Figuur 1: logo Vrouwenraad
HUWELIJKSQUOTIËNT De Vrouwenraad pleit voor een genderneutrale inkomstenbelasting en daarvoor zijn heel wat ingrepen nodig. Het huwelijksquotiënt zorgt voor ongelijke behandeling en heeft geen bestaansreden meer.
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 INHOUDSTAFEL
HUWELIJKSQUOTIËNT .................................................................................... 1 Wat ging vooraf aan de invoering van het huwelijksquotiënt? ....................................... 3 De doelstellingen van het huwelijksquotiënt .................................................................. 3 Het mechanisme ............................................................................................................ 4 Toename categorieën begunstigden .............................................................................. 5 Voordelen van het huwelijksquotiënt ............................................................................. 5 Knelpunten huwelijksquotiënt........................................................................................ 6 Ongelijke behandeling op basis van burgerlijke staat ............................................................. 6 Ongelijke behandeling op basis van inkomenshoogte ............................................................. 6 Gezinsarbeid en afhankelijke personen .................................................................................. 7 Werkloosheidsval .................................................................................................................. 7
Herverdelingseffecten van het huwelijksquotiënt - Studies 1999 ................................... 10 Op basis van het inkomen .................................................................................................... 10 Naargelang het aantal kinderen .......................................................................................... 12 In functie van de leeftijd ...................................................................................................... 12 In functie van de socioprofessionele categorie ...................................................................... 13 Effecten op de ongelijkheid en de bestaanszekerheid ............................................................ 13 Besluit ................................................................................................................................. 14 Kritisch bekeken komt het huwelijksquotiënt neer op ........................................................... 14
Huwelijksquotiënt in combinatie met ........................................................................... 16 Belastingvrije sommen ........................................................................................................ 16 Progressiviteit ..................................................................................................................... 16
Minderontvangsten voor de staat ................................................................................ 17 Besluit ......................................................................................................................... 19 Aanbevelingen huwelijksquotiënt 2013 ........................................................................ 20
2
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013
Wat ging vooraf aan de invoering van het huwelijksquotiënt? -
-
-
-
De wet van 20 november 1962 houdende hervorming van de inkomstenbelastingen: het belastingstelsel is gebaseerd op een cumul voor gehuwden. De man is het gezinshoofd en de vrouw is een persoon ten laste. De wet van 5 januari 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1975-1976: voert een beperkte decumul in. De inkomsten van de man en de vrouw kunnen afzonderlijk belast worden tot een beperkt plafond van 350.000 BEF. Boven dit plafond geldt de cumul. De vrouw is niet langer een persoon ten laste. De wet van 11 april 1983 voert het principe van de splitting in, de voorloper van het huwelijksquotiënt. Er is een onderscheid tussen eenverdienersgezinnen met twee partners en tweeverdieners. Wanneer het belastbaar inkomen bij eenverdienersgezinnen lager is dan 750.000 BEF wordt de aanslagvoet bepaald door 74% van het belastbaar inkomen in aanmerking te nemen; tussen 750.000 en 1.500.000 BEF: 87%; vanaf 1.500.000 BEF geldt een eenvormige vermindering van 4.618 BEF. Wanneer het belastbaar inkomen bij tweeverdieners lager is dan 750.000 BEF, wordt het belastbaar inkomen van de minst verdienende apart belast. Voor belastbare inkomens hoger dan 750.000 BEF wordt een vermindering toegekend, gelijk aan het verschil tussen de basisbelasting op het belastbaar inkomen en de basisbelasting op datzelfde, verlaagd met 56.000 BEF. Deze aftrek wordt desgevallend beperkt tot het nettobedrag van de bedrijfsinkomsten van de minstverdienende echtgeno(o)t(e). Ook de vermindering ten gunste van de echtgeno(o)t(e) wordt afgeschaft. De belastinghervorming van 7 december 1988 maakt een einde aan de cumul van beroepsinkomsten van gehuwden. Vanaf aanslagjaar 1989 wordt het decumulplafond afgeschaft. Voor gehuwde eenverdienergezinnen die niet van de decumul kunnen genieten, wordt een compensatie voor het wegvallen van de vermindering voor de echtgeno(o)t(e), het zogenaamde huwelijksquotiënt ingevoerd.
De doelstellingen van het huwelijksquotiënt De artikels 87 en 88 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen van 1992 (WIB92) regelen het mechanisme van het huwelijksquotiënt. De redenen die voor het invoeren van het huwelijksquotiënt in parlementaire documenten worden aangehaald zijn de opheffing van de discriminatie tussen gehuwde en ongehuwde koppels; een grotere keuzevrijheid bij de combinatie van gezin en arbeid (één van de ouders kan ervoor kiezen om niet te gaan werken en in te staan voor de opvoeding van de kinderen); een bijkomende inspanning vanwege de overheid voor bescheiden inkomens; rekening houden met de samenstelling van het gezin, vooral met de kinderen ten laste.
3
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 In die periode is de werkloosheid hoog en neemt het beleid maatregelen om de arbeid te herverdelen. In de praktijk komt het erop neer dat vrouwen onderling de arbeid verdelen, o.a. door de invoering van deeltijdse banen (ontdubbeling van voltijdse banen) in sectoren waarin vooral vrouwen actief zijn. Het huwelijksquotiënt is in die context ook een beleidsoptie om het arbeidsaanbod voor vrouwen te beperken.
Het mechanisme In de personenbelasting (belasting op je loon, je on/roerende goederen en je diverse inkomsten) zijn er twee categorieën belastingplichtigen: -
De alleenstaanden: personen die niet gehuwd zijn of niet wettelijk samenwonen; de fiscus beschouwt de feitelijk samenwonenden als alleenstaanden; De gehuwden en de wettelijk samenwonenden.
Gehuwden en wettelijk samenwonenden krijgen een gemeenschappelijke aanslag op naam van beide partners maar het belastbaar inkomen wordt voor elke partner afzonderlijk vastgesteld. Bij de bepaling van het totale netto-inkomen van elke huwelijks- of wettelijk samenwonende partner, houdt de fiscus rekening met het beroepsinkomen na het eventueel toewijzen (onder bepaalde voorwaarden): -
van een meewerkinkomen aan één huwelijks- of wettelijk samenwonende partner wanneer de andere partner een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent, of; van een huwelijksquotiënt aan de partner van een werknemer die niet of slechts gering beroepsactief is, of; de decumulatie voor huwelijks- en wettelijk samenwonende partners/werknemers met twee inkomsten.
Wanneer er een partner is zonder of met een heel laag inkomen, krijgt die partner via het mechanisme van het huwelijksquotiënt een deel van het netto-belastbaar beroepsinkomen1 van de andere partner, zodat het netto-belastbaar inkomen van de niet of weinig verdienende partner wordt opgetrokken tot 30% van het totale gezinsinkomen. De fiscus berekent dit zelf. Het gaat om een fictieve overdracht. De partner zonder of met een heel laag inkomen krijgt dat bedrag dus niet (noodzakelijk) op haar/zijn rekening.
1
Het beroepsinkomen bevat alle inkomsten uit arbeidsprestaties en alle vervangingsinkomsten (werkloosheid, ziekte, invaliditeit, loopbaanonderbrekingen, pensioen). Netto-belastbaar: na aftrek van de beroepskosten.
4
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 Voor dit deel van 30% geldt een bovengrens. Voor het aanslagjaar 2013 is dat bedrag geplafonneerd tot 9.810 euro.2 Bij tweeverdienersgezinnen geldt het huwelijksquotiënt als het beroepsinkomen van één van beide partners lager is dan 30% van het totaal en beneden dezelfde bovengrens (9.810 euro) ligt. Dit afgescheiden inkomensdeel van 30% wordt dan afzonderlijk en tegen een eigen tarief belast (zie verder bij voordelen huwelijksquotiënt).
Toename categorieën begunstigden Sinds het aanslagjaar 20053 geldt het huwelijksquotiënt ook voor wettelijk samenwonenden. De categorieën begunstigden van het huwelijksquotiënt zijn bijgevolg uitgebreid: naast gehuwde heterokoppels kunnen sedertdien ook gehuwde homo’s en lesbiennes, wettelijk samenwonende koppels (hetero’s, lesbiennes, homo’s; ook bijvoorbeeld twee vrienden of twee zussen die onder hetzelfde dak wonen en die een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen) ervan genieten.
Voordelen van het huwelijksquotiënt Het huwelijksquotiënt biedt een fiscale ondersteuning aan eenverdienersgezinnen met twee partners en aan tweeverdienersgezinnen waarvan een partner een heel laag inkomen heeft. Door het huwelijksquotiënt betaalt het gezin minder belastingen. Een bepaald deel van het inkomen van elke partner is immers vrijgesteld van belasting. De grootte van dit belastingvrij minimum hangt af van de gezinssamenstelling. Het belastingvrij minimum wordt verhoogd voor kinderen ten laste en specifieke gezinstoestanden (bijvoorbeeld weduwe/weduwnaar met kinderen, alleenstaande ouder). Wanneer de vrijgestelde schijf van een partner groter is dan de inkomsten waarop ze moeten worden overgedragen, dan wordt het resterende deel van die vrijgestelde schijf zo mogelijk overgedragen naar de andere partner om op zijn/haar inkomsten te worden aangerekend. Deze vrijstelling wordt toegepast aan de basis en wordt ook wel de voetoverheveling genoemd. Normaal zou het deel van 30% belast worden tegen de marginale aanslagvoet4 van de partner met het hoogste beroepsinkomen maar door de overheveling wordt het bij de andere partner tegen een veel lagere aanslagvoet belast.
2
Bron: FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN Administratie van Fiscale Zaken Bericht in verband met de automatische indexering inzake inkomstenbelastingen - Aanslagjaar 2013: basisbedrag 6.700 en geïndexeerd bedrag 9.810 3
Belastinghervorming van 10 augustus 2001.
4
De marginale aanslagvoet is het belastingpercentage dat van toepassing is op je hoogste inkomensschijf.
5
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 Het gedeelte van het beroepsinkomen van de verdienende partner wordt bijgevolg belast in een lagere belastingschijf, dus aan een lagere marginale aanslagvoet. De weinig of niet verdienende partner kan ook gebruik maken van belastingaftrekken en verminderingen waar zij/hij anders geen recht op zou hebben wegens een te laag of geen inkomen; haar/zijn belastingvrije som wordt optimaal benut. De maximumpremie die recht geeft op het fiscaal voordeel loopt op tot 753 euro (aanslagjaar 2013). Daarmee doet men toch nog 226 euro belastingvoordeel. Dat komt enerzijds fiscaal voordeliger uit voor de partner die meer verdient en maakt het anderzijds voor de niet of nauwelijks verdienende partner mogelijk om een belastingvoordeel te halen uit bijvoorbeeld langetermijnsparen of pensioensparen.5 Mocht het zijn dat het huwelijksquotiënt nadelig is, dan past de fiscus het niet toe.
Knelpunten huwelijksquotiënt Ongelijke behandeling op basis van burgerlijke staat Eenoudergezinnen kunnen er geen beroep op doen. De belastingbesparing die de feitelijk samenwonende misloopt kon bijvoorbeeld voor het inkomstenjaar 2010 oplopen tot 3.923 euro wanneer de ene partner zeer veel inkomsten had en de andere helemaal geen. Op die manier wordt het samenleven als koppel aangemoedigd. Een deel van de beroepsinkomsten als koppel ontsnapt aan de progressiviteit van de belastingen en dat is niet het geval wat betreft de beroepsinkomsten van een alleenstaande of eenoudergezin.
Ongelijke behandeling op basis van inkomenshoogte Het huwelijksquotiënt houdt geen rekening met het vermogen. Een aantal nietberoepsactieve vrouwen beschikt over eigen vermogensinkomsten en heeft een partner met beroepsinkomsten, die zich in een aantal gevallen in de hogere inkomensdecielen situeren en die bijgevolg van de hoogste belastingverminderingen van het huwelijksquotiënt kunnen genieten. De fiscale ondersteuning van het huwelijksquotiënt is groter naarmate het inkomen van de verdienende partner hoger is en wordt belast in een hogere schijf. Men kan geen aanspraak meer maken op het huwelijksquotiënt wanneer de persoon die het recht opende zelf zijn (directe) sociale rechten verliest, ook als de band met deze persoon wegvalt door echtscheiding of overlijden. De compensatie om thuis te blijven is dus nauw verbonden met het inkomen van de werkende partner en biedt geen verzekering tegen inkomensverlies ten gevolge van een eventuele scheiding of overlijden.
5
Bron: Assuralia: http://www.assuralia.be/index.php?id=186&L=0&tx_ttnews%5Btt_news%5D=2235
6
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 In vergelijking met de decumul bij tweeverdienersgezinnen kan de plafonnering bij eenverdienersgezinnen met twee partners gezien worden als een onrechtvaardigheid. Koppels van eenverdienersgezinnen kunnen het jaar van het huwelijk of wettelijk samenwonen niet van het huwelijksquotiënt genieten, hoewel ze op 1 januari van het aanslagjaar aan de voorwaarden voldoen om ervoor in aanmerking te komen. De fiscus heeft wel een kleine fiscale correctie aangebracht; men vraagt “Ben je gehuwd in 2012? Ben je gehuwd met iemand wiens netto-inkomen niet meer bedraagt dan 2.990 euro?” Indien er beperkte inkomsten zijn, krijgt me een hogere belastingvrije som.
Gezinsarbeid en afhankelijke personen Er wordt geen rekening gehouden met het aantal uren gezinsarbeid, die de nietberoepsactieve partner al dan niet verricht, noch met het aantal afhankelijke personen in een gezin die moeten onderhouden worden.
Werkloosheidsval Het huwelijksquotiënt is een werkloosheidsval omdat het niet- of nauwelijks beroepsactieve partners belet om (meer) beroepsactief te worden. De reden is dat het gezin slechts een beperkt netto meerinkomen kan verwerven omdat het extra loon een hogere belasting veroorzaakt. Simulaties 2005 verschillende gezinsvormen6 Opmerkingen: -
-
deze simulaties zijn gebaseerd op de toestand van vóór 2005 en gehuwden en wettelijk samenwonenden betaalden toen meer; sinds 2005 is er een volledige decumul; bij gezinnen met twee ouders vermelden we telkens vader en moeder maar dit kan ook vervangen worden door moeder en moeder, vader en vader.
Fiscale ‘vrouw aan de haard’ val 1.
Eenverdienersgezin met twee partners en drie kinderen vader
moeder
ouders
loon
60.000,00 euro
0,00
60.000,00
Loon na aftrek beroepskosten
57.050,00
0,00
57.050,00
6
Simulaties door Marie-Thérèse Meunier (FOD Financiën) voor de werkgroep fiscaliteit van de Staten-generaal van het Gezin, 3 mei 2005.
7
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 Te betalen belastingen
21.318,40
0,00
21.318,40
Netto inkomen
35.731,60
0,00
35,731,60
vader
moeder
ouders
loon
60.000,00
5.000,00
65.000,00
Loon na aftrek beroepskosten
57.050,00
3.925,40
60,975,40
Te betalen belastingen
21.318,40
2.239,66
23.558,06
Netto inkomen
35.731,60
1.685,74
37.417,34
2.
Tweeverdienersgezin met drie kinderen
In dit voorbeeld wordt de moeder (opnieuw) beroepsactief. Voor een bijkomend netto loon van de moeder van 3.925,40 euro, bedraagt de bijkomende belasting 2.239,66 euro en dat vertegenwoordigt een marginale aanslagvoet van 57,05%. 3.
Tweeverdienersgezin met drie kinderen vader
moeder
ouders
loon
60.000,00
10.000,00
70.000,00
Loon na aftrek beroepskosten
57.050,00
8.485,90
65.539,90
Te betalen belastingen
21.318,40
4.576,96
25.895,32
Netto inkomen
35.731,60
3.908,94
39.644,58
Voor een bijkomend netto loon van de moeder van 8.485,90 euro, bedraagt de supplementaire belasting 4.576,96 euro, wat overeenkomt met een marginale aanslagvoet van 53,93%. Het gaat om een degressieve aanslag op de inkomsten van de moeder. Als een niet-beroepsactieve vrouw beslist om (opnieuw) beroepsactief te worden, zal haar inkomen belast worden alsof het door de man verdiend werd, namelijk aan de marginale aanslagvoet van de inkomsten van het huishouden. De beroepsactieve partner (de man) heeft via het huwelijksquotiënt recht op een belastingvrije som op zijn eigen inkomen maar ook op een afgeleid recht: hij geniet van een extra belastingvrije som op zijn eigen inkomen omdat zijn vrouw niet werkte. Wanneer de vrouw beroepsactief wordt, lijkt het alsof ze geen eigen recht had op die belastingvrije som omdat die al aan de man wordt toegekend. Ze merkt geen voordeel van de decumul en de aanslagvoet die voor haar geldt kan
8
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 ontmoedigend werken. Bijgevolg moet ze al een aanzienlijk inkomen verdienen om die ontmoedigende aanslagvoet te overstijgen en ook om andere bijkomende uitgaven te compenseren (bijvoorbeeld vervoerskosten, kleding,…). 7 Sinds 2005-2006 is dit veranderd: nu worden de inkomsten van de man bekeken en apart berekend op basis van de schalen. Vervolgens kijkt men naar de vrouw. Op het einde wordt is er een verrekening. De inkomsten worden niet langer bijeengeteld in de hoogste schijf. 4.
Alleenstaande ouder met drie kinderen vader
moeder
ouders
loon
5.000,00
5.000,00
Loon na aftrek beroepskosten
3.925,40
3.925,40
Te betalen belastingen
-995,30
0
Netto inkomen
4.920,70
4.920,70
De vergelijking met het tweede voorbeeld toont dat de belasting voor de moeder hier een verlies inhoudt van 4.920,74 – 1.685,79 = 3.235,00 euro of 82,41% van haar netto inkomen. Werkloosheidsval 5.
Twee-inkomensgezin met twee kinderen en een werkloze moeder vader
loon
moeder
15.000,00
werkloosheidsuitkering
ouders 15.000,00
10.000,00
10.000,00
Loon na aftrek beroepskosten
13.243,30
10.000,00
23.243,30
Te betalen belastingen
2.835,20
1.519,82
4.355,02
Netto inkomen
10.408,10
8.480,18
18.888,28
6.
7
Alleenstaande werkloze moeder met twee kinderen
Families in Beweging, p. 161.
9
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 vader
moeder
ouders
werkloosheidsuitkering
10.000,00
10.000,00
Te betalen belastingen
-660,00
-660,00
Netto inkomen
10.660,00
10.660,00
De vergelijking tussen voorbeelden 5 en 6 toont aan dat de gezamenlijke belasting bij een twee-inkomensgezin voor de werkloze moeder een financieel verlies veroorzaakt van 10.660,00-8.480,18= 2.179,832 euro. Het terugbetaalbaar belastingkrediet waar ze - moest ze alleenstaande moeder zijn - recht op zou hebben, wordt opgeslorpt in de verschuldigde belasting door het twee-inkomensgezin met een gezamenlijke belasting.
Herverdelingseffecten van het huwelijksquotiënt - Studies 1999 Op basis van het inkomen8 Studie ministerie van Financiën 1999 Het fiscale voordeel stijgt naarmate het inkomen toeneemt. Het jaarlijks voordeel stijgt van 0 BEF voor gezinnen met een inkomen tussen 0 en 100.000 BEF tot circa 100.000 BEF voor gezinnen die meer dan 3.000.000 BEF aangeven. Pas vanaf een bruto-inkomen van 400.000 BEF legt het fiscaal voordeel van het huwelijksquotiënt relatief enig gewicht in de schaal. Toch moet deze vaststelling genuanceerd worden. Het percentage begunstigden is belangrijker onderaan de inkomensladder. 85% van de gezinnen die tussen 500.000 en 600.000 BEF aangeven genieten van het huwelijksquotiënt terwijl maar 20 à 30% van de welgestelde gezinnen ervan genieten. Een gezin met een inkomen tussen 300.000 BEF en 400.000 BEF dat van het huwelijksquotiënt geniet zou gemiddeld vijfmaal meer belastingen moeten betalen als deze maatregel niet zou bestaan. Bovenaan de inkomensladder zorgt het huwelijksquotiënt maar voor 5,7% belastingvermindering. De afschaffing van het huwelijksquotiënt zou dus vooral ten nadele zijn van de lagere inkomens. Vanuit dit standpunt heeft het huwelijksquotiënt een herverdelend effect tussen welgestelde gezinnen en lage-inkomensgezinnen. Eenverdienersgezinnen hebben een gemiddeld jaarlijks voordeel van 80.539 BEF. Dit is 2,3 maal meer dan tweeverdienersgezinnen die een gemiddeld voordeel hebben van 35.105 BEF. Bij deze laatste gaat het vooral om gezinnen waarvan de echtgenote deeltijds werkt.
8
Volgende studies: Standaert, I., L'efficacité du quotient conjugal au regard de la politique familiale, Ministère e des Finances Belgique, Bulletin de Documentation, 59 année, n° 5, septembre-octobre 1999. Verbist, G., Het huwelijksquotiënt: kostprijs, verdeling en sociale doelmatigheid, CSB Berichten, april 1999.
10
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 Het voordeel voor eenverdienersgezinnen stijgt aanzienlijk naargelang het inkomen, zelfs tot 122.208 BEF voor de inkomens boven 2,5 miljoen BEF. Het gemiddelde voordeel van tweeverdienersgezinnen daarentegen hangt minder af van het inkomensniveau. Het is geplafonneerd tussen 40.000 en 55.000 BEF vanaf een belastbaar inkomen van 600.000 BEF. De kosten van het huwelijksquotiënt komen voor 70% toe aan eenverdienersgezinnen en voor 30% aan tweeverdienersgezinnen. Het huwelijksquotiënt moedigt de inactiviteit van één van beide echtgenoten aan.
Studie CSB 1999
Verdeling op basis van de fiscale aangiften
Het gaat om de verdeling van het huwelijksquotiënt over de verschillende inkomensschijven voor het aanslagjaar 1994. In 28% van de aanslagen komt het huwelijksquotiënt voor. Bij de inkomens lager dan 300.000 BEF maakt nog geen 10% van de fiscale aanslagen gebruik van het huwelijksquotiënt. Het huwelijksquotiënt komt het meest voor bij de fiscale aanslagen tussen 700.000 BEF en 1.100.000 BEF. Voor de hogere inkomens is het aandeel fiscale aanslagen met huwelijksquotiënt lager, met uitzondering van de allerhoogste inkomens. In de lagere inkomensschijven (van 186.000 BEF tot 800.000 BEF) zijn het vooral gezinnen zonder kinderen die voordeel hebben bij het huwelijksquotiënt. Voor de hogere inkomensgroepen is er een overwicht van gezinnen met kinderen ten laste. Voor inkomens vanaf 2.000.000 BEF loopt dat zelfs op tot meer dan 60%. Globaal zijn er in nog niet de helft van de fiscale aanslagen met huwelijksquotiënt kinderen ten laste aanwezig.
Verdeling op basis van survey-gegevens
Tabel: Verdeling van het huwelijksquotiënt over gestandaardiseerde inkomensdecielen 1992 deciel
Verdeling totaal voordeel HQ %
% huishoudens met HQ
Gemiddeld voordeel HQa
Gemiddeld voordeel HQb
Gemiddeld beschikbaar inkomen b
1
2,6
16,8
2.300
400
26.300
2
8,3
35,1
3.500
1.200
38.400
3
11,0
43,7
3.800
1.700
43.900
4
13,0
41,6
4.700
1.900
51.700
5
12,3
41,9
4.400
1.800
61.400
6
10,7
35,1
4.600
1.600
67.500
7
10,7
33,2
4.800
1.600
78.500
11
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 8
10,2
29,6
5.200
1.500
86.500
9
10,7
28,0
5.700
1.600
100.300
10
10,5
22,0
7.100
1.600
136.300
totaal
100,0
32,7
4.600
1.500
69.100
a: per huishouden dat het belastingvoordeel ontvangt, uitgedrukt in maandelijks bedragen b: gemiddelde over alle huishoudens, uitgedrukt in maandelijks bedragen Bron: Gerlinde Verbist, Het huwelijksquotiënt: kostprijs, verdeling en sociale doelmatigheid, CSB Berichten, april 1999, p. 9
In 32,7% van alle huishoudens is er een fiscale aangifte aanwezig die een belastingvoordeel heeft via het huwelijksquotiënt. Het gemiddelde voordeel per huishouden bedraagt 4.600 BEF per maand. De spreiding van het totale bedrag van het huwelijksquotiënt is vrij gelijkmatig over de inkomensdecielen. Enkel voor het laagste inkomendeciel (gemiddeld beschikbaar maandelijks inkomen van 26.300 BEF) is het duidelijk dat er een zeer gering voordeel is, namelijk 2.300 BEF en dit is slechts de helft van het globaal gemiddelde. In het hoogste (tiende) inkomensdeciel met een gemiddeld maandelijks beschikbaar inkomen van 136.300 BEF is het voordeel gemiddeld 7.100 BEF. Het verschil tussen 7.100 en 2.300 BEF is te verklaren door het feit dat wie meer verdient meer kan overdragen naar de andere partner en ook de progressieve structuur van ons belastingstelsel zorgt ervoor dat het marginale voordeel toeneemt met het inkomen. Het aandeel huishoudens met huwelijksquotiënt is het hoogst in het derde deciel (gemiddeld inkomen 43.900) met 43,4%. Het is ook nog belangrijk voor het tweede en vierde deciel. Daarna is er een geleidelijke daling tot 22% in het tiende deciel. In het eerste deciel bedraagt dat percentage 16,8%. Eenverdieners zijn vooral bij de laagste inkomensgroepen terug te vinden en tweeverdieners bij de hogere inkomensgroepen.
Naargelang het aantal kinderen Studie ministerie van Financiën 1999 Gezinnen die geen (of niet langer) kinderen ten laste hebben blijken het meeste voordeel te hebben van het huwelijksquotiënt. Gezinnen zonder kinderen maken 61% uit van de begunstigden van het huwelijksquotiënt. Daarvan zijn er 33,7% eenverdieners. Gezinnen met kinderen maken 43% uit van de begunstigden van het huwelijksquotiënt. Meestal zijn dat gezinnen met twee inkomens, wat ook het aantal kinderen is.
In functie van de leeftijd Studie ministerie van Financiën 1999 Het huwelijksquotiënt komt meer ten goede aan oudere koppels dan aan jonge gezinnen. Het percentage begunstigden neemt toe met de leeftijd. De leeftijdsgroep 20-24 jaar is een uitzondering: 47% van de gezinnen genieten een voordeel, terwijl dat bij de 25-29-jarigen nog maar 35% bedraagt.
12
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 Dit werpt vragen op over de intergenerationele gelijkheid. 62% van de totale kosten van het huwelijksquotiëntbeleid is in het voordeel van gezinnen waar de echtgenoot ouder is dan 50 jaar.
Studie CSB 1999 Het huwelijksquotiënt komt vooral ten goede aan huishoudens waar de echtgenoot tussen 40 en 60 jaar is. Meer dan de helft van het totale belastingvoordeel gaat naar deze huishoudens. Ook het gemiddeld voordeel van het huwelijksquotiënt blijkt het grootst te zijn, meer dan 5.400 BEF per maand. De oudste groep boven 60 jaar profiteert dan weer minder van het voordeel. Er zijn dan meer alleenstaanden en gepensioneerden.
In functie van de socioprofessionele categorie Studie ministerie van Financiën 1999 De meest begunstigden zijn de gepensioneerden met 74% van de voordelen, gevolgd door de bruggepensioneerden, de personen die een ziekte-uitkering genieten en ten slotte de werklozen. De actieve werknemersgezinnen maken 44% uit van de begunstigden en de zelfstandige gezinnen 41%.
Studie CSB 1999 Huishoudens met een hooggeschoold « gezinshoofd » maken relatief minder gebruik van het huwelijksquotiënt (28%) maar hun gemiddeld voordeel ligt vrij hoog als ze er gebruik van maken, nl. 6.000 BEF. Bij huishoudens met een gezinshoofd met diploma lager secundair onderwijs zijn er relatief meer gezinnen met één inkomen maar het voordeel dat zij genieten is lager, nl. 3.900 BEF. Een gelijkaardig patroon tekent zich af bij de verdeling per beroepscategorie. Er zijn meer arbeidersgezinnen die gebruikmaken van het huwelijksquotiënt maar het voordeel is vrij beperkt: 3.600 BEF voor een ongeschoold en 3.900 BEF voor geschoold arbeider. De eerder kleine groep van hoger-bediendenkader heeft veel voordeel uit het huwelijksquotiënt. Bijna 20% komt in deze groep terecht en het gemiddeld voordeel is 6.200 BEF per maand. Vooral huishoudens met oudere kinderen (jongste ouder dan 12 jaar) blijken veel gebruik te maken van het huwelijksquotiënt (43%) en hebben gemiddeld een hoger voordeel (5.900 BEF). Als er zeer jonge kinderen zijn bedraagt het gemiddeld voordeel 3.400 BEF.
Effecten op de ongelijkheid en de bestaanszekerheid Studie CSB 1999 Uit berekeningen met coëfficiënten (Gini en Theil) blijkt dat het voordeel eerder ruim verspreid is over de verschillende welvaartsgroepen, behalve bij het laagste inkomensdeciel. De ongelijkheid tussen twee- en eenverdienersgezinnen blijkt af te nemen, terwijl ze onder
13
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 alleenstaanden, eenoudergezinnen en samengestelde huishoudens eerder toeneemt. Binnen de groep huishoudens zonder kinderen is er nauwelijks een effect op de ongelijkheid. Voor huishoudens met kinderen maakt het huwelijksquotiënt wel een verschil. Bij gezinnen met twee kinderen neemt de ongelijkheid af met 4,5%. Globaal draagt het huwelijksquotiënt bij tot een vermindering van de ongelijkheid. Bij de laagste inkomenshuishoudens zorgt de maatregel voor een daling van de bestaansonzekerheid van 4,1% naar 2,1%. Vooral bij eeninkomensgezinnen is er een sterk effect, namelijk een daling van het armoederisico van 7,2% tot 3,8%. Bij huishoudens zonder kinderen is er een daling van het bestaansonzekerheidsrisico van 4,1% naar 1,6%.
Besluit De door de overheid beoogde doelstellingen van het huwelijksquotiënt werden tien jaar na de invoering niet gerealiseerd: - Herverdelingseffect op basis van het inkomen: het fiscaal voordeel stijgt naarmate het inkomen toeneemt vooral bij eenverdienersgezinnen met twee partners en minder bij tweeverdienersgezinnen omwille van het plafond; het voordeel is veel minder verspreid bij het laagste inkomensdeciel; - Herverdelingseffect naargelang het aantal kinderen: gezinnen die geen (of niet langer) kinderen ten laste hebben blijken het meeste voordeel te hebben van het huwelijksquotiënt; - Herverdelingseffect in functie van de leeftijd: het huwelijksquotiënt komt meer ten goede aan oudere koppels dan aan jonge gezinnen; drie vierde van de koppels die gebruik maken van het huwelijksquotiënt is gepensioneerd; - Herverdelingseffect in functie van de sociale zekerheidscategorie: de meest begunstigden zijn de gepensioneerden, gevolgd door bruggepensioneerden, personen die een ziekte-uitkering genieten, de werklozen…; - Globaal gezien draagt het huwelijksquotiënt bij tot een vermindering van de bestaansonzekerheid.
Kritisch bekeken komt het huwelijksquotiënt neer op -
De vergoeding van de huishoudelijke arbeid bij eenverdieners; in de gezinnen die gebruik maken van het huwelijksquotiënt zijn het 98% vrouwen die niet beroepsactief zijn; De aanmoediging van de inactiviteit/werkloosheidsval; een eenverdienersgezin met hetzelfde inkomen als een tweeverdienersgezin, wordt door het principe van fractionering fiscaal begunstigd. Als een thuisgebleven vrouw bijvoorbeeld beslist om beroepsactief te worden, zal haar inkomen belast worden alsof het door de partner werd verdiend, dus aan de marginale aanslagvoet van de inkomsten van het gezin. De partner heeft via het huwelijksquotiënt recht op een belastingvrije som op zijn eigen/haar inkomen maar heeft ook een afgeleid recht, namelijk het genot van een extra belastingvrije som op zijn/haar eigen inkomen doordat de ‘vrouw’ niet werkte. Wanneer die vrouw gaat werken, lijkt het alsof ze geen recht had op die belastingvrije som omdat
14
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013
-
-
-
-
-
deze al wordt toegekend aan de partner. Door beroepsactief te worden merkt ze geen voordeel van de gescheiden inkomstenbelasting en de aanslagvoet die voor inkomen geldt zal haar ontmoedigen. Ze moet een aanzienlijk beroepsinkomen verdienen om de ontmoedigende aanslagvoet te overstijgen en ook om andere uitgaven te compenseren (kosten voor vervoer, kinderopvang,…); Het bedrag dat overgeheveld wordt (30%) houdt in dat de niet-beroepsactieve partner naargelang het inkomen van de beroepsactieve partner fiscaal meer of minder gewaardeerd wordt (verschillende waardering van huishoudelijk werk van nietberoepsactieve vrouwen onderling); de allerlaagste inkomens kunnen maar een zeer laag bedrag overhevelen en als het totale gezinsinkomen onder een bepaalde benedengrens ligt, betalen ze geen belastingen, hoewel dit gedeeltelijk gecompenseerd wordt door het belastingkrediet; De vermindering die voortvloeit uit het huwelijksquotiënt houdt in dat een thuisblijvende persoon (doorgaans een vrouw) wordt gelijkgesteld met minstens 6 kinderen ten laste of met 3 kinderen met een handicap; terwijl het zeer de vraag is of de persoon in kwestie moet beschouwd worden als een zware last; op één of andere manier genereert ze ook een inkomen9; Het huwelijksquotiënt houdt geen rekening met andere mogelijke inkomsten van de niet-beroepsactieve partner, bijvoorbeeld uit vermogen en dit is vaak het geval voor thuisblijvende vrouwen in de hogere inkomensdecielen, die dan van de hoogste belastingverminderingen van het huwelijksquotiënt kunnen genieten; Hoe groter het verschil binnen het koppel (de vrouw heeft geen of een erg laag inkomen) hoe meer het huwelijksquotiënt de progressiviteit van de belastingen afremt; het huwelijksquotiënt subsidieert in feite de ongelijkheid; Het huwelijksquotiënt staat in schril contrast met de individualisering van de personenbelasting; Het huwelijksquotiënt is eerder een beleidsmaatregel die de overheidshulp privatiseert i.p.v. een collectieve maatregel die deze hulp socialiseert; Tenslotte: het huwelijksquotiënt is niet rechtvaardig herverdelend en niet neutraal.
Er bestaat geen parallel systeem van het huwelijksquotiënt (30%/70%) in de sociale zekerheid. Vandaar dat het huwelijksquotiënt ook beschouwd wordt als een bijzonder sociaal-fiscaal voordeel. De niet-werkende partner wordt wel via de afgeleide rechten in de sociale zekerheid beschermd tegen risico’s.
9
R. Bulckens, D. Mortelmans, M.T. Casman, C. Simaÿs, Families in Beweging. Een gezinsbeleid op maat? Statengeneraal van het Gezin met de steun van het Staatssecretariaat voor het Gezin en Personen met een Handicap; Het debat over het huwelijksquotiënt, 2007, p. 160.
15
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013
Huwelijksquotiënt in combinatie met Belastingvrije sommen Op een bepaald bedrag van het inkomen van elke belastingplichtige wordt geen belasting aangerekend. Dit noemt men de minimumvrijstelling of het belastingvrij minimum. Het basisbedrag komt neer op 6.430 euro voor het belastbaar inkomen van meer dan 24.160 euro in 2010. Belastingplichtigen met minder dan 24.160 euro, krijgen een toeslag toegekend volgens het inkomen. De minimumvrijstelling bedraagt dan 6.690 euro wanneer het belastbaar inkomen hoogstens 23.900 euro bedraagt en wanneer het tussen 23.900 en 24.160 euro ligt: 6.690 euro. Door die toeslag kan maximaal 260 euro voor 2010 worden vrijgesteld van belasting en dat komt neer op een extra besparing van 65 euro (zonder rekening te houden met de gemeentelijke opcentiemen en de bijkomende belastingvrije sommen). In de praktijk genieten bijvoorbeeld personen die via het huwelijksquotiënt een beroepsinkomen krijgen toegekend van deze toeslag. Personen die een vervangingsinkomen trekken, kunnen er geen aanspraak op maken. Basisbedrag in 2012: 6.800 euro en als het inkomen lager is dan 25.000 euro, krijgt men 7.070 euro.
Progressiviteit Ons progressief systeem van belastingberekening is in feite een quasi-proportioneel (of een haast evenredig) systeem. De getrapte progressie is niet ‘zuiver’ getrapt progressief want eens het minimuminkomen overschreden, stijgen de belastingvoeten sneller en meer in de laagste schijven. Ze treffen dus vooral de lagere inkomensdecielen waarin vooral vrouwen zich bevinden. Onze progressiviteit van de belastingen werkt bijgevolg niet herverdelend tussen mannen en vrouwen. Vrouwen verdienen gemiddeld 25 tot 30% minder dan mannen. De progressiviteit van de belastingen van mannen lijkt aanzienlijk afgeremd te worden door diverse fiscale voordelen die in de praktijk aan hen toekomen, zoals het huwelijksquotiënt en progressieve recuperatievormen zoals de hypotheeklening, bedrijfskosten, levensverzekeringen, pensioensparen, giften, enzovoort. In feite komt het erop neer dat de effectieve netto fiscale ondersteuning van het huwelijksquotiënt groter is naarmate het inkomen van de verdienende partner wordt belast in een hogere schijf (een hogere marginale aanslagvoet). Wegens de progressiviteit van de inkomstenbelastingen zullen twee gezinnen met hetzelfde inkomen ook een verschillend belastingbedrag betalen, afhankelijk van de onderlinge verdeling van het inkomen (bijvoorbeeld een gezin waar beide partners elk 50.000 euro inkomen hebben of een gezin waar de verdeling 40.000/5.000 euro is). Het
16
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 belastingvoordeel dat uit het huwelijksquotiënt gehaald wordt, moet in het kader van dit voorbeeld bekeken worden.
Minderontvangsten voor de staat aanslagjaar
Totaal aantal aanslagen
Aantal aanslagen met HQ
Overgedragen bedrag in miljard BEF
Budgettaire kost in miljard BEF
aantal
In % van % met totaal kinderen 1991 4.126.521 1.188.446 28,80 47,13 172 58,7 1992 4.116.539 1.166.640 28,34 46,29 177 59,8 1993 4.098.202 1.169.237 28,53 45,52 183 61,5 1994 4.095.262 1.154.913 28,20 45,22 184 62,0 Bron: Gerlinde Verbist, Het huwelijksquotiënt: kostprijs, verdeling en sociale doelmatigheid, CSB Berichten, april 1999, p. 5 Aantal belastingplichtigen dat geniet van het HQ 2002(2003) 302.070 2003 (2004) 299.529 2004 (2005) 230 167 Bron: Senaat, vraag nr. 3-7504 van 8 maart 2007. Inkomstenjaar (aanslagjaar)
Geraamde Kostprijs in miljoen euro 321 327 277
Gemiddelde belastingvermindering per gezin in euro 1.061 1.091 1 203
Uit deze tabel blijkt dat de budgettaire kostprijs rond 300 miljoen euro per jaar schommelt en dat de gemiddelde belastingvermindering per gezin 1 000 à 1 200 euro bedraagt. Om een zicht te hebben op het budgettair evenwicht van de overheid is het van belang te weten hoeveel belastingen en bijdragen er worden geïnd maar ook hoeveel er niet geïnd wordt of kan geïnd worden. Gegevens over de niet-inning zijn terug te vinden in de bijlage bij de rijksmiddelenbegroting. De Hoge Raad van Financiën publiceert jaarlijks sinds 1985 een inventaris van alle vrijstellingen, aftrekmogelijkheden en verminderingen die de ontvangsten van de staat beïnvloeden.10 Vrijstellingen, aftrekken en belastingverminderingen behoren tot het algemeen stelsel van belasting. Fiscale uitgaven11 zijn een afwijking op het algemeen stelsel van belasting.
10
Zoals voorzien in het Advies van de Hoge Raad van Financiën van 25 juli 1985; zie Belgisch Staatsblad van 18 april 1986, p. 5320. 11
Kamerdocument 52 2222/009, p. 3: Het begrip fiscale uitgave wordt als volgt bepaald: “Een minderontvangst wegens fiscale tegemoetkomingen voortvloeiend uit een afwijking van het algemeen stelsel van een gegeven belasting ten voordele van zekere belastingplichtigen of van zekere economische, sociale, culturele,…activiteiten en die kan vervangen worden door een rechtstreekse betoelaging.” Cfr. Hoge Raad van Financiën, 1985.
17
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 De invulling van de ontvangsten en niet-ontvangsten zijn een instrument van de overheid om het beleid te bepalen en doelen voorop te stellen. De fiscale uitgaven en minderontvangsten zijn tussen 2000 en 2011 toegenomen van ongeveer 10% naar ruim 18%. De parafiscale minderontvangsten (bv. vrijstellingen van socialezekerheidsbijdragen) zijn ook gestegen.12 De aftrekken die leiden tot de bepaling van het netto-inkomen13 en de uitgaven die recht geven op een fiscaal voordeel14 maken deel uit van het algemeen belastingstelsel.
Tabel: Verlies aan ontvangsten ingevolge belastingaftrek, -vrijstelling of -vermindering die geen fiscale uitgaven zijn. Miljoenen euro 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Personenbelas- 18.284,41 17.909,60 18.998,74 18.790,06 19.561,57 22.299,42 ting Vennootschaps- 7.353,70 17.578,22 21.946,32 22.871,79 -15.098,25 15.593,53 bel. Bedrijfsvoor0 0 0 0 0 0 heffing Roerende 0 0 0 0 0 0 voorheffing eindbelasting Accijnzen 0 0 0 0 0 72,61 BTW 0 0 0 0 0 0 Totaal 25.638,11 35.487,82 40.945,06 41.661,85 4.463,32 37.965,56 Bronnen: Kamerdocument 52 2222/009, p 10; Inventaris 2011 van de vrijstellingen, aftrekken en verminderingen die de ontvangsten van de staat beïnvloeden, p. 17
2010
Deze tabel drukt de kost uit van de bepalingen die deel uitmaken van het algemeen stelsel en worden dus niet als fiscale uitgaven beschouwd worden, in termen van verliezen aan ontvangsten. De personenbelasting omvat hier o.a. de aftrek voor beroepskosten (dus ook het huwelijksquotiënt), de aan de basis van belasting vrijgestelde schijf en de bijkomende vrijstellingen in functie van het aantal kinderen of van andere bijzondere gezinstoestanden. Het huwelijksquotiënt wordt beschouwd als een uitgave die recht geeft op een fiscaal voordeel. Fiscale voordelen vallen onder het algemeen stelsel. In de Inventaris van de federale fiscale uitgaven valt het huwelijksquotiënt onder de Rubriek Personenbelasting; D. Beroepskosten, 21. Huwelijksquotiënt.
12 13
Jozef Pacolet en Tom Strengers, 2011, p. 128-129.
Bijvoorbeeld: aftrekken van intresten op hypotheekleningen en beroepskosten.
14
Bijvoorbeeld: huwelijksquotiënt, vrijstellingen voor kinderen ten laste, verlaagde accijnzen voor voertuigen met dieselaandrijving.
18
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013
Tabel: Evolutie uitgaven huwelijksquotiënt Jaar 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Uitgave in miljoen euro 704,84 537,32 543,23 509,96 534,14 544,93 498,91 595,18
Bron: Inventaris van de federale fiscale uitgaven. Rubriek Personenbelasting; D. Beroepskosten, 21. Huwelijksquotiënt; http://docufin.fgov.be/intersalgnl/thema/stat/Stat_fiscale_uitgaven_fed.htm ; gedetailleerde exceltabel 2011 (267k)
Tabel: Evolutie aandeel huwelijksquotiënt in het algemeen stelsel/personenbelasting in miljoen euro jaar 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
personenbelasting 18.284,41 17.909,60 18.998,74 18.790,06 19.561,57 22.299,42
huwelijksquotiënt 704,84 537,32 543,23 509,96 534,14 544,14 498,91 595,18
Aandeel HQ % 2,93 3,03 2,68 2,84 2,78 2,23
De activiteitsgraad15 van vrouwen evolueerde van 35,6% in 1988 tot 67,5% in 2012.
Besluit Oorspronkelijk was het systeem van het huwelijksquotiënt bedoeld om de keuze tussen eenen tweeverdienersschap bij koppels te neutraliseren. Maar met de groeiende tewerkstellingsgraad van vrouwen is het systeem geëvolueerd evolueert het systeem naar een subsidie voor de oudere cohorten voor hun vroegere kinderzorg, in plaats van een compensatie voor de zorginspanningen van de huidige generatie ouders. Het systeem is in de praktijk ook niet gebonden aan feitelijke zorginspanningen. In feite compenseert het eerder voor een zorgrol. Voor oudere generaties is het een soort sociaal contract waar zij
15
De activiteitsgraad geeft het aantal arbeidskrachten (werkenden en werklozen), m.a.w. de beroepsbevolking, in procenten van de bevolking tussen 15 en 64 jaar.
19
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 mee opgroeiden (het kostwinnersmodel), maar voor de jongere generaties is het eerder een belastingvoordeel dat niet meer in overeenstemming is met de wijze waarop zij omgaan met zorgtaken.16 Sinds 1988 zijn er ook heel wat nieuwe maatregelen bijgekomen om de combinatie beroeps- en gezinsarbeid te kunnen realiseren, zoals kinderopvangvoorzieningen, aangevuld met een belastingvoordeel voor uitgaven voor kinderopvang en parallel een belastingvermindering voor wie geen gebruik maakt van formele kinderopvang; ouderschapsverlof; tijdskrediet; belastingvermindering voor kinderen ten laste,… een (bijna) gratis schoolsysteem,… Deze mix van maatregelen is gelinkt aan de periode van kinderen ten laste en verbonden aan beroepsarbeid, terwijl het huwelijksquotiënt een levenslange tijdcompensatie kan zijn (uitgezonderd in geval van overlijden en echtscheiding), niet of nauwelijks verbonden aan beroepsarbeid van een van de partners van een koppel. Bij de recentere generaties werkt het huwelijksquotiënt als een werkloosheidsval en dat contrasteert met het activerings/tewerkstellingsbeleid.
Nederlandstalige Vrouwenraad (standpunt huwelijksquotiënt 2000): Het behoud van het huwelijksquotiënt voor degenen die er nu gebruik van maken en de afschaffing ervan vanaf een bepaald aanslagjaar in de nabije toekomst. De geleidelijke afbouw van het huwelijksquotiënt. Een eerste stap is de invoering van een plafond voor gezinnen zonder kinderen. De tweede stap is het systeem van plafonnering voor alle gezinnen. De derde stap is de volledige afbouw. De op basis van vroegere beleidsbeslissingen verworven rechten blijven behouden of mogen niet op de helling komen te staan zolang ze niet vervangen worden door een nieuwe en billijke regeling.
Aanbevelingen huwelijksquotiënt 2013 Het uitgangspunt van de Vrouwenraad is een volledige individualisering van de belastingaangiften met aparte aanslagbiljetten in de personenbelasting, ook voor koppels. Bijgevolg moet er voor elk individu een aparte berekening zijn, zonder invloed van de burgerlijke staat en de gezinsvorm. Dit impliceert in de toekomst een proces met verschillende hervormingen van de personenbelasting, zodanig dat de aparte aanslagen/berekeningen rekening zullen houden met de evenredigheid van de inkomsten bij koppels. Het huwelijksquotiënt is één van de mechanismen dat voor een hervorming in aanmerking komt. Andere aspecten zijn fiscale maatregelen in het pakket van de aftrekbare bestedingen,
16
Joris Ghysels, Josefine Vanhille, Gerlinde Verbist, Herwaardering van kinderzorgtijd in het tweeverdienertijdperk: sociaal-economische evaluatie van een alternatief beleidspakket, in CSB Berichten, juni 2010.
20
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Huwelijksquotiënt 2013 belastingverminderingen en belastingkredieten, het systeem van semi-progressieve belastingtarieven, die op een indirecte manier vrouwen benadelen. De Vrouwenraad pleit voor de afschaffing van het huwelijksquotiënt vanaf een bepaald aanslagjaar in de nabije toekomst voor elke afgestudeerde die een gezin vormt. Voor ons kan het huwelijksquotiënt bovendien afgebouwd worden voor diegenen die er momenteel nog van genieten maar enkel wanneer er geen kinderen meer ten laste zijn en de inkomens hoog zijn. Zie ook Vrouwenraaddossier en aanbevelingen De inkomstenbelasting vanuit genderperspectief 2011
21