A. LANyON.
HOMHARDEMKNT VAN' PARIJS. BEWONERS IN HUN KELDERS GEVLUCHT.
FRANSCHE OORLOGSILLUSTRATIES IN DE JAREN ZEVENTIG, EENENZEVENTIG, Q D DOOR GERARD VAN DEN HOEK. O D Wie de geïllustreerde bladen uit den fransch-duitschen oorlogstijd, bijvoorbeeld 1'Illustration, vluchtig doorbladert, zal den indruk krijgen, dat hij tegenwoordig veel meer betrouwbaar omtrent het krijgsleven wordt ingelicht dan te dien dage. Uit heldere en volledige afbeeldingen kijken hem thans waarachtige menschen aan. Zij glimlachen voor den fotograaf; een half uur geleden misschien vochten ze nog en als ze geposeerd hebben, begint straks de worsteling opnieuw. Men denkt er met afschuw aan, dat dit of dat sympathiek gezicht
wellicht, of waarschijnlijk zelfs reeds door een granaatscherf (zooals er elders in het blad op een kiekje zijn bijeen geschikt) is verminkt. Aan deze platen heeft iedereen houvast en naar de schetsen en teekeningen, die tusschenbeiden ook nog voorkomen, kijkt niemand, die zin voor de werkelijkheid heeft en niet sentimenteel is, om. Het lijkt bij zulke vreesclijke gebeurtenissen gemeene schennis, dat de een of andere artist, die nng al veilig achter de bestookte linie zit, gauw een teekening voor zijn blad krabbelt, van een charge, die hij niet meegemaakt
n 8 FRANSCHE OORLOGSILLUSTRATIES IN ZEVENTIG, EENENZEVENTIG. heeft, waarin de werkelijke helden door gefingeerde zijn vervangen, en dat, terwijl de doodcn nog warm zijn. In 1870 moest men zich met dergelijke onvolledige, half ware voorstellingen tevreden stellen. En zeker zijn er toen massa's zouteloos werk gemaakt, waartusschen men nauwelijks den smaak van het goede opmerkt. Sommige namen schijnen, wanneer men ze telkens met een conventioneel soort teckening heeft zien terugkeeren, door hun klank zelf de flauwe eigenschappen van hun dragers uit te brengen. Totdat er eensklaps iets komt, dat de nieuwsgierigheid opwekt. Het is misschien wat anders dan het gewone, maar daarom beter? Door het zien van veel minderwaardigs achter elkaar is de blik, waarmee men oordeelt, niet meer zoo zeker. Men gelooft niet, vertrouwt zichzelve niet; maar de teekening heelt iets overtuigends en men vertrouwt den teekenaar. Niet op het punt van uiterlijke juistheid — die questie vergeet men, als een kind, dat gemakkelijk genoeg van iets wordt afgeleid — maar op liet punt van innerlijke waarachtigheid. Omstreeks zeventig was het een goede tijd voor de houtsnede. Een nieuwe rij kunstenaars hield er zich mee bezig, zoowel in Engeland, waar de Graphic werd gesticht, als in Frankrijk *). Gavarni was dood; het malicieuze genre, waarin hij en Daumier zulke fijne kunst gemaakt hadden, verliep in de koddigheden van de Revue de la semainc of mensuelle, van Bertall, Cham, e.a., en nog net precies als Cham teckent tegenwoordig Henriot, wiens krabbeltjes in 1'Illustration echter naar de binnenzijde van liet omslag zijn verhuisd. Maar de goede illustratoren bekeken hun onderwerp niet van den grappigen kant, *) Door weinigen werden de mooie resultaten gewaardeerd. Vincent van (iogh tenminste schrijft nog in 1882 aan zijn broer: Holland
De definitie, die menig schilder hier in
ten antwoord
geeft
houlgravure ? i s : „'t Zijn v a n
op de v r a a g : Wat is een die
Zuid-Hollandsch koffiehuis liggen".
dingen
die in 't
doch lieten het liever gaaf en eerlijk op zich inwerken; waarvoor dan in hun persoonlijkheid wel een orgaan van eerlijkheid en gave belangstelling moet zijn geweest. De oorlog doet het zijne om hun werk te verdiepen. Wie het voor dien tijd al niet ernstig opvatte, vervalt nu wel hopeloos in het vluchtig, onbeduidend, anecdotisch of declamatorisch geknoei. De afgebeelde personen doen als slechte tooneelspclcrs, de omgeving is coulisseachtig. In een volksmenigte de stereotype hollende jongentjes en wijzende menschen; ze zien er uit als figuranten, die meer willen doen, dan hun bescheiden rol is, en het ongerijmde doen. Op een plaat, waar de bewoners van zeker dorp door de Duitschers tot graaf werk gedwongen heetcn, wordt dit geaccentueerd, doordat er een van hen een douw krijgt; de gezichten en houdingen zijn nietszeggend. De teekenaar kon het moeilijk onderwerp niet aan. Dit is ook wel een kenmerk van de goede illustratoren, dat ze onderwerpen kiezen, waartegen zij opgewassen zijn. En eenmaal gekozen hebbende stellen zij er zich niet mee tevreden, dat de lieden een licht bevattelijken omtrek onder de oogen krijgen, en geven ze niet zoozeer op zichzelf staande feiten, als wel een samengevat, veel vertegenwoordigend beeld. Maar aan den anderen kant eischen zij dan ook een aandachtige beschouwing. Merkwaardig in verband met den oorlog en de menschelijke ellende in het algemeen is de ontwikkeling van A. Lancon gegaan. In 1'Année illustrée van 1868 staan schetsen van zijn hand, bekroonde koeien, varkens, paarden, een abattoir, alles op de meest droge, stramme manier gedaan. Mak voor den oorlog, in Juli 1870, geeft hij in 1'Illustration twee groote houtsneden van prairiebranden in de Landes. Vooral de eene plaat, waarop aan den rand van het rookende gebied, terwijl mannen bezig zijn een greppel te graven, een verjaagde boerenfamilie zit uit te rusten tegen een hoop weggeruimde takken en kruiden, is al zeer goed. Dan breekt de oorlog uit en trekt hij mee als
FRANSCHE OORLOGSILLUSTRATIES IN ZEVENTIG, EENENZEVENTIG. 119 correspondent van l'lllustration; alleen in ziet slechts de achterhoede rechts op de dit blad staan meer dan veertig platen op plaat verdwijnen. Handig teekenen, zonder zijn naam, waaronder vele van een gcheele dat er iets van binnenuit blijft meeleven, b'adzijde. Ze zijn nog zeer ongelijk. Voor- kan hij niet. Voor hem is het beter, dat hij zijn instellingen met veel woelende figuren zijn het minst goed gelukt. Hij, die wel meer drukken wat laat bezinken. Het best zijn van den eigenlijken oorlog zal gezien hebben dan ook zijn Etudes retrospectives, voordan andere teekenaars, (die zonder blikken namelijk scènes uit de ambulance. Er is of blozen naar een croquis van den een of ook bij een Pansemcnt d'un soldat dans unc ander een woest krijgstooneel op het hout- ferme. De forsche soldaat ligt op zijn knieën
A. I . A N r O N .
I.A
CUKRRK. É T U D E S
K É T R O S I ' E C T I V E S . A M K U L A . N C E KTAHI.IK
DAN'S
I.'EGLISE
I)K M O U Z O N A I ' K E S S E D A N .
blok goochelen), hij, die zelfs een poos in en laat zich helpen door een boerevrouw. diütsch krijgsgevangenschap is geweest, Heiden zwijgen, de gewonde houdt zijn geeft maar zelden dien eigenlijken oorlog te hoofd wat opzij en kijkt droefgeestig naar zien. Een verkenning van huzaren is weer den grond. stram en zonder leven, de paarden stappen Krachtiger geteekend is de groote plaat: overdreven keurig als in een rijschool, de Ambulance dans 1'église de Mouzon, après boomen langs den weg lijken van houtwol. Sedan (formaat 32 x 22). In een zijbeuk liggen Kijkjes tusschen puinhoopen schijnen ook zeven gekwetsten naast elkander. Sommizonder lust te zijn gemaakt. Een gevecht gen zien er lusteloos en verdrietig uit, anin een dorpsstraat is vrij goed, maar men deren herkrijgen weer levensmoed. Verderop
120 FRANSCHE OORLOGSILLUSTRATIES IN ZEVENTIG, EENENZEVENTIG. zijn er reeds die voor de afwisseling in een bank zitten. De groote rust binnen deze muren, aan den voet van deze rotsvaste pilaren, moet hen verkwikken. Op een andere plaat, in Le monde illustré, huizen een stuk of wat soldaten in een schemerigen hoek van een eenvoudiger en kleiner kerk, bii een altaartje. Ook hier dezelfde kraehtige manier en fijngevoeligheid voor ernst. Hij behandelt weemoedige dingen zonder
E. MORIS.
geregeld groepje met een zeker ontzag voorbijgaan. Een andere kleine plaat heet Derniers coups de fusil, dans la nuit du 27 au 28 janvier, en stelt voor een loopgraaf, van onderen en van binnen uit gezien. Een troepje vermoeide mannen is suffig bezig met schieten; sommigen doen niet mee. Benedenin morrelt er een aan zijn ransel. Alle spanning is weg; ze zullen immers wel
PARIS. ASI'KCT DES BOUI.KVARDS 1'ENDANT LA SOIREE.
zijn flinkheid te verliezen: Na het sluiten van den wapenstilstand, die in een moeilijke vrede zou overgaan, verlaat een afdeeling soldaten een boerderij, dicht bij Parijs. De tamboer loopt een weinig gebogen en met neergeslagen oogen voorop. Hij heeft zijn trommel niet eens omgehangen, maar houdt hem (het is er een van hoog model) los op de heup; zijn andere arm heeft niets te doen. Kameraden aan weerszijden laten het on-
niet meer worden aangevallen; vandaag of morgen komt er wapenstilstand zonder hoop. Maar omdat ze toch iets moeten doen en het werkeloos bij elkaar zitten te somber zou zijn, schieten zij zoo nu en dan nog maar eens. Verder geeft hij allerlei tooneelen uit het soldatenleven te velde en in de forten, waclitposten en bastions in rust, een gieterij van granaten, een convooi van door de
FRANSCHE OORLOGSILLUSTRATIES IN ZEVENTIG, EENENZEVENTIG. 121 duitschers ter dood veroordeelde burgers, het kisten van hen, die in de ambulance gestorven zijn. Récolte d'un jour de combat heet dat laatste. In een lange rij ligt deze naargeestige oogst van dooden langs den wand van een loods, elk met een beschreven papier onder aan de broekspijpen gespeld. Twee mannen zijn kalm bezig een van hen te ontklccden.
werkte ook hij reeds. In 1864 gaf hij al elke maand in 1'Illustration een plaatje, waarop de eigenaardigheden van den tijd van 't jaar raak en fijn werden getypeerd, in een woelige opstapeling van kleine tafereeltjes. Ook zijn talent ontwikkelde zich nog in het ongeluksjaar. Hij teekent voorstellingen direct naar de natuur en dan weer andere met een allegorische bedoeling. Volle, bc-
K. M0R1N, TRAVEAUX EXECUTES AUX FORTIFICATIONS I'OUR METTRE PARIS EN ETAT DE DEFENSE, PORTE DE CUGNANCOURT.
In bijna al het werk van Lancon is veel menschelijk gevoel. Later, na den oorlog, zal hij zijn allermooiste groote prenten maken, tafereelen van ongelukkigen en armen, Les bas-fonds parisiens, L'cnvers de Paris, verzamelplaatsen van voddenrapers, een soepuitdeeling, scènes in het gekkenhuis. Een vuriger talent, met meer verbeeldingskracht, maar minder trouwhartigheid is Edmond Morin. Lang voor den oorlog LI. Elseviers No. 2.
wegelijke tooneelen geeft hij allerknapst en met de juiste stemming. Een van zijn beste prenten is Aspect des boulevards pendant la soiree (formaat 32 x 22) in de allereerste dagen van den oorlog. De plaat kan men vinden in lTllustration. In het midden, aan den rand van het trottoir, onder jonge boomen, staat een helderwit lichtende kiosk, waarbij mannen en heeren vechten om couranten. Daarachter loopt de straat, rechts 10
122 FRANSCHE OORLOGSILLUSTRATIES IN ZEVENTIG, EENENZEVENTIG. kijkt men in een zijstraat met hooge huizen, waarboven een flauwe wolkenlucht; hoog in die verre huizen een paar verlichte vensters met onduidelijke gestalten, beneden een woelende menigte, troepen jongens met lampions, intrekkend tegen andere troepen, rijtuigen, een zware omnibus met toekijkende menschen erin en erop, en met een koetsier, die het ondanks de volte niet laten kan opzij te zien. Links aan den overkant komt de hemel niet meer bloot, en daar vlak onder den bovenkant der plaat, zichtbaar tusschen de toppen door der boomen die aan deze zijde staan, een lang, smal terras met menschen. Overal menschen; alleen het linkerdcel van den voorgrond is leeg. Het peinzende figuurtje van een garde civile of politieagent is op het punt, die ruimte over te steken; slechts zijn hoofd en romp, die donker afsteken tegen het licht van de kiosk, komen boven den rand der plaat uit. Geheel rechts op den voorgrond café-tafeitjes, waaromheen rookende heeren; een kellncr, die nog niet door de algemeene opwinding is .aangetast, komt met een blad aandragen; verderop een kellner, die het wel is en aan een heer, die op een stoel staat en zich naar hem overbuigt, iets aanwijst, dat in de menigte geschiedt. Hier geen coulissen, maar men voelt het gistende Parijs aan alle kanten om zich heen. Een dergelijk onderwerp behandelt hij nog een paar maal, maar niet zoo goed als hier, in Le Monde illustré. In datzelfde weekblad komen echter platen van anderen aard voor, die zeer mooi zijn. Zoo een groote houtsnedc van werklui, die bij de porte de Clignancourt (formaat 32 x 22) aan de verdedigingswerken bezig zijn. Het is een grijze, winderige dag; pas ontbloot zand, dat in plakken naar beneden schuift, geeft het meeste licht. Daartegen komt op den voorgrond sterk uit een kar met kluiten aarde, die door twee voor elkaar gespannen paarden uit een diepe kuil naar boven gejakkerd wordt. Beneden in den kuil, aan den voet van een bemctseld bastion is het schemerig. Gespierde kerels werken er met
schop en pikhouweel. Er staat een los paard, in welks bochtig lichaam eigenzinnigheid zit en waartegen een terugdeinzende jongen schijnt te knorren. Hoogerop sjorren twee mannen een lantaarnpaal uit den grond en een magere, taaie zestiger mikt met een vaart zijn kruiwagen met keien over een smalle plank. Aan den top van het bastion onrustig fladderende vogeltjes. Links boven in den hoek, op de tegenovergestelde fortificatie twee hoopjes toeschouwers, heel in 't klein, maar toch nog levendig. Nog veel levendiger uit den aard der voorstelling is een charge van kurassiers, tegen een heuvel op, recht op het kanonvuur in. De figuren zijn in twee groepen gescheiden. Op het tweede plan stormen de vurigen, ongcdeerden voorbij, op den voorgrond in een holte van het terrein liggen de geknakten, de bleeke dooden en de gewonden, wier leven reeds half uitgebluscht is, zij, die met lichaam noch geest den aanval meer volgen. Er is ook een wonderlijk kereltje bij, die zeker niet meer dan een harde klap tegen zijn ronde kop heeft gehad. Hij zit met groote, verschrikte oogen en een schreeuwende open mond, bolle wangen en hooge schouders, met den rug naar den vijand, half achter zijn rochelend paard en heft zijn worstachtige, kleine arm op als om alarm te maken. Het bloed is hem naar het hoofd gevlogen; vlak in zijn buurt een stervende, wiens wit gezicht op de borst zinkt. In Le Monde illustré staan van Morin verscheidene min of meer allegorische platen. Zoo een donkere prent, die hij La Guerre noemt. Voor een oud, begroeid huisje met rieten dak, waarbij stokrozen zwaar bloeien,zit een bejaarde boer met de hand om het oor te luisteren, naar wat zijn vrouw uit een krantje voorleest. Een klein jochie, plat op den grond, leunt tegen het been van den ouden man en is onder de eentonige voorlezing van zijn grootmoeder ingeslapen. Een voorbijgaand vrouwtje is blijven staan om mee toe te hooren. Maar een jonge man, met een pak onder den arm en een reisstok
FRANSCHE OORLOGSILLUSTRATIES IN ZEVENTIG, EENENZEVENTIG. 123 loopt haastig langs den oever van een meertje, waarboven in de verte de hemel zwart wordt en, al hooger wervelend, rookig krijgsgewoel opbraakt. Ook boven het huisje trekken de zwarte dampen. Twee gekroonde adelaars staan wild klapwiekend tegenover elkaar in de lucht. Een andere plaat heet: Lc Christmas de 1870 a Berlin. Envoi du roi Guillaume a la reine Augusta. Een zware sparreboom in
M. J. G. ANDRIEUX.
kerktoren, zwarte wrongen rook, een hooge, geweldig kruiende wolkenlucht. Dezelfde klachten en ellenden van thans zijn in dat alles uitgedrukt, dezelfde beschuldigingen van vrouwen- en kindermoord. De prent zou ook in het begin van den tegenwoordigen oorlog geteekend kunnen zijn, behalve dan, dat boven op den top van den toenmaligen boom een keizerskroon hangt met de letter N. Is onder het teekenen van deze bittere
I.K CHAMP DE HATAII.I.K DE KORNKY (LES MORTs). TKEKENING NAAR L>K NATUUR.
een kuip is bevracht met pakken blanke sneeuw en blanke lichamen. Sommige figuren schijnen rustig te slapen, andere verbaasd te ontwaken uit een drukkende droom. Om de kuip heen nog meer ongelukkige gestalten. Een geraamte met punthelm op begiet dezen kerstboom met bloed en houdt in zijn andere knokelhand een druipende gieter met tranen klaar. Links en rechts in de verte brandende puinen, een ontwrichte
plaat in Morin het denkbeeld voor de volgende opgekomen, die in de laatste Monde illustré van 1870 staat? Daarop ziet men een pootigc boerenkerel zonder ander wapen dan een dorschvlegel, waarmee hij een weigewapende duitschen soldaat afranselt; 1871 leest men op zijn rug. Terzijde ligt geknield een schoeiende wouw in de rouw: dat was 1870. Hij zet er onder: Lc dernier ennemi. Nos vtrux et nos souhaits! benevens het
124 FRANSCHE OORLOGSILLUSTRATIES IN ZEVENTIG, EENENZEVENTIG. volgende gedichtje, dat overigens weinig op de voorstelling betrekking heeft:
(zelfde formaat). De vorst komt rechts geheel op den achtergrond met zijn gevolg aanrijden, tusschen een eerewacht van voetvolk door, O toi qui t'es leve dans les horreurs du froid waarvan de officier juichend zijn hand omhoog steekt, 's Konings paard snuffelt aan de lijken; Et dans les tempêtes du bronze, Que nous apportes-tu sous ta robe au pli hijzelf is te ver weg en de schemering is te diep, dan dat zijn trekken te herkennen droit, zijn. Deze stoet van hooge bezoekers beAn mil huit cent soixante et onze? moeit zich in 't geheel niet met het somber Zeldzamer dan het werk van Morin is dat tafereel, dat de eigenlijke tcekening uitvan Andrieux. Onder het weinige, dat hij maakt. Hetzelfde onderwerp van de vorige voor zoover ik na kon gaan, maakte, munten plaat is hier uitvoeriger en meteen harder uit twee houtsneden van slagvelden in donker, en onverbiddelijk behandeld. De boom is die zoo forsch en gespierd zijn uitgevoerd, als een ontbladerd, scheef gerukt struikje gede klank van zijn naam is. De een,e heet: Le worden, het weemoedige maanlicht, dat nog champ de bataille de Borny. — • Les morts iets balscmachtigs had, een late schemering (formaat 32 x 22), en is blijkbaar gemaakt naar met vale wolkensluicrs erin. Er vliet geen een schets van iemand anders. Een groep frisch stroompje voorbij; verder niets dan dooden ligt tegen een heuveltje. Daar onder de harde grond, en om en over een vernield langs., over den voorgrond, vloeit een heel kanon de groep dooden, wier verlatenheid klein stroompje, niet meer dan een vliesje nog grooter lijkt door de nabijheid der water over zandribbels en waarin een paar vorstelijke bezoekers, die hen niet zien. steenen weerspiegeld worden. Op het heuEr zijn nog meer namen, waarvan men veltje een boom, waarvan men alleen den bij herhaalde ontmoeting onwillekeurig gaat stam en een bijna afgescheurde tak ziet. houden: Vierge, Urrabieta, Lalanne, Ferat, De dooden liggen half in helder maanlicht, Montbard. Van den laatste staat in 1'Illushalf in de schaduw van dien boom. Maar tration een opmerkelijke kleine houtsnee ze zijn gevonden. Een officier en een soldaat van een barricadegevecht in kruitdamp, dragen een anderen officier weg. Achter het met spookachtige gedaanten, die nog maar hoogtetje loopt een jonge milicien met een machinaal door schieten, machinaal een gewonde op zijn rug, die zich zwaar om zijn gewonde wegdragen. De prent is blijkbaar nek laat hangen. De drie mannen doen snel en op een eigenaardige, vegerige manier zwijgend en met kalmte hun werk. Een gesneden, die zich uitmuntend bij het ruige wagen met twee paarden komt aanhobbelen onderwerp aanpast. over den oneffen bodem. Rechts vooraan Wie na de beschouwing van deze prentligt nog een dood paard, met den kop over kunst terugkeert tot de rijk geïllustreerde het watertje; krachtig en nervig van struc- bladzijden bijvoorbeeld der tegenwoordige tuur als de houten materie zelf is de teeke- Illustration, zal het gaan betreuren, dat zij ning van dit paard. en haar genooten niet langer zulke teekenaars Onder de andere; prent staat: Visite du tot hun beschikking hebben, bij zulk een roi de Prusse au champ de bataille de Sedan procédé.