoedig mede uitgerust worden voor zware herstellingen en nieuwbouw. Deze nieuwbouw is nuttig om tijden van slapte in de reparatie-bedrijvigheid te overbruggen en zodoende de rendabiliteit van de werven te verhogen. Bij de hellingen en dokken behoren vanzelfsprekend constructie- en machinewerkplaatsen.
-------------
-=27Hoofdstuk V. Enige voorbeelden van vissershavens. A. Vissershaven te IJmuiden. Aangezien dit onze grootste vissershaven is, zal bij de beschrijving hiervan op verschillende punten van belang wat uitvoeriger worden ingegaan, dan bij de verder nog te beschrijven havens. 1. Na de bouw van de b~itenhavens met toeleidingskanaaI naar het Noordzeekanaal (1865-1876) begonnen al spoedig vissers van de geboden veilige ligplaats gebruik te maken, De gunstige ligging daarvan, halverwege de onbeschermde kustlengte Hoek va~ Holland-Den Helder, de bij elke weersgesteldheid en elke waterstand gemakkelijke toegankelijkheid, de goede verbindingen met een volkrijk achterland en de nab1j~iü van rijke vosgronden waren even zovele gunstige factoren die de zeer snelle opkomst van IJmuiden als vissersplaats verklaren.
.
rtCHNStM: lfU
Irt,_
MOK.SCMOCII..
H .. V....
o SOOm -==-=-
oo..r,
[111 ...,T[It8OUWKUICl(
V~
AMSTER.DAM eN
'J
M U I PEN
---------
--
. - 28 2. De navigatie der grote sChepen, waar de kanaalwerken in de eerste plaats voor dienden, werd op den duur te sterk gehinderd door de vele vissersboten, die tussen de sluizen en de buitenhaven kwamen meren. De Regering besloot toen tot het graven van een kleine haven, speciaal bestemd voor de visserij. Deze werd gebouwd~ssen 1890 en 1896. Het vlek I~muiden, ~root een twaalftal huizen in 1876, groeide tot 12.000 inwoners in 1926, dank zij de vissershaven en de aanverwante industrieën. In 1902 werd vanwege het Rijkshavenbeheer de afslag van vis volledig in eigen hand genomen. Sindsdien zijn de werken voortdurend ver- . beterd en uitgebreid. 3. De toegang vanuit zee tot de haven, welke zoals bekend moest dienen voor de grote koopvaarders, is aangelegd op een zeer zandige kust. Deze.kust is ter plaatse flauw hellend; de diepte van 8.50 mbene.den N.A.P. ligt. op meer dan 1500 m, en die van 10.50 m, N.A.P. op meer dan 2000 m. uit de duinvoet. G.H.W. = 0.70 +; G.L.W. = 0.90.-; H.R.W. = 4.00 + N.A.P. De tijstromen hebben een richting Z.W./N.O. evenwijdig aan de kust,. met een snelheid van max. 33 m/minuut. 4. De buitenhaven is beschermd door 2 dammen, elk 1528 m lang, omvattend een oppervlak van 120 ha, De mond is wijd 260 m echter door zware blokbestortingen van de damkoppen vernauwd tot 220 m. Deze maat is wat nauw, wanneer bij slecht weder de windrichting samenvalt met die van eb of vloed. Het binnenvaren~vereist dan grote voorzichtigheid, aangezien wanneer de boeg van het schip reeds binnen de dammen is, het hek de werking van wind en storm nog ten volle ondergaat. De koers van het schip is dan geneigd plotseling _teveranderen. Anderzij ds is een nauwe .ingang bevorderlijk voor de rust in de haven. De kruin van de dam ligt op 3.30 + N.A.P. bij het worteleinde em op 5 m + bij het zee-einde. Aangezien de hoogste vloeden ongeveer tot 4 m + komen, zal de top van de brekers vaak hoger dan de dam kruin liggen. Over 600 m lengte" gémeten-vanaf' het kopeinde, zijn de dammen, die verticale wanden hebben, aan de buitenzijde ~xtra beschermd met onregelmatig geplaa~ste betonblokken van 10 à 12 ton gewicht. Deze storting reikt van de zeebodem tot het peil van 2.40 m + N.A.P.
LiJ
.
.... Z
LiJ
~ J: en
a:
LiJ
en en
> en ~
....en-c
j
•
•z
• '" lil
" Z
o lAl J lAl
o . IZ
... I-
:> 111
29
5. De vissershaven, zoals die van 1890 '96 gegraven werd, is nagenoeg rechthoekig van vorm. De as van de haven vormt met de 8S van het grote buitenkanaal een hoek van 370• Bij de bepaling van deze hoek dient aan twee dingen gedacht te worden: 1e. Om rustig water in de binnen-haven te hebben, moet de hoek zo groot mogelijk zijn; 2e. Om de vissers het in- en uitvaren gemakkelijk te maken, moet daarentegen de hoek klein zijn, waarbij er dan nog speciaal op gelet moet worden, dat bij het uitvaren de navigatie in het grootscheeps vaarwater niet gehinderd wordt. De wijdte van de invaart naar de vissershaven is 90 m. Deze w~jdte is alleszins,voldoende gebleken voor alle soorten vissersvaartuigen. De van 1894-1896 gegraven haven was lang 550 m en breed 140 m, verminderd tot 100 m over de eerste 150 m lengte. De oorspronkelijke bodemdiepte was 5.10 m, later uitgediept tot 7.00 m N.A,P. waardoor bij G.L.W. een diepte van 6.10 m aanwezig is. Van meet af aan werd er voor gezorgd dat het lossen van de schepen en het uitrusten voor de volgende'reis streng. ge scheiden bleef.' De N.O. zijde van de haven werd gereserveerd voor al wat verband houdt met het lossen van, de vis, omdat zowel dorp als spoorweg aan die zijde lagen. Daarentegen werd de Z.W. zijde voorzien van een inrichting voor het uitrusten der schepen. Dit principe van scheiding werd ook gehandhaafd bij de uitbreidingswerken en heeft zeer voldaan. a. De bassins. Het oorspronkelijke bassin werd enige malen vergroot. Dit bekken is n~ 1000 m lang. De breedte over de buitenste 350 m lengte bedraagt 150 m~ voor het overige 125 m. Het oppervlak is 13,4 ha. De bodemdiepte werd. successievelijk gebracht op 7,00N.A.P. (6,10 m water bij G.L.W.). Een tweede bekken, in verbinding met het bovengemoemde , takt . af nabij de ingang daarvan, zonder iets te veranderen aan de situatie van de uitmonding op het buitenkanaal. Dit hekken doet dienst als haringhaven, tevens wachthaven van SChepen, die na lossing niet direct een volgende reis aanvaarden.
~.
';
i:
- 30 Deze._haven meet 470 x 150 m (7ha) en heeft een bodemdiepte van ·6 m - N.A.P. De oevers met zandige glooiingen onder 1:3 zijn verdedigd met kraagstukken en bazalt. Enige houten loopsteigers voor aanmeren en ook een aan de wal zijn~aanwezig. De Westzijde van dit bekken kreeg zodanige vorm, dat daar later een reparatiewerf met hellingen voor langdurige herstellingen kon worden gesticht. 6. De etablissementen
aan de N.O. zijde.
Langs de N.O. oever van de vissershaven bevinden ;zich achtereenvolgens de z.g. pakhuizen A, lang 95 m; veilinghal "B", lang 180 m; veilinghal "C", lang 165 m; veilinghal "D"; lang 135 m; veilinghal "ElIlang 91 m en een platform voor speciale veilingen in de open lucht. De achtergevel van de hal "C" verspringt 25 m. ten opzichte v~n die hal "B", zodat daar ruimte ontstond voor een goederenstation, uitsluitend bestemd voor de verzending van vis per railT De bovenverdiepingen van de hallen bevatten ruimten die verhuurd worden als kantoren of opslagplaatsen voor lichte goederen, als manden, kisten enz. Achter de veilingruimten loopt de corridor, bestemd voor het verkeer. De màrktbeambten moeten er zorgvuldig op letten, dat die gang niet versmald wordt door het daar deponeren van vis, handkarren, fietsen e.d. Aan de andere zijde van de corridor zijn een aantal pakruimten verhuurd aan erkende vishandelaren.
Afsl
Verkeer.s!l""!1
!/?.I!0
-r __ __ _ . _ ..
.'
_
- - - - - Z.pq_
...
. .~. .'
..
_
.
. .... - .......
DW~RSDOORSNEDE HAL..B" TE UMUIDEN . '.
:
...
'
:r
.~,
...... ,
- 31 De verwerking van de vis over bovenvermelde etablissementen is als volgt. Na binnenkomst worden de vissersvaartuigen aan de loskade voor de vishallen gemeerd. Is-Nachts om 2 uur vangt het lossen aan. De vis wordt gesorteerd naar soort, grootte en kwaliteit en gepakt in veilingkisten met een inhoud van 50 kg. Om 7 uur begint de verkoop van
f
!
_-~-P-~_ _'.-: ---
--+- -4
00_- __j__ÜP_
-:.t. NAP.
-t-·----·-·-·-----·---·---·-·--
,. 6,tJo -
.,,
I
DWARSDOORSNEDE HAL TE 'UMUIDEN
r I
"e
Ol
m8tl!f1i"""
de Rijksvisafslag.(In 1953 werd 77,8 millioen kg. met een waarde van 30,1 millioen gulden verkocht). Na de verkoop, uitsluitend aan groothandelaren (exporteurs en binnenlandse handelaren), visconserven-fabrieken, e.d. haalt de koper de doo! hem gekochte partijen uit de opslagruimte weg en worden deze in de reeds genoemde pakhuizen, in het vishalcomplex opgenomen, onder bijvoeging van ijs, gereed gemaakt voor verdere verzending of verwerking door de industrieën. "Doorgedraaide" vis gaat naar de vismeelfabrieken(fabricage van kunstmest, pluimveevoeder e.d.). Voor 2/3 wordt hierbij van wégtransport en voor 1/3 van de spoorweg gebruik gemaakt.
=
~,'
'>:' ;':.:,~\ ': ". :' , ,, ,
~'
i1:
,', .'~. ~
- 32 -
c. Inrichtingen aan de Z.W.zijde. Nadat de vaartuigen gelost zijn, worden zij naar de Z.W. zijde van de vissershaven verhaald, waar zij voor de volgende reis worden gereed gemaakt. (proviandering, bunkeren van st~enkool of olie, nieuwe netten, ijs). Daartoe is een 845. m lange beschqeiing aanwezig. d. Reparatie inrichtingen. Voor korte reparaties is een drijvende dok met een hefvermogen van 650 ton beschikbaar. Het ligt aan het uiteinde van de vissershaven, waarvan de bodem plaatselijk uitgediept is, om het dek te kunnen laten zakken als ~r een schip in of uit moet. Verder zijn voor het droogzetten van vissersvaartuigen aan de westzijde van de z.g. Haringhaven 2 langshellingen gebouwd met ,een capaciteit van resp. 1200 en 600 ton. e. Distributie van zoet water. Ten behoeve van het marktbedrijf, de vulling van scheepstanken en de speciale industrieën aan de haven moeten worden gerekend op een ruim dagelijks verbruik van zoet water. Een goede kwaliteit water wordt gevonden in de ondergrond van de duinen; 28 bronbuizen, 8 m diep ingedreven, leveren voldoende water. Via filters en een hoogreservoir, 600 m3 inhoud, 23 m boven maaiveld, komt het water in het distributienet. f. Electriciteit. De~ectrische energie wordt door het Prov.Electriciteitsbe~rijf aan het havenbedrijf geleverd en gemeten aan d~ grens van het havengebied. Het bedrijf beschikt over een eigen distributienet en past eigen tarieven toe. g. Spoorwegaansluitingen. . Het goederenstation achter de veilinghallen is verbonden met de lijn IJmuiden-Haarlem. Verder zijn er zijsporen naar andere delen van het havengebied. Zoals de Z.W. oever van de Haven, in de onmiddellijke.nabijheid van de opslagplaatsen en de Visverwerkende industrieën.
-~ h. Haventerreinen.
.
Behalve het oppervlak nodig voor havens, marktgebouwen en de speciale diensten, werd bij de havenaanleg het oppervlak, gelegen in de driehoek tussen het hoofdbekken en de haringbaven, gereserveerd voor de vestiging van .n de visserij verwante bedrijven. Deze terreinen worden op lange termijn verhuurd aan fabrikanten en handelaren. Netten drogen en rapareren geschiedt op een geëgaliseerde zand.vlakte, welke beschut ligt achter de rand van duinen ten Westen van de haven. B. Vissershaven
te SCheveningen.
In tegenstelling met IJmuiden is dit een typische haringhaven. Ook deze haven ligt aan de open Noordzeekust. Anders dan met IJmuiden het geval was, waar de visserij zich eerst vestigde na de'aanleg van de Quitenhaven, bestond te Scheveningen reeds van ouds her visserij-bedrijvigheid. Hier werd reeds gedurende eeuwen met zogenaamde bomschuiten of bommen zonder enige haveninstallatie een belangrijke visserij uitgeoefend, waarbij de van een vlakke bodem voorziene vaartuigen eenvoudig op het strand gezet werden. Aan deze primitieve toestand kwam een einde door de bouw van een haven, die in 1094 in gebruik genomen werd. Deze haven, bestaande uit een door het Rijk aangelegde en onderhouden buitenhaven en een door en op kosten van de gemeente Den Haag aangelegde en bij haar in onderhoud zijnde binnenhaven, groot 420 x 162 m2, was ontworpen als een haven voor bomschuiten, De dammen van de buitenhaven liggen op de strandlijn 350 m van elkaar verwijderd. Na ongeveer 220 m parallel gelopen te hebben, buigen ze naar elkaar toe en vormen ten slotte een ingangsQreedte van 130 m. De koppen van de dammen liggen juist in de brandingsz8ne. De diepte bedraagt· daar -+ 4 m.-N.A.P. Reeds spoedig waren er klachten, die in hoofdzaak betroffen: Geringe diepte der haven, Hinder door deining, Gebrek aan bergruimte.
:;. 34 Juist in de tijd namelijk, dat de vissershaven in aanbouw was begon men het type "bom" te verlaten en te vervangen door de logger, waarvan .. de diepgang toen op 2.50 à 3.00 m te stellen was, terwijl de bomschuiten hoogstens 2.00 diepgang vertoonden. In 1905 werd de binnenhaven verdiept tot 3.75 m - N.A.P., waardoor bij.L.W. nog ruim 3 m. waterdiepte aanwezig was. Het binnenkomen uit zee bleef echter moeilijk, van afgeladen loggers alleen bij hoogwater mogelijk. VGrdieping van de buitenhaven stuitte nog lange t~jd af op defensie-bezwaren •. Tegenwoordig is de toegestande diepte 3.90 m -N.A.P. Verder bleek in.de binnenhaven een hoogst hinderlijke dei-' ning door te dringen. De schepen kregen meermaals belangrijke schade. Ook de beschikbare oeverlengte werd te klein, omdat de log--gers groter waren dan de bommen en de deining het 'verhinderde om de schepen dichter óij elkaar te leggen. In 1923 werd de buitenhavendiep~e verbeterd~ --Toen werd begonnen met het maken van een tweede birihenhaven.
Hoogtemat.. 1.0.1 ll.A.P ___. DtepI"ja ,an 3 met"
Techn. Hogeschool , afd. Weg_en Waterbouwkunde H.117 .
HAVEN VAN SCHEVENIN6EN o
-..
100 200m. ..... t:====:1
·
.
.'
- 35 Deze is met de eerste haven verbonden door een 180 m Langjen 20 m breed kanaal. De 2e haven heeft een oppervlak van 800 x 85 m2• Deze breedte is ongeveer de helft van die der eerste haven. De ervaring had geleerd, dat de grote breedte van de 1e haven weinig voordeel bood. De bodem ligt op "3.90 - N.A.P. De havenkom is aan drie zijden door tot 2.10 m + N.A.P. reikende kademuren en 40 m brede loswallen omzoomd. Aan de vierde zijde be-. vindt zich in aansluiting op een vijftal langshellingen een balastglooiing waarboven een ligsteiger. Tenslotte werd nog ter verbinding van de nieuwe haven met het binnenwater een schutsluis naar het Afvoerkanaal gebouwd, waardoor de haven ook voor binnenschepen toegankelijk werd. De sluiswijdte is 10 m; slag-. drempeldiepte .van buitenhoofd 3.24 m - N.A.P., die van het birtnenhoofd 3 m N.A.P. Het buitensluishoofd maakt deel uit van de nieuwe zeewering van Delfland en is daarom opgetrokken tot 6.00 m + N.A.P. De kolklengte is 30 m, de breedte 16 m. Behalve vloedeuren tot 4.25 m +, is er nog een stel stormvloeddeuren tot 6 m +. De ebdeuren reiken tot 3 m +. Een visafslaggebouw lang 175 m bevindt 3ich op de zuidelijke kade van de 2e binnenhaven. Deze vishal is evenwel te klein geworden. Een nieuwe vishal is geprojecteerd aan de N.W.zijde van de eerste binnenhaven. Vermoedelijk zal die vishal een lengte krijgen van 300 m en een breedte van 30 m. C. Vissershaven te Grimsby. De haveninrichting van Grimsby omvat een handelshaven en een vissershaven. ' De vissershaven heeft 3 bassins, omzoomd met hallen en opslagplaatsen over meer dan 1600 m lengte. De haven wordt geregeld be aochf door 400 grote trawlers ( 50 m x 6 m x 5.50 m ) f die hoofdzakelijk verse vis lossen (40 t. gemiddeld per boot, zijnde 1000 à 1.400 t per dag.) in de 1e en 2e haven. De herstellingen en de uitrusting voor de nieuwe reis geschieden in bekken no.3. Als regel wordt de vis na de lossing en het transport dat met de hand dan wel per kruiwagen plaats vindt, gefileerd, alvo!ens per trein te worden afgevoerd, koel gehouden met blokken koolzuur sneeuw; per dag vertrekken er 9 treinen voor de binnen-
,,,\,,,
o
~----
."
;::::
,
\-.<>
'HAVEN
VAN 6RIMSBY
landse consumptie, buiten de uitvoer over zee naar naburige landen. De omvang der reparatie inrichtingen staat in verhouding tot de belangrijkheid van de vloot. 3 langshellingen met daaraan evenwijdige beddingen kunnen 10 trawlers tegelijk bedienen. Bovendien zijn er 2 afbouwsteigers van 90 m lengte, waar 4 schepen ligplaats kunnen vinden voor reparaties aan de bovenbouw, Voor het bunkeren van steenkool het merendeel der trawlers is uitgerust met stoommachines - zijn 3 installaties ingericht, waar 10 tons kolenwagons in bunkers gekiept worden; de capaciteit van die bunkerstations is 720 ton per uur. Verder zijn er bunkerplaatsen voor water en vloeibare brandstof. D. Vissershaven van Lorient. Deze haven is gesticht ten zuidwesten van de handelshaven en het marine-etablissement. Zij bestaan uit: a. Een bekken van 330 m x 75 m, in beginsel beetremdvoor de zeilboten, tonijn en sardinevissers, (bodemdiepte -4.00), aan
:/
f·:
:,.. -'._
:".
.31 -
HAVEN
VAN lORI ENT
het uiteinde waarvan zich de repa,ratie langshelling bevindt,.afdalend tot - 4. De wagen bestaat uit 2 delen, waarbij het bovenste deel, dat het schip draagt, los gemaakt kan worden, nadat het boven een draaischijf gebracht is. Door middel van deze draaischijf kunnen de schepen op straalsgewijs gelegen beddingen geplaatst worden. (vermogen: 650 ton). Ter weerszijden van de helling bieden twee hellende vlakken nog gelegenheid tot het droogzetten van kleinere scheepjes. b. Een trapeziumvorm~g bekken, met een minium lengte en breedte van resp. 250 ~ en 75 m, waarvan een der zijden de loswal vormt, voorzien "tan een veilinghal met spooraansluiting. De afsluitdam aan de zeezijde dient voor het bunkeren, zowel van vissersschepen als van kustvaarders. De boten die de kolen aanvoeren meren langs de zeezijde van de pier, waar een diepte van -8 aanwezig is. De vissershaven. wordt geregeld bezocht door 50 stoomtrawlers en 150 motortrawlers.
.'
I