Examen VBO-MAVO-C
Nederlands, leesvaardigheid
■■■■
Voorbereidend Beroeps Onderwijs Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
01
Tijdvak 2 Woensdag 20 juni 9.00 – 11.00 uur
Tekstboekje
100021
3A
Begin
■■■■
Tekst 1
Vechten om agenten 1
2
3
4
5
100021
3A
De Nederlandse politie kampt met een groeiend tekort aan agenten. Daardoor wordt het steeds moeilijker voor de politie om de belangrijkste taken uit te voeren. Agenten 5 komen aan de belangrijkste onderdelen van hun werk niet of nauwelijks meer toe. Wijkagenten zien hun wijk amper, doordat ze worden ingeroosterd voor 'noodhulp'. Tijdrovende onderzoeken blijven liggen, er is 10 minder ruimte voor het houden van toezicht en een babbeltje maken met hangjongeren is er niet meer bij. Ook wordt voorlichting aan scholen opgeschort en surveillanten - een soort halfwas agenten zonder vuurwapen 15 doen noodgedwongen het werk van volleerde agenten. Korpschefs houden de zaak met 6 kunst- en vliegwerk draaiend. Voor hoofdcommissaris Peter van Brakel, voormalig korpschef in Friesland en leider van 20 het project Personeelsvoorziening Politie, is het een zorgelijke situatie. "Het is een zware opgave om het politiekorps op volle sterkte te houden en de kwaliteit te handhaven. Maar krapte op de arbeidsmarkt mag niet leiden tot 25 verlaging van de eisen. De politie heeft behoefte aan goede mensen: stressbestendig, ondernemend en betrouwbaar." Het tekort aan agenten is voor een deel toe 7 te schrijven aan de vergrijzing van het 30 politiekorps. Daarnaast speelt mee dat veel oudere agenten tegelijk uittreden, omdat ze volgens de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst al op 58-jarige leeftijd mogen stoppen. Verder werkt de agent van nu 35 minder dan die van vroeger: agenten hebben een 36-urige werkweek gekregen. Bovendien zijn er meer mensen nodig, doordat er meer deeltijdwerkers zijn gekomen. De politie moet op de krappe arbeidsmarkt 40 concurreren met onder meer leger, douane en 8 brandweer, en ook met de gezondheidszorg en het bank- en verzekeringswezen. Daarbij gaat de politie gebukt onder een slecht imago. De laatste jaren richt de publieke agressie zich 45 steeds vaker tegen de politie. Het percentage schoolverlaters dat agent wil worden, is dan ook gedaald van acht naar vijf. De korpsen in de Randstad hebben bovendien nog een extra probleem: er is een 50 uitstroom van ervaren agenten naar korpsen
2
55
60
65
70
75
80
85
90
95
100
elders in het land. Daar zijn de huizen goedkoper en je kunt je auto er veel makkelijker parkeren. Het werk buiten de Randstad wordt ook als lichter ervaren. Om die uitstroom een halt toe te roepen, overweegt de minister van Binnenlandse Zaken een 'Randstad-toelage' van een paar honderd gulden bruto per maand in te voeren. En als een agent binnen drie jaar na zijn opleiding naar elders vertrekt, dan moet zijn nieuwe werkgever aan zijn oude korps een vergoeding betalen. Maar, zo is de verwachting, die 'boete' zal niet verhinderen dat politiekorpsen blijven doorgaan met het bij elkaar weghalen van agenten. Om nieuwe agenten te werven, is de politie een peperdure reclamecampagne begonnen. Via spotjes wordt het publiek bestookt met de slogan Waar jij voor staat, is nodig op straat. In de hele campagne is geen uniform te zien. Jongeren fungeren als model. Opvallend is het beroep op normen en waarden, met zinnen als Dus jij wilt dat je oma veilig over straat kan en Dus jij vindt dronken automobilisten bezopen. Wie belangstelling heeft, kan het gratis nummer bellen van de Banenlijn-Politie en krijgt een folder. In hun nieuwjaarstoespraken troefden de korpschefs elkaar af met allerlei plannetjes om agenten te trekken. Zo beloofde hoofdcommissaris Bob Visser van het regiokorps Kennemerland zijn agenten duizend gulden bruto als ze een nieuwe collega aanbrengen. Korpschef Henk Mostert van Limburg-Zuid wil ook in Duitsland en België agenten werven. Probleem daarbij is dat politieambtenaren de Nederlandse nationaliteit moeten hebben en uiteraard de Nederlandse taal moeten beheersen. Korpschef Peter Vogelzang van Utrecht onthulde het meest vergaande plan: hij wil scholieren een bijbaantje aanbieden. Daarmee hoopt hij het imago van de politie onder de jeugd te verbeteren. "Helemaal niet zo'n gek idee", oordeelt korpschef Minze Beuving van Noord- en Oost-Gelderland, die de portefeuille Personeel beheert in de Raad van Hoofdcommissarissen. "Op die manier kunnen jongeren die belangstelling hebben voor ons vak, gemakkelijker instromen."
Lees verder
Op grond van de Politiewet mag elk korps Overigens komen zestienjarigen al in 10 zijn eigen personeelsbeleid voeren: vandaar aanmerking voor de opleiding tot surveillant de opvallende soloacties van sommige en moet je zeventien en een half zijn om agent te kunnen worden. 120 korpschefs. Van Brakel pleit voor intensieve samenwerking tussen de nu concurrerende 9 105 "Het zal niet eenvoudig zijn om voldoende korpsen. "We lossen het probleem alleen nieuwe kandidaten te trekken", waarschuwt maar op als we het gezamenlijk aanpakken." Van Brakel van het project PersoneelsZijn collega Beuving onderschrijft de voorziening Politie. "We moeten echt om die sollicitant vechten en dat geldt vooral voor de 125 noodzaak tot samenwerking: "Als we denken dat we het alleen wel kunnen, zal dat voor 110 korpsen in de Randstad. De mannen en een aantal korpsen niet lukken. Je moet met vrouwen op straat zijn daarbij onze beste z'n allen de arbeidsmarkt op en laten zien dat ambassadeurs." Maar juist daar hapert het. de politie een meer dan interessante Agenten die door rood licht lopen, niet snel genoeg reageren op een melding of onnodig 130 werkgever is. Als dat niet lukt, worden de gaten te groot." 115 hardhandig optreden, doen de naam van de politie geen goed.
naar: Gerlof Leistra uit: Elsevier, 29 januari 2000
100021
3A
3
Lees verder
■■■■
Tekst 2 Publieke geheimen
1
2
3
4
5
6
7
D
agelijks vertellen mensen voor de televisiecamera hun meest intieme problemen aan Catherine Keijl, Maya Eksteen of Violet Falkenburg, terwijl 5 heel Nederland kan meeluisteren. We zien een vader geëmotioneerd vertellen hoe zijn dochter werd neergeschoten door haar ex-man. We kijken naar de zoon die vertelt hoe zijn moeder verliefd werd op de verpleegster van zijn zieke vader. Bij het kijken naar deze programma’s dringt zich 10 de vraag op wat deze mensen bezielt. Wat beweegt iemand om zijn meest pijnlijke en persoonlijke ervaringen, waar soms de eigen familie nog niet eens van op de hoogte is, via de televisie te 15 openbaren aan een miljoenenpubliek? Zijn het mensen die bereid zijn hun ziel en zaligheid aan Catherine te verkopen in ruil voor vijftien minuten bekend zijn? Of zijn Maya Eksteen en haar collega’s slechts middelen om een hoger doel te 20 bereiken? Communicatiewetenschapper Anemoon Elzinga onderzocht aan de hand van deze vragen in haar afstudeeronderzoek De Spreekbuis de motieven van mensen om deel te nemen aan 25 dergelijke praatprogramma’s. Zij ondervroeg hiervoor 32 mensen die zijn verschenen in uitzendingen als Catherine, Rondom Tien, Vinger aan de pols en Man/Vrouw. Dit zijn praatprogramma’s waarin gewone mensen praten over 30 een vaak gevoelig thema. Meestal is er een arts of een psycholoog of een andere deskundige aanwezig en mengt het publiek zich ook in de discussie. De drijfveer om met dit soort programma’s mee 35 te doen die door bijna alle ondervraagden wordt vermeld, is wat Elzinga ’evangeliseren’ noemt. Dit is de behoefte van talkshowgasten om het publiek voor te lichten, om vooroordelen weg te nemen en meer begrip te kweken. Of zoals een deelnemer het 40 uitdrukt: „Dat je in ieder geval een groot publiek bereikt.” Elzinga gebruikt de term evangeliseren, omdat deelnemers er vaak heilig in geloven dat hun boodschap tot meer begrip zal leiden bij de kijker en dat hun optreden echt iets kan 45 veranderen. Het motief dat ná evangelisatie het meest wordt genoemd, is het therapeutische effect dat het vertellen van je verhaal kan hebben. Het praatprogramma vertoont dan ook enige overeenkomst 50 met therapie: de presentator toont net als de therapeut belangstelling en medeleven. Bovendien leert de deelnemer door zijn verhaal te vertellen alles op een rijtje te zetten en de situatie onder ogen te zien. Een ander motief – dat waarschijnlijk nog vaker 55 voorkomt dan uit het onderzoek blijkt, omdat mensen het niet altijd zullen toegeven – is roem. Zodra mensen de gelegenheid krijgen om vijftien minuten bekend te zijn, zullen ze die met beide 60 handen aangrijpen. Je bent even een Bekende Nederlander, al is dat dan dankzij je proble-
65
70
8
75
80
9
85
90
95
10 100
105
11
110
115
120
matische verleden of je drankmisbruik. Bij eenderde van de ondervraagden speelt wraak een rol bij hun deelname. Zoals bij de vrouw die was bevallen van een gehandicapt kind, doordat de dronken arts niet tijdig had ingegrepen. Overigens kiezen de meeste deelnemers ervoor anderen niet rechtstreeks te schande te maken en geen namen te noemen. Wraak speelt alleen op de achtergrond mee. „We willen er niet direct over praten. Niet in het programma. Dat heeft geen positief doel.” Voor de meeste deelnemers is het belangrijk dat zij erkenning krijgen van het publiek, dat met hen meeleeft. Het blijkt dus dat mensen duidelijke redenen hebben om aan praatprogramma’s deel te nemen. In veel gevallen levert het meedoen het gewenste resultaat op. Men zou kunnen zeggen dat de deelnemers de talkshows gebruiken om hun boodschap te verkondigen of om aan hun behoefte aan erkenning en aandacht te voldoen. Uit het onderzoek van Elzinga komt echter wel naar voren dat de programmamakers op hun beurt soms schaamteloos gebruikmaken van hun deelnemers, die toch in een kwetsbare positie zitten. Wat daarbij opvalt, is dat de veelal goeddoordachte motivatie van de deelnemers vaak in scherp contrast staat met hun ondergeschikte houding in de fase voor de uitzending. De meeste deelnemers stellen in die fase geen enkele eis en laten alle initiatief aan de programmamakers over. Bijna de helft van de deelnemers wordt hiertoe ook min of meer gedwongen, doordat ze een contract moeten tekenen waarin ze afzien van hun rechten. Dat betekent onder andere dat de deelnemer niet meer terug mag komen op uitlatingen waar hij achteraf spijt van heeft. Dit laatste komt nogal eens voor, doordat veel mensen zich meer laten ontlokken dan eigenlijk hun bedoeling is. Mensen voelen zich verplicht om antwoord te geven op vragen, omdat ze nou eenmaal in het programma zitten. Dat is de zogenaamde ’voet-tussen-de-deur-techniek’. Een andere techniek is die van de overval: vragen stellen die niet aan de orde zijn geweest in het voorgesprek. Dit soort tactieken werpt een andere vraag op. Wat zijn eigenlijk de motieven van de programmamakers en de presentatoren om deze programma’s te maken? Zijn zij er wel in geïnteresseerd een gelegenheid te bieden voor de evangelisatiewensen van hun gasten? En zijn ze wel bereid om tegemoet te komen aan de behoeften van de deelnemers aan medeleven en echte interesse? De Amerikaanse presentator Jerry Springer zei: „Dat er mensen zijn die zich vrijwillig beschikbaar stellen als ’slachtoffer’, begrijp ik zelf ook niet. Mensen hebben alles over voor een paar minuten zendtijd. Zelfs een vernedering.” Medelijden heeft hij dan ook niet met zijn gasten: „Ze weten wat ze kunnen verwachten.” Dit laatste is nog maar de vraag. Als ik afga op de motieven van de meeste talkshowgasten, verwachten ze misschien wel vaak te veel.
naar: Heleen Peverelli uit: Psychologie, april 1998
100021
3A
4
Lees verder
■■■■
Tekst 3
Voor geheugensteuntjes kan de computer ook handig zijn. Als je vindt dat de computer de uitvinding van de eeuw is, hoe zou je de ontdekking van papier dan moeten betitelen? Dankzij papier kan namelijk alles wat in een computer zit, er ook weer uit komen. In de vorm van faxen, kranten, tijdschriften, advertenties en boeken bijvoorbeeld. De computer heeft ervoor gezorgd dat papier nog belangrijker in ons leven is geworden. Zakelijk, voor je hobby's en privé. Bovendien is de computer uitermate handig als je een plek zoekt om een geheugensteuntje op te plakken. Als je er even over nadenkt, hebben we eigenlijk ons leven lang plezier van karton en papier. Zelfs van oud papier. Want 75% van het papier dat we in Nederland gebruiken, gebruiken we weer om nieuw papier van te maken. Van A4'tje tot toiletpapier. Van verpakkingen tot kartonnen verhuisdozen. Oud papier is daarmee in ons land de belangrijkste grondstof voor de fabricage van karton en papier. Als we hout als grondstof nodig hebben, dan gebruiken we daarvoor met name bomen afkomstig uit Europese bossen die op een verantwoorde wijze worden beheerd. Voor iedere gekapte boom wordt minimaal één boom teruggeplant. De totale bosoppervlakte in Europa is de afgelopen jaren dan ook niet af-, maar zelfs toegenomen. Wil je meer informatie over leven met karton en papier, neem dan contact op met het Informatiecentrum Papier en Karton via www.papierinfo.nl of via telefoonnummer 020 654 30 43
100021
3A
5
Lees verder
■■■■
Tekst 4
D y s l e x i e op het werk 1
2
3
4
5
6
Je wordt overgeplaatst naar de postkamer, maar je kunt niet goed lezen en elke dag is een hel. Je bent als vertegenwoordiger vaak op weg, maar je kunt de verkeersborden niet ontcijferen en je 5 formulieren zitten vol spelfouten. Je staat op het station voor de kaartjesautomaat, de rij achter je wordt steeds ongeduldiger en je kunt de plaats van bestemming niet ontcijferen. Als je gewoon kunt lezen en spellen, zijn het problemen die je hooguit 10 in nare dromen tegenkomt, maar voor mensen met dyslexie is het de dagelijkse realiteit. Tegenwoordig is dyslexie een bekend verschijnsel. Wie op de basisschool of de middelbare school ernstige problemen ondervindt 15 bij het lezen en schrijven, kan in principe rekenen op speciale begeleiding. Voor volwassenen met dyslexie ligt dit echter anders. Zij gingen veelal naar school in een tijd waarin die gerichte begeleiding nog niet bestond. 20 Ook is de situatie op het werk anders dan op school. Dyslexie is een stoornis die nooit overgaat en vele volwassenen ondervinden er de gevolgen van in hun werk. Ook kunnen sociale en emotionele problemen ontstaan, maar hierover 25 was tot voor kort nog weinig bekend. In Groningen biedt de Stichting Molendrift, een instelling voor leer- en opvoedingsproblemen, hulp aan volwassenen met dyslexie. Deze hulp is gericht op de lees- en schrijfproblemen zelf, maar ook op 30 het beter leren omgaan met deze problemen. Want hoewel de lees- en schrijfprestaties door oefening meestal verbeteren, verdwijnen de problemen nooit helemaal. Het is van groot belang er ontspannen mee te kunnen omgaan.Waar hangt 35 dat van af? Volgens Ellen Loykens en Anneke Mulder, beiden werkzaam bij de Stichting Molendrift, is de grootte van het defect erg belangrijk. Soms is dit zo groot dat het niet lukt om foutloos een eenvoudig briefje 40 te schrijven en is de stoornis altijd merkbaar. Soms gaat alleen het lezen moeizaam en heeft de dyslecticus gewoon wat meer tijd nodig. Slechts een kleine groep komt helemaal niet toe aan het begrijpen van de tekst. 45 Verder is er de invloed van de persoonlijkheid. Mensen die emotioneel evenwichtig zijn, kunnen ertegen fouten te maken. Zij beschouwen hun
100021
3A
11
leesproblemen niet direct als een persoonlijk falen en zoeken zelfstandig naar oplossingen. Wie emotioneel niet stabiel is, wordt snel boos, wijst kritiek altijd van de hand en zal overal een probleem van maken. Ten slotte is er de aard van het beroep. In sommige beroepen staan lezen en schrijven nu eenmaal meer centraal dan in andere. Maar ook de elektricien krijgt te maken met handleidingen die gelezen moeten worden en de automonteur moet formulieren invullen. Uit recent onderzoek blijkt dat dit volwassen dyslectici zo veel energie kost, dat er vaak weinig tijd en energie overblijft voor andere dingen. De gevolgen van dyslexie zijn sterk van bovenstaande factoren afhankelijk. Schaamte voor de stoornis en geheimhouding van de problemen kunnen ertoe leiden dat iemand voortdurend bang is te worden betrapt. Opmerkingen van anderen over het functioneren op het werk worden dan al snel opgevat als kritiek. Het zoeken naar praktische oplossingen blijft achterwege: dat zou immers het probleem juist zichtbaar maken! Ook kan de beoordeling van eigen en andermans kwaliteiten sterk worden aangetast; eigen prestaties worden ondergewaardeerd en die van anderen overschat. Vaak worden bijvoorbeeld nascholingscursussen vermeden, omdat men denkt de leerstof toch niet aan te kunnen, terwijl anderen ’er niks voor hoeven te doen’. Voor enkelen wordt dyslexie zo’n struikelblok, dat werkelijk alles eraan wordt opgehangen en de dyslecticus zichzelf als een gehandicapte ziet. Als de werksituatie dat enigszins mogelijk maakt, zo adviseren Loykens en Mulder, moet de dyslecticus vooral open zijn over de lees- en spellingproblemen. Daardoor wordt het zoeken naar oplossingen mogelijk. In de begeleidingspraktijk van Molendrift kan overleg met de afdeling Personeelszaken of de maatschappelijk werker van het bedrijf soms leiden tot een andere functie voor een werknemer of tot aanpassingen, zoals: het gebruik van een dicteerapparaat, werken met een secretaresse, een soepele houding ten opzichte van spelfouten of een lager werktempo. Volgens Loykens en Mulder is er een grote
6
Lees verder
50
7 55
60
8
65
70
9
75
80
10
85
90
groep mensen met dyslexie die daar nauwelijks emotionele problemen door heeft, maar bij wie het beroep zulke hoge eisen stelt aan lees- en spelvaardigheden, dat moet worden gezocht naar een andere aanpak van het werk. Analyse van de 100 werkzaamheden kan dan al veel verheldering bieden: waar en wanneer spelen spelling- of leesproblemen een rol en welke oefeningen kunnen worden gedaan om die problemen te verhelpen of te omzeilen? Vooral de positieve 105 effecten van een leestraining zijn vaak goed merkbaar. Bij spellingproblemen kunnen soms schrijfmethoden worden ontwikkeld die de dyslecticus tijdens het werk kan gebruiken, maar vaak blijft achteraf extra controle nodig. 12 110 Een andere groep ervaart naast de technische problemen ook emotionele problemen, zoals 95
schaamte, angst en een aangetast gevoel van eigenwaarde. Deze mensen moeten eerst leren ontdekken wat de gevolgen zijn van hun foute kijk 115 op dyslexie en wat die ontdekking betekent voor hun gevoelens en gedrag. Vervolgens moeten zij leren anders tegen hun dyslexie aan te kijken.Voor sommigen kan het al een enorme opluchting zijn te gaan inzien dat het beeld dat ze van hun eigen 120 prestaties hebben, te negatief en onwerkelijk is. 13 Al met al lijken veel dyslectici gewoon hun weg te kunnen vinden in de maatschappij, maar men moet niet uit het oog verliezen dat dyslexie echt een probleem kan vormen in iemands bestaan. 125 Naarmate dyslexie meer verbonden is met gevoelens van schaamte en een negatief zelfbeeld, kunnen de gevolgen schadelijker zijn en kan intensievere hulp nodig zijn. naar: Frans Schalkwijk uit: Psychologie magazine, september 1999
100021
3A
7
Lees verder
■■■■
Tekst 5
Vloeibare verslaving 1
2
3
4
5
e proeft het niet, maar je voelt het wel. Cafeïne pept op, je krijgt er een kick van. Dat was de reden waarom het ooit aan Coca-Cola werd toegevoegd. Oorspronkelijk zat er in deze drank, die zijn naam ontleent aan de cocabladeren en kolanoten, die als ingrediënten werden gebruikt, 6 zelfs cocaïne. Tegenwoordig is cocaïne een verboden drug, maar honderd jaar geleden was dit spul in iedere apotheek verkrijgbaar en zat het in veel medicijnen. Toen Amerika er echter verslaafd aan dreigde te raken, werd het verboden. Om de pep erin te houden, werd wat extra cafeïne toegevoegd. Cafeïne is echter óók een verslavende stof. Tweeënhalf blikje cola of één kop koffie per dag kan al een zekere lichamelijke afhankelijkheid veroorzaken. Dat blijkt als de koffieautomaat stuk is. Veel mensen klagen dan over slaperigheid en hoofdpijn. Uit een onderzoek van de universiteit van Minnesota bleek dat basisschoolleerlingen die hun portie cola een dagje moesten missen, last kregen van concentratieproblemen en een tragere reactiesnelheid hadden. Cafeïne zit, zonder dat de meeste consumenten dat beseffen, niet alleen in cola, maar ook in veel andere producten, zoals thee, ijs en chocola. Er bestaan zelfs citrusdrankjes die ermee verrijkt zijn. Mensen die er niet goed tegen kunnen, krijgen hartkloppingen, worden zenuwachtig, kunnen niet 7 meer slapen, hebben last van oorsuizingen, duizeligheid en bloeddrukstijging. Gelukkig krijgen de meeste mensen zulke problemen pas bij meer dan acht koppen koffie of zestien blikjes cola per dag. Cafeïneverslaving is een van de oudste en meest wijdverspreide verslavingen die we kennen. De westerse economie draait meer op arbeid met het hoofd dan op arbeid met het lichaam en daarom is het een ’nuttige’ verslaving. Zonder cafeïne zouden 8 we onze hersens er niet bij kunnen houden. Het is weinigen van nature gegeven om de hele dag stil te zitten zonder te knikkebollen. In landen waar het niet gebruikelijk is om ’s middags een middagdutje te doen, is het drinken van een kopje koffie hét middel om na de lunch de pit erin te houden. En dankzij koffie en cola kunnen ook avondmensen ’s ochtends meedraaien. Het is echter een misverstand te denken dat cafeïne energie levert zoals bijvoorbeeld melk dat doet. Cafeïne zorgt er slechts voor dat de hersenen geen signaal krijgen dat het lichaam moe is. Het
J
Einde
100021
3A
8
gevolg is dat we geen belemmering voelen onze lichamelijke of geestelijke inspanningen nog wat op te voeren. Dat verklaart, volgens sommige onderzoekers, waardoor Coca-Cola en Pepsi zo populair zijn: niet vanwege de smaak dus, maar vanwege de cafeïne. In Amerika wordt intussen zoveel cafeïnehoudende frisdrank gedronken, dat de volksgezondheid wordt bedreigd, zo menen deskundigen. Ernstige zwaarlijvigheid stijgt net zo snel als de frisdrankconsumptie. De officiële CocaCola-website vermeldt echter: „Suiker veroorzaakt geen hartziekten, kanker, diabetes of vetzucht.” Nee, strikt genomen niet. Maar te véél suiker, samen met te veel vet en eiwit en te weinig beweging, leidt wel degelijk tot overgewicht en dat vergroot het risico op allerlei ziekten, zoals suikerziekte. Ook leidt frisdrankconsumptie tot tandbederf. Glazuur is ijzersterk, maar lost op den duur op in zuur. Normaal gesproken herstelt het gebit zich tussen twee maaltijden. Die kans krijgt het echter niet als het steeds weer een spoeling krijgt met zure frisdrank. Over het effect op onze botten doet de Coca-Cola-website er het zwijgen toe. Verschillende ingrediënten van frisdrank, met name fosforzuur maar ook cafeïne, verminderen calciumopname en belemmeren zo het onderhoud van ons skelet. De colabrouwers tillen echter niet zo zwaar aan de risico’s. Op hun site wordt beweerd dat cola een belangrijke bijdrage kan leveren aan een gezond dieet: „Cola is voornamelijk water en kan helpen voorzien in de vloeistofbehoefte van het lichaam; ook bevat cola koolhydraten, die het lichaam snelle energie kunnen geven.” Zij ontkennen dat cola, mede door de verslavende cafeïne, grote gezondheidsproblemen kan opleveren. Misschien zouden de colafabrikanten er verstandig aan doen rekening te houden met een andere typisch Amerikaanse gewoonte: het aanklagen van alles en iedereen. Het wachten is op de eerste zwaarlijvige Amerikaan die meent een klacht in te moeten dienen vanwege de gevolgen van cafeïneverslaving. Opgegroeid met een babyflesje met pepsi-logo (dat bestaat echt) en gehersenspoeld door speciaal voor kindertelevisie gemaakte cola-reclame, zou hij de colaproducenten wel eens kunnen laten vervolgen wegens ernstige consumentenmisleiding.
naar: Simone de Schipper uit: Elsevier, 9 september 2000