Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie
2013
1 Inleiding
6
2 Sociale werkbedrijven in meerjarenperspectief 2.1 Wsw'ers bij gewone werkgevers 2.2 Financiële ontwikkeling bij sociale werkbedrijven
7 7 9
3 3.1 3.2 3.3
Personen Wsw-medewerkers Overige doelgroepen Professionals
11 11 15 16
4 Wachtlijst 4.1 Stand op de wachtlijst 4.2 Ontwikkeling op de wachtlijst
18 18 19
5 Instroom en uitstroom Wsw 5.1 In- en uitstroom in Wsw-dienstverband 5.2 Ziekteverzuim
20 20 21
6 6.1 6.2 6.3
Financiën Opbrengsten Kosten Resultaat
22 22 24 28
7 7.1 7.2 7.3 7.4
Het sociale werkbedrijf nader toegelicht Het bedrijfsresultaat van een gemidddeld sociaal werkbedrijf Verschillen per sociaal werkbedrijf Het bedrijfsresultaat ontleed Samenvattend
30 30 32 34 37
Bijlage 1: Schematische indeling van de werkladder Wsw 38
Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie 2013
Inhoudsopgave
3
Voorwoord Job Cohen Voorzitter Cedris
Ook dit jaar zijn sociale werkbedrijven erin geslaagd meer mensen aan de slag te krijgen bij gewone werkgevers: 35.400 Wsw’ers werken nu bij een gewone werkgever. Ondanks de crisis. Ondanks terughoudende werkgevers. Ondanks dat sociale werkbedrijven mensen met meer beperkingen moesten plaatsen (degenen die meer in huis hebben, werken al bij gewone werkgevers). Deze prestatie maakt zichtbaar dat sociale werkbedrijven de arbeidsmarktregio’s veel te bieden hebben bij het realiseren van de baanafspraken en de uitvoering van de Participatiewet. Werkgeverscontacten, begeleiding en advies, meedenken over werkprocessen en kosten en organisatie van groepsdetacheringen: sociale werkbedrijven hebben er ruime ervaring in. Die expertise is van groot belang als je werkgevers wilt laten zien wat ze te winnen hebben bij de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Want een goede match maakt dwang in de vorm van een quotum overbodig. Dan ziet een werkgever niet meer ’een werknemer met een vlekje’, maar gewoon Daniëlle, Dennis of Dirk die precies díe bijdrage levert, waar de organisatie behoefte aan heeft. Tegelijk maken de cijfers ook zichtbaar, dat een forse groep mensen aangewezen blijft op beschut werk. Soms tijdelijk, soms helaas voor altijd. Nieuw beschut werk blijft dus ook in de toekomst van groot belang. Door bezuinigingen, maar vooral uit onzekerheid, aarzelen gemeenten om te investeren in nieuw beschut werk voor de zwakste groep. Dat is doodzonde. Echt, zinvol werk is ook van grote betekenis voor mensen die niet bij gewone werkgevers kunnen werken. Bovendien is het voor veel mensen een noodzakelijke tussenstap op weg naar werk bij een gewone werkgever. Zonder beschut werk snijd je voor hen de route af naar een baan bij een gewone werkgever. Voor gemeenten betekent het dat zij jarenlang een uitkering moeten betalen, maar voor mensen betekent het dat ze geen enkel perspectief meer hebben op een betaalde baan. Dat zouden we moeten voorkomen, vanuit menselijk perspectief èn uit financieel oogpunt.
4
Financieel ziet de situatie van sociale werkbedrijven er iets beter uit dan de afgelopen jaren. Er is echter nog steeds een tekort van 103 miljoen als gevolg van eerdere bezuinigingen van het Rijk en de crisis. Toch hebben SW-bedrijven hun financiële resultaat met 64 miljoen weten te verbeteren. Een forse prestatie, zeker
in dit economisch klimaat. Sociale werkbedrijven kunnen hun kosten ook maar beperkt beïnvloeden omdat de loonkosten voor de Wsw’ers een vast gegeven zijn. Ik vind het goed dat sociale werkbedrijven de afgelopen jaren allemaal met een stofkam door de organisatie zijn gegaan om hun bedrijfsresultaten te verbeteren. Met de bezuinigingen van de Participatiewet in het verschiet, is dat ook bittere noodzaak. In de cijfers valt overigens op dat de bedrijven met de beste bedrijfsresultaten hogere opbrengsten, maar óók hogere kosten hebben. Alleen afknijpen loont dus niet: we zullen ook moeten blijven investeren in doortastende marketeers, ervaren bedrijfskundigen en stevige jobcoaches. Met de komst van de Participatiewet zullen we ze hard nodig hebben!
5
1 Inleiding De 92 leden van Cedris zijn sociale werkbedrijven (SW-bedrijven) die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt begeleiden naar werk. Bij voorkeur gebeurt dat bij een gewone werkgever. Voor wie daar echt op is aangewezen, is er de mogelijkheid te werken op een beschutte werkplek. Sociale werkbedrijven richten zich op een brede groep van mensen die (nog) niet zelf in staat zijn het minimumloon te verdienen, bijvoorbeeld vanwege een beperking of omdat ze al jarenlang niet meer gewend zijn te werken. Het zijn mensen die straks onder de nieuwe Participatiewet vallen. Het gaat om de huidige 100.000 Wsw-medewerkers en een groep van naar schatting 400.000 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Cedris vindt het belangrijk dat er een goed beeld bestaat van wat de sector doet voor de verschillende doelgroepen, welke middelen daarvoor worden ingezet en wat de financiële en sociale resultaten zijn. Daarom laat Cedris ieder jaar onderzoek doen naar de resultaten van de branche. Dit is de achtste keer dat Cedris dit onderzoek presenteert. De opzet van het onderzoek en de rapportage is vrijwel gelijk aan de opzet van 2012. De deelname aan het onderzoek is onverminderd hoog gebleven: 84 deelnemers. Als rekening wordt gehouden met de grootte en financiële omvang van de bedrijven gaat het om 91 procent van de sector. Met zo’n hoog dekkingspercentage is sprake van een vrijwel volledig landelijke dekking.
6
2 Sociale werkbedrijven in meerjarenperspectief In dit hoofdstuk laten we de lange termijnontwikkeling van sociale werkbedrijven zien op twee hoofdthema’s. In de eerste plaats wordt de beweging van ‘binnen naar buiten’ geschetst. Sociale werkbedrijven streven ernaar mensen zoveel mogelijk te plaatsen bij gewone werkgevers. Een tweede thema dat wordt belicht is de financiële positie van de sociale werkbedrijven. Nu de branchecijfers voor de achtste keer zijn opgevraagd is de meerjarenontwikkeling op beide thema’s goed zichtbaar te maken.
2.1. Wsw’ers bij gewone werkgevers Sociale werkbedrijven zijn gespecialiseerd in het aan de slag helpen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Aan de ene kant bieden sociale werkbedrijven werk aan in een beschutte omgeving voor mensen die daar echt op aangewezen zijn. Maar de tendens van de afgelopen jaren is dat mensen steeds meer bij ‘gewone’ werkgevers aan de slag gaan. Sociale werkbedrjjven operen daarbij als ‘matchmaker’ en zorgen voor begeleiding van mensen op de werkvloer. Ook spelen ze in op de behoefte aan flexibiliteit bij werkgevers door detacheringen aan te bieden. Mensen blijven dan in dienst van het sociale werkbedrijf, maar worden tegen een vergoeding geplaatst bij werkgevers. Voordeel voor werkgevers is dat zij op die manier flexibiliteit behouden en dat de administratieve rompslomp bij het sociale werkbedrijf blijft. Door in te spelen op de flexibilisering van de arbeidsmarkt kun je veel meer mensen plaatsen: vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt zijn steeds meer banen tijdelijk. Tabel 1 Verdeling Wsw-medewerkers (in %) volgens 3 x ⅓ principe, historische reeks Wsw-medewerkers 3 x ⅓ (in %)
‘05
‘06
‘07
‘08
‘09
‘10
‘11
‘12
‘13
Extern geplaatst (begeleid werken, ind. en groepsdeta.)
19
22
24
28
28
31
32
33
34
Werken op locatie
14
17
20
21
22
26
26
25
24
Intern geplaatst (beschermd/intern en test/training)
67
61
56
51
49
43
42
42
42
7
In tabel 1 is zichtbaar dat ondanks de economische teruggang de groep die werkt bij gewone werkgevers van jaar op jaar is gestegen. In 2005 werkte 19 procent van de SW-medewerkers (bijna 19.000 personen) bij gewone werkgevers. In 2013 is dat 34 procent (ruim 35.000 personen): een toename van 85 procent in acht jaar. Voor een deel van de mensen is werk bij gewone werkgevers (nog) niet weggelegd. Deze mensen zijn soms aangewezen op beschut werk, eenvoudige werkzaamheden binnen de muren van het SW-bedrijf. Anderen werken ‘op locatie’, vaak in het groen of de schoonmaak. Dit werk vraagt een grotere mate van zelfstandigheid van medewerkers dan beschut werk. Achter deze cijfers gaat een grote dynamiek schuil. Niet alleen is er sprake van instroom en uitstroom uit de Wsw maar ook tussen de werksoorten wisselen medewerkers van werkplek. Zo is er sprake van terugval van medewerkers die werk bij een gewone werkgever niet meer aankunnen, medewerkers die in afwachting van een nieuw contract tijdelijk een interne werkplek hebben of medewerkers die juist de stap van intern werk naar buiten toe zetten. Inschatting is dat jaarlijks circa 20% tot 30% van de medewerkers een nieuwe of andere werkplek heeft. In grafiek 1 is zichtbaar is dat door de jaren heen de groei van het aandeel mensen dat bij gewone werkgevers aan de slag gaat, afneemt. Aannemelijk is dat de meest kansrijke Wsw-medewerkers inmiddels aan de slag zijn bij gewone werkgevers en dat het steeds lastiger wordt om het resterende deel van de SW-medewerkers te plaatsen. Het beperkte aantal beschikbare banen in de huidige arbeidsmarkt heeft hierin mogelijk een dempende werking gehad. In hoeverre met een aantrekkende economie er nog een substantieel extra potentieel is voor het naar buiten plaatsen van medewerkers is op dit moment moeilijk te beantwoorden.
Grafiek 1 Aandeel Wsw’ers bij gewone werkgevers 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 1% 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Extern geplaatst (begeleid werken, individuele en groepsdetachering) Werken op locatie Intern geplaatst (beschermd/intern en test/training)
8
2013
2.2. Financiële ontwikkeling sociale werkbedrijven De afgelopen jaren waren de kosten, opbrengsten en het financiële resultaat van sociale werkbedrijven sterk in beweging. Het kabinet Rutte I bezuinigde in 2010-2011 in totaal 120 miljoen op de Rijkssubsidie. Dit betekende dat sociale werkbedrijven fors moesten bezuinigen. De mogelijkheden daarvoor zijn beperkt, omdat de lonen van Wsw’ers vastliggen in de cao. Die loonkosten maken wel het grootste deel uit van de kosten van sociale werkbedrijven: zo’n 80 procent. De bezuinigingen hadden een groot effect op het verschil tussen de subsidie van het Rijk en de lonen van de Wsw’ers.
Grafiek 2 Ontwikkeling financieel resultaat sociale werkbedrijven 100 50
Economische crisis
Verbetering bedrijfsvoering
0 -50
2010
2012
2011
2013
-100 -150 -200
Bezuiniging Rutte 1 Trendmatige daling loonkosten
-250
Verschil loonkosten en subsidie
Resultaat bedrijfsvoering
In grafiek 2 is zichtbaar dat het verschil tussen lonen en subsidie afneemt van -85 mln in 2010 tot -165 mln in 2012. Daarna is sprake van een lichte stijging als gevolg van een trendmatige daling van de loonkosten. Dat komt omdat mensen die nieuw de Wsw instromen langer dan voorheen op het niveau van het minimumloon zitten en duurdere arbeidskrachten uitstromen. 1
De bedrijfsvoering daalt van -10 in 2010 naar -52 in 2011 . Dit is het gevolg van de economische teruggang. Daarna verbetert de bedrijfsvoering weer, doordat sociale werkbedrijven besparingen en hogere opbrengsten weten te realiseren. Door deze ontwikkeling verdienen sociale werkbedrijven een deel van de bezuiniging van het Rijk terug. Dit is goed zichtbaar in de grafiek. 1
Resultaat van de kosten (begeleiding, werkplek) en de baten (detacheringstarief of opbrengst productie en diensten). Dit wordt ook wel netto toegevoegde waarde genoemd.
9
De twee ontwikkelingen in de grafiek samen – bedrijfsvoering en het verschil tussen lonen en subsidies in de Wsw – bepalen het bedrijfsresultaat. Dat wordt zichtbaar in tabel 2. Het totale bedrijfsresultaat is negatief ondanks de positieve ontwikkeling in de bedrijfsvoering.
Tabel 2 Meerjarencijfers op hoofdlijnen 2010
2011
2012
2013
Verschil loonkosten en subsidie
-85
-191
-165
-159
Resultaat bedrijfsvoering
-10
-52
-11
23
26
61
9
33
-69
-182
-167
-103
Resultaat overige baten en lasten Totaal
10
3 Personen Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de personele ontwikkelingen in de sociale werkbedrijven. Aan de orde komen drie categorieën personen: de Wsw-medewerkers, overige doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt en de (ongesubsidieerde) professionals die werkzaam zijn in het sociale werkbedrijf.
3.1. Wsw-medewerkers Tabel 3 Aantal medewerkers Aantal medewerkers Wsw-medewerkers (personen)
2013
2012
103.900
104.200
Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal Wsw-gesubsidieerde medewerkers met een SW-dienstverband per ultimo van het jaar. Het betreft Wsw-gesubsidieerd personeel en Wsw-geïndiceerden op de wachtlijst met een boventallig dienstverband conform cao Wsw. Aan het eind van 2013 waren er 103.900 medewerkers. Dit is iets minder dan het voorgaande jaar.
Tabel 4 Aantal arbeidsjaren Wsw Aantal arbeidsjaren Wsw Wsw-medewerkers
2013
2012
90.500
90.500
In tabel 4 wordt de doelgroep Wsw-medewerkers uitgedrukt in arbeidsjaren (voorheen standaardeenheden). Het aantal arbeidsjaren is lager dan het aantal medewerkers, omdat Wsw’ers in deeltijd kunnen werken. In 2012 bedroeg het aantal arbeidsjaren 90.500. Voor 2013 is dit gelijk gebleven. In het licht van de bezuinigingen en de lagere subsidiebedragen zien we dat SW-bedrijven scherper op de taakstelling en het daaraan gekoppelde budget sturen. Hogere realisaties dan de beschikbare taakstelling per gemeente komen vrijwel niet voor. Enkele sociale werkbedrijven hebben de taakstelling over 2013 niet volledig gerealiseerd, met name waar sprake was van een toename van de taakstelling ten opzichte van voorgaand jaar. Daarmee komt het landelijke totaal iets lager uit dan de totale taakstelling (90.804).
11
Verdeling over de werkladder Wsw-medewerkers kunnen worden verdeeld over de werkladder, een categorisering van de verschillende vormen waarin Wsw-gesubsidieerden werk kunnen verrichten. De werkladder bestaat uit 6 treden, oplopend van test/training arbeidsinpassing en beschut werken binnen de muren van het sociale werkbedrijf tot werken in dienst van een reguliere werkgever (begeleid werken). Deze gegevens zijn uitgedrukt in % van het aantal personen (tabel 3). Een toelichting op de categorieën is te vinden in bijlage 1.
Tabel 5 Aantal Wsw-medewekers (personen) naar treden op de werkladder Categorie werkladder
2013
%
2012
%
Begeleid werken
5.900
6
6.100
6
Individueel gedetacheerd
17.000
16
17.200
16
Extern in groep: groepsdetachering
12.500
12
11.300
11
Extern in groep: werken op locatie
25.300
24
25.900
25
Beschermd/intern geplaatst
41.800
40
42.300
41
Test/training arbeidsinpassing Totaal
1.400
1
1.400
1
103.900
100
104.200
100
In totaal is het percentage mensen dat bij een gewone werkgever aan de slag is, gestegen van 33% naar 34%, een zelfde stijging als vorig jaar. Bij begeleid werken en individuele detacheringen zien we een zelfde percentage als voorgaand jaar, in absolute aantallen een kleine daling. De toename in detacheringen zien we bij de groepsdetacheringen: van 11.300 naar 12.500. Achterliggende ontwikkelingen zijn een (beperkte) toename van intern werk naar groepsdetachering (van binnen naar buiten plaatsen) en een verplaatsing van werken op locatie naar groepsdetachering. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een eigen dienst van een sociaal werkbedrijf (bijvoorbeeld in groen of schoonmaak) wordt overgenomen door een marktpartij en de medewerkers door middel van groepsdetachering bij deze nieuwe marktpartij worden geplaatst. De omvang van de groep die werkzaam is op locatie is afgenomen. Ook bij de interne/ beschutte werkplekken zien we een afname van de cijfers ten opzichte van 2012, terwijl het aantal mensen in de test/training arbeidsinpassing gelijk is gebleven.
12
Figuur 1 Verdeling over de werkladder (personen)
2012
1
2013
1 0%
41
25
40 10%
20%
11
24 30%
Test/training arbeidsinpassing Beschermd/intern geplaatst Extern in groep: werken op locatie
40%
50%
12 60%
70%
16
6
16
6
80%
90%
100%
Extern in groep: groepsdetachering Individueel gedetacheerd Begeleid werken
De verdeling van personen over de werkladder is in figuur 1 weergegeven in percentages. Ten opzichte van 2012 is het aandeel personen in groepsdetachering licht gestegen van 11% naar 12%. Het aandeel werken op locatie is daarentegen licht gedaald van 25% naar 24%. In de gegevensuitvraag is bij de Wsw-medewerkers onderscheid gemaakt naar een indicatiestelling van vóór 1998 en daarna. Omdat de indicatiestelling destijds substantieel gewijzigd is, kunnen er verschillen zijn in niveau van werknemers en beloning. Op dit moment is de groep van voor 1998 nog circa 40.000 personen groot, daarmee zo’n 38% van de totale populatie. Bij de verdeling van de oudere en nieuwere populatie over de werkladder zien we een vrijwel vergelijkbaar patroon, met bij de oudere populatie relatief wat meer individuele detachering en minder begeleid werken. Verdeling 3 x ⅓ De sector hanteert het zogenaamde 3 x ⅓ principe. Daarbij wordt gestreefd naar een sectorbrede verdeling waarin minimaal een derde van de doelgroep werkt bij reguliere werkgevers, een derde werkt op locatie buiten het sociale werkbedrijf en maximaal een derde binnen het sociale werkbedrijf. De verdeling is een samenvoeging van de 6 categorieën uit tabel 5.
Tabel 6 Aantal Wsw-medewerkers (personen) volgens 3 x ⅓ principe Wsw-medewerkers 3 x ⅓
2013
%
2012
%
Extern geplaatst (begeleid werken, ind. en groepsdeta.)
35.400
34
34.500
33
Werken op locatie
25.300
24
25.900
25
Intern geplaatst (beschermd/intern en test/training)
43.200
42
43.800
42
103.900
100
104.200
100
Totaal
In tabel 6 is het aantal medewerkers verdeeld naar de categorieën van het 3 x ⅓ principe. Het aantal medewerkers dat op locatie werkt is licht gedaald, het aantal dat werkt in een externe werkomgeving is licht gestegen. 13
Figuur 2 Verdeling volgens 3 x ⅓ principe
2012
42
2013
42 0%
10%
33
25
34
24
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
Intern geplaatst Werken op locatie Extern geplaatst
In figuur 3 is de verdeling naar leeftijd van de populatie Wsw-medewerkers weergegeven. Eind 2013 is 4% van de medewerkers 24 jaar of jonger. De grootste groep bevindt zich in de leeftijdscategorie van 45-54 jaar (33%). Zo’n 30% van de populatie is 55 jaar en ouder. Verdeling naar leeftijdscategorie Figuur 3 Wsw-medewerkers in 2013 naar leeftijdscategorie (%) 4 0%
13 13 10%
20 20%
30%
33 40%
24 jaar en jonger 25-34 jaar 35-44 jaar
50%
30 60%
70%
80%
90%
100%
45-54 jaar 55 jaar en ouder
Verdeling naar type opdrachtgever Tabel 7 Aantal extern geplaatste medewerkers naar type opdrachtgever Type opdrachtgever Begeleid werken bij eigen gemeenten
2013
2012
550
580
3.650
3.530
Geplaatst bij derden (private en semipublieke sector)
31.200
30.390
Totaal
35.400
34.500
Detachering bij eigen gemeenten
Van de extern geplaatsten is een groot deel niet bij gemeenten uit het eigen verzorgingsgebied geplaatst, maar bij derden. Eind 2013 bedroeg het aantal extern geplaatste personen 35.400, van wie 550 personen waren geplaatst in begeleid werken bij gemeenten in het eigen verzorgingsgebied. Bij circa de helft van de sociale werkbedrijven hebben de eigen gemeenten Wsw-medewerkers in dienst met begeleid werken. Ten opzichte van 2012 is een lichte daling te zien. Gedetacheerd bij eigen gemeenten waren 3.650 personen, en dat is iets meer dan in 2012. 14
Figuur 4 Verdeling extern geplaatste medewerkers naar type opdrachtgever in (%)
2012 2013
2
10
2
10
0%
88 88 20%
40%
60%
80%
100%
Begeleid werken bij eigen gemeenten Detachering bij eigen gemeenten Niet geplaatst bij eigen gemeenten
In figuur 4 wordt de verdeling van extern geplaatste personen in procenten weergegeven. 12% was geplaatst bij de eigen gemeenten. Geplaatst bij derden was 88%.
3.2. Overige doelgroepen Naast de Wsw-medewerkers werken in het sociale werkbedrijf ook mensen uit andere regelingen, zoals de WWB, WIA, Wajong, AWBZ et cetera. Deze doelgroepen zijn in dit onderzoek samengevat onder de noemer overige doelgroepen.
Tabel 8 Aantal personen in traject overige doelgroepen (per 31 december)
Aantal personen
2013
2012
15.700
17.300
In tabel 8 wordt het aantal personen uit overige doelgroepen weergegeven op 31 december van het meetjaar. Eind 2013 waren 15.700 personen uit deze doelgroepen werkzaam in SW-bedrijven, wederom een daling ten opzichte van het voorgaande jaar, ditmaal met 1.600 personen.
Tabel 9 A antal trajecten overige doelgroepen (aantal lopende trajecten, ongeacht begin- en einddatum)
Aantal trajecten
2013
2012
40.100
45.900
Naast een daling in het aantal personen, zien we ook in het aantal trajecten een verdergaande daling. In het gehele jaar 2013 zijn 40.100 trajecten doorlopen door de overige doelgroepen (tabel 9). Dat is een daling van 5.800 trajecten 15
ten opzichte van 2012. Vanwege de dalende re-integratiebudgetten, zien we dat minder mensen uit de overige regelingen een plek in de SW-bedrijven geboden wordt.
Figuur 5 Soort traject overige doelgroepen in (%)
2012
8
2013
15 14
0%
54 16 20%
Diagnose/assesment Sociale activering Werken met behoud van uitkering
24 17
54 40%
60%
80%
100%
Gesubsidieerde arbeid
In het onderzoek is een onderscheid gemaakt in vier soorten trajecten voor overige doelgroepen: diagnose/assessment, sociale activering, werken met behoud van uitkering en gesubsidieerde arbeid. In figuur 5 is de verdeling van de trajecten weergegeven naar soort traject. De verreweg grootste categorie is werken met behoud van uitkering (54% in 2013). Ten opzichte van vorig jaar heeft een verschuiving plaatsgevonden van gesubsidieerde arbeid naar diagnose/ assessment.
3.3. Professionals De doelgroepen worden begeleid en gefaciliteerd door ongesubsidieerde professionals van het SW-bedrijf. In dit onderzoek maken we een onderscheid naar professionals die: • indirect werken (bedrijfsleiding en staf); • direct werken (ontwikkelingsgerichte medewerkers, zoals jobcoaches, consulenten, interne opleiders en hiërarchische leidinggevenden, zoals werkleiders, et cetera); • productiemedewerkers (werknemers, voormannen en direct omzet genererend personeel). De directe medewerkers zijn in deze paragraaf verder verdeeld naar direct ten behoeve van Wsw-medewerkers en direct ten behoeve van overige doelgroepen.
16
Tabel 10 Aantal professionals naar categorie (fte) Professionals
2013
2012
Indirect
3.900
3.900
Direct t.b.v. Wsw-gesubidieerden
3.200
3.400
Direct t.b.v. overige doelgroepen
700
600
2.500
2.500
10.000
10.300
Productie Totaal
In tabel 10 wordt het aantal professionals weergegeven naar categorie uitgedrukt in fte. In totaal waren er in 2013 circa 10.000 fte professionals werkzaam in de sociale werkbedrijven. In 2012 lag het totaal nog 300 fte hoger. In deze cijfers is een verdergaande efficiencyslag/bezuiniging zichtbaar waarbij sociale werkbedrijven het aantal leidinggevenden en stafmedewerkers terugbrengen. Tegelijkertijd zien we dat er bij sommige sociale werkbedrijven juist sprake is van een toename van reguliere functies omdat interne functies die in het verleden door Wsw-medewerkers werden ingevuld, gaandeweg door professionals worden vervangen. Ongesubsidieerde professionals zijn in de meeste gevallen in vaste dienst bij het sociale werkbedrijf. Een beperkt deel van de professionals bestaat uit extern ingehuurde arbeidskrachten. Voor bovenstaande cijfers geldt dat de formatie professionals is weergegeven inclusief de externe inhuur. Van de totale formatie werd in 2013 net als in 2012 circa 4 % ingehuurd.
Figuur 6 Verdeling van professionals naar categorie (%)
2012
38%
2013
32%
39% 0%
10%
20%
6%
33%
30%
Indirect Direct t.b.v. Wsw-medewerkers Direct t.b.v. overige doelgroepen
40%
50%
24%
7% 60%
70%
24% 80%
90%
100%
Productie
De verdeling over de vier categorieën professionals wordt in figuur 6 in procenten uitgedrukt. Over 2013 is de verdeling over de verschillende categorieën ongeveer gelijk gebleven.
17
4 Wachtlijst Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de stand en ontwikkeling op de wachtlijst voor de Wsw.
4.1. Stand op de wachtlijst Tabel 11 Aantal mensen op de wachtlijst
Aantal personen
2013
2012
12.600
14.800
Het aantal mensen op de wachtlijst is in 2013 gedaald naar 12.600 personen, een daling van circa 1.200 personen. Hiermee wordt de in 2011 in gang gezette daling voortgezet.
Figuur 7 Status op de wachtlijst
2012
3%
2013
2% 0%
75%
22% 16% 10%
81% 20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Met dienstverband Zonder dienstverband Passief
In 2013 heeft 18% van de mensen op de wachtlijst een alternatief aangeboden gekregen en geaccepteerd (tegenover 25% in 2012). 2% heeft een tijdelijk dienstverband (niet zijnde een Wsw-dienstverband), 16% een alternatief zonder dienstverband (bijvoorbeeld: werk met behoud van uitkering of een stageplaats). De overige 81% op de wachtlijst heeft geen tijdelijke oplossing naar werk gekregen of hebben dit niet geaccepteerd.
18
4.2. Ontwikkeling op de wachtlijst Tabel 12 In- en uitstroom op de wachtlijst 2013
2012
Instroom
9.000
8.500
Uitstroom
10.800
13.700
Netto resultaat verloop
-1.800
-5.200
In 2013 kwamen er 9.000 personen op de wachtlijst bij en verdwenen 11.000 personen van de wachtlijst. De instroom is ten opzichte van 2012 toegenomen, en de uitstroom van de wachtlijst is afgenomen, maar bleef nog steeds groter dan de instroom. Het nettoresultaat is dat de wachtlijst hierdoor is afgenomen met 2.000 personen, in lijn met de daling van het geregistreerde aantal personen op de wachtlijst zoals we zagen in tabel 11.
Figuur 8 Instroom wachtlijst naar reden
2012
77%
23%
2013
77%
23%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Op wachtlijst geplaatst Vanuit Wsw teruggeplaatst
De instroom op de wachtlijst wordt voor 23% veroorzaakt door terugplaatsing van Wsw-gesubsidieerden vanaf de werkladder (figuur 8). De overige 77% bestaat uit plaatsing op de wachtlijst door indicatiestelling voor de Wsw.
Figuur 9 Uitstroom wachtlijst naar redenen
2012
5% 2% 6%
37%
2013 10%
20%
53%
5% 1% 6%
35% 0%
50%
30%
40%
Overige redenen Verhuizing/overplaatsing ander gemeente Reguliere baan
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Begeleid werken In Wsw-dienstbetrekking ingestroomd
Figuur 9 betreft de uitstroom uit de wachtlijst. In 2012 wordt 53% van de uitstroom veroorzaakt door het aanvaarden van een Wsw-dienstverband.
19
5 Instroom en uitstroom Wsw In dit hoofdstuk komt de in- en uitstroom in Wsw-dienstverband en het ziekteverzuim in het SW-bedrijf aan de orde.
5.1. In- en uitstroom in Wsw-dienstverband Tabel 13 Instroom in de Wsw naar trede van de werkladder Werkladder Begeleid werken Individueel gedetacheerd Extern in groep: groepsdetachering
2013
%
2012
%
700
9%
900
12%
1.000
15%
1.300
16%
600
8%
700
9%
Extern in groep: werken op locatie
1.400
20%
1.400
17%
Beschermd/intern geplaatst
3.400
48%
3.700
46%
Totaal
7.000
100%
7.900
100%
Tabel 13 toont het aantal ingestroomde personen in een Wsw-dienstverband naar trede op de werkladder, na de eventuele test- en trainingsperiode die is gebruikt om een diagnose te stellen. In totaal stroomden in 2013 7.000 personen de Wsw in. Van deze groep komt 52% bij aanvang in een externe werkomgeving. Dit percentage is een lichte afname vergeleken met dat van 2012. Er zijn 3.400 mensen ingestroomd op een interne plek. Dit zou een eerste indicatie kunnen zijn voor de toekomstige behoefte aan beschut werk. Anderzijds zien we dat een aantal SW-bedrijven er juist voor kiest om gedurende de eerste periode medewerkers intern op te leiden en arbeidsvaardigheden bij te brengen, en daarna naar een externe werkplek te begeleiden.
Tabel 14 Uitstroom uit de Wsw naar reden Reden Reguliere baan
20
2013
%
2012
%
100
1%
100
1%
WAO, WIA, Wajong of andere uitkering
1.400
19%
1.900
24%
Overige redenen
5.700
76%
5.700
75%
Totaal
7.200
100%
7.600
100%
De totale uitstroom bedroeg in 2013 7.200 personen. De uitstroom uit de Wsw is in tabel 14 uitgesplitst naar reden van uitstroom. Uitstroom kan verschillende redenen hebben: het aanvaarden van een reguliere baan (zijnde niet begeleid werken) of het verkrijgen van een uitkering zoals WAO, WIA of Wajong. Andere redenen voor uitstroom, zoals pensionering en overlijden zijn samengevat onder overige redenen. De uitstroom om overige redenen is de grootste categorie (76%). In 2013 stroomden afgerond 100 personen uit omdat zij een reguliere baan hadden aanvaard. Het saldo in 2013 van de instroom (7.000) en de uitstroom (7.200) komt vrijwel overeen met het licht afnemende aantal personen in de Wsw van 2012 naar 2013 (tabel 3). Het kleine verschil wordt veroorzaakt door statistische verschillen en afrondingen.
5.2. Ziekteverzuim Het ziekteverzuim heeft in de Wsw veel aandacht. In het bedrijfsvergelijkend onderzoek is gevraagd naar het ziekteverzuim van mensen met een Wsw-dienstverband, mensen in een voortraject (met dienstverband) en overige doelgroepen (met dienstverband).
Tabel 15 Ziekteverzuim Categorie
% 2013
% 2012
Wsw-dienstverband
12,6
12,8
Voortrajecten
11,1
12,0
7,9
8,8
Overige doelgroepen
Het ziekteverzuim in de Wsw dienstverbanden is in 2013 12,6% en is daarmee iets afgenomen ten opzichte van 2012 (12,8%), waarmee de dalende trend van de afgelopen jaren wordt voortgezet. Voor de overige categorieën (voortrajecten en overige doelgroepen) liggen de percentages zoals gebruikelijk wat lager. Voor deze categorieën is het aantal data beperkt, waardoor tussen de jaren relatief grote schommelingen kunnen optreden.
21
6 Financiën In dit hoofdstuk komen de opbrengsten, de kosten en het financiële resultaat van de SW-sector aan de orde.
6.1. Opbrengsten De opbrengst van SW-bedrijven bestaat hoofdzakelijk uit: • arbeidsplaatsgebonden subsidies; • de netto omzet2 van detachering; • de netto omzet van productie en eigen dienstverlening. In deze paragraaf worden deze opbrengsten onderscheiden. Daarnaast wordt ook een marge gemaakt op begeleid werken, doordat een deel van de loonkostensubsidies niet wordt doorgegeven aan werkgevers, ter bekostiging van eigen begeleiding en administratie. De marge begeleid werken is in de opbrengst meegenomen onder de noemer arbeidsplaatsgebonden subsidie. Gemeentelijke bijdragen zijn in de berekening van de opbrengst niet meegenomen. Overige bedrijfsopbrengsten komen in het resultaatoverzicht terug (paragraaf 6.3). Opbrengst Wsw-gesubsidieerde medewerker Tabel 16 D e totale opbrengst van de Wsw-gesubsidieerde medewerkers (x A 1.000.000) Opbrengst
2013
2012
Arbeidsplaatsgebonden subsidies
2.309
2.286
Netto omzet uit detachering
267
246
Netto omzet uit eigen productie en dienstverlening
597
599
3.174
3.131
Totaal
Tabel 16 geeft een beeld van de opbrengst van de sector. De totale opbrengst in 2013 van € 3.174 miljoen is met zo'n 43 miljoen gestegen ten opzichte van 2012. Dit wordt met name veroorzaakt door een stijging van de arbeidsplaatsgebonden subsidies en de omzet uit detachering.
22 2
Onder netto omzet wordt verstaan: omzet minus directe kosten voor inkoop van grond- en hulpstoffen en uitbesteed werk.
Figuur 10 Verdeling omzet Wsw (%)
2012
73%
8%
19%
2013
73%
8%
19%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Arbeidsplaatsgebonden subsidies Netto omzet uit detachering Netto omzet uit eigen productie en dienstverlening
De omzet is grotendeels afkomstig uit arbeidsplaatsgebonden subsidies. In 2013 is net als voorgaande jaren bijna driekwart (73%) van de totale opbrengst daaruit afkomstig (figuur 10).
Tabel 17 Opbrengst Wsw per arbeidsjaar Opbrengstsoort Arbeidsplaatsgebonden subsidies (Rijkssubsidie) Netto omzet totaal
2013
2012
26.000
25.800
9.500
9.300
In tabel 17 zijn de omvang van de Rijkssubsidie en de netto omzet (totaal) per Wsw-arbeidsjaar weergegeven. Per arbeidsjaar werd in 2013 een bedrag van € 26.000 aan Rijkssubsidie ontvangen en een netto omzet van € 9.500 gerealiseerd. Duidelijk is hierbij de toename in opbrengsten in 2013 zichtbaar. Gezien de grote druk op de producten- en dienstenprijsontwikkeling in de economie (in 2013 vrijwel nihil), is dit een zeer kleine maar reële verbetering. Opbrengst overige doelgroepen De overige doelgroepen genereren ook opbrengsten voor het SW-bedrijf. Hieronder worden die apart in beeld gebracht.
Tabel 18 Opbrengst overige doelgroepen (x A 1.000.000) Opbrengst
2013
2012
Arbeidsplaatsgebonden subsidies
25
75
Opbrengst activiteiten overige doelgroepen
81
112
A 106
A 187
Totaal
De opbrengst van overige doelgroepen bedraagt in 2013 € 106 miljoen, een daling van € 81 miljoen ten opzichte van het jaar 2012 (€ 187 miljoen). De daling wordt grotendeels veroorzaakt door een daling van het aantal gesubsidieerde
23
banen (zie figuur 5) en deels door een afname van de opbrengsten uit trajecten. Dit is het gevolg van de bezuiniging op het Participatiebudget. Netto omzet naar type opdrachtgever De netto omzet van Wsw-gesubsidieerden en overige doelgroepen samen laat zich als volgt verdelen over verschillende typen opdrachtgevers.
Figuur 11 Verdeling netto omzet naar type opdrachtgever (%)
2012
38%
12%
51%
2013
38%
12%
50%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Eigen gemeenten Overige overheden/non profit Profit
De netto omzet is in 2013 voor 50% afkomstig uit de profitsector (figuur 11). Gemeenten uit het eigen verzorgingsgebied zorgen voor 38% van de omzet. De verdeling is vergelijkbaar met die van 2012. Achter dit landelijk gemiddelde cijfer van 38% gaan overigens forse lokale verschillen schuil. Sommige SW-bedrijven hebben een omzet uit de eigen gemeenten van 20%, bij andere bedrijven ligt dit rond 60%.
6.2. Kosten De kosten van de SW-bedrijven bestaan hoofdzakelijk uit: • arbeidskosten voor de doelgroep; • arbeidskosten voor ongesubsidieerde professionals; • materiële kosten, zoals huisvesting, productiemiddelen, afschrijvingen, et cetera. In deze paragraaf worden bovenstaande kostensoorten in beeld gebracht voor de Wsw-medewerkers en overige doelgroepen. Incidentele kosten en financiële lasten (rentekosten) worden in deze paragraaf niet genomen. Zij komen in het resultaatoverzicht (paragraaf 6.3) terug.
24
Kosten Wsw-medewerkers Tabel 19 De kosten van de Wsw-medewerkers (x A 1.000.000) Kostensoort
2013
2012
2.468
2.451
Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals
535
543
Materiële kosten
306
313
c 3.310
c 3.307
Arbeidskosten Wsw-medewerkers
Totaal
De totale kosten van de Wsw bedragen in 2013 € 3.310 miljoen, een stijging van 3 miljoen ten opzichte van 2012 (€ 3.307 miljoen). De kosten bestaan voor het grootste deel uit arbeidskosten van Wsw-medewerkers. De beperkte stijging vormt een combinatie van de loonsverhoging conform de cao-afspraak (1% met € 170 eenmalige uitkering), de wettelijke aanpassingen van de hoogte van het minimum loon (1,5%) en een beperkte daling van het gemiddelde loon doordat er sprake is van een relatief goedkopere instroom (op basis van wettelijk minimumloon) in vergelijking tot de uitstroom van hoger ingeschaalde medewerkers. Daarnaast zien we dat de arbeidskosten van de ongesubsidieerde professionals zijn gedaald. Dit is in lijn met de daling van het aantal personeelsleden die sinds 2010 in gang is gezet (zie ook tabel 10). Overigens geldt daarbij dat personele maatregelen vaak pas in een volgend jaar tot volledige kostenreductie leiden. In het eerste jaar is nog sprake van onder andere kosten flankerend beleid en tijdelijke doorbetaling loonkosten. Tenslotte zien we dat de materiële kosten ten opzichte van 2012 zijn gedaald. Dit is in lijn met de trend van afgelopen jaren waarin de kosten steeds kapitaalextensiever worden.
Figuur 12 Verdeling kosten Wsw (%) 2012
73%
2013
17%
75% 0%
10%
20%
30%
10% 9%
16% 40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Arbeidskosten Wsw-medewerkers Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals Materiële kosten
In figuur 12 is de verhouding tussen de kostensoorten uitgedrukt in procenten. Daaruit valt af te lezen dat er procentueel gezien slechts lichte wijzigingen zijn in de kostenverdeling; de arbeidskosten van Wsw-medewerkers zijn relatief iets gestegen, materiële kosten en de arbeidskosten van ongesubsidieerde professionals zijn wederom gedaald.
25
Bovenstaande kosten zijn in tabel 20 omgerekend naar kosten per arbeidsjaar Wsw. De arbeidskosten van Wsw-medewerkers bedragen € 27.700 per arbeidsjaar, de begeleidingskosten door professionals € 5.900 en de materiële kosten € 3.400 per arbeidsjaar. In totaal is hiermee sprake van een kostenbesparing van circa € 100 per arbeidsjaar.
Tabel 20 Kosten Wsw per Wsw-arbeidsjaar Kostensoort
2013
2012
27.700
27.600
Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals
5.900
6.000
Materiële kosten
3.400
3.500
Arbeidskosten Wsw-medewerkers (incl. subsidie begeleid werkers)
Achter deze gemiddelde cijfers van loonkosten en materiële kosten gaan verschillende ontwikkelingen schuil die om een nadere toelichting vragen. De gemiddelde arbeidskosten per Wsw-medewerker zijn een samenstelling van Wsw-medewerkers in een dienstverband bij het sociale werkbedrijf (circa 94% van de populatie) en de Wsw-medewerkers die via begeleid werken bij een reguliere werkgever in dienst zijn (6%). Voor de Wsw-medewerkers in een dienstbetrekking wordt gemiddeld een brutoloon betaald van circa € 28.800. Voor de (beperkte) groep begeleid werkers een loonkostensubsidie van circa € 10.000. Over de gehele Wsw-populatie betekent dit een gemiddelde loonsom van € 27.700. De materiële kosten zijn samengesteld uit huisvestingskosten, afschrijvingen vaste activa, productiemiddelen en overige kosten. De volgende tabel geeft een uitsplitsing van de landelijke cijfers naar verschillende kostensoorten. Aandachtspunt hierbij is dat in de benchmark de sociale werkbedrijven alleen voor het totaal van de kosten een onderverdeling gemaakt hebben naar SW-activiteiten en overige doelgroepen. Er is dus in de benchmark geen exacte toerekening beschikbaar van bijvoorbeeld huisvestingskosten voor de SW-activiteiten. Hiermee rekening houdend geeft de volgende tabel een globale inschatting hoe de materiële kosten verdeeld zijn.
26
Tabel 21 Uitsplitsing kosten 2013 (%) Uitsplitsing materiële kosten
2013 %
2012 %
Huisvestingskosten
19%
19%
Afschrijvingen vaste activa
14%
14%
Productiemiddelen
12%
12%
Overige
35%
35%
Niet uitgesplitst
20%
21%
100%
100%
Totale materiële kosten (SW + overige doelgroepen)
Kosten overige doelgroepen Het aandeel van de arbeidskosten van overige doelgroepen is aanzienlijk lager, omdat lang niet iedereen in dienst van het sociale werkbedrijf komt. Het aandeel van de begeleidingskosten (trajectkosten) is voor deze doelgroepen groter dan in de Wsw.
Tabel 22 De kosten van de overige doelgroepen (x A 1.000.000) Kostensoort
2013
2012
Arbeidskosten overige doelgroepen
31
76
Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals
55
70
Materiële kosten
26
33
c 113
c 179
Totaal
In 2013 bedragen de kosten voor overige doelgroepen € 113 miljoen, een daling ten opzichte van 2012 van € 66 miljoen. De kostendaling wordt vooral veroorzaakt door een daling van de arbeidskosten voor de overige doelgroepen. Er is sprake van een afname van het aantal gesubsidieerde banen (zie ook figuur 5). Figuur 13 geeft de percentuele verhouding tussen de kostensoorten voor overige doelgroepen weer. Door de toename van het aantal assessments/diagnoses is het aandeel arbeidskosten van ongesubsidieerde professionals relatief toegenomen.
27
Figuur 13 Verdeling kosten overige doelgroepen (%) 2012
42%
2013
39%
28% 0%
10%
18% 23%
49% 20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
100%
90%
Arbeidskosten overige doelgroepen Arbeidskosten ongesubsidieerde professionals Materiële kosten
6.3. Resultaat Tabel 23 Exploitatieoverzicht (x A 1.000.000) Totaal exploitatieoverzicht
2013
2012
Omzet Wsw (totale opbrengsten)
3.174
3.131
106
187
Totale omzet
3.280
3.318
Kosten Wsw
3.310
3.307
Omzet overige doelgroepen (totale opbrengsten)
Kosten overige doelgroepen
113
179
Totale kosten
3.423
3.486
Exploitatieresultaat
- 143
- 168
Overige bedrijfsopbrengsten
27
33
Saldo incidentele baten en lasten
13
32
- 103
- 167
Bedrijfsresultaat
Het bovenstaande resultaatoverzicht toont voor 2013 een negatief bedrijfsresultaat van € 103 miljoen. Dat is een verbetering ten opzichte van 2012 met € 64 miljoen (- € 167 miljoen). Achter deze cijfers gaan verschillende ontwikkelingen schuil. Allereerst hebben we gezien dat de omzetcijfers achter blijven met zo’n € 38 miljoen (€ 3.280 versus € 3.318). Dit is het saldo van een beperkte omzetstijging bij de Wsw en een omzetdaling bij de overige doelgroepen. Vervolgens hebben 28
we gezien dat er sprake is van een besparing in de kosten met € 63 miljoen (€ 3.423 versus € 3.486). Met deze kostendaling wordt de omzetdaling meer dan gecompenseerd. Het saldo is zichtbaar in de ontwikkeling van het exploitatieresultaat: deze is van 2012 op 2013 licht verbeterd (van - € 168 miljoen naar - € 143 miljoen). Tenslotte zien we dat het saldo incidentele baten en lasten is toegenomen: van - € 32 mln naar + €13 mln. Het jaar 2012 was een uitschieter naar beneden doordat toen verschillende grote sociale werkbedrijven eenmalige reorganisatielasten kenden. In 2013 is mogelijk sprake van een incidenteel voordeel omdat sociale werkbedrijven een belastingteruggave over de afgelopen jaren hebben ontvangen. In het resultaatoverzicht zijn de vaste gemeentelijke bijdragen buiten beschouwing gelaten. In 2013 betrof dat een bedrag van € 86 miljoen, een toename ten opzichte van 2012 (€ 71 miljoen). We zien dat de tekorten in het bedrijfsresultaat bij meer bedrijven en voor een groter deel door middel van vaste gemeentelijke bijdragen worden gefinancierd (€ 86 van de € 103 miljoen). Dit is een illustratie van een toenemende transparantie tussen gemeenten en sociale werkbedrijven, omdat in het verleden vaker tekorten achteraf via eenmalige bijdragen of bijvoorbeeld via een afname van reserves werden gefinancierd.
29
7 Het sociale werkbedrijf nader toegelicht In de voorgaande hoofdstukken hebben we de resultaten laten zien van de SW-sector als geheel. In dit hoofdstuk staan we stil bij wat dit betekent voor het resultaat van een gemiddeld (fictief) sociaal werkbedrijf. We leggen uit wat de meest bepalende factoren zijn en gaan nader in op de verschillen tussen sociale werkbedrijven.
7.1. Het bedrijfsresultaat van een gemiddeld sociaal werkbedrijf De landelijke totaalresultaten van de branche hebben we vertaald naar een gemiddeld sociaal werkbedrijf. In het vorige hoofdstuk is toegelicht dat landelijk over de totale SW-populatie van ruim 90.000 arbeidsjaren een negatief bedrijfsresultaat behaald is van -103 miljoen. In Nederland wordt de Wsw uitgevoerd door ongeveer 92 SW-bedrijven. Een gemiddeld sociaal werkbedrijf biedt daarmee werk aan zo’n 1.000 Wsw-medewerkers (in arbeidsjaren). Er zijn evenwel grote verschillen in grootte, variërend van enkele honderden tot enkele duizenden medewerkers.
30
Tabel 24 Bepalende factoren van het bedrijfsresultaat (x A 1.000.000) 2013 Gemiddeld bedrijfsresultaat
- 1,1
1. Verschil tussen SW-loonkosten en subsidies
- 1,7
- SW-loonkosten (cao-loon) - Arbeidsplaats gebonden subsidies
- 27,7 26
2. Saldo opbrengsten en kosten bedrijfsvoering SW - Opbrengsten SW (netto toegevoegde waarde) - Kosten bedrijfsvoering SW
0,2 9,5 -9,3
3. Overig (andere doelgroepen, opbrengsten, fin. baten en lasten)
0,4
- Opbrengsten overige doelgroepen
0,0
- Overige opbrengsten
0,3
- Saldo financiële en incidentele baten en lasten
0,1
In tabel 24 zien we dat over 2013 het gemiddelde sociale werkbedrijf een negatief bedrijfsresultaat heeft behaald van 1,1 miljoen. In de kern zijn er drie verschillende factoren die aan dit bedrijfsresultaat ten grondslag liggen. De eerste factor betreft het verschil tussen de SW-loonkosten en de Rijkssubsidie. Wsw-medewerkers worden conform de cao betaald. Dat betekent dat de medewerker loon ontvangt op basis van een in het verleden vastgestelde inschaling (historische rechten). De Rijkssubsidie wordt jaarlijks vastgesteld; over 2013 was deze € 26.109 per arbeidsjaar. Het verschil van - 1,7 miljoen betekent dat een SW-bedrijf per medewerker gemiddeld zo’n € 1.700 meer aan loonkosten betaalt dan dat aan subsidie wordt ontvangen. Oorspronkelijk doel van de Rijkssubsidie SW was om aan de gemeente een substantiële tegemoetkoming in de totale kosten te geven; een volledige compensatie van de loonkosten is nooit de primaire doelstelling geweest. Wel kunnen we constateren dat het negatieve verschil tussen de verplichte loonkosten en het ontvangen subsidiebedrag de afgelopen jaren fors is toegenomen. Enerzijds door een toename van de loonkosten (ontwikkeling cao-loon) en anderzijds door een bezuiniging op het subsidiebedrag van 120 miljoen in 2011 en achterwege laten van de prijsbijstelling in 2012.
31
De tweede factor betreft het verschil tussen de opbrengsten en kosten bedrijfsvoering SW. Voor het generen van werk en begeleiden van medewerkers heeft een sociaal werkbedrijf personeelskosten (voor de begeleidende professionals) en materiële kosten (onder andere huisvesting). Daartegenover staat dat met de werkzaamheden die de Wsw-medewerkers uitvoeren een (bescheiden) omzet kan worden behaald. Het positieve saldo van 0,2 miljoen betekent dat de kosten per Wsw-medewerker met de opbrengsten uit het werk kunnen worden gefinancierd. De derde factor is samengesteld uit verschillende elementen. Het gaat onder andere om activiteiten voor overige doelgroepen (bijvoorbeeld re-integratietrajecten), overige bedrijfsopbrengsten en het saldo van (financiële) baten en lasten. Het saldo van 0,4 miljoen betekent dat een gemiddeld sociaal werkbedrijf wat inkomsten heeft uit andere activiteiten of aanvullende middelen, waarmee het verlies op de SW-activiteiten nauwelijks tot niet kan worden gecompenseerd. De drie factoren gezamenlijk tellen op tot een verlies van -1,1 miljoen. In 2013 is dit verlies voor het grootste deel (0,9 miljoen) opgevangen door een vaste gemeentelijke bijdrage. Deels gebeurt dit door aanvullende gemeentelijke bijdragen of – voor zover aanwezig – door het interen op het eigen vermogen van het sociale werkbedrijf.
7.2. Verschillen per sociaal werkbedrijf Bovenstaand is een gemiddeld sociaal werkbedrijf geschetst. In de praktijk zijn er forse verschillen per bedrijf. In tabel 25 is dit schematisch weergegeven3. Voor de bedrijven met een bedrijfsresultaat in het middensegment (de zogenoemde mediaan van 50%) zien we dat het bedrijfsresultaat in de orde van grootte van -0,8 miljoen ligt. Kijkend naar het onderste segment (van 100-80%) zien we dat het bedrijfsresultaat sterk negatief is, rond de -4,0 miljoen. Het bovenste segment (van 20% - 0%) heeft een positief bedrijfsresultaat in de orde van 1,1 miljoen. Dat de bedrijven in het middensegment met -0,8 miljoen een iets gunstiger bedrijfsresultaat hebben dan het landelijk gemiddelde van -1,1 miljoen, komt doordat een aantal bedrijven in het onderste segment een sterk negatief resultaat kennen. Dit trekt het landelijk gemiddelde naar beneden.
32 3
en behoeve van de vergelijkbaarheid ten opzichte van het gemiddeld sociaal werkbedrijf zijn ook deze bedrijven T geschaald tot 1.000 Wsw-medewerkers (in arbeidsjaren).
Tabel 25 Verschillen in bepalende factoren van het bedrijfsresultaat (x A 1.000.000) Laag < 80%
Gemiddeld rond 50%
Hoog > 20%
Bedrijfsresultaat
-4,0
-0,8
0,9
1. Verschil tussen SW-loonkosten en subsidies
-2,9
-1,5
-0,3
- Arbeidsplaats gebonden subsidies
26,2
26,2
26,2
- SW-loonkosten (cao-loon)
29,2
27,9
26,4
2. Saldo opbrengsten en kosten bedrijfsvoering SW
-1,1
-0,1
0,6
- Opbrensten SW (netto toegevoegde waarde)
8,3
9,3
12,2
- Kosten personeel
5,6
5,8
7,3
- Kosten materieel
3,7
3,6
4,3
3. Overig (andere doelgroepen, opbrengsten, fin baten en lasten)
-0,1
0,7
0,5
- Opbrengsten overige doelgroepen
-0,2
0,0
0,0
- Overige opbrengsten
0,2
0,4
0,5
- Saldo incidentele baten en lasten
0,1
0,4
0,1
-0,2
-0,1
-0,1
Resultaat 2013: onderlinge verschillen
- Saldo financiële baten en lasten
Inzoomend op de verschillen in bedrijfsresultaat tussen het onderste en bovenste segment zien we dat de verschillen zo’n 5 miljoen bedragen (- 4,0 miljoen en 0,9 miljoen). Deze worden veroorzaakt door de eerder genoemde drie factoren. De verschillen in loonkosten lopen uiteen van -2,9 miljoen tot -0,3 miljoen, het saldo van opbrengsten en kosten in de bedrijfsvoering van -1,1 miljoen tot 0,6 miljoen. Hierop inzoomend zien we dat de bedrijven uit het bovenste segment gemiddeld een hoger niveau aan opbrengsten én aan kosten hebben dan de lagere segmenten. Goed renderende bedrijven sturen dus niet alleen op kostenreductie maar kijken nadrukkelijk op welke wijze toegevoegde waarde kan worden gegenereerd. In de overige factoren tenslotte zien we een bandbreedte van -0,1 miljoen tot 0,5 miljoen De hoogte van het bedrijfsresultaat is niet bepalend voor de vraag of een sociaal werkbedrijf ‘het goed heeft gedaan of niet’. Het ene sociaal werkbedrijf heeft een gunstiger uitgangssituatie en lokale/regionale situatie dan de ander. Voor de loonkosten is bijvoorbeeld van belang hoe de leeftijdsopbouw is van de
33
Wsw-medewerkers: oudere werknemers zijn duurder. Om mensen aan de slag te helpen bij gewone werkgevers, is het belangrijk een aantal grote en geschikte bedrijven in de omgeving te hebben. Zo zijn er meer aspecten waar sociale werkbedrijven mee te maken hebben, die van invloed zijn op hun uiteindelijke bedrijfsresultaat. De vraag is daarom interessant welke factoren sociale werkbedrijven zelf kunnen beïnvloeden en welke niet. In het vorig jaar verschenen rapport Optimaliseren Verdienvermogen wordt ingegaan op hiervoor bepalende factoren als economische en geografische context en de mogelijkheden en onmogelijkheden om gegeven deze lokale context het resultaat te beïnvloeden.4
7.3. Het bedrijfsresultaat ontleed In onderstaande figuur zien we het bedrijfsresultaat voor de deelnemende bedrijven gerangschikt naar het bedrag per SW-medewerker.
Grafiek 3 Het bedrijfsresultaat over 2013 (per Wsw-medewerker) € 2.000 € 1.000 €€ -1.000 € -2.000 € -3.000 € -4.000 € -5.000 € -6.000 € -7.000 100% - 80%
80% - 60%
60% - 40%
40% - 20%
20% - 0%
De deelnemende bedrijven aan de benchmark gerangschikt naar toenemend bedrijfsresultaat.
We zien hier de forse spreiding in het bedrijfsresultaat terug, variërend van zo’n - € 4.000 per medewerker voor het laagste segment, en circa € 1.000 voor het hoogste segment. Deze getallen komen overeen met de hierboven geschetste bedragen voor een gemiddeld sociaal werkbedrijf (respectievelijk - € 4 mln en € 0,9 mln). Het gemiddelde bedrijf (de mediaan) kent een negatief bedrijfsresultaat van € 800 per Wsw-medewerker.
34
In de volgende figuur zien we voor de bedrijven op een zelfde manier gerangschikt naar toenemend bedrijfsresultaat het verschil tussen SW-loonkosten en subsidies weergegeven. 4
Optimaliseren Verdienmogen. Rapport in opdracht van Cedris (juni 2013).
Grafiek 4 Verschil in loonkosten en subsidie over 2013 (per Wsw-medewerker) € 2.000 € 1.000 €€ -1.000 € -2.000 € -3.000 € -4.000 € -5.000 € -6.000 € -7.000 100% - 80%
80% - 60%
60% - 40%
40% - 20%
20% - 0%
De deelnemende bedrijven aan de benchmark gerangschikt naar toenemend bedrijfsresultaat.
We zien dat de laagst renderende bedrijven gemiddeld een tekort hebben op de loonkosten ten opzichte van de subsidie van circa - € 3.000. Bij het hoogste segment is dit in de orde van grootte van - € 300. Verschillen per bedrijf worden onder meer veroorzaakt door de leeftijdsverdeling (relatief veel/weinig duurder personeel), de mate van instroom in de afgelopen jaren, de hoogte van het loongebouw, het aantal begeleid werkers en het aantal ernstige handicaps (deze ontvangen een hogere subsidie). Afgezien van een enkele uitschieter zien we een sterk causaal verband tussen het gerealiseerde bedrijfsresultaat en het verschil tussen loonkosten en subsidies. Circa 60% van de verschillen in het bedrijfsresultaat kunnen hierdoor worden verklaard. In de volgende figuur zien we voor de bedrijven op een zelfde manier gerangschikt naar toenemende bedrijfsresultaat het bedrijfsvoeringsresultaat: het verschil tussen de netto toegevoegde waarde en de kosten.
Grafiek 5 Het bedrijfsvoeringsresultaat over 2013 (per Wsw-medewerker) € 3.000 € 2.000 € 1.000 €€ -1.000 € -2.000 € -3.000 € -4.000 € -5.000 € -6.000 100% - 80%
80% - 60%
60% - 40%
40% - 20%
20% - 0%
De deelnemende bedrijven aan de benchmark gerangschikt naar toenemend bedrijfsresultaat.
35
We zien dat de laagst renderende bedrijven gemiddeld een tekort hebben op de bedrijfsvoering van circa - € 1.000. Bij het hoogste segment is een positief saldo van € 900. We zien in deze figuur een aantal individuele uitschieters. Sommige bedrijven hebben een positief bedrijfsvoeringsresultaat, maar zitten in het laagste segment vanwege bijvoorbeeld de hoge loonkosten. Vice versa zijn er bedrijven met een relatief laag bedrijfsvoeringsresultaat in de hogere segmenten. Afgezien van deze verschillen is er sprake van een duidelijk verband. Circa 30% van de verschillen in het bedrijfsresultaat kunnen door de verschillen in opbrengsten en kosten worden verklaard. Tenslotte is nog gekeken naar de mate waarin bedrijven medewerkers al dan niet extern hebben geplaatst.
Grafiek 6 Het percentage extern geplaatst 2013 (per Wsw-medewerker) 90 80 70 60 50 40 30
20 10 0 100% - 80%
80% - 60%
60% - 40%
40% - 20%
20% - 0%
De deelnemende bedrijven aan de benchmark gerangschikt naar toenemend bedrijfsresultaat.
We zien dat de laagst renderende bedrijven gemiddeld circa 50% van de medewerkers extern hebben geplaatst. De onderlinge verschillen zijn echter bijzonder groot. Bij het hoogste segment is sprake van een percentage rond de 61%. Ook hier zien we dat de onderlinge verschillen groot zijn. Op grond van deze gemiddelden lijkt er een licht statistisch verband te zijn tussen het percentage extern geplaatsten en het bedrijfsresultaat. Anderzijds geldt dat een hoger percentage extern geplaatsten zeker geen garantie is voor een goed bedrijfsresultaat. In het laagste segment zien we ook een aantal bedrijven met een hoog plaatsingspercentage. Vice versa is het ook geen randvoorwaarde voor een goed bedrijfsresultaat. In het hoogste segment is een aantal bedrijven met een laag plaatsingspercentage.
36
7.4. Samenvattend Een gemiddeld sociaal werkbedrijf heeft in 2013 een negatief bedrijfsresultaat gerealiseerd van -1,1 miljoen. In dit hoofdstuk hebben we de drie factoren geschetst waaruit dit resultaat is opgebouwd. Vervolgens zijn we ingegaan op de verschillen per bedrijf. Bij het verschil tussen loonkosten en Rijkssubsidie (-1,7 miljoen gemiddeld) zijn de mogelijkheden tot beïnvloeding voor een individueel sociaal werkbedrijf beperkt. Meer mogelijkheden tot beïnvloeding zijn er in het saldo van opbrengsten en kosten bedrijfsvoering SW (0,2 miljoen gemiddeld). De overige opbrengsten (0,4 miljoen) zijn voor het merendeel beperkt beïnvloedbaar. Per saldo zien we dat het merendeel van de sociale werkbedrijven een negatief bedrijfsresultaat kent. De best renderende 25% hebben een positief bedrijfsresultaat. In veel gevallen wordt een ongunstig resultaat bij de ene factor gecompenseerd door een positief resultaat bij een andere factor. Sommige sociale werkbedrijven hebben bijvoorbeeld relatief hoge loonkosten en kunnen dit deels compenseren met een relatief goed resultaat in de bedrijfsvoering, bij andere bedrijven wordt een matig resultaat in de bedrijfsvoering gecompenseerd door financiële baten. Het overzicht in dit hoofdstuk geeft een goed beeld van de factoren die van invloed zijn op het bedrijfsresultaat. Voor de beoordeling van de prestaties van een individueel bedrijf is echter een nadere analyse nodig van onderliggende factoren, zoals de opbouw van het personeelsbestand, de (vastliggende) huisvestingskosten of de regionale arbeidsmarkt.
37
Bijlage 1 Schematische indeling van de werkladder Wsw Trede
Wie is werkgever en welke cao is van toepassing?
Onder wiens leiding wordt werk uitgevoerd?
Voor wiens rekening en risico wordt werk uitgevoerd?
Bijzonderheden
Regulier
Individueel
Reguliere werkgever cao van reguliere werkgever
Reguliere werkgever
Reguliere werkgever
Zonder Wsw-subsidie of loonkostensubsidie via gemeente of UWV
Begeleid Werken/ werken met loonkostensubsidie bij reguliere werkgever
Individueel
Reguliere werkgever cao van reguliere werkgever
Reguliere werkgever
Reguliere werkgever
Met behulp van loonkostensubsidie (op grond van Wsw of gefinancierd via gemeente of UWV)
Individuele detachering
Individueel
SW-bedrijf -cao Wsw
Reguliere werkgever
Reguliere werkgever
Inleenvergoeding
Groepsdetachering
Groep van minimaal 3 personen
SW-bedrijf -cao Wsw
Reguliere werkgever - er kan wel (werk) begeleiding worden geboden vanuit SW-bedrijf.
Reguliere werkgever
Inleenvergoeding
Individueel of groep
SW-bedrijf -cao Wsw
SW-bedrijf
SW-bedrijf
Betaling voor opdracht
Beschut intern
Individueel
SW-bedrijf -cao Wsw
SW-bedrijf
SW-bedrijf
Betaling voor opdracht
Test en training
Individueel
SW-bedrijf -cao Wsw
SW-bedrijf
SW-bedrijf
Nog niet definitief in te delen op werkladder
Werken op locatie
38
Aantal personen
Koningin Wilhelminalaan 3 3527 LA Utrecht
T 030 - 290 68 00 F 030 - 290 68 99
Postbus 8151 3503 RD Utrecht
[email protected] www.cedris.nl
Cedris is de brancheorganisatie van sociale werkvoorzieningsbedrijven. SW-bedrijven ondersteunen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt om aan de slag te komen. Op een beschutte werkplek, maar bij voorkeur bij een gewone werkgever. SW-bedrijven hebben ervaring met de doelgroep, kennen de regionale arbeidsmarkt en hebben de expertise om een goede match te maken met werkgevers. Ze kunnen werkgevers alle administratieve rompslomp, risico’s en begeleiding uit handen nemen. SW-bedrijven zijn daarom vanzelfsprekend partner voor de uitvoering van de Participatiewet.
Branche-informatie sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie 2013