Examen VBO-MAVO-D
Nederlands leesvaardigheid
■■■■
Voorbereidend Beroeps Onderwijs Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs
19
99
Tijdvak 1 Woensdag 19 mei 9.00 –11.00 uur
Tekstboekje
900009
1
Begin
■■■■
Tekst 1
Ons lot in eigen handen 1
2
3
4
5
6
Ook in Nederland laten steeds meer mensen zich verleiden om deel te nemen aan loterijen en prijsvragen. Dat komt door de grote sommen geld die er tegenwoordig mee gewonnen kunnen wor5 den. Hoofdprijzen en jackpots van enkele miljoenen guldens zijn geen uitzondering meer. Toekomstige lotenkopers worden gelokt met reclame waarin de meest wilde fantasieën van ‘gewone’ mensen werkelijkheid worden. Een boer met 10 modderige laarzen baggert naar zijn felrode Ferrari om onderweg zijn collega in een rode Porsche tegen te komen. Jan-met-de-pet ligt met een zelfverzekerde blik achteloos te zonnen op een tropisch strand, waarbij geldgebrek wel het laat15 ste is wat zijn rust zal verstoren. De boodschap is duidelijk: wie meeloot en een fiks geldbedrag wint, is voor de rest van zijn leven uit de zorgen. Uit het succes van de grote loterijen kun je opmaken dat veel deelnemers hopen nog eens mil20 jonair te worden. Maar ook kleine loterijen met kleinere prijzen zijn populair, vooral als snel duidelijk is of iemand iets wint. Krasloten zijn daar een voorbeeld van. Wie een staatslot koopt, krijgt van de winkelier 25 vaak de vraag: “Heeft u voorkeur voor een bepaald eindcijfer?” Een aantal mensen wil immers het toeval beïnvloeden door loten met een vast eindcijfer te kopen. Bij loterijen waarbij mensen zelf de getallen kunnen invullen (lotto-achtige 30 spelen), heeft men vaak voorkeur voor een bijzondere datum zoals een verjaardag. Deskundigen geven daarom aan mensen die een groot bedrag willen verdienen, het advies geen getallen te kiezen die binnen ons kalendersysteem vallen. 35 Wie dan een prijs wint, hoeft die met veel minder mensen te delen dan iemand die een kalenderdatum als lottogetal heeft ingevuld. Het voorbeeld maakt duidelijk dat bijgeloof een belangrijke rol speelt. Dat gaat zelfs zover dat 40 mensen niet zonder meer een eenmaal gekocht lot willen ruilen voor een ander. Er zijn moeiteloos nog veel meer voorbeelden te geven van dergelijke bijgelovige handelingen: het opzeggen van een gebed tijdens de trekking, het kussen van het 45 lot, het bewaren onder het hoofdkussen … het gebeurt allemaal. In de westerse cultuur menen veel mensen dat veel geld hebben of winnen vanzelf gelukkig maakt. Eindelijk die nieuwe keuken, die snelle 50 sportauto, je hele leven niet meer werken! Dat zijn de zaken die het geluk lijken te vergroten. Maar is dat in werkelijkheid ook zo? Verstandig omgaan met veel geld is niet zo eenvoudig. Enkele jaren geleden liet men in een 55 Engelse televisie-documentaire zien hoe doorsnee-gezinnen die een fors geldbedrag hadden gewonnen, dit in korte tijd erdoorheen joegen.
60
65
7
70
75
8
80
85
90
95
9
100
105
10
110
Uiteindelijk eindigden de winnaars weer in het arbeiderswoninkje waarin ze begonnen waren. Waren zij gelukkiger geweest? Pas toen ze weer terug waren in de oude situatie van zuinig zijn en de eindjes aan elkaar knopen, leek de tevredenheid bij de winnaars te zijn teruggekeerd. Sommige loterijen zorgen er daarom voor dat winnaars van de hoofdprijs wat begeleiding krijgen bij het omgaan met veel geld. In Noorwegen is een onderzoek bij hoofdprijswinnaars gedaan, al ging het daar maar om vrij kleine bedragen van driehonderdduizend gulden. De Noorse bofkonten reageerden vrij lauw op hun prijs, variërend van opgelucht tot redelijk gelukkig. Allemaal bleven ze aan de voorzichtige kant met hun uitgaven en hun manier van leven: nuchter en zonder feesten of uitspattingen. Wel gaven jongeren iets meer uit aan luxe dan ouderen. Ondanks alle matigheid vonden de winnaars dat zij erop vooruit gegaan waren en dat de levenskwaliteit hetzelfde gebleven of licht verbeterd was. De Britse psycholoog Michael Argyle schreef een boek over geluk. Hij maakt duidelijk dat er veel factoren zijn die ons geluk bepalen. Uit zijn onderzoek blijkt dat wie veel geld heeft, soms slechts een beetje gelukkiger is dan zijn armere medemens. Natuurlijk kan geld het leven vergemakkelijken, maar de hoogte van het inkomen zegt weinig over iemands geluk of tevredenheid. Levensgeluk blijkt veel meer af te hangen van hoe iemand als kind is opgegroeid en van de vergelijking van onszelf met anderen. Als we het gevoel hebben ergens bij te horen en als we het niet minder hebben dan de buren of de mensen in de straat, zijn we meestal wel tevreden. Iemand die plotseling door een prijs veel rijker wordt, loopt het risico dat hij uit zijn vertrouwde omgeving wordt gestoten. Uit ander onderzoek blijkt dat ook iemands persoonlijkheid bepaalt in hoeverre geluk afhankelijk is van geld. Als iemand rijk is, maar een onplezierig karakter heeft, kunnen er net zoveel sociale problemen ontstaan, als wanneer iemand weinig geld heeft. De gierige oom Dagobert Duck is niet voor niets berucht. Het karakter van een prijswinnaar verandert niet echt en persoonlijke problemen zijn heel vaak niet met geld op te lossen. Zucht naar geld en rijkdom of hebberigheid zijn eigenschappen die weinig plezier blijken op te leveren. Iemand die er niet in slaagt het geluk in zichzelf te vinden, zal het vaak zoeken in het bezit van allerlei zaken. Wie weinig geld nodig heeft om gelukkig te zijn, kan er nog het meest van genieten. Dat is een mooie tekst voor een wandtegeltje boven de schoorsteenmantel! naar: Guido van der Kroef uit: Psychologie, maart 1997
900009
1
2
Lees verder
■■■■
Tekst 2
Amerika als voorland 1
2
3
4
5
Er zijn mensen die uit principe niet naar Euro-tech: goederen die vervaardigd worMcDonalds gaan, maar je moet ze met een den naar een mooi ontwerp.” Hij moet lantarentje zoeken. De tijden zijn voorbij dat toegeven dat Amerika binnen dit proces er geprotesteerd werd tegen de overheersende de overheersende partij is. „De enorme invloed uit de VS. In de jaren negentig geldt: aantrekkingskracht van Amerika snap ik een ’snack bij Mac’ is op z’n tijd gewoon wel. Het land heeft het in de afgelopen handig en niet duur. Dat er een markt is voor tweehonderd jaar economisch gezien een kant en klaar Amerikaans hapje is overfantastisch gedaan. Een sprookje dat tot duidelijk. Door heel Nederland loopt een ieders verbeelding spreekt: het land van spoor van ’Golden Arches’ (gouden bogen). vrijheid en ruimte, melk en honing”, zegt Dé doorbraak van de McDonalds kwam Van Rossum. Hij vindt het echt volstrekte eind jaren tachtig. Het lijkt alsof sindsdien de onzin als gezegd wordt dat wij Ameriwerkwijze van de fastfoodformule – efficiënt kaanse denk- en gedragspatronen hebben werken, voorspelbaarheid en service – steeds overgenomen. „Dat is helemaal niet te meer gebieden van de samenleving is gaan meten. Hoe weet je of mensen nu meer op beheersen. De Amerikaanse hoogleraar zichzelf gericht zijn en of de samenleving Georg Ritzer stelt dat de ’McDonaldization’ harder is geworden dan twintig jaar geleeen way of life – van de wieg tot het graf – is den? Hoe weet je of dat alles wél of niet geworden: „Amerikanen kiezen niet alleen uit Amerika komt?” 6 voor een zwangerschapstest, ze kiezen ook De Groningse hoogleraar Peter Hofstevoor keizersneden bij lopende-band-kliniede is het niet eens met Van Rossum. Hij ken en voor voorgeprogrammeerde begrafevindt dat de wereld wél veramerikaniseert nissen bij rouwketens. Zodra je binnenstapt, en dat is volgens hem een verarming. doe je niet meer wat jij wilt, maar wordt je illustratie: Antoon van Rossum „Neem softwareontwikkelaar Bill Gates, gedrag geregeld. We krijgen straks een Mchij is een wereldheerser aan het worden. Dentist (tandarts), een McJobs (banencentrum), een Zijn computersoftware schrijft mensen voor wat ze moeMcPaper (krant). Door de komst van deze succesvolle ten doen, van Nederland tot India. Ik heb onlangs Silicon fastfoodformule wordt het hele consumptiegedrag en Valley bezocht, de broedplaats van informatie- en com-aanbod beïnvloed. Andere bedrijven nemen deze over en municatiegiganten. Wat van daaruit via computers aan zo ontstaat er een internationale cultuur van productkewereldwijde beïnvloeding plaatsvindt, is beangstigend. tens, shoppingmalls (gigantische, overdekte winkelcentra), Het gaat wel degelijk om verandering in onze manier van themaparken en amusementscentra. Het idee komt uit denken, namelijk om marktdenken en consumptiegerichtAmerika en is geëxporteerd naar de rest van de wereld. Er heid als hoogste vorm van geluk. De macht van het geld dreigt een ’super-veramerikanisering’ van de wereld.” zegeviert en iedereen moet meegaan met deze stroom. Nederland heeft een open mentaliteit, waar nieuwe Iedereen concurreert nu met iedereen in de wereld. Boventrends gemakkelijk opgepakt worden. Amerikaanse ondien denken mensen dat ze vrije individuen zijn met een dernemers proberen nieuwe producten dan ook graag in eigen mening, maar ondertussen worden ze beïnvloed ons land uit. Is Nederland verregaand veramerikaniseerd? door wereldwijde processen.” 7 „Onzin, er is absoluut geen sprake van veramerikaniseOok Arjo Klamer, cultureel econoom aan de Erasmus ring”, zegt Frans Verhagen. De hoofdredacteur van het Universiteit, ziet ontegenzeglijk grote invloed uit de VS, tijdschrift Amerika reageert als door een wesp gestoken. waar hij twintig jaar woonde. Hij ziet duidelijk de veranHet is veel te gemakkelijk gesteld. „Hamburgers zijn door deringen in zijn geboorteland Nederland. Klantvriendemiddel van een sterke formule op de markt gezet. Spijkerlijkheid, voorspelbaarheid en herkenbaarheid in de detailbroeken zitten gewoon lekker. Toevallig komt het allehandel vallen hem meteen op. In de wijze waarop ouders maal uit de Verenigde Staten. We kijken naar een langduhier omgaan met hun kinderen, in de twee banen en de rige ontwikkeling in de industrie in het hele westen, die twee auto’s, het lapje tuin en belpizza’s, zijn Amerikaanse heeft geleid tot individualisering en overheersing door de invloeden steeds meer aanwijsbaar. „Amerika is gericht techniek, maar dat is absoluut niet typisch Amerikaans. op gemak en genot. Die ontwikkeling gaat op het ogenToevallig loopt Amerika in sommige opzichten voorop.” blik ook vrij hard in Nederland. Ik ben daar erg huiverig Verhagen ziet met name hoe mooie eigenschappen van voor. Ik neem aanstoot aan oppervlakkigheid. Alles draait het Amerikaanse systeem overgenomen worden in onze erom de aandacht te krijgen van de consument. Reclamesamenleving: verantwoordelijkheid voelen voor eigen sucdenken noem ik dat.” 8 ces en falen en het nemen van risico’s. Deze ingrediënten Pessimistisch is Klamer niet. „In de VS zie je een sterke leiden volgens hem tot daadkrachtig ondernemen, tot tegenbeweging opkomen: weer betekenis toekennen aan welvaart en geluk. „Dit denken komt de laatste jaren in de gemeenschap en naast rechten ook plichten en verantNederland sterk op. Dat is maar goed ook, want we bewoordelijkheden erkennen. En verder zijn we uitermate ginnen nu in te zien dat de verzorgingsstaat niet heeft geverschillend. Amerika is een open samenleving, gericht op werkt. Mensen worden helemaal niet gelukkig van al dat de toekomst, op vooruitgang en beweging. Europa kent betuttelen en in de watten leggen”, aldus Verhagen. gesloten gemeenschappen, geneigd tot tradities en histoOok Amerikakenner Maarten van Rossum vindt dat risch denken. Nederland blijft een klein landje waarin we onze samenleving helemaal niet zo veramerikaniseert. elkaar telkens kunnen tegenkomen. We hebben elkaar „Ach, het zijn maar uiterlijkheden, zoals fastfood, popnodig en zijn derhalve een overlegsamenleving.” Klamer muziek en televisie-cultuur. Dat vind ik niet erg opzienbageeft een goede samenvatting van verschillen tussen Nerend. Er zijn nog altijd veel meer niét-Amerikaanse verderland en Amerika zoals hij die heeft ervaren. „Daar is schijnselen. We zien wel dat er in de hele wereld eenzelfde het beter werken, hier is het beter wonen en samenleven.” cultuur aan het ontstaan is. Het werkt twee kanten op: in naar: Margreet Fogteloo Amerika nemen ze ook uiterlijke verschijnselen over uit uit: Dagblad Rivierenland, 7 maart 1998 Europa en Azië, zoals gevechtsfilms, karaokebars of
900009
1
3
Lees verder
■■■■
Tekst 3
Klikken: burgerplicht of verraad? oen mijn broertje negen jaar was, stak hij de hooischuur van mijn vader in de fik. Ik was acht, stond erbij en keek ernaar. Hoewel het een ongelukje was, wilde ik pas na lang aandringen vertellen hoe de vuurzee was ontstaan. Klikken doe je niet, zo was de onuitgesproken regel in ons gezin. Waar die gedragscode precies vandaan kwam, weet ik niet. Hielden we onze mond uit onderlinge betrokkenheid? Of was het uit angst een dag later zelf verklikt te worden? Eén ding was zeker: iets doorvertellen aan je ouders stond gelijk aan verraad. ’Klikken’ heeft een negatieve klank. Het is achterbaks, onfatsoenlijk en laf. Wie je ook vraagt of hij ooit klikt, bijna steevast luidt het antwoord ’nee’. Toch gebeurt het. Bij de sociale diensten komen jaarlijks een paar duizend telefoontjes en brieven binnen: tips over de buurman die zwart werkt, of een familielid dat illegaal samenwoont. Ook de politie en vertrouwensartsen worden regelmatig door derden gewaarschuwd, over kindermishandeling bijvoorbeeld, of een illegale lozing van olie in een sloot. De laatste jaren lijkt klikken een steeds geaccepteerder verschijnsel. Kliklijnen worden steeds meer ingevoerd. De gemeente Utrecht stelde onlangs een meldlijn voor illegale onderhuur in, de Friese politie maakte met een reclamevliegtuigje bekend dat alle meldingen over strafbare feiten welkom zijn op hun tiplijn. Hier en daar is er ook weerstand. Een plan voor een meldlijn voor vrachtwagens die te hard rijden, moest na veel verzet van de baan. Maar de toon is gezet: klikken en kliklijnen zijn niet langer taboe. Zelfs anonieme tips zijn tegenwoordig welkom. Nog niet zo lang geleden aarzelden de gemeentes nog om tips aan te nemen als de melder zijn identiteit niet bekend wilde maken. Nu worden naamloze meldingen over vermeende uitkeringsfraude gewoon geaccepteerd. De gemeenten moeten ook wel, willen ze niet in conflict komen met het Ministerie van Sociale Zaken. De minister heeft opgedragen om alle informatie die kan leiden tot het opsporen van uitkeringsfraude, te gebruiken. In de plaatselijke dag- en weekbladen in Friesland heeft een advertentie gestaan met de oproep: „Verklikt? Bel ons dan!”. Wietske van der Plaats staat de klik-slachtoffers te woord. Zij is fel tegen het accepteren van anonieme tips over uitkeringsfraude. „Het is vaak pure jaloezie”, weet ze. „Als mensen zo overtuigd zijn van hun beschuldigingen, dan moeten ze ook het lef hebben hun naam te noemen. Dat is tenminste eerlijk. En dan nóg weet ik niet of klikken wel goed te praten is.” Zelf zou ze het in ieder geval nooit doen. „De gemeenten hebben genoeg rechercheurs rondlopen, ze kunnen zoveel bestanden aan elkaar koppelen om fraude op te sporen. Is het dan nog nodig burgers tegen elkaar uit te spelen?” Als er iets echt niet door de beugel kan, stapt ze liever zelf op de mensen af. „Dat houd ik mijn zoon ook voor: doe nooit iets achter iemands rug om, maar praat er met elkaar over als er iets is. Dan help je het de wereld uit. Misschien is het wel naïef, maar ik denk dat je met eerlijkheid en openheid toch het verste komt.” Is klikken een burgerplicht of verraad? Dat is een gewetensvraag, vindt L. Rijs-Neeft. Ze is directeur van de dienst Welzijn van de gemeente Zaanstad en landelijk voorzitter van Divosa (vereniging van directeuren van sociale diensten). „Het is zo afhankelijk van iemands levenshouding, van de normen en waarden waarmee je bent opgevoed. De een denkt: “Ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen levenswandel, ik bemoei me nergens mee”. Een ander zegt: „Het gaat om gemeenschapsgeld, dus geef ik het door.” Voor mijzelf is die vraag niet zo belangrijk. Ik heb nooit iets bij mijn buurman opgemerkt. Ik wil absoluut geen jacht op fraudeurs, maar ik wil ook geen onrechtmatig gebruik van overheidsgeld. In de jaren zestig en zeventig was alles mogelijk. Op een verjaardagsfeestje kon iemand trots vertellen dat hij met een beurs van een uitwonende bij tante in huis zat. Aan dat misbruik is nu paal en perk gesteld. Wil je het mooie systeem van sociale zekerheid van onze samenleving in stand houden, dan moeten we er goed voor zorgen. We zijn er allemaal verantwoordelijk voor.” Hoe erger de wetsovertreding of het misdrijf, hoe eerder men geneigd zal zijn de dader aan te geven. Klikken is dan geen bemoeizucht meer, maar getuigt van een doortastend optreden, een gezond besef van medeverantwoordelijkheid. Een bijstandsmoeder die er tweehonderd gulden bijverdient? Daar struikelt bijna niemand over. Een buurman die er naast zijn uitkering ruim duizend gulden bij klust? Dat druist al veel meer in tegen het rechtsgevoel. Om maar te zwijgen over een vader die zijn kinderen mishandelt. Klikken is dan opeens niet meer stiekem en onfatsoenlijk: meteen aangeven die vent! De daad is hetzelfde, ook hier wordt iemand ’verlinkt’ aan een instantie, maar de omstandigheden zijn zó anders dat de meeste mensen niet eens meer van klikken willen spreken. ’Klikken’ is ’melden’ geworden. De moeilijke vragen bevinden zich in het schemergebied tussen klikken en melden. Wat doet u bijvoorbeeld als er in uw straat woningen tegen woekerprijzen worden onderverhuurd aan illegalen? H. de Bruin, sociaal-rechercheur in Almere, vindt het idee dat klikken acceptabeler wordt naarmate de overtreding ernstiger is, maar onzin. „Of mijn buurman nu fraude pleegt of iemand mishandelt, voor mij overtreedt hij de wet. In beide gevallen is klikken geoorloofd, want in beide gevallen moet er iemand onder lijden. Bij mishandeling is er een individu direct de dupe, in geval van uitkeringsfraude blijft er minder geld over voor de mensen die het werkelijk nodig hebben.”
T
1
5
2
10
3
15
4
20
5
25
30
6
35
40
7
45
50
8
55
naar: Leonie van den Schoor uit: Humanist, maart 1998
900009
1
4
Lees verder
■■■■
900009
1
Tekst 4
5
Lees verder
■■■■
Tekst 5
Boosheid is zo slecht nog niet Iedereen heeft wel eens een reden om kwaad te zijn. Een vriend vergeet een eetafspraak en laat je zitten met je zorgvuldig toebereide maal, een vriendin vertelt door wat je haar in vertrouwen hebt meegedeeld. Zeg je dan met stemverheffing: „Wat ben je toch een ongelooflijke …!”, of mompel je maar wat om de sfeer vooral niet te bederven? Veel mensen weten slecht raad met hun gekrenkte gevoelens en vinden het moeilijk ermee voor de dag te komen. Dat is jammer, want vaak wint een relatie aan diepgang door boosheid juist wel te uiten. Lucht geven aan boosheid kan voor beide partijen positieve gevolgen hebben, die dikwijls zwaarder wegen dan de negatieve gevolgen die je door zwijgen probeert te ontlopen. Wat houdt je dan tegen? Er is in de opvoeding weinig plaats voor emotio2 nele uitbarstingen en kinderen wordt niet geleerd hoe ze een ruzie op een goede manier kunnen oplossen. Geen wonder dat velen zich ongemakkelijk voelen onder allerlei gevoelens van boosheid. Het is vaak onverstandig om niet openlijk voor je ongenoegen uit te komen, alleen al omdat opgekropte woede zich op den duur gaat wreken. Is het niet met ongewenst gedrag als vreetbuien of drankmisbruik, dan wel doordat oplopende spanningen er later toch op een andere verwrongen manier uitkomen. Je wordt bijvoorbeeld al driftig om een kleine tegenslag of valt plotseling ten onrechte uit tegen een kind dat niet wil eten. Natuurlijk, ruzies kunnen fout aflopen en partijen 3 uit elkaar drijven. Maar meestal is dat het gevolg van de manier waarop grieven worden geuit en hoe er over en weer wordt gereageerd. De Amerikaanse psycholoog James Averill ondervroeg zowel mensen die zelf kwaad waren geweest, als mensen die doelwit waren geweest van boosheid. Hij vond een overduidelijk verband tussen een verkoelde verstandhouding en openlijke agressie. Of het nu ging om lichamelijke agressie of om woorden, degenen die onder vuur werden genomen, stonden minder open voor verwijten naarmate de ander zich agressiever opstelde. Dat is niet zo raar natuurlijk, want zulk gedrag leidt al gauw tot een reactie als: „Je kán me wat! Doe eerst eens normaal!” Als een ruzie zonder agressie wordt uitgepraat, 4 leidt dat vaak tot een versterkte band tussen beide partijen. Daarnaast is het belangrijk dat mensen elkaar blijven respecteren. John Gottman, psycholoog aan de Universiteit van Washington, volgde twintig jaar de ups en downs van meer dan tweehonderd echtparen. Volgens hem is het ook belangrijk dat degene die boos is, iemand niet als persoon bekritiseert, maar dat hij klaagt over het ongewenste gedrag. Je staat nu eenmaal eerder open voor „Ik vind het echt heel vervelend dat je onze afspraak al twee keer hebt afgezegd!” dan voor een verachtelijk „Jij kunt ook 1
5
6
7
8
naar: Mariëtte Baanders uit: Psychologie, november 1997
Einde
900009
1
alleen maar aan jezelf denken!” Bovendien spreekt uit „Ik vind dat niet leuk” meer respect dan uit „Jij bent onrechtvaardig.” De bekritiseerde partij zou ook een poging moeten doen om te voorkomen dat een woordenwisseling oploopt. Wat vaak gebeurt, is dat iemand zich meteen gaat verdedigen en elke verantwoordelijkheid afwijst. Onenigheid loopt dan onvermijdelijk uit op verwijdering. Elkaar respecteren betekent je openstellen voor wat de ander belangrijk vindt. Wie boos is, moet zich tot het voorval beperken en niet de persoon aanvallen. Wie kritiek krijgt, moet zich verplaatsen in de ander en proberen te achterhalen waardoor zijn of haar gedrag als respectloos of onredelijk overkwam. Maar voordat iedereen in staat is om openlijk zijn misnoegen op tafel te leggen, moet er vaak eerst een aantal misverstanden uit de weg geruimd worden. Mensen hebben uiteenlopende redenen om hun wrok voor zich te houden. Vaak gebeurt dat, omdat iemand bang is de ander te kwetsen. Die angst is lang niet altijd terecht. Kwaadheid geeft de ander eerder zelfvertrouwen. Wat dat betreft, is kwaad worden beslist beter dan geen enkele emotie tonen of een minder ’riskante’ emotie, zoals teleurstelling. Een fraai voorbeeld is het kind dat slecht presteert op school. Uit onderzoek is gebleken dat een onderwijzer of ouder die daarover boos wordt, het kind toch het idee geeft: ik kán het kennelijk wel. De opmerking van een ouder „Ik ben niet boos op je, alleen maar teleurgesteld” ondermijnt daarentegen het zelfvertrouwen van het kind: „Ik kan er kennelijk niets aan doen, er zit niet meer in.” Bovendien blijkt uit onderzoek van de eerder genoemde Averill dat kritiek meestal ook leerzaam is. Veel van de mensen die ondervraagd werden, zeiden dat ze door de beschuldigingen van de ander ineens – of beter – hun eigen fouten inzagen. Al zal kritiek de ander dus kwetsen, het wordt meestal goedgemaakt door de leerzaamheid ervan. Een andere reactie die vaak een rol speelt, is de angst dat je met je kwaadheid je relatie op het spel zet, doordat de ander je kritiek niet pikt en jou, inclusief je boosheid, afwijst. Dat driekwart van Averills ondervraagden zei dat de kritiek vooral leerzaam was, geeft al aan dat ook deze angst meestal ongegrond is. Bovendien vertelde het merendeel van degenen die doelwit van boosheid waren, dat hun respect voor degene die kwaad op hen was geweest, aanzienlijk was gestegen! De overgrote meerderheid vond dat de hele aanvaring gunstig uitgepakt was en was uiteindelijk blij dat de kwestie ter sprake gebracht was. Het merendeel vond zelfs dat de onderlinge band erdoor versterkt was.
6