Evaluatie Informatie- en Servicepunt Sociale Activering (ISSA)
Onderzoek verricht in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door Ipso Facto, bureau voor sociaal beleidsonderzoek te Houten.
november 2001
INHOUDSOPGAVE
FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. 0.
ABSTRACT
V
1.
INLEIDING
1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
Ontwikkelingen sociale activering Invalshoeken sociale activering Het ISSA: een integratie van beleid Evaluatie van het ISSA Leeswijzer
1 1 2 2 6 8
2.
OPZET VAN HET EVALUATIEONDERZOEK
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6.
Onderzoeksopzet in hoofdlijnen Voorbereidingsfase Schriftelijke enquête gemeenten Schriftelijke enquête welzijnsorganisaties Telefonische enquête welzijnsorganisaties Contextonderzoek
3.
OVERZICHT VAN TAKEN VAN HET ISSA
3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
Inleiding De start van het ISSA Activiteiten, producten en diensten Contacten met de doelgroep Stand van zaken
4.
CONTEXTONDERZOEK
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
Inleiding Beschrijving organisaties en hun activiteiten Bekendheid met en beoordeling van het ISSA De toekomst Tot slot
5.
SCHRIFTELIJKE ENQUÊTE GEMEENTEN
5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7.
Inleiding Sociale activering door gemeenten Bekendheid met het ISSA Beoordeling van het ISSA Ondersteuning op het gebied van sociale activering Voortzetting activiteiten ISSA Samenvattend
6.
SCHRIFTELIJKE EN TELEFONISCHE ENQUÊTE WELZIJNSORGANISATIES
6.1.
Inleiding
9 9 9 10 11 11 13 15 15 15 16 19 20
I
21 21 21 24 25 27 29 29 29 30 32 34 35 37 39 39
6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8.
Welzijnsorganisaties en sociale activering Bekendheid van het ISSA Beoordeling van het ISSA Ondersteuning op het gebied van sociale activering Voortzetting activiteiten ISSA Samenvattend Welzijnsorganisaties die géén contact hebben met het ISSA
39 40 42 43 44 45 46
7.
CONCLUSIE
7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 7.6.
Inleiding Activiteiten van het ISSA Bekendheid van het ISSA Beoordeling van het ISSA Activiteiten van andere organisaties in het veld Het vervolg
49 49 49 50 52 54 55 59
BIJLAGEN BIJLAGE I:
GEBRUIKTE DOCUMENTEN EN LITERATUUR
61
BIJLAGE II:
CHECKLIST QUICKSCAN
63
BIJLAGE III:
SCHRIFTELIJKE VRAGENLIJST GEMEENTEN
65
BIJLAGE IV:
SCHRIFTELIJKE VRAGENLIJST WELZIJNSORGANISATIES
79
BIJLAGE V:
TELEFONISCHE VRAGENLIJST WELZIJNSORGANISATIES
93
BIJLAGE VI:
CHECKLIST CONTEXTONDERZOEK
97
II
SAMENVATTING
0.
Inleiding Er is de laatste jaren in Nederland veel bestuurlijke aandacht voor sociale activering. Op rijksniveau is hier vanuit de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aandacht voor. SZW legt bij sociale activering vooral de nadruk op arbeidstoeleiding (sociale zekerheidsperspectief) terwijl bij VWS het betrekken van mensen bij de maatschappij en het doorbreken van sociaal isolement met name de aandacht krijgt. Er is gekozen voor een gezamenlijke definitie van sociale activering, namelijk het verhogen van maatschappelijke participatie en het doorbreken of voorkomen van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle activiteiten die eventueel een eerste stap naar betaald werk kunnen betekenen. Integratie van het beleid van beide ministeries vindt plaats met het Informatie en Servicepunt Sociale Activering (ISSA). Het ISSA is op 1 januari 2000 opgericht met als doel de ontwikkeling en implementatie van sociale activering op lokaal en regionaal niveau te ondersteunen. Vraagstelling In het onderzoek zijn drie hoofdvragen geformuleerd: a. b. c.
In hoeverre zijn de doelstellingen van het ISSA bereikt volgens het veld? Welke activiteiten heeft het ISSA sinds de start in 2000 uitgevoerd? Hoe zou gevolg gegeven moeten worden aan de activiteiten van het ISSA?
Dataverzameling Het onderzoek is gestart met een voorbereidingsfase. De tweede fase omvat de dataverzameling bij gemeenten en welzijnsorganisaties. De dataverzameling bestaat uit een schriftelijke en een telefonische enquête. De schriftelijke enquête is uitgezet onder een landelijk representatief panel van gemeenten en een mailinglist van welzijnsorganisaties van het ISSA. De telefonische enquête heeft plaatsgevonden onder welzijnsorganisaties waarmee het ISSA géén contact heeft. In de derde en laatste fase van de evaluatie zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van organisaties die naast het ISSA op landelijk of provinciaal/regionaal niveau actief zijn op dit terrein, de zogenaamde contextorganisaties. Resultaten Het ISSA heeft de in het werkplan beschreven activiteiten opgezet en uitgevoerd. Het gaat om de volgende activiteiten: Stimuleringsregeling Sociale Activering, voortgangsenquête Stimuleringsregeling , Nieuwsbrief Sociale Activering, (mede) organiseren van en bijdrage leveren aan conferenties, telefonische helpdesk, database met sociale-activeringsprojecten, werkbezoeken en het ontwikkelen van informatieproducten zoals handreikingen en brochures. 1
Nagenoeg alle gemeenten hebben van het ISSA gehoord. Ook het merendeel van de welzijnsorganisaties die deel uitmaken van de mailinglist van het ISSA, hebben van het ISSA gehoord. Van de welzijnsorganisaties die wel (plannen voor) activiteiten of projecten op het
1
Alleen gemeenten konden projecten indienen voor de regeling.
III
terrein van sociale activering hebben, maar waarmee het ISSA géén contact heeft, heeft een kwart van het ISSA gehoord. Verder kennen bijna alle gemeenten en welzijnsorganisaties uit het ISSA-bestand één of meer activiteiten van het ISSA. De bekendheid met de nieuwsbrief is het grootst. De activiteiten die het ISSA onderneemt worden door het merendeel van de gemeenten en welzijnsorganisaties positief beoordeeld. De brochures en de nieuwsbrief komen hierbij het beste uit de bus. Voor gemeenten is de belangrijkste vorm van ondersteuning de Stimuleringsregeling. Zowel gemeenten als welzijnsorganisaties noemen eveneens de nieuwsbrief, conferenties en de database. Bijna tweederde van de gemeenten en nagenoeg de helft van de welzijnsorganisaties vindt dat het ISSA een stimulerende werking heeft gehad. Bij de helft hiervan heeft deze impuls geleid tot een (meer) integrale aanpak van sociale-activeringsactiviteiten. Zowel gemeenten als welzijnsorganisaties hechten belang aan het feit dat het ISSA een overheidsinitiatief is. Voor gemeenten is dit met name vanwege het centrale aanspreekpunt dat hiermee is gecreëerd. Welzijnsorganisaties hechten met name belang aan een overheidsinitiatief omdat hiermee sociale activering op de politieke agenda staat. Ongeveer de helft van de gemeenten en welzijnsorganisaties heeft op het gebied van sociale activering behoefte aan andere of extra ondersteuning. Het gaat dan met name om voorlichting en concrete instrumenten zoals protocollen en handreikingen. Verder zou men graag ondersteuning krijgen in de vorm van cursussen en trainingen. Niet alleen het ISSA onderneemt activiteiten in het kader van sociale activering. Ook andere organisaties, de zogenaamde contextorganisaties, bieden ondersteuning aan gemeenten en/of welzijnsorganisaties. Zij bieden een grote verscheidenheid aan activiteiten. Ongeveer 90% van de gemeenten en welzijnsorganisaties heeft in het kader van sociale activering contact met contextorganisaties. Het vervolg Zowel gemeenten als welzijnsorganisaties zijn van mening dat de activiteiten van het ISSA moeten worden voortgezet. Gemeenten geven in geval van overname de voorkeur aan een overheidsinstantie op landelijk niveau, met uitzondering van de conferenties en werkbezoeken die ze het liefst op regionaal niveau voortgezet zouden zien. Ook welzijnsorganisaties geven de voorkeur aan de overheid, maar in een landelijk kenniscentrum of een provinciale steunfunctie zien zij eveneens een geschikte kandidaat. De meeste contextorganisaties vinden het te vroeg om het ISSA op te heffen. De samenwerking tussen SZW en VWS zou volgens hen (voorlopig) moeten worden voortgezet.
IV
0.
ABSTRACT
Social Activation Poverty often causes social isolation. Just as with unemployment, this frequently leads to an absence of social contacts and a lack of social involvement. Social activation is a possible solution: motivating people to perform socially useful tasks, paid or unpaid. In addition, people can also increase their chances of obtaining paid work through further schooling. Aim of evaluation Ipso Facto has carried out a study to evaluate the “Informatie en Servicepunt Sociale Activering” (ISSA), a knowledge centre that provides local government and welfare organisations with information on and support with social activation. ISSA is an initiative of the national government. Both the Ministry of Social Affairs and Employment and the Ministry of Health, Welfare and Sport participate in ISSA. The study has had the following aims and objectives: a. Has ISSA reached its goals according to organisations in the field? b. Which activities have been carried out by ISSA since its start in 2000? c. How should the continuation of ISSA’s activities be organised? Information has been collected by means of questionnaires and face to face interviews. Respondents were representatives of local governments, welfare organisations and organisations that take part in social activation on the regional or national level. Results All activities, as mentioned in ISSA’s working plan, were developed and executed. Nearly all local governments are familiar with ISSA, as are nearly all welfare organisations on ISSA’s mailing list. However, welfare organisations with which ISSA has had no prior contact are less familiar with ISSA. Most local governments and welfare organisations positively evaluate ISSA’s activities. Almost two third of local governments and nearly half of the welfare organisations state that ISSA has had a stimulating effect on their social activating activities. This has led, according to half of the respondents, to a (more) integral approach of social activation. Both local governments and welfare organisations emphasize the importance of ISSA being an initiative of the national government. About half of the local governments and welfare organisations indicate that some form of support is needed on the subject of social activation. Mostly mentioned are the provision of information and instruments like protocols and handbooks. Nearly 90% of the local governments and welfare organisations indicating the need of support, has made contacts with organisations that provide this kind of support. Local governments as well as welfare organisations argue that ISSA’s activities need to be continued in the future. However, most of these activities could be carried out by organisations other then ISSA as well. Both local governments and welfare organisations prefer governmental organisations to carry out these activities. In addition, welfare organisations opt for a national knowledge centre or a “provinciale steunfunctie”.
V
According to the majority of organisations involved in social activation, it is too early to stop ISSA’s activities. The cooperation of the Ministries of Social Affairs and Employment ,and Health, Welfare and Sports should be continued at least for a while in their general opinion.
6
1.
INLEIDING
1.1.
Ontwikkelingen sociale activering
Er is de laatste jaren in Nederland veel bestuurlijke aandacht voor sociale activering. Zowel door de rijksoverheid als de gemeenten wordt sociale activering gezien als een bruikbaar instrument om mensen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben of in een sociaal isolement dreigen te raken, meer te betrekken bij de maatschappij. In de landelijke regelgeving is sociale activering in 1996 geïntroduceerd, middels het experimenteerartikel 144 van de Algemene bijstandswet (Abw). Hiermee kreeg een aantal gemeenten op experimentele basis de mogelijkheid af te wijken van een aantal Abw-artikelen, onder andere degenen die te maken hebben met de vrijlating van premies voor vrijwilligerswerk, de actieve sollicitatieplicht en melding van werkzaamheden zonder beloning. Een andere belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van sociale activering is de wijziging van de Algemene bijstandswet van 1 januari 1999 (artikel 43 Abw). Hiermee werd het mogelijk deelnemers aan sociale-activeringsactiviteiten een premie te geven die niet in mindering wordt gebracht op de uitkering. Ook binnen het welzijnswerk heeft sociale activering al een langere traditie. Te denken valt daarbij aan activerend welzijnsbeleid, buurtopbouwwerk, sociale vernieuwing, stadsvernieuwing en de burgerparticipatie bij de bevordering van de leefbaarheid van buurten en dorpen. Begin 2000 is, mede naar aanleiding van de bijstandsexperimenten, een Stimuleringsregeling Sociale Activering van kracht geworden. Gemeenten konden op basis van deze regeling eenmalig een bijdrage van maximaal ƒ 100.000,-- verkrijgen voor het ontwikkelen of versterken van beleid op het gebied van sociale activering. De grote belangstelling bij gemeenten voor sociale activering blijkt wel uit de 453 aanvragen die in het kader van de stimuleringsregeling zijn ingediend. Van deze aanvragen zijn er 444 gehonoreerd. De positieve ervaringen met sociale activering hebben er toe geleid dat vanaf 1 juni 2001 in de Abw, de IOAW en de IOAZ een wetswijziging is doorgevoerd die bepaalt dat een tijdelijke ontheffing van de actieve sollicitatieplicht voor bijstandsgerechtigden kan worden verkregen ten behoeve van het deelnemen aan sociale-activeringsactiviteiten. Met deze wijziging is het experimentele karakter van deze mogelijkheid (ex.art. 144 Abw) omgezet in een structureel karakter. De verschillende initiatieven op het gebied van sociale activering, die onder andere in het kader van de bijstandsexperimenten zijn opgestart, hebben ondertussen bewezen resultaten op te leveren. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat sociale activering bijdraagt aan maatschappelijke participatie, een beter zelfbeeld bij deelnemers, dat mensen zich gelukkiger voelen, meer grip op hun leven krijgen en een positiever toekomstbeeld ontwikkelen. Daarnaast leidt sociale activering in een aantal gevallen tot uitstroom uit de uitkering, hetgeen een positief (financieel) effect heeft op zowel individu als maatschappij.
1
Invalshoeken sociale activering
1.2.
Het doel van sociale activering is mede afhankelijk van de invalshoek die wordt gekozen. Vanuit de invalshoek ‘werk en inkomen’ is het doel om het arbeidspotentieel van de betrokkenen te ontwikkelen of in stand te houden en hen op termijn naar de arbeidsmarkt toe te leiden. Sociale activering is dan een eerste stap op weg naar betaald werk. Vanuit de invalshoek ‘welzijn’ is het doel voornamelijk het participeren in de maatschappij en het verhelpen van een achterstandspositie. Sociale activering is dan niet in eerste instantie gericht op het vinden van betaald werk, maar op het bevorderen van maatschappelijke participatie en het voorkomen van een sociaal isolement. De twee invalshoeken worden op het niveau van de rijksoverheid teruggevonden in het beleid van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ten aanzien van sociale activering. De invalshoek ‘werk en inkomen’ wordt voornamelijk toegeschreven aan het ministerie van SZW, waarbij de doelgroep met name bestaat uit mensen met een bijstands-, WAO- of WW-uitkering met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (fase 4-cliënten). De invalshoek ‘welzijn’ ligt voor zover het de uitvoering betreft sinds de decentralisatie in 1987 exclusief bij de gemeenten. De gemeenten voeren vanuit het perspectief van welzijn beleid gericht op kwetsbare groepen zoals alleenstaande ouders et cetera. VWS en de provincies ondersteunen landelijke en regionale innovatieve projecten. Hierbij spelen de landelijke en regionale ondersteuningsinstellingen van welzijn, waar onder meer het NIZW en de regionale steunfuncties deel van uitmaken, een belangrijke rol. Hoewel in de praktijk de nadruk ligt bij bovengenoemde groepen worden uiteraard alle relevante doelgroepen bediend door de ministeries. De beide invalshoeken hebben geleid tot een gezamenlijke definitie van het begrip sociale activering en wel: ‘Verhogen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken en/of voorkomen van sociaal isolement, door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten, die eventueel een eerste stap op weg naar betaald werk kunnen betekenen’.
Het ISSA: een integratie van beleid
1.3.
Integratie van het beleid van de twee ministeries vindt plaats met het Informatie- en Servicepunt Sociale Activering (ISSA). Enerzijds heeft het ISSA tot taak, door middel van een integrale aanpak , het veld te informeren en te stimuleren, anderzijds dient het ISSA te zorgen voor de verbinding tussen overheid en uitvoerende organisaties door bijvoorbeeld signalen uit het veld te vertalen naar beleid. Een tweede verbinding die het ISSA legt, is die tussen het ‘welzijnsveld’ en het ‘sociale-zakenveld’. De officiële startdatum van het ISSA is 1 januari 2000, maar reeds op de conferentie ter afsluiting van de Abw-experimenten in december 1999 is het ISSA aangekondigd en in gang gezet. 2
Organisatie van het ISSA 2
Onder andere zo verwoord in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 17 januari 2001 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2
Hoewel het ISSA organisatorisch is ondergebracht bij de directie Bijstandszaken van SZW , is het een formeel samenwerkingsverband tussen de ministeries van SZW en VWS. Het ISSA wordt dan ook bemenst door medewerkers van beide ministeries. De inhoudelijke aansturing van het ISSA geschiedt door een hiertoe aangestelde Stuurgroep, waarin onder andere de directie Sociaal Beleid van VWS en de directie Bijstandszaken van SZW participeren. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) zijn betrokken bij het ISSA, opdat de activiteiten van de verschillende overheidslagen zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. 3
Doelstelling, takenpakket en activiteiten ISSA heeft als doel de implementatie van sociale activering op beleids- en uitvoerend niveau te ondersteunen. Voorafgaand aan de oprichting van het ISSA is door de ministeries van VWS en SZW een notitie opgesteld over het instellen van een informatiepunt sociale activering. Hierin wordt een takenpakket omschreven met daarin vier hoofdonderdelen. Deze hoofdonderdelen zijn: het volgen van de uitvoeringspraktijk , informatievoorziening, onderzoek en productontwikkeling en ondersteuning. Later is hier nog een taak aan toegevoegd, namelijk het uitvoeren van de Stimuleringsregeling Sociale Activering. In tabel 1.1. worden de hoofdtaken en subtaken, zoals in deze notitie staan beschreven, weergegeven. 4
5
3
4 5
Voortvloeiend uit het voormalige Informatie- en Service Punt (ISP) voor de bijstandsexperimenten van de directie Bijstandszaken van het ministerie van SZW. Oprichtingsnotitie informatiepunt sociale activering, Ministerie SWZ & VWS, 1999. Oorspronkelijk was dit onderdeel van het takenpakket omschreven als “monitoring”.
3
Tabel 1.1.
Takenpakket ISSA
VOLGEN VAN DE UITVOERINGSPRAKTIJK
- rapporteren en signaleren van sociale activering in de praktijk - resultaten van monitoren gebruiken als input voor verder formuleren van beleid sociale activering - ontwikkelen van voorstellen tot verbetering van uitvoeringsaspecten - inzicht bieden in werking van wet- en regelgeving - leveren van een aandeel in de evaluatie van experimenten - het leveren van een aandeel in de aanpak van sociale activering in nieuwe initiatieven INFORMATIEVOORZIENING - voorlichting over wet- en regelgeving - voorlichting in samenwerking met andere organisaties over Europese wet- en regelgeving en financieringsmogelijkheden voor projecten en/of experimenten - het (doen) organiseren van werkconferenties, symposia en (regionale) bijeenkomsten - het (doen) uitbrengen van publicaties, brochures en een nieuwsbrief - het leveren van inhoudelijke bijdragen op conferenties en studiedagen ONDERZOEK EN - het bijeenbrengen van visies, methoden en technieken voor bestuur en uitvoering PRODUCTONTWIKKELING - het bijeenbrengen en toegankelijk maken van onderzoek(sresultaten) - het entameren van onderzoek en werkontwikkeling - het (doen) vervaardigen van handreikingen voor de uitvoeringspraktijk ONDERSTEUNING - het inventariseren van de bestaande uitvoeringspraktijk - zorgdragen voor de toegankelijkheid en overdraagbaarheid van informatie - het inzicht bieden in en toegankelijk maken van informatie over bruikbare en aansprekende voorbeelden voor de uitvoeringspraktijk - de verspreiding van relevante projectinformatie - het leveren van kennis en expertise ten aanzien van de werkwijze en organisatie UITVOERING - het beoordelen van aanvragen STIMULERINGSREGELING - het volgen van goedgekeurde projecten SOCIALE ACTIVERING6
In het algemeen zoekt het ISSA voor de uitvoering van haar taken waar mogelijk samenwerking met andere organisaties, met name met Divosa, de VOG (Ondernemersorganisatie voor welzijn, hulpverlening en opvang), het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn), de Federatie Opvang en StimulanSZ. Doelgroep In de documentatie van het ISSA wordt gesproken over twee categorieën binnen de doelgroep van de activiteiten van het ISSA: gemeenten en welzijnsorganisaties. Binnen deze categorieën bestaat een grote variatie. Gemeenten Het ISSA heeft een duidelijk omschreven taak waar het gaat om het bieden van ondersteuning en informatie aan gemeenten op het gebied van sociale activering. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer driekwart van de gemeenten een specifiek sociale-activeringsbeleid voert. Dit beleid is 7
6
7
In de ‘Samenwerkingsovereenkomst inzake ISSA’ van de ministeries SZW en VWS is tevens het ‘beoordelen van eindrapportages’ als taak vermeld. De besluitvorming aangaande de uitvoering en invulling van deze taak moet echter nog plaatsvinden. Peiling 3. Stand van zaken lokaal sociaal-zekerheidsbeleid. SGBO, november 2000.
4
in veel gemeenten ondergebracht bij de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) . De sociale diensten hebben een verantwoordelijkheid voor bijstandscliënten, waaronder de “fase-4” cliënten. Dit maakt sociale diensten een duidelijke speler op het terrein van de sociale activering. Dit wil overigens niet zeggen dat andere gemeentelijke diensten en afdelingen zich niet met sociale activering zouden bezighouden. De aandacht voor sociale activering binnen andere diensten of afdelingen kan echter in grote mate verschillen per gemeente. 8
Ook de visie van gemeenten over sociale activering kan verschillen van een smalle definitie (waarin toeleiding tot de arbeidsmarkt centraal staat) tot een brede definitie (waarin individuele ontplooiing, het voorkomen en bestrijden van sociale uitsluiting en het doen van maatschappelijk nuttige activiteiten ook tot sociale activering worden gerekend). Welzijnsorganisaties In Nederland zijn honderden welzijnsorganisaties actief. Het welzijnswerk in Nederland kan als volgt worden ingedeeld: -
Organisaties voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening - Algemeen Maatschappelijk Werk* - Algemeen Welzijnswerk* - Sociaal-cultureel werk* - Buurt-, dorpshuizen en wijkcentra - Maatschappelijke opvang*
-
Organisaties gericht op één bepaalde doelgroep - Gehandicapten - Dak- en thuislozen* - Jeugd en jongeren - Vrouwen - Ouderen - Minderheden - GGZ-cliënten* - Verslaafden*
-
Organisaties gericht op het plaatsen van vrijwilligers* Organisaties die een combinatie vormen van bovengenoemde indelingen.
De organisaties met * zijn voor het ISSA de meest relevante welzijnsorganisaties. Activiteiten De eerste inspanningen waren gericht op het opzetten van de nieuwe structuur en verantwoordelijkheidsverdeling, alsmede op het opstellen van werkafspraken en procedures en het ontwikkelen van een visie. Het ISSA onderneemt verschillende activiteiten en biedt diverse diensten en producten aan om invulling te geven aan de gestelde doelen en het overeengekomen takenpakket. Wat betreft deze activiteiten kunnen globaal vijf typen worden onderscheiden: 8
De term Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) wordt niet (meer) door alle gemeenten gebruikt, in de praktijk wordt ook gesproken van de afdeling Sociale Zaken of de dienst Welzijn. Indien in het vervolg van het rapport wordt gesproken over gemeenten of GSD-en, wordt het onderdeel van de gemeente bedoeld waar sociale activering is ondergebracht.
5
(1)
Organiseren van conferenties, symposia en regionale bijeenkomsten.
(2)
Ontwikkelen van handreikingen en brochures.
(3)
Afleggen van werkbezoeken en ‘netwerken’.
(4)
Geven van voorlichting en informatie. Het ISSA geeft op verschillende manieren voorlichting en informatie aan het veld. De belangrijkste manier is via de Nieuwsbrief Sociale Activering die een aantal keren per jaar verschijnt. Verder kunnen de internetsite , de telefonische helpdesk en presentaties op uitnodiging worden genoemd. 9
(5)
1.4.
Verzamelen en documenteren van informatie over projecten en initiatieven in een database.
Evaluatie van het ISSA
Om een objectief oordeel te verkrijgen over de effectiviteit van het ISSA heeft het Ministerie van Sociale Zaken Ipso Facto, bureau voor sociaal beleidsonderzoek te Houten gevraagd een evaluatie uit te voeren. Voor dit evaluatieonderzoek is de vraag gesteld in hoeverre het ISSA aan haar doelstellingen heeft voldaan. De doelstelling van het ISSA is als volgt vastgelegd: “het ondersteunen van de ontwikkeling en implementatie van sociale activering op lokaal en regionaal niveau en het leggen van verbindingen tussen beleidsontwikkeling en uitvoering.” De voor u liggende evaluatie van het ISSA is met name bedoeld om de effectiviteit van het ISSA voor het veld (gemeenten en welzijnsorganisaties) te bepalen. Vraagstelling van de evaluatie In de ‘Startnotitie evaluatie ISSA’ is de centrale vraagstelling als volgt geformuleerd: “hoe effectief zijn de activiteiten van het ISSA, heeft het ISSA haar doelstellingen kunnen realiseren, en is er nog behoefte aan een vervolg van deze activiteiten?” In deze centrale vraagstelling kunnen drie aspecten worden onderscheiden. Twee aspecten, de effectiviteit van de activiteiten en de realisatie van doelstellingen, overlappen elkaar deels ervan uitgaande dat de activiteiten die ondernomen worden, bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen.
9
Zie http://gemeenteloket.minszw.nl/docs/sociale_activering/issa.cfm en http://gemeenteloket.minszw.nl/docs/sociale_activering/sociale_activering.cfm.
6
Voor het evaluatieonderzoek zijn drie hoofdvragen geformuleerd: a. b. c.
In hoeverre zijn de doelstellingen van het ISSA bereikt volgens het veld? Welke activiteiten heeft het ISSA sinds de start in 2000 uitgevoerd? Hoe zou gevolg gegeven moeten worden aan de activiteiten van het ISSA?
Onderzoeksvragen evaluatie ISSA De centrale vraagstelling en de daaruit voortkomende hoofdvragen zijn nader uitgewerkt in een aantal deelvragen. Deze deelvragen zijn de feitelijke onderzoeksvragen van het evaluatieonderzoek. In onderstaande tabel zijn deze onderzoeksvragen opgenomen. Tabel 1.2.
Onderzoeksvragen evaluatie ISSA
Hoofdvragen Doelstellingen
Onderzoeksvragen 1. Wat is de bekendheid met het ISSA en de door het ISSA uitgevoerde activiteiten in het veld? 2. Hoe worden de diverse activiteiten van het ISSA door het veld beoordeeld? 3. In hoeverre hebben de activiteiten van het ISSA daadwerkelijk een stimulerende werking op de ontwikkeling en implementatie van sociale activering op lokaal en regionaal niveau?
Activiteiten
4. Welke activiteiten heeft het ISSA uitgevoerd sinds 1 januari 2000? 5. In hoeverre overlappen de activiteiten van het ISSA met die van andere partijen? 6. Zijn er witte vlekken in de activiteiten van het ISSA?
Vervolg
7. Zijn er activiteiten die (alleen) door het ISSA worden uitgevoerd en die (naar mening van het veld) na het opheffen van het ISSA op 1 januari 2002 moeten worden voortgezet? 8. Bij welke instanties zouden de taken die het ISSA uitvoert ondergebracht kunnen worden en door wie zouden deze activiteiten volgens het veld het best kunnen worden uitgevoerd?
De drie hoofdvragen zijn, conform de thema’s van de drie hoofdvragen, in de tabel aangeduid met ‘doelstellingen’, ‘activiteiten’ en ‘vervolg’. Deze hoofdvragen zijn beantwoord aan de hand van de onderzoeksvragen rechts in de tabel. Bij de eerste vraag: ‘doelstellingen’ staat de effectiviteit van de activiteiten centraal. De realisatie van de doelstellingen hangt af van een aantal aspecten. Ten eerste van de bekendheid van het ISSA en haar activiteiten onder de doelgroepen die gebruik maken van het ISSA. Ten tweede van de waardering van het ISSA en haar activiteiten door het veld en daarnaast de bijdrage die, volgens het veld, is geleverd aan de ontwikkeling van sociale activering. Hierbij zal
7
worden getracht aan te geven in hoeverre door het ISSA succesvol invulling is gegeven aan het beschreven takenpakket. De tweede hoofdvraag ‘activiteiten’, heeft betrekking op de activiteiten die het ISSA heeft uitgevoerd, de compleetheid ervan en de overlap met de activiteiten van andere partijen. De laatste hoofdvraag, in de tabel aangeduid met ‘vervolg’, heeft betrekking op de periode ná de voorgenomen opheffingsdatum van het ISSA. De bijbehorende onderzoeksvragen hebben betrekking op de activiteiten die eventueel moeten en kunnen worden voortgezet en de organisatie(s) die hiervoor verantwoordelijk zou(den) kunnen zijn en die vanuit het perspectief van het veld het meest geschikt zijn.
1.5.
Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk (2.) beschrijft de onderzoeksopzet, waarbij de verschillende onderdelen en onderzoeksmethoden worden toegelicht. Vervolgens beschrijft hoofdstuk 3. de inspanningen die het ISSA vanaf haar oprichting heeft geleverd en welke activiteiten en producten zijn gerealiseerd. Met vertegenwoordigers van organisaties die zich in de context van het ISSA op het terrein van sociale activering bevinden zijn persoonlijke gesprekken gevoerd waarvan in hoofdstuk 4. verslag wordt gedaan. Vervolgens worden de resultaten van de dataverzameling onder gemeenten beschreven in hoofdstuk 5. Hiertoe is een schriftelijke enquête onder een landelijk panel van gemeentelijke sociale diensten uitgezet. Een schriftelijke enquête is eveneens uitgezet onder een andere doelgroep van het ISSA; de welzijnsorganisaties. Ter aanvulling op deze schriftelijke enquête is een telefonische enquête uitgevoerd om meer te kunnen zeggen over de bekendheid van het ISSA bij deze doelgroep. Hiervan doet hoofdstuk 6. verslag. Het rapport besluit met een hoofdstuk conclusies en aanbevelingen.
8
2.
OPZET VAN HET EVALUATIEONDERZOEK
2.1.
Onderzoeksopzet in hoofdlijnen
Het onderzoek is gestart met een voorbereidingsfase. In deze fase is met een documentenanalyse, een interview met enkele medewerkers van het ISSA en een kwalitatieve quickscan onder een beperkt aantal gemeenten, een actueel beeld verkregen van (de activiteiten van) het ISSA en sociale activering. Daarnaast maken deze voorbereidende activiteiten een optimale vertaling van de onderzoeksvragen naar meetinstrumenten voor de tweede fase mogelijk: de dataverzameling bij gemeenten en welzijnsorganisaties. De dataverzameling bestaat uit een schriftelijke en een telefonische enquête. De schriftelijke enquête is uitgezet onder een landelijk representatief panel van gemeenten en een mailinglijst van welzijnsorganisaties van het ISSA. Omdat de met de schriftelijke enquête benaderde steekproeven verondersteld werden reeds bekend te zijn met het ISSA, is daarnaast een telefonische enquête onder welzijnsorganisaties uitgevoerd waarbij de bekendheid van het ISSA onder welzijnsorganisaties centraal staat. De derde fase in de evaluatie is een contextonderzoek onder organisaties die betrokken zijn bij sociale activering op regionaal/provinciaal en landelijk niveau.
Voorbereidingsfase
2.2.
Een eerste stap in de voorbereidingfase was het analyseren van relevante beschikbare documenten over het ISSA en het werkgebied van het ISSA. Daarnaast zijn op basis van een interview bij het ISSA, het ISSA-takenpakket en de uitgevoerde activiteiten ter stimulering van sociale activering in het veld geactualiseerd. Verder is een kwalitatieve quickscan onder vijf gemeenten uitgevoerd. De kwalitatieve quickscan is een methode waarbij, mits het een beperkte onderzoeksgroep betreft, relatief snel informatie te verwerven is van een hoog kwaliteitsniveau. Voor de quickscan zijn interviews gehouden met gemeenten en welzijnsorganisaties. Dit is gebruikt als voorbereiding op de samenstelling van de vragenlijsten onder gemeenten en welzijnsorganisaties. Criteria voor selectie waren onder andere gemeentegrootte, contacten met het ISSA, deelname aan- en toekenning van gelden voor sociale activering in het kader van de Stimuleringsregeling. Daarnaast is gelet op een goede landelijke spreiding. In de vijf gemeenten zijn in totaal veertien interviews gehouden (gemiddeld drie per gemeente). In elke gemeente is een beleidsmedewerker sociale activering persoonlijk geïnterviewd. Daarnaast zijn per gemeente gemiddeld twee projectleiders geïnterviewd van welzijnsorganisaties die zich met sociale activering bezighouden. De gesprekken zijn gevoerd aan de hand van een korte checklist . De quickscan heeft als doel het perspectief van het veld en de stand van zaken ten opzichte van sociale activering in het veld inzichtelijk te maken. Hierdoor kunnen de onderzoeksvragen beter 10
11
12
10 11
12
Zie bijlage I voor een overzicht van gebruikte literatuur en documenten. De gemeenten die medewerking hebben verleend aan de quickscan zijn: Helmond, Den Haag, Arnhem, Beverwijk en het gemeentelijke samenwerkingsverband Nordwest Fryslân. Voor de checklist wordt verwezen naar bijlage II.
9
op de praktijk worden toegesneden en is een betere dataverzameling in het veld (de tweede fase van de evaluatie) mogelijk. Daarnaast heeft de kwalitatieve quickscan, door inbreng van kwalitatieve gegevens, ook een inhoudelijke meerwaarde voor de gehele evaluatie. Constructie meetinstrumenten De documentenanalyse, het interview met het ISSA en de kwalitatieve quickscan zijn de fundering voor de dataverzameling in het veld. Met informatie uit de voorbereidingsfase heeft Ipso Facto twee schriftelijke vragenlijsten opgesteld en één vragenlijst die telefonisch is afgenomen. Eén schriftelijke vragenlijst is gericht op gemeenten en zowel een schriftelijke als een telefonische vragenlijst op welzijnsorganisaties . Deze vragenlijsten zijn in overleg met de begeleidingscommissie tot stand gekomen. In beide schriftelijke vragenlijsten komen dezelfde, voor het veld relevante, onderwerpen aan de orde. Deze onderwerpen zullen hier niet in detail worden beschreven. 13
2.3.
Schriftelijke enquête gemeenten
De uitvoering van taken in het kader van sociale activering worden in de meeste Nederlandse gemeenten door een Gemeentelijke Sociale Dienst uitgevoerd, maar soms zijn de taken ondergebracht bij de afdeling Sociale Zaken of de dienst Welzijn. Voor het verkrijgen van een representatief inzicht in de ervaringen van gemeenten met het ISSA, is gebruik gemaakt van het GSD-panel, dat op een aantal belangrijke kenmerken (oa. gemeentegrootteklasse en landelijke spreiding) een representatieve afspiegeling vormt van alle gemeenten in Nederland. Dit panel is in 1990 op initiatief van het Ministerie van SZW, Divosa en de VNG ingesteld met als doel onderzoeken over de lokale sociale zekerheid zo efficiënt mogelijk te laten verlopen en inhoudelijk en organisatorisch te stroomlijnen. Het panel bestaat uit 65 Gemeentelijke Sociale Diensten of afdelingen Sociale Zaken. In samenwerking met het beheerbureau zijn eerst de contactpersonen van het panel benaderd met een aankondigingsbrief om de gemeenten te informeren over het onderzoek. De panelgemeenten hebben begin augustus 2001 de schriftelijke vragenlijst in het kader van het evaluatieonderzoek ISSA toegestuurd gekregen. Daarnaast is rond de uiterste inzenddatum (22 augustus 2001) een schriftelijke herinnering gestuurd aan diegenen die nog geen vragenlijst hadden geretourneerd. Respons Van de 65 benaderde GSD-panelleden hebben er 50 binnen de verwerkingstermijn de vragenlijsten geretourneerd. Dit is een respons van 75%. Dit is een acceptabel resultaat, zeker gezien de moeilijke periode van het veldwerk (zomervakantie). De respons laat vrijwel dezelfde verdeling naar achtergrondkenmerken zien als het GSD-panelbestand en geeft hierdoor een representatief beeld van de opvattingen van alle Nederlandse gemeenten. Net als in het GSDpanel heeft de helft van de gemeenten die aan het onderzoek hebben meegewerkt minder dan 30.000 inwoners en de andere helft meer dan 30.000 inwoners. Er moet echter worden opgemerkt dat de omvang van het GSD-panel de laatste jaren is afgenomen. Een gevolg hiervan 13
Zie bijlage III voor de schriftelijke vragenlijst voor gemeenten. Voor de schriftelijke en telefonische vragenlijst voor welzijnsorganisaties wordt verwezen naar respectievelijk bijlage IV en bijlage V.
10
is dat het aantal respondenten op bepaalde vragen te beperkt is om representatieve uitspraken te kunnen doen over gemeenten met specifieke achtergrondkenmerken (zoals bijvoorbeeld gemeentegrootteklasse).
2.4.
Schriftelijke enquête welzijnsorganisaties
Het ISSA beschikt over een bestand met welzijnsorganisaties die op de verzendlijst staan voor de ISSA-Nieuwsbrief. Om na te gaan hoe deze welzijnsorganisaties, die bekend zijn met de ISSANieuwsbrief en (idealiter) met het ISSA, de activiteiten van het ISSA beoordelen, is een schriftelijke enquête uitgezet onder dit bestand. Het bestand bevatte 469 bruikbare organisaties. Deze organisaties zijn door Ipso Facto schriftelijk benaderd met de vragenlijst en een begeleidende brief. Respons Bij schriftelijke enquêtes moet, in het algemeen, voor de respons rekening worden gehouden met een ondergrens van 30%. Voor de schriftelijke enquête onder welzijnsorganisaties lag een respons van ongeveer 50% in de lijn der verwachtingen. Van de 469 verstuurde vragenlijsten zijn er 238 binnen sluitingstermijn binnengekomen. Dit is een respons van 51%.
2.5.
Telefonische enquête welzijnsorganisaties
Ter aanvulling op de schriftelijke enquête onder welzijnsorganisaties is een telefonische enquête uitgevoerd onder een selectie van welzijnsorganisaties. De welzijnsorganisaties zijn geselecteerd uit de gemeentegidsen van de GSD-panelgemeenten. Zoals beschreven in de vorige paragraaf is een schriftelijke vragenlijst uitgegaan naar welzijnsorganisaties die deel uitmaken van het bestand van het ISSA. Om te voorkomen dat deze welzijnsorganisaties twee keer benaderd zouden worden voor het evaluatieonderzoek zijn ze uit het bestand van de telefonische enquête gehouden. Dit heeft echter consequenties voor de interpretatie van de gegevens van de telefonische enquête. De kans is groot dat organisaties van het ISSA-bestand bekend zijn met het ISSA. De resultaten uit de telefonische enquête over de bekendheid met het ISSA worden hierdoor enigszins vertekend, aangezien de bovengenoemde organisaties niet zijn meegenomen in de telefonische enquête. Bij 47% van de gemeenten is een aantal organisaties buiten het onderzoek gehouden. Voor een paar gemeenten had dit als gevolg dat slechts enkele organisaties overbleven om benaderd te worden. Door bovengenoemde redenen kan niet meer gesproken worden van een representatieve steekproef onder welzijnsorganisaties. Het aantal te voeren gesprekken in gemeenten is, volgens een verdeelsleutel, naar gemeentegrootteklasse ingedeeld, omdat in grote gemeenten het aantal welzijnsorganisaties beduidend groter is dan in kleinere. Het GSD-panel bevat vijftien grote gemeenten (100.000 inwoners of meer). In deze gemeenten zijn gemiddeld acht organisaties telefonisch benaderd. Verder is getracht in middelgrote gemeenten (30.000 tot 100.000 inwoners) vier en in kleine gemeenten (<30.000) twee gesprekken met welzijnsorganisaties te voeren. Bij samengestelde
11
gemeenten zijn in eerste instantie alleen de organisaties uit de, van oudsher, grootste centrale kern benaderd. In overleg met de begeleidingscommissie zijn de, voor het onderzoek, meest relevante categorieën organisaties betrokken. Dit zijn de werktypen ‘Algemeen welzijnswerk’, ‘Algemeen maatschappelijk werk’, ‘Vrijwilligerswerk’, ‘Crisisopvang’, ‘Verslavingszorg’ en ‘Sociaal cultureel werk’. Deze werktypen zijn niet altijd terug te vinden in de gemeentegidsen onder dezelfde noemers. Regelmatig bleek dat er een andere indeling in categorieën of definiëring van de diverse typen welzijnswerk gebruikt werd in de gidsen. Verder is als voorwaarde gesteld dat de organisaties nu óf in de toekomst sociale activering in hun pakket moeten hebben om in aanmerking te komen voor de telefonische enquête. Respons Er zijn 243 welzijnsorganisaties uit 64 gemeenten telefonisch benaderd . Eenderde van deze benaderde organisaties had géén activiteiten of projecten voor sociale activering en ook geen plannen hiertoe en was daarom ongeschikt om de enquête bij af te nemen. Bij 16% bleek het niet mogelijk de juiste persoon te spreken of weigerde men mee te werken aan het onderzoek. Uiteindelijk is bij 51% van de benaderde organisaties een telefonische enquête afgenomen. In tabel 2.1. is een overzicht gegeven van de respons waarbij onderscheid is gemaakt naar type organisatie. 14
Tabel 2.1.
15
Respons telefonische enquête naar type welzijnsorganisatie
Algemeen1 Vrijwilligerswerk
Weigering/ Afwezig 2 Abs. % 20 14,3
Geen sociale activering Abs. % 43 30,7
Aantal interviews
Totaal
Abs. 77
% 55,0
Abs. 140
% 57,6
9
16,1
18
32,1
29
51,8
56
23,1
Verslavingszorg/Crisisopvang
10
21,3
20
42,6
17
36,2
47
19,3
Totaal
39
16,1
81
33,3
123
50,6
243
100,0
1
2
Algemeen maatschappelijk werk, algemeen welzijnswerk, sociaal-cultureel werk, buurt-, dorpshuizen en wijkcentra en anders namelijk. Juiste persoon was niet binnen de onderzoeksperiode aanwezig.
De gemeenten van de geënquêteerde welzijnsorganisaties vertonen ongeveer dezelfde verdeling naar gemeentegrootteklasse als het GSD-panel. Grote gemeenten zijn licht oververtegenwoordigd. Dit is te verklaren uit het feit dat in kleine gemeenten veelal minder welzijnsorganisaties actief zijn dan in grotere gemeenten, waardoor de kans dat welzijnsorganisaties niet zijn geënquêteerd groter is in kleine gemeenten.
14
15
Bij één gemeente waren de gemeentegidsen op en was er geen mogelijkheid om op een andere manier de adresgegevens van welzijnsorganisaties te krijgen. Bij achttien organisaties is het niet gelukt contact te krijgen (geen gehoor), deze organisaties zijn buiten beschouwing gelaten.
12
Op basis van de telefonische enquête kunnen, zoals reeds vermeld, geen uitspraken worden gedaan die representatief zijn voor alle welzijnsorganisaties in Nederland, maar het onderzoek geeft wél een goede indicatie van de opvattingen van welzijnsorganisaties waar het ISSA géén contact mee heeft.
Contextonderzoek
2.6.
De onderdelen van de evaluatie die tot nu toe zijn beschreven zijn vooral gericht op de ervaringen van de ‘gebruikers’ van de activiteiten, producten en diensten van het ISSA. Deze betrokkenen leveren met name informatie over wat het ISSA in de uitvoeringspraktijk van gemeenten en welzijnsorganisaties betekent . Het ISSA bevindt zich echter in een complexe en dynamische omgeving. Sociale activering is immers gesitueerd in een bredere context, bijvoorbeeld in het kader van het terugdringen van arbeidsongeschiktheid, het bevorderen van reïntegratie en het ontwikkelen van een meer vraaggericht aanbod in de gezondheidszorg. Naast lokale overheden en welzijnsorganisaties spelen ook veel andere partijen een rol. Deze partijen bevinden zich op regionaal/provinciaal en landelijk niveau. Qua functie onderscheiden de partijen zich naar ‘beleidsvoering’, ‘uitvoeringsondersteuning en/of belangenbehartiging’ en ‘kennisontwikkeling’. In het vervolg wordt gesproken van contextorganisaties. Met dit onderdeel worden de activiteiten van contextorganisaties op het terrein van sociale activering geschetst. Hierbij wordt eventuele overlap met activiteiten en producten van het ISSA zichtbaar. Tevens zijn de meningen van contextorganisaties over de mogelijke en wenselijke toekomst van het ISSA geïnventariseerd. Hiervoor is met een selectie van contextorganisaties face-to-face interviews gehouden. De selectie van deze organisaties is tot stand gekomen in overleg met de begeleidingscommissie. De gesprekken zijn gevoerd aan de hand van een checklist . Er zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van in totaal twaalf contextorganisaties. Negen van deze organisaties zijn landelijk werkzaam en drie regionaal/provinciaal. Qua functies en werkgebied vormt deze selectie een brede afspiegeling van de contextorganisaties op het terrein van sociale activering. In de volgende tabel zijn de organisaties weergegeven. 16
Organisaties uit het contextonderzoek
17
- Divosa - Federatie Opvang - IPO - Ministerie van VWS - Ministerie van SZW - NIZW
16 17
- Prisma Brabant - Sjakuus - STAMM - StimulanSZ - VNG - VOG
Voor deze checklist wordt verwezen naar bijlage VI. Voor een verklaring van de gebruikte afkortingen van organisatienamen en een beschrijving van deze organisaties wordt verwezen naar hoofdstuk 4.
13
14
3.
OVERZICHT VAN TAKEN VAN HET ISSA
3.1.
Inleiding
Het ISSA heeft invulling gegeven aan het fungeren als een landelijk informatie- en servicepunt door verschillende activiteiten op te zetten en uit te voeren voor de doelgroepen. De doelgroepen van het ISSA zijn gemeenten en welzijnsorganisaties. Het ISSA definieert haar primaire doelgroep als de sleutelfiguren op het gebied van sociale activering (te weten wethouders, managers, coördinatoren, beleidsmedewerkers of projectleiders). De ‘werkvloer’ en de doelgroepen (cliënten) zelf vallen hier buiten, waarbij door het ISSA wordt benadrukt dat dit niet wil zeggen dat deze groepen niet relevant zijn. In dit hoofdstuk wordt, op basis van beschikbare documenten en een interview met medewerkers van het ISSA, beschreven welke activiteiten het ISSA heeft ondernomen in de afgelopen twee jaar.
3.2.
De start van het ISSA
Het ISSA is formeel opgericht op 1 januari 2000. Reeds op de slotconferentie van het Informatie Service Punt (ISP) van de bijstandsexperimenten in december 1999 is het ISSA geïntroduceerd. Het verslag van deze conferentie is op logopapier van het ISSA geproduceerd en breed verspreid onder welzijnsorganisaties en gemeenten. Eind 1999 is een werkplan opgesteld voor het ISSA. Op 1 februari 2000 was het ISSA volledig bemenst. De eerste maanden van het jaar is met name gewerkt aan het opzetten van het ISSA: kennismaken, met elkaar leren samenwerken, het opstellen van werkafspraken en procedures en het ontwikkelen van een visie op sociale activering. Eind april 2000 is een voortgangsrapportage opgesteld en op basis van dit voortgangsrapport en het werkplan 2000 is een actieplan opgesteld voor de tweede helft van het jaar 2000. De belangrijkste actiepunten náást de reguliere werkzaamheden van het ISSA waren de ontwikkeling van de medewerkers (kennisvergroting, presentatiecursus, workshopvaardigheden et cetera), structurele inbedding van het ISSA binnen de beide ministeries en het continueren en intensiveren van de samenwerking met andere organisaties in het ISSAnetwerk. In het werkplan 2000 onderscheidt het ISSA vijf hoofdtaken. Deze taken worden hieronder vermeldt. Hierbij is tevens aangegeven welke activiteiten volgens het werkplan 2000 de basis zijn voor de invulling van de taken: •
Volgen van ontwikkelingen in het veld: uitvoeren van werkbezoeken is hierbij een belangrijke activiteit. Tevens wordt het organiseren van een bijeenkomst en het entameren van (inventariserend) onderzoek genoemd. Belangrijkste uitkomst is het verkrijgen van inzicht in succes- en faalfactoren bij de in- en uitvoering van sociale activering.
•
Informatievoorziening: basisvoorwaarde is de beschikbaarheid van een adequate databank en aanpassing van het mailingbestand aan de doelgroep van het ISSA. Activiteiten die worden ondernomen zijn het opzetten van een telefonische helpdesk, organiseren van twee landelijke
15
conferenties en regionale bijeenkomsten, ontwikkelen van circa twee brochures, de nieuwsbrief sociale activering voortzetten en voorlichting geven over Europese regelgeving en financieringsmogelijkheden voor sociale-activeringsprojecten. •
Onderzoek en productontwikkeling: het ISSA kan reeds gepubliceerde informatie en onderzoeken verzamelen en analyseren en toegankelijk maken voor organisaties die zich bezighouden met sociale activering. Ook kan het ISSA kleinschalig onderzoek entameren uit eigen budget of grootschaliger onderzoek voorstellen. Het geheel staat in het teken van productontwikkeling door het ISSA.
•
Ondersteuning: door het beheren van een projectendatabank wordt informatie toegankelijk gemaakt voor gemeenten en andere organisaties. Daarnaast kan het ISSA partijen die elkaar kunnen helpen op het terrein van sociale activering met elkaar in contact brengen. Verder verzorgen ISSA-medewerkers presentaties of lezingen bij gemeenten of andere organisaties.
•
Uitvoeren Stimuleringsregeling Sociale Activering: op 8 februari 2000 is de Stimuleringsregeling Sociale Activering gepubliceerd. Met deze regeling is 40 miljoen gulden aan gemeenten beschikbaar gesteld om op lokaal niveau beleid en/of infrastructuur op het gebied van sociale activering te stimuleren. Tot 1 juli 2000 konden gemeenten aanvragen indienen voor een eenmalige subsidie van ƒ 100.000,--. Het ISSA heeft tot taak gekregen deze aanvragen te verwerken en te beoordelen en hiervoor een werkproces op te stellen.
3.3.
Activiteiten, producten en diensten
Deze paragraaf beschrijft de door het ISSA uitgevoerde activiteiten en realisatie van producten van 1 januari 2000 tot en met de eerste helft van het jaar 2001. Stimuleringsregeling Sociale Activering Van ongeveer mei 2000 tot eind 2000 is het ISSA intensief bezig geweest met het beoordelen en verwerken van aanvragen voor de Stimuleringsregeling. Er is door het ISSA veel tijd geïnvesteerd om de ingediende projectvoorstellen aan de gestelde subsidiecriteria te laten voldoen. In totaal zijn er 453 aanvragen ingediend waarvan er 444 zijn toegekend. Met het uitkeren van ruim 39 miljoen gulden stimuleringsgelden heeft de regeling haar doel voor een belangrijk deel bereikt. De implementatie van de gesubsidieerde projecten is door het ISSA in 2001 met een voortgangsenquête geïnventariseerd. De uitkomsten van de voortgangsenquête waren gedurende dit evaluatieonderzoek echter nog niet beschikbaar. Nieuwsbrief sociale activering In november 2000 verscheen het eerste (nul-) nummer van de ISSA-nieuwsbrief. Vóór deze periode verscheen informatie van het ISSA in een apart katern in het informatieblad ’Inkijk’ van
16
SZW. In de ISSA-nieuwsbrief worden onder andere ‘good-practices’ beschreven en nieuwe ontwikkelingen toegelicht. Er zijn tot nu toe vijf nieuwsbrieven uitgebracht door het ISSA. Conferenties en lezingen In het kader van de Stimuleringsregeling heeft Divosa in april 2000 een aantal workshops georganiseerd, waar het ISSA de regeling heeft toegelicht. Circa 150 tot 200 gemeenten zijn hiermee bereikt. Daarnaast heeft het ISSA met name bij de start van de Stimuleringsregeling sociale activering, meerdere malen het verzoek gekregen te spreken op bijeenkomsten (ongeveer 10 tot 15 keer). Omdat niet aan alle verzoeken kan worden voldaan heeft het ISSA een checklist opgesteld, zodat een weloverwogen keuze gemaakt kan worden. Met het NIZW en de VOG heeft het ISSA een viertal regionale conferenties georganiseerd in 2000. Hierbij stond de meerwaarde van samenwerking tussen welzijnsorganisaties en gemeenten centraal. Verder heeft het ISSA een bijdrage geleverd aan een beperkt aantal lokale conferenties over sociale activering. Hierbij is met name ingegaan op de informatiebehoefte ten aanzien van regelgeving en projecten. Ten slotte zijn in juni en november 2000 en in mei 2001 regionale bijeenkomsten georganiseerd door het ministerie van SZW, gericht op het informeren van gemeenten over sociale activering. Ook hier leverde het ISSA een bijdrage met een informatiestand, een discussietafel en workshops sociale activering. Op 18 en 25 januari 2001 zijn twee conferenties georganiseerd met als thema “van beleid naar praktijk en terug”. In deze conferenties werden vier onderwerpen aan de orde gesteld, namelijk de sociale kaart, sociale activering voor allochtonen, vrijwilligerscentrales en ontwikkelingen op rijksniveau. Het doel van de conferenties was het uitwisselen van informatie. Ongeveer 500 deelnemers hebben deelgenomen en zowel gemeenten als welzijnsorganisaties waren goed vertegenwoordigd. Telefonische helpdesk Het ISSA heeft een interne procedure opgesteld om als telefonische helpdesk te kunnen fungeren. De helpdesk is hierbij gesplitst in een eerstelijns helpdesk (relatief eenvoudige vragen) en een tweedelijns helpdesk (complexe en beleidsinhoudelijke vragen). Uitgangspunten van de helpdesk zijn dat het ISSA bereikbaar is tijdens kantooruren en dat binnen twee werkdagen op een informatieverzoek kan worden gereageerd. De meeste vragen die het ISSA in 2000 kreeg gingen over de Stimuleringsregeling Sociale Activering. Naar aanleiding van deze vragen is een informatiebulletin met de meest gestelde vragen en antwoorden over de Stimuleringsregeling opgesteld. Daarnaast is er in 2000 gevraagd om informatie over sociale-activeringsprojecten. Momenteel gaan vragen vooral over uitvoeringsplannen en financieringsmogelijkheden (WIW, onkostenvergoedingen en premies, et cetera) en sociale activering voor WAO’ers.
17
Database sociale activering In de eerste helft van 2000 heeft het ISSA een projectendatabase ontwikkeld en opgezet. Het ISSA beheert de database en vult deze met projectbeschrijvingen. Momenteel bestaat de database uit ongeveer 600 projecten. De projecten zijn bijstandsexperimenten ex artikel 144 Abw, projecten waarvoor subsidie is aangevraagd in het kader van de Stimuleringsregeling Sociale Activering en ESF-projecten gericht op sociale activering. Ook informatie verkregen uit de werkbezoeken kan worden verwerkt in de database. Daarnaast nodigt het ISSA uitvoerders uit op eigen initiatief projecten bij het ISSA onder de aandacht te brengen voor opname in de database. De database is een tijdlang alleen voor medewerkers van het ISSA toegankelijk geweest en is veelal naar aanleiding van een informatieverzoek geraadpleegd. De database is per 1 november 2001 ‘internet-klaar’ en toegankelijk voor derden. Algemene informatie over sociale activering en het ISSA is beschikbaar via de SZW gemeenteloket-website. Werkbezoeken Door middel van werkbezoeken bij gemeenten blijft het ISSA op de hoogte van de stand van zaken en nieuwe interessante ontwikkelingen van sociale activering in het veld. Hoewel werkbezoeken in principe plaatsvinden op initiatief van het ISSA, wordt dit incidenteel op verzoek van een gemeente gedaan. Er worden verslagen van de werkbezoeken gemaakt en relevante projecten komen in de database. In 2000 zijn, wegens het grote aantal subsidieaanvragen voor de Stimuleringsregeling, minder werkbezoeken uitgevoerd dan gepland. In 2000 is één werkbezoek afgelegd. Na de werkzaamheden voor de Stimuleringsregeling is een inhaalslag gemaakt. In de eerste helft van 2001 zijn 12 werkbezoeken afgelegd en in de tweede helft van 2001 (tot eind oktober) 15 werkbezoeken. Handreikingen en brochures Eén van de activiteiten van het ISSA is het ontwikkelen van handreikingen en brochures. De eerste brochure, die in juni 2000 verscheen, is getiteld ‘Sociale activering. Inhoud en ontwikkelingen’. De brochure schetst in 32 pagina’s wat sociale activering inhoudt en geeft tevens enkele praktijkvoorbeelden. De brochure is met name bedoeld voor consulenten en heeft bijgedragen tot de overname van de definitie van sociale activering van het ISSA door gemeenten en welzijnsorganisaties. Een tweede informatieproduct dat het ISSA heeft gerealiseerd is de handreiking ‘Cont(r)act tussen cliënt en dienst’. Deze handreiking is gericht op sociale activering als onderdeel van een trajectplan en bevat een checklist voor de Sociale Dienst. In september 2001 is, uit een door het ISSA uitbesteed onderzoek, de handreiking ‘Kleurrijke sociale activering’ uitgekomen. Deze 40 pagina’s tellende handreiking heeft tot doel gemeenten en welzijnsorganisaties te ondersteunen bij het bereiken van allochtone groepen met sociale activering. De handreiking is vooral bedoeld voor projectleiders en beleidsmedewerkers van projecten voor sociale activering. In de handreiking worden praktijksituaties beschreven op basis van acht, mede op allochtone groepen gerichte, sociale-activeringsprojecten.
18
Contacten met de doelgroep
3.4.
Het ISSA heeft opgemerkt dat contacten met het ISSA in de meeste gevallen worden gelegd door gemeenten en dan vooral gemeentelijke sociale diensten. De contacten van het ISSA met welzijnsorganisaties beperken zich veelal tot vrijwilligersorganisaties en de sector maatschappelijke opvang (situatie medio 2001). Met kleinere lokale organisaties zijn minder contacten. Deze groep is volgens het ISSA lastiger om te bereiken, maar het ISSA ziet hierin dan ook met name een taak voor lokale overheden en organisaties weggelegd als het gaat om informeren over sociale-activeringsmogelijkheden. Wel geeft de laatste conferentie een indicatie dat het aantal contacten met lokale welzijnsorganisaties toeneemt. Het ISSA beschikt over een bestand dat dient als mailinglijst voor alle informatieproducten. Organisaties kunnen zich onder andere op conferenties op deze mailinglijst laten plaatsen en zo (onder andere) de nieuwsbrief ontvangen. Dit gegeven zullen wij definiëren als een ‘contact’ met het ISSA. Op basis van dit bestand blijkt dat het ISSA contacten heeft met welzijnsorganisaties in ongeveer 200 gemeenten. Wat betreft de gemeentegrootteklassen behoort 42% hiervan tot kleine gemeenten, 41% tot middelgrote gemeenten en 17% tot grote gemeenten. In tabel 3.1. is voor welzijnsorganisaties en de gemeenten waar zij zich bevinden weergegeven hoe het bestand is verdeeld naar gemeentegrootteklasse. Daarnaast is de landelijk representatieve verdeling naar gemeentegrootteklasse van het GSD-panel vermeld. 18
Tabel 3.1.
ISSA-contacten met welzijnsorganisaties GSD-panel
ISSA-bestand
ISSA-bestand
Welzijnsorganisaties
Aantal inwoners in klassen < 30.000
Absoluut
%
Absoluut
%
Gemeenten waar welzijnsorganisaties zich bevinden Absoluut %
34
52
88
19
78
42
30 – 100.000
16
25
151
32
75
41
> 100.000
15
23
230
49
31
17
Totaal
65
100,0
469
100,0
184
100,0
De tabel laat in de eerste kolom zien hoe Nederlandse gemeenten zich wat betreft drie gemeentegrootteklassen tot elkaar verhouden. De tweede kolom toont de verdeling van welzijnsorganisaties naar gemeentegrootteklasse voor de welzijnsorganisaties die deel uitmaken van het ISSA mailingbestand. De derde kolom laat een verdeling naar gemeentegrootteklassen zien voor gemeenten die door welzijnsorganisaties in het ISSA mailingbestand vertegenwoordigd zijn.
18
Waarbij kleinere gemeenten minder dan 30.000 inwoners hebben, middelgrote gemeenten 30.000 tot 100.000 inwoners en grote gemeenten meer dan 100.000 inwoners.
19
Uit de tabel blijkt dat hoe groter de gemeente hoe meer contacten met welzijnsorganisaties het ISSA heeft. Van landelijke spreiding in de dekking van de nieuwsbrief onder welzijnsorganisaties (verstrekking van de nieuwsbrief in één of meer welzijnsorganisaties in alle gemeenten) is echter nog geen sprake.
3.5.
Stand van zaken
De doelstelling van het ISSA waar deze evaluatie zich op richt is “het ondersteunen van de ontwikkeling en implementatie van sociale activering op lokaal en regionaal niveau”. Bij deze doelstelling is een takenpakket opgesteld, waaraan een aantal te realiseren activiteiten en producten zijn gekoppeld. Het ISSA heeft, na bijna twee jaar te bestaan, de noodzakelijk geachte activiteiten opgezet en uitgevoerd. Het ISSA heeft aanvragen voor de Stimuleringsregeling Sociale Activering verwerkt en beoordeeld. De projecten die subsidie hebben gekregen worden door het ISSA gevolgd met behulp van een voortgangsenquête. Inmiddels heeft het ISSA vijf nieuwsbrieven uitgebracht. Daarnaast heeft het ISSA zowel workshops als conferenties (mede) georganiseerd en heeft presentaties gegeven op conferenties over sociale activering. Ook heeft het ISSA een telefonische helpdesk opgezet en een database met sociale-activeringsprojecten. Door middel van werkbezoeken volgt het ISSA ontwikkelingen in het kader van sociale activering. Tot slot zijn twee conferentieverslagen verschenen, één brochure en twee handreikingen in het kader van sociale activering.
20
4.
CONTEXTONDERZOEK
4.1.
Inleiding
Het ISSA bevindt zich in een complexe en dynamische omgeving. Sociale activering is immers in een brede context gesitueerd. Naast gemeenten en welzijnsorganisaties spelen ook veel andere partijen op landelijk of regionaal/provinciaal niveau een rol. Deze partijen hebben, net als het ISSA, als doel gemeenten en/of welzijnsorganisaties te ondersteunen. In het vervolg wordt gesproken van contextorganisaties. Voor het onderzoek zijn met twaalf contextorganisaties faceto-face interviews gehouden. In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de activiteiten van contextorganisaties op het gebied van sociale activering en wordt gekeken of er overlap bestaat met activiteiten van het ISSA. Tevens worden de meningen van contextorganisaties weergeven over de toekomst van het ISSA en een mogelijke voortzetting van activiteiten van het ISSA. Om deze vragen te kunnen beantwoorden is eerst om een beoordeling van het ISSA gevraagd. De activiteiten van sommige contextorganisaties overlappen met die van het ISSA. Bij hun beoordeling van het ISSA voor wat betreft eventuele voortzetting van taken in de toekomst , moet dat aspect worden meegewogen. Hoe het ISSA beoordeeld wordt door zijn doelgroepen (gemeenten en welzijnsorganisaties) wordt in de hoofdstukken 5 en 6 beschreven.
4.2.
Beschrijving organisaties en hun activiteiten
Grofweg kunnen de organisaties waarmee is gesproken worden ingedeeld in drie categorieën: ministeries, kenniscentra en belangenbehartigende c.q. uitvoeringsondersteunende organisaties. Er zijn per organisatie gesprekken gevoerd met één of twee personen. Wanneer in de tekst gesproken wordt van contextorganisaties dan betreft het de mening van de geïnterviewde vertegenwoordigers van deze organisaties. Het is overigens niet gezegd dat dit de mening van alle medewerkers van de organisatie is. Er is gesproken met een medewerker van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en met een medewerker van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Beide departementen bestaan uit diverse directies, waarvan er meerdere sociale activering als beleidsthema kennen. Aangezien bij beide departementen gesproken is met medewerkers van één directie, geeft het contextonderzoek geen compleet beeld van de werkzaamheden van deze ministeries op het terrein van sociale activering. Bij VWS is gesproken met een medewerker werkzaam bij de directie Geestelijke Gezondheidszorg, Verslavingszorg en Maatschappelijke Opvang (GVM). Bij SZW is contact geweest met een medewerker van de directie Bijstandszaken. Het kenniscentrum waarmee is gesproken is het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). Het NIZW legt zich voornamelijk toe op het ontwikkelen en verspreiden van kennis op het terrein van zorg en welzijn. De overige organisaties waarbij medewerkers zijn geïnterviewd hebben een uitvoeringsondersteunende en/of belangenbehartigende functie, maar verschillen van elkaar wat
21
betreft de doelgroep die ze bedienen. Vaak ondersteunen ze óf gemeenten óf welzijnsorganisaties. Zo vervullen StimulanSZ, Divosa en de VNG een ondersteunende en/of belangenbehartigende functie voor met name gemeenten en zijn de Federatie Opvang en de VOG er vooral voor welzijnsorganisaties. Soms staan ze zowel gemeenten als welzijnsorganisaties ter zijde, zoals in het geval van de provinciale steunfuncties Prisma Brabant en STAMM. Verder behartigt het IPO de belangen van de twaalf provincies en Sjakuus tenslotte de belangen van uitkeringsgerechtigden. In het navolgende wordt een korte beschrijving gegeven van wat deze organisaties doen op het terrein van sociale activering. Ministeries Binnen de directie GVM van het ministerie van VWS worden op het terrein van sociale activering diverse activiteiten ontplooid. Het thema komt terug in verschillende beleidsprogramma’s. Verder is VWS toehoorder in de ‘Taskforce Vermaatschappelijking Geestelijke Gezondheidszorg’. De taskforce onderzoekt welke voorwaarden noodzakelijk zijn voor de integratie van personen met psychische of psychiatrische problemen in de samenleving. Tevens subsidieert VWS een kenniscentrum ‘rehabilitatie’ voor GGZ-instellingen en cliënten. Ook is samen met de Federatie Opvang een congres georganiseerd op het gebied van sociale activering. In het kader van sociale activering vinden de contacten voornamelijk plaats via koepelorganisaties, maar in sommige gevallen is er ook contact met de direct betrokkenen. Ook vanuit de Directie Sociaal Beleid worden op het terrein van de sociale activering organisaties en experimenten ondersteund en gesubsidieerd. De directie Bijstandszaken van het ministerie van SZW stelt zich het activeren van bijstandsgerechtigden ten doel. Informatie met betrekking tot sociale activering wordt onder meer via het ISSA verzameld. De SZW-medewerkers van ISSA zijn betrokken bij de beleidsontwikkeling op het gebied van sociale activering. SZW heeft onder andere contacten met de VNG, die bij beleidsontwikkeling wordt geraadpleegd. Kenniscentra Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) richt zich op vernieuwing en verbetering van de sector Zorg en Welzijn. Een functie van het NIZW is het verspreiden van kennis en informatie. In het kader van het thema activering en arbeidstoeleiding ontwikkelt het NIZW methoden voor uitvoeringsinstellingen en brengt ze op lokaal niveau actoren bij elkaar. De instrumenten worden ontwikkeld voor uitvoerende welzijnsorganisaties, maar steeds vaker ook voor management en middenkader en de laatste drie jaar eveneens voor gemeenten. Belangenorganisaties en uitvoeringsondersteunende instanties Prisma Brabant is een provinciale steunfunctie die zich ten doel stelt de sociale infrastructuur van de provincie Noord-Brabant te versterken en de sociale en maatschappelijke samenhang en maatschappelijke participatie te vergroten. Wat het thema sociale activering betreft, richt Prisma Brabant zich met name op deskundigheidsbevorderende activiteiten, zoals het organiseren van studiedagen, het schrijven van handreikingen en het verzorgen van cursussen. In het kader van sociale activering heeft de steunfunctie contact met andere (provinciale) welzijnsinstellingen, met gemeenten, maar eveneens met het academische – en het onderzoeksveld.
22
STAMM is een steunfunctie in de provincie Drenthe. STAMM onderneemt activiteiten die zijn gericht op het creëren van voorwaarden van maatschappelijke betrokkenheid en het doorbreken van sociaal isolement. De kerndiensten van STAMM zijn onderzoek, ontwikkeling, procescoördinatie en advies. In het kader van sociale activering worden momenteel nog geen activiteiten ontplooid, maar er zijn wel plannen voor. Volgend jaar wordt samen met gemeenten en welzijnsinstellingen een conferentie georganiseerd waar het thema aan bod zal komen. STAMM heeft contacten met gemeenten, met steunfuncties in de provincie Groningen en Friesland en incidenteel ook met het NIZW. Ook de Federatie Opvang (FO) is een speler in het veld van sociale activering. De Federatie Opvang is een federatief verband van ongeveer honderd instellingen voor maatschappelijke opvang en houdt zich bezig met dienstverlening en belangenbehartiging. Zij doet dit door ontwikkelingen in het veld nauwlettend te volgen en trends en knelpunten te signaleren. Federatie Opvang doet aan deskundigheidsbevordering en heeft een handboek ‘sociale activering’ geschreven. Ze heeft contacten met diverse landelijke organisaties, opererend op het terrein van onderzoek en ontwikkeling. De VOG, een ondernemersorganisatie voor welzijn, jeugdhulpverlening en kinderopvang, vertegenwoordigt haar leden op het politieke en maatschappelijke toneel. Actuele maatschappelijke thema’s waar de VOG en haar leden zich op richten zijn bevordering van arbeidsparticipatie, vergroting van de zelfredzaamheid van burgers, stimulering van de samenhang in de samenleving en voorkoming van maatschappelijke uitval onder de jeugd. In het kader van sociale activering heeft de VOG geen eigen projecten. Wel neemt ze zitting in stuurgroepen en geeft ze voor welzijnsorganisaties handreikingen en brochures uit over dit thema. Enkele handreikingen worden ook naar gemeenten gestuurd. Daarnaast organiseert ze bijeenkomsten voor welzijnsorganisaties, waarbij ook gemeenten worden uitgenodigd. Ook participeert de VOG in allerlei projecten op het terrein van arbeidsmarktbeleid. De VOG heeft in het kader van sociale activering contacten met diverse koepels van welzijnsorganisaties. Deze contacten dienen onder andere om onderwerpen van handreikingen op elkaar af te stemmen. Verder is er contact met vakbonden (in het kader van gesubsidieerde banen) en met het NIZW. Divosa is een landelijke vereniging van directeuren van sociale diensten. Sinds januari 2001 heeft Divosa een nieuwe rol en richt Divosa zich met name op belangenbehartiging. Centraal hierin staan het ontwikkelen van een visie en een daarbij passende strategie op ontwikkelingen binnen de sector werk, inkomen en zorg. Dit wordt gedaan op basis van kennis en ervaring uit het veld. Tot januari 2001 hield Divosa (oude stijl) zich onder andere bezig met het schrijven van handreikingen en het organiseren van themadagen. Dit wordt nu door StimulanSZ gedaan. Divosa oude stijl had contacten met welzijnsorganisaties, met name via overleg met koepelorganisaties. Ook Divosa nieuwe stijl heeft contacten met deze koepelorganisaties en het NIZW. StimulanSZ, opgericht in januari 2001, is een onafhankelijke stichting die gemeenten ondersteunt bij het uitvoeren en ontwikkelen van lokaal beleid voor sociale zekerheid. Op het terrein van sociale activering doet zij dit door het geven van advies en het publiceren van handreikingen. StimulanSZ coacht en begeleidt gemeenten bij sociale-activeringsprojecten. StimulanSZ heeft intensief contact met gemeenten, bijvoorbeeld in verband met de voortgang
23
van projecten. Verder zijn er contacten met kennis- en ontwikkelingscentra aan wie producten als instrumenten worden uitbesteed. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) draagt er zorg voor dat de belangen van Nederlandse gemeenten worden gehoord door de andere overheden. Naast belangenbehartiging doet de VNG aan dienstverlening en heeft ze een platformfunctie. De VNG doet op het terrein van sociale activering niet aan dienstverlening, maar denkt wel mee over dit onderwerp. Zo heeft zij zitting in de stuurgroep van het ISSA. In de stuurgroep vindt terugkoppeling en informatie-uitwisseling over het thema sociale activering plaats. De VNG heeft contacten met belangenbehartigende instanties evenals met kenniscentra. Het Interprovinciaal Overleg (IPO), een belangenbehartiger van de twaalf provincies, coördineert een drietal pilots sociale activering. Deze pilots zijn gestart in het kader van de welzijnsnota, waarvoor het rijk geld ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast heeft een medewerker van het IPO, als vertegenwoordiger van de provincies, zitting in de stuurgroep van het ISSA. In de stuurgroep vindt terugkoppeling en informatie-uitwisseling over het thema sociale activering plaats. Sjakuus, een samenwerkingsverband voor sociale en economische rechtvaardigheid, is een knooppunt van organisaties die zich richten op het versterken van de positie van uitkeringsgerechtigden en het voorkomen en bestrijden van armoede en sociale uitsluiting. Sociale activering is een thema bij Sjakuus en men schrijft dan ook notities en werkbrochures voor gemeenten over dit onderwerp. Verder organiseert Sjakuus bijeenkomsten om de weerklank van uitkeringsgerechtigden te bevorderen, waarbij het thema sociale activering een terugkerend onderwerp is. Sjakuus heeft vooral contacten met uitkeringsplatforms. Ook zijn er contacten met organisaties die zich bezig houden met armoedevraagstukken, zoals het kerkelijk circuit.
4.3.
Bekendheid met en beoordeling van het ISSA
Voor het beantwoorden van de vraag of het ISSA, dan wel activiteiten van het ISSA, moeten worden voortgezet zijn de opinies van contextorganisaties van belang. Om die reden zullen in deze paragraaf de ervaringen van contextorganisaties worden belicht. De gevolgen voor de toekomst komen in paragraaf 4.4. aan de orde. Vanwege een mogelijke belangenverstrengeling zijn bij deze paragrafen de opvattingen van de medewerkers van de ministeries buiten beschouwing gelaten.
24
Definitie Het merendeel van bovengenoemde organisaties geeft aan dat hun definitie van sociale activering in grote lijnen overeenkomt met die van het ISSA. Toch zijn er noemenswaardige nuanceringen. De steunfuncties leggen meer nadruk op de welzijnskant van de definitie en het NIZW legt hierbij de nadruk op zowel zorg als welzijn. Zowel Prisma Brabant als Sjakuus benadrukken dat zij vooral uitgaan van wat mensen kunnen. Sjakuus is een voorstander van het loskoppelen van sociale activering van arbeidstoeleiding. Zij is van mening dat de nadruk op arbeidstoeleiding mensen kan blokkeren in hun activeringsproces. De VNG geeft tot slot aan geen behoefte te hebben aan een strakke definiëring van het begrip sociale activering, omdat dit de mogelijkheden voor activering zou beperken. Ervaring met het ISSA als medespeler in het veld Met uitzondering van STAMM zijn alle organisaties waarmee is gesproken in meer of mindere mate bekend met het ISSA. Men is het erover eens dat samenwerking op ministerieel niveau in het kader van sociale activering van essentieel belang is (geweest). StimulanSZ bijvoorbeeld geeft aan dat het ISSA een belangrijke rol heeft gespeeld bij de verspreiding van een gezamenlijke visie op sociale activering. Volgens Divosa is het sinds de oprichting van het ISSA makkelijker om de vertaalslag naar welzijn te maken. Tot slot is het VOG van mening dat de betrokkenheid van het ISSA c.q. de overheid, gewicht geeft aan producten als handreikingen en draagvlakverhogend werkt. 19
De contextorganisaties onderschrijven de doelstellingen van het ISSA. Wel heeft het NIZW de indruk dat het ISSA er (nog) niet in is geslaagd de welzijnsaspecten even zwaar te laten wegen als de sociale zekerheidsaspecten. Onder andere omdat de eerste bijeenkomsten van het ISSA voornamelijk door gemeenten bezocht zijn heeft het VOG de indruk dat het ISSA meer gericht is op gemeenten dan op welzijnsorganisaties. Het VOG vindt een mix van tweederde welzijnsorganisaties en eenderde gemeenten, een goede mix voor bijeenkomsten als conferenties. Prisma Brabant, NIZW en FO missen verder aandacht voor welzijnsorganisaties in de vorm van een stimuleringsregeling of beloningsstructuur.
4.4.
De toekomst
Bij de start van het ISSA is gekozen voor een periode van twee jaar. Deze periode is vervolgens met één jaar verlengd. Omdat het ISSA op tijdelijke basis is opgericht, is het van belang na te gaan of er activiteiten zijn die in de toekomst dienen te worden voortgezet. De vraag die hier logischerwijze op volgt is op welke wijze en door wie dit dan zou moeten gebeuren. Voortzetting ISSA als instantie De meeste organisaties waarmee is gesproken zijn het erover eens: het is nog te vroeg om het ISSA op te heffen. Een uitzondering wordt gevormd door de VNG. Wel is men het er over eens dat het ISSA op tijdelijke basis voortgezet moet worden. De organisaties hebben diverse
19
De medewerker van STAMM ontvangt sinds kort de nieuwsbrief maar is niet op de hoogte van het feit dat het ISSA een samenwerkingsverband is en van de overige activiteiten van het ISSA.
25
redenen waarom het ISSA voorlopig door zou moeten gaan, deze redenen liggen echter dicht bij elkaar. Duidelijkere verschillen zijn er in de opvattingen in welke vorm dit zou moeten gebeuren. Het NIZW, Prisma, VOG en StimulanSZ vinden de voorbeeldfunctie van het ISSA reden genoeg om langer door te gaan. De VOG vindt verder arbeidsongeschiktheid een belangrijk thema en een reden om het ISSA te laten voortbestaan. Bijna alle organisaties, met uitzondering van de VNG en STAMM, vinden het evenwel van belang dat een vorm van samenwerking tussen SZW en VWS blijft bestaan. Daarbij geven de meeste organisaties wel de voorkeur aan een andere invulling dan momenteel aan het ISSA is gegeven. De nadruk zou minder op uitvoerende taken moeten liggen. Zowel het NIZW, Prisma Brabant, FO, VOG, Divosa als StimulansZ, geven aan dat de nadruk zou moeten liggen op taken aan de beleidskant: signaleren van knelpunten, vertaalslag naar beleid, stimuleren van beleidsontwikkeling en samenwerking. Divosa geeft daarnaast aan dat het ISSA de diverse koepelorganisaties actief met elkaar in contact zou kunnen brengen bij gesignaleerde raakvlakken en knelpunten en daarmee een rol als katalysator zou kunnen vervullen. Verder wordt door Prisma Brabant, IPO en FO informatieoverdracht als belangrijke taak omschreven. Er zijn verschillende vormen genoemd waarin het ISSA mogelijk vervolg zou kunnen krijgen. Volgens zowel Divosa als Prisma Brabant zou dit prima in de vorm van een interdepartementale werkgroep kunnen. FO is juist van mening dat een dergelijke vorm een structurele samenwerking van SZW en VWS niet kan garanderen. Het NIZW draagt een andere oplossing aan, namelijk een samenwerkingsverband van belangenorganisaties dat zich laat adviseren door een college waarin diverse deskundige partijen (zoals kenniscentra, vakbonden, ministeries en koepelorganisaties) vertegenwoordigd zijn. In de vorige paragraaf is al genoemd dat een aantal organisaties vindt dat het welzijns- en sociale zekerheidsperspectief niet evenredig is vertegenwoordigd en dat er meer aandacht is voor gemeenten dan voor welzijnsorganisaties. Oplossingen voor een beter evenwicht tussen beide perspectieven worden onder andere gezocht in het inschakelen van provinciale steunfuncties. Volgens Prisma Brabant beschikken steunfuncties over een uitgebreid netwerk van (onder andere) welzijnsorganisaties dat ter stimulering van sociale-activeringsprojecten kan worden ingezet. Verder zien het NIZW, Prisma Brabant en FO graag een subsidieregeling of een beloningsstructuur voor welzijnsorganisaties gerealiseerd. Het NIZW denkt dat een neutrale (of wisselende) huisvesting eveneens kan bijdragen tot een betere balans tussen het welzijns- en sociale zekerheidsperspectief. Voortzetting activiteiten Aan de contextorganisaties is voorgelegd of na beëindiging van het ISSA, activiteiten van het ISSA voortgezet zouden moeten worden en door wie deze activiteiten overgenomen zouden kunnen worden. Om de ideeën hierover te kunnen plaatsen is op een aantal punten ook de beoordeling van de respondenten over de activiteiten weergegeven. De ISSA-Nieuwsbrief Sociale Activering is wijdverspreid en dan ook bij alle respondenten bekend. De nieuwsbrief vindt men een geschikt medium om in beeld te brengen wat er in het land speelt. Het merendeel is van mening dat de nieuwsbrief ook na de stopzetting van het ISSA moet worden voortgezet. Het is evenwel niet noodzakelijk om de nieuwsbrief in de huidige vorm te laten bestaan. Na stopzetting van het ISSA zouden een aantal pagina’s ingeniet kunnen
26
worden in bestaande tijdschriften. Genoemd hiervoor zijn onder andere ‘Passage’, ‘Sociale Sector’, Viszie en VNG Transferpunt Armoede. Ook wordt het internet genoemd als middel om een nieuwsbrief over sociale activering te verspreiden. Wél wordt opgemerkt dat de beschrijvingen van de projecten kritischer mogen zijn en dat bij de beschrijving ook faalfactoren aanbod moeten komen. Een andere wijze waarop het ISSA ondersteuning biedt is door het uitgeven van brochures en handreikingen. FO, VOG, Prisma Brabant, Divosa en StimulanSZ zijn van mening dat de overheid als taak heeft andere organisaties te stimuleren dit te doen. Ze zou dit niet zelf moeten uitvoeren. Prisma Brabant is verder van mening dat dit niet plaats moeten vinden op landelijk maar op regionaal niveau. Het organiseren van conferenties hoort tot de activiteiten van het ISSA. Zoals eerder genoemd vindt een deel van de respondenten het wenselijk dat bij een eventuele voortzetting van het ISSA minder aandacht uitgaat naar puur uitvoerende taken. Hieronder wordt onder andere het (mede) organiseren van conferenties verstaan. Het organiseren van conferenties wordt door andere organisaties gedaan en kan in de toekomst ook door andere georganiseerd worden. Wél wordt geconstateerd dat de conferenties van het ISSA goed bezocht worden. Ook de databank en de telefonische helpdesk zouden volgens de geïnterviewde organisaties zonder veel problemen kunnen worden overgenomen. In deze context worden onder andere de VNG, de VOG, StimulanSZ, het Trimbosinstituut en het NIZW als potentiële kandidaten genoemd. Ook een samenwerkingsverband tussen een instantie gericht op welzijnsinstellingen en één die zich richt op gemeenten werd in dit verband enkele malen aangevoerd. Waar de databank het best zou kunnen worden ondergebracht is afhankelijk van de precieze inhoud van de databank. Een aantal respondenten merkt op dat een databank alleen zinvol is wanneer deze actief beheert wordt. Daarbij zou informatie over de voortgang van en knelpunten binnen projecten een zinvolle aanvulling zijn ten opzichte van de huidige databank. Tenslotte wordt nog opgemerkt dat het wenselijk is contextorganisaties te betrekken in de beslissing over de voortzetting van activiteiten.
4.5.
Tot slot
Uit de gesprekken is gebleken dat er op het gebied van sociale activering veel wordt ondernomen. De organisaties ondernemen een grote verscheidenheid aan activiteiten en bedienen verschillende groepen. Wel is er soms sprake van een overlap. Met name op het gebied van informatieoverdracht zijn diverse partijen actief. Veelal vindt er afstemming en samenwerking plaats, maar dit is niet altijd het geval. Het ISSA is uniek in de zin dat géén andere contextorganisatie een samenwerkingsverband van ministeries is. Daarnaast is het de enige organisatie die zich alléén met sociale activering bezighoudt. Het organiseren van conferenties en het verzorgen van handreikingen en brochures met sociale activering als thema worden zowel door het ISSA als andere organisaties uitgevoerd. De nieuwsbrief van het ISSA is daarentegen uniek omdat het focust op het thema sociale activering.
27
Ook de databank van het ISSA is uniek, omdat deze specifiek is gericht op projecten voor sociale activering. Voor beide activiteiten wordt het wenselijk gevonden om deze na een eventuele stopzetting van het ISSA voort te zetten. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs in dezelfde vorm te gebeuren. Wél is het wenselijk de contextorganisaties te betrekken bij de beslissing door wie en op welke wijze bepaalde activiteiten zullen worden voortgezet. Contextorganisaties zijn overtuigd van het belang van een instantie als het ISSA. Als belangrijkste redenen worden gegeven de gezamenlijke visie van SZW en VWS op sociale activering, de samenwerking tussen ministeries van SZW en VWS en de voorbeeldfunctie die hiervan uit gaat. Wel zou volgens sommigen in de praktijk meer nadruk mogen liggen op het welzijnsperspectief en zou het ISSA zich meer kunnen toeleggen op beleidsontwikkeling in plaats van op uitvoering. Nagenoeg alle partijen zijn het erover eens dat het nog te vroeg is om het ISSA op te heffen. Mocht dit toch gebeuren, dan zou in elk geval de interdepartementale samenwerking moeten worden gewaarborgd.
28
5.
SCHRIFTELIJKE ENQUÊTE GEMEENTEN
5.1.
Inleiding
In de volgende paragrafen worden de uitkomsten van de dataverzameling onder gemeenten beschreven. De respondenten zijn sociale diensten van gemeenten. Omdat sociale diensten in de meeste gemeenten de belangrijkste afdelingen zijn voor wat betreft de uitvoering van socialeactiveringsprojecten wordt in de beschrijving gesproken van gemeenten in plaats van sociale diensten. Net als in het GSD-panel heeft de helft van de gemeenten die aan het onderzoek hebben meegewerkt minder dan 30.000 inwoners (in het vervolg worden dit ‘kleine’ gemeenten genoemd) en de andere helft meer dan 30.000 inwoners (in het vervolg wordt gesproken van ‘grote’ gemeenten). 20
In dit hoofdstuk wordt eerst beschreven hoeveel activiteiten gemeenten hebben op het gebied van sociale activering en welke afdelingen hierbij betrokken zijn. Vervolgens wordt ingegaan op de kennis van het ISSA en haar activiteiten, het gebruik en de beoordeling van deze activiteiten en de informatie- en ondersteuningsbehoefte bij de gemeente. Daarnaast geven gemeenten hun opvatting over het voortzetten dan wel beëindigen van de huidige activiteiten van het ISSA.
5.2.
Sociale activering door gemeenten
De meeste gemeenten (84%) zijn betrokken bij activiteiten of projecten op het gebied van sociale activering. Een deel van de gemeenten (10%) heeft op dit moment geen activiteiten, maar heeft wel plannen om in de nabije toekomst iets met sociale activering te gaan doen. Dit zijn allemaal kleine gemeenten. Tot slot hebben enkele gemeenten (6%) geen activiteiten of projecten en ook geen plannen. Ook hierbij gaat het om kleine gemeenten. De dienst/afdeling Sociale Zaken of de GSD is betrokken bij 88% van de projecten. In 66% van de gevallen is de dienst Welzijn betrokken. Beide diensten werken vrijwel altijd samen met andere afdelingen van de gemeenten (respectievelijk 89 en 93%). Het ISSA hanteert een definitie van sociale activering die het Welzijnsperspectief en het Sociale Zekerheidsperspectief combineert. De definitie van het ISSA sluit in de meeste gemeenten (78%) goed aan bij de eigen opvattingen over sociale activering. Ongeveer een tiende van de gemeenten (9%) richt zich evenwel meer op het verhogen van maatschappelijke participatie en het doorbreken van sociaal isolement terwijl in eveneens 9% van de gemeenten de nadruk meer gelegd wordt op arbeidstoeleiding. Een paar gemeenten (4%) gebruiken geen vaststaande definitie.
20
Bij de analyse is van de verdeling in drie gemeentegrootteklassen (zie tabel 3.1. vorige hoofdstuk) overgestapt naar een verdeling in twee klassen. De omvang van het GSD-panel bleek onvoldoende om uitspraken te doen naar drie gemeentegrootteklassen.
29
Van de gemeenten die activiteiten of projecten hebben op het gebied van sociale activering, geeft 59% aan alléén op lokaal niveau projecten te hebben, 15% alléén op regionaal/provinciaal niveau. Ten slotte heeft 27% zowel op lokaal als op regionaal/provinciaal niveau activiteiten of projecten. In de onderstaande tabel 5.1. is voor kleinere en grote gemeenten het totaal aantal projecten of activiteiten weergegeven op lokaal en regionaal niveau.
Tabel 5.1.
Totaal aantal projecten op lokaal en regionaal of provinciaal niveau Gemeentegrootteklasse < 30.000 (n=25) Abs. % 12 48
Projecten op lokaal niveau Projecten op regionaal / provinciaal niveau
12
Gemeentegrootteklasse > 30.000 (n=24) Abs. % 23 96
48
5
21
Totaal (n=49) Abs. 35
% 71
17
35
Uit de tabel komt naar voren dat kleine gemeenten minder projecten op lokaal niveau, maar meer op regionaal of provinciaal niveau hebben dan grote gemeenten. Gemiddeld hebben gemeenten met activiteiten op lokaal niveau 3,8 projecten, terwijl gemeenten met activiteiten op regionaal/provinciaal niveau 3,3 projecten hebben. De gemiddelde capaciteit die hiervoor beschikbaar is gesteld is 2,5 fte.
5.3.
Bekendheid met het ISSA
In de onderstaande tabel is de bekendheid van gemeenten met het ISSA weergegeven. Tabel 5.2.
Bekendheid met het ISSA Absoluut
%
Ik heb er van gehoord én ik weet wat het ISSA doet
36
73,5
Ik heb er van gehoord, maar weet niet goed wat het ISSA doet
9
18,4
Niet bekend
4
8,2
n=
49
100,0
Missing
1
Totaal
50
Uit de tabel is af te lezen dat bijna alle gemeenten van het ISSA hebben gehoord (92%). Van deze gemeenten weet 80% ook wat het ISSA doet. Iets minder dan tien procent van de gemeenten is niet bekend met het ISSA.
30
Verder is 71% van de gemeenten op de hoogte van het feit dat het ISSA een formeel samenwerkingsverband tussen de ministeries VWS en SZW is. Zo’n 17% is op de hoogte van de inzet van één van beide ministeries in het ISSA. Een tiende van de gemeenten die bekend zijn met het ISSA weet niet dat het ISSA een initiatief van de overheid is. Activiteiten Aan de gemeenten is een reeks activiteiten en producten van het ISSA voorgelegd en aan hen is gevraagd aan te geven of ze ermee bekend zijn en of ze er gebruik van maken. Hieruit blijkt dat bijna alle gemeenten die van het ISSA gehoord hebben ook activiteiten van het ISSA kennen (98%). Verder maakt 80% van alle gemeenten gebruik van het aanbod van activiteiten van het ISSA. Het bekendst is de Nieuwsbrief Sociale Activering (bij 98% van de gemeenten), de meeste respondenten (86%) hebben hier tevens gebruik van gemaakt. Ook het uitvoeren van de Stimuleringsregeling Sociale Activering is bij vrijwel alle gemeenten (93%) bekend. De voortgangsenquête van de Stimuleringsregeling die is uitgezet door het ISSA is bekend bij 73% van de gemeenten. De (mede) door het ISSA georganiseerde conferenties zijn bekend bij 68% van de gemeenten, 46% heeft ook deelgenomen aan deze conferenties. Tot slot is ook de databank projecten sociale activering bij 66% van de gemeenten bekend.
31
Tabel 5.3.
Bekendheid met de activiteiten en producten van het ISSA Bekend Abs. 41
% 93,2
Voortgangsenquête Stimuleringsregeling
32
72,7
Nieuwsbrief Sociale Activering
43
97,7
Conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA
30
68,2
Lezingen of presentaties door het ISSA op andere conferenties
18
40,9
Telefonische helpdesk
27
61,4
Databank projecten Sociale Activering ISSA
29
65,9
Werkbezoeken
6
13,6
Brochure: "Handreiking contract tussen cliënt en dienst"
19
43,2
Brochure: "Verslag van de startconferentie op 8 december 1999"
24
54,5
Brochure: "Sociale activering; inhoud en ontwikkeling (juni 2000)"
24
54,5
Brochure: "Conferentieverslag samenwerking: sociale activering, van beleid naar praktijk en terug (18 en 25 januari 2001)"
23
52,3
Anders
2
4,5
Uitvoering van de Stimuleringsregeling Sociale Activering
Niet-gebruik Van alle activiteiten is gebruik gemaakt door gemeenten. Toch maakt een groot deel van de gemeenten (88%) niet van álle activiteiten van het ISSA gebruik. Hiervoor zijn verschillende redenen aangegeven. Iets meer dan de helft van deze gemeenten (55%) geeft aan dat de tijd ontbreekt om van bepaalde producten gebruik te maken. Daarnaast blijkt 50% van deze gemeenten niet met álle activiteiten en producten bekend te zijn. Een deel (15%) van de gemeenten meent dat het aanbod niet aansluit bij de informatiebehoefte van de gemeente en 13% geeft aan gebruik te maken van de diensten van een ándere organisatie dan het ISSA.
5.4.
Beoordeling van het ISSA
De meeste gemeenten (89%) hechten er belang aan dat het ISSA een overheidsinitiatief is. Iets minder dan een tiende heeft hier geen mening over en 2% van de gemeenten vindt dit niet van belang. Gemeenten vinden het feit dat het ISSA een overheidsinitiatief is onder andere van belang omdat het belangrijk is dat er één aanspreekpunt is bij de overheid. Een andere reden die is genoemd is
32
dat het ISSA het Welzijnsperspectief en het Sociale Zekerheidsperspectief combineert (zie tabel 5.4.). Tabel 5.4.
Het is van belang dat het ISSA een overheidsinitiatief is omdat het: Absoluut
%
Belangrijk is dat er één aanspreekpunt is bij de overheid
21
51,2
Een positieve uitstraling heeft naar het veld
7
17,1
Maakt dat sociale activering op de politieke agenda staat
17
41,5
ISSA het Welzijnsperspectief en het Sociale Zekerheidsperspectief combineert
19
46,3
Anders
2
4,9
Meer dan de helft van de respondenten (60%) vindt dat het ISSA een stimulerende werking heeft gehad op de sociale-activeringsprojecten binnen de gemeente; 22% van hen spreekt van een duidelijk stimulerende werking . Iets meer dan de helft (56%) is van mening dat die stimulerende werking heeft geleid tot een intensievere samenwerking tussen de beleidsterreinen Welzijn en Sociale Zaken. Zo geeft men onder meer aan dat: “met name door de geboden informatie en documenten er sneller en efficiënter gewerkt kan worden tussen beide diensten” en “sociale activering van bijstandsgerechtigden een hogere prioriteit heeft gekregen. Er vindt meer overleg plaats tussen SZ en welzijn”. 21
Een enkele respondent schrijft de aandacht voor sociale activering en de link tussen welzijn en sociale zaken specifiek toe aan de uitvoering van de Stimuleringsregeling: “in het kader van de stimuleringsregeling wordt een plan ontwikkeld om de infrastructuur van en rond deelnemers aan sociale activering te verbeteren. Zowel vanuit het welzijns- als het arbeidsmarktbeleid”. Er zijn ook gemeenten (29%) die vinden dat het ISSA géén stimulerende werking heeft gehad. Als reden hiervoor wordt gegeven dat sociale-activeringsprojecten al opgestart waren vóór de oprichting van het ISSA. Daarnaast is opgemerkt dat samenwerking tussen de beleidsterreinen Welzijn en Sociale Zaken al bestond. Alle activiteiten worden door de meeste gemeenten beoordeeld als goed of voldoende. De percentages variëren van 93% tot 100%. Géén van de gemeenten heeft de conferenties, lezingen en presentaties en de brochures, met een onvoldoende beoordeeld. De twee gemeenten die de werkbezoeken hebben beoordeeld hebben ook hiervoor een goed en een voldoende gegeven. Aan gemeenten is gevraagd aan te geven welke activiteiten van het ISSA zij het belangrijkst vinden. Ongeveer tweederde van de gemeenten heeft aangegeven dat de uitvoering van de Stimuleringsregeling één van de belangrijkste activiteiten van het ISSA is (64%). Vervolgens 21
Er is géén significant verschil gevonden tussen grote en kleine gemeenten.
33
vinden de gemeenten de nieuwsbrief (36%), conferenties (31%) en de databank (22%) de belangrijkste activiteiten van het ISSA.
5.5.
Ondersteuning op het gebied van sociale activering
De meeste gemeenten (88%) krijgen wel eens ondersteuning of informatie op het gebied van sociale activering van organisaties, anders dan het ISSA. De vier organisaties die hierbij het meest worden genoemd zijn: Divosa (71%), andere gemeenten (66%), StimulanSZ (57%) en de VNG (48%). Ook zijn genoemd, maar beduidend minder: ‘commercieel adviesbureau’ (30%), het NIZW (18%), het Verwey Jonker Instituut (14%) en tenslotte ‘Provinciale Steunfunctie Welzijn’ en Sjakuus (beiden 9%). De diensten van de organisaties waarvan deze gemeenten gebruik maken zijn divers. Meest genoemd zijn informatie over sociale-activeringsprojecten (74%), informatie over beleidsontwikkelingen (70%) en informatie over ontwikkelingen in wet- en regelgeving (52%). Omdat 80% van de gemeenten eveneens gebruik maakt van activiteiten van het ISSA is het niet mogelijk aan te tonen of er een verband bestaat tussen het gebruik van ondersteuning van het ISSA en dat van andere organisaties. Het aantal gemeenten dat géén gebruik maakt van activiteiten van het ISSA is hiervoor te klein. Wel wijst dit er op dat gemeenten verschillende bronnen gebruiken voor hun werkzaamheden op het gebied van sociale activering. Meer dan de helft van de gemeenten (63%) ervaart knelpunten op het gebied van sociale activering. Hier is géén significant verschil gevonden tussen kleine en grote gemeenten. In meer dan de helft van de gemeenten (56%) wordt ‘onduidelijkheid omtrent (nieuwe) doelgroepen (oa. WAO, WW)’ als knelpunt ervaren, gevolgd door ‘kennisgebrek over bepaalde doelgroepen’ (44%), ‘kennisgebrek over de infrastructuur van sociale activering’ (41%) en ‘communicatie en afstemming met organisaties de zich met sociale activering bezighouden’ (41%). Twee andere genoemde knelpunten zijn ‘te weinig kennis/ervaring over aanbestedingsprocedures (30%) en over casemanagement’ (19%). Bij 44% van de gemeenten bestaat behoefte aan andere of meer ondersteuning bij sociale activering. Gemeenten die knelpunten ervaren hebben daarbij meer behoefte aan ondersteuning dan gemeenten waarbij dit niet het geval is. Voor alle gemeenten geldt dat behoefte aan (meer) voorlichting het meest is genoemd (96%). Het gaat om voorlichting over: financieringsmogelijkheden, methodiekontwikkeling, beleidsontwikkeling, (nieuwe) doelgroepen en de landelijke financieringsstructuur. Verder is er behoefte aan ondersteuning in de vorm van concrete instrumenten als protocollen, convenanten en handreikingen (64%), gevolgd door deskundigheidsbevordering van beleidsmedewerkers en/of consulenten (50%). Iets meer dan de helft zou graag directe toegang tot de ISSA-database met projecten over sociale activering hebben (zie ook tabel 5.5.).
34
Tabel 5.5.
Behoefte aan ondersteuning op het gebied van sociale activering Absoluut
%
(Meer) voorlichting:
21
95,5
Meer conferenties en bijeenkomsten over sociale activering
3
13,6
Directe toegang tot de (ISSA)-Database met projecten sociale activering
12
54,5
Meer aandacht voor de praktijk ('werkvloer')
10
45,5
Concrete instrumenten (zoals protocollen, convenanten en handreikingen)
14
63,6
Advies omtrent knelpunten binnen een lopend project
4
18,2
Deskundigheidsbevordering beleidsmedewerkers/consulenten)
11
50,0
Meer aandacht voor de ervaringen en opvattingen van gemeenten bij de ontwikkeling van beleid Anders
8
36,4
3
13,6
Het is niet mogelijk om te toetsen of kleine gemeenten andere ondersteuningsbehoeften hebben dan grote gemeenten . Het is wel mogelijk de verschillen tussen de twee te beschrijven. Zo heeft 83% van de kleine gemeenten behoefte aan voorlichting over beleidsontwikkelingen en methodiekontwikkeling. Bij grote gemeenten zijn de percentages respectievelijk 60 en 68%. Andere verschillen zijn gevonden bij behoefte aan deskundigheidsbevordering van medewerkers. Bijna 90% van de kleine gemeenten heeft hier behoefte aan in vergelijking met 33% van de grote gemeenten. Tot slot heeft 71% van de kleine gemeenten en 60% van de grote gemeenten behoefte aan concrete instrumenten. 22
5.6.
Voortzetting activiteiten ISSA
Het ISSA is in principe een tijdelijk ingesteld samenwerkingsverband. Aan de gemeenten is gevraagd hoe belangrijk het is dat de activiteiten van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie dit het best zou kunnen overnemen indien het ISSA wordt beëindigd . Eveneens is aan gemeenten gevraagd of zij hiervoor een specifieke organisatie in gedachten hebben. Het aantal gemeenten dat een specifieke organisatie heeft genoemd is gering (tussen de drie en vijf respondenten). Het is daarom niet mogelijk uitspraken te doen over specifieke organisaties die volgens gemeenten het best bepaalde activiteiten zouden kunnen overnemen. Wel kan hieruit geconcludeerd worden dat gemeenten over het algemeen géén voorkeur hebben voor bepaalde organisaties als het gaat om de voortzetting van activiteiten van het ISSA. 23
22 23
Het aantal respondenten is hiervoor te klein. Een deel van de respondenten heeft voor meer dan één type organisatie een voorkeur uitgesproken, zodat percentages niet tot 100% optellen.
35
Conferenties Van de gemeenten vindt 83% het belangrijk dat de (mede) door het ISSA georganiseerde conferenties worden voortgezet na beëindiging van het ISSA. Deze conferenties zouden volgens meer dan de helft van de gemeenten (58%) op regionaal/provinciaal niveau moeten worden voortgezet en volgens 42% op landelijk niveau. Door driekwart van de gemeenten is aangegeven dat dit door de overheid zou moeten worden gedaan, terwijl 29% van de gemeenten (ook) voorkeur uitspreekt voor een kenniscentrum/onderzoeksinstituut. Voor een provinciale steunfunctie welzijn ziet 15% van de gemeenten een mogelijke rol weggelegd. Database Hoewel niet alle gemeenten bekend zijn met de database van het ISSA vindt op één gemeente na iedereen dat deze voortgezet zou moeten worden (98%). De meeste respondenten (85%) zijn van mening dat dit op landelijke niveau zou moeten gebeuren terwijl 19% dit het liefst op regionaal of provinciaal niveau ziet. Het beheren van de database zou volgens 57% bij voorkeur een overheidstaak zijn. Daarnaast ziet 52% van de gemeenten hier een rol weggelegd voor een kenniscentrum of onderzoeksinstituut en ongeveer een tiende van de gemeenten voor een provinciale steunfunctie. Informatieproducten Na de database vindt 94% van de gemeenten de voortzetting van het aanbieden van informatieproducten over sociale activering, zoals de nieuwsbrief, brochures en handreikingen zeer of enigszins belangrijk. Dit zou volgens 89% van de gemeenten op landelijk niveau moeten plaatsvinden en volgens 21% op regionaal/provinciaal niveau. Driekwart denkt hierbij aan de overheid en 40% aan een kenniscentrum of onderzoeksinstituut. Ongeveer een tiende ziet deze taak bij voorkeur door een provinciale steunfunctie uitgevoerd. Helpdesk Voortzetting van de vraagbaakfunctie door middel van een telefonische helpdesk wordt door 91% van de gemeenten belangrijk gevonden. Dit zou volgens 78% landelijk moeten gebeuren. Als type organisatie wordt de overheid het meest genoemd (66%). Daarnaast wordt door bijna eenderde ook een kenniscentrum of onderzoeksinstituut genoemd (32%). Werkbezoeken worden door 58% van de respondenten enigszins belangrijk gevonden. Eén gemeente heeft aangegeven dit zeer belangrijk te vinden. De overige 39% van de gemeenten vindt de voorzetting hiervan niet belangrijk. Voortzetting zou volgens 45% regionaal/provinciaal, volgens een derde lokaal en volgens 27% landelijk plaats moeten vinden en dan bij voorkeur door de overheid (65%). Een kenniscentrum heeft bij 29% de voorkeur en ten slotte heeft 16% voorkeur voor een provinciale steunfunctie. De gemeenten geven bij alle activiteiten aan dat het belangrijk is dat ze voortgezet worden in de toekomst. Bij alle activiteiten wordt door een ruime meerderheid de voorkeur gegeven aan de overheid als uitvoerder. De voorkeur gaat hierbij uit naar voortzetting op landelijke niveau, met uitzondering van conferenties en werkbezoeken waar meer respondenten een regionaal of provinciaal niveau prefereren.
36
5.7.
Samenvattend
De meeste gemeenten (84%) hebben activiteiten of projecten op het gebied van sociale activering. Hiervoor wordt bij bijna alle gemeenten (88%) samengewerkt met verschillende afdelingen binnen de gemeente. Driekwart van de gemeenten heeft gehoord van het ISSA én weet wat het ISSA doet. Hoewel niet iedereen op de hoogte is van het feit dat het ISSA een samenwerkingsverband van SZW en VWS is, geeft 89% procent aan belang te hechten aan het feit dat het ISSA een overheidsinitiatief is. De belangrijkste redenen die hiervoor worden gegeven zijn dat er één aanspreekpunt is bij de overheid, dat het ISSA het welzijnsperspectief en het sociale zekerheidsperspectief combineert en dat het ISSA bewerkstelligt dat sociale activering op de politieke agenda staat. De meeste activiteiten van het ISSA zijn bekend bij gemeenten. De bekendste activiteiten zijn de Nieuwsbrief (98%), de Stimuleringsregeling (93%), de voortgangsenquête (73%) en de door het ISSA georganiseerde conferenties (68%). Meer dan de helft van de gemeenten (60%) vindt dat het ISSA een stimulerende werking heeft gehad op de sociale-activeringsprojecten van de gemeente. Hiervan vindt 56% dat dit heeft geleid tot een intensievere samenwerking tussen de beleidsterreinen Welzijn en Sociale Zaken. De gemeenten die vinden dat het ISSA géén stimulerende werking heeft gehad op socialeactiveringsprojecten (29%) zijn veelal al langer bezig met sociale activering. Bij hen is eveneens dikwijls al sprake van een samenwerking tussen de beleidsterreinen Welzijn en Sociale Zaken. De meeste gemeenten (88%) verkrijgen wel eens ondersteuning of informatie op het gebied van sociale activering van organisaties, anders dan het ISSA. De vier organisaties die hierbij het meest worden genoemd zijn: Divosa (71%), andere gemeenten (66%), StimulanSZ (57%) en de VNG (48%). Zo’n 44% van de gemeenten geeft aan behoefte te hebben aan andere of meer ondersteuning (informatie, advies et cetera) op het gebied van sociale activering. Er is met name behoefte aan (meer) voorlichting (96%), concrete instrumenten als protocollen, convenanten en handreikingen (64%) en deskundigheidsbevordering van beleidsmedewerkers en/of consulenten (50%). Iets meer dan de helft van de respondenten geeft eveneens aan behoefte te hebben aan directe toegang tot de ISSA-database met projecten over sociale activering (55%). De gemeenten vinden het van belang dat alle activiteiten worden voortgezet na beëindiging van het ISSA. Bij alle activiteiten wordt door een ruime meerderheid van de gemeenten de voorkeur gegeven aan de overheid als uitvoerder.
37
38
6.
SCHRIFTELIJKE EN TELEFONISCHE ENQUÊTE WELZIJNSORGANISATIES
6.1.
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de schriftelijke enquête en de telefonische enquête onder welzijnsorganisaties beschreven. De schriftelijke enquête is gestuurd naar organisaties uit het ISSA-bestand. Naast achtergrondkenmerken van de organisaties is aandacht voor bekendheid met het ISSA en voor het gebruik en de beoordeling van activiteiten en producten van het ISSA. Vervolgens wordt de informatie- en ondersteuningsbehoefte op het gebied van sociale activering van welzijnsorganisaties in kaart gebracht en met welke regionale of landelijke organisaties zij contact hebben. Daarnaast wordt beschreven welke activiteiten van het ISSA, volgens welzijnsorganisaties, voortgezet zouden moeten worden, op welk niveau en door welk type organisatie. Tot slot wordt in paragraaf 6.8. ingegaan op de resultaten van de telefonische enquête onder welzijnsorganisaties.
Welzijnsorganisaties en sociale activering
6.2.
Om een beeld te krijgen van het type welzijnsorganisatie dat aan de schriftelijke enquête heeft meegewerkt is gevraagd welke aanduiding de respondent het meest van toepassing vindt op zijn of haar organisatie. Tabel 6.1.
Welzijnsorganisaties Absoluut
%
Organisatie voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening
163
68,5
Organisatie gericht op één bepaalde doelgroep
115
48,3
Organisatie gericht op het plaatsen van vrijwilligers (vrijwilligerscentrale)
36
15,1
Anders24
26
10,9
*
Meer antwoorden mogelijk, hierdoor tellen de percentages niet op tot 100%.
Uit tabel 6.1. blijkt dat het merendeel van de organisaties (69%) door de respondenten wordt aangeduid als een organisatie voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening . Daarnaast is 48% van de organisaties gericht op één doelgroep, met als meest genoemde doelgroep dak- en thuislozen (17%). Van de welzijnsorganisaties richt 15% zich op het plaatsen van vrijwilligers (vrijwilligerscentrale). 25
24 25
Een aantal respondenten bleek bijvoorbeeld werkzaam bij een adviesbureau. Hiervan wordt 41% van de organisaties omschreven als ‘Algemeen Welzijnswerk’.
39
Verder heeft ongeveer een kwart van de respondenten aangegeven dat hun organisatie zowel is gericht op welzijn en maatschappelijke dienstverlening als op één doelgroep. Andere combinaties zijn ook genoemd, maar in mindere mate. Iets meer dan driekwart van de welzijnsorganisaties heeft activiteiten op het gebied van sociale activering. Bijna een kwart heeft géén activiteiten op het gebied van sociale activering, maar hiervan heeft 40% wel plannen voor activiteiten. Van de welzijnsorganisaties die activiteiten of projecten hebben op het gebied van sociale activering heeft 73% alléén op lokaal niveau activiteiten (gemiddeld vier activiteiten/projecten). Verder heeft 11% alléén activiteiten op regionaal niveau (gemiddeld drie activiteiten/projecten) en ten slotte heeft 17% zowel projecten op lokaal als op regionaal niveau. Voor activiteiten of projecten op het gebied van sociale activering is gemiddeld vijf fte beschikbaar. Het ISSA hanteert een definitie van sociale activering die het Welzijnsperspectief en het Sociale Zekerheidsperspectief combineert. Ongeveer de helft van de welzijnsorganisaties geeft aan dat deze definitie goed aansluit bij de visie van hun organisatie (47%). Circa eenderde van de organisaties (37%) geeft aan dat bovengenoemde definitie gedeeltelijk aansluit maar dat sociale activering zich vooral richt op het verhogen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken van sociaal isolement. Bij 12% van de organisaties is sociale activering evenwel meer gericht op arbeidstoeleiding.
6.3.
Bekendheid van het ISSA
Het ISSA maakt onder andere voor de verspreiding van haar Nieuwsbrief Sociale Activering gebruik van een databestand met adressen van welzijnsorganisaties in Nederland. Idealiter zijn alle welzijnsorganisaties die zijn aangeschreven voor het onderzoek op de hoogte van het bestaan van het ISSA en haar nieuwsbrief. In deze paragraaf wordt beschreven in hoeverre welzijnsorganisaties bekend zijn met het ISSA (zie onderstaande tabel) en of zij gebruik maken van activiteiten en producten van het ISSA. Tabel 6.2.
Bekendheid met het ISSA Absoluut
%
Ik heb er van gehoord én ik weet wat het ISSA doet
123
54,4
Ik heb er van gehoord, maar weet niet goed wat het ISSA doet
67
29,6
Niet bekend
36
15,9
n=
226
100,0
Missing
--
Totaal
226
40
De tabel toont dat, overeenkomstig de verwachting, een ruime meerderheid aangeeft van het ISSA gehoord te hebben (84%). Hiervan zegt 65% ook te weten wat het ISSA doet. Dat het ISSA een formeel samenwerkingsverband tussen het ministerie van VWS en het ministerie van SZW is, daarvan is 66% op de hoogte. Zo’n 12% van de welzijnsorganisaties die van het ISSA gehoord hebben, geeft aan niet te weten dat het ISSA een overheidsinitiatief is. Activiteiten Aan de welzijnsorganisaties is een reeks activiteiten en producten van het ISSA voorgelegd en aan hen is gevraagd aan te geven of ze ermee bekend zijn en of ze er gebruik van maken. Hieruit blijkt dat praktisch alle welzijnsorganisaties, die van het ISSA gehoord hebben, ook activiteiten van het ISSA kennen (96%). Verder maakt 93% van alle welzijnsorganisaties gebruik van het aanbod van één of meer van de activiteiten van het ISSA. In tabel 6.3. is de bekendheid van welzijnsorganisaties met de activiteiten en producten van het ISSA weergegeven. Tabel 6.3.
Bekendheid van welzijnsorganisaties met de activiteiten en producten van het ISSA Bekend
Uitvoering van de Stimuleringsregeling Sociale Activering
Abs. 108
% 59,3
Nieuwsbrief Sociale Activering
170
93,4
Conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA
132
72,5
Lezingen of presentaties door het ISSA op andere conferenties
62
34,1
Telefonische helpdesk
59
32,4
Databank projecten Sociale Activering ISSA
85
46,7
Werkbezoeken
33
18,1
Brochure: "Handreiking contract tussen cliënt en dienst"
44
24,2
Brochure: "Verslag van de startconferentie op 8 december 1999"
70
38,5
Brochure: "Sociale activering; inhoud en ontwikkeling (juni 2000)"
85
46,7
Brochure: "Conferentieverslag samenwerking: sociale activering, van beleid naar praktijk en terug (18 en 25 januari 2001)"
118
64,8
Anders
10
5,5
Als gekeken wordt naar de afzonderlijke activiteiten blijkt dat de Nieuwsbrief bij bijna alle respondenten bekend is (93%), ook zegt bijna iedereen (88%) de Nieuwsbrief te gebruiken. Na de nieuwsbrief zijn conferenties die het ISSA (mede) organiseert het meest bekend (73%). De helft van de respondenten die bekend zijn met de conferenties zegt hier eveneens gebruik van
41
te hebben gemaakt. Het product dat daarna het meest bekend is bij de respondenten, is de laatste brochure van het ISSA Deze is bij 65% van de respondenten bekend. 26
Niet-gebruik Aan de respondenten is ook gevraagd waarom zij van bepaalde activiteiten géén gebruik maken. Ongeveer de helft van de respondenten blijkt niet met alle activiteiten en producten bekend te zijn (54%). Er is evenwel niet één bepaalde activiteit te noemen die onder deze groep niet bekend is. Verder zegt een kwart van de respondenten dat hen de tijd ontbreekt van bepaalde activiteiten gebruik te maken (26%). Tevens geeft een aantal respondenten (17%) te kennen dat het aanbod van het ISSA niet aansluit op de informatiebehoefte van de organisatie. Beoordeling van het ISSA
6.4.
Bijna iedereen (91%) geeft aan belang te hechten aan het feit dat het ISSA een overheidsinitiatief is. Als belangrijkste reden wordt genoemd dat het ISSA bewerkstelligt dat sociale activering op de politieke agenda staat. Ook vindt men het belangrijk dat er één aanspreekpunt bij de overheid is en dat het ISSA het Welzijnsperspectief en het Sociale Zekerheidsperspectief combineert. Tabel 6.4.
Het is van belang dat het ISSA een overheidsinitiatief is omdat het: Absoluut
%
Belangrijk is dat er één aanspreekpunt is bij de overheid
65
37,6
Een positieve uitstraling heeft naar het veld
22
12,7
Maakt dat sociale activering op de politieke agenda staat
106
61,3
ISSA het Welzijnsperspectief en het Sociale Zekerheidsperspectief combineert
64
37,0
Anders
11
6,4
Om te weten of de inspanningen van het ISSA effect hebben gehad is gevraagd of het ISSA een stimulerende werking op de sociale-activeringsprojecten van welzijnsorganisaties heeft gehad. Iets minder dan de helft van de respondenten reageert hierop bevestigend (45%). Ongeveer de helft daarvan vindt dat de stimulerende werking van het ISSA geleid heeft tot een (meer) integrale aanpak van sociale-activeringsactiviteiten, waarin zowel aandacht is voor welzijnsaspecten als voor arbeidstoeleiding. Uit de toelichting van respondenten die vinden dat het ISSA een stimulerende rol heeft gespeeld komt een heel divers beeld naar voren. Sommige respondenten onderschrijven de stimulerende werking van het ISSA door aan te geven dat het ISSA veel informatie geeft, ruimte biedt voor het uitwisselen van ervaringen en een positief signaal vanuit de overheid vormt. Een kritische opmerking die wordt meegegeven is dat het ISSA zich meer moet openstellen voor nieuwe methodieken en experimenten. 26
Conferentieverslag samenwerking: sociale activering, van beleid naar praktijk en terug (18 en 25 januari 2001).
42
Er zijn ook respondenten (40%) die vinden dat het ISSA géén stimulerende werking heeft gehad. Uit de toelichting komt naar voren dit veelal organisaties zijn die al vóór de oprichting van het ISSA actief waren op het gebied van sociale activering. Daarnaast is voor een paar respondenten (2%) het productenaanbod van het ISSA onvoldoende bruikbaar om de vertaalslag naar de praktijk te maken. Alle activiteiten worden door de meeste organisaties beoordeeld als goed of voldoende. De percentages variëren van 81% tot 100%. Slechts 3% beoordeelt de Nieuwsbrief met een onvoldoende, 56% geeft een voldoende en 42% beoordeelt de Nieuwsbrief met een goed. De Nieuwsbrief is daarnaast ook het meest genoemd als het gaat om de belangrijkste activiteiten van het ISSA (41%). Het organiseren van conferenties wordt, gelijk met de uitvoering van de Stimuleringsregeling Sociale Activering, als een belangrijke activiteit van het ISSA beschouwd (27%). Deze conferenties worden door 90% van de respondenten als goed of voldoende beoordeeld.
6.5.
Ondersteuning op het gebied van sociale activering
De meeste organisaties (84%) hebben, voor het verkrijgen van ondersteuning of voorlichting, wel eens contact met andere regionale of landelijke organisaties dan het ISSA. Enkele organisaties (8%) hebben hiervoor alleen op lokaal niveau contact. De categorie ‘gemeenten’ wordt het meest genoemd als contactorganisatie (64%). Verder wordt het NIZW door 43% van de respondenten genoemd, gevolgd door het VOG (27%) en de provinciale steunfuncties (24%). Maar ook uitvoeringsinstellingen (uvi’s, 21%) en het NOV (18%) zijn genoemd als organisaties waarmee contact wordt gezocht op het gebied van sociale activering. Van deze organisaties wordt met name informatie over sociale-activeringsprojecten (63%) en informatie over beleidsontwikkelingen verkregen (56%). 27
Driekwart van de respondenten geeft aan dat hun organisatie knelpunten ondervindt bij het opzetten of uitvoeren van sociale-activeringsprojecten. Het meest genoemde knelpunt hierbij is gelegen in de communicatie en afstemming met de gemeente (53%), gevolgd door korte termijn financiering door de gemeente (45%) en onduidelijkheid omtrent (nieuwe) doelgroepen (35%). Los van eventuele knelpunten geeft 55% aan dat in het algemeen behoefte bestaat aan andere of extra ondersteuning (informatie, advies et cetera) op het gebied van sociale activering (zie tabel 6.5.). Bijna al deze respondenten hebben behoefte aan meer voorlichting (94%). De behoefte aan voorlichting ligt met name op het terrein van financieringsmogelijkheden (67%), methodiekontwikkeling (52%) en beleidsontwikkelingen (44%). 28
29
Ondersteuning wordt ook wenselijk geacht als het gaat om aandacht voor de praktijk (werkvloer) (40%). Maar er is ook behoefte aan deskundigheidsbevordering van medewerkers (38%) en aan aandacht voor de ervaringen en opvattingen van welzijnsorganisaties bij de ontwikkeling van 27 28 29
Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk Onder andere WAO, WW. Wel hebben organisaties die knelpunten ervaren significant meer behoefte aan ondersteuning.
43
beleid op lokaal niveau (38%). Organisaties die knelpunten ervaren hebben meer behoefte aan concrete instrumenten als protocollen en handreikingen. Tabel 6.5.
Behoefte aan ondersteuning op het gebied van sociale activering Absoluut 118
% 94,4
Meer conferenties en bijeenkomsten over sociale activering
18
14,5
Directe toegang tot de (ISSA)-Database met projecten sociale activering
44
35,5
Meer aandacht voor de praktijk ('werkvloer')
49
39,5
45
36,3
Advies omtrent knelpunten binnen een lopend project
21
16,9
Deskundigheidsbevordering medewerkers (bijvoorbeeld door cursussen)
47
37,9
Meer aandacht voor de ervaringen en opvattingen van welzijnsorganisaties bij de ontwikkeling van beleid op lokaal niveau
47
37,9
Meer aandacht voor de ervaringen en opvattingen van welzijnsorganisaties bij de ontwikkeling van beleid op nationaal niveau
29
23,4
Anders
12
9,7
(Meer) voorlichting
Concrete instrumenten (zoals protocollen en
6.6.
handreikingen)
Voortzetting activiteiten ISSA
Het ISSA is in principe op tijdelijke basis opgericht (tot uiterlijk 31 december 2002). Het is daarom van belang na te gaan welke activiteiten na beëindiging van het ISSA zouden moeten voortgezet. Hierbij is tevens gevraagd op welk niveau en door welk type organisatie dit het best gedaan kan worden. Conferenties Van de respondenten vindt 89% het van belang dat het (mede) organiseren van conferenties zou moeten voortgezet. De organisatie van conferenties zou vooral op landelijk (53%) dan wel regionaal niveau (48%) moeten worden voortgezet. Bij voorkeur zou dit door de overheid moeten worden georganiseerd. Zo’n 18% heeft een specifieke organisatie in gedachten. Database Hoewel niet iedereen bekend is met de database van het ISSA vindt 95% het (zeer) belangrijk dat de database behouden blijft. De database zou bij voorkeur op landelijk niveau gecontinueerd moeten worden (75%). Een kenniscentrum/onderzoeksinstituut en de overheid zijn hierbij meest genoemd (40% en 34%). Informatieproducten
44
Nagenoeg alle welzijnsorganisaties (99%) vinden het belangrijk dat informatieproducten als de Nieuwsbrief Sociale Activering en brochures/handreikingen blijven bestaan. Organisatie op landelijk niveau heeft bij 85% de voorkeur. Ongeveer de helft (47%) vindt dat dit door de overheid zou moeten worden gedaan en 37% vindt een kenniscentrum of onderzoeksinstituut hiervoor het meest geschikt.
Helpdesk Voor wat betreft de vraagbaakfunctie door middel van een telefonische helpdesk wordt door 86% van de respondenten aangegeven dat voortzetting hiervan belangrijk is. Ook de helpdesk zou volgens meer dan de helft van de welzijnsorganisaties (69%) voortgezet moeten worden op landelijk niveau. Een kenniscentrum of onderzoeksinstituut en de overheid worden hierbij het meest genoemd (respectievelijk 38% en 35%). Specifieke organisaties die hiervoor genoemd worden zijn divers. Werkbezoeken In vergelijking met andere activiteiten en producten van het ISSA wordt minder belang gehecht aan de continuering van werkbezoeken (56%). Indien de werkbezoeken worden voortgezet dan gaat de voorkeur uit naar uitvoering door de overheid (38%) of een kenniscentrum/onderzoeksinstituut (30%). Eerder werd al duidelijk dat de Nieuwsbrief en conferenties van het ISSA als belangrijke activiteiten worden gezien door welzijnsorganisaties. Als het gaat om de voortzetting van activiteiten dan geven welzijnsorganisaties echter aan dat alle activiteiten of producten van het ISSA voortgezet zouden moeten worden. Als gekeken wordt wie dat zou moeten doen, dan gaat de voorkeur veelal uit naar de overheid of een kenniscentrum of onderzoeksinstituut op nationaal niveau. Provinciale Steunfuncties staan hierbij evenwel op een goede derde plaats. Het percentage van respondenten dat een specifieke organisatie in gedachten heeft voor de overname van een bepaalde activiteit varieert van 14% tot 33%. De welzijnsorganisaties noemen hierbij een grote verscheidenheid aan organisaties. Door deze grote spreiding, zijn de ‘meest genoemde organisaties’ toch door een gering aantal respondenten genoemd. Op basis hiervan kunnen dus geen sluitende uitspraken gedaan worden.
6.7.
Samenvattend
De meeste organisaties die betrokken zijn bij dit deel van het onderzoek zijn organisaties voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening (68%). Iets meer dan driekwart van alle organisaties is actief op het gebied van sociale activering. Zoals verwacht heeft een ruime meerderheid van het ISSA gehoord (84%). En hoewel niet iedereen op de hoogte is van het feit dat het ISSA een samenwerkingsverband van SZW en VWS is, geeft 91 procent aan belang te hechten aan het feit dat het ISSA een overheidsinitiatief is. De belangrijkste redenen die hiervoor worden gegeven zijn dat het ISSA bewerkstelligt dat sociale activering op de politieke agenda staat, dat er één aanspreekpunt bij de overheid is en dat het ISSA het welzijnsperspectief en het sociale zekerheidsperspectief combineert.
45
Bijna alle organisaties die van het ISSA gehoord hebben kennen ook de activiteiten die ze onderneemt (96%). Iets meer dan de helft van de respondenten is evenwel niet bekend met álle activiteiten. Wel kent een ruime meerderheid de Nieuwsbrief (93%) en conferenties van het ISSA (73%). Samen met de Stimuleringsregeling worden deze activiteiten als de belangrijkste activiteiten van het ISSA beschouwd. Verder vindt 45% dat het ISSA een stimulerende werking op sociale-activeringsprojecten van welzijnsorganisaties heeft gehad. Respondenten die vinden dat het ISSA geen stimulerende werking heeft gehad waren veelal al langer op het gebied van sociale activering actief. De meeste organisaties (84%) hebben, voor het verkrijgen van ondersteuning of voorlichting, wel eens contact met andere regionale/landelijke organisaties dan het ISSA. Meest genoemd zijn ‘gemeenten’ (64%), het NIZW (43%), de VOG (27%) en een provinciale steunfunctie (24%). Ongeveer de helft (55%) geeft aan behoefte te hebben aan andere of meer ondersteuning (informatie, advies et cetera) op het gebied van sociale activering. Er is met name behoefte aan meer voorlichting (94%), maar ook aan meer aandacht voor de praktijk (40%), deskundigheidsbevordering en aandacht voor ervaringen en opvatting van welzijnsorganisaties bij de ontwikkeling van beleid op lokaal niveau (beiden 38%). Als het gaat om de voortzetting van activiteiten dan geven welzijnsorganisaties aan dat alle activiteiten of producten van het ISSA voortgezet zouden moeten worden. Wanneer gekeken wordt wie dat zou moeten doen, dan gaat de voorkeur veelal uit naar de overheid of een kenniscentrum/onderzoeksinstituut op nationaal niveau.
6.8.
Welzijnsorganisaties die géén contact hebben met het ISSA
Om uitspraken te kunnen doen over de bekendheid van het ISSA en de mening en opvattingen van organisaties waar het ISSA géén contact mee heeft, is een telefonische enquête gehouden onder welzijnsorganisaties. Net als bij de schriftelijke enquête onder welzijnsorganisaties staat de bekendheid van het ISSA, de beoordeling van de activiteiten en producten van het ISSA en de voortzetting van activiteiten, centraal. Voor de benadering van deze organisaties is gebruik gemaakt van gemeentegidsen. De geënquêteerde organisaties zijn geselecteerd op het criterium dat zij activiteiten of projecten over sociale activering hebben of plannen hiertoe. Allereerst zal beschreven worden welke typen organisaties aan de telefonische enquête hebben meegewerkt. Achtergrondkenmerken en sociale activering Iets meer dan de helft van de organisaties bevindt zich in een gemeente met meer dan 100.000 inwoners. Een derde van de organisaties is in kleine gemeenten, met minder dan 30.000 inwoners, gesitueerd. In tabel 6.6. is een overzicht gegeven van het aantal interviews naar gemeentegrootteklasse. Tabel 6.6.
Aantal interviews naar gemeentegrootteklasse Abs.
46
%
< 30.000
37
30,1
30.000 – 100.000
22
17,9
100.000 >
64
52,0
n=
123
Missing
--
Totaal
123
Er zijn naar verhouding meer interviews gehouden in middelgrote en grote gemeenten omdat in deze gemeenten meer welzijnsorganisaties zijn gesitueerd dan in kleine gemeenten. De gemeentegidsen zijn gebruikt om onderscheid te maken naar type organisatie. Iets meer dan de helft van de organisaties staat in de gemeentegidsen vermeld als organisatie voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening (55%). Hiervan staat bijna driekwart onder de kop ‘Algemeen Maatschappelijk Werk’. Ongeveer een kwart van de organisaties (24%) is gericht op het plaatsen van vrijwilligers en 14% valt onder de verslavingszorg óf onder crisisopvang. De meeste respondenten (79%) zijn bekend met de term sociale activering. de overige respondenten gebruiken hiervoor een andere term.
30
De organisaties van
Bekendheid met en beoordeling van het ISSA Iets minder dan een kwart van de respondenten heeft van het ISSA gehoord. Zo’n 65% van hen weet dat het ISSA een overheidsinitiatief is. Tweederde van deze 65% is eveneens op de hoogte van het feit dat het ISSA een samenwerkingsverband is van de ministeries van SZW en VWS. Van de respondenten die van het ISSA gehoord hebben kan 61% een aantal activiteiten van het ISSA noemen. In de onderstaande tabel is vermeld om welke activiteiten het gaat. Tabel 6.7. Genoemde activiteiten van het ISSA (n=18) Absoluut
30
Er is sprake van sociale activering wanneer de volgende vragen aangekruist kunnen worden. 1. Voert uw organisatie één van onderstaande activiteiten uit? * Vrijwilligerswerk (bemiddeling) * Begeleid leren * Cursus of training * Stage-achtige activiteiten 2. Uit welke doelgroepen komen de deelnemers van bovengenoemde activiteiten/projecten? *ABW’ers * WAO’ers * Alleenstaande ouders * Vrouwen *WW’ers * Ouderen * Jongeren * thuislozen * (Ex)verslaafden *Ex-gedetineerden * (Ex)-psychiatrische patiënten * Gehandicapten/chronisch zieken * Allochtonen
47
%
Dak-
en
Nieuwsbrief Sociale Activering
13
72,2
Conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA
7
38,9
Lezingen en presentaties door het ISSA op ander conferenties
10
55,6
Telefonische helpdesk
4
22,2
Databank projecten Sociale Activering ISSA
8
44,4
Brochures
12
66,7
Uit de tabel blijkt dat de Nieuwsbrief het meest is genoemd (72%), gevolgd door lezingen en presentaties door het ISSA op conferenties die niet door het ISSA zijn georganiseerd (56%). Ook de databank is regelmatig genoemd (44%). Zeven respondenten , die één of meer activiteiten van het ISSA kunnen noemen, hebben contact gehad met het ISSA of gebruik gemaakt van producten van het ISSA. Acht respondenten, die één of meer activiteiten van het ISSA kunnen noemen, hebben een algemene beoordeling gegeven van deze activiteiten. Deze is in alle gevallen goed of voldoende. Omdat het aantal respondenten klein is kunnen hier evenwel geen conclusies aan verbonden worden. 31
Uit de toelichting van de respondenten die activiteiten kennen, komt naar voren dat zij over het algemeen positief zijn over het ISSA. Opgemerkt is dat het ISSA goed georganiseerd is, informatief en klantgericht is. Eén respondent is minder positief. Hij vindt dat er nogal wat mitsen en maren aan de informatiebijeenkomsten van het ISSA zitten. Toekomst Aan alle respondenten zijn de activiteiten van het ISSA voorgelegd en is verteld dat het ISSA in principe op tijdelijke basis is opgericht. Vervolgens is gevraagd hoe belangrijk zij het vinden dat deze activiteiten, na de stopzetting van het ISSA, worden voortgezet. Over het algemeen zijn de respondenten van mening dat het belangrijk is dat de activiteiten voortgezet worden. De percentages variëren van 69% tot 90%. Met name over de informatieproducten (90%), de database (84%) en de conferenties (77%) wordt gezegd dat het belangrijk is dat deze in stand worden gehouden. Zowel respondenten die het ISSA kennen als respondenten die het ISSA niet kennen vinden het belangrijk dat de activiteiten worden voortgezet.
31
Vanwege het kleine aantal respondenten dat deze vragen heeft beantwoord worden absolute aantallen gebruikt in plaats van percentages.
48
7.
CONCLUSIE
7.1.
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksvragen beantwoord aan de hand van de resultaten van de verschillende onderdelen uit het onderzoek. Zoals in de onderzoeksopzet is beschreven, hebben de onderzoeksvragen betrekking op de doelstellingen, activiteiten en een mogelijk vervolg van (activiteiten van) het ISSA. Ter beantwoording van de vraag welke activiteiten het ISSA heeft uitgevoerd sinds januari 2000 wordt in paragraaf 7.2. een overzicht gegeven van de activiteiten van het ISSA. Vervolgens wordt in paragraaf 7.3. de onderzoeksvraag naar de bekendheid met het ISSA en de door het ISSA uitgevoerde activiteiten in het veld beantwoord. De bekendheid is gemeten bij de doelgroepen van het ISSA, gemeenten en welzijnsorganisaties. In paragraaf 7.4. komen de volgende onderzoeksvragen aan de orde: a. hoe worden de diverse activiteiten van het ISSA door het veld beoordeeld; b. in hoeverre hebben de activiteiten van het ISSA een stimulerende werking op de ontwikkeling en implementatie van sociale activering op lokaal en regionaal niveau. De beoordelingen van de doelgroepen van het ISSA, gemeenten en welzijnsorganisaties, wegen hierbij het zwaarst. De opmerkingen die tijdens de interviews van de quickscan zijn gemaakt zijn in dit hoofdstuk gebruikt ter aanvulling op de resultaten van de vragenlijsten onder gemeenten en welzijnsorganisaties. Ook de beoordeling van contextorganisaties is van een andere orde dan van gemeenten en welzijnsorganisaties en moet worden gezien in het licht van opvattingen over een eventuele voortzetting van (activiteiten van) het ISSA. In hoeverre de activiteiten van het ISSA overlap vertonen met activiteiten van andere organisaties en de vraag of er witte vlekken zijn in de activiteiten van het ISSA komt in paragraaf 7.5. aan de orde. Tot slot komt in paragraaf 7.6. aan de orde of activiteiten van het ISSA voortgezet zouden moeten worden en bij welke instanties deze activiteiten het best ondergebracht kunnen worden. Voor de beantwoording van deze vraag wordt gebruik gemaakt van de dataverzameling bij gemeenten, welzijnsorganisaties en contextorganisaties.
7.2.
Activiteiten van het ISSA
Het ISSA heeft het ondersteunen van de ontwikkeling en implementatie van sociale activering op lokaal en regionaal niveau als doel. Sinds januari 2000 tot de eerste helft van 2001 heeft het ISSA de volgende activiteiten uitgevoerd om deze doelstelling te realiseren: Stimuleringsregeling Sociale Activering: Het ISSA heeft van ongeveer mei 2000 tot eind 2000 de aanvragen voor de Stimuleringsregeling beoordeeld en verwerkt. Voortgangsenquête. Met behulp van een voortgangsenquête worden de projecten die stimuleringsgelden hebben gekregen gevolgd. Nieuwsbrief Sociale Activering. In november 2000 is het eerste nummer verschenen van de nieuwsbrief. Inmiddels zijn 5 nummers verschenen. In de nieuwsbrief worden onder andere ‘good-practices’ beschreven en worden nieuwe ontwikkelingen toegelicht.
49
Conferenties en lezingen. Het ISSA heeft in het kader van de Stimuleringsregeling een aantal workshops georganiseerd en heeft een aantal keren gesproken op bijeenkomsten. Met het NIZW en de VOG heeft het ISSA in 2000 een viertal regionale conferenties georganiseerd. Verder heeft het ISSA een bijdrage geleverd aan een aantal conferenties en bijeenkomsten. Telefonische helpdesk. Het ISSA is een telefonische helpdesk gestart die tijdens kantoren bereikbaar is voor informatieverzoeken. Database sociale activering. In de eerste helft van 2000 heeft het ISSA een projectendatabase ontwikkeld en opgezet. Het ISSA beheert de database en vult deze met projectbeschrijvingen. De database is per 1 november 2001 op internet operationeel. Werkbezoeken. Tot en met de eerste helft van 2001 heeft het ISSA 13 werkbezoeken afgelegd. In de tweede helft van 2001 (tot eind oktober) zijn 15 werkbezoeken afgelegd. Handreikingen en brochures. Het ISSA heeft de volgende informatieproducten ontwikkeld: Brochure ‘Sociale activering. Inhoud en ontwikkelingen’; handreiking ‘Cont(r)act tussen cliënt en dienst’; handreiking ‘Kleurrijke sociale activering’. Zoals eerder genoemd heeft het ISSA voor de invulling van zijn doelstelling bovengenoemde activiteiten opgezet en uitgevoerd. De Stimuleringsregeling is succesvol geweest. De activiteiten van het ISSA stonden in tweede helft van 2000 met name in het teken van het beoordelen en verwerken van de aanvragen. Andere activiteiten, met name het afleggen van werkbezoeken, kregen hierdoor minder aandacht. In de tweede helft van 2001 is een inhaalslag gemaakt in het afleggen van werkbezoeken. Geconcludeerd kan worden dat het ISSA alle geplande activiteiten heeft opgezet en uitgevoerd.
7.3.
Bekendheid van het ISSA
Zoals in de vorige paragraaf is beschreven onderneemt het ISSA tal van activiteiten om gemeenten en welzijnsorganisaties te ondersteunen op het gebied van sociale activering. Om ondersteuning te kunnen bieden is het nodig dat de doelgroepen bekend zijn met het ISSA. De bekendheid is gemeten onder gemeenten, welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft (zij maken deel uit van het ISSA-bestand) en welzijnsorganisaties waarmee het ISSA géén contact heeft. Uit de vragenlijsten blijkt duidelijk dat de bekendheid van het ISSA bij gemeenten groot is. Praktisch alle gemeenten hebben van het ISSA gehoord (92%). Van deze gemeenten weet 80% ook wat het ISSA doet. Verder blijkt uit het contextonderzoek dat ook organisaties uit de landelijke en regionale context van sociale activering bekend zijn met het ISSA. De bekendheid van het ISSA onder welzijnsorganisaties die deel uitmaken van het ISSA-bestand is, net als onder gemeenten, groot (84%). Tweederde van hen heeft niet alleen van het ISSA gehoord maar weet ook wat het ISSA doet. Daarnaast is er echter een groep welzijnsorganisaties die wel (plannen voor) activiteiten of projecten heeft op het gebied van sociale activering, maar waarmee het ISSA géén contact heeft. De bekendheid van het ISSA is bij deze organisaties beduidend minder (23%). De bekendheid van het ISSA in het veld is niet alleen gemeten door te vragen of het veld gehoord heeft van het ISSA. Eveneens is gekeken naar de bekendheid met een aantal kenmerken en specifieke activiteiten. Eén specifiek kenmerk van het ISSA is dat zij een formeel samenwerkingsverband tussen het ministerie van VWS en het ministerie van SZW is. Van hen
50
die van het ISSA gehoord hebben, is het merendeel op de hoogte van dit samenwerkingsverband. Bij de gemeenten is dit 72%. Bij welzijnsorganisaties ligt dit iets lager. Van welzijnsorganisaties die contact hebben met het ISSA en die van het ISSA gehoord hebben is 66% op de hoogte van het samenwerkingsverband. Van de welzijnsorganisaties waarmee het ISSA géén contact heeft maar die wel van het ISSA gehoord hebben is 65% op de hoogte van het samenwerkingsverband. Bekendheid met activiteiten van het ISSA Wat betreft de bekendheid met de activiteiten van het ISSA blijkt dat bijna alle gemeenten (98%) en welzijnsorganisaties uit het ISSA-bestand (96%) één of meer activiteiten van het ISSA kennen. Verder zijn er géén activiteiten die bij geen enkele gemeente of welzijnsorganisatie bekend zijn. De volgende tabel geeft een overzicht van de bekendheid van de activiteiten van het ISSA onder gemeenten en welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft. Tabel 7.1.
Bekendheid van de activiteiten van het ISSA
Uitvoering van de Stimuleringsregeling Sociale Activering
Bekendheid gemeenten Abs. %* 41 93,2
Bekendheid welzijnsorganisaties Abs. %* 108 59,3
Voortgangsenquête stimuleringsregeling
32
72,7
**
**
Nieuwsbrief Sociale Activering
43
97,7
170
93,4
Conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA
30
68,2
132
72,5
Lezingen of presentaties door het ISSA op andere conferenties
18
40,9
62
34,1
Telefonische helpdesk
27
61,4
59
32,4
Databank projecten Sociale Activering ISSA
29
65,9
85
46,7
Werkbezoeken
6
13,6
33
18,1
Brochure: "Handreiking contract tussen cliënt en dienst"
19
43,2
44
24,2
Brochure: "Verslag van de startconferentie op 8 december 1999"
24
54,5
70
38,5
Brochure: "Sociale activering; inhoud en ontwikkeling (juni 2000)"
24
54,5
85
46,7
Brochure: "Conferentieverslag samenwerking: sociale activering, van beleid naar praktijk…en terug (18 en 25 januari 2001)"
23
52,3
118
64,8
Anders
2
4,5
10
5,5
* **
Meer antwoorden mogelijk. De percentages tellen daarom niet op tot 100%. Aan welzijnsorganisaties is niet naar de bekendheid gevraagd, omdat deze op hen niet van toepassing is.
Zoals blijkt uit de tabel is de bekendheid met de Nieuwsbrief is het grootst. Hiervan wordt ook het meest gebruik gemaakt. Verder bestaat de indruk dat gemeenten activiteiten van het ISSA
51
vaker kennen dan welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft. Uitzonderingen zijn de laatste brochure, werkbezoeken en conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA. Bij welzijnsorganisaties die géén contact hebben met het ISSA zijn de activiteiten het minst bekend (15%). Wat betreft de bekendheid van het ISSA onder welzijnsorganisaties is er nog een slag te maken. Dit blijkt ook uit de landelijke dekking van de welzijnsorganisaties in het mailingbestand van het ISSA. De welzijnsorganisaties uit het mailingbestand zijn gevestigd in ongeveer 200 Nederlandse gemeenten. Dit is 37% van de Nederlandse gemeenten.
7.4.
Beoordeling van het ISSA
In deze paragraaf komt aan de orde hoe gemeenten en welzijnsorganisaties het ISSA beoordelen. Bij de beantwoording van deze vraag is rekening gehouden met een aantal aspecten. Er is onderscheid gemaakt tussen afzonderlijke activiteiten van het ISSA en werkzaamheden van het ISSA in het algemeen. Tevens is gevraagd of het ISSA een stimulerende werking op de ontwikkeling en implementatie van sociale activering op lokaal en regionaal niveau heeft gehad. Ter aanvulling zijn opmerkingen uit de quickscan en van contextorganisaties opgenomen. Contextorganisaties zijn géén doelgroep van het ISSA, wél zijn zij partijen in het veld. Aan hen is gevraagd hun mening te geven over de toekomst van het ISSA. De beoordelingen die zij geven over het ISSA moeten in dit licht bezien worden. Activiteiten van het ISSA Alle activiteiten worden door het merendeel van de gemeenten en welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft,beoordeeld als goed of voldoende. De percentages variëren van 81% tot 100%. De brochures en de nieuwsbrief worden het vaakst met een goed of voldoende beoordeeld. Zowel gemeenten als welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft, hebben aangegeven welke activiteiten zij het belangrijkst vinden. De gemeenten hebben hier met name de uitvoering van de Stimuleringsregeling genoemd. Daarnaast noemen zowel gemeenten als welzijnsorganisaties de nieuwsbrief, de conferenties en de databank met sociale-activeringsprojecten. Welzijnsorganisaties waarmee het ISSA géén contact heeft is gevraagd naar een beoordeling van de activiteiten van het ISSA in het algemeen. Ongeveer eenderde (63%) beoordeelt de activiteiten als goed en 38% als voldoende. De activiteiten van het ISSA worden over het algemeen goed beoordeeld. Dit betekent echter niet dat er geen punten van kritiek zijn. Zo geeft ongeveer 16% van de gemeenten en welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft aan dat het aanbod van het ISSA niet aansluit bij de informatie- en ondersteuningsbehoefte. Hier wordt in de volgende paragraaf verder op ingegaan. Uit de quickscan en het contextonderzoek komt naar voren dat de informatie die verstrekt wordt door middel van de nieuwsbrief, conferenties en brochures helder is. De meeste respondenten geven echter aan behoefte te hebben aan een meer kritische inslag, meer aandacht voor wat niet goed gaat, voor de knelpunten en de oplossingen. Met name welzijnsorganisaties (uit de quickscan) vinden de nieuwsbrief en de brochures ook erg theoretisch, te veel op het
52
beleidsniveau gericht en daarmee voor hen te weinig bruikbaar. Daarnaast bestaat, bij zowel een aantal welzijnsorganisaties als contextorganisaties, de indruk dat het ISSA meer op gemeenten is gericht dan op welzijnsorganisaties. Meer aandacht van het ISSA voor welzijnsorganisaties wordt door hen wenselijk gevonden. In de vorige paragraaf is beschreven dat gemeenten vaker bekend zijn met activiteiten van het ISSA. Wél zijn er uitzonderingen. Welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft zijn vaker bekend met conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA, het conferentieverslag van de laatste conferentie en de werkbezoeken. Stimulerende werking van het ISSA De activiteiten van het ISSA worden positief beoordeeld, maar hebben de activiteiten van het ISSA ook een stimulerende werking gehad op de sociale-activeringsprojecten van gemeenten en welzijnsorganisaties? Van de gemeenten bevestigt 60% dat het ISSA een stimulerende werking heeft gehad op de sociale-activeringsprojecten binnen de gemeenten. Bij 56% van deze gemeenten heeft dit ook geleid tot een (intensievere) samenwerking tussen de beleidsterreinen Welzijn en Sociale Zaken. Er zijn ook gemeenten (29%) die vinden dat het ISSA géén stimulerende werking heeft gehad. Uit de toelichting die is gegeven komt naar voren dat bij deze gemeenten socialeactiveringsprojecten al opgestart waren vóór de oprichting van het ISSA. Daarnaast is opgemerkt dat samenwerking tussen de beleidsterreinen Welzijn en Sociale Zaken al bestond. Ook op welzijnsorganisaties heeft het ISSA een stimulerende werking gehad (45%). Bij 49% van de organisaties uit het ISSA-bestand heeft dit geleid tot een (meer) integrale aanpak van sociale-activeringsactiviteiten, waarin zowel aandacht is voor welzijnsaspecten als voor arbeidstoeleiding. Hierbij is het belangrijk om te weten dat de definitie van sociale activering die het ISSA hanteert aansluit bij de visie van zowel gemeenten als welzijnsorganisaties. Wél geeft 37% van de welzijnsorganisaties aan dat zij zich vooral op het verhogen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken van sociaal isolement richten. Ook enkele contextorganisaties zeggen dit te doen. Uit de quickscan komt verder naar voren dat het ISSA (nog) meer kan betekenen als zij gemeenten en welzijnsorganisaties meer zou prikkelen met bijvoorbeeld creatieve ideeën. De indruk bestaat dat alleen al het feit dat het ISSA een overheidsinitiatief is een stimulerende werking heeft op het veld. Ongeveer 90% van de gemeenten en welzijnsorganisaties hecht er belang aan dat het ISSA een overheidsinitiatief is. De helft van de gemeenten vindt dit belangrijk omdat er hiermee één aanspreekpunt is bij de overheid. Welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft, hechten hier ook belang aan, maar vaker nog is door hen aangegeven dat met dit overheidsinitiatief sociale activering op de politieke agenda staat. Contextorganisaties benadrukken het belang van het samenwerkingsverband tussen SZW en VWS. Juist de samenwerking van de twee belangrijkste departementen op het terrein van sociale activering heeft volgens hen een meerwaarde voor het veld. Het is een signaal voor de ontwikkeling van een integraal beleid. Bovendien maakt de samenwerking het signaleren en oppakken van hiaten in het beleid eenvoudiger. Het NIZW, Prisma Brabant, Federatie Opvang, de VOG, Divosa en StimulanSZ en meerdere respondenten uit de quickscan geven aan dat bij een eventueel vervolg van het ISSA hier meer aandacht voor zou moeten zijn.
53
7.5.
Activiteiten van andere organisaties in het veld
Niet alleen het ISSA maar ook andere organisaties hebben activiteiten op het gebied van sociale activering. Ongeveer 90% van de gemeenten en welzijnsorganisaties heeft in dit kader wel eens contact met andere organisaties en maakt gebruik van hun ondersteuningsaanbod. Gemeenten noemen hierbij vooral Divosa, andere gemeenten en StimulanSZ. Welzijnsorganisaties noemen vooral gemeenten, het NIZW, de VOG en provinciale steunfuncties. Gezamenlijk bieden deze organisaties een grote verscheidenheid aan activiteiten. Deze variëren van belangenbehartiging, informatievoorziening, conferenties, methodiekontwikkeling, cursussen tot het opstellen van handreikingen. Met uitzondering van belangenbehartiging, methodiekontwikkeling en cursussen worden soortgelijke activiteiten ook door het ISSA uitgevoerd. Er is dus sprake van een zekere overlap in activiteiten van het ISSA en andere organisaties. Hiermee is echter niet gezegd dat deze activiteiten overbodig worden gevonden. In paragraaf 7.6 wordt hier verder op ingegaan. Wél is duidelijk dat het ISSA uniek is in de zin dat alle activiteiten in het teken staan van sociale activering. Zo is er géén andere nieuwsbrief of databank die uitsluitend sociale activering als onderwerp heeft. Zowel gemeenten als welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft, hebben in het algemeen behoefte aan andere of meer ondersteuning op het gebied van sociale activering (respectievelijk 44% en 55%). Vormen van ondersteuning die het ISSA biedt en waar behoefte aan is, zijn voorlichting en concrete instrumenten als handreikingen. Deze behoefte is het grootst bij welzijnsorganisaties die knelpunten ervaren bij het opzetten en uitvoeren van socialeactiveringsactiviteiten. Tevens zouden respondenten directe toegang willen hebben tot de ISSAdatabank met informatie over sociale-activeringsprojecten. Uit de quickscan komt naar voren dat gemeenten behoefte hebben aan concrete instrumenten die zijn toegespitst op het begin van het traject, zoals aanbestedingsprocedures. Of zoals een respondent opmerkte: “aan de brochure ‘handreiking contract tussen cliënt en dienst’ gaat een heel traject vooraf”. Ook welzijnsorganisaties hebben behoefte aan ondersteuning aan het begin van het traject. Een voorbeeld dat is genoemd is het project kostprijsberekening dat door het NIZW wordt uitgevoerd. Daarnaast bestaat er behoefte aan ondersteuning die op dit moment niet door het ISSA geboden wordt. In dit onderzoek worden dit de zogenaamde witte vlekken in de activiteiten van het ISSA genoemd. Deskundigheidsbevordering door middel van trainingen of cursussen voor medewerkers van gemeenten en welzijnsorganisaties is er daar één van. Eveneens is aangegeven dat er meer aandacht zou moeten zijn voor de ervaringen en opvattingen van gemeenten dan wel welzijnsorganisaties bij de ontwikkeling van beleid. Tot slot heeft een deel van de respondenten behoefte aan advies omtrent knelpunten binnen een lopend project. Bij het opzetten of uitvoeren van sociale-activeringsprojecten ervaren gemeenten (63%) en welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft (75%) knelpunten. Bij gemeenten hebben deze knelpunten betrekking op te weinig kennis van en onduidelijkheid omtrent (nieuwe) doelgroepen (onder andere WAO en WW). Ook te weinig kennis van de infrastructuur van sociale activering en communicatie en afstemming met organisaties die socialeactiveringsprojecten uitvoeren leveren knelpunten op. Welzijnsorganisaties ervaren ‘communicatie met hun gemeente’ en ‘de korte termijn financiering van gemeenten’ als
54
knelpunten. Andere door welzijnsorganisaties ervaren knelpunten zijn de diversiteit en complexiteit van wettelijke regelingen en onduidelijkheid omtrent (nieuwe) doelgroepen. Bovengenoemde maakt duidelijk dat het veld behoefte heeft aan (meer) ondersteuning bij het opzetten en uitvoeren van sociale-activeringsprojecten. Of deze ondersteuning door het ISSA geboden zou moeten worden, daar wordt in de volgende paragraaf op ingegaan.
Het vervolg
7.6.
Vanuit verschillende perspectieven is een beeld gegeven van het ISSA en haar activiteitenpakket. Naast een mening over de huidige situatie, hebben de verschillende organisaties ook ideeën gegeven hoe de toekomst eruit zou moeten zien. De volgende paragraaf geeft een overzicht van dit toekomstbeeld gegeven door gemeenten, welzijnsorganisaties en contextorganisaties. In tabel 7.2. wordt een overzicht gegeven van gemeenten en welzijnsorganisatie waarmee het ISSA contact heeft naar voortzetting van activiteiten. Tabel 7.2.
Voortzetting activiteiten is zeer of enigszins belangrijk Conferenties % 82,9
Database % 97,8
Infoprodukten % 93,6
Helpdesk % 90,5
Werkbezoeken % 61,3
Welzijnsorganisaties
88,8
94,5
98,9
85,9
55,5
Totaal gemiddelde
85,9
96,2
96,3
88,2
58,4
Gemeenten
De tabel maakt duidelijk dat zowel gemeenten als welzijnsorganisaties waarmee het ISSA contact heeft, het belangrijk vinden dat alle activiteiten, na opheffing van het ISSA, worden voortgezet. Voor de werkbezoeken vindt men dit minder belangrijk dan voor de overige activiteiten, hoewel het hier toch nog om bijna 60% van de respondenten gaat. Ook welzijnsorganisaties waarmee het ISSA géén contact heeft vinden het belangrijk dat de activiteiten worden voortgezet. Met uitzondering van de werkbezoeken liggen de percentages echter iets lager dan bij gemeenten en welzijnsorganisaties uit het ISSA-bestand. Nagenoeg iedereen geeft voor de voortzetting van deze activiteiten de voorkeur aan organisaties die op landelijk niveau werkzaam zijn. Voor gemeenten vormen conferenties en werkbezoeken hierop een uitzondering. Deze kunnen volgens hen het beste op provinciaal of regionaal niveau plaatsvinden. Een overheidsinstelling zou daarvoor het meest geschikt zijn. Ook welzijnsorganisaties hebben een voorkeur voor de overheid, maar daarnaast worden een kenniscentrum en, in mindere mate, een provinciale steunfunctie eveneens als potentiële kandidaten gezien. Zowel gemeenten als welzijnsorganisaties hebben géén specifieke organisaties in gedachten die bepaalde activiteiten zouden kunnen overnemen. Contextorganisaties hechten met name belang aan het voortzetten van de nieuwsbrief en de database. De nieuwsbrief zou na beëindiging van het ISSA in een tijdschrift kunnen worden
55
geniet. Genoemd hiervoor zijn onder andere ‘Passage’, ‘Sociale Sector’, Viszie en VNG Transferpunt Armoede. Ook wordt het internet genoemd als middel om een nieuwsbrief over sociale activering te verspreiden. Voor de voortzetting van de database zijn onder andere de VNG, de VOG, StimulanSZ, het Trimbosinstituut en het NIZW genoemd. Welzijnsinstellingen, gemeenten én contextorganisaties zijn overtuigd van het nut van een instantie als het ISSA. Een dergelijke instantie garandeert volgens contextorganisaties de samenwerking tussen de twee betrokken ministeries en een gezamenlijke visie op sociale activering. Welzijnsorganisaties zijn van mening dat met een overheidsinitiatief sociale activering hoog op de agenda staat. Gemeenten daarentegen vinden het vooral belangrijk dat er één aanspreekpunt is. Contextorganisaties geven aan dat na een eventuele beëindiging van het ISSA de samenwerking tussen SZW en VWS (voorlopig) zou moeten worden voortgezet. De meeste contextorganisaties zijn daarbij van mening dat de nadruk minder zou moeten liggen op uitvoerende taken en meer op beleidstaken. Het gaat om signaleren van hiaten in het landelijk beleid en het maken van een vertaalslag van de praktijk naar beleid. Zij zijn van mening dat, juist omdat het ISSA een samenwerkingsverband is van SZW en VWS, het hiervoor uitermate geschikt is. Daarnaast wordt door een aantal contextorganisaties aangegeven dat bij een eventueel vervolg er meer aandacht zou moeten zijn voor welzijnsorganisaties en het welzijnsperspectief. Aanbevelingen De respondenten in het onderzoek geven een aantal aanbevelingen voor de toekomst. Achter de aanbevelingen is aangegeven door welke respondenten deze zijn gegeven. De aanbevelingen moeten worden geïnterpreteerd als verbeterpunten op het terrein van sociale activering. 32
•
Ondersteuning aan welzijnsorganisaties kan worden vergroot door de mailinglist van het ISSA van welzijnsorganisaties uit te breiden (welzijnsorganisaties telefonische enquête).
•
Met het ISSA is er één centraal aanspreekpunt voor sociale activering bij de Rijksoverheid. Deze “één-loket benadering” wordt als meerwaarde ervaren door het veld en hieraan zou na een mogelijke beëindiging van het ISSA een vervolg moeten worden gegeven (gemeenten, welzijnsorganisaties en contextorganisaties).
•
Meer aandacht voor de samenwerking tussen welzijnsorganisaties en gemeenten (welzijnsorganisaties, gemeenten en contextorganisaties).
•
Meer aandacht voor contextorganisaties).
•
Er is betere afstemming mogelijk tussen overheid en contextorganisaties, maar ook tussen contextorganisaties onderling (contextorganisaties).
32
Respondenten van de schriftelijke vragenlijst onder welzijnsorganisaties zijn hierbij genoemd ‘welzijnsorganisaties’; respondenten van de telefonische enquête onder welzijnsorganisaties zijn genoemd ‘welzijnsorganisaties telefonische enquête’.
de
rol
van
welzijnsorganisaties
56
(welzijnsorganisaties
en
•
Een overheidsinitiatief op het gebied van sociale activering in navolging van het ISSA zou zich minder op uitvoerende taken moeten richten en meer op het ontwikkelen en verbeteren van overheidsbeleid voor sociale activering (contextorganisaties).
•
Het is wenselijk contextorganisaties te betrekken bij de discussie over voortzetting en mogelijke overname van deze activiteiten (contextorganisaties).
57
58
BIJLAGEN
59
60
BIJLAGE I:
GEBRUIKTE DOCUMENTEN EN LITERATUUR
Toespraak minister de Vries op conferentie ‘activering versterkt’ op 8 december 1999. SZW. Directie voorlichting, bibliotheek en documentatie. Nr. 99/224. Notitie SZW en VWS over het opstellen van een informatiepunt sociale activering. SZW en VWS. Den Haag, 1999. Samenwerkingsovereenkomst inzake ISSA. VWS en SZW. Den Haag, 18 januari 2000. Begroting/budgetaanvraag ISSA 2000. Werkgroep Sociale Activering. Werkplan 2000 Informatie- en Servicepunt Sociale Activering. Werkgroep Sociale Activering. Cont(r)act tussen cliënt en dienst. Handreiking. ISSA. Den Haag , 2000. Sociale Activering. Inhoud en ontwikkelingen. Brochure. ISSA. Den Haag, juni 2000. Voortgangsrapportage ISSA januari-april 2000. Werkgroep Sociale Activering. ISSA in de tweede helft van 2000. Werkgroep Sociale Activering. Begroting/budgetaanvraag ISSA 2001. Werkgroep Sociale Activering. Aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Voortgangsverslag ISSA. Szw0000033. ‘sGravenhage, 17 januari 2001. Kamervragen ISSA en sociale activering. Kenmerk BZ/ACT/01/13516, SZW, 6 april 2001. Samenwerking: sociale activering van beleid naar praktijk… en terug. Conferentieverslag. ISSA. Den Haag, mei 2001. Verslagen Werkgroep Sociale Activering. 11-01-2000 t/m 17-05-2001. Kleurrijke sociale activering. Handreiking om allochtonen te betrekken bij sociale activering. ISSA. Den Haag, september 2001. Nieuwsbrief Sociale Activering. Nummer 0 t/m 4. ISSA. Den Haag. Wijziging van de Abw, de IOAW en de IOAZ in verband met het verruimen van de mogelijkheid tot tijdelijke ontheffing van de sollicitatieverplichting t.b.v. deelnemers aan sociale-activeringsactiviteiten. Kenmerk BZ/ACT/01/25256, SZW. Wet van 12 februari 2001 tot wijziging van de Abw, de IOAW en de IOAZ in verband met het verruimen van de mogelijkheid tot tijdelijke ontheffing van de sollicitatieverplichting t.b.v. deelnemers aan sociale-activeringsactiviteiten. nr.109, Staatsblad 2001.
61
ISSA na 2001; advies van de Werkgroep Sociale Activering. Informatie over de projectendatabase van het ISSA. Werkgroep Sociale Activering.
62
BIJLAGE II:
CHECKLIS T QUICKSCAN
Route: - Bekend met ISSA: A, B, C, D - Niet bekend met ISSA: C, B, D
A. Bekendheid met en beoordeling van ISSA - naam - definitie sociale activering - ISSA activiteiten: * Nieuwsbrief * conferenties, seminars * werkbezoeken * telefonische helpdesk * handreiking/ brochures * informatievideo * stimuleringssubsidie * anders? B. Soortgelijke organisaties als ISSA - zijn er vergelijkbare organisaties - wordt hier gebruik van gemaakt en waarvan precies - hoe wordt dit beoordeeld - hoe wordt dit beoordeeld in vergelijking met ISSA C. Sociale activering binnen de gemeente/welzijnsorganisaties - definitie sociale activering - globaal beeld beleid en activiteiten - stimuleringssubsidie - samenwerking met welke organisaties (lokaal/regionaal/nationaal) - stimulerende rol ISSA bij beleid/activiteiten - toekomstplannen - behoefte aan (extra) ondersteuning - zou ISSA daarin kunnen voorzien - welke andere partijen zouden een rol kunnen spelen D. Situatie na stopzetting ISSA - welke activiteiten zouden moeten worden voortgezet - door wie kan wat het best worden gedaan (welke organisaties en landelijk, regionaal, lokaal)
63
64
BIJLAGE III: SCHRIFT ELIJKE VRAGENLIJST GEMEENTEN
Evaluatieonderzoek Informatie- en Servicepunt Sociale Activering (ISSA)
Vragenlijst GSD-panel s.v.p. terugsturen vóór 22 augustus 2001
Houten, 17 juli 2001
65
TOELICHTING OP DE VRAGENLIJST Introductie In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voert onderzoeksbureau Ipso Facto een evaluatie uit van het Informatie- en Servicepunt Sociale Activering (ISSA). Deze evaluatie bestaat uit een aantal onderdelen, waarbij verschillende instrumenten worden gebruikt. Eén van de onderdelen van het onderzoek betreft de bekendheid met het ISSA en de waardering ervan door gemeenten. Om dit te bepalen heeft Ipso Facto de voorliggende vragenlijst aan alle 67 gemeenten uit het GSD-panel verstuurd. Ook als u niet bekend bent met het ISSA is het van belang dat u de vragenlijst invult. De vragenlijst In de vragenlijst komen de volgende onderwerpen aan de orde: kenmerken van uw gemeente; projecten en activiteiten op het gebied van sociale activering van uw gemeente; de bekendheid met het ISSA, de activiteiten die het ISSA onderneemt of informatieproducten en diensten die het ISSA aanbiedt; uw opvattingen en beoordeling over het producten- en dienstenaanbod van het ISSA; uw opvattingen over de activiteiten van het ISSA in de toekomst. De vragenlijst is zo opgesteld dat deze snel kan worden ingevuld. Indien gewenst kan uiteraard met collega’s of andere betrokkenen worden overlegd. Bij een deel van de vragen is het de bedoeling dat één antwoord wordt aangekruist. Bij vragen waar meer dan één antwoord kan worden aangekruist, wordt dat vermeld. Bij sommige vragen is het mogelijk een toelichting of voorbeeld te geven. Afhankelijk van de antwoorden die u invult, kunt u bepaalde vragen overslaan. Dit is aangegeven in de vragenlijst. Contact Mocht u vragen hebben over de vragenlijst of het invullen ervan, dan kunt u contact opnemen met bureau Ipso Facto. Contactpersonen zijn Marieke Blommesteijn, Mario van den Berg of Mariëlle Jansen, bereikbaar onder telefoonnummer 030-637 83 30. Bij voorbaat dank en veel succes met het invullen van de vragenlijst!
66
SOCIALE ACTIVERING IN UW GEMEENTE De meeste gemeenten zijn betrokken bij activiteiten of projecten gericht op sociale activering. Deze activiteiten of projecten kunnen onderdeel zijn van een breder programma sociale activering. 1.
Kunt u aangeven of, en zo ja, bij hoeveel (lokale en/of regionale) activiteiten of projecten op het gebied van sociale activering de gemeente betrokken is? q
... .... Ja, bij: .... ...
Ja, bij:
activiteiten/projecten op lokaal niveau
q activiteiten/projecten op regionaal/provinciaal niveau q Nee, niet betrokken bij activiteiten maar wel in de nabije toekomst Ü ga naar vraag 5 q Nee, de gemeente is zelf niet betrokken bij projecten Ü Indien u nog nooit van het ISSA gehoord heeft is dit het einde van de vragenlijst, heeft u wel van het ISSA gehoord ga dan door naar vraag 5 2.
Kunt u aangeven hoeveel personele capaciteit (fte) in de gemeentelijke organisatie beschikbaar is voor sociale activering? .......................................................................
3.
Welke gemeentelijke afdelingen of diensten zijn betrokken bij deze projecten? (Meer antwoorden mogelijk) q Dienst of afdeling Sociale Zaken/GSD q Dienst Welzijn q Anders, namelijk: ..............................….....................…..................................................
4.
Wordt er door gemeentelijke afdelingen en/of diensten samengewerkt op projecten gericht op sociale activering? q Ja q Nee q Weet niet
HET ISSA 5.
In hoeverre bent u bekend met het ISSA (Informatie- en Servicepunt Sociale Activering)? q Ik heb er van gehoord én ik weet wat het ISSA doet q Ik heb er van gehoord, maar weet niet goed wat het ISSA doet q Niet bekend Ü ga naar vraag 15
67
6.
Het ISSA is een formeel samenwerkingsverband tussen het ministerie van VWS en het ministerie van SZW. Bent u hiervan op de hoogte? q Ja, ik ben op de hoogte van de inzet van beide ministeries in het ISSA q Gedeeltelijk, ik ben op de hoogte van de inzet van één van de genoemde ministeries in het ISSA q Nee, ik wist niet dat het ISSA een overheidsinitiatief is
7.
Hecht u belang aan het feit dat het ISSA een overheidsinitiatief is? q Ja, omdat het: q belangrijk is dat er één aanspreekpunt is bij de overheid q een positieve uitstraling heeft naar het veld q maakt dat sociale activering op de politieke agenda staat q ISSA het Welzijnsperspectief en het Sociale Zekerheidsperspectief combineert q anders, namelijk: ............................................................................ ........................................................................................................ ........................................................................................................ q Nee q Weet niet
ISSA hanteert de volgende definitie van sociale activering: "Het verhogen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle activiteiten (sociale activerings-activiteiten) die eventueel een eerste stap op weg naar betaald werk kunnen betekenen". 8.
In hoeverre sluit de bovenstaande definitie aan bij de definitie van uw gemeente. q De definitie sluit goed aan bij de visie van de gemeente q De definitie sluit gedeeltelijk aan, maar voor de gemeente richt sociale activering zich vooral op het verhogen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken van sociaal isolement q De definitie sluit gedeeltelijk aan, maar voor de gemeente is sociale activering vooral gericht op arbeidstoeleiding. q De gemeente hanteert een geheel andere definitie van sociale activering q De gemeente hanteert geen vaststaande definitie q Weet niet
ACTIVITEITEN VAN HET ISSA Eén van de doelstellingen van het ISSA is het op lokaal en regionaal niveau ondersteunen van de ontwikkeling en uitvoering van sociale activering. Om deze doelstelling te bereiken onderneemt het ISSA diverse activiteiten en biedt het ISSA diensten en informatieproducten aan gemeenten en welzijnsorganisaties. De nu volgende vragen gaan in op deze activiteiten en informatieproducten.
68
9.
Hieronder wordt een aantal activiteiten en producten van het ISSA opgesomd. a. Kunt u in de eerste kolom aangeven welke activiteiten of producten van het ISSA u bekend zijn? (meer antwoorden mogelijk) b. Geef in de tweede kolom aan van welke activiteiten of producten van het ISSA u gebruik heeft gemaakt of aan heeft deelgenomen (meer antwoorden mogelijk) c. Zou u in de derde kolom aan kunnen geven wat, volgens u, de twee belangrijkste activiteiten of producten van het ISSA zijn voor uw gemeente? (maximaal twee antwoorden) Bekend
Gebruik
Belangrijkst
Uitvoering van de Stimuleringsregeling Sociale Activering
q
q
q
Voortgangsenquête Stimuleringsregeling
q
q
q
Nieuwsbrief Sociale Activering
q q q q q q q q q q
q q q q q q q q q q
q q q q q q q q q q
q
q
q
q
Ik ken geen activiteiten van het ISSA Ü ga door naar vraag 15
Conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA Lezingen of presentaties door het ISSA op andere conferenties Telefonische helpdesk Databank projecten Sociale Activering ISSA Werkbezoeken Brochure: "Handreiking contract tussen cliënt en dienst" Brochure: "Verslag van de startconferentie op 8 december 1999" Brochure: "Sociale activering; inhoud en ontwikkeling (juni 2000)" Brochure: "Conferentieverslag samenwerking: sociale activering, van beleid naar praktijk... en terug (18 en 25 januari 2001)" Anders, namelijk:
...........................................................................................
69
10.
Kunt u in het onderstaande schema van de activiteiten en producten die u kent van het ISSA, aangeven hoe u deze beoordeelt (goed, voldoende of onvoldoende)? Goed
Voldoende
Onvoldoende
Geen mening
Uitvoering van de Stimuleringsregeling Sociale Activering
q
q
q
q
Voortgangsenquête Stimuleringsregeling
q
q
q
q
Nieuwsbrief Sociale Activering
q
q
q
q
Conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA
q
q
q
q
Lezingen of presentaties door het ISSA op andere conferenties
q
q
q
q
Telefonische helpdesk
q
q
q
q
Databank projecten Sociale Activering ISSA
q
q
q
q
Werkbezoeken
q q q
q q q
q q q
q q q
q
q
q
q
q
q
q
q
q
q
q
Brochure: "Handreiking contract tussen cliënt en dienst" Brochure: "Verslag van de startconferentie op 8 december 1999" Brochure: "Sociale activering; inhoud en ontwikkeling (juni 2000)" Brochure: "Conferentieverslag samenwerking: sociale activering, van beleid naar praktijk... en terug (18 en 25 januari 2001)" Anders, namelijk:
.......................................................................
11.
Indien u géén gebruik maakt van bepaalde activiteiten en/of producten van het ISSA, kunt u dan aangeven waarom u hier geen gebruik van maakt? (Meer antwoorden mogelijk) q Niet alle activiteiten/producten van het ISSA waren mij bekend q Het aanbod sluit niet aan op de informatiebehoefte van de gemeente q Er bestaat geen behoefte aan ondersteuning q De gemeente maakt gebruik van activiteiten en/of producten van een andere organisatie dan het ISSA q De tijd ontbreekt om van bepaalde activiteiten gebruik te maken q Anders, namelijk: ............................................................................................ q Niet van toepassing, de gemeente heeft van alle activiteiten gebruik gemaakt
12.
Heeft het ISSA een stimulerende werking gehad op de organisatie en uitvoering van sociale- activeringsprojecten binnen uw gemeente? q Ja, een duidelijke stimulerende werking q Ja, een enigszins stimulerende werking q Nee Ü ga naar vraag 14 q Weet niet Ü ga naar vraag 15
70
13.
Zo ja, heeft dit geleid tot een (intensievere) samenwerking tussen de beleidsterreinen Welzijn en Sociale Zaken? q Ja q Nee q Weet niet
14.
Kunt u het antwoord op vraag 12 en/of 13 toelichten? ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ ................................................................................................................................
ONDERSTEUNING ACTIVERING
OP
HET
GEBIED
VAN
SOCIALE
15.
Met welke van de onderstaande (regionale/landelijke) organisaties, met uitzondering van het ISSA, heeft uw gemeente wel eens contact over sociale activering voor het verkrijgen van ondersteuning en/of voorlichting? (Meer antwoorden mogelijk) q Geen, alléén lokale organisaties q Geen enkele Ü ga naar vraag 17 q Provinciaal Steunpunt Welzijn q Gemeenten q Uvi (uitvoeringsinstelling) q Verwey Jonker Instituut q VOG q NIZW q Landelijk Centrum Opbouwwerk q Commercieel adviesbureau q Lisv q VTA's q Sjakuus q sVM q Federatie Opvang LCGW q Divosa q VSW q VNG q NOV q StimulanSZ q Stichting Ontwikkeling Maatschappij q IPO q Anders, namelijk: ........................... ...................................................…….....
16.
Kunt u aangegeven van welke diensten op het gebied van sociale activering van deze organisaties u gebruik heeft gemaakt? (Meer antwoorden mogelijk) q Conferenties, seminars q Informatie over ontwikkelingen in wet- en regelgeving q Informatie over beleidsontwikkelingen q Informatie over sociale activeringsprojecten q Informatieproducten (bijvoorbeeld vakbladen en handreikingen) q Helpdesk q Anders namelijk, ...........................................................................................……………….
71
17.
Ervaart uw gemeente knelpunten bij de uitvoering van sociale-activeringsprojecten? q Ja q Nee Ü ga naar vraag 19 q Weet niet Ü ga naar vraag 19 q Niet van toepassing, de gemeente is nog niet betrokken bij socialeactiveringsactiviteiten Ü ga naar vraag 19
18.
Wat zijn de belangrijkste knelpunten waar uw gemeenten mee te maken heeft? (Meer antwoorden mogelijk) q Diversiteit en complexiteit van wettelijke regelingen q Diversiteit en complexiteit van beleidsontwikkelingen q Onduidelijkheid omtrent (nieuwe) doelgroepen (oa. WAO, WW) q Communicatie en afstemming met samenwerkende gemeente(n) q Communicatie en afstemming met organisaties die sociale activeringsprojecten uitvoeren q Te beperkt budget voor sociale activering q Te weinig kennis/ervaring over casemanagement q Te weinig kennis/ervaring over aanbestedingsprocedures q Te weinig kennis over bepaalde doelgroepen q Te weinig kennis van de infrastructuur van sociale activering q Anders, namelijk: ........................................................................................ ....................................................................................................................
19.
Heeft de gemeente in het algemeen, behoefte aan andere of meer ondersteuning (informatie, advies et cetera) op het gebied van sociale activering dan u nu ontvangt van het ISSA en/of van andere organisaties? q Ja q Nee Ü ga naar vraag 21 q Weet niet Ü ga naar vraag 21
72
20.
Aan welke vormen van ondersteuning op het gebied van sociale activering heeft de gemeente behoefte? (Meer antwoorden mogelijk) q (Meer) voorlichting over: q Wet- en regelgeving q Beleidsontwikkelingen q Communicatiemiddelen q (Nieuwe) doelgroepen q Landelijke financieringsstructuur q Financieringsmogelijkheden q Methodiekontwikkeling q Anders: .........................................................................................……………. q Meer conferenties en bijeenkomsten over sociale activering q Directe toegang tot de (ISSA)-Database met projecten sociale activering q Meer aandacht voor de praktijk (‘werkvloer’) q Concrete instrumenten (zoals protocollen, convenanten en handreikingen) q Advies omtrent knelpunten binnen een lopend project q Deskundigheidsbevordering beleidsmedewerkers / consulenten q Meer aandacht voor de ervaringen en opvattingen van gemeenten bij de ontwikkeling van beleid q Anders, namelijk: ....................................................................................…... Toelichting: .. ............................................................................................................................ .............................................................................................................................. ............................................................................................................................ .. ............................................................................................................................ ..
VOORTZETTING ACTIVITEITEN ISSA Het ISSA is in principe opgericht op tijdelijke basis (tot uiterlijk 31 december 2002). Het is voor de ministeries van SZW en VWS van belang na te gaan welke activiteiten van het ISSA na beëindiging van het ISSA zouden moeten worden voortgezet.
73
21.
Kunt u van de onderstaande diensten of activiteiten van het ISSA aangeven in hoeverre u het van belang acht dat deze worden voortgezet na de beëindiging van het ISSA? (meer antwoorden mogelijk)
Dienst/activiteit
(Zeer) belangrijk
Enigszins belangrijk
Niet belangrijk
Geen mening
Organiseren van (landelijke) conferenties over sociale activering
q
q
q
q
Het beheren van een (voor derden toegankelijke) database waarin sociale activerings-projecten en initiatieven worden verzameld
q
q
q
q
Ontwikkelen en aanbieden van informatieproducten over sociale activering (zoals de Nieuwsbrief Sociale Activering en brochures/handreikingen en informatievideo's) Vraagbaakfunctie door middel van een telefonische helpdesk sociale activering
q
q
q
q
q
q
q
q
Het afleggen van werkbezoeken
q
q
q
q
Anders: .................................................................................. .
q
q
q
Hieronder worden nogmaals de diensten of activiteiten van het ISSA opgesomd. Kunt u, voor de activiteiten of diensten die volgens u moeten worden voortgezet, het organisatieniveau (lokaal, regionaal/provinciaal of landelijk) en het type organisatie aangeven dat dit zou moeten doen. Activiteit 1: Organiseren van (landelijke) conferenties over sociale activering Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja welke: ......................................................................................................................
74
Activiteit 2:
Het beheren van een (voor derden toegankelijke) database waarin sociale activerings-projecten -en initiatieven worden verzameld Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja welke: ......................................................................................................................
Activiteit 3: Ontwikkelen en aanbieden van informatieproducten over sociale activering (zoals de Nieuwsbrief Sociale Activering en brochures/handreikingen en informatievideo's) Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja welke: ......................................................................................................................
75
Activiteit 4: Vraagbaakfunctie door middel van een telefonische helpdesk sociale activering Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja, welke organisatie is dit? ..............................................................................................................................
Activiteit 5: Het afleggen van werkbezoeken Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja, welke organisatie is dit? ..............................................................................................................................
76
Andere Activiteit: Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja, welke organisatie is dit? ..............................................................................................................................
Dit is het einde van de vragenlijst. Indien u nog aanvullende opmerkingen of toevoegingen heeft kunt u deze hieronder invullen. Overige opmerkingen: ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................
Hartelijk dank voor uw medewerking
77
78
BIJLAGE IV:
SCHRIFTE LIJKE VRAGENLIJST WELZIJNSORGANISATIE S
Evaluatieonderzoek Informatie- en Servicepunt Sociale Activering (ISSA)
Vragenlijst Welzijnsorganisaties s.v.p. terugsturen vóór 22 augustus 2001
Houten, 17 juli 2001
79
TOELICHTING OP DE VRAGENLIJST Introductie In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid evalueert onderzoeksbureau Ipso Facto het Informatie- en Servicepunt Sociale Activering (ISSA). De evaluatie bestaat uit een aantal onderdelen. Eén van de onderdelen van het onderzoek betreft een inventarisatie van de bekendheid met het ISSA en de waardering ervan door welzijnsorganisaties. Deze inventarisatie vindt plaats door middel van een schriftelijke enquête onder welzijnsorganisaties die bij het ISSA bekend zijn. Ook uw organisatie heeft daarom een vragenlijst ontvangen. Ook als u niet bekend bent met het ISSA is het van belang dat u de vragenlijst invult. De vragenlijst In de vragenlijst komen de volgende onderwerpen aan de orde: kenmerken van uw organisatie; projecten en activiteiten op het gebied van sociale activering van uw organisatie; de bekendheid met het ISSA, de activiteiten die het ISSA onderneemt of informatieproducten en diensten die het ISSA aanbiedt; uw opvattingen over en beoordeling van het producten- en dienstenaanbod van het ISSA; uw opvattingen over de activiteiten van het ISSA in de toekomst.
De vragenlijst is zo opgesteld dat deze snel kan worden ingevuld. Indien gewenst kan uiteraard met collega’s of andere betrokkenen worden overlegd. Bij een deel van de vragen is het de bedoeling dat één antwoord wordt aangekruist. Bij vragen waar meer dan één antwoord kan worden aangekruist, wordt dat vermeld. Bij sommige vragen is het mogelijk een toelichting of voorbeeld te geven. Afhankelijk van de antwoorden die u invult, kunt u bepaalde vragen overslaan. Dit is aangegeven in de vragenlijst. Contact Mocht u vragen hebben over de vragenlijst of het invullen ervan, dan kunt u contact opnemen met bureau Ipso Facto. Contactpersonen zijn Marieke Blommesteijn, Mario van den Berg of Mariëlle Jansen. Allen zijn bereikbaar onder telefoonnummer 030-637 83 30. Bij voorbaat dank en veel succes met het invullen van de vragenlijst!
80
KENMERKEN VAN UW ORGANISATIE 1.
Kunt u aangeven welke aanduiding het best van toepassing is op uw organisatie? q Organisatie voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening, namelijk: q Algemeen Maatschappelijk Werk q Algemeen Welzijnswerk q Sociaal-cultureel werk q Buurt-, dorpshuizen en wijkcentra q Anders, namelijk ....................................................………….... q Organisatie gericht op één bepaalde doelgroep, namelijk: q Gehandicapten q Jeugd en jongeren q Ouderen q GGZ-cliënten q Verslaafden q Dak- en thuislozen q Anders, namelijk ......................................................………….. q Organisatie gericht op het plaatsen van vrijwilligers (vrijwilligerscentrale) q Anders, namelijk .................................................................................………….
Sociale activering wordt door de betrokken ministeries aangeduid als “Het verhogen van maatschappelijke participatie en het doorbreken van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle activiteiten (sociale-activeringsactiviteiten) die eventueel een eerste stap op weg naar betaald werk kunnen betekenen”. 2.
Kunt u aangeven of, en zo ja, hoeveel (lokale en/of regionale) activiteiten of projecten uw organisatie heeft op het gebied van sociale activering? q Ja, namelijk: ... .... activiteiten/projecten op lokaal niveau q q q
3.
Ja, namelijk: .... ... activiteiten/projecten op regionaal/provinciaal niveau Nee, maar wel in de nabije toekomst Ü ga naar vraag 4 Nee, en er zijn ook geen plannen voor Ü Indien u nog nooit van het ISSA gehoord heeft is dit het einde van de vragenlijst, heeft u wel van het ISSA gehoord ga dan door naar vraag 4
Hoeveel personele capaciteit (fte) is hiervoor binnen de organisatie beschikbaar? .........
HET ISSA 4.
In hoeverre bent u bekend met het ISSA (Informatie- en Servicepunt Sociale Activering)?
81
q q q
Ik heb er van gehoord én ik weet wat het ISSA doet Ik heb er van gehoord, maar weet niet goed wat het ISSA doet Niet bekend Ü ga naar vraag 14
82
5.
Het ISSA is een formeel samenwerkingsverband tussen het ministerie van VWS en het ministerie van SZW. Bent u hiervan op de hoogte? q Ja, ik ben op de hoogte van de inzet van beide ministeries in het ISSA q Gedeeltelijk, ik ben op de hoogte van de inzet van één van de genoemde ministeries in het ISSA q Nee, ik wist niet dat het ISSA een overheidsinitiatief is
6.
Hecht u belang aan het feit dat het ISSA een overheidsinitiatief is? q Ja, omdat het: q belangrijk is dat er één aanspreekpunt is bij de overheid q een positieve uitstraling heeft naar het veld q maakt dat sociale activering op de politieke agenda staat q ISSA het Welzijnsperspectief en het Sociale Zekerheidsperspectief combineert q anders, namelijk: ................................................................……………. q Nee q Weet niet
ISSA hanteert de volgende definitie van sociale activering: "Het verhogen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle activiteiten (sociale- activeringsactiviteiten) die eventueel een eerste stap op weg naar betaald werk kunnen betekenen". 7.
In hoeverre sluit de bovenstaande definitie aan bij de definitie van uw organisatie? q De definitie sluit goed aan bij de visie van onze organisatie q De definitie sluit gedeeltelijk aan, maar sociale activering richt zich vooral op het verhogen van de maatschappelijke participatie en het doorbreken van sociaal isolement q De definitie sluit gedeeltelijk aan, maar sociale activering is vooral gericht op arbeidstoeleiding q Onze organisatie hanteert een geheel andere definitie van sociale activering q De organisatie hanteert geen vaststaande definitie q Weet niet
ACTIVITEITEN VAN HET ISSA Eén van de doelstellingen van het ISSA is het op lokaal en regionaal niveau ondersteunen van de ontwikkeling en uitvoering van sociale activering. Om deze doelstelling te bereiken onderneemt het ISSA diverse activiteiten en biedt het ISSA diensten en informatieproducten aan gemeenten en welzijnsorganisaties. De nu volgende vragen gaan in op deze activiteiten en informatieproducten.
83
8.
Hieronder wordt een aantal activiteiten en producten van het ISSA opgesomd. a. Kunt u in de eerste kolom aangeven welke activiteiten of producten van het ISSA u bekend zijn? (meer antwoorden mogelijk) b. Geef in de tweede kolom aan van welke activiteiten of producten van het ISSA u gebruik heeft gemaakt of aan heeft deelgenomen (meer antwoorden mogelijk) c. Zou u in de derde kolom aan kunnen geven wat, volgens u, de twee belangrijkste activiteiten of producten van het ISSA zijn voor uw organisatie? (maximaal twee antwoorden) Bekend
Gebruik
Belangrijkst
Uitvoering van de Stimuleringsregeling Sociale Activering
q
q
q
Nieuwsbrief Sociale Activering
q q q q q q q q q
q q q q q q q q q
q q q q q q q q q
q
q
q
q
q
q
q Ik ken geen activiteiten van het ISSA Ü ga door naar vraag 14
Conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA Lezingen of presentaties door het ISSA op andere conferenties Telefonische helpdesk Databank projecten Sociale Activering ISSA Werkbezoeken Brochure: "Handreiking contract tussen cliënt en dienst" Brochure: "Verslag van de startconferentie op 8 december 1999" Brochure: "Sociale activering; inhoud en ontwikkeling (juni 2000)" Brochure: "Conferentieverslag samenwerking: sociale activering, van beleid naar praktijk... en terug (18 en 25 januari 2001)" Anders, namelijk:
...........................................................................
84
9.
Kunt u in het onderstaande schema van de activiteiten en producten die u kent van het ISSA, aangeven hoe u deze beoordeelt (goed, voldoende of onvoldoende)? Goed
Voldoende
Onvoldoende
Geen mening
Uitvoering van de Stimuleringsregeling Sociale Activering
q
q
q
q
Nieuwsbrief Sociale Activering
q
q
q
q
Conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA
q
q
q
q
Lezingen of presentaties door het ISSA op andere
q
q
q
q
Telefonische helpdesk
q
q
q
q
Databank projecten Sociale Activering ISSA
q
q
q
q
Werkbezoeken
q q q
q q q
q q q
q q q
q
q
q
q
q
q
q
q
q
q
q
conferenties
Brochure: "Handreiking contract tussen cliënt en dienst" Brochure: "Verslag van de startconferentie op 8 december 1999" Brochure: "Sociale activering; inhoud en ontwikkeling (juni 2000)" Brochure: "Conferentieverslag samenwerking: sociale activering, van beleid naar praktijk... en terug (18 en 25 januari 2001)" Anders, namelijk:
...............................................................
10.
Indien u géén gebruik maakt van bepaalde activiteiten en/of producten van het ISSA, kunt u dan aangeven waarom u hier geen gebruik van maakt? (Meer antwoorden mogelijk) q Niet alle activiteiten/producten van het ISSA waren mij bekend q Het aanbod sluit niet aan op de informatiebehoefte in mijn organisatie q Er bestaat geen behoefte aan ondersteuning q Een informatieverzoek gaat meestal via de eigen koepelorganisatie q De organisatie maakt gebruik van activiteiten en/of producten van een andere organisatie dan het ISSA q De tijd ontbreekt om van bepaalde activiteiten gebruik te maken q Anders, namelijk: ......................................................................................…………….. q Niet van toepassing, wij hebben van alle activiteiten gebruik gemaakt
11.
Heeft het ISSA een stimulerende werking gehad op de sociale-activeringsprojecten van uw eigen organisatie? q Ja, een duidelijk stimulerende werking q Ja, een enigszins stimulerende werking q Nee Ü ga naar vraag 13 q Weet niet Ü ga naar vraag 14
85
12.
Zo ja, heeft dit geleid tot een (meer) integrale aanpak van sociale-activeringsactiviteiten, waarin zowel aandacht is voor welzijnsaspecten als voor arbeidstoeleiding? q Ja q Nee q Weet niet
13.
Kunt u het antwoord op vraag 11 en/of 12 toelichten? ..............................................................................................................................
………
ONDERSTEUNING ACTIVERING
OP
HET
GEBIED
VAN
SOCIALE
14.
Met welke van de onderstaande (regionale/landelijke) organisaties, met uitzondering van het ISSA, heeft uw organisatie wel eens contact over sociale activering voor het verkrijgen van ondersteuning en/of voorlichting? (Meer antwoorden mogelijk) q Geen, alléén lokale organisaties q Geen enkele Ü ga naar vraag 16 q Provinciaal Steunpunt Welzijn q Gemeenten q Uvi's (uitvoeringsinstellingen) q Verwey Jonker Instituut q VOG q NIZW q Landelijk Centrum Opbouwwerk q Commercieel adviesbureau q Lisv q VTA's q Sjakuus q sVM q Federatie Opvang LCGW q Divosa q VSW q VNG q NOV q StimulanSZ q Stichting Ontwikkeling Maatschappij q IPO q Anders, namelijk: ..............................
15.
Kunt u aangegeven van welke diensten op het gebied van sociale activering u van deze organisaties gebruik heeft gemaakt? (Meer antwoorden mogelijk) q Conferenties, seminars q Informatie over wet- en regelgeving q Informatie over beleidsontwikkelingen q Informatie over sociale activeringsprojecten q Informatieproducten (bijvoorbeeld vakbladen en handreikingen) q Helpdesk q Anders namelijk, ...................................................................................................
86
16.
Ervaart uw organisatie knelpunten bij het opzetten of uitvoeren van activiteiten/projecten op het gebied van sociale activering? q Ja q Nee Ü ga naar vraag 18 q Weet niet Ü ga naar vraag 18 q Niet van toepassing, wij zijn nog niet gestart met het opzetten van activiteiten Ü ga naar vraag 18
17.
Wat zijn de belangrijkste knelpunten waar uw organisatie mee te maken heeft? (Meer antwoorden mogelijk) q Diversiteit en complexiteit van wettelijke regelingen q Diversiteit en complexiteit van beleid(sontwikkelingen) q Onduidelijkheid omtrent (nieuwe) doelgroepen (oa. WAO, WW) q Communicatie en afstemming met de gemeente q Communicatie en afstemming met organisaties binnen de sector q Communicatie en afstemming met organisaties in aangrenzende sectoren q Hoeveelheid administratieve handelingen q Korte termijn financiering door gemeente q Te strikte voorwaarden van financieringsmogelijkheden q Te weinig kennis over bepaalde doelgroepen q Te weinig kennis over methoden van sociale activering q Anders, namelijk: ..........................................................................……………...
18.
Heeft uw organisatie, in het algemeen, behoefte aan andere of meer ondersteuning (informatie, advies et cetera) op het gebied van sociale activering dan u nu ontvangt van het ISSA en/of van andere organisaties? q Ja q Nee Ü ga naar vraag 20 q Weet niet Ü ga naar vraag 20
87
19.
Aan welke vormen van ondersteuning op het gebied van sociale activering heeft uw organisatie behoefte? (Meer antwoorden mogelijk) q (Meer) voorlichting over: q Wet- en regelgeving q Beleidsontwikkelingen q Communicatiemiddelen q (Nieuwe) doelgroepen q Landelijke financieringsstructuur q Financieringsmogelijkheden q Methodiekontwikkeling q Anders: ........................................................................................... q Meer conferenties en bijeenkomsten over sociale activering q Directe toegang tot de (ISSA)-Database met projecten sociale activering q Meer aandacht voor de praktijk ('werkvloer') q Concrete instrumenten (zoals protocollen en handreikingen) q Advies omtrent knelpunten binnen een lopend project q Deskundigheidsbevordering medewerkers (bijvoorbeeld door cursussen) q Meer aandacht voor de ervaringen en opvattingen van welzijnsorganisaties bij de ontwikkeling van beleid op lokaal niveau q Meer aandacht voor de ervaringen en opvattingen van welzijnsorganisaties bij de ontwikkeling van beleid op nationaal niveau q Anders, namelijk: ......................................................................................……... Toelichting: .. ............................................................................................................................ ..............................................................................................................................
VOORTZETTING ACTIVITEITEN ISSA Het ISSA is in principe opgericht op tijdelijke basis (tot uiterlijk 31 december 2002). Het is voor de ministeries van SZW en VWS van belang na te gaan welke activiteiten van het ISSA na beëindiging van het ISSA zouden moeten worden voortgezet.
88
20.
Kunt u van de onderstaande diensten of activiteiten van het ISSA aangeven in hoeverre u het van belang acht dat deze worden voortgezet na de beëindiging van het ISSA?
Dienst/activiteit
(Zeer) belangrijk
Enigszins belangrijk
Niet belangrijk
Geen mening
Organiseren van (landelijke) conferenties over sociale activering
q
q
q
q
Het beheren van een (voor derden toegankelijke) database waarin sociale activerings-projecten en initiatieven worden verzameld
q
q
q
q
Ontwikkelen en aanbieden van informatieproducten over sociale activering (zoals de Nieuwsbrief Sociale Activering en brochures/handreikingen en informatievideo's) Vraagbaakfunctie door middel van een telefonische helpdesk sociale activering
q
q
q
q
q
q
q
q
Het afleggen van werkbezoeken
q
q
q
q
Anders: ...........................................................................
q
q
q
Hieronder worden nogmaals de diensten of activiteiten van het ISSA opgesomd. Kunt u, voor de activiteiten of diensten die volgens u moeten worden voortgezet, het organisatieniveau (lokaal, regionaal/provinciaal of landelijk) en het type organisatie aangeven dat dit zou moeten doen. Activiteit 1: Organiseren van (landelijke) conferenties over sociale activering Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja welke: ......................................................................................................................
89
Activiteit 2:
Het beheren van een (voor derden toegankelijke) database waarin sociale activerings-projecten -en initiatieven worden verzameld Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja welke: ......................................................................................................................
Activiteit 3: Ontwikkelen en aanbieden van informatieproducten over sociale activering (zoals de Nieuwsbrief Sociale Activering en brochures/handreikingen en informatievideo's) Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja welke: ......................................................................................................................
90
Activiteit 4: Vraagbaakfunctie door middel van een telefonische helpdesk sociale activering Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja welke: ......................................................................................................................
Activiteit 5: Het afleggen van werkbezoeken Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja welke: ......................................................................................................................
91
Andere activiteit: Op welk niveau moet deze activiteit van het ISSA worden voortgezet en welk type organisatie heeft daarbij uw voorkeur? Niveau organisatie Type organisatie q Landelijk q Regionaal/provinciaal q Lokaal
q q q q q q
Overheid Kenniscentrum/onderzoeksinstituut Steunfuncties welzijn Koepelorganisatie Commercieel adviesbureau Anders: ..............................................
Heeft u een specifieke organisatie in gedachten? Zo ja welke: ......................................................................................................................
Dit is het einde van de vragenlijst. Indien u nog aanvullende opmerkingen of toevoegingen heeft kunt u deze hieronder invullen. Overige opmerkingen: ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. ............................................................................................................................................. .............................................................................................................................................
Hartelijk dank voor uw medewerking
92
93
BIJLAGE V:
TELEFONIS CHE VRAGENLIJST WELZIJNSORGANISATIE S
Vragenlijst telefonische enquête welzijnsorganisaties 1.
Heeft u wel eens van het ISSA (Informatie- en Servicepunt Sociale Activering) gehoord? q Ja q Nee Ü ga naar vraag 3 (noem een aantal producten uit deze vraag op om zeker te zijn dat ze het ISSA niet kennen)
2.
Het ISSA is een formeel samenwerkingsverband tussen het ministerie van VWS en het ministerie van SZW. Bent u op de hoogte van het feit dat ISSA een overheidsinitiatief is, en zo ja wist u van de inzet van beide ministeries? q Ja, ik weet dat het ISSA een overheidsinitiatief is q Ja, ik ben op de hoogte van de inzet van beide ministeries in het ISSA q Gedeeltelijk, ik ben op de hoogte van de inzet van één van de genoemde ministeries in het ISSA q Nee, ik was niet op de hoogte van de inzet van deze ministeries q Nee, ik wist niet dat het ISSA een overheidsinitiatief is
3.
Kunt een aantal activiteiten van het ISSA noemen? (ook als eerst nee wordt gezegd, voor de zekerheid alle activiteiten langslopen. De genoemde brochures zijn een geheugensteun voor de interviewer) q Nee Ü ga naar vraag 7 q Ja, namelijk: q Nieuwsbrief Sociale activering q Conferenties (mede) georganiseerd door het ISSA 4 regionale conferenties georganiseerd met NIZW/VOG q Lezingen of presentaties door het ISSA op andere conferenties q Telefonische helpdesk q Databank projecten Sociale Activering ISSA q Brochure(s) Brochure: "Handreiking contract tussen cliënt en dienst" Brochure: "Verslag van de startconferentie op 8 december 1999" Brochure: "Sociale activering; inhoud en ontwikkeling (juni 2000)" Brochure: "Conferentieverslag samenwerking: sociale activering, van beleid naar praktijk... en terug (18 en 25 januari 2001)"
4.
Heeft u wel eens contact gehad met het ISSA, of gebruik gemaakt van de producten van het ISSA? q Ja q Nee q Weet niet
5.
Hoe beoordeelt u in het algemeen de activiteiten die u kent?
94
q q q q 6.
Goed Voldoende Onvoldoende Geen mening
Kunt u dit toelichten? ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ ................................................................................................................................ .................................
Het ISSA is in principe opgericht op tijdelijke basis (tot uiterlijk 31 december 2002). Het is voor de ministeries van SZW en VWS van belang na te gaan welke activiteiten van het ISSA na beëindiging van het ISSA zouden moeten worden voortgezet. 7.
Ik zal een aantal activiteiten van het ISSA opnoemen, kunt u hiervan aangeven in hoeverre u het van belang acht dat deze worden voortgezet na de beëindiging van het ISSA? U kunt kiezen uit de categorieën (zeer) belangrijk, enigszins belangrijk en niet belangrijk. (interviewer: eventueel per activiteit de antwoordcategorieën herhalen)
Dienst/activiteit
(Zeer) belangrijk
Enigszins belangrijk
Niet belangrijk
Geen mening
Organiseren van (landelijke) conferenties over sociale activering
q
q
q
q
Het beheren van een (voor derden toegankelijke) database waarin sociale activeringsprojecten en initiatieven worden verzameld
q
q
q
q
Ontwikkelen en aanbieden van informatieproducten over sociale activering (zoals de Nieuwsbrief Sociale Activering en brochures/handreikingen en informatievideo's)
q
q
q
q
Vraagbaakfunctie door middel van een telefonische helpdesk sociale activering
q
q
q
q
Het afleggen van werkbezoeken
q
q
q
q
EINDE GESPREK, DANK VOOR UW MEDEWERKING
Gegevens in te vullen door de interviewer: a. Was de term sociale activering bekend bij de respondent of moest dit uitgelegd worden? q Ja, bekend q Nee, uitleg nodig
95
b. In welke gemeente .............................................................
bevindt
zich
de
c. Naam .............................................................................................………..... d.
organisatie?
organisatie
Onder welke categorie stond de organisatie gecategoriseerd in de gemeentegids? q Algemeen Maatschappelijk Werk q Sociaal-cultureel Werk q Vrijwilligerswerk q Etnische minderheden q Verslavingszorg q Crisisopvang q Anders, namelijk .................................
96
97
BIJLAGE VI:
CHECKLIS T CONTEXTONDERZOEK
A. ONDERSTEUNING OP GEBIED VAN SOCIALE ACTIVERING Op welke wijze Definitie sociale activering Contacten/samenwerking Behoefte aan ondersteuning B. -
BEKENDHEID MET EN BEOORDELING VAN HET ISSA Contacten met ISSA Bekendheid met en beoordeling van (activiteiten) ISSA Overheidsinitiatief
C. -
SITUATIE NA STOPZETTING ISSA Voortzetting of stopzetting Welke activiteiten Door wie? Bereidheid/geschiktheid organisatie voor overname
98