Ga naar de Priester! Preek over Leviticus 13 en 14 Tot de saaiste gedeelten uit de Bijbel horen de geslachtsregisters, namenlijsten en de soms vreemd aandoende wetten uit Leviticus. Vandaag een preek over een gedeelte uit Leviticus, je bent gewaarschuwd dus… Toch vind ik het ook wel jammer, dat Leviticus zo’n slechte naam heeft, het staat namelijk niet voor niets na het veel spannender boek Exodus in de Bijbel. In Exodus lezen we hoe God zijn volk naar de vrijheid brengt en er een verbond mee sluit. Israël is nu overduidelijk Gods volk geworden, maar moet nog wel leren hoe het Gods volk kan blijven. Dát is dus het centrale thema van Leviticus: wees heilig, want God is heilig. Vandaag gaan we een misschien wat bizar overkomend stukje lezen, maar ik hoop het in de preek heel dicht op je huid te brengen. Want ook voor ons geldt: wees heilig, want de Heer is heilig. De preek is daarom ook een goede voorbereiding op onze avondmaalsviering straks. Lezen Leviticus 13:1-3 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: Als iemand een zwelling, uitslag of een lichte plek op zijn huid heeft die aan huidvraat doet denken, moet hij naar de priester worden gebracht, naar Aäron of een van diens nakomelingen, die de aandoening moet bekijken. Als de priester vaststelt dat het haar op de aangetaste plek wit geworden is en de plek diep in de huid ligt, is het huidvraat en moet de priester de persoon in kwestie onrein verklaren. Dit is het inleidende gedeelte van een lang hoofdstuk met allerlei regels over de diagnose van de gevreesde ziekte huidvraat. In de oudere vertalingen staat in plaats van huidvraat meestal ‘melaatsheid’, maar dat is niet zo’n goede vertaling. Melaatsheid of lepra zoals wij dat kennen, was in de tijd van Mozes nog helemaal niet bekend. De aandoeningen in Leviticus 13 zijn daarnaast ook nog eens heel verschillend van elkaar. Het woord in de grondtekst ( צרעתtsara’ath) is eigenlijk een verzamelnaam voor allerlei soorten huidproblemen, schimmelinfecties en psoriasisachtige klachten. Het woord tsara’ath zelf betekent letterlijk ‘geslagen worden, geselen’. Het werd dus gezien als een ziekte waar je onder gebukt gaat en waar je verder weinig tegen kan doen. Het was niet te genezen met menselijke middelen, je kon alleen maar hopen en bidden dat God zich over je zou ontfermen. Kenmerken van de klachten was, dat de huid verkleurde, dat het een plaatselijke aantasting was, die meer dan oppervlakkig was. Regelmatig staat erbij, dat de aandoening diep in de huid ligt. De klachten beginnen altijd klein, maar verbreiden zich vervolgens naar een grotere plek, die dan ook steeds ongevoeliger wordt voor de pijn. Wie getroffen was door deze ziekte zag er afschuwelijk uit. Daarom is ‘huidvraat’ wel een goede vertaling: het vreet aan je en dat klinkt beslist niet smakelijk… Mensen waren bang voor je en vooral bang dat ze er zelf ook door besmet zouden worden. Daarom werd je verbannen en moest je in afzondering leven. In de verzen 45 en 46 lezen we daarover: Wie door huidvraat aangetast is, moet zijn kleren scheuren, zijn haar los laten hangen, baard en snor bedekken en “Onrein, onrein!” roepen. Zo iemand blijft onrein zolang de aandoening duurt. Als onreine moet hij apart wonen en buiten het kamp verblijven. 1
Levend dood… Dat was dus niet zo’n plezierig lot: je moet in afzondering leven en je bent onrein. Daarmee word je dus buiten de gemeenschap van Gods volk gezet. De drie dingen die je moet doen horen bij de rouwgewoonten om een dode: je kleren scheuren, je haar los laten hangen en de hand voor je mond houden. Zo wordt duidelijk gemaakt dat je in het machtsgebied van de dood bent. Alleen God kan je dan nog redden (2 Kon. 5:7). In feite ben je een levende dode. Het voelt wel een beetje als een straf: ben je ziek en ellendig en dan word je ook nog weggestuurd! Alsof je er iets aan kunt doen en het je eigen schuld is! En dan zullen we straks ook nog zien, dat je om rein te worden reinigingsoffers en schuldoffers moet brengen – alsof je in zonde had geleefd… Is dat niet wreed van God? Tegelijkertijd lezen we nérgens in dit gedeelte of elders in de Bijbel dat huidvraat wordt veroorzaakt door zonde. Soms is het wel een straf voor bepaalde individuele mensen 1, maar de oorzaak van de ziekte is niet per definitie een aanwijsbare zonde (vgl. Johannes 9:1-3). Toch is het wel in dit hele hoofdstuk gekoppeld aan zonde, maar dan als beeld van de zonde. Huidvraat is een beeld van de zonde Huidvraat laat namelijk in al z’n heftigheid zien, wat zonde ook doet met mensen en hun relatie met God en Gods volk. Want zonde tast niet alleen jouzelf aan, maar ook je omgeving en bovenal je omgang met God. De heilige God kan onreinheid en zonde niet verdragen, daarom stuurt Hij je weg. Dat vraat niet direct te koppelen is aan zonde, blijkt ook wel uit twee andere gedeelten in de wetten van Leviticus 13 en 14. Als er plekken op wollen of linnen stof verschijnen, of op ketting- of inslaggaren van linnen of wol, of op leer of op iets dat van leer gemaakt is, en die plekken op de stof, het leer of het garen of het leren voorwerp zijn groen- of roodachtig, zou het desbetreffende voorwerp aangetast kunnen zijn door vraat en moet het aan de priester worden getoond (13:47-49). Hier gaat het over schimmels en aantasting op wol, linnen stoffen en leer. Toch niet bepaald zaken die kunnen zondigen en dan vraat krijgen als straf… En even verder kan vraat zelfs huizen en gebouwen aantasten: Wanneer jullie eenmaal in Kanaän zijn, het land dat Ik jullie in bezit zal geven, en Ik daar een huis door vraat laat aantasten, moet de eigenaar bij de priester melden dat zijn huis is aangetast. (14:34-35). Ook huizen kunnen niet zondigen. Dit alles maakt duidelijk dat zonde niet de directe aanleiding voor de ziekte of de schimmelproblemen is. Maar toch verbindt God vraat aan zonde, omdat het onreinheid, bederf, aantasting en dood symboliseert. Dat zijn wel allemaal woorden die bij de gevolgen van de zonde horen. Daarom hoort het niet in Gods volk thuis. Wat doet zonde? Vraat staat dus symbool voor de zonde. Als je dat weet, zijn de overeenkomsten tussen vraat en zonde eigenlijk ook niet zo moeilijk te vinden: net als vraat is zonde afschuwelijk om te zien of mee te maken, het misvormt en zit dieper dan de oppervlakte; net als vraat begint zonde klein en onopvallend, maar dan breidt het zich steeds verder uit; 2
net als vraat word je - hoe meer je bent aangetast – ongevoeliger voor de pijn die zonde veroorzaakt; net als vraat is zonde niet te genezen met menselijke oplossingen. net als vraat ontstaat er isolement door zonde: je raakt afgesneden van God en je medemensen en daarmee word je een levende dode…
Als je zo het verband ziet tussen zonde en huid- of schimmelziekten, dan is beter te begrijpen dat God de genezing koppelt aan offers die elders in Leviticus voor zondaars zijn voorgeschreven. Door de ziekte was niet alleen de band met Gods volk doorgesneden vanwege de afzondering, maar ook de band met de Levende God. Wie huidvraat had, mocht bijvoorbeeld absoluut niet in de tabernakel of de tempel komen! Hoe komt het weer goed? Maar gelukkig kon je er ook weer van genezen. Toch was je nog onrein en dus buitengesloten van God en zijn volk. Wat was dan de weg om weer opgenomen te worden? Je moest naar de priester gaan om je te laten onderzoeken – wel buiten de kampplaats natuurlijk, want je was nog onrein. Wanneer de priester constateerde dat de zieke genezen was, begon een langdurig reinigingsproces met allerlei rituelen en offers. Je kunt het hele gebeuren als volgt samenvatten: eerst reinigen, dan verzoenen, vervolgens nieuwe toewijding die leidt tot heiliging en dankbaarheid. De offers waren bijpassend: een zondoffer tijdens de reiniging, een brandoffer dat een nieuwe en complete toewijding aan God symboliseert en een spijsoffer als uiting van dankbaarheid. In feite is hiermee in het kort het hele verhaal terug te vinden van hoe God mensen redt! Ook wij worden door God genezen van de aan ons vretende ‘ziekte’ die zonde heet. Ook wij worden met God verzoend, waardoor we weer aan God toegewijd kunnen leven, heilig en dankbaar. Ook bij ons moest daarvoor een Priester buiten de legerplaats komen: in Hebreeën staat over onze Hogepriester: Daarom heeft ook Jezus (…) buiten de poort geleden (Hebr.13:12). Het reinigingsritueel Om het niet te lang en te verwarrend te maken lezen we alleen het eerste deel van het verzoenings- en reinigingsritueel: Dit zijn de voorschriften die van toepassing zijn wanneer iemand die door huidvraat getroffen is, weer rein kan worden verklaard. Zo iemand moet naar de priester worden gebracht, en de priester moet buiten het kamp onderzoeken of hij van zijn huidvraat genezen is. Als dat zo is, moet de priester opdracht geven om voor degene aan wie de reiniging moet worden voltrokken twee levende, reine vogels te halen, en cederhout, karmozijn en majoraan. De ene vogel laat hij slachten boven een met bronwater gevulde aarden schaal. De andere, levende vogel moet hij, net als het cederhout, het karmozijn en de majoraan, in het bloed van de boven het bronwater geslachte vogel dopen, en met dat bloed moet hij degene die na zijn huidvraat moet worden gereinigd zevenmaal besprenkelen. Daarna verklaart hij hem rein. De levende vogel moet hij vrijlaten in het open veld (Lev.14:2-7).
3
Voor het reinigingsritueel zijn dus twee levende vogels nodig, een aarden schaal met bronwater, cederhout, de rode kleurstof karmozijn en de majoraanplant. Karmozijn wordt in andere vertalingen vaak scharlaken genoemd en majoraan vaak hysop. Cederhout heeft ook een roodachtige kleur. Rood is de kleur van bloed en dus van het leven en van verzoening. De priester moest het cederhout, de rode kleurstof en de majoraan in het water doen en dan één van de vogels slachten. Een vogel heeft niet zoveel bloed, maar samen met de kleurstof en het water kreeg je dan toch wel een schaal vol bloedrode vloeistof. Dat werd het reinigingswater, waarmee de priester de genezen persoon besprenkelde (vgl. Lev. 16:1519). Vervolgens doopte de priester de andere, nog levende vogel, in het bloedrode water en daarna werd die rood besmeurde vogel vrijgelaten. Zo draagt die vogel de onreinheid als het ware weg, maar ontkomt hij ook aan de dood (vgl. Lev.16:20-22). De dode vogel symboliseert het dood-zijn toen je nog huidvraat had, de weggevlogen vogel staat voor het nieuwe leven in vrijheid. Twee vogels: Goede Vrijdag en Paaszondag Deze twee vogels laten prachtig zien wat de Here Jezus heeft gedaan. De vogel die geslacht wordt verwijst naar het sterven van Jezus voor ons. De tweede vogel die bedekt is met bloed, mag gelukkig in vrijheid wegvliegen en leven; dit verwijst naar de Heer die opstond uit de dood. Samen laten de twee vogels dus het reinigingswerk van Jezus zien van Goede Vrijdag en Pasen: dood en nieuw leven vlak na elkaar. Maar de wonden van die dood waren nog zichtbaar toen Hij uit het graf opstond, net zoals de vrij weg fladderende vogel helemaal rood gekleurd was van het bloed. Jezus stierf – buiten de legerplaats, buiten de stad, van God en mensen verlaten – maar stond op en ging waarheen Hij wilde, zo vrij als een vogel. Op Goede Vrijdag droeg Jezus de straf van de zonde. Aan het kruis werd Hij daarom een Levende Dode, door God en mensen gemeden en in de steek gelaten. Toen Hij stierf, was daarmee de zonde van de mensen verzoend. Toch was dat maar de helft van het verhaal. Zonder Pasen is Goede Vrijdag namelijk maar een triest verhaal: … als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, bent u nog een gevangen van uw zonden… zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn (1 Kor. 15:17,19). Gelukkig dus dat na het sterven op Goede Vrijdag de opstanding op de Paaszondag kwam. Nu is er geen veroordeling meer, geen afstand tussen God en ons – we worden door Jezus rechtvaardig verklaard: rein dus en zo vrij als een vogel – de tweede vogel. De twee vogels symboliseren, dat de veroordeling is weggenomen en dat er vrijheid voor in de plaats komt. Zo verwijzen ze samen naar de dood en opstanding van Jezus: Hij heeft Jezus voor onze zonden laten sterven en Hem uit de dood laten terugkomen om ons rechtvaardig te verklaren (Rom.4:25 uit Het Boek). Twee vogels: Avondmaal en een leeg kruis Zo dadelijk gaan we Avondmaal vieren. En voorin de zaal staat hier dat grote lege houten kruis. De avondmaalstafel en een kruis, beide verwijzen ze naar dat ene offer van Jezus. Hij hing aan een houten kruis, met bloed besmeurd… en Hij stierf. Water en bloed mengden zich, toen de soldaat een speer in zijn zij stak. Zie je in Hem die ene vogel? Water en bloed vermengden zich, toen de vogel stierf boven de schaal met water. Het gebeurde op Golgota, buiten de stad, weg van de bewoonde wereld.
4
Zo onderging onze grote Priester zelf het lot van het offerdier, als een lam geslacht, als een kwetsbare vogel gedood. Hij werd met onze schuld beladen, met de ondraaglijke last van onze zonde. Onze ziekten nam Hij op zich, onze wonden, onze schurft, onze rottende schimmels en infecties, onze huidvraat. En zo werd hij ook behandeld: Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht. Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd. Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing. (…) Hij werd verbannen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk werd hij geslagen (Jes.53:3-8). Zie je het? Hij werd behandeld als iemand met de ergste vorm van huidvraat…! En tegelijk is Hij de Priester, die het reinigingsritueel uitvoert. Ga naar de Priester! Daarom krijg je vandaag de kans: ga naar Hem om je te laten reinigen. Want je lijdt aan huidvraat! Jij bent toch ook aangevreten door de zonde? Het zit diep in je: de zonde tast je aan in wie je bent – zeg maar in je huid en haar (Lev.13:2-44); de zonde zit in wat je doet en in hoe je je voordoet – zeg maar in de kleding waarin je rondloopt (Lev.13:47-59); de zonde zit in de dingen waarbij je je thuis voelt – zeg maar in je huis (Lev.14:33-53). Ga dus alsjeblieft vandaag nog naar de Priester om rein te worden, want er is geen menselijk medicijn tegen zonde. Laat je reinigen, want anders tast het steeds meer aan, je misvormt en lijkt steeds minder op het beeld van God dat Hij met jou voor ogen heeft. En hoe groter de aantasting, hoe meer de pijn over de zonde vervaagt. Pas op: je wordt een levende dode! Daarom moet je naar de Dode Levende: Hij die dood geweest is, maar leeft (Openb.1:18 en 2:8). Erken dat je genezing nodig hebt en loop straks naar voren, naar het kruis. Daar mag je alles brengen wat je buiten de relatie met God heeft gezet, wat je geestelijk ziek heeft gemaakt en wat aan je vreet. Daarvoor moet je wel opstaan en uit de veiligheid van je zitplaats tussen de mensen weglopen. Naar voren, buiten de groep, afgezonderd, als een besmettelijk zieke. Je roept van je zelf – als je naar het kruis gaat – “Onrein! Ik ben onrein!” Maar gelukkig: daar bij de Priester is genezing en reiniging te vinden. Want Hij is het Levende Water, dat reinigt en leven geeft. Hij is ook de geslachte vogel waarvan het bloed aan het hout was gesmeerd, die door zijn dood en zijn vergoten bloed de onreinheid van de zonde wegneemt. En kijk eens: het kruis is leeg! Jezus is niet alleen de geslachte vogel, maar Hij werd ook de vrije vogel: Hij is opgestaan en gaat ons voor naar een leven in vrijheid en reinheid! Amen Soest, 15 mei 2011 1
Mirjam kreeg huidvraat als straf voor haar opstand tegen Mozes, Numeri 12:10. Zie ook wat er met Gehazi gebeurde in 2 Koningen 5:27 en met de koning Azarja (2 Koningen 15:5) of Uzzia (2 Kronieken 26:26-23).
5