Evaluatie en Actualisatie Welstandsnota Bunnik Gemeente Bunnik
Evaluatie en Actualisatie Welstandsnota Bunnik Gemeente Bunnik
Rapportnummer:
211x03547.056613_1
Datum:
13 maart 2012
Contactpersoon opdrachtgever: De heer G. Zaaijer Projectteam BRO:
Pascal Hendriks
Trefwoorden:
Evaluatie, actualisatie, welstandsnota Bunnik
Bron foto kaft:
BRO Abstract (3)
Beknopte inhoud:
--
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Het doel en de reikwijdte van deze welstandsnota 1.3 Leeswijzer
13 13 13 14
DEEL A – BELEID
15
2. WELSTANDSBELEID 2.1 Inleiding 2.2 Gebiedsgericht welstandsbeleid
17 17 19
2.2.1 Inleiding 2.2.2 Gebiedsanalyse 2.2.3 Drie niveaus van welstand
19 20 21
DEEL B – CRITERIA
27
3. ALGEMENE CRITERIA
29
4. (REPRESSIEVE) CRITERIA VOOR OMGEVINGSVERGUNNINGSVRIJE EN BESTAANDE BOUWWERKEN 4.1 Inleiding 4.2 Repressieve welstandstoets van vergunningsvrije bouwplannen 4.3 Vrijwillige toetsing van vergunningsvrije bouwplannen
33 33 33 47
5. GEBIEDSGERICHTE CRITERIA Karakteristiek van de gemeente Bunnik
49 51
6. BUNNIK 6.1 Het centrumgebied
53 54
Het Dorps stroomruglint (Gebiedstype H5.1)
55
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de dorpskern van Bunnik: stroomruglint; dorps H5.1 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen H5.1 Stroomruglint; dorps Het Bunningchem (Gebiedstype B2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Het Bunningchem (Gebiedstype B2) De begraafplaats (Gebiedstype G1) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De begraafplaats (Gebiedstype G1) 6.2 Stationsweg / Provinciale weg Stationsweg/Provincialeweg (Gebiedstype H5.2) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Stationsweg/ Provincialeweg (Gebiedstype H5.2) 6.3 Woongebied Van Hardenbroeklaan e.o. Van Hardenbroeklaan e.o.(Gebiedstype W1.2) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van Van Hardenbroeklaan e.o.(Gebiedstype W1.2) Anne Frank Terrein/Churchill (Gebiedstype W1.5) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van Anne Frank Terrein (Gebiedstype W1.5) 6.4 Maatschapsbuurt Woongebied de Maatschapsbuurt (Gebiedstype W1.2) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Woongebied de Maatschapsbuurt (Gebiedstype W1.2) De Kerkstraat (Gebiedstype W1.3) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – W1.3 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kerkstraat (Gebiedstype W1.3) De Kersenboomgaard (Gebiedstype W1.4) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden eind 20e eeuw – W1.4 95 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kersenboomgaard (Gebiedstype W1.4) De Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg (Gebiedstype A3) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg - A3
56 60 62 64 66 68 69 70 70 74 76 77 77 79 81 84 86 87 87 89 91 91 93 95
97 99 100
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg (Gebiedstype A3) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Kleinschalige bedrijven Molenweg en school H. van de Vechtlaan (Gebiedstype B2) Begraafplaats (Gebiedstype G1) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Begraafplaats (Gebiedstype G1) (Gebiedstype W1.5) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van terrein Avezaad (Gebiedstype W1.5) 6.5 Oranjebuurt De Oranjebuurt (Gebiedstype A5) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Oranjebuurt – A5 De vrijstaande woningen aan de Prinses Beatrixstraat / de Koning Willem III straat (Gebiedstype W2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De vrijstaande woningen aan de Prinses Beatrixstraat / de Koning Willem III straat (Gebiedstype W2) School en sportlocatie (Gebiedstype B2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied School en sportlocatie (Gebiedstype B2) 6.6 Kromme Rijnwijk De Kromme Rijnwijk (Gebiedstype W1.3) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – W1.3 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kromme Rijnwijk (Gebiedstype W1.3) De flats/gestapelde woningen (Gebiedstype W1.3.1) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De flats/gestapelde woningen (Gebiedstype W1.3.1) De patiowoningen (Gebiedstype W1.3.2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De patiowoningen (Gebiedstype W1.3.2) De vrijstaande woningen Ambachtsring/Vleeshouwershof (Gebiedstype W2) 143 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De vrijstaande woningen Ambachtsring/Vleeshouwershof (Gebiedstype W2) Scholeneiland (Gebiedstype B2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Scholen en bibliotheek (Gebiedstype B2) Kantoorgebouw Rhijnhaeghe (Gebiedstype B3.A)
104 107 109 110 112 114 117 118 122 124 124
126 128 130 132 133 133 135 137 138 140 142
145 147 148 151
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen Kantoorgebouw Rhijnhaeghe (Gebiedstype B3.A) 6.7 De Kamp
het
gebied 152 154
De Kamp (Gebiedstype W1.4) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kamp (Gebiedstype W1.4) 6.8 Werkgebieden
155
Bedrijventerrein De Twaalf Apostelen (Gebiedstype B3.A) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein De Twaalf Apostelen (Gebiedstype B3.A) Bedrijventerrein Vrumona (Gebiedstype B3.B) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein Vrumona (Gebiedstype B3.B) Bedrijventerrein Kosterijland (Gebiedstype B3.A) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein Kosterijland (Gebiedstype B3.A) Bedrijventerrein Stationsweg/Schoudermantel (Gebiedstype B3.B) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein ‘Stationsweg/Schoudermantel’ (Gebiedstype B3.B) Bedrijventerrein De Fruitveiling (Gebiedstype B3.A) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein De Fruitveiling (Gebiedstype B3.A) Bedrijventerrein De Rumpst (Gebiedstype B3.B) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein De Rumpst (Gebiedstype B3.B)
161
7. ODIJK
157 159
163 165 167 169 171 171 173 175 177 179 181 183
185
Karakteristiek van de kern Odijk 7.1 Centrum
185 186
Het dorps stroomruglint (Gebiedstype H5.1) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Het dorps stroomruglint (Gebiedstype H5.1) 7.2 Lint Zeisterweg
187
Zeisterweg (Gebiedstype H5.2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Zeisterweg (Gebiedstype H5.2) 7.3 Boomgaardweg e.o. Boomgaardweg e.o. (Gebiedstype W1.2) Criteria voor specifieke bouwwerken Boomgaardweg e.o. (Gebiedstype W1.2) Bedrijventerrein ’t Zand (Gebiedstype B3.B)
191 193 194 198 200 201
binnen
het
gebied 203 205
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein ’t Zand (Gebiedstype B3.B) Begraafplaats Odijk (Gebiedstype G1) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Begraafplaats Odijk (Gebiedstype G1) Locatie Dorpshuis - Zeisterweg (Gebiedstype W1.5) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden begin 21e eeuw – W1.5 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Locatie Dorpshuis - Zeisterweg (Gebiedstype W1.5) 7.4 Zweedse Buurt Zweedse buurt (Gebiedstype W1.2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Zweedse buurt (Gebiedstype W1.2) 7.5 De Waarden
206 209 210 211 211 213 215 216 218 220
De Waarden-west (Gebiedstype W1.2) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Waardenwest (Gebiedstype W1.2) Patiowoningen Waarden-west (Gebiedstype W1.3.2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Patiowoningen Waarden-west (Gebiedstype W1.3.2) De Waarden-oost (Gebiedstype W2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Waardenoost (Gebiedstype W2) 7.6 Dalenoord
221
Dalenoord (Gebiedstype W1.3) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Dalenoord (Gebiedstype W1.3) Flats Dalenoord (Gebiedstype W1.3.1) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Flats Dalenoord (Gebiedstype W1.3.1) Veldwachter Willemslaan e.o. (Gebiedstype W1.4) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Veldwachter Willemslaan e.o. (Gebiedstype W1.4) Werdorperwaard (Gebiedstype W1.4) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Werdorperwaard (Gebiedstype W1.4) Vrijstaande woningen Werdorperwaard (Gebiedstype W2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Vrijstaande woningen Werdorperwaard (Gebiedstype W2) Scholeneiland (Gebiedstype W1.5)
233
221 223 225 226 228 229 232
235 237 239 241 243 246 248 250 251 253
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Woningen Dalenoord (Gebiedstype W1.5) 7.7 De Singel De Vork / De Elskamp (Gebiedstype W1.2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Vork / De Elskamp (Gebiedstype W1.2) Kantorengebied Zeisterweg / De Singel (Gebiedstype B3.A) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Kantorengebied Zeisterweg / De Singel (Gebiedstype B3.A) Grondgebonden woningen en appartementen Rietkamp (Gebiedstype W1.4) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied grondgebonden woningen en appartementen Rietkamp (Gebiedstype W1.4) Appartementen W. Peekhof (Gebiedstype W1.3.1) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Appartementen W. Peekhof (Gebiedstype W1.3.1) Singelpark gemeentehuis e.o. (Gebiedstype B3.A) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Singelpark gemeentehuis e.o. (Gebiedstype B3.A) 7.8 Rijneiland Woongebied Rijneiland (Gebiedstype W1.4) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Woongebied Rijneiland (Gebiedstype W1.4) Maatschappelijke voorzieningen Rijneiland (Gebiedstype B2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Maatschappelijke voorzieningen Rijneiland (Gebiedstype B2) Tennispark (Gebiedstype G3) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Tennispark (Gebiedstype G3)
8. WERKHOVEN 8.1 Centrum (Gebiedstype H3) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Gebiedsgerichte welstandscriteria voor donknederzettingen (Gebiedstype H3) 8.2 Lint Herenstraat e.o. Lint Herenstraat noordzijde centrum (Gebiedstype H5.2) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Lint Herenstraat noordzijde centrum (Gebiedstype H5.2)
255 258 259 261 263 264 266
268 274 275 277 278 280 281 283 286 287 289 290
293 295
299 301 302 302 306
Vrijstaande woningen Herenstraat (Gebiedstype W2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Vrijstaande woningen Herenstraat (Gebiedstype W2) Begraafplaats (Gebiedstype G1) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Begraafplaats (Gebiedstype G1) 8.3 Lint Herenstraat/ Ambachtstraat / Beverweerdseweg Lint Herenstraat/ Ambachtstraat / Beverweerdseweg (Gebiedstype H5.2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Lint Herenstraat/ Ambachtstraat / Beverweerdseweg (Gebiedstype H5.2) 8.4 Otselaan e.o. Woongebied Otselaan e.o. (Gebiedstype W1.2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Woongebied Otselaan e.o. (Gebiedstype W1.2) Zorgcentrum De Kromme Rijnhof (Gebiedstype B2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Zorgcentrum De Kromme Rijnhof (Gebiedstype B2) Locatie Delteijk (Gebiedstype W1.5) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Locatie Delteijk (Gebiedstype W1.5) 8.5 De Pelikaan Woongebied de Pelikaan (Gebiedstype W1.3) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Woongebied de Pelikaan (Gebiedstype W1.3) Vrijstaande woningen Achterdijk (Gebiedstype W2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Vrijstaande woningen Achterdijk (Gebiedstype W2) Bedrijventerrein Zwaanweg (Gebiedstype B2) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Bedrijventerrein Zwaanweg (Gebiedstype B2) 8.6 Klein Sonsbeek
308 310 312 313 314 315 319 321 322 324 326 327 329 332 334 335 337 339 340 343 344 346
Klein Sonsbeek (Gebiedstype W1.4) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Klein Sonsbeek (Gebiedstype W1.4) 8.7 Werkhof
347
Werkhof (Gebiedstype W1.5) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van Werkhof (Gebiedstype W1.5) 8.8 MFA Werkhoven (B2)
353 355 357
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied MFA Werkhoven (Gebiedstype B2)
359
350 352
9. BUITENGEBIED 9.1 Buurtschap Vechten (Gebiedstype H5.2)
361 363
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor uitloper/buurtschap H5.2 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen Stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 9.2 Landelijk stroomruglint (Gebiedstype H5.3)
stroomruglint; 364 in
het
gebied 368 370
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; landelijk H5.3 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; landelijk H5.3 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen aan Stroomruglint; landelijk – H5.3 9.3 Landelijk polderlint (Gebiedstype H6.3) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor landelijke polderlinten H6.3 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Landelijke polderlinten H6.3 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen aan Polderlint; Landelijk – H6.3 9.4 Ruilverkavelingslint (Gebiedstype H7.3) Gebiedsgerichte welstandscriteria voor ruilverkavelingslinten; landelijk - H7.3 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Ruilverkavelingslinten; landelijk - H7.3 Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen aan ruilverkavelingslinten; landelijk - H7.3 9.5 Forten, landgoederen, buitenplaatsen, volkstuincomplexen en begraafplaatsen (Gebiedstype G1) Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Forten, landgoederen, buitenplaatsen en begraafplaatsen (Gebiedstype G1) 9.6 Sportterreinen, volkstuinencomplexen en recreatiegebieden (Gebiedstype G3) Criteria voor specifieke bouwwerken Sportterreinen, volkstuinencomplexen (Gebiedstype G3) 9.7 MOB-complex (Gebiedstype G4)
372 374 376 378 380 384 386 388 390 391 394 396 398 400
binnen in het gebied en recreatiegebieden 402 404
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor grootschalige bebouwingscomplexen in een groene omgeving – G4 Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied MOBcomplex (Gebiedstype G4) Buitengebied (gebiedstype G6.1, G6.2 en G6.3)
405 407
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen Buitengebied (gebiedstype G6.1, G6.2 en G6.3)
412
in
het
404
gebied
10.
SNELWEG A12 (REGENBOOGROUTE)
417
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de Regenboogroute (A12) Bebouwing langs snelweg Geluidsschermen Viaducten/Ecoducten Onderdoorgangen
418 418 418 419 420
11. RECLAMERICHTLIJNEN 11.1 Algemene richtlijnen 11.2 Gebiedsgerichte richtlijnen 11.3 Bedrijventerreinen en kantoorgebieden
421 421 422 423
11.3.1 Richtlijnen gevel reclame-uitingen voor grootschalige bedrijven. 11.3.2 Richtlijnen gevel reclame-uitingen voor kantoren. 11.3.3 Richtlijnen gevel reclame-uitingen bedrijfsverzamelgebouwen. 11.3.4 Richtlijnen losstaande reclame-uitingen bedrijven. 11.3.5 Richtlijnen losstaande reclame-uitingen kantoren en bedrijfsverzamelgebouwen. 11.4 Historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) 11.5 Sport- en recreatieterreinen
429 429 431
11.5.1 Richtlijnen gevelreclame-uitingen voor sportverenigingen 11.6 Woongebieden
431 433
11.6.1 Bedrijven, winkels en kantoren in woongebieden 11.7 Groen buitengebied. 11.8 Openbare ruimte
433 435 435
11.8.1 Reclame-uitingen op of direct langs de openbare weg.
BIJLAGEN Bijlage 1: Bebouwingskenmerken Bijlage 2: Begrippenlijst
424 425 426 428
435
INLEIDING
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding Veranderingen in de bebouwde omgeving gaan vaak heel geleidelijk. Ze zijn het resultaat van een optelling van bouwinitiatieven, variërend van kleinere bouwwerken, zoals een schutting, aanbouw of dakkapel, tot een compleet nieuwe woning. Deze optelling valt niet altijd positief uit. Het is immers lastig de invloed van iedere bouwaanvraag op de omgeving goed te beoordelen en naar de klant inzichtelijk te maken waarom deze beoordeling zo uitvalt. Het welstandsbeleid moet de handvatten bieden om deze beoordeling te kunnen maken. Bovendien geeft het de klanten vooraf inzicht in de criteria waaraan hun bouwaanvraag getoetst zal worden. Zij kunnen deze gebruiken als handvat bij het opstellen van hun bouwplan waardoor dit eerder aan de eisen van welstand kan voldoen zodat de vergunningprocedure soepeler kan worden doorlopen. Per 1 juli 2004 is in de gemeente Bunnik het nieuwe welstandsbeleid in werking getreden. De vastgestelde welstandsnota geeft op lokaal niveau inhoud aan de nieuwe wijze van welstands toezicht zoals vastgelegd in de Woningwet 2002. Vanaf 2004 is er door de welstandscommissie een jaarverslag aan de gemeente aangeboden. In de jaarverslagen komt aan de orde hoe de commissie in Bunnik toepassing heeft gegeven aan de criteria zoals die zijn opgenomen in de Welstandsnota. In het voorjaar van 2009 is de gemeente Bunnik gestart met het evaluatietraject om de welstandsnota aan te passen aan het gemeentelijke beleid en de toepasbaarheid en bruikbaarheid van de nota voor klanten te vergroten.
1.2 Het doel en de reikwijdte van deze welstandsnota Voordat iemand mag gaan bouwen, zal hij in beginsel een omgevingsvergunning moeten aanvragen bij de gemeente. De omgevingsvergunningaanvraag wordt, naast welstand, o.a. getoetst aan het Bouwbesluit en aan het bestemmingsplan. De welstandsnota bevat de basisvoorwaarden, waaraan omgevingsvergunningaanvragen op welstandsaspecten getoetst zullen worden. Het legt voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld een dorpskern, een beoordelingskader vast. Dit is opgesteld vanuit een visie op de toekomst van het gebied en vanuit een beeld van aanwezige waarden. Er worden criteria benoemd die ertoe moeten bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving. Afhankelijk van de waarde van het gebied kan het kader meer of minder streng zijn. In bijvoorbeeld een historisch dorpscen-
Hoofdstuk 1
13
trum zal de prioriteit van welstand anders liggen dan op een regulier bedrijventerrein. Welstandstoezicht is dus niet simpelweg een vraag van mooi of niet mooi, maar een beoordeling van de kwaliteit van het bouwwerk aan de hand van duidelijk benoemde criteria. Welstand is niet zozeer een waardeoordeel over een bouwwerk op zich, maar vooral een beoordeling van de bijdrage van dat bouwwerk aan de ruimtelijke kwaliteit op die specifieke locatie. De welstandsnota is gebaseerd op de lokale karakteristieken in bestaande stedelijke gebieden en het buitengebied. De welstandsnota van de gemeente Bunnik is opgesteld voor de relatief kleine bouwopgaven van één of enkele gebouwen, uitbreidingen van bestaande bebouwing en veel voorkomende kleinere bouwopgaven in bestaand stedelijk- en buitengebied (beheergebieden). Voor grootschalige ontwikkelingen of voor herontwikkelingen in bijvoorbeeld dorpscentra, vormen andere documenten, zoals beeldkwaliteitsplannen, de welstandsnota.
1.3 Leeswijzer De 'Welstandsnota Bunnik’ bestaat naast de inleiding en de bijlagen uit twee delen: een toelichting op het welstandsbeleid in de gemeente Bunnik (deel A) en criteria (deel B). Het benoemen, inventariseren en analyseren van de lokale ruimtelijke karakteristieken en vervolgens het vertalen van deze karakteristieken naar deelgebieden en thema's, vormt de basis voor een gebiedsgericht welstandsbeleid. In deel A - het welstandsbeleid - wordt toegelicht hoe de gemeente Bunnik vorm geeft aan haar gebiedsgerichte welstandsbeleid. Op basis van een waardering van de verschillende kwaliteiten per gebied wordt een welstandsniveau toegekend. Dit welstandsniveau betekent een bepaalde manier van toetsen. Deel B - criteria - gaat in op de bij een omgevingsvergunningaanvraag te hanteren criteria. In dit deel zijn de geldende 'algemene' en 'gebiedsgerichte' criteria aangegeven. De algemene criteria van welstand bestaan uit een 'algemene richtlijn voor goede architectuur'. De gebiedsgerichte criteria zijn op basis van een gebiedsinventarisatie en een gebiedsanalyse opgesteld en gelden voor een specifiek deelgebied van de gemeente.
14
Inleiding
DEEL A – BELEID
2.
WELSTANDSBELEID
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is het nieuwe welstandsbeleid van de gemeente Bunnik uitgewerkt. In Nederland staat de vormgeving van het collectieve beeld boven dat van het individuele object. Stedenbouw en architectuur zijn in Nederland van oudsher meer aan de orde van de dag dan bijvoorbeeld in België. Al sinds de 15de eeuw bestaan er in Nederland lokale verplichtingen ten aanzien van vormgevingsaspecten. In 1962 werd de verplichting voor gemeenten om een welstandscommissie te benoemen opgenomen in de Woningwet. In de nieuwe Woningwet van 2003, veranderingen doorgevoerd om het welstandsbeleid toegankelijker en toetsbaarder te maken. Naar aanleiding van deze wijziging hebben de gemeenten de mogelijkheid gekregen om zelf invulling te geven van het welstandsbeleid. In de welstandsnota 2004 heeft de gemeente Bunnik het welstandsbeleid voor de eerste keer uitgewerkt. Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van kracht. Deze wet is van invloed op de omgevingsvergunningen en derhalve op onderhavige welstandsnota. De Wabo met bijbehorende AMvB (het Besluit omgevingsrecht) regelt onder andere of bij bepaalde activiteiten, zoals bouwen, een omgevingsvergunning vereist is of juist niet. De Wabo kent daarbij drie categorieën, namelijk: x
x
x
Activiteiten, zoals bouwen en planologische activiteiten (past het bouwwerk binnen het bestemmingsplan?), die een omgevingsvergunning behoeven (bijvoorbeeld de bouw van een nieuwe woning). Activiteiten die zowel voor het bouwen als voor de planologische activiteiten omgevingsvergunningvrij zijn. Deze categorie is derhalve een uitzondering op de eerste categorie. De desbetreffende activiteiten worden specifiek benoemd in het Bor (bijvoorbeeld de bouw van een dakkapel aan de achterzijde). Activiteiten die voor het bouwen omgevingsvergunningvrij zijn, maar waarvoor de planologische activiteiten een vergunningvereiste blijft bestaan. De activiteiten moeten derhalve binnen het bestemmingsplan passen, wanneer dat het geval is zijn ze omgevingsvergunningvrij (bijvoorbeeld de bouw van een aanbouw aan de zijgevel grenzend aan openbaar gebied). Voor een aantal activiteiten geldt dat er in de welstandsnota criteria kunnen worden opgenomen om te voorkomen dat deze activiteiten omgevingsvergunningsvrij zijn, zoals bij dakkapellen aan de voorzijde. De gemeente Bunnik heeft ervoor gekozen om voor deze activiteiten aanvullend welstandscriteria op te nemen. De aanvullende welstandscriteria zijn in de gebiedsgerichte criteria hoofdstuk 5 opgenomen.
Hoofdstuk 2
17
De activiteiten waarbij een omgevingsvergunning is vereist, dienen te voldoen aan de welstandscriteria. De omgevingsvergunningvrije activiteiten hoeven geen welstandstoets te ondergaan, met uitzondering van de activiteiten waarbij specifiek wordt verwezen naar welstandscriteria. Er worden verschillende typen criteria onderscheiden. Aan welke criteria een bouwplan getoetst wordt, hangt af van het soort gebied en het type bouwwerk. In onderstaand schema staat de onderlinge relaties tussen de verschillende typen criteria weergegeven. Afhankelijk van de te doorlopen omgevingsvergunningsvergunningsprocedure zijn de typen criteria uit het schema wel of niet van toepassing. In het kader van een welstandstoets is er altijd sprake van één toets. Deze toets kan overigens bestaan uit meerdere toetselementen, de verschillende typen criteria. Omdat de welstandstoets onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunningprocedure gelden voor vergunningsvrije bouwwerken geen welstandscriteria. Wel mag de gemeente aan de bouwer vragen om de uitvoering van een bouwwerk aan te passen indien deze uitvoering ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’. Dit wordt de ‘repressieve toetsing’ genoemd.
18
Deel A - Beleid
2.2 Gebiedsgericht welstandsbeleid 2.2.1 Inleiding Eén van de doelen van de wetswijziging van de Woningwet is het gebiedsgericht maken van het welstandsbeleid. Met een gebiedsgericht welstandsbeleid wil de gemeente Bunnik ervoor zorgen dat nieuwe gebouwen en bouwwerken passen bij de karakteristiek en kwaliteit van een gebied. Binnen het grondgebied van de gemeente Bunnik komen verschillende soorten gebieden voor, elk met hun eigen kwaliteit en karakteristiek. Het centrum van Bunnik is anders dan een landelijk dijklint als de Achterdijk. Hoe mensen de verschillende karakteristieken en kenmerken waarderen, verschilt van persoon tot persoon. Ruimtelijke identiteit De identiteit van een gebied, waarmee dat gebied zich onderscheidt van andere, is een door de jaren heen gegroeid gegeven. Aandacht voor dit gegeven, gestoeld op cultuurhistorisch besef en een beleving van en waardering voor de eigen historische, stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten, eigen karakteristieken en eigenaardigheden, is belangrijk. Ingrepen in de gebouwde omgeving (bouw- en sloopplannen) hebben invloed op die omgeving. Het is bij bouwopgaven van belang deze ruimtelijke identiteit van een gebied te behouden en waar mogelijk zelfs te versterken. Het is de bedoeling om geïnspireerd te worden door de bestaande omgeving en elementen en daar gebruik van te maken in het creatieve ontwerpproces. Ensembles De ruimtelijke kwaliteit van de bebouwde omgeving wordt door verschillende factoren beïnvloed. Ze kan een puur esthetische waarde bezitten, een verwijzing geven naar de geschiedkundige of oudheidkundige betekenis van een gebied, kenmerkend zijn voor een bepaalde architectonische stijl of juist een sterk geheel, een goed ensemble vormen. Bij een ensemble vormen de verschillende onderdelen zoals huizen, woongebieden, straten, pleinen, plantsoenen en parkeerterreinen een harmonisch geheel. De ruimtelijke kwaliteit is waardevol indien de mens deze factoren ook als zodanig herkent en daar waarde aan hecht. Dit waardeoordeel is sterk cultuurhistorisch en educatief bepaald. Iets is niet waardevol, maar men vindt iets waardevol. Zo werden bijvoorbeeld gotische kerken in de ‘moderne’ renaissance geassocieerd met het barbaarse, platvloerse middeleeuwse leven. In de ‘romantische’ 19e eeuw is men de gotiek opnieuw gaan waarderen en zijn de oude vervallen gotische kerken opgeknapt en vaak verder afgebouwd.
Hoofdstuk 2
19
Samenhang Als er sprake is van veel samenhang tussen de cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur zal een, van de karakteristiek afwijkend, nieuwbouwplan eerder als minder passend ervaren worden dan in gebieden met weinig samenhang tussen deze kenmerken. Wordt de samenhang tussen de kenmerken ook hoog gewaardeerd, zoals in een oude dorpskern, dan zal men een afwijkend gebouw eerder als een verstoring van deze kwaliteit beleven. Andere gebieden waar de samenhang in kenmerken ontbreekt zijn minder gevoelig. Daar hoeven minder eisen te worden gesteld aan nieuwe bouwplannen. De gevoeligheid van een gebied voor nieuwe bouwplannen is dus afhankelijk van de samenhang tussen de cultuurhistorie, de stedenbouw en de architectuur. Deze samenhang wordt bepaald door een aantal kenmerken van het gebied. Deze kenmerken zijn: x Hoe de verschillende gebouwen in een gebied zijn gesitueerd ten opzichte van de straat, de verkaveling en elkaar; x welke bouwvormen voorkomen in dat gebied (grote of kleine massa's, één of meerdere verdiepingen, met of zonder kap); x of de gevels een karakteristieke opbouw hebben (staande of liggende kozijnen en ramen, een afzonderlijke onderpui e.d.); x of er sprake is van kenmerkend kleur- en materiaalgebruik en van specifieke details. 2.2.2 Gebiedsanalyse Kenmerkende gebieden Gebiedsgericht betekent maatwerk voor die specifieke situatie. De gemeente Bunnik maakt deel uit van het Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied. Dit gebied heeft vanuit zijn ontstaansgeschiedenis een eenduidige ruimtelijke opbouw met een duidelijke begrenzing, duidelijke samenhangende karakteristiek en kwaliteit. Daarom zijn de 9 gemeenten in het gebied eerst samen op zoek gegaan naar deze samenhangende kwaliteiten en karakteristieken. De resultaten van deze zoektocht zijn weergegeven in het werkdocument 'Regionale welstandsnota Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied'1. Aan de hand van de gezamenlijk bepaalde regionale karakteristieken is per gemeente de invloed van deze karakteristieken op de lokale situatie bekeken. Voor de herkenbaarheid zijn per kern buurten onderscheiden. Binnen een buurt kunnen verschillende gebieden voor komen die elk hun eigen karakteristiek hebben. Deze karakteristiek wordt bepaald door de wijze van ontwikkelen, de aard van de bebouwing en/of specifieke architectuurkenmerken. Gebieden zijn onderscheiden als dit van belang is voor het goed benoemen van de gebiedsgerichte criteria. 1
De uitkomsten van dit regionale welstandskader zijn uiteengezet in paragraaf 2.5.
20
Deel A - Beleid
De beschrijving van de gebiedscriteria in hoofdstuk 5 (deel B) is op deze wijze opgebouwd. 2.2.3 Drie niveaus van welstand Waardering De typologie ordent en beschrijft de kenmerken en karakteristieken van de verschillende gebieden. De waarde die hier aan wordt gehecht bepaalt het niveau van welstandstoezicht. Deze wordt gebaseerd op: x de ruimtelijke karakteristiek en samenhang; x de cultuurhistorische kwaliteiten; x de architectonische kwaliteiten; x de dynamiek van de bouwopgave; x en de wijze waarop bovenstaande zaken binnen de gemeente worden beleefd en gewaardeerd. De keuze voor een bepaald niveau van welstand is een gemeentelijke. Deze is gestoeld op een afweging van bovenstaande kwaliteiten en de prioriteit die het gemeentebestuur hier aan heeft gegeven.
Hoofdstuk 2
21
Aspecten van welstand Situering van het bouwwerk
1.1.1. Rooilijn Situering van de voorgevel ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving. Uitbouw van de gevelrooilijn door erkers, balkons e.d. ten opzichte van de bestaande of geplande bouwwerken in de omgeving. 1.2. Zijdelingse afstand Afstand van het bouwwerk ten opzichte van aangrenzende bouwwerken en of perceelsgrens in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 1.3. Oriëntatie De oriëntatie van het bouwwerk ten opzichte van de straat of kenmerkende landschapsstructuren.
Hoofdvormen van het bouwwerk
2.1. Bouwmassa De onderlinge verhouding tussen lengte, breedte en hoogte, de samenstelling / samenvoeging van de verschillende bouwvormen en het onderscheid tussen hoofdgebouw en bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 2.2. Bouwhoogte De goot en nokhoogte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 2.3. Kapvorm De vorm van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 2.4. Kaprichting De richting van de kap van het hoofdgebouw en de bijgebouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving.
Gevelaanzichten van het bouwwerk
3.1.1. Gevelopbouw Een evenwichtige compositie van de gevelopbouw. Een compositie van de gevelopbouw (plint, middenstuk, gevelbeëindiging, dak) in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 3.2. Gevelgeleding De geleding van de gevel en zijn samenstellende delen van het hoofdgebouw en de bijgebouwen (horizontaal, verticaal, neutraal of afwisselend) in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 3.3. Plasticiteit De plastiek van de gevel gekenmerkt door de plaatsingsmaat en neggemaat van kozijnen in de gevel, de dakbeëindiging, en plaats en vorm van schoorstenen, balkons, erkers en uitbouwen in relatie tot de bestaande of geplande omgeving.
Materialisatie en detaillering van het bouwwerk
4.1. Materiaalverwerking De consistente wijze van verwerking van het materiaal, zoals metselverbanden, principe van betimmering in relatie tot de bestaande of geplande omgeving. 4.2. Specifieke materiaalkleur De consistente toepassing van de specifieke materiaalkleur van het bouwwerk in relatie tot de bestaande of geplande omgeving, waaronder ook het landschap. 4.3. Detaillering De consistente toepassing van de specifieke detaillering van het bouwwerk in relatie tot de bestaande of geplande omgeving in de vorm van gevelafwerking, ornamenten, voegvormen en kleur, aanduiding bewegende delen in kozijnen en muurankers en muurschotels.
22
Deel A - Beleid
Niveaus van welstand De welstandscommissie handelt bij haar toets conform de inhoud van de welstandcriteria, zoals in deze nota opgenomen. Zij houdt bij haar toets rekening met de verschillen in de niveaus van welstand. Bieden de criteria voor de welstandstoets aanknopingspunten voor het ontwerp, de niveaus van welstand geven een indicatie voor de mate waarin er door de gemeente waarde wordt gehecht aan de specifieke ontwerpkwaliteit. De niveaus van welstand bepalen in hoofdlijnen de mate van gedetailleerdheid van de gebiedsgerichte criteria. De welstandscommissie kan in haar welstandsadvies geen zwaardere criteria hanteren dan vastgelegd in deze nota. Bunnik onderscheidt drie niveaus van welstandstoezicht: x REGULIER niveau van welstand; x PLUS niveau van welstand; x BIJZONDER niveau van welstand. Regulier Bij het REGULIER niveau van welstand is de toets door welstandtoezicht gericht op die aspecten die te maken hebben met de situering van het bouwwerk (rooilijn, zijdelingse afstand, oriëntatie), de hoofdvormen van het bouwwerk (bouwmassa, bouwhoogte, kapvorm en kaprichting), de schaal en geleding van het gebouw, de gevelindeling, het materiaalgebruik en de gebruikte kleurtoon. Het welstandstoezicht is in deze gebieden gericht op het handhaven van de bestaande kwaliteiten. Plus Het PLUS-niveau van welstand geldt voor die gebieden of structuren die vanwege hun specifieke ruimtelijke of stedenbouwkundige opbouw extra aandacht behoeven. De onder REGULIER-niveau genoemde aspecten zullen aan de hand van de in de gebiedsbeschrijvingen benoemde kwaliteiten bij de beoordeling zwaarder wegen. Nieuwe ontwikkelingen vragen om een zorgvuldige inpassing. De kwaliteit moet bijdragen aan de bestaande karakteristiek en samenhang en deze zo mogelijk versterken. Dit regime zal worden toegepast in gebieden waar de ruimtelijke kwaliteiten en samenhang voor het totaal van de gemeente van belang zijn, maar die ook enige dynamiek kunnen verdragen. Bijzonder Naar aanleiding van de ruimtelijke analyse zijn er gebieden aan te wijzen die gezien hun hoge ruimtelijke kwaliteit bijzondere bescherming behoeven waarvoor vervolgens een BIJZONDER-niveau van welstand wordt toegepast. Naast de eerder genoemde criteria wordt extra gelet op bijvoorbeeld de materiaalverwerking, de specifieke materiaalkleuren en de verdere detaillering van de architectuur in de vorm van gevelafwerking, ornamenten, voegvormen en -kleur, aanduiding van bewegende delen in kozijnen, muurankers en muurschotels. Dit niveau van welstandstoezicht beperkt zich tot gebieden waar de combinatie van ruimtelijke kwaliteiten en samenhang en de aanwezige of verwachte dynamiek van de bouwopgaven vragen om extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit. In deze gebieden zullen naast het welstandsbeleid aanvullende ruimtelijke beleidsinstrumenten moeten bijdragen aan de te bereiken ruimtelijke kwaliteiten.
Hoofdstuk 2
23
De wet biedt ook de mogelijkheid welstandsvrije gebieden te onderscheiden. In de gemeente Bunnik zijn geen welstandsvrije gebieden opgenomen, omdat dit welstandskader is gebaseerd op de bestaande ruimtelijke kwaliteiten. De gemeente Bunnik vindt het uit oogpunt van rechtsbescherming van burgers niet verantwoord voor bestaande gebieden geen enkele welstandstoets toe te passen. De indeling in REGULIER, PLUS en BIJZONDER niveau van welstand is vastgelegd op de welstandsbeleidskaart. Met de driedeling verwacht de gemeente Bunnik gebiedsgericht de juiste accenten te kunnen leggen voor welstand. Motivering keuze welstandsniveaus gemeente Bunnik In deel B zijn bij de gebiedscriteria per type gebied de specifieke kenmerken beschreven die voor dat gebied bij de beoordeling relevant zijn. In zijn algemeenheid geldt dat naar mate de waardering voor een bepaald gebied, samengaand met een bepaalde samenhang tussen cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur, hoger is, een hoger niveau van welstand gehanteerd wordt. Voor het buitengebied is in principe gekozen voor één niveau van welstand; het PLUS niveau. De buitenplaatsen en landgoederen in Bunnik zijn van een bijzondere kwaliteit en grote cultuurhistorische waarde. Voor deze gebieden geldt het BIJZONDER niveau van welstand. Voor de kernen (H, en W gebieden) in de gemeente Bunnik geldt dat: Voor de historische kern van Bunnik, Odijk en Werkhoven een BIJZONDER niveau van welstand wordt gehanteerd. De historische dorpskernen kennen ieder hun eigen karakteristiek, bijzondere bebouwing en hebben een eigen identiteit. Om deze bijzondere kwaliteiten te behouden, herstellen en waar mogelijk of noodzakelijk te versterken, zullen nieuw- en verbouwinitiatieven in deze gebieden zorgvuldig ingepast moeten worden. Het gebiedsgericht welstandsbeleid is één van de instrumenten om dit te bereiken. De woongebieden achter de linten zijn minder zichtbaar en vaak minder dynamisch. Voor deze gebieden geldt in principe een REGULIER niveau van welstand. Uitzondering hierop vormen de gebieden met een bijzondere architectuur en grote stedenbouwkundige samenhang in Bunnik. Voor deze gebieden geldt een PLUS niveau van welstand vanwege de ensemblewaarde en gaafheid in bebouwing. Voor de bedrijventerreinen in de gemeente Bunnik geldt dat: In principe een REGULIER niveau van welstand wordt gehanteerd. De bedrijventerreinen kennen een relatief hoge dynamiek in de bouwopgave, maar kennen doorgaans een geringe mate van samenhang in vorm, kleur en detaillering. De Kantoorgebieden in Bunnik zijn daarentegen hoogwaardig vormgegeven. Voor deze gebieden geldt dan ook een PLUS niveau van welstand.
24
Deel A - Beleid
Strijdigheid met de algemene criteria Als een plan zowel in strijd is met de gebiedsgerichte als de algemene criteria, maar als B&W het plan toch aanvaardbaar achten, dan geldt de inherente afwijkingsbevoegdheid. Criteria zijn immers beleidsregels (art. 12a lid Woningwet 2003). Hiervan kan naar zijn aard in bijzondere gevallen en mits gemotiveerd afgeweken worden (zie art. 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Nieuw beleid is maatgevend (uitsterf-regeling) De gemeente Bunnik heeft gekozen om het nieuwe welstandsbeleid als richtinggevend vast te stellen. Eerder toegestane bouwwerken kunnen niet verwijderd worden maar zullen in de loop der tijd verdwijnen (uitsterven) doordat het nieuwe welstandsbeleid bepalend is. Het door bouwaanvragers verwijzen naar deze eerder toegestane vergunningen gaat niet meer op, de gemeente heeft namelijk een duidelijk standpunt ingenomen. Het nieuwe beleid ten aanzien van bouwplannen is duidelijk vertaald in criteria waaraan consequent getoetst zal worden. Als er alsnog wordt afgeweken van de opgenomen criteria dient dat goed beargumenteerd te worden. Deze afwijkingen zullen bovendien beschouwd worden als nieuwe uitzonderingen of mogelijkheden.
Hoofdstuk 2
25
26
Deel A - Beleid
DEEL B – CRITERIA
3.
ALGEMENE CRITERIA
Naast de specifieke gebiedsgerichte criteria zijn bij de beoordeling van een bouwwerk ook algemene criteria van kracht. Deze richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op universele kwaliteitsprincipes. De algemene criteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling en bestaan uit een uiteenzetting van algemene architectonische begrippen en aspecten. De algemene architectonische begrippen komen voort uit de notitie die de toenmalige rijksbouwmeester, de heer Tj. Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel 'Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid'. Ze vormen het begrippenkader en zijn als het ware het gereedschap van de welstandscommissie bij de argumentatie van het welstandsadvies. Toepassing algemene criteria In bijzondere situaties, wanneer de gebiedsgerichte en de criteria voor specifieke bouwwerken ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene criteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo'n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren af te wijken van de gebiedsgerichte criteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene criteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van 'redelijke eisen van welstand' ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt. Relatie tussen vorm, gebruik en constructie Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ont-
Hoofdstuk 3
29
werpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaalculturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit. Relatie tussen bouwwerk en omgeving Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen, maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren, kunnen de gebiedsgerichte criteria duidelijkheid verschaffen. Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd worden gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen bijvoorbeeld naar zuilenstruc-
30
Deel B - Criteria
turen, zuilen en/of pilasters van tempels. Transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen. Er kunnen dan concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgevingen betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst. Evenwicht tussen helderheid en complexiteit Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door eenvoud verloren gaat. Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden helderheid en complexiteit daarom als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie.
Hoofdstuk 3
31
Schaal en maatverhoudingen Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. leder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst. Materiaal, textuur, kleur en licht Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken. Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.
32
Deel B - Criteria
4.
(REPRESSIEVE) CRITERIA VOOR OMGEVINGSVERGUNNINGSVRIJE EN BESTAANDE BOUWWERKEN
4.1 Inleiding Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 is er ook ten aanzien van het begrip ‘vergunningsvrij’ het een en ander veranderd. Er bestaan nog steeds gevallen (activiteiten) waarvoor het niet is vereist dat een omgevingsvergunning wordt verleend, zij het dat deze gevallen nu in twee categorieën zijn te onderscheiden: 1) activiteiten die zowel voor het bouwen als de planologische gebruiksactiviteiten omgevingsvergunningvrij zijn; 2) activiteiten die uitsluitend voor het bouwen omgevingsvergunningvrij zijn.2 Op basis van de Wabo is het dan ook nog steeds mogelijk om vergunningsvrij te bouwen. Vergunningsvrij bouwen betekent overigens niet dat er ook op andere vlakken geen regels voor het bouwen gelden. Zo gelden voor het bouwen van vergunningsvrije bouwwerken onder andere de regels van het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek en moet voldaan worden aan het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit. Formeel gezien dient een omgevingsvergunningvrij bouwwerk ook te voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Een omgevingsvergunningvrij bouwwerk wordt echter niet vooraf aan welstandseisen getoetst. Ook ontstaat er geen ‘illegale’ situatie als blijkt dat het opgerichte vergunningsvrije bouwwerk in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Er is als zodanig geen middel voor handen om er voor te zorgen dat het bestaande bouwwerk alsnog gaat voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Ondanks het bovenstaande zijn er toch bepaalde grenzen aan wat er gebouwd mag worden. Het gaat hier om uitzonderingen, zogenaamde welstandsexcessen; uitsluitend bij bouwwerken die ‘in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand’ kan de gemeente ingrijpen. Hiervoor is de zogenaamde ‘repressieve welstandstoets’ ingesteld; een excessenregeling op grond waarvan gedwongen kan worden 'al te lelijke bouwwerken die ernstig uit de toon vallen' aan te passen.
4.2 Repressieve welstandstoets van vergunningsvrije bouwplannen Wettelijk kader 2
Voor een uitgebreidere omschrijving van deze twee categorieën wordt verwezen naar Deel A van deze welstandsnota.
Hoofdstuk 4
33
In artikel 12, eerste lid, van de Woningwet (Ww) is bepaald dat het uiterlijk van zowel bestaande, niet tijdelijke, bouwwerken als nog te bouwen vergunningsvrije bouwwerken niet ‘in ernstige mate in strijd mogen zijn met redelijke eisen van welstand’. Op grond van artikel 13a van de Ww kan vervolgens het bevoegd gezag – in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders – de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ verplichten tot het, binnen een bepaalde termijn, treffen van zodanige voorzieningen dat de strijdigheid wordt opgeheven. Hiervoor is het echter wel noodzakelijk dat in de welstandsnota criteria zijn opgenomen die duidelijk maken wanneer een bouwwerk ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’. Algemene toelichting In het algemeen geldt het criterium dat er bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet zijn van exces: een buitensporigheid in het uiterlijk van een bouwwerk die ook voor niet-deskundigen evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan groot deel van de mensen zich ergert. Vaak heeft dit betrekking op het onbruikbaar maken van een bouwwerk, ernstig verval van bouwwerken, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is. Het zal duidelijk zijn dat in een gebied waarvoor een hoog niveau wat betreft welstand is vastgesteld, er eerder sprake kan zijn van een exces dan in een gebied met een lager welstandsniveau. De excessenregeling geldt zowel voor omgevingsvergunningsvrije als reeds bestaande bouwwerken. Omgevingsvergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de in deze welstandsnota omschreven criteria zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand. Bij afwijking daarvan zal het bevoegd gezag – in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders – desgevraagd beoordelen of het bouwwerk in ernstige mate met die criteria in strijd is. De excessenregeling is overigens nadrukkelijk niet bedoeld om de reële verwezenlijking van een bouwwerk tegen te gaan. Het gaat uitsluitend om een vorm van repressief toezicht / een repressief toetsingskader, waarbij uitsluitend het excessieve uiterlijk van een bouwwerk kan worden aangepakt. Specifieke toelichting gemeente Bunnik De gemeente Bunnik hecht grote waarde aan het in stand houden van de leefomgevingskwaliteit in brede zin en de gebouwde kwaliteit in enge zin. De oude dorpskernen van Bunnik, Odijk, Werkhoven zijn samen met de buitenplaatsen en forten in het buitengebied een grote cultuurhistorisch waardevolle kwaliteit. De opgave voor de toekomst is om de kwaliteiten van deze gebieden minimaal in stand te houden en zo veel mogelijk te versterken.
34
Deel B - Criteria
Een van de instrumenten die worden ingezet voor het in stand houden van de ruimtelijke kwaliteit is de excessenregeling. De gemeente hanteert dit instrument in die gevallen waar zij een ernstige verstoring van de omgevings- danwel gebouwde kwaliteit constateert/vaststelt en waar aldus de ruimtelijke kwaliteit als gevolg hiervan ernstig in het geding komt. Op basis van de hierna benoemde aspecten kan tot toepassing van de excessenregeling worden overgegaan. De excessenregeling gemeente Bunnik Voor de gemeente Bunnik geldt dat er bij het criterium ‘in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand’ sprake moet zijn van een exces. Dat wil zeggen dat er sprake dient te zijn van bijzondere excessieve gevallen in het uiterlijk die ook voor niet deskundigen evident zijn. Het gaat hierbij om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich ergert. De gemeente Bunnik beschouwt de staat of toestand van een gebouw of bouwwerk als een exces indien sprake is van: x een bouwwerk of een gedeelte daarvan dat in extreme staat van verwaarlozing verkeert; x het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving; x het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk; x armoedig materiaalgebruik; x toepassing van felle of detonerende kleuren; x te opdringerige reclames. Bovengenoemde opsomming is niet-limitatief. Ook andere concrete gevallen kunnen worden aangemerkt als een exces. Het zal duidelijk zijn dat in een gebied waarvoor een hoog niveau van welstand is vastgesteld, er eerder sprake kan zijn van een exces dan in een gebied met een lager welstandsniveau. In een aantal situaties speelt het aspect tijd een belangrijke rol bij vaststelling of iets als een exces kan en mag worden aangemerkt. Hiermee dient bij vaststelling rekening te worden gehouden. Zo zal bijvoorbeeld bij het aspect ‘ernstige verwaarlozing’ bekeken worden of sprake is van een onevenredige periode (ten opzichte van gebruikelijke en algemeen geaccepteerde tijdsintervallen die hierdoor gelden) waarin geen of onvoldoende onderhoud wordt gepleegd, waardoor een object als ernstig verwaarloosd kan worden aangemerkt. Op de navolgende pagina’s is een toelichting gegeven op en zijn voorbeelden zichtbaar van de hierboven gegeven opsomming van excessen.
Hoofdstuk 4
35
De getoonde afbeeldingen zijn beeldreferenties en niet limitatief.
36
Deel B - Criteria
Een bouwwerk of een gedeelte daarvan dat in extreme staat van verwaarlozing verkeert Hieronder wordt verstaan dat aan (een) bouwwerk(en) gedurende een langere periode geen (basis) onderhoud is/wordt gepleegd als gevolg waarvan duidelijk visueel waarneembare achterstanden in onderhoud aantoonbaar zijn. Deze onderhoudsachterstand heeft een aantoonbare en voor een ieder zichtbare negatieve invloed op de ruimtelijke (beeld)kwaliteit van de omgeving.
Hoofdstuk 4
37
De getoonde afbeeldingen zijn beeldreferenties en niet limitatief.
38
Deel B - Criteria
Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving kan meerdere doelen hebben. Het kan gaan om bouwwerken waar de functie van het pand of het gebruik van de achterliggende ruimte gewijzigd is. Om meer privacy te creëren of de ruimtes optimaal te kunnen gebruiken worden vensters ondoorzichtig gemaakt of vervangen door dichte geveldelen. De vensters worden ondoorzichtig gemaakt door het toepassen van plakfolie waar in sommige gevallen een reclame-uiting op staat. Dit komt veelal voor bij winkelruimtes. Ook worden panelen aan de buitenzijde tegen het kozijn aan bevestigd. Dit moet de indruk wekken dat het hier gaat om een gesloten geveldeel. Bouwwerken worden daarnaast visueel of fysiek afgesloten omdat ze geruime tijd leeg staan en op korte termijn niet gebruikt worden, dan wel gesloopt. Om vernielingen te voorkomen worden vensters afgetimmerd met platen van hout. Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving is van grote negatieve invloed op de openbare ruimte. Door het afsluiten wordt het contact tussen bouwwerk en openbare ruimte verbroken. Het bouwwerk krijgt een anonieme karakter en de functie van het pand wordt niet meer als zodanig beleefd vanaf straatniveau.
Hoofdstuk 4
39
De getoonde afbeeldingen zijn beeldreferenties en niet limitatief.
40
Deel B - Criteria
Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk Een bouwwerk is ontworpen volgens een bepaald ontwerpprincipe of architectuurstijl. Door verbouwingen en het toevoegen van verschillende aan- en uitbouwen kan het oorspronkelijke ontwerp niet meer zo duidelijk zichtbaar en aanwezig zijn. Bij bijzondere panden kunnen deze aanpassingen zorgen voor een aantasting op onevenwichtige wijze van de aanwezige architectonische monumentaliteit of (spiegel)symmetrie. Hierdoor krijgt het bouwwerk een aantoonbare en voor een ieder zichtbare grootschalige wijziging dat negatief van invloed is op de ruimtelijke (beeld)kwaliteit van de omgeving.
Hoofdstuk 4
41
De getoonde afbeeldingen zijn beeldreferenties en niet limitatief.
42
Deel B - Criteria
Armoedig materiaalgebruik Onder armoedige materialen worden materialen verstaan waarvan bekend is dat die onevenredig “lelijk” verouderen en/of die in negatieve zin een groot contrast vormen met de kwalitatief betere materialen van de bestaande bebouwing. Armoedige materialen zijn bijvoorbeeld kunststof schroten, industriële (damwand)beplating, rietmatten, golfplaten of zeildoek.
Hoofdstuk 4
43
De getoonde afbeeldingen zijn beeldreferenties en niet limitatief.
44
Deel B - Criteria
Toepassing van felle of detonerende kleuren Hieronder worden kleuren verstaan die de samenhang van het straat- of gevelbeeld ernstig verstoren en contrasteren met de directe omgeving. Dit zijn veelal felle en lichtgevende kleuren (secundaire-, tertiaire- en signaalkleuren) die detoneren met de meest voorkomende in de straat- of gevelwand toegepaste materiaalkleuren.
Hoofdstuk 4
45
De getoonde afbeeldingen zijn beeldreferenties en niet limitatief.
46
Deel B - Criteria
Te opdringerige reclames Iedere ondernemer heeft de behoefte om aan of nabij zijn pand (een) reclameuiting(en) aan te brengen. Er zijn verschillende vormen van uitingen zoals lichtbakken, vlaggen en andere gevel- en raamreclames. Een reclame-uiting op zichzelf wordt niet direct als storend ervaren. De vormgeving, grootte en hoeveelheid aan reclame-uitingen op en aan een pand bepalen of deze gaat overheersen en opdringerig wordt. Teveel opdringerige reclame kan het beeld van een verzorgde straat behoorlijk verstoren. Voorbeelden van opdringerige reclames zijn reclames die: x In maatvoering niet zijn aangepast op de verhoudingen/maatvoeringen van de gevel of het perceel (in het gevel- en straatbeeld overheersen). x Op een plaats op het perceel of op/aan de gevel zijn geplaatst die geen relatie hebben met het doel waarvoor de reclame dient en dus als storend worden ervaren. x Uitgevoerd zijn in niet duurzame/armoedige materialen. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn de niet professioneel gemaakte reclame-uitingen waarbij een kreet/logo is aangebracht op een eenvoudig bord. x In felle kleuren zijn uitgevoerd en met het pand/de straat detoneren. x In verlichte vorm het gevel- en straatbeeld overheersen. x In een verlichte vorm, zonder herkenbaar reclamedoel, achter de ruiten van woningen bedrijfspanden zijn aangebracht, waarbij een ongewenst effect ontstaat op de omgeving/buitenruimte.
4.3 Vrijwillige toetsing van vergunningsvrije bouwplannen Vrijwillige welstandstoetsing Om te voorkomen dat men achteraf geconfronteerd wordt met een ernstige strijdigheid van het bouwplan met redelijke eisen van welstand kan een initiatiefnemer van een te bouwen vergunningsvrij bouwwerk dit vooraf vrijwillig laten toetsen aan redelijke eisen van welstand. De gebiedsgerichte objectcriteria en de eenvoudige toetsingscriteria kunnen daarbij dienen als adviserend kader. Een dergelijke beoordeling kan voorafgaand aan de realisatie worden uitgevoerd op verzoek van de initiatiefnemer, of na de realisatie op verzoek van belanghebbenden (waaronder ook bestuurders, ambtenaren en leden van de welstandscommissie).
Hoofdstuk 4
47
48
Deel B - Criteria
5.
GEBIEDSGERICHTE CRITERIA
Gebiedsgerichte criteria Naast de algemene welstandscriteria, welke een gebouw op zich beoordelen, bestaan er criteria die eisen stellen aan bouwwerken in relatie tot de omgeving van dat bouwwerk: de gebiedsgerichte welstandscriteria. In dit hoofdstuk zijn per deelgebied gebiedsgerichte welstandscriteria geformuleerd. Vertrekpunt voor het bepalen van gebiedsgerichte criteria is de ruimtelijke hoofdstructuur, verfijnd in een gebiedstypologiekaart en gebiedsbeschrijving. Op de typologiekaart worden de verschillende gebiedstypen in landelijke en stedelijke gebieden onderscheiden. De gebiedsbeschrijving gaat in op het voorkomen, de oorsprong en de karakteristieken van de verschillende gebieden en gebiedsdelen. Op basis van inventarisatie en analyse kunnen de belangrijkste karakteristieken bepaald worden. Deze vormen de aandachtspunten voor de gebiedsgerichte welstandsnota. Binnen één type gebied kunnen meerdere welstandseenheden voorkomen. De keuze voor een bepaald welstandsniveau (REGULIER, PLUS of BIJZONDER) in een bepaald (gedeelte) van een gebiedstype wordt bepaald vanuit de volgende invalshoeken: 1) de ruimtelijke karakteristiek en samenhang tussen cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur, 2) de cultuurhistorische kwaliteiten en 3) de dynamiek van de bouwopgave3. Door de benoeming van een bepaald welstandsniveau ontstaan verschillende welstandseenheden. Voor elke welstandseenheid is een set met gebiedsgerichte criteria opgesteld (zie hieronder). Voor grenssituaties en ingrepen van grote invloed zijn algemene beleidsregels opgenomen. Een begrippenlijst en een uitleg van bouwkundige termen is als bijlage bij deze welstandsnota gevoegd. Criteria voor specifieke bouwwerken De niet -vergunningvrije bouwwerken zijn te verdelen in: x Bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning nodig is (bijvoorbeeld voor de bouw van een nieuwe woning). x Bouwwerken die onder voorwaarden vergunningvrij zijn. Deze bouwwerken, vaak liggend in een zone grenzend aan openbaar gebied, zijn vergunningvrij als dit geregeld is in het bestemmingsplan én geen welstandscriteria zijn opgenomen. De gemeente heeft bij een aantal specifieke bouwwerken de keuze om hierover al dan niet welstandscriteria op te nemen.
3
Zie voor uitgebreide toelichting deel A - paragraaf 2.2.3
Hoofdstuk 5
49
Het betreft de volgende bouwwerken: x een bijbehorend bouwwerk op een afstand korter dan 1 meter van het openbaar gebied; x dakramen etc. op een voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied zijdakvlak; x een erf- of perceelsafscheiding op een afstand korter dan 1 meter van het openbaar gebied; x dakkapellen aan de voorzijde (In G1 gebieden geen dakkapellen). De gemeente Bunnik heeft ervoor gekozen om voor deze specifieke bouwwerken wel welstandseisen op te nemen. De welstandscriteria voor deze specifieke bouwwerken zijn per gebied achter de ‘gebiedsgerichte welstandscriteria’ geplaatst. De criteria gelden daarnaast tevens voor de reguliere bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
50
Deel B - Criteria
Karakteristiek van de gemeente Bunnik De gemeente Bunnik is gelegen in het hart van de provincie Utrecht, ten oosten van Utrecht De gemeente Bunnik maakt deel uit van het Kromme Rijngebied. Kernen en nederzettingen De geschiedenis van de gemeente Bunnik begint zo’n 2000 jaar geleden. De Romeinen bouwden kort na het begin van onze jaartelling bij Fectio (Vechten) een belangrijk castellum (fort) met een haven aan de (toen nog niet Kromme) Rijn, hun grensrivier. Bij het castellum ontwikkelde zich een handelsplaats, die bleef bestaan, ook toen het castellum in de vierde eeuw definitief door de Romeinen werd verlaten. Het gebied werd toen achtereenvolgens bezet door de Friezen en Franken. In 732 schonk de Frankische hofmeier Pippijn o.a. de restanten van Fectio aan de bisschop van Utrecht. Onder kerkelijke leiding werd het gebied tussen de 8e en de 14e eeuw geheel ontgonnen. Belangrijk voor de ontginningen was de dam die in of kort na 1122 te Wijk bij Duurstede in de Rijn werd gelegd, zodat de Lek de doorgaande route werd. In de 8e en 9e eeuw ontwikkelden zich de drie esdorpen Bunninchem (Bunnik), lodichem (Odijk) en Wercundia (Werkhoven). In de 12e en 13e eeuw werden er kleine dorpskerkjes gebouwd. Alledrie ontstonden ze op hoger gelegen oeverwallen langs de Kromme Rijn. Deze waren geschikt voor bewoning vanwege de vruchtbare bodem, de goede afwatering en de veiligheid bij hoge waterstand van de rivier. Werkhoven is de oudste vroeg middeleeuwse nederzetting. De historische kern van Werkhoven, de brink, ligt op een donk. De donk als deze eeuwenoude bewoningsplaats ligt duidelijk hoger dan zijn omgeving. Door de ontginningen rond de dorpen ontstond een blokvormig verkavelingpatroon. Later vond de ontginning plaats in de lager gelegen kommen tussen de stroomruggen, deze zijn herkenbaar aan de strokenverkaveling. Vanaf het midden van de 13e eeuw verrezen in het Kromme Rijngebied tientallen ridderhofsteden en versterkte boerderijen. In de 17e en 18e eeuw werden deze getransformeerd tot buitenplaatsen. De door de Fransen verwoeste kastelen Oud en Nieuw Amelisweerd en Rhijnauwen werden weer opgebouwd en met een lanenstelsel samengesmeed. Later zijn de brinkdorpen planmatig uitgebreid. Bunnik als eerste, Odijk vanaf de jaren ’70 en Werkhoven op een kleinere schaal.
Hoofdstuk 5
51
Indeling in wijken De kernen Bunnik, Odijk en Werkhoven zijn ingedeeld in wijken die in meer of mindere mate als een eenheid worden beschouwd. Sommige wijken kunnen in buurten worden onderverdeeld. Naast de wijkenindeling zijn de bedrijventerreinen en alles wat in het buitengebied valt apart onder één noemer genomen. Per wijk is een korte omschrijving opgesteld van de karakteristiek. Binnen een wijk kunnen wat de architectuur betreft verschillende kenmerkende gebieden voorkomen. Per onderscheiden gebied zijn de daarvoor van toepassing zijnde welstandscriteria geformuleerd.
52
Deel B - Criteria
6.
BUNNIK
Karakteristiek van de kern Bunnik Over de vroegste geschiedenis van het dorp Bunnik is weinig bekend. Omstreeks 1200 woonden er voldoende mensen om een eigen kerk te stichten. In de late middeleeuwen moeten er drie brinken geweest zijn; de St. Atonisbrink, de Arrisbrink en de Zoogbrink. Het voornaamste wegen-patroon bestaat uit de Dorpsstraat, Langstraat, Tolhuislaan, Smalleweg, Molenweg en Groeneweg. Met uitzondering van de Langstraat zijn het alle doorgaande wegen met een middeleeuwse oorsprong. Op de St. Atonisbrink aan de Langstraat/Dorpsstraat is de kerk het oudste gebouw, gebouwd rond 1200. Rond de kerk lag een begraafplaats. Later is een nieuwe begraafplaats buiten de bebouwde kom van het dorp gesitueerd. De Arrisbrink was een rechthoekig terrein begrensd door de Dorpsstraat, Molenweg en Smalleweg. Het gebied wordt nu doorsneden door de stationsweg en is in de 20ste eeuw geheel bebouwd. Evenals de Zoogbrink die tussen de Molenweg, de Groeneweg en de Engweg lag. Aanvankelijk was de groei van het dorp heel bescheiden. De eerste planmatige opgezette nieuwbouw dateert uit het begin van de 20ste eeuw. In 1919 werd de Maatschapslaan aangelegd. De bebouwing bestond uit arbeiderswoningen en middenstandswoningen en een school. Centrum Lint Stationsweg/Provinciale weg VanHardenbroeklaan e.o. Maatschapsbuurt Oranjebuurt Kromme Rijnwijk De Kamp Bedrijventerrein De Twaalf Apostelen Bedrijventerrein Vrumona Bedrijventerrein Kosterijland Bedrijventerrein Schoudermantel Bedrijventerrein De Rumpt
Hoofdstuk 6
53
In een nieuw uitbreidingsplan voor de Maatschapsbuurt werd in de bouw van zo’n 775 woningen voorzien. De Oranje Buurt en Kromme Rijnwijk werden na de oorlog in de jaren ‘50 en ‘60 gebouwd. De bouw is gefaseerd uitgevoerd. In 1966 is de eerste fase tussen de Van Hardenbroeklaan en de Camminghalaan, inclusief het winkelcentrum, voltooid. De laatste uitbreiding is de wijk de Kamp aan de Kampweg, die werd eind 20ste eeuw gebouwd.
6.1 Het centrumgebied Het centrumgebied is een dorps stroomruglint. Tot het centrumgebied behoort het gebied rond de Dorpsstraat en het Bunningchem tot aan de Kon. Julianalaan.
Karakteristiek van het dorpse stroomruglint Stroomruglinten zijn ontstaan op de hoger gelegen oeverwallen langs de Kromme Rijn. Ze worden gekenmerkt door langgerekte landschappelijke lijnen met bebouwing in verschillende dichtheden. Tussen de stroomruglinten bestaat verschil in dichtheid en in beleving van open- of beslotenheid. Op sommige plekken is het stroomruglint verdicht op andere plaatsen meer open. Binnen Bunnik is een verschil gemaakt in ‘dorps stroomruglint’: het verdichte dorpslint (H5.1), 'uitlopers / buurtschappen': de stroomruglinten met een half-open karakter (H5.2) en 'landelijke stroomruglinten': de linten met een open karakter (H5.3). De laatste typologie wordt beschreven in het hoofdstuk Buitengebied. Het dorpse stroomruglint van Bunnik omvat het gebied rondom de Dorpsstraat. De straat loopt vanuit de Provinciale weg naar de Kromme Rijn. Aan het historische stratenpatroon liggen gebouwen uit verschillende tijdsperioden met uiteenlopende functies. In Bunnik is er in het dorpse gebied sprake van een sterke concentratie van winkels, al dan niet gevestigd in een historisch pand. Bijzondere panden zijn het voormalige raadhuis en de historische boerderijen gelegen bij de Kromme Rijn. Het bejaardenhuis Bunningchem en de R.K.-kerk met begraafplaats vormt aan de rand van het dorpscentrum een apart gebied met publieke voorzieningen.
54
Deel B - Criteria
In het centrum worden de volgende deelgebieden onderscheiden: Het Dorps stroomruglint (H5.1) Het Bunningchem (B2) De begraafplaats (G1) Het Dorps stroomruglint (Gebiedstype H5.1) Omschrijving De dorpsstraat en Smalle weg in het centrumgebied zijn van oorsprong een dorps stroomruglint. Het hele centrumgebied bestaat uit een diversiteit aan functies en woningen. Er staat zowel boerderijachtige bebouwing als in de jaren ’80 gebouwde flats. De diverse centrumfuncties zijn geconcentreerd binnen dit dorpsgebied, al dan niet gevestigd in een historisch pand. Het beeld van de straatwanden is gevarieerd. Langs de oude linten staat zowel voormalige agrarische bebouwing als kleinschalige dorpse bebouwing. De Dorpsstraat, Langstraat en Smalle weg zijn onderdeel van het historische stratenpatroon. Hierlangs liggen gebouwen uit verschillende tijdsperioden met uiteenlopende functies. De bebouwingshoogte varieert van één laag met kap tot drie lagen met kap.
Welstandsniveau Voor de straten in het centrum geldt het BIJZONDER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 6
55
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de dorpskern van Bunnik: stroomruglint; dorps H5.1 Type A: (voormalige) agrarisch hoofdbebouwing. Type B: kleinschalige centrumdorpse bebouwing (herenhuizen, detailhandel, woningen etc.). Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Haaks op de straat (dwarsrichting). x Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel, vrij dicht op de weg. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend. x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Bijgebouwen liggen achter de hoofdbouwmassa om de doorkijkjes naar het achtergebied te behouden. x Bijgebouwen alleen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen met kap en afhankelijk van de locatie tot maximaal 3 bouwlagen met kap, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: x Haaks op de straat (dwarsrichting). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en een onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. x Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw.
56
Deel B - Criteria
Plasticiteit: x In de voorgevel mogen geen balkons, erkers en andere uitbouwen worden toegepast. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen en stuc.(incidenteel). Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten, stuc: licht. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) (zie paragraaf 11.4) van toepassing. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Evenwijdig aan de straat (langsrichting). x Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel, direct aan de weg. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend/staand en blokvormig. x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. x Aan- en bijgebouwen achter de hoofdbebouwing.
Hoofdstuk 6
57
Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen met kap met afhankelijk van de locatie ot maximaal 3 lagen met kap, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap of een afgeleide van dit daktype. Kaprichting: x Evenwijdig (langsrichting) of haaks (dwarsrichting) op de straat. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. x Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw. Plasticiteit: x In de voorgevel mogen geen balkons, erkers en andere uitbouwen worden toegepast. In sommige gevallen is het mogelijk een erker toe te passen mits deze voldoet aan de aanvullende criteria op de criteria. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen. x Gevel; bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) (zie paragraaf 11.4) van toepassing.
58
Deel B - Criteria
Aanvullende criteria voor de gebieden met een BIJZONDER niveau van welstand. Specifieke materiaalkleur x Gevel; baksteen. Plaatmaterialen zijn niet toegestaan. Specifieke materiaalkleur: x Baksteenkleur; hardgrouw en klinker. x Voegkleur; lichte voegspecie. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Toepassen van een gestuct trasraam toegestaan. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 6
59
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen H5.1 Stroomruglint; dorps Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
60
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 6
61
Het Bunningchem (Gebiedstype B2) Omschrijving Ten oosten van het centrum ligt een bejaardenhuis, de Rooms-katholieke kerk en de begraafplaats die er achter ligt. Het bejaardenhuis is drie tot vier lagen hoog en heeft een plat dak. Welstandsniveau Voor het gebied rond Bunningchem geldt het BIJZONDER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Maatschappelijke en (grootschalige) publieke voorzieningen (B2) Situering Situering: x De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. x De individuele massa’s zijn verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied.
62
Deel B - Criteria
Hoofdvormen Bouwmassa: x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. x De massa is geleed. x Toegepast zijn langwerpige en blokvormige bouwvormen. Bouwhoogte: x De massa’s hebben een wisselende bouwhoogte. Kapvorm: x Toegepast zijn platte daken (behalve de kerk). Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale en verticale geleding. x De gebouwen kennen een duidelijke ingangspartij. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: baksteen, plaatmaterialen en glas. x De kleuren zijn terughoudend. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree moet herkenbaar zijn. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijven, winkels en kantoren in woongebieden (zie paragraaf 11.6.1) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 6
63
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Het Bunningchem (Gebiedstype B2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
64
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 6
65
De begraafplaats (Gebiedstype G1) De begraafplaats Achter de Rooms-katholieke kerk in Bunnik kent geen planmatige aanleg en duidelijke landschapsarchitectuur. Wel komen er mooie volwassen bomen en struiken op de begraafplaats voor.
Welstandsniveau Voor de begraafplaats geldt het BIJZONDER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Specifieke welstandscriteria voor groene gebieden met een sterke samenhang tussen bebouwing en cultuurhistorie - G1 Situering van het bouwwerk x Handhaven van huidige situering en samenhang van losse gebouwen in het groen. x Handhaven van het groene, rustige en deels besloten karakter van de gebieden. x De voorzijde van de hoofdmassa is gericht baar de belangrijkste openbare ruimte. Hoofdvorm van het bouwwerk Bouwmassa: x Per terrein één hoofdmassa. x De massa is geleed. x De gebouwen staan vrij op de kavel. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x De kleuren zijn natuurlijk en gedekt, niet sterk contrasterend met de omliggende bebouwing. Detaillering: x De detaillering is zorgvuldig. x De entree moet herkenbaar zijn. x Aanbouwen en bijgebouwen in maatvoering en architectuur afstemmen op de hoofdmassa.
66
Deel B - Criteria
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen zijn niet toegestaan Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 6
67
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De begraafplaats (Gebiedstype G1) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Dakkapel niet toegestaan.
68
Deel B - Criteria
6.2 Stationsweg / Provinciale weg Het stroomruglint in Bunnik worden gevormd door de bebouwing langs de Stationsweg en de Provinciale weg.
Karakteristiek van de uitlopers/buurtschappen van het stroomruglint De stroomruglinten zijn van oudsher dicht bebouwd. De bebouwing ligt, waar de stroomrug dit toelaat op de kruin en waar de rug te smal is beneden aan de voet van de stroomrug. Het hoogteverschil tussen kruin en voet is niet groot. Hoewel het in Bunnik om een historisch wegenpatroon gaat, vertoond de bebouwing langs een gevarieerd architectuurbeeld. Ook zijn nog enkele historische boerderijen tussen de bebouwing gelegen.
Hoofdstuk 6
69
Stationsweg/Provincialeweg (Gebiedstype H5.2) Omschrijving Aan de provinciale weg in Bunnik is veel van de oorspronkelijke historische bebouwing verdwenen. De weg worden aan beide zijden begeleidt met grotendeels naoorlogse woningbouw. Er is sprake van een gesloten bebouwingswand langs een rooilijn die de weg volgt. De oudere bebouwing die aan de Provinciale weg staat, ligt vaak terug in de rooilijn. De bouwstijl is zeer gevarieerd. Welstandsniveau Voor de Stationsweg/Provincialeweg geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 Type A: Langwerpige boerderijachtige bouwmassa’s met een van oorsprong agrarische functie. Type B: Kleinere langwerpige en blokvormige bouwmassa’s met een niet agrarische functie. Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Haaks op de straat (dwarsrichting). x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. x Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel. Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa.
70
Deel B - Criteria
Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend met forse kap. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Bijbehorende bouwwerken liggen achter de hoofdbouwmassa om de doorzichten naar het achtergebied te behouden. x Bijgebouwen alleen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 1,5 bouwlaag, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: x Haaks op het lint (dwarsrichting). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven- en onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x Bijbehorende bouwwerken als erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan.
Hoofdstuk 6
71
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) (zie paragraaf 11.4) van toepassing. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. In achtneming van de doorzichten naar het achtergebied. Oriëntatie: x Evenwijdig aan de straat (langsrichting). Veelal dicht op de straat. x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend en blokvormig met kap. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw streven naar zorgvuldige inpassing tussen de bestaande bebouwing. Bouwstijl conformeren naar de bouwstijl van de naastgelegen bebouwing. x Aan- en bijgebouwen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap of een afgeleide van dit daktype. Kaprichting: x Evenwijdig (langsrichting) of haaks (dwarsrichting) op het lint. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven- en onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x Bijbehorende bouwwerken als erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel.
72
Deel B - Criteria
Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen. x Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). x Kleur dakpan: wisselend. Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Aanvullende criteria voor de gebieden met een BIJZONDER niveau van welstand. Specifieke materiaalkeuze: x Gevel; baksteen en stuc. Plaatmaterialen zijn in principe niet toegestaan. Specifieke materiaalkleur: x Baksteenkleur; hardgrouw en klinker. x Voegkleur; lichte voegspecie. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Toepassen van een gestuct trasraam toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) (zie paragraaf 11.4) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 6
73
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Stationsweg/ Provincialeweg (Gebiedstype H5.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
74
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 6
75
6.3 Woongebied Van Hardenbroeklaan e.o. De wijk rond de van Hardenbroeklaan ligt ten westen van het centrum.
Karakteristiek van het woongebied rond de Van Hardenbroeklaan De wijk is ontstaan in de wederopbouwperiode. De bebouwing is gevarieerd. De bebouwingstypen die voorkomen variëren van vrijstaande woningen, tweekappers en rijwoningen tot seniorenwoningen. In de wijk ligt ook een school. In deze wijk worden de volgende deelgebieden onderscheiden: Woongebied Van Hardenbroeklaan e.o. (W1.2) Anne Frank terrein (W1.5)
76
Deel B - Criteria
Van Hardenbroeklaan e.o.(Gebiedstype W1.2) Omschrijving De wijk rond de van Hardenbroeklaan ligt direct tegen het centrum aan en is ontstaan in de jaren ’50 en ‘60. Langs de Langstraat is een gevarieerd beeld ontstaan in de loop van de tijd. Er komen zowel vrijstaande woningen voor als seniorenwoningen. De rest van de wijk is planmatig verkaveld in strokenbouw. In dit deel staan zowel twee-onder-éénkappers als rijwoningen van twee lagen met kap. Naast de school in de IJssel de Schepperstraat staat één vrijstaande woning met kap. Het buurtje tussen de Kromme Rijn en Langstraat is gebouwd in de jaren ’80 en bestaat uit bebouwing van twee lagen hoog met plat dak en deels schuin dak.
Welstandsniveau Voor de straten in de wijk Van Hardenbroeklaan e.o. geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn: doorgaans is dit recht. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 6
77
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dient aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing.
78
Deel B - Criteria
Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van Van Hardenbroeklaan e.o.(Gebiedstype W1.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat.
Hoofdstuk 6
79
x x x x x x x x x
Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
80
Deel B - Criteria
Anne Frank Terrein/Churchill (Gebiedstype W1.5) Omschrijving Het terrein is beeldbepalend voor Bunnik en vraagt om een hoge ambitie. Er moet rekening gehouden worden met de omgeving maar de nieuwe invulling vraagt een bijzonder architectonisch niveau/uitstraling die als Bunniks kan worden getypeerd. De hoek Van Hardenbroeklaan/JF Kennedylaan krijgt een afschuining waardoor het Van Hardenbroekplein aan de noordzijde verder doorgetrokken kan worden en een duidelijker pleinwand krijgt. De bebouwing op deze hoek vraagt daarom om nadere architectonische aandacht. In het noordelijke deel is sprake van laagbouw in maximaal 2 bouwlagen met kap, in het zuidelijke deel kan bebouwing met een meer stedelijk karakter worden gebouwd, tot incidenteel 3 bouwlagen en een kap. Verder van het winkelcentrum af heeft de bebouwing een opener, dorps karakter dan dichter bij het centrum. De voorkeur gaat uit naar laagbouw/patiowoningen met enige stedelijke verdichting/massa tegenover het winkelcentrum en Churchillhalterrein. De uitstraling van de gebouwen is niet massaal maar divers, met een wisselende architectuur, variatie in goothoogte, perceelsbreedte etc. Welstandsniveau Voor het Anne Frank terrein geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden begin 21e eeuw – W1.5 Seriematige bouw grondgebonden (patio) woningen Situering van het bouwwerk: Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters seriematige (patio)woningen. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de openbare weg. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 6
81
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x De uitstraling van de gebouwen is niet massaal maar divers. x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x De hoek Van Hardenbroeklaan/JF Kennedylaan krijgt een afschuining waardoor het Van Hardenbroekplein aan de noordzijde verder doorgetrokken kan worden en een duidelijker pleinwand krijgt. Bouwhoogte: x Maximaal 2 bouwlagen met kap. x Variatie in goothoogte. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en -richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting in de omgeving. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Er is een horizontale geleding herkenbaar. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, (patio)woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: Aardkleurige bakstenen of in lichte kleur geschilderde gevels en stucwerk indien deze in getemperd kleurniveau worden toegepast. x Daken: dak van het hoofd - en bijgebouwen is afgedekt met natuurlijke materialen (waaronder gebakken pannen). x Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg dienen als voorgevel behandeld te worden. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Reclamerichtlijnen Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit
82
Deel B - Criteria
hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Seriematige bouw appartementen Churchill Situering van het bouwwerk: Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters seriematige appartementen. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de openbare weg. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x De uitstraling van de gebouwen is niet massaal maar divers. x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x De hoek Van Hardenbroeklaan/JF Kennedylaan krijgt een afschuining waardoor het Van Hardenbroekplein aan de noordzijde verder doorgetrokken kan worden en een duidelijker pleinwand krijgt. Bouwhoogte: x Stedelijk karakter; incidenteel 3 bouwlagen en een kap. x Variatie in goothoogte. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en -richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting in de omgeving. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Er is sprake van een verticale geleding. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, (patio)woningen.
Hoofdstuk 6
83
Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik Gevels: Aardkleurige bakstenen of in lichte kleur geschilderde gevels en stucwerk indien deze in getemperd kleurniveau worden toegepast Reclamerichtlijnen Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van Anne Frank Terrein (Gebiedstype W1.5) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
84
Deel B - Criteria
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 6
85
6.4 Maatschapsbuurt De Maatschapsbuurt is een uitleggebied van Bunnik ten zuiden van de Provinciale weg / Stationsweg.
Karakteristiek van de Maatschapsbuurt De Maatschapsbuurt is een woongebied met traditionele bebouwing uit de jaren ‘50 en ‘60 in een stroken- en blokverkaveling. Bepaalde straten zijn eerder ontwikkeld en hebben daardoor een ander karakter. Dit zijn onder andere de Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg. Langs de Molenweg komt nabij het centrum wat kleinschalige bedrijvigheid voor. In de Maatschapsbuurt worden de volgende gebieden onderscheiden.’ De Maatschapsbuurt; de hele wijk met uitzondering van onderstaande gebieden (W1.2): x De Kerkstraat (W1.3) x De Kersenboomgaard (W1.4) x De Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg (A3) x School aan de H. van de Vechtlaan (B2) x Begraafplaats (G1) x Terrein f (W1.5)
86
Deel B - Criteria
Woongebied de Maatschapsbuurt (Gebiedstype W1.2) Omschrijving De Maatschapsbuurt is een naoorlogse wijk uit de jaren 50/60. Het is planmatig ontwikkeld in een strokenverkaveling. De woningen zijn veelal in rijen gebouwd. De woningen bestaan uit een hoofdvorm van twee lagen met zadeldak.
Welstandsniveau Voor de straten in het centrum geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn: doorgaans is dit recht. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 6
87
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dient aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen (gevels en dak). Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik.
88
Deel B - Criteria
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Woongebied de Maatschapsbuurt (Gebiedstype W1.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Hoofdstuk 6
89
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
90
Deel B - Criteria
De Kerkstraat (Gebiedstype W1.3) Omschrijving De bebouwing in de driehoek Kerkstraat, Stationsweg en Dr. Breveestraat vormt een aparte eenheid binnen de Maatschapsbuurt. De bebouwing is gebouwd in de jaren ‘80 en valt op door zijn witte kleur. De bouwhoogte is één laag met kap. In de kap zijn opvallende driehoekige vensters opgenomen. Tussen de woningen zijn carports gesitueerd, die een duidelijk onderdeel van de bouwmassa vormen. Welstandsniveau Voor de woningen aan de Kerkstraat/Stationsweg geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – W1.3 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen.
Hoofdstuk 6
91
Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dient aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
92
Deel B - Criteria
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kerkstraat (Gebiedstype W1.3) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
Hoofdstuk 6
93
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
94
Deel B - Criteria
De Kersenboomgaard (Gebiedstype W1.4) Omschrijving Het woongebied de Kersenboomgaard is gebouwd eind 20e eeuw. De bebouwing bestaat deels uit 4 laags gestapelde bebouwing, en deels uit rijwoningen en twee-onder-één-kap woningen. De hoogbouw is gericht op de Provinciale weg, de laagbouw hierachter is aan een woonstraat gesitueerd. Het architectuurbeeld van de laagbouw valt op door gebruik van hout in de voorgevel.
Welstandsniveau Voor de woningen aan de Kerkstraat/Stationsweg geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden eind 20e eeuw – W1.4 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Recht. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 6
95
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Langwerpig of blokvormig met kap. x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met kap, met uitzondering van de gestapelde bebouwing, hier geldt een bouwhoogte van 3 bouwlagen zónder kap. x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak. x De kapvorm en -richting dient aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Zowel een verticale als horizontale geleding. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: lichte bakstenen. x Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. x Daken: met pannen bedekt. x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen (gevels en daken). Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan.
96
Deel B - Criteria
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kersenboomgaard (Gebiedstype W1.4) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Hoofdstuk 6
97
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
98
Deel B - Criteria
De Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg (Gebiedstype A3) Omschrijving In Bunnik zijn de Molenweg, de Groeneweg en een deel van de Maatschapslaan te karakteriseren als gebieden met expressionistische bebouwing. Het expressionisme is een verzamelnaam voor de architectuurstromingen van De Amsterdamse School, Het Zakelijk Expressionisme en het Organisch Expressionisme. De expressionistische bebouwing is in Bunnik voornamelijk gesitueerd langs de historische linten. Het waren de eerste planmatige uitbreidingen van Bunnik. De bebouwing langs genoemde wegen is tussen 1919 en 1938 gebouwd en bestaat voornamelijk uit arbeiderswoningen en middenstandswoningen. De bebouwing wordt gekenmerkt door expressief siermetselwerk De woningen zijn rijk versierd met (niet-)functionele details als erkers en dakopbouwen. De woning- en villabouw wordt gekenmerkt door een sterke horizontale geleding met vensterreeksen en machtige schoorstenen. Typerend zijn de ‘laddervensters’ met hun horizontale roedenverdeling. Langs de Groene weg aan de noordzijde van het spoor staan aan één zijde expressionistische bebouwing met mansarde kap. Dit woningtype loopt door langs de Groene weg aan de zuidkant van het spoor, die in het bedrijventerrein is opgenomen. Langs de Maatschapslaan is de expressionistische bebouwing gevarieerd. De variatie zit in de afwisseling van de kappen; mansardekap of zadeldak en in de situering; langs- of dwarsrichting. Enkele woningen in deze straten hebben een samengestelde kaprichting. Welstandsniveau Voor deze woonstraten in de Maatschapsbuurt geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 6
99
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg - A3 Individuele objecten Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Rechte of gebogen rooilijn. x Aansluiten bij de toegepaste rooilijn in gebied. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of los van elkaar of twee-onder-één-kap. x Ensembles met individuele bouw onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat georiënteerde bebouwingskarakteristiek handhaven. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig (liggend en staand) of blokvormig - met kap. x De bouwmassa bestaat uit één duidelijke hoofdbouwmassa met (niet-) functionele details. x Karakteristieke aanbouwen zoals erkers en serres zijn toegestaan mits in lijn van de architectuur vormgegeven. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa en in lijn met de architectuur vormgeven. x Op hoeken accenten in hoofdbouwvorm door toepassen aanbouwen, mits passen in totale gevelwand mogelijk. Bouwhoogte: x 1 tot 2 lagen met kap. x Bouwhoogte aanpassen aan het omgevingsbeeld. Kapvorm: x Zadeldak, tentdak, mansardekap. x Toepassen van samengestelde kappen. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. x Accenten op hoeken toegestaan mits passend bij de architectuur van het geheel. Kaprichting: x Samengestelde kaprichtingen toepassen mits aangepast aan bouwmassa en passend in de gevel(wand). Gevelaanzichten van het bouwwerk x Gevelopbouw: x Uiterlijk bouwvorm is bepalend voor de gevelopbouw en –geleding. x Duidelijke afsluiting van de gevelwand door toepassing van een daklijst mogelijk.
100
Deel B - Criteria
x
Duidelijke opbouw gevel doorgaand bestaande uit (plint-)middenstuk– dakopbouw handhaven. Gevelgeleding: x Bij vrijstaande en halfvrijstaande individuele gebouwen is het horizontalisme overheersend. x Uiterlijk bouwvorm van de afzonderlijke elementen is bepalend voor de gevelopbouw en –geleding. Plasticiteit: x Hoge plasticiteit van de gevel handhaven. x Toepassing van o.a. uitbouwtjes en overige ornamenten toegestaan mits deze in lijn van het geheel zijn vormgegeven en passen in de gevelwand. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalgebruik: x Gevels: baksteen. x Kap: pannen. x Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. Kleurtoon: x Gevels: donkere kleurtoon. x Kap: donkere kleurtoon (rood- en zwarttinten) - m.u.v. rietdaken. x Kozijnen: wit. Detaillering: x Toepassen van kenmerkende details: vensterstroken, dik kozijnhout, kleine smalle roeden, sierverbanden en verticale metselverbanden. x De hoofdbouw is bepalend voor de vormen van de details. x Glas-in-lood ramen toegestaan. x Overige details kunnen mits zorgvuldig ingepast en vormgegeven in de lijn met de architectuur en passend bij de schaal en de functie van het gebouw. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing.
Hoofdstuk 6
101
Seriematige objecten Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Rechte rooilijn. x Aansluiten bij de toegepaste rooilijn in gebied. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten. x Bouwblokken onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat georiënteerde bebouwingskarakteristiek handhaven. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig (liggend en staand) of blokvormig - met kap. x De bouwmassa bestaat uit één duidelijke hoofdbouwmassa x Karakteristieke aanbouwen zoals erkers en serres zijn toegestaan mits in lijn van de architectuur vormgegeven. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa en in lijn met de architectuur vormgeven. x Op hoeken accenten in hoofdbouwvorm door toepassen aanbouwen, mits passen in totale gevelwand mogelijk. Bouwhoogte: x 1 tot 2 lagen met kap. x Bouwhoogte aanpassen aan het omgevingsbeeld. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap of een afgeleide van dit daktype. x Toepassen van samengestelde kappen. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. x Accenten op hoeken toegestaan mits passend bij de architectuur van het geheel. Kaprichting: x Samengestelde kaprichtingen toepassen mits aangepast aan bouwmassa en passend in de gevel(wand). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw: x Uiterlijk bouwvorm is bepalend voor de gevelopbouw en –geleding. x Duidelijke afsluiting van de gevelwand door toepassing van een daklijst mogelijk. x Duidelijke opbouw gevel doorgaand bestaande uit (plint-)middenstukdakopbouw handhaven.
102
Deel B - Criteria
Gevelgeleding: x Bij seriematige objecten is de horizontale geleding overheersend. x Uiterlijk bouwvorm van de afzonderlijke elementen is bepalend voor de gevelopbouw en –geleding. Plasticiteit: x Hoge plasticiteit van de gevel handhaven. x Toepassing van o.a. uitbouwtjes en overige ornamenten toegestaan mits deze in lijn van het geheel zijn vormgegeven en passen in de gevelwand. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalgebruik: x Gevels: baksteen. x Kap: gedekt met pannen. x Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. Kleurtoon: x Gevels: donkere kleurtoon. x Kap: donkere kleurtoon (rood- en zwarttinten). x Kozijnen: wit. Detaillering: x Toepassen van kenmerkende details: vensterstroken, dik kozijnhout, kleine smalle roeden, sierverbanden en verticale metselverbanden. x De panden zijn rijk gedetailleerd. x De hoofdbouw is bepalend voor de vormen van de details. x Glas-in-lood ramen toegestaan. x Overige details kunnen mits zorgvuldig ingepast en vormgegeven in de lijn met de architectuur en passend bij de schaal en de functie van het gebouw. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 6
103
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Maatschapslaan, de Groene weg en de Molenweg (Gebiedstype A3) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
104
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 6
105
Kleinschalige bedrijven Molenweg en school H. van de Vechtlaan (Gebiedstype B2) Omschrijving In de Maatschapsbuurt komt aan de Molenweg nabij het centrum kleinschalige bedrijvigheid voor. Hier is o.a. een autogarage en een bedrijfje in tapijten en gordijnen gevestigd. Op de hoek van de H. van de Vechtlaan en de J. Oostendorpstraat is een school gevestigd. De school is een gebouw van 1 laag met plat dak. Welstandsniveau Voor deze gebieden in Bunnik is het REGULIER niveau van welstand van toepassing. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Maatschappelijke en (grootschalige) publieke voorzieningen (B2) Situering Situering: x De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. x De individuele massa’s zijn verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen Bouwmassa: x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. x De massa is geleed. x Toegepast zijn langwerpige en blokvormige bouwvormen. Bouwhoogte: x De massa’s hebben een wisselende bouwhoogte. Kapvorm: x Toegepast zijn platte daken.
106
Deel B - Criteria
Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale en verticale geleding. x De gebouwen kennen een duidelijke ingangspartij. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: baksteen. x De kleuren zijn terughoudend. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree moet herkenbaar zijn. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijven, winkels en kantoren in woongebieden (zie paragraaf 11.6.1) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Kleinschalige bedrijven Molenweg en school H. van de Vechtlaan (Gebiedstype B2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
Hoofdstuk 6
107
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
108
Deel B - Criteria
Begraafplaats (Gebiedstype G1) Omschrijving De begraafplaats aan de Provinciale weg ligt niet direct in de nabijheid van een kerk. De oude begraafplaats in Bunnik kent een eenvoudige rechtlijnige aanleg met centrale as. Er komen mooie volwassen bomen en struiken op de begraafplaats voor. Het poortgebouwtje vormt een bijzonder element op de begraafplaats en is aangewezen als gemeentelijk monument. Welstandsniveau Voor deze gebieden in Bunnik is het PLUS niveau van welstand van toepassing. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Specifieke welstandscriteria voor groene gebieden met een sterke samenhang tussen bebouwing en cultuurhistorie - G1 Situering van het bouwwerk x Handhaven van huidige situering en samenhang van losse gebouwen in het groen x Handhaven van het groene, rustige en deels besloten karakter van de gebieden x De voorzijde van de hoofdmassa is gericht baar de belangrijkste openbare ruimte Hoofdvorm van het bouwwerk Bouwmassa: x Per terrein één hoofdmassa. x De massa is geleed. x De gebouwen staan vrij op de kavel.
Hoofdstuk 6
109
Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x De kleuren zijn natuurlijk en gedekt, niet sterk contrasterend met de omliggende bebouwing. Detaillering: x De detaillering is zorgvuldig. x De entree moet herkenbaar zijn. x Aanbouwen en bijgebouwen in maatvoering en architectuur afstemmen op de hoofdmassa. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen zijn niet toegestaan Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Begraafplaats (Gebiedstype G1) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt.
110
Deel B - Criteria
x
De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Dakkapel x Dakkapel niet toegestaan.
Hoofdstuk 6
111
(Gebiedstype W1.5) Deze locatie is direct gelegen aan de spoorlijn UtrechtArnhem. De woningen op het terrein Avezaad zijn gesitueerd rondom een binnenterrein, een hofje. Het gebied omvat zowel vier grondgebonden woningen, als ook achttien appartementen op het achterterrein langs de spoorlijn. De achttien appartementen zijn blokvormig, meelopend met de perceelsgrens, en bestaan uit twee bouwlagen uitgevoerd met een platdak. De grondgebonden woningen zijn eveneens blokvormig, bestaande uit twee bouwlagen met (zadel)dak.
Welstandsniveau Voor het terrein Avezaad geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden begin 21e eeuw – W1.5 Seriematige bouw grondgebonden woningen Situering van het bouwwerk: Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters seriematige woningen. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de openbare weg, de Stationsweg. x Bijgebouwen worden achter de hoofdgebouwen geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Blokvormig. x De uitstraling van de gebouwen is dorps, passend bij de karakteristiek van de bebouwing aan de Stationsweg. Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met kap.
112
Deel B - Criteria
Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak. x Voor dakkapellen op bouwblokken geldt dat deze qua vorm, doorsnede en plaatsing aan dienen te sluiten bij de op de betreffende bouwblokken reeds aanwezige dakkapellen. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Er is een horizontale geleding herkenbaar. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: Aardkleurige bakstenen. x Daken: dak van het hoofd - en bijgebouwen is afgedekt met gebakken pannen. x Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg dienen als voorgevel behandeld te worden. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Seriematige bouw appartementen Situering van het bouwwerk: Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters seriematige appartementen. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x Meelopend met de perceelsgrens. x De gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de openbare weg. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x De uitstraling van de gebouwen is niet massaal maar divers. x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw.
Hoofdstuk 6
113
Bouwhoogte: x 2 bouwlagen zonder kap. Kapvorm en kaprichting: x Platdak. x Voor dakkapellen op bouwblokken geldt dat deze qua vorm, doorsnede en plaatsing aan dienen te sluiten bij de op de betreffende bouwblokken reeds aanwezige dakkapellen. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Er is sprake van een verticale geleding. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, (patio)woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik Gevels: Aardkleurige bakstenen. Reclamerichtlijnen Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van terrein Avezaad (Gebiedstype W1.5) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
114
Deel B - Criteria
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Hoofdstuk 6
115
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
116
Deel B - Criteria
6.5 Oranjebuurt Oranjebuurt is het derde uitleggebied, gelegen ten zuidoosten van het centrum. Het wordt begrensd door de Kromme Rijn, de Stationsweg en de Dorpsstraat.
Karakteristiek van de Oranjebuurt De Oranjebuurt is een woongebied uit de wederopbouwperiode (jaren ’50 en ’60). De wijk is in blokken verkaveld. Aan de noordrand ligt langs de Kromme Rijn een strook vrijstaande woningen. Binnen wijk komen nog enkele bijzondere gebouwen voor zoals een sporthal en een school. In de Oranjebuurt worden de volgende deelgebieden onderscheiden: x De Oranjebuurt m.u.v. van onderstaande gebieden (A5). x De vrijstaande woningen aan de Prinses Beatrixstraat / de Koning Willem III straat (W2). x School en sportlocatie (B2).
Hoofdstuk 6
117
De Oranjebuurt (Gebiedstype A5) Omschrijving De Oranjebuurt is gerealiseerd in de jaren ‘50 en ‘60. Het gebied ligt ten zuiden van de Kromme Rijn en wordt begrensd door de Prinses Beatrixstraat, Koningin Emmastraat, Rijnzichtlaan, Stationsweg, Koningin Julianastraat en de Van de Weijerstraat. De wijk wordt gekenmerkt door een eenvoudige, repeterende ruimtelijke structuur en eenvoudige hoofdbouwvormen vooral 2 lagen en een kap. De architectuur, het stedenbouwkundig concept en de toegepaste materialen en bouwvormen stralen stedelijkheid uit. Het stedenbouwkundig concept bestaat uit clusters van verschillende typen laagbouw. Deze clusters zijn functioneel geordend en vormen een eenheid: in de volksmond ook wel 'stempel' genoemd. In de Oranjebuurt zijn meerdere clusters achter elkaar geplaatst waardoor een repeterend beeld ontstaat. Een deel van de wijk heeft kenmerken van de Delftse School. Deze architectuur moest nederig zijn en vooral niet opvallen. De schoonheid ligt in de eenvoud van een goede harmonie tussen ruimte, massa en licht. De functie van een gebouw moest tot uitdrukking komen in de vorm. Vandaar werd ook een groot onderscheid gemaakt in de vormgeving van woonhuizen (simpel en ingetogen) en publieke gebouwen als stadhuizen en kerken, die juist monumentaal moesten zijn om hun functie te benadrukken Karakteristiek in de Oranjebuurt zijn de ‘doorzon’woningen. De wijk is in het groen gebouwd waarbij groen met name langs de randen overheerst.
Langs de Rijnzichtlaan staat zowel vrijstaande bebouwing als geclusterde bouwblokken van drie of meer woningen. De architectuur van deze woningen is enigszins rationalistisch. Kenmerkend is het schoon metselwerk met de nadruk op het dragende karakter van de muren, bogen, pijlers.
118
Deel B - Criteria
De Kon. Julianalaan vormt een belangrijke verbindingsweg naar Zeist en Driebergen. Langs deze laan staan met name twee-onder-één-kap woningen. Kenmerkend voor deze woningen zijn de uit de gevel naar voren komende vensters op de begane grond.
Welstandsniveau Voor de woonwijk Oranjebuurt in Bunnik geldt het REGULIER niveau van welstand. Voor de Koningin Julianalaan geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de Oranjebuurt - A5 Individuele objecten Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Recht. x Aansluiten bij toegepaste rooilijn in gebied. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of los van elkaar of twee-onder-één-kap. x Respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de weg of op de openbare ruimte (bij strokenbouw) georiënteerde bebouwingskarakteristiek handhaven. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig (liggend) en blokvormig. x Aan- en bijgebouwen in principe achter de hoofdbouwmassa. Bouwhoogte: x 1 tot 2 lagen met kap. Kapvorm: x Zadeldaken. x Accenten op hoeken ter versterking stedenbouwkundige structuur toegestaan mits qua schaal en architectuur passend binnen het gehele cluster. Kaprichting: Evenwijdig aan de straat (langsrichting), of dwars op straat (vrijstaande woningen). Aansluiten bij blokken/elementen.
Hoofdstuk 6
119
Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw: x Duidelijke onderverdeling: plint - middenstuk –dak. x Eenvoudig. Gevelgeleding: x Evenwichtige indeling met zuivere verhoudingen handhaven. x Aansluiten bij de geleding van het ensemble. Plasticiteit x Plasticiteit van de gevels is sterk wisselend. x Bij een hoge plasticiteit in de gevelwand van het blok of omgeving deze karakteristiek handhaven door het toepassen van geaccentueerde raampartijen. x Bij een lage plasticiteit deze karakteristiek eveneens handhaven door toepassen naar binnen gekeerde ornamenten. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalgebruik: x Gevels: baksteen. x Kappen: pannen. x Kozijnen: hout of kunststof (eventueel in houtprofilering). Materiaalkleur: x Gevels: variërend qua kleur (geel en rood) aansluiten op directe omgeving. x Kozijnen: wit. Kap: antraciet. Detaillering x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Eenvoudige detailleringen x Toepassen van siermetselwerk. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Seriematige objecten Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Recht. x Aansluiten bij toegepaste rooilijn in gebied. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten.
120
Deel B - Criteria
x Respecteren toegepaste zijdelingse afstand van bouwblokken. Oriëntatie: x De op de weg of op de openbare ruimte (bij strokenbouw) georiënteerde bebouwingskarakteristiek handhaven. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig (liggend). x Aan- en bijgebouwen in principe achter de hoofdbouwmassa. Bouwhoogte: x 1 tot 2 lagen met kap. Kapvorm: x Zadeldaken. x Forse overstekken. x Accenten op hoeken ter versterking stedenbouwkundige structuur toegestaan mits qua schaal en architectuur passend binnen het gehele cluster. Kaprichting: x Evenwijdig aan de straat (langsrichting). x Aansluiten bij blokken/elementen. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw: x Duidelijke onderverdeling: plint - middenstuk –dak. x Eenvoudig. Gevelgeleding: x Evenwichtige indeling met zuivere verhoudingen handhaven. x Aansluiten bij de geleding van het ensemble. Plasticiteit x Plasticiteit van de gevels is sterk wisselend. x Bij een hoge plasticiteit in de gevelwand van het blok of omgeving deze karakteristiek handhaven door het toepassen van geaccentueerde raampartijen. x Bij een lage plasticiteit deze karakteristiek eveneens handhaven door toepassen naar binnen gekeerde ornamenten. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk x Gevels: baksteen. x Kappen: pannen. x Kozijnen: hout. Materiaalkleur: x Gevels: variërend qua kleur (geel en rood) aansluiten op directe omgeving. x Kozijnen: wit.
Hoofdstuk 6
121
Detaillering x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Eenvoudige detailleringen. x Toepassen van siermetselwerk. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Aanvullende criteria voor de Koningin Julianalaan x uitspringende gevels x gevels opgetrokken in baksteen in aardtinten x op daken zijn donkerkleurige pannen toegepast x kozijnen zijn in een lichte kleur geschilderd x relatief brede muurdammen x toepassen van een klein venster boven de voordeur x toepassen van bakgoten en daklijsten Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Oranjebuurt – A5 Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
122
Deel B - Criteria
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 6
123
De vrijstaande woningen aan de Prinses Beatrixstraat / de Koning Willem III straat (Gebiedstype W2) Omschrijving De strook vrijstaande huizen lang de Prinses Beatrixstraat / de koning Willem III straat zijn individueel ontworpen woningen. De woningen bestaan uit een hoofdbouwmassa van meestal één en soms twee lagen met lage of zonder kap. Voornamelijk bungalowachtige woningen. De woningen liggen in een groene setting en zijn zowel vanaf de weg als vanaf de Kromme Rijn zichtbaar. Vanwege de aanwezige karakteristiek en de hoge cultuurhistorische waarden van het Kromme Rijngebied zijn niet alle woonvormen wenselijk. De vrijstaande woningen moeten een ingtogen uitstraling hebben naar de Kromme Rijn toe.
Welstandsniveau Voor de gebieden met individuele woningbouw geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor individuele bouw – W2 x x x
Kenmerkend voor individuele bouw is het eigen gezicht van de vrijstaande panden. Specifieke, gebiedsgerichte aandachtspunten zijn: aansluiting bestaande rooilijn. materiaalgebruik en kleurtoon in relatie tot omgeving en de kwaliteit van het parkachtige landschap.
Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x De individuele woningbouw kent verschillende soorten rooilijnen. Het is belangrijk dat, afhankelijk van het type, de specifieke rooilijnen worden gerespecteerd. Dit speelt met name bij de situering van het hoofdgebouw.
124
Deel B - Criteria
Zijdelingse afstand: x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. Oriëntatie: x De individuele bouw is verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen van het bouwwerk: Hoofdbouwvorm x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. De panden aan de Prinses Beatrixstraat/de Koning Willem III straat hebben een hoofdbouwvorm met lage (zadel)kap of geen kap. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting. x Kapvorm afstemmen op de omgeving x Aanbouwen afstemmen op hoofdmassa. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, -geleding en -plasticiteit x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalgebruik en kleurtoon x Kleurtoon en materiaalkeuze afstemmen op de in het gebied overheersende elementen. Dit zijn vooral traditionele materialen in donkere tinten. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. De panden hebben een eigen detaillering. x Strakke vormgeving x Ingetogen uitstraling naar straat en rivier. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 6
125
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De vrijstaande woningen aan de Prinses Beatrixstraat / de Koning Willem III straat (Gebiedstype W2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
126
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 6
127
School en sportlocatie (Gebiedstype B2) In de Oranjebuurt zijn een sportlocatie Irenezaal en een school gelegen. De Irenezaal ligt aan de Prinses Irenestraat en is twee lagen hoog met een platdak. De school ligt aan de Rijnzichtlaan. Welstandsniveau Voor deze gebieden geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Maatschappelijke en (grootschalige) publieke voorzieningen (B2) Situering Situering: x De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. x De individuele massa’s zijn verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen Bouwmassa: x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting x De massa is geleed. x Toegepast zijn langwerpige en blokvormige bouwvormen. Bouwhoogte: x De massa’s hebben een wisselende bouwhoogte. Kapvorm: x Toegepast zijn platte daken. Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale en verticale geleding. x De gebouwen kennen een duidelijke ingangspartij.
128
Deel B - Criteria
Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: baksteen, plaatmaterialen en glas. x De kleuren zijn terughoudend. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree moet herkenbaar zijn. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 6
129
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied School en sportlocatie (Gebiedstype B2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
130
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 6
131
6.6 Kromme Rijnwijk De Kromme Rijnwijk is de uitbreidingswijk die ontwikkeld is in de jaren ’70 in het kader van een regionale taak bij de opvang van woningzoekenden. De wijk ligt aan de Westzijde van Bunnik ten noorden van de Provincialeweg.
Karakteristiek van de Kromme Rijnwijk De wijk is gebouwd in het woonerfprincipe en kent een architectuurstijl met geometrische vormen en eigentijdse materialen. Het gebruik van vooral metselwerk en hout en het streven naar een volmaakt harmonische gevel heeft tot gevolg dat er weinig accenten zijn aan de bouwblokken. De huizenblokken, staan in een repeterend patroon, omgeven door veel groen. In de jaren ‘70 veranderde de stedenbouwkundige ordening met het invoeren van het woonerf-concept. In de Kromme Rijnwijk worden de volgende deelgebieden onderscheiden: x De Kromme Rijnwijk m.u.v. de onderstaande gebieden, (W1.3) x De flats/gestapelde woningen (W1.3.1) x De patiowoningen (W1.3.2) x De vrijstaande woningen Ambachtsring/ Vleeshouwershof (W2) x Scholeneiland (B2) x Kantoor Rhijnhaeghe (B3.A)
132
Deel B - Criteria
De Kromme Rijnwijk (Gebiedstype W1.3) Omschrijving Het stedenbouwkundig concept van de Kromme Rijnwijk uit de periode 1970-1980 heeft een eenvoudige, zich repeterende ruimtelijke structuur. De bebouwingsclusters zijn gesitueerd in een woonerfconcept. De woningtypologie bestaat hoofdzakelijk uit eengezinswoningen in een groene woonomgeving. De bebouwingsclusters zijn gesitueerd in buurten met een straten- en verkavelingspatroon met hofjes. Bij de clustering rondom woonerven ontbreekt een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterkanten, waardoor deze sterk naar binnen zijn gekeerd. Er is sprake van eenvoudige hoofdbouwvormen. De woningen hebben een langwerpig patroon en kennen een eenvoudige opbouw. De bebouwing is georiënteerd op de openbare ruimte. Er is gebruik gemaakt van (moderne) bouwmaterialen zoals baksteen gecombineerd met meer ingetogen materiaal die aansluit bij de jaren `70 mode: donkere kleurtoon en het gebruik van semiambachtelijke materialen zoals hout, baksteen en pannen. De woningen zijn overwegend twee lagen hoog met een kap. Langs de John F. Kennedylaan staat een appartementencomplex van twee lagen hoog met kap. Het gebouw heeft een eenvoudige bouwvorm en staat in L-vorm gesitueerd in een groene omgeving. Welstandsniveau Voor de woningen in de Kromme Rijnwijk geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – W1.3 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand.
Hoofdstuk 6
133
Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. x Opbouwen op plat afgedekte woningen en aanbouwen per woningtype in hetzelfde model uitvoeren. De eerste op- of aanbouw in zijn soort dient zorgvuldig te worden ontworpen in samenhang met de bestaande bouwmassa en architectonische opzet. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dient aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan.
134
Deel B - Criteria
Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kromme Rijnwijk (Gebiedstype W1.3) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt.
Hoofdstuk 6
135
x
De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
136
Deel B - Criteria
De flats/gestapelde woningen (Gebiedstype W1.3.1) Omschrijving In de Kromme Rijnwijk komt aan de rand van de wijk middelhoogbouw voor. Aan de Vletweide staan vier flats van 3 á 4 lagen hoog, gebouwd in de jaren ‘70. De bouwvorm van de flats bestaat uit een eenvoudig blokvormige massa met een plat dak. Ze zijn gesitueerd in een groene omgeving. Er is gebruik gemaakt van (moderne) bouwmaterialen zoals beton gecombineerd met hout en baksteen.
Welstandsniveau Voor de flats/gestapelde woningen in de Kromme Rijnwijk geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – Flats – Gestapelde woningen W1.3.1 Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn. Zijdelingse afstand: x Blokken onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de bouwmassa/massaopbouw. Bouwhoogte: x Aansluiten op bestaande bouwhoogte binnen bouwblok of cluster in gebied. x In het gebied is een bouwhoogte van 4 bouwlagen toegepast. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en -richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Platte daken.
Hoofdstuk 6
137
Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok. x Bij gevelwijzigingen van de voorgevel bestaande gevelopeningen/gevelritmiek handhaven en herkenbaar houden. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster gebouwen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De flats/gestapelde woningen (Gebiedstype W1.3.1) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
138
Deel B - Criteria
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Dakkapel is niet toegestaan.
Hoofdstuk 6
139
De patiowoningen (Gebiedstype W1.3.2) Omschrijving In de Kromme Rijnwijk komen op diverse plekken patiowoningen voor. Patiowoningen worden gekenmerkt door hun naar binnen gekeerde karakter. De bebouwing is eenvoudig en bestaat uit één laag met een plat dak. De bebouwing bestaat uit baksteen met houten details. is ingepakt in groen.
Welstandsniveau Voor de patiowoningen in de Kromme Rijnwijk geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – patiowoningen W1.3.2 Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster het bestaande beeld handhaven.
140
Deel B - Criteria
Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster. x Opbouwen op plat afgedekte woningen en aanbouwen per woningtype in hetzelfde model uitvoeren. De eerste op- of aanbouw in zijn soort dient zorgvuldig te worden ontworpen in samenhang met de bestaande bouwmassa en architectonische opzet. x De patiowoningen zijn 1 laag zonder kap Kapvorm: x Op patiowoningen met platte daken geen kappen toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 6
141
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De patiowoningen (Gebiedstype W1.3.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
142
Deel B - Criteria
De vrijstaande woningen Ambachtsring/Vleeshouwershof (Gebiedstype W2) Omschrijving De gebieden met individuele woningbouw die voorkomen in de Kromme Rijnwijk liggen langs de Ambachtsring en de Vleeshouwershof. De woningen zijn individueel ontworpen en bestaan doorgaans uit één of twee bouwlagen met kap.
Welstandsniveau Voor de gebieden met individuele woningbouw aan de Ambachtsring/Vleeshouwershof geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor individuele bouw – W2 Kenmerkend voor individuele bouw is het eigen gezicht van de vrijstaande panden. Specifieke, gebiedsgerichte aandachtspunten zijn: x aansluiting bestaande rooilijn. x materiaalgebruik en kleurtoon in relatie tot omgeving en de kwaliteit van het parkachtige landschap. Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x De individuele woningbouw kent verschillende soorten rooilijnen. Het is belangrijk dat, afhankelijk van het type, de specifieke rooilijnen worden gerespecteerd. Dit speelt met name bij de situering van het hoofdgebouw. Zijdelingse afstand: x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden.
Hoofdstuk 6
143
Oriëntatie: x De individuele bouw is verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen van het bouwwerk: Hoofdbouwvorm x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Bouwhoogte en kapvorm x De bouwhoogte en kapvorm zijn afgestemd op de omgeving. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, -geleding en -plasticiteit x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: materiaalgebruik en kleurtoon x Kleurtoon en materiaalkeuze afstemmen op de in het gebied overheersende elementen. Dit zijn vooral traditionele materialen in donkere tinten. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. De panden hebben een eigen detaillering. x Ingetogen uitstraling naar straat. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
144
Deel B - Criteria
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De vrijstaande woningen Ambachtsring/Vleeshouwershof (Gebiedstype W2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
Hoofdstuk 6
145
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
146
Deel B - Criteria
Scholeneiland (Gebiedstype B2) Omschrijving In een deel van de Kromme Rijnwijk zijn een aantal voorzieningen gevestigd. Deze liggen geclusterd tussen de Boslaan, Camminghalaan, Pastoor Heggelaan en Laan van Broekhuizen. Het betreft hier een complex bestaande uit een MFA, zorgeenheden en starterswoningen. De bebouwing vormt gezamenlijk één gebouw. Het gebouw bestaat uit meerdere ‘vleugels’ in twee lagen met een flauwe kap. Welstandsniveau Voor de bebouwing geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Maatschappelijke en (grootschalige) publieke voorzieningen (B2) Situering Situering: x De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. x De individuele massa’s zijn verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen Bouwmassa: x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. x De massa is geleed. x Toegepast zijn langwerpige en blokvormige bouwvormen.
Hoofdstuk 6
147
Bouwhoogte: x De massa’s hebben 2 bouwlagen. Kapvorm: x Toegepast is een flauwe kap. Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale en verticale geleding. x De gebouwen kennen een duidelijke ingangspartij. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: baksteen, plaatmaterialen en glas. x De kleuren zijn terughoudend. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree moet herkenbaar zijn. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Scholen en bibliotheek (Gebiedstype B2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
148
Deel B - Criteria
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Hoofdstuk 6
149
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
150
Deel B - Criteria
Kantoorgebouw Rhijnhaeghe (Gebiedstype B3.A) Omschrijving Aan de Van Zijldreef is het kantoorgebouw Rhijnhaeghe gevestigd. Het gebouw is drie tot vier lagen hoog en ligt in een groene parkachtige omgeving. Het gebouw is opgetrokken in een lichtkleurige baksteen met rode en blauwe accenten.
Welstandsniveau Voor het kantoorgebouw Rhijnhaeghe geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor bedrijventerrein B3.A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Aan de randen van de werkgebieden moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangrenzende en/of het landschap. x Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van de werkgebieden. Zijdelingse afstand: x Solitaire gebouwen met enige onderlinge afstand. Oriëntatie: x Op de straat georiënteerd. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Aan de randen van de werkgebieden moet bij bouwvormen rekening worden gehouden met de invloed van de bouwvormen op de aangrenzende gebieden en/of het landschap. x Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden te ondersteunen. Bouwhoogte: x Afhankelijk van functie van het gebouwen schaal van omliggende bebouwing. Kapvorm en kaprichting: x Platte daken.
Hoofdstuk 6
151
Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding: x Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen deze eenheid in en samenhang van de werkgebieden te ondersteunen. Plasticiteit x De gevels hebben een lage plasticiteit. x Alzijdige uitstraling: drie voorkanten. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x Kleuren dienen terughoudend naar buiten te worden gebracht en aansluiting te vinden bij de overige bebouwing. x Gebruik van kenmerkende materiaalkeuzen (baksteen), vormen en details. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijventerreinen en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.3) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Kantoorgebouw Rhijnhaeghe (Gebiedstype B3.A) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
152
Deel B - Criteria
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 6
153
6.7 De Kamp De woonwijk de Kamp is een kleine woonwijk aan de rand van Bunnik gelegen tussen de Kromme Rijn en de Camminghalaan/Kampweg.
Karakteristiek van de wijk De kamp De wijk is ontstaan aan het eind van de 20e eeuw. De nieuwe bebouwingsclusters, gesitueerd in nieuwe of herstructureringsgebieden krijgen een duidelijk imago mee dat onder meer naar voren komt in een uitgesproken architectuur. Er ontstaan buurten met geheel verschillende architectuur. In de gemeente Bunnik is de woonwijk aan de Kampweg te karakteriseren als een gebied met eind 20-eeuwse bebouwing in verschillende architectuur. Het gebied vormt een samenhangend ensemble door de gebruikte materiaalkleuren en de steeds terugkomende detaillering. De bebouwing is ruim van opzet en er komen seriële objecten voor. De Kamp (W1.4) wordt als één gebied gezien.
154
Deel B - Criteria
De Kamp (Gebiedstype W1.4) Omschrijving Aan de rand van Bunnik ligt aan de Kampweg een nieuw woongebied. Aan de oostzijde wordt de wijk begrensd door de Kromme Rijn. De wijk heeft een ruime opzet en is als woonerf ingericht. De straten hebben een breed profiel. De bebouwing in het gebied is seriematig en bestaat uit woningen en appartementengebouwen. De gebouwen zijn strak vormgegeven en een sobere, eenvoudige uitstraling. De appartementengebouwen bestaan uit twee lagen met plat dak. De halfronde balkons aan de voorzijde steken uit de gevel naar voren. De gevels hebben een horizontale geleding. De hoofdvorm van de woningen bestaat uit twee bouwlagen met flauwe kap. Op de bebouwing ligt een ongelijkmatig zadeldak dat aan de achterkant doorloopt tot 1,5 bouwlaag. De dakvlakken hebben forse overstekken. De gevels hebben een verticale geleding. Tussen de kozijnen en ramen op 1e en 2e verdieping is plaatmateriaal toegepast. Het kleurgebruik van donkere baksteen sluit aan bij het landelijke karakter van de wijk. Detailleringen komen in de gevels weinig voor. Over de gevels op de 1e en 2e verdieping lopen horizontale metselbanden die de vlakke gevels onderbreken. Welstandsniveau Voor het woongebied de Kamp geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden eind 20e eeuw – W1.4 Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Recht. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand.
Hoofdstuk 6
155
Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Langwerpig of blokvormig met kap. x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met of zonder kap. x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak of plat dak. x De kapvorm en -richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen die leiden tot een verhoging van de nokhoogte zijn niet toegestaan. x Geveloptrekking is niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Zowel een verticale als horizontale geleding. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige twee-onder-één-kap woningen c.q. vrijstaande woningen.
156
Deel B - Criteria
Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: donkere bakstenen. x Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. x Daken: met pannen bedekt. x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Kamp (Gebiedstype W1.4) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
Hoofdstuk 6
157
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
158
Deel B - Criteria
6.8 Werkgebieden In Bunnik komen verschillende werkgebieden voor. In de werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen kan onderscheid worden gemaakt in de volgende verschillende type gebieden: x Werkgebieden met kantorencomplexen (B3.A). Deze gebieden zijn hoogwaardig vormgegeven en er is aandacht geschonken aan de presentatie van de bebouwing. x Planmatig ontworpen werkgebieden; werkgebieden en bedrijventerreinen (B3.B). Werkgebieden en bedrijventerreinen waarin een grote verscheidenheid van architectuur en bebouwing aanwezig is. Karakteristiek Na de industriële revolutie halverwege de 19e eeuw is de ambachtelijke bedrijvigheid, die vaak aan huis werd uitgeoefend, veelal gemoderniseerd ondergebracht in grootschaligere bedrijven. Deze schaalvergroting en concentratie van bedrijvigheid en publieke voorzieningen heeft zich tot op heden onverminderd voortgezet. De situering en ontwikkeling van werkgebieden is van oudsher sterk bepaald door de aanwezigheid van grondstoffen en de plaatselijke infrastructuur. Dit maakt dat specifieke industrieën vaak regiogebonden zijn. Deze bedrijvigheid heeft na de industriële revolutie een sterke schaalvergroting doorgemaakt en daardoor een toenemend aantal werknemers aan zich gebonden. De bedrijvigheid heeft daarmee een grote rol gespeeld in de ontwikkeling en identiteit van het stedelijk gebied en is zodoende vaak van grote cultuurhistorische waarde. Met de samengaande verhoging van de productie is echter ook de overlast op de woonomgeving sterk toegenomen. Dit heeft de werkgebieden tot op dit moment een aparte status gegeven in de ruimtelijke ordening. Om tegemoet te komen aan de hoge eisen ten aanzien van de bereikbaarheid en om de overlast voor het woongebied te minimaliseren, zijn de bedrijven veelal planmatig geconcentreerd langs de belangrijkste ontsluitingsassen aan de randen van het stedelijk gebied. Met de schaalvergroting en de concentratie van de publieke voorzieningen naar het einde van de 20e eeuw wordt ook aan de bereikbaarheid van deze gebouwen steeds hogere eisen gesteld. Door de concentratie van bedrijvigheid en voorzieningen kan de behoefte ontstaan de eigen identiteit van één of meerdere bedrijven of voorzieningen door middel van een onderscheidende architectuur uit te dragen. Dit is met name het geval langs de intensief gebruikte ontsluitingsassen.
Hoofdstuk 6
159
In Bunnik zijn verschillende gebieden te karakteriseren als gebieden die planmatig ontworpen zijn. In Bunnik worden de volgende bedrijventerreinen onderscheiden: x Bedrijventerrein De Twaalf Apostelen (B3.A) x Bedrijventerrein Vrumona (B3.B) x Bedrijventerrein Kosterijland (B3.A) x Bedrijventerrein Stationsweg/Schoudermantel (B3.B) x Bedrijventerrein De Fruitveiling (B3.A) x Bedrijventerrein De Rumpst (B3.B)
160
Deel B - Criteria
Bedrijventerrein De Twaalf Apostelen (Gebiedstype B3.A)
Omschrijving Bedrijventerrein de Twaalf Apostelen ligt tussen de Provincialeweg en het spoor in. Het bedrijventerrein heeft een hoogwaardige uitstraling richting Provincialeweg, spoor en station en bestaat uit kleinschalige bedrijfsgebouwen en vooral kantoren. Dit gebied kent een hoogwaardige architectuur. De solitaire gebouwen liggen ruim in het groen. De bouwhoogte verschilt per gebouw vaak gaat het om blokvormige panden van 3 bouwlagen. Op de panden liggen voornamelijk platte daken. De architectuur verschilt per pand. De ingangspartijen zijn apart vormgegeven.
Welstandsniveau Voor dit werkgebied geldt in principe een PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 6
161
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor werkgebieden met kantorencomplexen B3.A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Aan de randen van de werkgebieden moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangrenzende en/of het landschap. x Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van de werkgebieden. Zijdelingse afstand: x Solitaire gebouwen met enige onderlinge afstand. Oriëntatie: x Op de straat georiënteerd. x Uitstraling naar snelweg. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Aan de randen van de werkgebieden moet bij bouwvormen rekening worden gehouden met de invloed van de bouwvormen op de aangrenzende gebieden en/of het landschap. x Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden en de architectuur van het object te ondersteunen. x Productie- of opslagruimte achter de hoofdbouwmassa projecteren. Bouwhoogte: x Afhankelijk van functie van het gebouwen schaal van omliggende bebouwing. Kapvorm en kaprichting: x Platte daken. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding: x Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen deze eenheid in en samenhang van de werkgebieden te ondersteunen. Plasticiteit x De gevels hebben een lage plasticiteit. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x Toepassen van hoogwaardige gevelmaterialen, materiaal passend bij omliggende bebouwing. x Kantoorgebouw bij voorkeur uitvoeren in metselwerk of hoogwaardige gevelplaten. x Geen spiegelglasgevels/vensters toepassen.
162
Deel B - Criteria
x
Kleuren dienen terughoudend naar buiten te vinden bij de overige bebouwing.
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijven en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.3) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein De Twaalf Apostelen (Gebiedstype B3.A) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Hoofdstuk 6
163
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
164
Deel B - Criteria
Bedrijventerrein Vrumona (Gebiedstype B3.B)
Omschrijving Bedrijventerrein Vrumona wordt gekenmerkt door een menging van verschillende bedrijfsactiviteiten (opslag, productie, overslag, kantoor etc.). Het bedrijventerrein ligt langs de belangrijkste infrastructuur-assen; de A12 en het spoor. Op het bedrijventerrein komt een aantal grootschalige bedrijfsgebouwen voor. De afzonderlijke panden zijn in particulier opdrachtgeverschap ontwikkeld waardoor de samenhang in architectuur gering is. Het hoofdkantoor van Vrumona heeft een kenmerkende architectuur. Welstandscriteria Voor dit werkgebied geldt in principe een PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 6
165
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor planmatig ontworpen werkgebieden bedrijventerreinen- B3.B
en
Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van de werkgebieden. Zijdelingse afstand: x Solitaire gebouwen met enige onderlinge afstand. Oriëntatie: x Op de straat georiënteerd. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden te ondersteunen. x Hoofdvorm van de gebouwen rechthoekig met plat dak. Kapvorm en kaprichting: x Platte daken. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding: x Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen deze eenheid in en samenhang van de werkgebieden te ondersteunen. Plasticiteit x De gevels hebben een lage plasticiteit. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x Toepassen van hoogwaardige gevelmaterialen, materiaal passend bij omliggende bebouwing. x Kantoorgebouw bij voorkeur uitvoeren in metselwerk of hoogwaardige gevelplaten. x Gebouwen met oriëntatie op snelweg (A12) en spoor meer uitstraling door toepassen hoogwaardige materialen. x Geen spiegelglasgevels/vensters toepassen. x Kleuren dienen terughoudend naar buiten te vinden bij de overige bebouwing x Accentkleuren moeten architectuur ondersteunend worden toegepast.
166
Deel B - Criteria
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijven en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.3) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein Vrumona (Gebiedstype B3.B) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Hoofdstuk 6
167
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
168
Deel B - Criteria
Bedrijventerrein Kosterijland (Gebiedstype B3.A)
Omschrijving Bedrijventerrein Kosterijland ligt tussen de A12 en het spoor in. Het bedrijventerrein heeft een hoogwaardige uitstraling richting A12 en bestaat uit kleinschalige bedrijfsgebouwen en kantoren. Dit gebied kent een hoogwaardige architectuur. De solitaire gebouwen liggen ruim in het groen. De bouwhoogte verschilt per gebouw vaak gaat het om blokvormige panden van meer dan 3 bouwlagen. Op de panden liggen voornamelijk platte daken. De architectuur verschilt per pand. De ingangspartijen zijn apart vormgegeven. Welstandsniveau Voor dit werkgebied geldt in principe een PLUS niveau van welstand. Welstandsniveau Voor dit werkgebied geldt in principe een PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 6
169
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor werkgebieden met kantorencomplexen B3.A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Aan de randen van de werkgebieden moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangrenzende en/of het landschap. x Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van de werkgebieden. Zijdelingse afstand: x Solitaire gebouwen met enige onderlinge afstand. Oriëntatie: x Op de straat georiënteerd. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Aan de randen van de werkgebieden moet bij bouwvormen rekening worden gehouden met de invloed van de bouwvormen op de aangrenzende gebieden en/of het landschap. x Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden te ondersteunen. x Productie- of opslagruimte achter de hoofdbouwmassa projecteren. Bouwhoogte: x Afhankelijk van functie van het gebouwen schaal van omliggende bebouwing. Kapvorm en kaprichting: x Platte daken. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding: x Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen deze eenheid in en samenhang van de werkgebieden te ondersteunen. Plasticiteit x De gevels hebben een lage plasticiteit.
170
Deel B - Criteria
Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x Toepassen van hoogwaardige gevelmaterialen, materiaal passend bij omliggende bebouwing. x Gebouwen met oriëntatie op snelweg (A12) en spoor meer uitstraling door toepassen hoogwaardige materialen. x Kantoorgebouw bij voorkeur uitvoeren in metselwerk of hoogwaardige gevelplaten. x Geen spiegelglasgevels/vensters toepassen. x Kleuren dienen terughoudend naar buiten te vinden bij de overige bebouwing. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijven en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.3) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein Kosterijland (Gebiedstype B3.A) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
Hoofdstuk 6
171
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
172
Deel B - Criteria
Bedrijventerrein Stationsweg/Schoudermantel (Gebiedstype B3.B)
Omschrijving Het bedrijventerrein ‘Stationsweg / Schoudermantel’ ligt aan beide zijde van het spoor langs de historische lintstructuur; de stationsweg en de Schoudermantel. Het terrein wordt over het algemeen gekenmerkt door een menging verschillende (bedrijfs)activiteiten (opslag, productie, overslag, kantoor etc.) en van wonen. Een groot deel van het terrein kent een weinig samenhangende architectuur. De afzonderlijke panden zijn veelal in particulier opdrachtgeverschap ontwikkeld waardoor de samenhang in architectuur gering is. Het is het oudste bedrijventerrein van Bunnik, waar nog verouderde bedrijfsgebouwen staan, hierdoor is de samenhang ver te zoeken. Dit komt de kwaliteit en uitstraling van dit terrein niet ten goede. ‘De Fruitveiling’, gelegen binnen bedrijventerrein ‘Stationsweg/Schoudermantel’, is daarentegen geheel herontwikkeld. Dit gebied kent dan ook een hoge mate van samenhang in de bebouwing, zowel in situering en hoofdvormen, als in de architectuur. Zo kent de entree van dit bedrijventerrein een hoogwaardige uitstraling, waarbij de architectuur van de bebouwing is afgestemd op de jaren 30 bebouwing nét buiten het terrein. De bebouwing is grotendeels uitgevoerd in baksteen, met moderne accenten. Welstandsniveau Voor dit werkgebied geldt in principe een REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 6
173
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor planmatig ontworpen werkgebieden bedrijventerreinen- B3.B
en
Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van de werkgebieden. Zijdelingse afstand: x Solitaire gebouwen met enige onderlinge afstand. Oriëntatie: x Op de straat georiënteerd. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden te ondersteunen. x Hoofdvorm van de gebouwen rechthoekig met plat dak. x Kleine massa’s langs de provinciale weg. Kapvorm en kaprichting: x Platte daken. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding: x Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen deze eenheid in en samenhang van de werkgebieden te ondersteunen. Plasticiteit x De gevels hebben een lage plasticiteit. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x Toepassen van hoogwaardige gevelmaterialen, bij voorkeur baksteen. Het materiaal moet passend zijn bij de omliggende bebouwing. x Kleine massa’s langs de provinciale weg uitvoeren in metselwerk. x Gebouwen met oriëntatie op Schoudermantel meer uitstraling. x Kantoorgebouw bij voorkeur uitvoeren in metselwerk of hoogwaardige gevelplaten. x Geen spiegelglasgevels/vensters toepassen. x Kleuren dienen terughoudend naar buiten te vinden bij de overige bebouwing. x Accentkleuren moeten architectuur ondersteunend worden toegepast.
174
Deel B - Criteria
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijven en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.3) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein ‘Stationsweg/Schoudermantel’ (Gebiedstype B3.B) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Hoofdstuk 6
175
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
176
Deel B - Criteria
Bedrijventerrein De Fruitveiling (Gebiedstype B3.A) Omschrijving Bedrijventerrein De Fruitveiling is gelegen juist ten zuiden van de kern Bunnik, tussen de spoorlijn Utrecht-Arnhem en de snelweg A12. Hoewel afgesneden van de kern is er wel sprake van een stedenbouwkundige verbinding langs de Schoudermantel. In noordelijke richting voert deze weg naar het hart van Bunnik. Langs de route staat wat oudere lintbebouwing, voornamelijk vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap woningen. Welstandsniveau Voor dit werkgebied geldt in principe een PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor werkgebieden met kantorencomplexen B3.A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Wisselende voorgevelrooilijn: Om de kleinschaligheid van het gebied te versterken verspringen de bouwblokken van de bebouwing ten opzichte van elkaar. Zijdelingse afstand: x Solitaire gebouwen met enige onderlinge afstand Oriëntatie: x De gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de ontsluitingswegen. x Aan de zijde van de openbare weg dienen de gevels van bedrijfsunits als voorgevels te worden behandeld. Dit betekent dat er geen sprake mag zijn van blinde gevels. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Aan de randen van de werkgebieden moet bij bouwvormen rekening worden gehouden met de invloed van de bouwvormen op de aangrenzende gebieden en/of het landschap x Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden en de architectuur van het object te ondersteunen
Hoofdstuk 6
177
x x
Productie- of opslagruimte achter de hoofdbouwmassa projecteren Aan- en uitbouwen dienen ondergeschikt te zijn aan de hoofdmassa.
Bouwhoogte: x Bebouwing mag in maximaal 3 bouwlagen met kap worden gebouwd. Een accent van maximaal 4 bouwlagen met kap bij de entree, en aan de oostzijde van het plangebied is toegestaan. x De bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 12 meter bedragen. x De bouwhoogte van de gebouwen die een accent vormen mogen maximaal 15 meter bedragen. x De bouwhoogte van de bedrijfsunits mag maximaal 12 meter bedragen. Kapvorm en kaprichting: x Gebouwen worden met een kapvorm of platdak gerealiseerd. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding: x De gevelopbouw is samenhangend en evenwichtig. Plasticiteit x In de gevel dient een subtiel, maar duidelijk waarneembaar reliëf te worden aangebracht door middel van neggen, kozijnen, gevelplinten, dakranden, etc. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x De bebouwing dient gerealiseerd te worden in een eenduidige architectuur. x Voor de representatieve gevels van de gebouwen wordt baksteen in de donkere kleuren als dominant gevelmateriaal toegepast (dominant is meer dan 70% van het gevelvlak buiten het glas). x Felle en kunstmatige kleuren worden zoveel mogelijk uitgesloten. x Aardkleuren bepalen het gezicht van de hoofdvlakken welke in hoofdzaak bestaan uit baksteen. x Kleuren van de gevels zijn op elkaar en de omgeving afgestemd. x Gebouw Veilingklok: de kleur van het metselwerk afstemmen op het gebouw met de donkere gevelbeplating ernaast. Reclamerichtlijnen Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. Voor reclamerichtlijnen zie hoofdstuk 11.3. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
178
Deel B - Criteria
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein De Fruitveiling (Gebiedstype B3.A) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
Hoofdstuk 6
179
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak.
180
Deel B - Criteria
Bedrijventerrein De Rumpst (Gebiedstype B3.B)
Omschrijving Bedrijventerrein De Rumpst wordt gekenmerkt door een menging verschillende (bedrijfs)activiteiten (opslag, productie, overslag, kantoor etc.). Het bedrijventerrein ligt aan de noordzijde van de kromme Rijn aan de rand van Bunnik. Op het bedrijventerrein komen een aantal grootschalige bedrijfsgebouwen voor, waaronder een rioolwaterzuivering. Op het terrein zijn ook de gemeentewerf en de Provinciale werf gevestigd. De afzonderlijke panden zijn in particulier opdrachtgeverschap ontwikkeld waardoor de samenhang in architectuur gering is.
Welstandsniveau Voor dit werkgebied geldt in principe een REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 6
181
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor planmatig ontworpen werkgebieden bedrijventerreinen- B3.B
en
Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van de werkgebieden. Zijdelingse afstand: x Solitaire gebouwen met enige onderlinge afstand. Oriëntatie: x op de straat georiënteerd. x uitstraling naar snelweg. x Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden te ondersteunen. x Hoofdvorm van de gebouwen rechthoekig met plat dak. Kapvorm en kaprichting: x Bij voorkeur platte daken. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding: x Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen deze eenheid in en samenhang van de werkgebieden te ondersteunen. Plasticiteit x De gevels hebben een lage plasticiteit. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x Toepassen van hoogwaardige gevelmaterialen, materiaal passend bij omliggende bebouwing. x Kantoorgebouw bij voorkeur uitvoeren in metselwerk of hoogwaardige gevelplaten. x Gebouwen met oriëntatie op snelweg (A12) en spoor meer uitstraling door toepassen hoogwaardige materialen. x Geen spiegelglasgevels/vensters toepassen. x Kleuren dienen terughoudend naar buiten te vinden bij de overige bebouwing. x Accentkleuren moeten architectuur ondersteunend worden toegepast.
182
Deel B - Criteria
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijventerreinen en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.3) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein De Rumpst (Gebiedstype B3.B) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Hoofdstuk 6
183
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
184
Deel B - Criteria
7. ODIJK
Karakteristiek van de kern Odijk Odijk, gelegen binnen een bocht van de Kromme Rijn, is evenals Bunnik ontstaan op de oeverwallen langs de rivier. In de huidige aanleg van het dorp zijn de twee belangrijkste van oorsprong middeleeuwse structuren nog duidelijk herkenbaar; de Meent en de Zeisterweg. De bebouwing, voornamelijk boerderijen en boerenwoonhuizen, concentreerde zich langs deze wegen. De Zeisterweg volgt de rivier en was de doorgaande weg van Zeist via Odijk in de richting van Werkhoven. Over de Meent, een langgerekt plein, liep de weg van Bunnik via Odijk naar Werkhoven. Halverwege komt op de Meent de Boomgaardweg uit. In de loop van de 19e eeuw raakte de terreinen rond de Meent bebouwd. Op de Meent zelf waren moestuinen.
Centrum Lint Zeisterweg Boomgaarweg e.o. Zweedse buurt De Waarden Dalenoord De Singel Rijneiland
Tot 1940 is er weinig veranderd in het dorp. Na de oorlogsjaren werden de uitbreidingsplannen vastgesteld. Het gebied rond de Boomgaardweg werd ontwikkeld en later het plan voor de wijk de Waarden. Vanaf 1981 is het uitbreidingsplan voor de wijk Dalenoord uitgevoerd. De nieuwste uitbreidingswijk van Odijk is Rijneiland.
Hoofdstuk 7
185
7.1 Centrum Het centrumgebied is een dorps stroomruglint. Tot het centrumgebied behoort de Meent, een deel van de Boomgaardweg en de kerken aan de uiteinden van de Meent.
Karakteristiek van het dorpse stroomruglint Stroomruglinten zijn ontstaan op de hoger gelegen oeverwallen langs de Kromme Rijn. Ze worden gekenmerkt door langgerekte landschappelijke lijnen met bebouwing in verschillende dichtheden. Tussen de stroomruglinten bestaat verschil in dichtheid en in beleving van open- of beslotenheid. Op sommige plekken is het stroomruglint verdicht op andere plaatsen meer open. Binnen Odijk is een verschil gemaakt in ‘dorps stroomruglint’: het verdichte dorpslint (H5.1), 'uitlopers/buurtschappen': de stroomruglinten met een half-open karakter (H5.2) en 'landelijke stroomruglinten': de linten met een open karakter (H5.3). De laatste typologie wordt beschreven in het hoofdstuk Buitengebied. In Odijk is het dorpse stroomruglint gelegen aan de zuidwestzijde van de kern. De Meent die onder andere het dorpse stroomruglint vormt wordt aan beide zijden geflankeerd door bebouwing uit de naoorlogse perioden. Naast woonbebouwing is er een concentratie van winkels en andere maatschappelijke functies. Op enkele plaatsen aan de Meent ligt nog de (voormalige) agrarische bebouwing. Het middengedeelte van de Meent, wat vroeger als moestuin werd gebruikt, doet nu dienst als parkeervoorziening. Het groene karakter in het dorpscentrum is daardoor helaas grotendeels verdwenen. Het centrum van Odijk wordt als één gebied gezien: Het Dorps stroomruglint (H5.1)
186
Deel B - Criteria
Het dorps stroomruglint (Gebiedstype H5.1) Omschrijving De Meent is van oorsprong een dorps stroomruglint. Het hele centrumgebied bestaat uit een diversiteit aan functies en woningen. Er staat zowel voormalig agrarische bebouwing als naoorlogse bebouwing. De diverse centrumfuncties zijn geconcentreerd binnen dit dorpsgebied. Het beeld van de straatwanden is gevarieerd. De bebouwingshoogte varieert van één laag met kap tot twee lagen met kap. De bebouwing staat zowel in de langsrichting als in de dwarsrichting aan de Meent. De daken variëren in vorm, materiaal en kleur. Zadeldaken, schilddaken, mansardekappen in rode of zwarte pannen of riet. Aan de zuidzijde van de Meent staat in een groene zetting de Nederlands Hervormd Gereformeerde kerk, ofwel het karakteristieke ‘Witte Kerkje’ van Odijk. Op de kop van de Meent aan de noordzijde staat de Roomskatholieke kerk in een groene setting. Welstandsniveau Voor de straten in het centrum geldt het PLUS niveau van welstand. Voor het gebied rond de Nederlands Hervormde en Gereformeerde kerk geldt het BIJZONDER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 7
187
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de dorpskern van Odijk: stroomruglint; dorps H5.1 Type A: (voormalige) agrarisch hoofdbebouwing. Type B: kleinschalige centrumdorpse bebouwing (herenhuizen, detailhandel, woningen etc.). Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Haaks op de straat (dwarsrichting). x Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel, vrij dicht op de weg. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Bijgebouwen liggen achter de hoofdbouwmassa om de doorkijkjes naar het achtergebied te behouden. x Bijgebouwen alleen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen met kap, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: x Haaks op de straat (dwarsrichting). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en een onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding x Staande kozijnen en ramen. x Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw. Plasticiteit: x In de voorgevel mogen geen balkons, erkers en andere uitbouwen worden toegepast.
188
Deel B - Criteria
Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen en stuc (incidenteel). Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) (zie paragraaf 11.4) van toepassing. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Evenwijdig aan de straat (langsrichting). x Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel, direct aan de weg; x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend/staand en blokvormig. x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. x Aan- en bijgebouwen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen met kap, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak.
Hoofdstuk 7
189
Kaprichting: x Evenwijdig (langsrichting) of haaks (dwarsrichting) op de straat. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en onderstuk. Onderstuk is symmetrisch, bovenstuk geheel symmetrisch. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. x Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw. Plasticiteit: x In de voorgevel mogen geen balkons, erkers en andere uitbouwen worden toegepast. In sommige gevallen is het mogelijk een erker toe te passen mits deze voldoet aan de aanvullende criteria op de criteria. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen. hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen. x Gevel; bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) (zie paragraaf 11.4) van toepassing.
190
Deel B - Criteria
Aanvullende criteria voor de gebieden met een BIJZONDER niveau van welstand. Specifieke materiaalkleur x Gevel; baksteen. Plaatmaterialen zijn niet toegestaan. Specifieke materiaalkleur: x Baksteenkleur; hardgrauw en klinker, incidenteel licht kleurig stucwerk. x Voegkleur; lichte voegspecie. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Toepassen van een gestuct trasraam toegestaan. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Het dorps stroomruglint (Gebiedstype H5.1) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt.
Hoofdstuk 7
191
x
De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
192
Deel B - Criteria
7.2 Lint Zeisterweg De uitloper van het dorps stroomruglint in Odijk wordt gevormd door de bebouwing die langs twee delen van de Zeisterweg staat. De Zeisterweg is een oude verbinding tussen Odijk en Zeist / Driebergen. De vormt de entree van het dorp vanaf de Werkhovensche weg en loopt het dorp aan de noordzijde uit over de Kromme Rijn richting Zeist.
Karakteristiek van de uitlopers/buurtschappen van het stroomruglint De stroomruglinten zijn van oudsher dicht bebouwd. De bebouwing ligt, waar het stroomrug dit toelaat op de kruin en waar de rug te smal is beneden aan de voet van de stroomrug. Het hoogteverschil tussen kruin en voet is niet groot. De bebouwing langs de Zeisterweg vertoont een gevarieerd architectuurbeeld. Ook zijn nog enkele historische boerderijen tussen de bebouwing gelegen. Het lint wordt als één gebied gezien: Zeisterweg (H5.2)
Hoofdstuk 7
193
Zeisterweg (Gebiedstype H5.2) Omschrijving Aan beide kanten van de kern Odijk loopt de Zeisterweg als uitloper het buitengebied in. De uitloper van de stroomruglint is aan het begin en eind nog goed herkenbaar door de (historische) lintbebouwing. De weg wordt met name aan één zijde begeleidt met historische (voormalige) agrarische bebouwing afgewisseld met naoorlogse woningbouw. Langs het stuk Zeisterweg dat in de kern Odijk is gelegen is veel van de oorspronkelijke (historische) bebouwing verdwenen. Dit deel is dan ook als onderdeel van de wijk opgenomen (W1.2). Welstandsniveau Voor de Zeisterweg geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 Type A: Langwerpige boerderijachtige bouwmassa’s met een van oorsprong agrarische functie. Type B: Kleinere langwerpige en blokvormige bouwmassa’s met een niet agrarische functie. Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Haaks op de straat (dwarsrichting). x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. x Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel. Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend met forse kap.
194
Deel B - Criteria
x
Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Bijgebouwen liggen achter de hoofdbouwmassa om de doorzichten naar het achtergebied te behouden. x Bijgebouwen alleen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 1,5 bouwlaag, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: x Haaks op het lint (dwarsrichting). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven- en onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x Specifieke bouwwerken als erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan.
Hoofdstuk 7
195
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. In achtneming van de doorzichten naar het achtergebied. Oriëntatie: x Evenwijdig aan de straat (langsrichting). Veelal dicht op de straat. x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend en blokvormig met kap. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw streven naar zorgvuldige inpassing tussen de bestaande bebouwing. Bouwstijl conformeren naar de bouwstijl van de naastgelegen bebouwing. x Aan- en bijgebouwen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap. Kaprichting: x Evenwijdig (langsrichting) of haaks (dwarsrichting) op het lint. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven- en onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x Specifieke bouwwerken zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel.
196
Deel B - Criteria
Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen. x Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). x Kleur dakpan: wisselend. Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Aanvullende criteria voor de gebieden met een BIJZONDER niveau van welstand. Specifieke materiaalkleur x Gevel; baksteen en stuc. Plaatmaterialen zijn in principe niet toegestaan. Specifieke materiaalkleur: x Baksteenkleur; hardgrauw en klinker. x Voegkleur; lichte voegspecie. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Toepassen van een gestuct trasraam toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 7
197
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Zeisterweg (Gebiedstype H5.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
198
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
199
7.3 Boomgaardweg e.o. De wijk rond de Boomgaardweg ligt rond het centrumgebied van de Sint Nicolaaslaan tot de Singel en Zeisterweg.
Karakteristiek De wijk rond de Boomgaardweg kent enkele straten waar de gevarieerde bebouwing aangeeft dat deze straten onderdeel uitmaken van het historisch wegenpatroon. Dit zijn de Boomgaardweg en de Zeisterweg. Het overige deel van de wijk is planmatig verkaveld. Binnen de wijk komt een kleinschalig bedrijventerrein voor aan ’t Zand. In de wijk van de Boomgaardweg e.o. worden de volgende deelgebieden onderscheiden: x Boomgaardweg e.o. (W1.2) x Bedrijventerrein ’t Zand (B3.B) x Begraafplaats Odijk (G1) x Woningbouw locatie Dorpshuis (W.1.5)
200
Deel B - Criteria
Boomgaardweg e.o. (Gebiedstype W1.2) De wijk rond de Boomgaardweg is een naoorlogse wijk uit de jaren 50/60. Het is planmatig ontwikkeld in een strokenverkaveling. De woningen zijn veelal in rijen gebouwd. De woningen bestaan uit een hoofdvorm van twee lagen met zadeldak. De Boomgaardweg en de Zeisterweg zijn als linten opgenomen in deze wijk. De bebouwing langs deze wegen is gevarieerd en bestaat uit rijwoningen, tweeonder-één-kap woningen en enkele vrijstaande woningen. Enkele bebouwing is herkenbaar als voormalige agrarische bebouwing.
Welstandsniveau Voor de Zeisterweg geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn: doorgaans is dit recht Zijdelingse afstand: x Clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningbouw. x Woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 7
201
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Reclamerichtlijnen Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing.
202
Deel B - Criteria
Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Boomgaardweg e.o. (Gebiedstype W1.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat.
Hoofdstuk 7
203
x x x x x x x x x
Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
204
Deel B - Criteria
Bedrijventerrein ’t Zand (Gebiedstype B3.B) Omschrijving Het bedrijventerrein ’t Zand ligt achter de woonbebouwing langs de Boomgaardweg, Zeisterweg, Sint Nicolaaslaan en de Ds. Jan Mindenuslaan. De bedrijfsgebouwen zijn kleinschalig van karakter en gevarieerd.
Welstandsniveau Voor de Zeisterweg geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor planmatig ontworpen werkgebieden bedrijventerreinen- B3.B
en
Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van de werkgebieden. Zijdelingse afstand: x Solitaire gebouwen met enige onderlinge afstand. Oriëntatie: x op de straat georiënteerd. x uitstraling naar snelweg. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden te ondersteunen. x Hoofdvorm van de gebouwen rechthoekig met plat dak. Bouwhoogte: x 2 lagen. Kapvorm en kaprichting: x Bij voorkeur platte daken.
Hoofdstuk 7
205
Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding: x Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen deze eenheid in en samenhang van de werkgebieden te ondersteunen. Plasticiteit x De gevels hebben een lage plasticiteit. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x Kantoorgebouw bij voorkeur uitvoeren in metselwerk. x Kleuren dienen terughoudend naar buiten te worden gebracht en aansluiting te vinden bij de overige bebouwing. x Accentkleuren moeten architectuur ondersteunend worden toegepast. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijven, winkels en kantoren in woongebieden (zie paragraaf 11.6.1) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Bedrijventerrein ’t Zand (Gebiedstype B3.B) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
206
Deel B - Criteria
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Hoofdstuk 7
207
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
208
Deel B - Criteria
Begraafplaats Odijk (Gebiedstype G1) Omschrijving Achter de Rooms-katholieke kerk van Odijk ligt een begraafplaats. Welstandsniveau Voor de begraafplaats (G1) geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Specifieke welstandscriteria voor groene gebieden met een sterke samenhang tussen bebouwing en cultuurhistorie - G1 Situering van het bouwwerk x Handhaven van huidige situering en samenhang van losse gebouwen in het groen. x Handhaven van het groene, rustige en deels besloten karakter van de gebieden. x De voorzijde van de hoofdmassa is gericht baar de belangrijkste openbare ruimte. Hoofdvorm van het bouwwerk Bouwmassa: x Per terrein één hoofdmassa. x De massa is geleed. x De gebouwen staan vrij op de kavel. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x De kleuren zijn natuurlijk en gedekt, niet sterk contrasterend met de omliggende bebouwing. Detaillering: x De detaillering is zorgvuldig. x De entree moet herkenbaar zijn. x Aanbouwen en bijgebouwen in maatvoering en architectuur afstemmen op de hoofdmassa. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen zijn niet toegestaan Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 7
209
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Begraafplaats Odijk (Gebiedstype G1) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Dakkapel niet toegestaan
210
Deel B - Criteria
Locatie Dorpshuis - Zeisterweg (Gebiedstype W1.5) Deze locatie is direct gelegen aan de Zeisterweg, een belangrijke buurtontsluitingsweg en een van de wegen in Odijk die onderdeel uitmaakt van het historisch wegenpatroon. Met het vrijkomen van de locatie, door het vertrek van het Dorpshuis, kan met woningbouw een goede functionele en ruimtelijke invulling worden gegeven. Door een goede aansluiting met de omliggende woningbouw te maken kan het gebied een meerwaarde opleveren voor de directe omgeving en de Zeisterweg als historisch lint. Door de ligging van de locatie is met de stedenbouwkundige uitwerking ingespeeld op zowel de continuering van de bestaande diverse (woon)bebouwing langs de Zeisterweg als de bijzondere hoeksituering met de Oude Haven. In de rooilijn van de naastgelegen terugspringende woonbebouwing zijn twee-onder-een-kap woningen en een kleinschalig appartementencomplex voorgesteld. Deze laatste accentueert daarmee de hoek van beide wegen. Aan de zijde van de Oude Haven zijn een vrijstaande woning en twee twee-onder-een-kapwoningen voorgesteld. Het geheel is op een zorgvuldige wijze ruimtelijke ingepast en sluit daarmee in bouwhoogte, maximaal twee lagen met een kap, aan op de directe omgeving. Welstandsniveau Voor de Zeisterweg geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden begin 21e eeuw – W1.5 Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Verspringende voorgevelrooilijn. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x Op de straat gerichte oriëntatie. x De vrijstaande woning aan de Oude Haven/woonstraat heeft een tweezijdige oriëntatie, waarbij de entree van de woning aan de woonstraat ligt. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 7
211
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x Het appartementencomplex dient een herkenbare opzet te krijgen van twee volumes geschakeld d.m.v. entree. x Technische ruimte zoveel mogelijk inpandig oplossen. Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met kap. x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x Symmetrische dwarskappen (15-45 graden) voor de twee-onder-eenkapwoningen. x Het appartementencomplex dient te worden voorzien van een kap. x De kapvorm en -richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Voorgevels dienen zich voldoende te onderscheiden en te presenteren aan de weg. x Geleding van de gevel dient de vrijstaande woning te versterken. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: bakstenen gevels (van rood tot zandgeel). x Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen (wit en groen). x Daken: met pannen of bitumen bedekt (roodbruin en zwart). x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik van de directe omgeving. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Zorgvuldige detaillering van balkons. Reclamerichtlijnen Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richt-
212
Deel B - Criteria
lijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Locatie Dorpshuis - Zeisterweg (Gebiedstype W1.5) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw.
Hoofdstuk 7
213
x
x x x x x x x x x
De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
214
Deel B - Criteria
7.4 Zweedse Buurt De Zweedse buurt ligt ten noorden van het centrum tussen de Sint Nicolaaslaan, de Singel, Jodichemdreef en Corn. Van Sandelaan.
Karakteristiek De Zweedse buurt is gebouwd tijdens de wederopbouwperiode. De wijk is planmatig verkaveld in een strokenverkaveling, twee lagen en plat dak. De architectuur van de Zweedse buurt is bijzonder omdat de gevels helemaal uit hout bestaan. Het hout is oorspronkelijk donker van kleur met als contrast witte kozijnen en deuren.
Hoofdstuk 7
215
Zweedse buurt (Gebiedstype W1.2) Omschrijving De Zweedse buurt is in de jaren ’50/’60 planmatig verkaveld. Binnen de wijk komen verschillende typen woningen voor, voornamelijk rijwoningen. Langs het J.Janszplantsoen komen enkele twee-onder-éénkapwoningen voor. Kenmerk van deze wijk is dat er overwegend platte daken voorkomen. De gevels zijn geheel bekleed met een houtenafwerking. Het materiaal is overwegend donker van kleur, de kozijnen en deuren contrasteren met een lichte kleur. Welstandsniveau Voor de Zweedse buurt geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn: doorgaans is dit recht Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
216
Deel B - Criteria
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x Platdak x Op het platte dak is een uniforme dakopbouw voor de wijk mogelijk, onder de volgende voorwaarden: x blokvormig; x platdak; x plaatsing op 1 zijde van de scheidingsmuur; x 1,5 meter terugliggend vanaf kopgevel of vanaf de woningscheidende wand; x 1 meter terugliggend ten opzichte van voor- en achtergevel gevel; x de hoogte is 2,7 meter; x blinde zijgevels; x de maat aan de zijkant en de bovenkant van de blinde gevelgedeelten tot het kozijn is gelijk; x toepassen van houten kozijnen aan de voor en achterzijde, kleur wit of afgestemd op onderliggende kozijnen; x strakke architectuur zonder overstekken en dergelijke; x de gevels worden uitgevoerd in zinken felsbanen bekleding, welke in horizontale banen worden uitgevoerd; x afdekkap dakrand uitvoeren in zink. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel.
Hoofdstuk 7
217
x
Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan.
Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. x Bij totale (ver)-nieuwbouw dienen er vooraf aparte criteria (bijvoorbeeld beeldkwaliteitsplan) te worden opgesteld. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Zweedse buurt (Gebiedstype W1.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
218
Deel B - Criteria
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Dakkapel niet toegestaan
Hoofdstuk 7
219
7.5 De Waarden De wijk de Waarden ligt aan de oostzijde van Odijk tegen de Kromme Rijn aan.
Karakteristiek De wijk de Waarden is ontwikkeld in de jaren ‘50/’60. De wijk is planmatig verkaveld. In de wijk de Waarden komen verschillende woningtypen voor. In de Waardenwest komen rijwoningen en patiowoningen voor. In de Waarden-oost komen alleen vrijstaande woningen voor. In de Waarden worden de volgende deelgebieden onderscheiden: x De Waarden-west (W1.2); x De Waarden-west (W1.3.2) patiowoningen; x De Waarden-oost (W2) vrijstaande woningen.
220
Deel B - Criteria
De Waarden-west (Gebiedstype W1.2) Omschrijving De bebouwing langs de Maria van Boechoutlaan, Backerlaan, Hendrik van Hoornelaan, Sint Nicolaaslaan e.o. is eenvoudig verkaveld in stroken. De wijk bestaat uit naoorlogse bouw. De woningtypen die voorkomen zijn rijwoningen en twee-onder-éénkap woningen. Welstandsniveau Voor de Waarden-west geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn: doorgaans is dit recht Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 7
221
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan.
222
Deel B - Criteria
Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Waarden-west (Gebiedstype W1.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt.
Hoofdstuk 7
223
x
De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
224
Deel B - Criteria
Patiowoningen Waarden-west (Gebiedstype W1.3.2) Omschrijving De patiowoningen liggen geclusterd in de wijk Waarden-west aan de Maria van Boechoutlaan, Backerlaan, De Caerslaan en de Singel. De bebouwing bestaat uit één laag met plat dak.
Welstandsniveau Voor de Patiowoningen in de Waarden-west geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – Patiowoningen W1.3.2 Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x Op patiowoningen met platte daken worden geen kappen toegestaan.
Hoofdstuk 7
225
Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten op aanwezige kleur- en materiaalgebruik patiowoningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Patiowoningen Waardenwest (Gebiedstype W1.3.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
226
Deel B - Criteria
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
227
De Waarden-oost (Gebiedstype W2) Vrijstaande woningen Omschrijving De vrijstaande woningen aan de Vierhoeverwaard, Bram Dollywaard, Scherpenburgerwaard, de Weteringwaard en de Vlowijkerwaard zijn zeer gevarieerd van bouwstijl en architectuur. De woningen bestaan overwegend uit één á twee woonlagen met kap.
Welstandsniveau Voor de vrijstaande woningen in de Waarden-oost geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor individuele bouw – W2 Kenmerkend voor individuele bouw is het eigen gezicht van de vrijstaande panden. Specifieke, gebiedsgerichte aandachtspunten zijn: x aansluiting bestaande rooilijn; x materiaalgebruik en kleurtoon in relatie tot omgeving en de kwaliteit van het parkachtige landschap. Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x De individuele woningbouw kent verschillende soorten rooilijnen. Het is belangrijk dat, afhankelijk van het type, de specifieke rooilijnen worden gerespecteerd. Dit speelt met name bij de situering van het hoofdgebouw. Zijdelingse afstand: x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. Oriëntatie: x De individuele bouw is verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied.
228
Deel B - Criteria
Hoofdvormen van het bouwwerk: Hoofdbouwvorm x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. x Ingetogen uitstraling naar straat. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, -geleding en -plasticiteit x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: materiaalgebruik en kleurtoon x Kleurtoon en materiaalkeuze afstemmen op de in het gebied overheersende elementen. Dit zijn vooral traditionele materialen in donkere tinten. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. De panden hebben een eigen detaillering. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Waarden-oost (Gebiedstype W2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
Hoofdstuk 7
229
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
230
Deel B - Criteria
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
231
7.6 Dalenoord De wijk Dalenoord ligt aan de noordzijde van Odijk en is ontwikkeld in de jaren ’70/’80.
Karakteristiek Kenmerkend voor deze wijk is het enigszins grillige straten- en padenpatroon. De woningen zijn veelal middels voetpaden ontsloten. De woningen zijn geclusterd rondom hoven en groene ruimtes. Veel woningen zijn georiënteerd op een groene openbare ruimte. Binnen de wijk komen verschillende typen woningen voor, onder andere rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen, patiowoningen, enkele vrijstaande woningen en appartementenflats. In de Dalenoord worden de volgende deelgebieden onderscheiden: x Dalenoord (W1.3) x Patiowoningen Dalenoord (W1.3.2) x Flats Dalenoord (W1.3.1) x Veldwachter Willemslaan e.o. (W1.4) x Werdorperwaard (W1.4) x Vrijstaande woningen Werdorperwaard (W2) x Scholeneiland (W1.5)
232
Deel B - Criteria
Dalenoord (Gebiedstype W1.3) Omschrijving Als woonwijk uit de periode 1970-1980 heeft Dalenoord kenmerken uit die periode zoals een grillig straten- en verkavelingspatroon met hofjes en woonerven. Rond deze ruimtes zijn clusters van verschillende typen bebouwing gesitueerd: middelhoogbouw en laagbouw. De bebouwing is deels georiënteerd op de openbare ruimte en deels op de weg. Bij de woningen die zijn geclusterd rondom de woonerven ontbreekt een duidelijk onderscheid tussen voor- en achterkanten. Door de clustering en de situering van de woningen op het woonerf sterk naar binnen gekeerd. De architectuur van woningen is ingetogen en sluit aan bij de mode van de jaren ’70: donkere kleurtoon, het gebruik van semi-ambachtelijke materialen zoals hout, baksteen en gebakken pannen. Welstandsniveau Voor de bebouwing in de Dalenoord geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – W1.3 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn. Zijdelingse afstand: x Aansluiten bij de bestaande clustervorm. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 7
233
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Voor dakkapellen op bouwblokken geldt dat deze qua vorm, doorsnede en plaatsing aan dienen te sluiten bij de op de betreffende bouwblokken reeds aanwezige dakkapellen. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik.
234
Deel B - Criteria
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Dalenoord (Gebiedstype W1.3) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Hoofdstuk 7
235
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
236
Deel B - Criteria
Flats Dalenoord (Gebiedstype W1.3.1) Omschrijving De appartementen flats van Dalenoord liggen aan de rand van de wijk. De bebouwing is vier lagen hoog met soms een terugleggende vijfde laag met kap. De gebouwen zijn alzijdig georiënteerd en liggen in een groene setting. De gevels hebben een verticale geleding en zijn opgetrokken in een lichtkleurige baksteen. Welstandsniveau Voor de flats in de Dalenoord geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – Flats – Gestapelde woningen W1.3.1 Situering van het bouw Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn. Zijdelingse afstand: x Blokken onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 7
237
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de bouwmassa/massaopbouw. Bouwhoogte: x Aansluiten op bestaande bouwhoogte binnen bouwblok of cluster in gebied. x In het gebied is een bouwhoogte van 4 bouwlagen toegepast. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en -richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok. x Bij gevelwijzigingen van de voorgevel bestaande gevelopeningen/gevelritmiek handhaven en herkenbaar houden. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster gebouwen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
238
Deel B - Criteria
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Flats Dalenoord (Gebiedstype W1.3.1) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
Hoofdstuk 7
239
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
240
Deel B - Criteria
Veldwachter Willemslaan e.o. (Gebiedstype W1.4) Omschrijving De buurt Veldwachter Willemslaan e.o. ligt tussen de Singel en de Jodichemdreef. Als reactie op de naoorlogse architectuur en stedenbouw vindt eind jaren ’80 een omslag plaats in het ontwerp van nieuwe woongebieden. De woningnood is achter de rug en er wordt meer marktconform gebouwd. In Odijk is de bebouwing aan de Rijk Takkenlaan, Veldwachter Willemslaan, Maria Struijslaan en P. van Velpenlaan te karakteriseren als gebied dat gebouwd is aan het einde van de 20e eeuw. Enkele lijnen in het woongebied grijpen terug op een historische route. In de verkavelingsopzet wordt weer gestreefd naar een helder onderscheid tussen openbaar en privé. Er worden weer echte woonstraten en bouwblokken gerealiseerd, waarbij de voorzijde is gericht naar de straat en in de binnengebieden aan de achterzijde de private achtertuinen zijn gelegen. Op dit aspect vertoont het gebied een duidelijke gelijkenis met de andere woonwijken in traditionele blokverkaveling van Odijk, waardoor veelal dezelfde gebiedsgerichte criteria zullen gelden. De wijk heeft geen eenduidige structuur. Er komen verschillende woontypes, materialen en kleuren voor. De woningen kenmerken zich door variatie aan vormen, kleuren en materialen waarmee de individualiteit in de buurt tot uitdrukking kan worden gebracht. De woningtypen die hier voorkomen zijn rijwoningen en geschakelde twee-onder-één-kapwoningen. De woningen bestaan uit twee woonlagen met kap. De hoekwoningen van de rijen hebben een accent gekregen door de kaprichting te veranderen. In het groene gebied tussen de Veldwachter Willemslaan en de Jodichemdreef worden twee-onder-één-kap woningen gebouwd. Welstandsniveau Voor de woningen in de wijk Veldwachter Willemslaan e.o. geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 7
241
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden eind 20e eeuw – W1.4 Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Recht Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Langwerpig of blokvormig met kap x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met kap x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak, lessenaardak. x De kapvorm en –richting dient aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Voor dakkapellen op bouwblokken geldt dat deze qua vorm, doorsnede en plaatsing aan dienen te sluiten bij de op de betreffende bouwblokken reeds aanwezige dakkapellen. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan.
242
Deel B - Criteria
Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Zowel een verticale als horizontale geleding. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: aansluitend op bestaand materiaalgebruik. x Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. x Daken: met pannen bedekt. x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Veldwachter Willemslaan e.o. (Gebiedstype W1.4) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
Hoofdstuk 7
243
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
244
Deel B - Criteria
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
245
Werdorperwaard (Gebiedstype W1.4) Omschrijving De Werdorperwaard ligt aan de oostzijde van de wijk tegen de Kromme Rijn aan. Het gebied is eind 20e eeuw ontwikkeld in een planmatige opzet. In deze buurt komen geschakelde twee-onder-éénkapwoningen voor. De architectuurstijl is modern met een lichte kleur baksteen en/of lichte accenten. De woningen bestaan uit één woonlaag met kap.
Welstandsniveau Voor de woningen in de wijk Rijk Takkenlaan e.o. geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden eind 20e eeuw – W1.4 Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Recht Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Langwerpig of blokvormig met kap x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met kap x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen.
246
Deel B - Criteria
Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak. x De kapvorm en –richting dient aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Zowel een verticale als horizontale geleding. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: lichte bakstenen. x Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. x Daken: met pannen bedekt. x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 7
247
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Werdorperwaard (Gebiedstype W1.4) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
248
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
249
Vrijstaande woningen Werdorperwaard (Gebiedstype W2) Omschrijving Tussen de Werdorperwaard en de Kromme Rijn komen vrijstaande woningen voor. De stijl is overeenkomstig met die van de twee-onder-één-kap woningen in dezelfde buurt. De architectuurstijl is modern met een lichte kleur baksteen en/of lichte accenten. De woningen bestaan uit één woonlaag met kap. Welstandsniveau Voor de vrijstaande woningen langs de Werdorperwaard geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor individuele bouw – W2 Kenmerkend voor individuele bouw is het eigen gezicht van de vrijstaande panden. Specifieke, gebiedsgerichte aandachtspunten zijn: x aansluiting bestaande rooilijn; x materiaalgebruik en kleurtoon in relatie tot omgeving en de kwaliteit van het parkachtige landschap. Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x De individuele woningbouw kent verschillende soorten rooilijnen. Het is belangrijk dat, afhankelijk van het type, de specifieke rooilijnen worden gerespecteerd. Dit speelt met name bij de situering van het hoofdgebouw. Zijdelingse afstand: x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. Oriëntatie: x De individuele bouw is verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen van het bouwwerk: Hoofdbouwvorm x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden.
250
Deel B - Criteria
Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, -geleding en -plasticiteit x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: materiaalgebruik en kleurtoon x Kleurtoon en materiaalkeuze afstemmen op de in het gebied overheersende elementen. Dit zijn vooral traditionele materialen in donkere tinten. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. De panden hebben een eigen detaillering. x Strakke vormgeving x Ingetogen uitstraling naar straat. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Vrijstaande woningen Werdorperwaard (Gebiedstype W2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
Hoofdstuk 7
251
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
252
Deel B - Criteria
Scholeneiland (Gebiedstype W1.5) Omschrijving Binnen de wijk Dalenoord zijn op de plaats waar zich voorheen twee schoolgebouwen bevonden, woningen ontwikkeld. Het gaat om hoofdzakelijk om appartementencomplexen met 3 lagen zonder kap. Daarnaast zijn aan de zijde van de Esdoorn twee blokken van twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd.
Welstandsniveau Voor de woningen in Dalenoord geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden begin 21e eeuw – W1.5 Grondgebonden woningen Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x rechte voorgevelrooilijn Zijdelingse afstand: x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De nieuwe gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de openbare weg. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 7
253
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x Bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd. Bouwhoogte: x 1 bouwlaag met (ruime) kap. Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Reclamerichtlijnen Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw is samenhangend en evenwichtig. x Er is sprake van een verticale gevelgeleding. x Er dient een architectonische eenheid tussen boven- en ondergevel te zijn. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels worden hoofdzakelijk in bakstenen opgetrokken. x De bakstenen zijn donker van kleur (bruin). x De dakbedekking is donker. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Gestapelde woningen Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Rechte voorgevelrooilijn Zijdelingse afstand: x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De nieuwe gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de openbare weg.
254
Deel B - Criteria
x
Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x Bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd. Bouwhoogte: x 3 bouwlagen zonder kap. Kapvorm en kaprichting: x Plat dak Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De bebouwing wordt gekenmerkt door een verticale geleding. x De gevelopbouw is samenhangend en evenwichtig. x Er dient een architectonische eenheid tussen boven- en ondergevel te zijn. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels worden hoofdzakelijk in bakstenen opgetrokken. x De bakstenen zijn donker van kleur (bruin). Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Woningen Dalenoord (Gebiedstype W1.5) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
Hoofdstuk 7
255
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
256
Deel B - Criteria
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
257
7.7 De Singel Het gebied de Singel ligt in de zone tussen de Schoudermantel/Werkhovenseweg en de Singel.
Karakteristiek Binnen dit gebied komen verschillende functies voor variërend van kantoren- en bedrijventerreinen tot woongebieden. x x x x x x
De Vork / de Elskamp (W1.2) Grondgebonden woningen en appartementen Rietkamp (W1.4) Grondgebonden woningen W. Peekhof (Gebiedstype W1.4) Appartementen W. Peekhof (W1.3.1) Kantorengebied De Singel (B3.A) Gemeentehuis e.o. (B3.A)
258
Deel B - Criteria
De Vork / De Elskamp (Gebiedstype W1.2) Omschrijving Het woongebied rond de Vork en de Elskamp is gebouwd in de wederopbouwperiode. De wijk ligt nabij het centrum tussen de Schoudermantel / Werkhovenseweg en de Singel. De wijk is planmatig verkaveld in blok- en strokenbouw. In dit deel staan zowel tweeonder-één-kappers van twee lagen met kap als rijwoningen van één laag met lessenaarsdaken. In de Elskamp staan woningen rondom een binnenhofje met platte daken. Op de hoek van de Singel en de Vork staat een vrijstaande voormalige boerderij. De oriëntatie van de boerderij geeft aan dat de historisch wegenstructuur op dit punt verdwenen is.
Welstandsniveau Voor het woongebied De Vork/ De Elskamp geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn: doorgaans is dit recht Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 7
259
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. x Opbouwen op plat afgedekte woningen per woningtype in hetzelfde model uitvoeren. De eerste opbouw in zijn soort dient zorgvuldig te worden ontworpen in samenhang met de bestaande bouwmassa en architectonische opzet. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richt-
260
Deel B - Criteria
lijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied De Vork / De Elskamp (Gebiedstype W1.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw.
Hoofdstuk 7
261
x
x x x x x x x x x
De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
262
Deel B - Criteria
Kantorengebied Zeisterweg / De Singel (Gebiedstype B3.A) Omschrijving Kantorengebied Zeisterweg / De Singel bevat één groot kantoorpand. In het pand zitten meerdere kantoren gevestigd. Het gebouw bestaat uit één tot twee lagen en heeft een plat dak.
Welstandsniveau Voor het kantorengebied Zeisterweg / De Singel geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor kantoorcomplexen B3.A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Aan de randen van de werkgebieden moet de situering van de gebouwen afgestemd worden op de aangrenzende en/of het landschap x Bij de situering van gebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de karakteristieke uniforme opbouw van de werkgebieden Zijdelingse afstand: x Solitaire gebouwen met enige onderlinge afstand Oriëntatie: x Op de straat georiënteerd x Uitstraling naar snelweg Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Aan de randen van de werkgebieden moet bij bouwvormen rekening worden gehouden met de invloed van de bouwvormen op de aangrenzende gebieden en/of het landschap x Veranderingen en toevoegingen van nieuwe elementen dienen eenheid in en samenhang tussen de stedenbouwkundige opbouw van de werkgebieden te ondersteunen x Productie- of opslagruimte achter de hoofdbouwmassa projecteren Bouwhoogte: x Afhankelijk van functie van het gebouwen schaal van omliggende bebouwing Kapvorm en kaprichting: x Platte daken
Hoofdstuk 7
263
Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding: x Veranderingen en toevoegingen aan de gevelkarakteristiek dienen deze eenheid in en samenhang van de werkgebieden te ondersteunen. Plasticiteit x De gevels hebben een lage plasticiteit. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x Kleuren dienen terughoudend naar buiten te worden gebracht en aansluiting te vinden bij de overige bebouwing. x Kleur en materiaalgebruik afstemmen op bestaande bebouwing. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijventerreinen en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.3) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Kantorengebied Zeisterweg / De Singel (Gebiedstype B3.A) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
264
Deel B - Criteria
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
265
Grondgebonden woningen en appartementen Rietkamp (Gebiedstype W1.4) Omschrijving Het gebied Rietkamp is herontwikkeld tot woongebied, waarbij dit gebied uiteen valt in grondgebonden woningen en appartementen. Welstandsniveau Voor de grondgebonden woningen in het woongebied Rietkamp geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden eind 20e /begin 21e eeuw – W1.4 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Recht Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen, vrijstaande woningbouw en appartementen. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Twee-onder-één-kap en/of vrijstaande woningen: langwerpig of blokvormig met kap x Appartementen: geen kap (platte afdekking) x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw x In één bouwblok of cluster van vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven.
266
Deel B - Criteria
Bouwhoogte: x Twee-onder-één-kap en/of vrijstaande woningen: 1 of 2 bouwlagen met kap. x Appartementen: 3 bouwlagen zonder kap (platte afdekking). x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x Twee-onder-één-kap en/of vrijstaande woningen: zadeldak. x Appartementen: platte afdekking. x De kapvorm en -richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Zowel een verticale als horizontale geleding. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: gele bakstenen. x Daken: met pannen bedekt. x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 7
267
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied grondgebonden woningen en appartementen Rietkamp (Gebiedstype W1.4) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
268
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
269
Grondgebonden woningen W. Peekhof (Gebiedstype W1.4) Omschrijving Het gebied W. Peekhof is herontwikkeld tot woongebied, waarbij dit gebied uiteen valt in grondgebonden woningen en appartementen.
Welstandsniveau Voor de grondgebonden woningen in het woongebied W. Peekhof geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden eind 20e eeuw – W1.4 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Recht Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Langwerpig of blokvormig met kap x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met kap x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen.
270
Deel B - Criteria
Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak. x De kapvorm en -richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Zowel een verticale als horizontale geleding. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: donkere bakstenen. x Daken: met pannen bedekt. x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Grondgebonden woningen W. Peekhof (Gebiedstype W1.4) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter
Hoofdstuk 7
271
x
Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte van het dakraam worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
272
Deel B - Criteria
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
273
Appartementen W. Peekhof (Gebiedstype W1.3.1) Omschrijving Het gebied W. Peekhof is herontwikkeld tot woongebied, waarbij dit gebied uiteen valt in grondgebonden woningen en appartementen.
Welstandsniveau Voor de appartementen in het woongebied W. Peekhof geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – Flats – Gestapelde woningen W1.3.1 Situering van het bouw Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn. Zijdelingse afstand: x Blokken onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de bouwmassa/massaopbouw. Bouwhoogte: x Aansluiten op bestaande bouwhoogte binnen bouwblok of cluster in gebied. x In het gebied is een bouwhoogte van 4 bouwlagen toegepast. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en -richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting.
274
Deel B - Criteria
Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok. x Bij gevelwijzigingen van de voorgevel bestaande gevelopeningen/gevelritmiek handhaven en herkenbaar houden. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster gebouwen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Appartementen W. Peekhof (Gebiedstype W1.3.1) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
Hoofdstuk 7
275
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
276
Deel B - Criteria
Singelpark gemeentehuis e.o. (Gebiedstype B3.A) Omschrijving In dit gebied aan het Singelpark zijn de nieuwe kantoorgebouwen van het gemeentehuis, de politie en de voorziening voor de O.J.C. geclusterd. Dit gebied is eind 20e eeuw ontwikkeld en vormt als kantorengebied een hoogwaardig entree van Odijk.
Welstandsniveau Voor de gebouwen aan het Singelpark geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Maatschappelijke en (grootschalige) publieke voorzieningen (B2) Situering Situering: x De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. x De individuele massa’s zijn verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen Bouwmassa: x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. x De massa is geleed. x Toegepast zijn langwerpige en blokvormige bouwvormen. Bouwhoogte: x De massa heeft een bouwhoogte van 3 tot 4 lagen. Kapvorm: x Toegepast zijn platte daken.
Hoofdstuk 7
277
Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale en verticale geleding. x De gebouwen kennen een duidelijke ingangspartij. x Alzijdige uitstraling. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: baksteen en glas. x De kleuren zijn terughoudend. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree moet herkenbaar zijn. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Singelpark gemeentehuis e.o. (Gebiedstype B3.A) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden.
278
Deel B - Criteria
x
x
In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Reclamerichtlijnen Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijventerreinen en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.3) van toepassing. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
279
7.8 Rijneiland Rijneiland is een toekomstig woongebied gelegen aan de zuidkant van Odijk in de arm van de Kromme Rijn.
Karakteristiek Het gebied wordt de komende jaren omgevormd van sportpark naar een modern woongebied met verschillende maatschappelijke voorzieningen. Het tennispark blijft bestaan. x x x
Woongebied Rijneiland (W1.4) Maatschappelijke voorzieningen Rijneiland (B2) Tennispark (G3)
280
Deel B - Criteria
Woongebied Rijneiland (Gebiedstype W1.4) Omschrijving De wijk Rijneiland is een duurzame woonbuurt die is afgestemd op de specifieke situatie. De wijk past vloeiend in de ruimtelijke karakteristiek van de kern Odijk. Het Rijneiland heeft een tuindorpkarakter. De wijk is als het ware schilsgewijs opgebouwd. De eerste schil omvat de woningen Brasemlaan 1 t/m 21, Ruisvoornlaan 2,4 en Karperlaan 1 t/m 23. De overige straten behoren tot de tweede schil. De eerste schil is de overgang tussen het relatief dichte kerngebied en de groene buitenrand. De tweede schil omvat de open bebouwing aan de buitenzijde van het plangebied. Binnen deze schil wordt onderscheid gemaakt tussen bebouwing aan de weg en bebouwing aan de aangesloten hofjes.
Welstandsniveau Voor het woongebied Rijneiland geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Welstandscriteria woningen eerste schil Situering Situering: x Overwegend aaneengebouwd, in de rooilijn geplaatst. x Voorzijde gericht naar de weg.
Hoofdstuk 7
281
Hoofdvormen Bouwmassa: x Toegepast zijn blokvormige bouwvormen. x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. x De massa is geleed. Bouwhoogte: x De massa heeft een bouwhoogte van 2 lagen met kap. Kapvorm: x Toegepast zijn zadeldaken en lessenaarsdaken. x Hoofdnokrichting overwegend evenwijdig aan de straat. Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale geleding. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: metselwerk in rode/roodbruine baksteen eventueel met donkere accenten. x Daken: donkere dakvlakken gedekt met pannen. x Lichte kleuren voor het schilderwerk, eventueel met donkere accenten. Detaillering: x Detaillering elementen: strakke vormgeving. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Welstandscriteria woningen tweede schil Situering Situering: x Aaneengebouwd of vrijstaand, in de rooilijn geplaatst. x Voorzijde gericht naar de weg. Hoofdvormen Bouwmassa: x Toegepast zijn blokvormige bouwvormen.
282
Deel B - Criteria
x
De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. x De massa is geleed. Bouwhoogte: x De massa heeft een bouwhoogte van 2 lagen met kap. Kapvorm: x Toegepast zijn zadeldaken, schilddaken, lessenaarsdaken en piramidedaken. x Hoofdnokrichting evenwijdig of haaks aan de straat. Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale geleding. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: metselwerk in rode/roodbruine baksteen eventueel met donkere accenten. x Daken: donkere dakvlakken gedekt met pannen. x Lichte kleuren voor het schilderwerk, eventueel met donkere accenten. Detaillering: x Detaillering elementen: strakke vormgeving. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Woongebied Rijneiland (Gebiedstype W1.4) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw.
Hoofdstuk 7
283
x x
Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter.
284
Deel B - Criteria
x
De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
285
Maatschappelijke voorzieningen Rijneiland (Gebiedstype B2) Omschrijving In de woonwijk komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor. Onder andere een woonzorgcomplex en een multifunctioneel gebouw. Welstandsniveau Voor de gebouwen met maatschappelijke voorzieningen geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Situering Situering: x Aaneengebouwd, in de rooilijn geplaatst. x Voorzijde gericht naar de weg. Hoofdvormen Bouwmassa: x Toegepast zijn overwegend blokvormige bouwvormen. x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. x De massa is geleed. Kapvorm: x Nieuwe voorzieningen rondom het plein: Gebouwen met plat dak. x Gezondheidscentrum: Blokvormig met schilddak en flauwe dakhelling. x Ingangspartij van het gezondheidscentrum is geplaatst in kleine uitbouw, voorzien van half piramidedak. Op het dak is torenachtig gebouw geplaatst met piramidedak. Deze 2 elementen dienen in één lijn te liggen. Gevelaanzichten Gevelopbouw x Nieuwe voorzieningen: geleding gevels verticaal, langgerekte eenvormige gevels ongewenst. x Sporthal: Open leggen van het gebouw door middel van gevels van meer glas. x Gezondheidscentrum: Gevelopbouw: horizontale geleding, onderste deel van baksteen en bovenste deel van rabatdelen, of steenachtige bedekking. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze: x Metselwerk; overwegend roodbruin. x Sporthal: Materiaalgebruik hoogwaardig maar sober. x Gezondheidscentrum: onderste deel van baksteen en bovenste deel van rabatdelen, dan steenachtige bedekking. x Rabatdelen.
286
Deel B - Criteria
x
Gevels naar het pleinen gekeerd van substantieel metselwerk: handvorm, bezand. Kleurgebruik: x Nieuwe voorzieningen: kleur donker metselwerk. Overig neutraal in een licht kleurenschema. x Sporthal: Frisse kleuren voor het houtwerk. x Gezondheidscentrum: Kleurgebruik is relatief terughoudend, natuurlijke uitstraling staat voorop. Detaillering: x Nieuwe voorzieningen: een op de (moderne) architectuur afgestemd materiaalgebruik Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Maatschappelijke voorzieningen Rijneiland (Gebiedstype B2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
Hoofdstuk 7
287
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
288
Deel B - Criteria
Tennispark (Gebiedstype G3) Omschrijving Het tennispark ligt aan de oostzijde van de wijk Rijneiland. Het tennispark bestaat uit acht velden en er is een clubgebouw gesitueerd. Welstandsniveau Voor het tennispark geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Situering van het bouwwerk Situering: x De voorzijde van de hoofdmassa is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x Bijgebouwen staan niet op de voorgrond. x Bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex. x Geen opslag op open terrein. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Per terrein één hoofdmassa. x De massa is geleed. x De gebouwen staan vrij op het kavel. x Aanbouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totaalcompositie van het gebouw. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik x De kleuren zijn natuurlijk en gedekt. x Aanbouwen en bijgebouwen in materiaal en kleur afstemmen op de hoofdmassa. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree krijgt nadruk in de compositie. x Detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen e.d. is eenvoudig en zorgvuldig. x Aanbouwen en bijgebouwen zijn in maatvoering en architectuur afgestemd op de hoofdmassa.
Hoofdstuk 7
289
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor Sport- en recreatieterreinen (zie paragraaf 11.5) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Tennispark (Gebiedstype G3) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
290
Deel B - Criteria
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 7
291
292
Deel B - Criteria
8.
WERKHOVEN
Karakteristiek van de kern Werkhoven Werkhoven is de derde en tevens oudste en kleinste kern van de gemeente Bunnik. Het dorp is gelegen nabij de Kromme Rijn net als de andere twee kernen. Het verschil met Odijk en Bunnik is dat Werkhoven niet als lint op een stroomrug, maar op een donk is ontstaan. De huidige kerk is gebouwd in de 12e eeuw. De kerk ligt op het hoogste punt van Werkhoven. Werkhoven heeft als enige van de drie kernen zijn oorspronkelijke en dorpse karakter behouden met de Brink in het hart van het dorp en de Herenstraat, de Beverweerdseweg en Ambachtstraat als belangrijkste structuurbepalende wegen. Langs deze wegen concentreerde zich aanvankelijk de bebouwing. De bebouwing aan de Brink bestaat uit boerderijen en dorpse woonhuizen en dateert overwegend uit de 18e en 19e eeuw. Vanaf het einde van de 19e eeuw ontwikkelde zich lintbebouwing langs de Herenstraat in zuidelijke richting. De eerste uitbreidingswijk was de Otselaan e.o. in de jaren ’60/’70. De wijk de Pelikaan werd gebouwd in de jaren ’80.
Karakteristiek van een donknederzetting Kenmerkend voor de donknederzettingen is de van nature aanwezige verhoging in het dorp waarop verschillende bebouwing en menging van functies zijn gevestigd. Donken zijn zandopduikingen die in dit gebied soms 3 à 4 meter boven het omringende polderlandschap uitsteken. De donken vormden geïsoleerde droge plekken in het moeras en vormden goede vlucht- en verblijfsplaatsen. Samen met de oeverwallen waren ze de eerste vestigingsplaatsen en ontstonden er donknederzettingen. Een aantal donken in het gebied is onbebouwd gebleven.
Hoofdstuk 8
293
Hoge, droge plekken zijn lange tijd zeldzaam geweest. Dit betekent dat met name de donken dicht bebouwd zijn. De bebouwing staat op de overgang van laag naar hoog en volgt soms de verkavelingrichting. De oudste bebouwing staat hierbij op de hoogste punten. In Werkhoven zijn dit de kerk en de bebouwing aan de Brink en Herenstraat. De Brink en zijn omgeving zijn in 1969 aangewezen als Beschermd Dorpsgezicht.
294
Deel B - Criteria
8.1 Centrum (Gebiedstype H3)
Omschrijving De bebouwing in het centrum van Werkhoven ligt op een donk. Het gaat om de straten waar de bebouwing van oorsprong met de achterzijde naar het laaggelegen weidegebied staat. De voorkant van het gebouw is op de hoogte van de donk afgestemd, aan de achterzijde loopt het maaiveld zeer snel af. Doordat donken niet zo groot zijn, staan de gebouwen meteen aan de weg die over de donk heen loopt. Er is in Werkhoven sprake van een sterke clustering op de donk. In de loop der jaren is naast de van oorsprong agrarische bebouwing ook niet-agrarische bebouwing op de donk gerealiseerd. Deze van oorsprong niet-agrarische bebouwing is kleinschaliger en heeft een minder sterke relatie met het achterliggende weidegebied. Deze gebouwen staan dan ook evenwijdig (langsrichting) aan de weg. Centraal op de donk Werkhoven is de bebouwing zo gesitueerd dat er een brink ontstaat. De donken zijn, door hun lange bewoningsgeschiedenis vaak interessante archeologische vindplaatsen. De bebouwing op een donk bestaat uit een mix van langwerpige bouwmassa's en kleinere bouwmassa's die gezamenlijk de loop van de weg bepalen. In de donknederzettingen bepalen de half-open rooilijnen de structuur van het occupatiepatroon. Het centrum van Werkhoven is een beschermd dorpsgezicht.
Hoofdstuk 8
295
Welstandscriteria Voor het dorpsgebied van de kern Werkhoven geldt het BIJZONDER niveau van welstand. Inzet voor het welstandsbeleid is het behoud van het unieke, veelzijdige karakter van de donknederzetting. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor donknederzettingen (Gebiedstype H3) Type A: langwerpige boerderijachtige bouwmassa’s met een van oorsprong agrarische functie. Type B: kleinere langwerpige en blokvormige bouwmassa’s met een niet agrarische functie. Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Verspringende rooilijn. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Haaks op de straat (dwarsrichting). Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. x Aan- en bijgebouwen zoveel mogelijk achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 1,5 bouwlaag met kap, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: x Evenwijdig (langsrichting) of haaks (dwarsrichting) op de straat. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in dak en onderstuk. Onderstuk symmetrisch, Dak geheel symmetrisch. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen
296
Deel B - Criteria
Plasticiteit: x In de voorgevel mogen geen balkons worden toegepast. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalgebruik en verwerking: x Gevel; baksteen. Plaatmaterialen mogen niet worden toegepast. x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. Specifieke materiaalkleur: x Baksteenkleur; hardgrouw en klinker. x Voegkleur; lichte voegspecie. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Windveren en gootlijsten. x Deurkalf in voorgevel. x Muurschotels en ankers in de gevel. x Gestuct trasraam. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Evenwijdig aan de straat (langsrichting). Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend en blokvormig. x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. x Aan- en bijgebouwen zoveel mogelijk achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 1,5 bouwlaag met kap, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap. Kaprichting: x Evenwijdig (langsrichting) of haaks (dwarsrichting) op de straat.
Hoofdstuk 8
297
Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in dak(opbouw) en onderstuk. Onderstuk symmetrisch, Dak(opbouw) geheel symmetrisch. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x In de voorgevel mogen geen balkons, erkers en andere uitbouwen worden toegepast. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalgebruik en verwerking: x Gevel; baksteen. Plaatmaterialen zijn niet toegestaan. x Metselverband; kruisverband of halfsteensverband. x Voegvorm; geknipte voeg, platvolle voeg (eventueel gedaagd). x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen. Specifieke materiaalkleur: x Baksteenkleur; hardgrouw en klinker. x Voegkleur; lichte voegspecie. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. x Toepassen van een gestuct trasraam toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) (zie paragraaf 11.4) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
298
Deel B - Criteria
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied Gebiedsgerichte welstandscriteria voor donknederzettingen (Gebiedstype H3) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
Hoofdstuk 8
299
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
300
Deel B - Criteria
8.2 Lint Herenstraat e.o. De uitlopers van het stroomruglint in Werkhoven worden gevormd door de bebouwing die o.a. langs de Herenstraat staat. De Herenstraat vormt een oude verbinding richting Odijk en Cothen. De Herenstraat vormt de entree van het dorp vanaf de Werkhovensche weg en loopt het dorp aan de zuidzijde uit.
Karakteristiek van de uitlopers/buurtschappen van het stroomruglint Nadat de donk volgebouwd was ontstonden de stroomruglinten in Werkhoven. De stroomruglinten zijn van oudsher dicht bebouwd. De bebouwing ligt, waar het stroomrug dit toelaat op de kruin en waar de rug te smal is beneden aan de voet van de stroomrug. Het hoogteverschil tussen kruin en voet is niet groot. De bebouwing langs de stroomruglinten vertoont een gevarieerd architectuurbeeld met onder andere expressionistische bebouwing. Ook zijn nog enkele historische boerderijen tussen de bebouwing gelegen. Binnen het stroomruglint Herenstraat e.o. komen de volgende gebieden voor: x Lint Herenstraat noordzijde centrum (H5.2) x Vrijstaande woningen Herenstraat (W2) x Begraafplaats (G1)
Hoofdstuk 8
301
Lint Herenstraat noordzijde centrum (Gebiedstype H5.2) Omschrijving De uitlopers in Werkhoven grenzen aan de donk en lopen het buitengebied in. Het agrarische karakter van het dorp is in de bebouwing goed zichtbaar. Aan de noordzijde van het gebied ligt een monumentale boerderij. Aan de groene brink ligt de Roomskatholieke kerk met pastorie en een begraafplaats. Aan de Herenstraat richting centrum liggen vrijstaande naoorlogse woningen en een enkele geschakelde woning. Welstandsniveau Voor het lint Herenstraat aan de noordzijde van het centrum geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 Type A: Langwerpige boerderijachtige bouwmassa’s met een van oorsprong agrarische functie. Type B: Kleinere langwerpige en blokvormige bouwmassa’s met een niet agrarische functie. Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Haaks op de straat (dwarsrichting). x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend.
302
Deel B - Criteria
x
Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel. Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa.
Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend met forse kap. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Bijgebouwen liggen achter de hoofdbouwmassa om de doorzichten naar het achtergebied te behouden. x Bijgebouwen alleen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 1,5 bouwlaag, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Kaprichting: x Haaks op het lint (dwarsrichting). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven- en onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x Specifieke bouwwerken zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel, een verhoging van de nokhoogte is niet toegestaan. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving.
Hoofdstuk 8
303
x x x
Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan.
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. In achtneming van de doorzichten naar het achtergebied. Oriëntatie: x Evenwijdig aan de straat (langsrichting). Veelal dicht op de straat. x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend en blokvormig met kap. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw streven naar zorgvuldige inpassing tussen de bestaande bebouwing. Bouwstijl conformeren naar de bouwstijl van de naastgelegen bebouwing. x Aan- en bijgebouwen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Kaprichting: x Evenwijdig (langsrichting) of haaks (dwarsrichting) op het lint. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw: x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven- en onderstuk.
304
Deel B - Criteria
Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Aanvullende criteria voor de gebieden met een BIJZONDER niveau van welstand. Specifieke materiaalkleur: x Gevel; baksteen en stuc. Plaatmaterialen zijn niet toegestaan. x Metselverband; kruisverband of halfsteensverband. x Voegvorm; geknipte voeg, platvolle voeg (eventueel gedaagd). Specifieke materiaalkleur: x Baksteenkleur; hardgrouw en klinker. x Voegkleur; lichte voegspecie. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Toepassen van een gestuct trasraam toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 8
305
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Lint Herenstraat noordzijde centrum (Gebiedstype H5.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
306
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 8
307
Vrijstaande woningen Herenstraat (Gebiedstype W2) Omschrijving Aan de westzijde van de groene brink aan de Herenstraat liggen een aantal vrijstaande woningen. De woningen zijn in de jaren ‘60/’70 gebouwd. Ze bestaan uit één laag met kap.
Welstandsniveau Voor de vrijstaande woningen in de Herenstraat (W2) geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor individuele bouw – W2 Kenmerkend voor individuele bouw is het eigen gezicht van de vrijstaande panden. Specifieke, gebiedsgerichte aandachtspunten zijn: x aansluiting bestaande rooilijn; x materiaalgebruik en kleurtoon in relatie tot omgeving en de kwaliteit van het parkachtige landschap. Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x De individuele woningbouw kent verschillende soorten rooilijnen. Het is belangrijk dat, afhankelijk van het type, de specifieke rooilijnen worden gerespecteerd. Dit speelt met name bij de situering van het hoofdgebouw. Zijdelingse afstand: x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. Oriëntatie: x De individuele bouw is verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied.
308
Deel B - Criteria
Hoofdvormen van het bouwwerk: Hoofdbouwvorm x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. x Uitgaan van platte bouwmassa’s. x Aanbouwen afstemmen op hoofdmassa. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, -geleding en -plasticiteit x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalgebruik en kleurtoon x Kleurtoon en materiaalkeuze afstemmen op de in het gebied overheersende elementen. Dit zijn vooral traditionele materialen in donkere tinten. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. De panden hebben een eigen detaillering. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. x Strakke vormgeving. x Ingetogen uitstraling naar straat. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 8
309
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Vrijstaande woningen Herenstraat (Gebiedstype W2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
310
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 8
311
Begraafplaats (Gebiedstype G1) Omschrijving Achter de Rooms-katholieke kerk ligt een begraafplaats en de tuin behorende bij de pastorie. Hier staat onder andere een klein kapelletje met een rieten kap. Welstandsniveau Voor de begraafplaats (G1) geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Specifieke welstandscriteria voor groene gebieden met een sterke samenhang tussen bebouwing en cultuurhistorie - G1 Situering van het bouwwerk x Handhaven van huidige situering en samenhang van losse gebouwen in het groen. x Handhaven van het groene, rustige en deels besloten karakter van de gebieden. x De voorzijde van de hoofdmassa is gericht baar de belangrijkste openbare ruimte. Hoofdvorm van het bouwwerk Bouwmassa: x Per terrein één hoofdmassa. x De massa is geleed. x De gebouwen staan vrij op de kavel. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x De kleuren zijn natuurlijk en gedekt, niet sterk contrasterend met de omliggende bebouwing. Detaillering: x De detaillering is zorgvuldig. x De entree moet herkenbaar zijn. x Aanbouwen en bijgebouwen in maatvoering en architectuur afstemmen op de hoofdmassa.
312
Deel B - Criteria
Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Begraafplaats (Gebiedstype G1) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Dakkapel is niet toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen zijn niet toegestaan
Hoofdstuk 8
313
8.3 Lint Herenstraat/ Ambachtstraat / Beverweerdseweg De uitlopers van het stroomruglint in Werkhoven worden gevormd door de bebouwing die langs de Herenstraat, de Ambachtstraat en de Beverweerdseweg staat. De Herenstraat vormt een oude verbinding richting Odijk en Cothen. De Herenstraat vormt de entree van het dorp vanaf de Werkhovensche weg en loopt het dorp aan de zuidzijde uit.
Karakteristiek van de uitlopers/buurtschappen van het stroomruglint Nadat de donk volgebouwd was ontstonden de stroomruglinten in Werkhoven. De stroomruglinten zijn van oudsher dicht bebouwd. De bebouwing ligt, waar het stroomrug dit toelaat op de kruin en waar de rug te smal is beneden aan de voet van de stroomrug. Het hoogteverschil tussen kruin en voet is niet groot. De bebouwing langs de stroomruglinten vertoont een gevarieerd architectuurbeeld met onder andere expressionistische bebouwing. Ook zijn nog enkele historische boerderijen tussen de bebouwing gelegen. Het stroomruglint Herenstraat, de Ambachtstraat en de Beverweerdseweg wordt als één gebied gezien: x Lint Herenstraat/ Ambachtstraat/ Beverweerdseweg (H5.2)
314
Deel B - Criteria
Lint Herenstraat/ Ambachtstraat / Beverweerdseweg (Gebiedstype H5.2) Omschrijving De uitlopers in Werkhoven grenzen aan de donk en lopen het buitengebied in. Het agrarische karakter van het dorp is in de bebouwing goed zichtbaar. Boerderijen worden afgewisseld met kleinere langwerpige en blokvormige bouwmassa’s. Tussen de bebouwing zijn nog op enkele plaatsen zichtlijnen naar het buitengebied. Aan de Herenstraat is voornamelijk bebouwing gesitueerd met een expressionistische architectuur. Het gaat hier voornamelijk om niet agrarische bebouwing. Welstandsniveau Voor de gebouwen met maatschappelijke voorzieningen geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 Type A: Langwerpige boerderijachtige bouwmassa’s met een van oorsprong agrarische functie. Type B: Kleinere langwerpige en blokvormige bouwmassa’s met een niet agrarische functie. Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Haaks op de straat (dwarsrichting). x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. x Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel. Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa.
Hoofdstuk 8
315
Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend met forse kap. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Bijgebouwen liggen achter de hoofdbouwmassa om de doorzichten naar het achtergebied te behouden. x Bijgebouwen alleen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 1,5 bouwlaag, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: x Haaks op het lint (dwarsrichting). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven- en onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x Specifieke bouwwerken zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan.
316
Deel B - Criteria
Reclamerichtlijnen binnen de bebouwde kom x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. In achtneming van de doorzichten naar het achtergebied. Oriëntatie: x Evenwijdig aan de straat (langsrichting). Veelal dicht op de straat. x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend en blokvormig met kap. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw streven naar zorgvuldige inpassing tussen de bestaande bebouwing. Bouwstijl conformeren naar de bouwstijl van de naastgelegen bebouwing. x Aan- en bijgebouwen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap. Kaprichting: x Evenwijdig (langsrichting) of haaks (dwarsrichting) op het lint. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven- en onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x Specifieke bouwwerken zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel.
Hoofdstuk 8
317
Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Aanvullende criteria voor de gebieden met een BIJZONDER niveau van welstand. Specifieke materiaalkleur x Gevel; baksteen en stuc. Plaatmaterialen zijn niet toegestaan. Specifieke materiaalkleur: x Baksteenkleur; hardgrouw en klinker. x Voegkleur; lichte voegspecie. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Toepassen van een gestuct trasraam toegestaan. Reclamerichtlijnen binnen de bebouwde kom x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
318
Deel B - Criteria
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Lint Herenstraat/ Ambachtstraat / Beverweerdseweg (Gebiedstype H5.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
Hoofdstuk 8
319
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
320
Deel B - Criteria
8.4 Otselaan e.o. Het woongebied Otselaan e.o. ligt aan de noordzijde van Werkhoven en wordt gevormd door de bebouwing die langs de Otselaan, de Pr. Mauritslaan, de Zw. van Zuylenlaan, de van Bennekomlaan de N. van de Leklaan, de Ds. Herman Pollaan staat.
Karakteristiek van de Otselaan e.o. Het woongebied Otselaan e.o. is een woongebied met traditionele bebouwing uit de jaren ‘50 en ‘60 in een stroken- en blokverkaveling. Binnen de wijk komt ook een zorgcentrum voor. Binnen het gebied Otselaan e.o. komen de volgende gebieden voor: x Woongebied Otselaan e.o. (W1.2) x Zorgcentrum De Kromme Rijnhof (Gebiedstype B2) x Locatie Delteijk (W1.5)
Hoofdstuk 8
321
Woongebied Otselaan e.o. (Gebiedstype W1.2) Omschrijving Het woongebied Otselaan e.o. is een naoorlogse wijk uit de jaren 50/60. Het is planmatig ontwikkeld in een strokenverkaveling. De bebouwing is veelal in rijen gebouwd. Er komen overwegend rijwoningen voor. De woningen bestaan uit een hoofdvorm van twee lagen met zadeldak. Welstandsniveau Voor het woongebied Otselaan e.o. (W1.2) geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in stroken- en blokverkaveling – W1.2 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn: doorgaans is dit recht. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw; x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven.
322
Deel B - Criteria
Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel; x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan. Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 8
323
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Woongebied Otselaan e.o. (Gebiedstype W1.2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
324
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 8
325
Zorgcentrum De Kromme Rijnhof (Gebiedstype B2) Omschrijving Het zorgcentrum is gesitueerd rond een groen parkje aan de Ds. Herman Pollaan. De appartementenbebouwing bestaat uit twee lagen met kap. Welstandsniveau Voor het zorgcentrum De Kromme Rijnhof (B2) geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Maatschappelijke en (grootschalige) publieke voorzieningen (B2) Situering Situering: x De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. x De individuele massa’s zijn verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen Bouwmassa: x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. x De massa is geleed. x Toegepast zijn langwerpige en blokvormige bouwvormen. Bouwhoogte: x De massa’s hebben een bouwhoogte van 2 lagen met kap. Kapvorm: x Zadeldak.
326
Deel B - Criteria
Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale en verticale geleding. x De gebouwen kennen een duidelijke ingangspartij. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: baksteen en glas. x De kleuren zijn terughoudend. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree moet herkenbaar zijn. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Zorgcentrum De Kromme Rijnhof (Gebiedstype B2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
Hoofdstuk 8
327
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
328
Deel B - Criteria
Locatie Delteijk (Gebiedstype W1.5) Omschrijving De locatie Delteijk is in het noordelijke deel van Werkhoven gesitueerd, ten noorden van de oude kern aan de Herenstraat. De bebouwing in het plangebied krijgt een kleinschalige dorps karakter en zal daarmee aansluiten op de naaste omgeving. De schaal van de bebouwing in de omgeving is hierbij het uitgangspunt. In de omgeving van het plangebied is sprake van verschillende woningtypologieën. De beeldkwaliteit wordt o.a. bepaald door de typische naoorlogse uitbreidingswijk aan de oostkant van het plangebied en het oude lint aan de zuid en zuidwestzijde. Het lint eindigt in het groene plein rondom de Herenstraat. Welstandsniveau Voor de locatie Delteijk geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Grondgebonden woningen Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Wisselende voorgevelrooilijn Zijdelingse afstand: x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De nieuwe gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de openbare weg. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x Bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd. Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met (ruime) kap. Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak of mansardekap. x De nokrichting mag variëren om het individuele karakter van de woningen te versterken. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk:
Hoofdstuk 8
329
Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw is samenhangend en evenwichtig. x Er dient een architectonische eenheid tussen boven- en ondergevel te zijn. x In de gevel dient een subtiel, maar duidelijk waarneembaar reliëf te worden aangebracht door middel van neggen, kozijnhout, onderdorpels, gootlijsten etc. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x In algemene zin geldt dat de bebouwing een traditionele uitstraling heeft. Bij de materialisering en het kleurgebruik dient dit tot uitdrukking te komen. x Gevels worden hoofdzakelijk in bakstenen opgetrokken. x Aardkleuren bepalen het gezicht van de hoofdvlakken. x Voor kozijnen en eventuele gevelbetimmering wordt hout toegepast. x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen (gevels en daken). Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Gestapelde woningen Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Wisselende voorgevelrooilijn Zijdelingse afstand: x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De nieuwe gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de openbare weg. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x Bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd.
330
Deel B - Criteria
Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met (ruime) kap. Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak of mansardekap x De nokrichting mag variëren om het individuele karakter van de woningen te versterken. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De bebouwing wordt gekenmerkt door een verticale geleding. x De gevelopbouw is samenhangend en evenwichtig. x Er dient een architectonische eenheid tussen boven- en ondergevel te zijn. x In de gevel dient een subtiel, maar duidelijk waarneembaar reliëf te worden aangebracht door middel van neggen, kozijnhout, onderdorpels, gootlijsten etc. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x In algemene zin geldt dat de bebouwing een traditionele uitstraling heeft. Bij de materialisering en het kleurgebruik dient dit tot uitdrukking te komen. x Gevels worden hoofdzakelijk in bakstenen opgetrokken. x Aardkleuren bepalen het gezicht van de hoofdvlakken. x Voor kozijnen en eventuele gevelbetimmering wordt hout toegepast. x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen (gevels en daken). Detaillering: Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 8
331
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Locatie Delteijk (Gebiedstype W1.5) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
332
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 8
333
8.5 De Pelikaan Het woongebied de Pelikaan ligt aan de westzijde van Werkhoven en wordt gevormd door de bebouwing die langs de Pelikaanweg, Zwaanweg, de Rode Haan, de Stalenboog, ’t Hennetje, het Paradijs, ’t Haantje, de Bovenkamp, de Kromme Kamp en de Achterdijk staat.
Karakteristiek van de Pelikaan De Pelikaan is de uitbreidingswijk die ontwikkeld is in de jaren ’80 in het kader van een regionale taak bij de opvang van woningzoekenden. De wijk is gebouwd in het woonerfprincipe en kent een architectuurstijl met geometrische vormen en eigentijdse materialen. Het gebruik van staal, glas en beton en het streven naar een volmaakt harmonische gevel heeft tot gevolg dat er weinig accenten zijn aan de bouwblokken. De huizenblokken, staan in een repeterend patroon, omgeven door veel groen. In de jaren ‘70 veranderde de stedenbouwkundige ordening met het invoeren van het woonerfconcept. In de wijk de Pelikaan worden de volgende deelgebieden onderscheiden: x Woongebied de Pelikaan (W1.3) x De vrijstaande woningen Achterdijk (W2) x Bedrijventerrein Zwaanweg (B2)
334
Deel B - Criteria
Woongebied de Pelikaan (Gebiedstype W1.3) Omschrijving Het stedenbouwkundig concept van de Pelikaan uit de periode 1970-1980 heeft een eenvoudige, zich repeterende ruimtelijke structuur. De bebouwingsclusters zijn gesitueerd in een woonerf-concept. De woningtypologie bestaat hoofdzakelijk uit eengezinswoningen in een groene woonomgeving. De bebouwingsclusters zijn gesitueerd in buurten met een planmatig straten- en verkavelingspatroon met hofjes. De bebouwing is veelal in rijen gebouwd. De rijen hebben soms een accent op de hoek. Er is sprake van eenvoudige hoofdbouwvormen. De woningen hebben en langwerpig patroon en kennen een eenvoudige opbouw. De bebouwing is georiënteerd op de openbare ruimte. De woningen zijn overwegend twee lagen hoog met een kap. Langs de Pelikaanweg staat meer gevarieerde bebouwing bestaande uit twee-onder-één-kap woningen.
Welstandsniveau Voor de woningen in de Pelikaan geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden in het woonerfconcept – W1.3 Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Aangesloten dient te worden bij de aanwezige rooilijn en de toegepaste richting van bouwmassa’s ten opzichte van deze rooilijn. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst.
Hoofdstuk 8
335
Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x De kapvorm en –richting dienen aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan.
336
Deel B - Criteria
Niet seriematige gebouwen en complexen in gebieden met seriematige bouw x Bij verbouw en uitbreiding van bijzondere bebouwing dient aangesloten te worden bij de bestaande massaopbouw, vormgeving, ritmering, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. x Bij totale (ver)-nieuwbouw dienen er vooraf aparte criteria (bijvoorbeeld beeldkwaliteitsplan) te worden opgesteld. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Woongebied de Pelikaan (Gebiedstype W1.3) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden.
Hoofdstuk 8
337
x
x
In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
338
Deel B - Criteria
Vrijstaande woningen Achterdijk (Gebiedstype W2) Omschrijving Langs de Achterdijk staan vrijstaande woningen. De woningen zijn verschillend van stijl. De hoofdvorm bestaat meestal uit één laag met kap. De woningen liggen aan de rand van Werkhoven. Welstandsniveau Voor de vrijstaande woningen in de Pelikaan geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor individuele bouw – W2 Kenmerkend voor individuele bouw is het eigen gezicht van de vrijstaande panden. Specifieke, gebiedsgerichte aandachtspunten zijn: x aansluiting bestaande rooilijn; x materiaalgebruik en kleurtoon in relatie tot omgeving en de kwaliteit van het parkachtige landschap. Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x De individuele woningbouw kent verschillende soorten rooilijnen. Het is belangrijk dat, afhankelijk van het type, de specifieke rooilijnen worden gerespecteerd. Dit speelt met name bij de situering van het hoofdgebouw. Zijdelingse afstand: x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. Oriëntatie: x De individuele bouw is verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied.
Hoofdstuk 8
339
Hoofdvormen van het bouwwerk: Hoofdbouwvorm x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. x Aanbouwen afstemmen op hoofdmassa. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, -geleding en -plasticiteit x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: materiaalgebruik en kleurtoon x Kleurtoon en materiaalkeuze afstemmen op de in het gebied overheersende elementen. Dit zijn vooral traditionele materialen in donkere tinten. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. De panden hebben een eigen detaillering. x Ingetogen uitstraling naar straat. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Vrijstaande woningen Achterdijk (Gebiedstype W2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
340
Deel B - Criteria
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Hoofdstuk 8
341
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
342
Deel B - Criteria
Bedrijventerrein Zwaanweg (Gebiedstype B2) Omschrijving In de wijk de Pelikaan ligt een klein bedrijventerrein, waar een bedrijf en een winkel zijn gesitueerd. De loods is bekleed met golvend plaatmateriaal. De aanbouw is gemetseld met een plat dak.
Welstandsniveau Voor de maatschappelijke en (grootschalige) publieke voorzieningen (B2) geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende welstandscriteria: Maatschappelijke en (grootschalige) publieke voorzieningen (B2) Situering Situering: x De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. x De individuele massa’s zijn verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen Bouwmassa: x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting en aan te sluiten bij de overige gebieden. x De massa is geleed. x Toegepast zijn langwerpige en blokvormige bouwvormen. Bouwhoogte: x De massa heeft een bouwhoogte van een tot twee lagen. Kapvorm: x Toegepast zijn lage zadeldaken.
Hoofdstuk 8
343
Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale en verticale geleding. x De gebouwen kennen een duidelijke ingangspartij. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: baksteen, plaatmaterialen en glas. x De kleuren zijn terughoudend. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree moet herkenbaar zijn. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor losstaande reclameuitingen bedrijventerreinen en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.6.1) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Bedrijventerrein Zwaanweg (Gebiedstype B2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
344
Deel B - Criteria
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 8
345
8.6 Klein Sonsbeek Klein Sonsbeek is een recente uitbreidingswijk van Werkhoven. De wijk ligt aan de noordrand van de kern ten westen van de Werkhovense weg en grenst aan het buitengebied.
Karakteristiek van Klein Sonsbeek De wijk vormt een samenhangend ensemble door de gebruikte materiaalkleuren en de steeds terugkomende gemetselde detaillering. De architectuur van de wijk is een eigentijdse vertaling van de tuindorpen uit de jaren ’20 en ’30. Klein Sonsbeek heeft een ruime opzet waarin groen een belangrijke rol speelt. De wijk Klein Sonsbeek (W1.4) wordt als één gebied gezien.
346
Deel B - Criteria
Klein Sonsbeek (Gebiedstype W1.4) Omschrijving In het woongebieden Klein Sonsbeek zijn verschillende typen bebouwing te onderscheiden: rijwoningen, twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen. De architectuurstijl is afgeleid van de jaren ‘20/’30 en goed te herkennen aan zijn ouderwetse maar toch moderne uiterlijk. Er is veel gebruik gemaakt van symmetrie in de gevels van de (half) vrijstaande en seriematige woningen. De woningen zijn 2 bouwlagen hoog met kap. Als kapvorm zijn zadeldaken en schilddaken gebruikt. Opvallend zijn de grote overstekken en brede randen van de daken. De gevels zijn opgetrokken uit baksteen en hebben een horizontale of verticale geleding. Er bevinden zich amper decoraties op of aan de gevel. Door het gebruik van erkers, balkons en andere aan- en uitbouwen is er een hoge plasticiteit in de gevels. Welstandsniveau Voor de woonwijk Klein Sonsbeek (W1.4) geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor geleden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden eind 20e eeuw – W1.4 Individuele objecten Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Aansluiten bij de toegepaste rooilijn in het gebied x Rechte rooilijn. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. Oriëntatie: x De op de straat georiënteerde bebouwingskarakteristiek handhaven.
Hoofdstuk 8
347
Hoofdvormen van het bouwwerk Hoofdbouwvorm x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Bouwhoogte: x 1 tot 2 lagen met kap Kapvorm: x Zadeldak. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw, -geleding en -plasticiteit x Uiterlijke bouwvorm is bepalend voor gevelopbouw en –geleding. x Duidelijke opbouw gevel, doorgaand bestaande uit plint, middenstuk en dak, handhaven. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Overwegend materiaalgebruik en kleurtoon x Gevels: baksteen x Kap: donkerkleurige pannen x Kozijnen: hout of goedgelijkend ander materiaal Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Seriematige bouw Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Rechte rooilijn. Zijdelingse afstand: x Aaneengesloten of clusters twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande seriematige woningbouw. x Blokken en woningen onderling: respecteren toegepaste zijdelingse afstand.
348
Deel B - Criteria
Oriëntatie: x De op de straat gerichte oriëntatie handhaven. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x Langwerpig of blokvormig met kap x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw. x In één bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of seriematige tweeonder-één-kap woningen het bestaande beeld handhaven. Bouwhoogte: x 2 bouwlagen met kap x Aansluiten op bouwhoogte binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Kapvorm en kaprichting: x Zadeldak, schilddak. x De kapvorm en –richting dient aan te sluiten bij de aanwezige kapvorm en – richting. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x Zowel een verticale als horizontale geleding. x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit binnen bouwblok of cluster van seriematige, vrijstaande of seriematige twee-onder-één-kap woningen. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels: rode baksteen. x Kozijnen: hout of goedgelijkende andere materialen. x Daken: met pannen bedekt. x Aansluiten bij kleur- en materiaalgebruik binnen bouwblok of cluster van seriematige vrijstaande of twee-onder-één-kap woningen. Detaillering: x Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in de lijn van de architectuur van het geheel. x Het aanbrengen van dakterrassen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte op aan- en bijgebouwen is niet toegestaan.
Hoofdstuk 8
349
Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Klein Sonsbeek (Gebiedstype W1.4) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
350
Deel B - Criteria
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 8
351
8.7 Werkhof Werkhof is de laatste uitbreidingswijk van Werkhoven. De wijk ligt aan de oostrand van de kern, ten westen van de N229 en grenst aan het buitengebied.
Karakteristiek van Werkhof De wijk kenmerkt zich door een ruime verscheidenheid in de bebouwing, als gevolg een wisselende architectuur, goothoogte en verspringende rooilijnen. Werkhof heeft een ruime opzet waarin groen een belangrijke rol speelt. De wijk Werkhof (W1.5) wordt als één gebied gezien.
352
Deel B - Criteria
Werkhof (Gebiedstype W1.5) Omschrijving Bij de recente ontwikkeling van de locatie Werkhof is gezocht naar een verscheidenheid in woningtypologieën, het betreft vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen. De karakteristiek van de bebouwing sluit aan bij de directe omgeving en kenmerkt zich door een wisselende bebouwingsmassa, architectuur, goothoogte, perceelsbreedte en verspringende rooilijnen. De nieuwe bebouwingsrand heeft daardoor een rafelig karakter, wat aansluit bij het dorpse karakter van Werkhoven. Tevens is er een prominente plek voor de kastanjeboom achter de school De Werkhof. Welstandsniveau Voor de woonwijk Werkhof (W1.5) geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor geleden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor woongebieden begin 21e eeuw – W1.5 Situering van het bouwwerk: Rooilijn: x Verspringende rooilijn Zijdelingse afstand: x Wisselende zijdelingse afstand. x Respecteren toegepaste zijdelingse afstand. Oriëntatie: x De gebouwen staan met hun entree en voorgevel gericht naar de openbare weg. x Bijgebouwen dienen terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw te worden geplaatst. Hoofdvormen van het bouwwerk: Bouwmassa: x De uitstraling van de gebouwen is niet massaal maar divers x Bouwmassa qua vorm, maat, schaal en geleding aansluiten bij de belendende bouwmassa/massaopbouw.
Hoofdstuk 8
353
Bouwhoogte: x Maximaal 2 bouwlagen met kap. x Variatie in goothoogte. Kapvorm en kaprichting: x De dakvorm welke gerealiseerd moet worden is een zadeldak, mansardedak of schilddak. x De kaprichting is divers. x Dakopbouwen op kappen zijn niet toegestaan. Gevelaanzichten van het bouwwerk: Gevelopbouw, geleding en plasticiteit: x De gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen aan te sluiten bij gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit van de omliggende bebouwing. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: Materiaalkeuze en kleurgebruik x Gevels worden hoofdzakelijk opgetrokken uit baksteen. Aardkleuren bepalen het gebied van de hoofdvlakken. In lichte kleur geschilderde gevels en stucwerk worden toegestaan indien deze in getemperd kleurniveau worden toegepast; x Het dak van het hoofdgebouw is afgedekt met dakpannen; x Zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn vanaf de openbare weg dienen als voorgevel behandeld te worden. Detaillering: x De gevels van de woningen worden beeindigd door een forse kap, met een duidelijke geprofileerde lijst en of een fors dakoverstek. x Toegevoegde elementen worden zelfstandig vormgegeven in de lijn van de architectuur van het geheel. Reclamerichtlijnen Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
354
Deel B - Criteria
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied van Werkhof (Gebiedstype W1.5) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
Hoofdstuk 8
355
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
356
Deel B - Criteria
8.8 MFA Werkhoven (B2) Ten westen van de Achterdijk in Werkhoven is een multifunctionele accommodatie gesitueerd. De MFA is gelegen aan de westrand van de kern, ten noorden van het sportpark, en grenst direct aan het buitengebied.
Karakteristiek De hoofdbouwmassa van de accommodatie bestaat uit twee bouwlagen met een kap en sluit aan bij het landschappelijke karakter van Werkhoven. De MFA in Werkhoven (B2) wordt als één gebied gezien.
Hoofdstuk 8
357
MFA Werkhoven (Gebiedstype B2) Omschrijving Aan de westzijde van Werkhoven is een multifunctionele accommodatie gevestigd. Deze MFA biedt onder meer onderdak aan een Peuterspeelzaal, basisschool en Jong Nederland. De hoofdbouwmassa van de accommodatie bestaat uit twee bouwlagen met een kap en sluit aan bij het landschappelijke karakter van Werkhoven.
Welstandsniveau Voor dit gebied geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Maatschappelijke en (grootschalige) publieke voorzieningen (B2) Situering Situering: x De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x De zijdelingse afstand tussen de individuele bouw is wisselend. De ruime zijdelingse afstand dient gerespecteerd te worden. x De individuele massa’s zijn verschillend georiënteerd. Het is belangrijk dat de specifieke oriëntatie per pand, cluster of blok gerespecteerd wordt en dat aansluiting gezocht wordt bij de heersende oriëntatie in het gebied. Hoofdvormen Bouwmassa: x De individuele panden hebben een eigen gezicht en kennen een eigen hoofdbouwvorm. Aan de randen van gebieden dient de vorm van de bouwmassa ervoor te zorgen dat de gebouwen worden opgenomen in de parkachtige setting x De massa is geleed. x Toegepast zijn langwerpige en blokvormige bouwvormen. Bouwhoogte: x De massa’s hebben een wisselende bouwhoogte. Kapvorm: x Zadeldak
358
Deel B - Criteria
Gevelaanzichten Gevelopbouw x Gevelopbouw, gevelgeleding en plasticiteit dienen in grote lijnen aan te sluiten op de in de omgeving aanwezige karakteristieken. x De bouwmassa’s hebben een horizontale en verticale geleding. x De gebouwen kennen een duidelijke ingangspartij. Materialisatie en detaillering Materiaalkeuze en kleurgebruik: x Gevels: hout en baksteen. x De kleuren zijn terughoudend. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree moet herkenbaar zijn. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen het gebied MFA Werkhoven (Gebiedstype B2) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
Hoofdstuk 8
359
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Een dakkapel is niet toegestaan.
360
Deel B - Criteria
9.
BUITENGEBIED
Karakteristiek buitengebied gemeente Bunnik De gemeente Bunnik is een landelijke gemeente gelegen in het Kromme Rijngebied (G6.1). Het rivierenlandschap van de Kromme Rijn is gevormd door het meanderend verloop van de Kromme Rijn, met aangrenzende hoger gelegen oeverwallen waarop karakteristieke brinkdorpen zijn ontstaan. De kernen Bunnik, Odijk en Werkhoven, worden met elkaar verbonden door de Kromme Rijn. Deze onbedijkte rivier slingert tussen twee landschappen in, namelijk de noordelijk gelegen Utrechtse Heuvelrug en de ten zuiden van de Kromme Rijn gelegen stroomruglandschap. Eens vormde deze rivier de noordgrens van het Romeinse Rijk, de Limes. Later was het de belangrijkste transportader tussen de handelsplaats Dorestad, het huidige Wijk bij Duurstede, en de bisschopsstad Utrecht. Ten zuiden van de Kromme Rijn bevindt zich op de fossiele stroomruggen van de Rijn het oude akkerbouwgebied. Bochtige wegen en een vlechtend patroon van restgeulen geven de diverse stroomrugstelsels aan. Vroeg middeleeuwse brinkdorpen, waaronder Bunnik, Odijk en Werkhoven, liggen in de binnenbochten van de Kromme Rijn. Werkhoven is ontstaan op een donk, een hogergelegen zandopduiking. Onregelmatige blokverkavelingen met verspreide boerderijen en strokenverkavelingen in de lager gelegen kommen wisselen elkaar af. Vanaf het midden van de 19e eeuw is in het Kromme Rijngebied de fruitteelt op grotere schaal opgekomen. Kenmerkend voor het buitengebied zijn dan ook de veel boomgaarden die hier voorkomen. Ten noorden van de Kromme Rijn ter hoogte van Odijk en Werkhoven ligt het Langbroekerweteringgebied (G6.2). Het gebied heeft een zeer herkenbare en historisch waardevolle strokenverkaveling. De Langbroekerwetering heeft als een ontginningsbasis gediend, waarlangs verschillende landgoederen, kastelen en boerderijen zijn ontstaan. Bijna alle boerderijen behoren tot het Hallehuistype. (zie themablad
Hoofdstuk 9
361
Historische (hallehuis)boerderijen). Het staat bekend om zijn coulissenlandschap, doordat de weidegebieden worden afgewisseld met langgerekte bospercelen. Voor dit gebied is een beeldkwaliteitsplan opgesteld Waardevolle plekken in de gemeente Bunnik zijn de buitenplaatsen Amelisweerd en Rhijnauwen, en delen van de Hollandse Waterlinie, waaronder fort Rhijnauwen en fort Vechten. Bij Vechten ligt een historisch knooppunt, hier snijden de Romeinse Limes en de Hollandse Waterlinie elkaar. In het buitengebied van de gemeente Bunnik zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden: x Buurtschap Vechten (H5.2) x Landelijk stroomruglint (H5.3) x Landelijk polderlint (H6.3) x Ruilverkavelingslint (H7.3) x Forten, landgoederen en begraafplaatsen(G1) x Sportterreinen, Volkstuinen en recreatiegebieden (G3) x MOB-complex (B3.B)
362
Deel B - Criteria
9.1 Buurtschap Vechten (Gebiedstype H5.2)
Een buurtschap is van oudsher een dicht bebouwd lint gelegen op een belangrijk punt van een stroomrug. Vechten ligt op een historisch knooppunt, hier snijden de Romeinse Limes (nu de Kromme Rijn) en de Hollandse Waterlinie elkaar. Het buurtschapje Vechten was in de Romeins tijd een legerplaats, Fectio genaamd. Omschrijving Het buurtschap Vechten ligt ten westen van Bunnik op de kruising van de Achterdijk en de Provinciale weg, nabij de spoorlijn. Het buurtschapje wordt gevormd door vrijstaande en geclusterde (agrarische) bebouwing en kleine langwerpige en blokvormige bouwmassa’s. Hier en daar staan er nog enkele voormalige (monumentale) boerderijen.
Agrarische gebouwen Er zijn verschillende typen agrarische bedrijven te onderscheiden: x intensieve veehouderij; x melkveehouderij; x akkerbouwbedrijf; x vollegrondsteeltbedrijf. Voor de verschillende bedrijfstypen zijn min of meer algemene productiecriteria gaan gelden die in de bedrijfsmiddelen (gebouwen en machines) en inrichting van de gronden zichtbaar worden. Door een toenemende schaalvergroting van productie en bedrijven neemt de schaal van de gebouwen navenant toe. Dit levert verschillen op tussen oud en nieuw. Het economisch produceren heeft tot gevolg dat standaard bedrijfsgebouwen opgebouwd uit geprefabriceerde onderdelen het beeld kunnen gaan bepalen. Deze bebouwing wordt gerealiseerd vanuit een primair functioneel oogpunt. Deze productiemiddelen bezitten een volume en nemen ruimte in,
Hoofdstuk 9
363
maar vormen eveneens ruimte(n). Deze volumes en ruimten hebben onderling verhoudingen die de schaal en het beeld van het geheel bepalen. Dit beeld wordt verder bepaald door vormgeving en detaillering. Bij het situeren van agrarische bedrijfsbebouwing zijn aspecten als kavelafmeting en bedrijfsvoering bepalend. De invoeging van het nieuwe volume in het landschap moet echter ook een vanzelfsprekende plaats krijgen in het landschap. Van belang daarbij is onder welke hoeken het complex kan worden waargenomen. Bestaande oriëntatiemogelijkheden en zichtassen dienen gerespecteerd te worden. Hierdoor wordt de bebouwing geen incident in het landschap, maar kan deze iets toevoegen aan de aanwezige ruimtelijke structuur en zich voegen naar een aanwezig ruimtelijk patroon. De bebouwing moet als het ware rusten in en aansluiten bij het landschap. Bij de benadering van een agrarisch bedrijfsgebouw zijn silhouet, volume en vorm van belang. Van enige afstand zijn de details van de gebouwen minder belangrijk. Wel van belang is bijvoorbeeld het voorkomen van weerkaatsing van het zonlicht op een (te) licht dak. Bepalend voor de totaalindruk zijn de proporties en de rangschikking van de gebouwen onderling en de geleding die daardoor ontstaat. Juist gesitueerde beplanting kan deze totaalindruk versterken, maar hierop kan met welstand niet gestuurd worden. Een agrarisch bedrijf bestaat uit verschillende gebouwde onderdelen. Naast ‘echte’ gebouwen, zijn dat bijvoorbeeld ook glasopstanden (kassen), technische installaties, sleufsilo’s en waterbassins. Welstandsniveau Voor de vrijstaande woningen in de Vechten geldt het BIJZONDER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 Type A: Langwerpige boerderijachtige bouwmassa’s met een van oorsprong agrarische functie. Type B: Kleinere langwerpige en blokvormige bouwmassa’s met een niet agrarische functie. Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar.
364
Deel B - Criteria
Oriëntatie: x Haaks op de straat (dwarsrichting). x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. x Hoofdbebouwing is gesitueerd op de kop van de kavel. Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend met forse kap. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. x Per erf of kavel is er één hoofdbouwmassa. Bijgebouwen liggen achter de hoofdbouwmassa om de doorzichten naar het achtergebied te behouden. x Bijgebouwen alleen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 1,5 bouwlaag, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: x Haaks op het lint (dwarsrichting). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x Specifieke bouwwerken als erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen en stuc. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen).
Hoofdstuk 9
365
Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Gebogen rooilijn, volgt de weg. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. In achtneming van de doorzichten naar het achtergebied. Oriëntatie: x Evenwijdig aan de straat (langsrichting). Veelal dicht op de straat. x Aan de stroomrugzijde van de wegen is bij (vervangende) nieuwbouw de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpig, liggend en blokvormig met kap. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw streven naar zorgvuldige inpassing tussen de bestaande bebouwing. Bouwstijl conformeren naar de bouwstijl van de naastgelegen bebouwing. x Aan- en bijgebouwen achter de hoofdbebouwing. Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen, passend in de gevelwand. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap. Kaprichting: x Evenwijdig (langsrichting) of haaks (dwarsrichting) op het lint.
366
Deel B - Criteria
Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in boven- en onderstuk. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. Plasticiteit: x Specifieke bouwwerken als erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; riet of gebakken pannen. x Gevel: bakstenen. Materiaalkleur: x Baksteenkleur; donkere tinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Aanvullende criteria voor de gebieden met een BIJZONDER niveau van welstand. Specifieke materiaalkleur x Gevel; baksteen en stuc. Plaatmaterialen zijn in principe niet toegestaan. Specifieke materiaalkleur: x Baksteenkleur; hardgrauw en klinker en lichte stuckleur. Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Toepassen van een gestuct trasraam toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor woongebieden (zie paragraaf 11.6) van toepassing.
Hoofdstuk 9
367
Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Stroomruglint; uitloper/buurtschap H5.2 Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat.
368
Deel B - Criteria
x x x x x x x x x
Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 9
369
9.2 Landelijk stroomruglint (Gebiedstype H5.3) Landelijke stroomruglinten worden gekenmerkt door een open structuur met overwegend vrijstaande bebouwing. De bebouwing ligt verder terug van het lint. De bebouwingsvorm komt overeen met de bebouwing aan de half-open stroomruglinten. De bebouwing staat overwegend op een behoorlijke afstand van elkaar. Tussen de bebouwing door is het hoogteverschil tussen de bebouwde ruggen en de lager gelegen kommen goed te zien. Hier en daar ligt de bebouwing niet direct aan de weg, maar is deze gesitueerd op een afstand in het weidegebied. Door middel van een verhard pad is de bebouwing met de aangrenzende stallen en schuren te bereiken. Omschrijving In de gemeente Bunnik zijn verschillende linten aangeduid als landelijk stroomruglinten (zoals Achterdijk, Rijsburgerweg, Tureluurweg, Grote Laan, Werkhovenseweg, Graaf van Lynden van Sandenburgweg, Leemkolkweg, Hollende Wagenweg, Watertorenweg, Jachtrustlaan De bebouwing aan het landelijk stroomruglint bestaat voornamelijk uit langwerpige, boerderijachtige bouwmassa's die soms de loop van het stroomruglint volgen en soms iets geïsoleerd ten opzichte van het lint staan. In het landelijke stroomruglint bepaalt een open rooilijn de structuur van het occupatiepatroon. Het landelijke stroomruglint kent een diversiteit aan lintbebouwing. Deze bebouwing staan hoofdzakelijk, soms in clusters, op een behoorlijke afstand van elkaar. Deze is geregeld afgewisseld met doorzichten naar het achterliggende landschap en hoofdzakelijk opgebouwd uit langwerpige boerderijachtige hoofdbouwmassa’s met een van oorsprong agrarische functie. De bebouwing heeft een ingetogen vormgeving, eenduidige massavormen met kappen.
370
Deel B - Criteria
Agrarische gebouwen Er zijn verschillende typen agrarische bedrijven te onderscheiden: x intensieve veehouderij; x melkveehouderij; x akkerbouwbedrijf; x vollegrondsteeltbedrijf. Voor de verschillende bedrijfstypen zijn min of meer algemene productiecriteria gaan gelden die in de bedrijfsmiddelen (gebouwen en machines) en inrichting van de gronden zichtbaar worden. Door een toenemende schaalvergroting van productie en bedrijven neemt de schaal van de gebouwen navenant toe. Dit levert verschillen op tussen oud en nieuw. Het economisch produceren heeft tot gevolg dat standaard bedrijfsgebouwen opgebouwd uit geprefabriceerde onderdelen het beeld kunnen gaan bepalen. Deze bebouwing wordt gerealiseerd vanuit een primair functioneel oogpunt. Deze productiemiddelen bezitten een volume en nemen ruimte in, maar vormen eveneens ruimte(n). Deze volumes en ruimten hebben onderling verhoudingen die de schaal en het beeld van het geheel bepalen. Dit beeld wordt verder bepaald door vormgeving en detaillering. Bij het situeren van agrarische bedrijfsbebouwing zijn aspecten als kavelafmeting en bedrijfsvoering bepalend. De invoeging van het nieuwe volume in het landschap moet echter ook een vanzelfsprekende plaats krijgen in het landschap. Van belang daarbij is onder welke hoeken het complex kan worden waargenomen. Bestaande oriëntatiemogelijkheden en zichtassen dienen gerespecteerd te worden. Hierdoor wordt de bebouwing geen incident in het landschap, maar kan deze iets toevoegen aan de aanwezige ruimtelijke structuur en zich voegen naar een aanwezig ruimtelijk patroon. De bebouwing moet als het ware rusten in en aansluiten bij het landschap. Bij de benadering van een agrarisch bedrijfsgebouw zijn silhouet, volume en vorm van belang. Van enige afstand zijn de details van de gebouwen minder belangrijk. Wel van belang is bijvoorbeeld het voorkomen van weerkaatsing van het zonlicht op een (te) licht dak. Bepalend voor de totaalindruk zijn de proporties en de rangschikking van de gebouwen onderling en de geleding die daardoor ontstaat. Juist gesitueerde beplanting kan deze totaalindruk versterken, maar hierop kan met welstand niet gestuurd worden. Een agrarisch bedrijf bestaat uit verschillende gebouwde onderdelen. Naast ‘echte’ gebouwen, zijn dat bijvoorbeeld ook glasopstanden (kassen), technische installaties, sleufsilo’s en waterbassins. Welstandsniveau Voor de landelijke stroomruglinten geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 9
371
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; landelijk H5.3 Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Verspringend, de weg van het lint volgend. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. In clusters en individueel. Oriëntatie: x Bij (vervangende) nieuwbouw is de positie op de kop van de kavel en de oriëntatie op de kavelrichting van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. x In geval van clustering op een stroomrug verder van het hoofdlint is de hoofdbebouwing georiënteerd op het erf. x Bijgebouwen zijn gesitueerd achter (in geval van oriëntering op het stroomruglint en/of erf) en opzij van (in geval van oriëntering op het erf) de hoofdbebouwing. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Aansluiten bij de langwerpige, (liggende) bouwmassa’s. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa situeren om de doorzichten naar het achtergebied te behouden. Bouwhoogte: x 1 tot 2 bouwlagen met kap handhaven, afstemmen op de bebouwingshoogte van de omgeving. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. x Toevoegingen aan het dakvlak aan de achterzijde van de hoofdbouw situeren. x Kapvorm bijgebouwen afstemmen op kapvorm hoofdbebouwing. Kaprichting: x Haaks (dwarsrichting) op het lint. x Afstemmen op verkaveling landschap. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en een onderstuk. x De uitstraling van de bouwstijl prevaleert hierbij de herkenbaarheid van de functie van het bouwwerk.
372
Deel B - Criteria
Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Staande kozijnen en ramen. x Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw. Plasticiteit: x Erkers, dakkapellen en overige aanbouwen en toevoegingen in de gevelwand of aan het dakvlak in maatvoering, architectuur en detaillering afstemmen op de hoofdbebouwing. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Deuren en kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen of riet x Gevel: bakstenen. x Aanbouwen (gevel en dakvlak): materiaal conformeren aan materiaal gevel/dakvlak. x Bijgebouwen: uitvoeren in metselwerk, gepotdekseld hout. Materiaalkleur: x Tegengaan van gebruik van sterk met de omgeving contrasterende kleuren zoals: oranje gifgroen of fel paars etc. x Het is van belang het kleurgebruik af te stemmen op de omgeving passende kleuren hierbij zijn: donkere kleuren (aardtinten rood en bruin, zwart en donker groen); x Baksteenkleur; rode aardtinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). x Hout bij bijgebouwen: donkere kleurstelling in Oud-Hollandse kleuren Detaillering: x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor groen buitengebied (zie paragraaf 11.7) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 9
373
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Gebiedsgerichte welstandscriteria voor stroomruglint; landelijk H5.3 Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
374
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 9
375
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen aan Stroomruglint; landelijk – H5.3 Bij de criteria wordt onderscheid gemaakt naar: x criteria voor het eerste (agrarische) bedrijfsgebouw: een hal op een ‘lege’ kavel en criteria voor de vervolgbouwactiviteiten op een kavel; x criteria voor technische installaties, zoals voedersilo’s en warmtekrachtinstallaties; x criteria voor bouwwerken als sleufsilo’s en waterbassins. A) Criteria voor (agrarische) bedrijfsgebouwen (type ‘hallen’ / ‘schuren’) ligging en situering: x Voor het eerste agrarische bedrijfsgebouw staat parallel aan de kavel. x De lengte van de bedrijfsgebouwen staat parallel aan de kavel. x Voor de volgende bouwactiviteiten dient de situering afgestemd te worden op het eerste gerealiseerde gebouw op de kavel. x De bedrijfsbebouwing dient geclusterd te worden. x Aanhouden van de doorzichten langs de hoofdsloten of hoofdvaarten. x Situering van de bedrijfsgebouwen achter het woongedeelte en de bijgebouwen, zodat er sprake is van een woon- en een bedrijfszone. massa, vorm en gevelindeling van het gebouw: x De hoogte - lengte – breedte verhouding, de hellingshoek en het type kap moet ertoe bijdragen dat het agrarische bedrijfsgebouw rust in en aansluit bij het landschap. x De gevelindeling is voor agrarische bedrijfsbebouwing alleen van belang voor die gebouwen aan de straat. De gevelindeling dient aan te sluiten op die van de omliggende gebouwen. x Massa qua maat en schaal passend in landschap en bij omliggende bebouwing. x Opdelen van forse massa’s. detaillering, materiaal en kleur van het gebouw: x De detaillering dient aan te sluiten op de detaillering van de reeds aanwezige bebouwing. x Het kleur- en materiaalgebruik heeft een natuurlijke uitstraling en draagt bij aan het beeld dat het bouwwerk in het landschap rust. De voorkeur gaat uit naar (gepotdekseld) hout, gemetseld met baksteen in aardtinten of donkerkleurig (zwart of groen) golfplaat met een gemetselde plint (hierbij is prefabgemetselde look toegestaan). x Profielplaten, donker groen of rode baksteen met gemetselde plint, dak golfplaten antraciet of geïsoleerd golfprofiel plaatmateriaal in donker grijze kleur (gedekte kleur), (hierbij zijn prefab-gemetselde steenstrips toegestaan).
376
Deel B - Criteria
x x
Hoofdzakelijk gebruik van beton of kunststof is niet toegestaan. Contrasterende en felle kleuren, wit of lichtgrijs zijn niet toegestaan.
B) Criteria voor technische installaties ligging en situering: x De technische installaties dienen gerelateerd aan een agrarisch bedrijfsgebouw geplaatst te worden. massa en vorm: x De hoogte-breedte verhouding dient aan te sluiten bij de bestaande bebouwing. detaillering, materiaal en kleur: x De installaties mogen een technische uitstraling en een technische kleur (zoals grijstinten) hebben. x De kleur dient gedekt te zijn en aan te sluiten bij de functie van de installatie. x Contrasterende en felle kleuren zijn niet toegestaan. C) Criteria voor sleufsilo’s en waterbassins ligging en situering: x Deze bouwwerken dienen gerelateerd aan een agrarisch bedrijfsgebouw geplaatst te worden. detaillering, materiaal en kleur: x Het kleur- en materiaalgebruik dient aan te sluiten bij het landschap, het dienen gedekte kleuren te zijn.
Hoofdstuk 9
377
9.3 Landelijk polderlint (Gebiedstype H6.3) Polderlinten worden gekenmerkt door langgerekte landschappelijke lijnen met bebouwing in verschillende dichtheden. Het Kromme Rijngebied is verkaveld en in cultuur gebracht vanaf de oeverwallen van de Kromme Rijn, de stroomruglinten. Later gevolgd door nederzettingen langs de dwars op de stroomruggen aangelegde dijkjes tussen de oude verbindingswegen: de polderlinten. Vermoedelijk waren de dijkjes bedoeld om gebieden rondom dorpen te beschermen tegen overstromingen als de Lekdijk zou doorbreken. Langs de dijkjes zijn verschillende linten ontstaan. De bebouwing aan het polderlint langs de dijkjes heeft dezelfde richting als de strokenverkaveling van de kommen. Omschrijving Landelijke polderlinten bestaan uit vrijstaande bebouwing. Deze kan van oorsprong een relatie hebben met het achterliggende agrarische gebied. Ze zijn op de verkavelingrichting en niet op de weg gesitueerd. De bebouwing staat op een behoorlijke afstand van elkaar. In een aantal gevallen zullen enkele gebouwen dichter bij elkaar staan. Het beeld van een landelijk polderlint wordt echter gekenmerkt door een zekere openheid. Deze wordt versterkt door de situering van de bebouwing; op enige afstand van de weg. De kapvorm van de bebouwing aan de landelijke polderlinten bestaat overwegend uit een zadeldak in dwarsrichting (op de weg). De bebouwing heeft een ingetogen vormgeving, eenduidige massavormen met kappen. In de gemeente Bunnik zijn de volgende linten aan te geven als landelijk polderlinten: - De Burgweg; - Het Oostromsdijkje; - De op de gemeentegrens liggende Tuurdijk.
378
Deel B - Criteria
De bebouwing aan landelijke polderlinten is opgebouwd uit voornamelijk langwerpige bouwmassa's en enkele kleinere bouwmassa's die gezamenlijk de loop van het polderlint volgen. Aan de landelijke polderlinten bepalen de open rooilijnen de structuur van het occupatiepatroon. Agrarische gebouwen Er zijn verschillende typen agrarische bedrijven te onderscheiden: x intensieve veehouderij; x melkveehouderij; x akkerbouwbedrijf; x vollegrondsteeltbedrijf. Voor de verschillende bedrijfstypen zijn min of meer algemene productiecriteria gaan gelden die in de bedrijfsmiddelen (gebouwen en machines) en inrichting van de gronden zichtbaar worden. Door een toenemende schaalvergroting van productie en bedrijven neemt de schaal van de gebouwen navenant toe. Dit levert verschillen op tussen oud en nieuw. Het economisch produceren heeft tot gevolg dat standaard bedrijfsgebouwen opgebouwd uit geprefabriceerde onderdelen het beeld kunnen gaan bepalen. Deze bebouwing wordt gerealiseerd vanuit een primair functioneel oogpunt. Deze productiemiddelen bezitten een volume en nemen ruimte in, maar vormen eveneens ruimte(n). Deze volumes en ruimten hebben onderling verhoudingen die de schaal en het beeld van het geheel bepalen. Dit beeld wordt verder bepaald door vormgeving en detaillering. Bij het situeren van agrarische bedrijfsbebouwing zijn aspecten als kavelafmeting en bedrijfsvoering bepalend. De invoeging van het nieuwe volume in het landschap moet echter ook een vanzelfsprekende plaats krijgen in het landschap. Van belang daarbij is onder welke hoeken het complex kan worden waargenomen. Bestaande oriëntatiemogelijkheden en zichtassen dienen gerespecteerd te worden. Hierdoor wordt de bebouwing geen incident in het landschap, maar kan deze iets toevoegen aan de aanwezige ruimtelijke structuur en zich voegen naar een aanwezig ruimtelijk patroon. De bebouwing moet als het ware rusten in en aansluiten bij het landschap. Bij de benadering van een agrarisch bedrijfsgebouw zijn silhouet, volume en vorm van belang. Van enige afstand zijn de details van de gebouwen minder belangrijk. Wel van belang is bijvoorbeeld het voorkomen van weerkaatsing van het zonlicht op een (te) licht dak. Bepalend voor de totaalindruk zijn de proporties en de rangschikking van de gebouwen onderling en de geleding die daardoor ontstaat. Juist gesitueerde beplanting kan deze totaalindruk versterken, maar hierop kan met welstand niet gestuurd worden.
Hoofdstuk 9
379
Een agrarisch bedrijf bestaat uit verschillende gebouwde onderdelen. Naast ‘echte’ gebouwen, zijn dat bijvoorbeeld ook glasopstanden (kassen), technische installaties, sleufsilo’s en waterbassins. Welstandsniveau Voor de landelijke polderlinten geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor landelijke polderlinten H6.3 Type A: Langwerpige boerderijachtige bouwmassa’s met een van oorsprong agrarische functie. Type B: Kleinere langwerpige en blokvormige bouwmassa’s met een niet agrarische functie. Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Rechtlijnig karakter van het lint handhaven door toepassing van rechte rooilijnen. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Behouden van open en weidse karakter van het lint - géén visuele verdichtingen toepassen. x Bij (vervangende) nieuwbouw is de positie op de kop van de kavel en de situering evenwijdig aan de kavelrichting. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Aansluiten bij de Langwerpige, (liggende) bouwmassa’s. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. Bouwhoogte: x 1 tot 1,5 bouwlaag, afstemmen op de bebouwingshoogte van de omgeving. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. x Toevoegingen aan het dakvlak aan de achterzijde van de hoofdbouw situeren. x Kapvorm bijgebouwen afstemmen op kapvorm hoofdbebouwing.
380
Deel B - Criteria
Kaprichting: x Haaks op het lint (dwarsrichting). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en een onderstuk. x Aandacht voor zijgevels die door de openheid in het zicht komen te liggen door afstemming gevelopbouw en -geleding tussen zij- en voorgevel. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Gebruik van staande kozijnen en ramen. x Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw. Plasticiteit: x Erkers, dakkapellen en overige aanbouwen en toevoegingen in de gevelwand of aan het dakvlak in maatvoering, architectuur en detaillering afstemmen op de hoofdbebouwing. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Deuren en kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen of riet. x Gevel: bakstenen of ijsselsteentjes. x Bijgebouwen: uitvoeren in metselwerk, gepotdekseld hout. Materiaalkleur: x Geen contrasterende kleuren zoals: oranje gifgroen of fel paars etc. x Het is van belang het kleurgebruik af te stemmen op de omgeving passende kleuren hierbij zijn: donkergroen, zwart, donkergrijs. x Baksteenkleur; rode aardtinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). x Hout bij bijgebouwen: donkere kleurstelling in Oud-Hollandse kleuren. Detaillering: x Sobere detaillering. x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan.
Hoofdstuk 9
381
Reclamerichtlijnen: x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor groen buitengebied (zie paragraaf 11.7) van toepassing. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Rechtlijnig karakter van het lint handhaven door toepassing van rechte rooilijnen. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Behouden van open en weidse karakter van het lint - géén visuele verdichtingen toepassen. x Bij (vervangende) nieuwbouw is de positie op de kop van de kavel en de oriëntatie met de voorgevel haaks op de kavelrichting van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpige, (liggende of staande) en blokvormige bouwmassa’s. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw streven naar zorgvuldige inpassing tussen de bestaande bebouwing. Bouwstijl conformeren naar de bouwstijl van de naastgelegen bebouwing. Bouwhoogte: x tot 2 bouwlagen met kap, afstemmen op de bebouwingshoogte van de omgeving. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap. x Kapvorm bijgebouwen afstemmen op kapvorm hoofdbebouwing. Kaprichting: x Haaks (dwarsrichting) op het lint. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en een onderstuk. x Aandacht voor zijgevels die door de openheid in het zicht komen te liggen door afstemming gevelopbouw en -geleding tussen zij- en voorgevel
382
Deel B - Criteria
x
De uitstraling van de bouwstijl is hierbij belangrijker dan de herkenbaarheid van de functie van het bouwwerk. Gevelgeleding: x Horizontale en verticale geleding. x Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw. Plasticiteit: x Erkers, dakkapellen en overige aanbouwen en toevoegingen in de gevelwand of aan het dakvlak in maatvoering, architectuur en detaillering afstemmen op de hoofdbebouwing. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Deuren en kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen of riet x Gevel: bakstenen of ijsselsteentjes x Bijgebouwen: uitvoeren in metselwerk of gepotdekseld hout. Materiaalkleur: x Geen contrasterende kleuren zoals: oranje gifgroen of fel paars etc. x Het is van belang het kleurgebruik af te stemmen op de omgeving passende kleuren hierbij zijn: donkergroen, zwart, donkergrijs. x Baksteenkleur; rode aardtinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). x Hout bij bijgebouwen: donkere kleurstelling in Oud-Hollandse kleuren Detaillering: x Sobere detaillering. x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Reclamerichtlijnen: x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor groen buitengebied (zie paragraaf 11.7) van toepassing.
Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Hoofdstuk 9
383
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Landelijke polderlinten H6.3 Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok.
384
Deel B - Criteria
x x x x x x x
Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 9
385
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen aan Polderlint; Landelijk – H6.3 Bij de criteria wordt onderscheid gemaakt naar: x criteria voor het eerste (agrarische) bedrijfsgebouw: een hal op een ‘lege’ kavel en criteria voor de vervolgbouwactiviteiten op een kavel; x criteria voor technische installaties, zoals voedersilo’s en warmtekrachtinstallaties; x criteria voor bouwwerken als sleufsilo’s en waterbassins. A) Criteria voor (agrarische) bedrijfsgebouwen (type ‘hallen’ / ‘schuren’) ligging en situering: x Voor het eerste agrarische bedrijfsgebouw staat parallel aan de kavel. x De lengte van de bedrijfsgebouwen staat parallel aan de kavel. x Voor de volgende bouwactiviteiten dient de situering afgestemd te worden op het eerste gerealiseerde gebouw op de kavel. x De bedrijfsbebouwing dient geclusterd te worden. x Aanhouden van de doorzichten langs de hoofdsloten of hoofdvaarten. x Situering van de bedrijfsgebouwen achter het woongedeelte en de bijgebouwen, zodat er sprake is van een woon- en een bedrijfszone. massa, vorm en gevelindeling van het gebouw: x De hoogte - lengte – breedte verhouding, de hellingshoek en het type kap moet ertoe bijdragen dat het agrarische bedrijfsgebouw rust in en aansluit bij het landschap. x De gevelindeling is voor agrarische bedrijfsbebouwing alleen van belang voor die gebouwen aan de straat. De gevelindeling dient aan te sluiten op die van de omliggende gebouwen. x Massa qua maat en schaal passend in landschap en bij omliggende bebouwing. x Opdelen van forse massa’s. detaillering, materiaal en kleur van het gebouw: x De detaillering dient aan te sluiten op de detaillering van de reeds aanwezige bebouwing. x Het kleur- en materiaalgebruik heeft een natuurlijke uitstraling en draagt bij aan het beeld dat het bouwwerk in het landschap rust. De voorkeur gaat uit naar (gepotdekseld) hout, gemetseld met baksteen in aardtinten of donkerkleurig (zwart of groen) golfplaat met een gemetselde plint (hierbij is prefabgemetselde look toegestaan). x Profielplaten, donker groen of rode baksteen met gemetselde plint, dak golfplaten antraciet of geïsoleerd roevendak plaatmateriaal in donker grijze kleur (gedekte kleur), (hierbij is prefab-gemetselde look toegestaan).
386
Deel B - Criteria
x x
Hoofdzakelijk gebruik van beton of kunststof is niet toegestaan. Contrasterende en felle kleuren, wit of lichtgrijs zijn niet toegestaan.
B) Criteria voor technische installaties ligging en situering: x De technische installaties dienen gerelateerd aan een agrarisch bedrijfsgebouw geplaatst te worden. massa en vorm: x De hoogte-breedte verhouding dient aan te sluiten bij de bestaande bebouwing detaillering, materiaal en kleur: x De installaties mogen een technische uitstraling en een technische kleur (zoals grijstinten) hebben. x De kleur dient gedekt te zijn en aan te sluiten bij de functie van de installatie. x Contrasterende en felle kleuren zijn niet toegestaan. C) Criteria voor sleufsilo’s en waterbassins ligging en situering: x Deze bouwwerken dienen gerelateerd aan een agrarisch bedrijfsgebouw geplaatst te worden. detaillering, materiaal en kleur: x Het kleur- en materiaalgebruik dient aan te sluiten bij het landschap, het dienen gedekte kleuren te zijn. x Laten begroeien.
Hoofdstuk 9
387
9.4 Ruilverkavelingslint (Gebiedstype H7.3)
Ruilverkavelingslinten worden gekenmerkt door langgerekte landschappelijke lijnen met bebouwing in lage dichtheden. Ze zijn ontstaan langs nieuwe ontsluitingswegen.
Omschrijving Door het Kromme Rijngebied zijn enkele nieuwe ontsluitingswegen aangelegd waarlangs nieuwe boerderijen zijn gebouwd. Bij de ruilverkavelinglinten langs de nieuwe wegen liggen de boerderijen op regelmatige, vrij grote afstand van elkaar en kennen een erfbeplanting. In de gemeente Bunnik is de parallelweg van de A12 te karakteriseren als ruilverkavelingslint. De bebouwing aan de ruilverkavelingslinten wordt gekenmerkt door een eenvoudige hoofdmassa, geflankeerd door één of meerdere bijgebouwen. De meeste bebouwing is agrarisch of heeft een duidelijke functionele relatie met het agrarisch achterland (gehad). Bij (vervangende) nieuwbouw dient de bebouwing op te gaan in het landschap en daardoor niet als storende factor te worden ervaren. Dit kan bereikt worden door te bouwen op forsere afstanden van naburige bebouwing, door erfafscheidingen en door het toepassen van gedekt (donker) kleurgebruik. Agrarische gebouwen Er zijn verschillende typen agrarische bedrijven te onderscheiden: x intensieve veehouderij; x melkveehouderij; x akkerbouwbedrijf; x vollegrondsteeltbedrijf. Voor de verschillende bedrijfstypen zijn min of meer algemene productiecriteria gaan gelden die in de bedrijfsmiddelen (gebouwen en machines) en inrichting van de gronden zichtbaar worden. Door een toenemende schaalvergroting van productie en bedrijven neemt de schaal van de gebouwen navenant toe. Dit levert verschillen op tussen oud en nieuw. Het economisch produceren heeft tot gevolg dat stan-
388
Deel B - Criteria
daard bedrijfsgebouwen opgebouwd uit geprefabriceerde onderdelen het beeld kunnen gaan bepalen. Deze bebouwing wordt gerealiseerd vanuit een primair functioneel oogpunt. Deze productiemiddelen bezitten een volume en nemen ruimte in, maar vormen eveneens ruimte(n). Deze volumes en ruimten hebben onderling verhoudingen die de schaal en het beeld van het geheel bepalen. Dit beeld wordt verder bepaald door vormgeving en detaillering. Bij het situeren van agrarische bedrijfsbebouwing zijn aspecten als kavelafmeting en bedrijfsvoering bepalend. De invoeging van het nieuwe volume in het landschap moet echter ook een vanzelfsprekende plaats krijgen in het landschap. Van belang daarbij is onder welke hoeken het complex kan worden waargenomen. Bestaande oriëntatiemogelijkheden en zichtassen dienen gerespecteerd te worden. Hierdoor wordt de bebouwing geen incident in het landschap, maar kan deze iets toevoegen aan de aanwezige ruimtelijke structuur en zich voegen naar een aanwezig ruimtelijk patroon. De bebouwing moet als het ware rusten in en aansluiten bij het landschap. Bij de benadering van een agrarisch bedrijfsgebouw zijn silhouet, volume en vorm van belang. Van enige afstand zijn de details van de gebouwen minder belangrijk. Wel van belang is bijvoorbeeld het voorkomen van weerkaatsing van het zonlicht op een (te) licht dak. Bepalend voor de totaalindruk zijn de proporties en de rangschikking van de gebouwen onderling en de geleding die daardoor ontstaat. Juist gesitueerde beplanting kan deze totaalindruk versterken, maar hierop kan met welstand niet gestuurd worden. Een agrarisch bedrijf bestaat uit verschillende gebouwde onderdelen. Naast ‘echte’ gebouwen, zijn dat bijvoorbeeld ook glasopstanden (kassen), technische installaties, sleufsilo’s en waterbassins. Welstandsniveau Voor de ruilverkavelingslinten geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 9
389
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor ruilverkavelingslinten; landelijk - H7.3 Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Verspringend. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Op forse afstand. Oriëntatie: x Bij (vervangende) nieuwbouw van een agrarisch bedrijf moet extra aandacht worden besteed aan de compositie op het erf. De bedrijfswoning dient op de kop van de kavel gesitueerd te zijn, loodsen en schuren daarachter echter niet allemaal op één lijn. x De oriëntatie van de hoofdbouw is gericht op het erf. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Aansluiten bij de Langwerpige, (liggende) bouwmassa’s. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. Bouwhoogte: x Hoofdbouwmassa: 1 tot 2 bouwlagen met kap. x Voor agrarische bouwwerken geen gebouwen zijnde (zoals silo’s) is een hogere bouwhoogte mogelijk. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. Kaprichting: x In geval van oriëntering op het ruilverkavelingslint: kaprichting haaks op het lint (dwarsrichting). x In geval van oriëntering op het erf: kaprichting dwars op de weg. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw en geleding x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel. x Voorgevel van het hoofdgebouw heeft een verticale geleding door gebruik van staande kozijnen en ramen. x Specifieke bouwwerken als erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn en architectuur van het geheel.
390
Deel B - Criteria
Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Deuren en kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen of riet x Gevel: bakstenen. x Bijgebouwen: uitvoeren in metselwerk, gepotdekseld hout. Materiaalkleur: x Geen contrasterende kleuren zoals: oranje gifgroen of fel paars etc. x Het is van belang het kleurgebruik af te stemmen op de omgeving passende kleuren hierbij zijn: donkere aardtinten rood en bruin, zwart en donker groen. x Baksteenkleur; rode aardtinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). x Hout bij bijgebouwen: donkere kleurstelling in Oud-Hollandse kleuren Detaillering: x Sobere detaillering. x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor groen buitengebied (zie paragraaf 11.7) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Ruilverkavelingslinten; landelijk - H7.3 Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten.
Hoofdstuk 9
391
Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak.
392
Deel B - Criteria
Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 9
393
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen aan ruilverkavelingslinten; landelijk - H7.3 Bij de criteria wordt onderscheid gemaakt naar: x criteria voor het eerste (agrarische) bedrijfsgebouw: een hal op een ‘lege’ kavel en criteria voor de vervolgbouwactiviteiten op een kavel; x criteria voor technische installaties, zoals voedersilo’s en warmtekrachtinstallaties; x criteria voor bouwwerken als sleufsilo’s en waterbassins. A) Criteria voor (agrarische) bedrijfsgebouwen (type ‘hallen’ / ‘schuren’) ligging en situering: x Voor het eerste agrarische bedrijfsgebouw staat parallel aan de kavel. x De lengte van de bedrijfsgebouwen staat parallel aan de kavel. x Voor de volgende bouwactiviteiten dient de situering afgestemd te worden op het eerste gerealiseerde gebouw op de kavel. x De bedrijfsbebouwing dient geclusterd te worden. x Aanhouden van de doorzichten langs de hoofdsloten of hoofdvaarten. x Situering van de bedrijfsgebouwen achter het woongedeelte en de bijgebouwen, zodat er sprake is van een woon- en een bedrijfszone. massa, vorm en gevelindeling van het gebouw: x De hoogte - lengte – breedte verhouding, de hellingshoek en het type kap moet ertoe bijdragen dat het agrarische bedrijfsgebouw rust in en aansluit bij het landschap. x De gevelindeling is voor agrarische bedrijfsbebouwing alleen van belang voor die gebouwen aan de straat. De gevelindeling dient aan te sluiten op die van de omliggende gebouwen. x Massa qua maat en schaal passend in landschap en bij omliggende bebouwing. x Opdelen van forse massa’s. detaillering, materiaal en kleur van het gebouw: x De detaillering dient aan te sluiten op de detaillering van de reeds aanwezige bebouwing. x Het kleur- en materiaalgebruik hebben een natuurlijke uitstraling en draagt bij aan het beeld dat het bouwwerk in het landschap rust. De voorkeur gaat uit naar (gepotdekseld) hout, gemetseld met baksteen in aardtinten of donkerkleurig (zwart of groen) golfplaat met een gemetselde plint (hierbij is prefabgemetselde look toegestaan). x Profielplaten, donker groen of rode baksteen met gemetselde plint, dak golfplaten antraciet of geïsoleerd roevendak plaatmateriaal in donker grijze kleur (gedekte kleur), (hierbij is prefab-gemetselde look toegestaan).
394
Deel B - Criteria
x x
Hoofdzakelijk gebruik van beton of kunststof is niet toegestaan. Contrasterende en felle kleuren, wit of lichtgrijs zijn niet toegestaan.
B) Criteria voor technische installaties ligging en situering: x De technische installaties dienen gerelateerd aan een agrarisch bedrijfsgebouw geplaatst te worden. massa en vorm: x De hoogte-breedte verhouding dient aan te sluiten bij de bestaande bebouwing detaillering, materiaal en kleur: x De installaties mogen een technische uitstraling en een technische kleur (zoals grijstinten) hebben. x De kleur dient gedekt te zijn en aan te sluiten bij de functie van de installatie. x Contrasterende en felle kleuren zijn niet toegestaan. C) Criteria voor sleufsilo’s en waterbassins ligging en situering: x Deze bouwwerken dienen gerelateerd aan een agrarisch bedrijfsgebouw geplaatst te worden. detaillering, materiaal en kleur: x Het kleur- en materiaalgebruik dienen aan te sluiten bij het landschap, het dienen gedekte kleuren te zijn. x Laten begroeien.
Hoofdstuk 9
395
9.5 Forten, landgoederen, buitenplaatsen, volkstuincomplexen en begraafplaatsen (Gebiedstype G1) In het landschap van het Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied zijn duidelijks sporen zichtbaar van een lang en bewogen geschiedenis. Forten, Kastelen, Landgoederen en verdedigingswerken zijn nog duidelijk in het landschap aanwezig en bepalen mede het gezicht van het Westelijk Weide- en Kromme Rijngebied. Omschrijving De groene gebieden met een duidelijke relatie met de cultuurhistorie zijn over het algemeen delen van landgoederen, kastelen, kloostercomplexen of oude begraafplaatsen of overblijfselen van verdedigingslinies. De relatie met de cultuurhistorie komt vaak tot uiting in het monumentale groen en de bijzondere bebouwing. Ook het niet planmatige aanlegpatroon laat zien dat de gebieden een lange geschiedenis hebben. Landgoederen, buitenplaatsen en forten In Bunnik zijn structuren van de landgoederen, de buitenplaatsen, twee forten en andere onderdelen van de Hollandse Waterlinie van belang. Ze zijn overblijfselen van de lange geschiedenis en zijn kenmerkend voor het gebied. De meeste buitenplaatsen en kastelen hebben hun oorspronkelijke functie verloren. De gebouwen zijn nu ingericht als kantoor, opleidingsinstituut (Beverweerd), jongerenhuisvesting (Nieuw-Amelisweerd) of als jeugdherberg (Rhijnauwen). De forten Rhijnauwen en Vechten werden aangelegd rond1870. Zij vormde samen met een aantal andere verdedegingswerken de bescherming van het stedelijk gebied te oosten van de stad Utrecht. Zij zijn onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Hollandse Waterlinie wordt ook beschreven in het themablad ‘Hollandse Waterlinie’. Op dit moment hebben de landgoederen en forten ook een recreatieve betekenis.
396
Deel B - Criteria
Er zijn in het gebied fiets- en wandelpaden aangelegd. De forten zijn beschermd als Rijksmonument. Het fort Rhijnauwen is door zijn bijzondere fauna en flora aangewezen als natuurmonument. Begraafplaatsen Begraafplaatsen zijn traditioneel achter kerkgebouwen gesitueerd of aan de randen van de kernen aangelegd. De begraafplaats aan de Leemkolkweg in Werkhoven ligt buiten de kern in het buitengebied en kent geen planmatige aanleg en duidelijke landschapsarchitectuur. Wel is komen er mooie volwassen bomen en struiken op de begraafplaats voor. Welstandsniveau Voor het fort Rhijnauwen en fort Vechten is het BIJZONDER niveau van welstand van toepassing. Ook voor de buitenplaatsen die in de gemeente Bunnik liggen geldt het BIJZONDER niveau van welstand. Dat zijn onder meer Nieuw Amelisweerd, Oud Amelisweerd, Rhijnauwen, de Niënhof en een deel van Wulperhorst. Voor de begraafplaats in Bunnik geldt een PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria: Specifieke welstandscriteria voor groene gebieden met een sterke samenhang tussen bebouwing en cultuurhistorie - G1 Specifieke aandachtspunten: x eenheid in en samenhang tussen de hoofdbouwvormen in hun onderlinge compositie x uitstraling van randen van terreinen binnen een landschappelijk kader Situering van het bouwwerk: x Bebouwing op een (historische) buitenplaats of landgoed is geordend volgens een bepaald principe. Nieuwe bouwwerken dienen bij hun situering deze ordening te respecteren. Hoofdvorm van het bouwwerk: x Bebouwing rondom de historische buitenplaatsen en landgoederen is behoudend. Er is sprake van een aantal kenmerken in bouwhoogte, kaprichting en – vorm. Bouwplannen dienen daarop aansluiting te vinden.
Hoofdstuk 9
397
Gevelaanzicht van het bouwwerk: x Vanuit hun opzet kennen veel buitenplaatsen en landgoederen kenmerkende gevelcomposities. Bij nieuwe ontwikkelingen dient daarop aansluiting te worden gezocht. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk: x Vanuit hun opzet kennen veel buitenplaatsen en landgoederen kenmerkende materiaal- en kleurgebruik en karakteristieke detaillering. Bij nieuwe ontwikkelingen dient daarop aansluiting te worden gezocht. x Aan de randen van een landgoed of buitenplaats dient kleurgebruik te zijn afgestemd op de betekenis van het landschap. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Forten, landgoederen, buitenplaatsen en begraafplaatsen (Gebiedstype G1) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt.
398
Deel B - Criteria
x
De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 9
399
9.6 Sportterreinen, volkstuinencomplexen en recreatiegebieden (Gebiedstype G3) Verspreid over de kernen Bunnik, Odijk en Werkhoven komen sportterreinen en recreatiegebieden voor. De gebieden zijn planmatig aangelegd. De gebieden hebben vooral een recreatieve functie en zorgen voor het ‘groene’ gezicht van een gebied. De sportterreinen liggen veelal aan de rand van de kern of daarbuiten. Omschrijving De sport- en recreatiegebieden in Bunnik, Odijk en Werkhoven hebben een (vrijwel) planmatige en rationele opzet. De bebouwing van deze gebieden heeft een recreatieve bestemming en staan meestal vrij op het maaiveld. De gebouwen zijn daardoor in het algemeen rondom zichtbaar. De bebouwing in deze gebieden bestaat onder meer uit sporthallen, kantines en kleedruimten en heeft een recreatieve bestemming. Doorgaans bestaat de bebouwing uit één laag met plat dak of laag zadeldak en staat deze vrij op het maaiveld. De gebouwen zijn daardoor rondom zichtbaar. De volkstuinencomplexen in de gemeente Bunnik kennen een vrij groene invulling. De terreinen liggen aan de randen van de kernen Bunnik en Werkhoven in het buitengebied. De meeste terreinen zijn goed zichtbaar vanaf de openbare weg en slechts deels omgeven door een dichte begroeiing van hagen en heesters. De gebouwtjes op de complexen hebben een kleinschalig karakter. Naast kleine bouwwerken voor het opbergen van tuingereedschap zijn er ook enkele kleine bouwwerken geplaatst die onder meer gebruikt worden als ontspanningsruimte. Het materiaal waar de kleine bouwwerken van gemaakt zijn wisselt sterk en heeft in veel gevallen geen permanent karakter. Er zijn dan ook makkelijk af te breken materialen als hout, (kunststof) plaatmaterialen en damwandprofielen gebruikt. Welstandsniveau Voor de sportterreinen en recreatiegebieden geldt het PLUS niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
400
Deel B - Criteria
Gebiedsgerichte criteria voor sportterreinen, volkstuinencomplexen en recreatieve gebieden – G3 Situering van het bouwwerk Situering: Sportterreinen en recreatieve gebieden x De voorzijde van de hoofdmassa is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte. x Bijgebouwen staan niet op de voorgrond. x Bijgebouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totale compositie van het gebouw of complex. x Geen opslag op open terrein. Volkstuinencomplexen x De gebouwen staan vrij op de kavel. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: Sportterreinen en recreatieve gebieden x Per terrein één hoofdmassa. x De massa is geleed. x De gebouwen staan vrij op de kavel. x Aanbouwen zijn ondergeschikt en maken deel uit van de totaalcompositie van het gebouw. Volkstuinencomplexen x De gebouwen zijn blokvormig (eventueel voorzien van een kap). Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik: Sportterreinen en recreatieve gebieden x De kleuren zijn natuurlijk en gedekt. x Aanbouwen en bijgebouwen in materiaal en kleur afstemmen op de hoofdmassa. Volkstuinencomplexen x De toegepaste materialen van de bebouwing wisselt sterk. Om een zekere mate van uniformiteit te krijgen moet een gebouw worden opgetrokken uit zo min mogelijk wisselende materialen.
Hoofdstuk 9
401
x x x x
De kleuren zijn natuurlijk en gedekt, niet sterk contrasterend met de omliggend bebouwing. Kassen optrekken in glas. Schuurtjes uitvoeren in houten panelen, met een dak van golfplaten of pannen. Het oprichten van schuurtjes met stalen profielplaten is niet toegestaan.
Detaillering: Sportterreinen en recreatieve gebieden x De detaillering is gevarieerd. x De entree krijgt nadruk in de compositie. x Detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen e.d. is eenvoudig en zorgvuldig. x Aanbouwen en bijgebouwen zijn in maatvoering en architectuur afgestemd op de hoofdmassa. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor Sport- en recreatieterreinen (zie paragraaf 11.5) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Sportterreinen, volkstuinencomplexen en recreatiegebieden (Gebiedstype G3) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
402
Deel B - Criteria
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 9
403
9.7 MOB-complex (Gebiedstype G4)
Grootschalige bebouwingscomplexen in een groene omgeving zijn planmatig aangelegd en doorgaans grootschalig van opzet.
Omschrijving Aan de Burgweg ligt het oude MOB-complex. Tot enkele jaren geleden was dit terrein in gebruik bij defensie. Nu zijn op het terrein bedrijven gevestigd die gericht zijn op agrarische dienstverlening. De karakteristiek van het oude complex is zoveel mogelijk behouden. De bedrijven zijn ruim in het groen gesitueerd. De bebouwing bestaat uit blokken van één bouwlaag met een kap. Welstandsniveau Voor het MOB-complex (G4) geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor grootschalige bebouwingscomplexen in een groene omgeving – G4 Situering van het bouwwerk Situering: x De voorzijde van het hoofdgebouw is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte.
404
Deel B - Criteria
Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x De bouwmassa's zijn geleed. x De gebouwen staan vrij op de kavel. x Het hoofdgebouw kent een duidelijke ingangspartij. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze en overwegend kleurgebruik: x De kleuren zijn natuurlijk en gedekt. Detaillering: x De detaillering is gevarieerd. x De entree krijgt nadruk in de compositie. x Detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen e.d. is eenvoudig en zorgvuldig. Reclamerichtlijnen x Reclame-uitingen kunnen een zwaar beslag leggen op het beeld van de gebouwen en de straatwand. De gemeente Bunnik heeft specifieke reclame-richtlijnen opgesteld. Voor reclame-uitingen in onderhavig gebied zijn de algemene richtlijnen uit hoofdstuk 11 en de specifieke richtlijnen voor bedrijven en kantoorgebieden (zie paragraaf 11.3) van toepassing. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied MOB-complex (Gebiedstype G4) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk.
Hoofdstuk 9
405
Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf. Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
406
Deel B - Criteria
Buitengebied (gebiedstype G6.1, G6.2 en G6.3) Het landschap, het Kromme Rijngebied, bestaat uit kommen en stroomruggen die het gebied in oost-westelijke richting doorsnijden. De stroomruggen, hoger gelegen gronden, zijn ontstaan door afzetting van zand langs voormalige stroomgeulen van de Lek en de huidige Kromme Rijn. Het watersysteem van de gemeente Bunnik wordt gedragen door de rivieren de Lek en de Kromme Rijn. Verder liggen er verspreid door de gemeente gegraven weteringen. De stroomruggen werden als eerste ontgonnen vanwege hun natuurlijke ontwatering. In de lager gelegen kleiige komgronden was de ontwatering tot enkele tientallen jaren geleden zeer slecht. Deze natte gebieden waren hierdoor slecht bereikbaar en daarom laat ontgonnen.
In het huidige landschap is nog duidelijk te zien hoe het gebied is ontstaan en ontwikkeld. De karakteristiek van het landschap wordt bepaald door de copeontginningen in de komgebieden en de oude wegenstructuur en onregelmatige verkavelingsstructuur op de stroomrugontginningen.
Agrarische gebouwen Er zijn verschillende typen agrarische bedrijven te onderscheiden: x intensieve veehouderij; x melkveehouderij; x akkerbouwbedrijf; x vollegrondsteeltbedrijf.
Hoofdstuk 9
407
Voor de verschillende bedrijfstypen zijn min of meer algemene productiecriteria gaan gelden die in de bedrijfsmiddelen (gebouwen en machines) en inrichting van de gronden zichtbaar worden. Door een toenemende schaalvergroting van productie en bedrijven neemt de schaal van de gebouwen navenant toe. Dit levert verschillen op tussen oud en nieuw. Het economisch produceren heeft tot gevolg dat standaard bedrijfsgebouwen opgebouwd uit geprefabriceerde onderdelen het beeld kunnen gaan bepalen. Deze bebouwing wordt gerealiseerd vanuit een primair functioneel oogpunt. Deze productiemiddelen bezitten een volume en nemen ruimte in, maar vormen eveneens ruimte(n). Deze volumes en ruimten hebben onderling verhoudingen die de schaal en het beeld van het geheel bepalen. Dit beeld wordt verder bepaald door vormgeving en detaillering. Bij het situeren van agrarische bedrijfsbebouwing zijn aspecten als kavelafmeting en bedrijfsvoering bepalend. De invoeging van het nieuwe volume in het landschap moet echter ook een vanzelfsprekende plaats krijgen in het landschap. Van belang daarbij is onder welke hoeken het complex kan worden waargenomen. Bestaande oriëntatiemogelijkheden en zichtassen dienen gerespecteerd te worden. Hierdoor wordt de bebouwing geen incident in het landschap, maar kan deze iets toevoegen aan de aanwezige ruimtelijke structuur en zich voegen naar een aanwezig ruimtelijk patroon. De bebouwing moet als het ware rusten in en aansluiten bij het landschap. Bij de benadering van een agrarisch bedrijfsgebouw zijn silhouet, volume en vorm van belang. Van enige afstand zijn de details van de gebouwen minder belangrijk. Wel van belang is bijvoorbeeld het voorkomen van weerkaatsing van het zonlicht op een (te) licht dak. Bepalend voor de totaalindruk zijn de proporties en de rangschikking van de gebouwen onderling en de geleding die daardoor ontstaat. Juist gesitueerde beplanting kan deze totaalindruk versterken, maar hierop kan met welstand niet gestuurd worden. Een agrarisch bedrijf bestaat uit verschillende gebouwde onderdelen. Naast ‘echte’ gebouwen, zijn dat bijvoorbeeld ook glasopstanden (kassen), technische installaties, sleufsilo’s en waterbassins. Welstandsniveau: Voor bebouwing in het buitengebied geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende welstandscriteria: Gebiedsgerichte welstandscriteria voor het buitengebied Type A: Langwerpige boerderijachtige bouwmassa’s met een van oorsprong agrarische functie. Type B: Kleinere langwerpige en blokvormige bouwmassa’s met een niet agrarische functie.
408
Deel B - Criteria
Type A Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Rechtlijnig karakter van het lint handhaven door toepassing van rechte rooilijnen. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Bij (vervangende) nieuwbouw is de positie op de kop van de kavel en de situering evenwijdig aan de kavelrichting. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa. Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Aansluiten bij de Langwerpige, (liggende) bouwmassa’s. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw heeft een herhaling van eigenschappen van de landelijke gebouwen zoals in de directe omgeving voorkomende boerderijen, of een bewerking hiervan de voorkeur. Bouwhoogte: x 1 tot 1,5 bouwlaag, afstemmen op de bebouwingshoogte van de omgeving. Kapvorm: x Zadeldak. x Daken mogen met overstek worden toegepast. x Toevoegingen aan het dakvlak aan de achterzijde van de hoofdbouw situeren. x Kapvorm bijgebouwen afstemmen op kapvorm hoofdbebouwing. Kaprichting: x Haaks op het lint (dwarsrichting). Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en een onderstuk. x Aandacht voor zijgevels die door de openheid in het zicht komen te liggen door afstemming gevelopbouw en -geleding tussen zij- en voorgevel. Gevelgeleding: x Verticale geleding. x Gebruik van staande kozijnen en ramen. x Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw.
Hoofdstuk 9
409
Plasticiteit: x Erkers, dakkapellen en overige aanbouwen en toevoegingen in de gevelwand of aan het dakvlak in maatvoering, architectuur en detaillering afstemmen op de hoofdbebouwing. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Deuren en kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen of riet. x Gevel: bakstenen of ijsselsteentjes. x Bijgebouwen: uitvoeren in metselwerk, gepotdekseld hout. Materiaalkleur: x Geen contrasterende kleuren zoals: oranje gifgroen of fel paars etc. x Het is van belang het kleurgebruik af te stemmen op de omgeving passende kleuren hierbij zijn: donkergroen, zwart, donkergrijs. x Baksteenkleur; rode aardtinten. x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). x Hout bij bijgebouwen: donkere kleurstelling in Oud-Hollandse kleuren. Detaillering: x Sobere detaillering. x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Type B Situering van het bouwwerk Rooilijn: x Rechtlijnig karakter van het lint handhaven door toepassing van rechte rooilijnen. Zijdelingse afstand: x Los van elkaar. Oriëntatie: x Bij (vervangende) nieuwbouw is de positie op de kop van de kavel en de oriëntatie met de voorgevel haaks op de kavelrichting van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend. x Bijgebouwen achter de hoofdbouwmassa.
410
Deel B - Criteria
Hoofdvormen van het bouwwerk Bouwmassa: x Langwerpige, (liggende of staande) en blokvormige bouwmassa’s. x Bij renovatie of (vervangende) nieuwbouw streven naar zorgvuldige inpassing tussen de bestaande bebouwing. Bouwstijl conformeren naar de bouwstijl van de naastgelegen bebouwing. Bouwhoogte: x tot 2 bouwlagen met kap, afstemmen op de bebouwingshoogte van de omgeving. Kapvorm: x Zadeldak, mansardekap. x Kapvorm bijgebouwen afstemmen op kapvorm hoofdbebouwing. Kaprichting: x Haaks (dwarsrichting) op het lint. Gevelaanzichten van het bouwwerk Gevelopbouw x Voorgevel van het hoofdgebouw bestaat uit één geheel maar is te onderscheiden in een dakgedeelte en een onderstuk. x Aandacht voor zijgevels die door de openheid in het zicht komen te liggen door afstemming gevelopbouw en -geleding tussen zij- en voorgevel x De uitstraling van de bouwstijl is hierbij belangrijker dan de herkenbaarheid van de functie van het bouwwerk. Gevelgeleding: x Horizontale en verticale geleding. x Geleding passend bij architectuurstijl hoofdbouw. Plasticiteit: x Erkers, dakkapellen en overige aanbouwen en toevoegingen in de gevelwand of aan het dakvlak in maatvoering, architectuur en detaillering afstemmen op de hoofdbebouwing. Materialisatie en detaillering van het bouwwerk Materiaalkeuze: x Deuren en kozijnen; hout of goedgelijkende andere materialen. x Dakbedekking; gebakken pannen of riet. x Gevel: bakstenen of ijsselsteentjes. x Bijgebouwen: uitvoeren in metselwerk of gepotdekseld hout. Materiaalkleur: x Geen contrasterende kleuren zoals: oranje gifgroen of fel paars etc. x Het is van belang het kleurgebruik af te stemmen op de omgeving passende kleuren hierbij zijn: donkergroen, zwart, donkergrijs. x Baksteenkleur; rode aardtinten.
Hoofdstuk 9
411
x Kozijnkleur; Oud-Hollandse kleuren (bijv. wit en standgroen). x Hout bij bijgebouwen: donkere kleurstelling in Oud-Hollandse kleuren Detaillering: x Sobere detaillering. x Gezichtsbepalende details vormgeven in de lijn van de architectuur van het bouwwerk en zijn omgeving. x Afwerking metselwerk langs gevels en vensteropeningen; rollaag of strek. x Toepassen van windveren en gootlijsten toegestaan. x Toepassen van muurschotels en ankers in de gevel is toegestaan. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
Criteria voor specifieke bouwwerken binnen in het gebied Buitengebied (gebiedstype G6.1, G6.2 en G6.3) Bijbehorend bouwwerk x Vormgeven met een rechthoekige plattegrond. x Kapvorm: plat of afgestemd op kap van hoofdgebouw. x Dakhelling: zelfde als kap op hoofdgebouw. x Gevelopzet, -inrichting en detaillering eenvoudig en afgestemd op het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw of tuinkarakter x Geen beton, kunststof, staal of dakpanprofielplaten. Dakramen/lichtstraat x Liggend in het dak. x Kleur: terughoudende gedekte kleur. x De afstand tot de dakrand en de maximale hoogte worden afgestemd op het bouwwerk. Erfafscheidingen x Vormgeving zoveel als mogelijk afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel, tenzij deze niet voldoet aan onderhavige criteria. x Als een erfafscheiding onderdeel is van de begrenzing van de openbare ruimte dan dient deze passend bij de karakteristiek van de straat gerealiseerd te worden. x In het algemeen geldt geen toepassing van beton, kunststof, staalprofielplaat, golfplaat, damwandprofielen of vergelijkbare materialen. Deze materialen worden niet als duurzaam aangemerkt. x De voorkeur gaat uit naar metselwerk in combinatie met hout en/of groen. Geheel in hout is mogelijk, mits er sprake is van reliëf.
412
Deel B - Criteria
Dakkapel x Maximaal 1 dakkapel per dakvlak. x Meer dan 1 dakkapel op zelfde dakvlak toestaan indien sprake is van: x dakvlak met voldoende lengte (minimaal 10 meter). x architectuurstijlen waarbij meerdere dakkapellen gebruikelijk zijn. x dezelfde vormgeving en positie van de dakkapellen. x De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. x De dakkapel is plat afgedekt. Een dakkapel met een andere vorm is niet gewenst en alleen mogelijk op grote dakvlakken en indien daar vanuit de architectuurstijl aanleiding toe bestaat. x Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. x Hoogte en positie van de dakkapel moet gelijk zijn met dakkapellen op hetzelfde bouwblok. x Hoogte boeiboord in maat en schaal passend bij detaillering dakkapel en detaillering hoofdgebouw. x Indeling passend bij gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. x Materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw. x Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak. x Zijwangen dakkapel in donkere gedekte kleuren, wit of afgewerkt in kleur van het dakvlak. x De afstand tot het dakvlak bedraagt minimaal 50 centimeter. x De breedte van de dakkapel aan de voorzijde bedraagt maximaal 50% van het dakvlak. Aanvullende eisen voor dakvlakken waar nog geen dakkapel is gerealiseerd x Onderzijde minimaal 0,5 tot 1,5 meter. x Bovenzijde minimaal één rij dakpannen. x Bij mansardekap de dakkapel niet in het bovenste dakvlak situeren. x Materiaal- en kleurgebruik wordt afgestemd op de architectuur.
Hoofdstuk 9
413
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor agrarische bedrijfsgebouwen in het buitengebied (G6.1, G6.2, G6.3) Bij de criteria wordt onderscheid gemaakt naar: x criteria voor het eerste (agrarische) bedrijfsgebouw: een hal op een ‘lege’ kavel en criteria voor de vervolgbouwactiviteiten op een kavel; x criteria voor technische installaties, zoals voedersilo’s en warmtekrachtinstallaties; x criteria voor bouwwerken als sleufsilo’s en waterbassins. A) Criteria voor (agrarische) bedrijfsgebouwen (type ‘hallen’ / ‘schuren’) ligging en situering: x Voor het eerste agrarische bedrijfsgebouw staat parallel aan de kavel. x De lengte van de bedrijfsgebouwen staat parallel aan de kavel. x Voor de volgende bouwactiviteiten dient de situering afgestemd te worden op het eerste gerealiseerde gebouw op de kavel. x De bedrijfsbebouwing dient geclusterd te worden. x Aanhouden van de doorzichten langs de hoofdsloten of hoofdvaarten. x Situering van de bedrijfsgebouwen achter het woongedeelte en de bijgebouwen, zodat er sprake is van een woon- en een bedrijfszone. massa, vorm en gevelindeling van het gebouw: x De hoogte - lengte – breedte verhouding, de hellingshoek en het type kap moet ertoe bijdragen dat het agrarische bedrijfsgebouw rust in en aansluit bij het landschap. x De gevelindeling is voor agrarische bedrijfsbebouwing alleen van belang voor die gebouwen aan de straat. De gevelindeling dient aan te sluiten op die van de omliggende gebouwen. x Massa qua maat en schaal passend in landschap en bij omliggende bebouwing. x Opdelen van forse massa’s. detaillering, materiaal en kleur van het gebouw: x De detaillering dient aan te sluiten op de detaillering van de reeds aanwezige bebouwing. x Het kleur- en materiaalgebruik heeft een natuurlijke uitstraling en draagt bij aan het beeld dat het bouwwerk in het landschap rust. De voorkeur gaat uit naar (gepotdekseld) hout, gemetseld met baksteen in aardtinten of donkerkleurig (zwart of groen) golfplaat met een gemetselde plint (hierbij is prefabgemetselde look toegestaan). x Profielplaten, donker groen of rode baksteen met gemetselde plint, dak golfplaten antraciet of geïsoleerd roevendak plaatmateriaal in donker grijze kleur (gedekte kleur), (hierbij is prefab-gemetselde look toegestaan).
414
Deel B - Criteria
x x
Hoofdzakelijk gebruik van beton of kunststof is niet toegestaan. Contrasterende en felle kleuren, wit of lichtgrijs zijn niet toegestaan.
B) Criteria voor technische installaties ligging en situering: x De technische installaties dienen gerelateerd aan een agrarisch bedrijfsgebouw geplaatst te worden. massa en vorm: x De hoogte-breedte verhouding dient aan te sluiten bij de bestaande bebouwing detaillering, materiaal en kleur: x De installaties mogen een technische uitstraling en een technische kleur (zoals grijstinten) hebben. x De kleur dient gedekt te zijn en aan te sluiten bij de functie van de installatie. x Contrasterende en felle kleuren zijn niet toegestaan. C) Criteria voor sleufsilo’s en waterbassins ligging en situering: x Deze bouwwerken dienen gerelateerd aan een agrarisch bedrijfsgebouw geplaatst te worden. detaillering, materiaal en kleur: x Het kleur- en materiaalgebruik dient aan te sluiten bij het landschap, het dienen gedekte kleuren te zijn. x Laten begroeien.
Hoofdstuk 9
415
416
Deel B - Criteria
10. SNELWEG A12 (REGENBOOGROUTE)
Omschrijving Om rust en continuïteit in het wegbeeld A12 te creëren wil men eenheid verkrijgen in wegprofiel, de onderdelen en de vormgeving daarvan (met name viaducten, geluidsschermen, portalen, verlichting en bermen. Het omringende landschap moet vanaf de weg beleefbaar en herkenbaar worden gemaakt. De bestaande berm en weg vormen hierbij het uitgangspunt.
Voor onderdelen van de A12 zijn de principes van het profiel, kleur en materialen bepaald. Per gebiedstype is het als vormfamilie vastgesteld. Verschillen worden bepaald door het landschapstype; bos, wei, stad of transformatiegebied. Het omringende landschap ter hoogte van de gemeente Bunnik bestaat hoofdzakelijk uit weidegebied. Voor wegelementen, waaronder kunstwerken en schermen, zijn gebiedsspecifieke ontwerpprincipes geformuleerd. Voor kunstwerken gelden afwijkende silhouetten waarbij detaillering en materialisering eenheid waarborgen. Welstandsniveau Voor de Regenboogroute geldt het REGULIER niveau van welstand. Hiervoor gelden de volgende criteria:
Hoofdstuk 10
417
Gebiedsgerichte welstandscriteria voor de Regenboogroute (A12) Bebouwing langs snelweg Hoofdvormen x Nieuwe bebouwing langs de weg is georiënteerd op de snelweg met kantoren en representatieve delen aan de zijde A12. Opbouw en geleding x Voorgevels evenwijdig aan de snelweg. Materialisatie en detaillering x Gevels: baksteen en/of andere duurzame materialen. x Rustige gedekte kleuren met als hoofdkleuren rood, antraciet en grijs. Geluidsschermen Hoofdvormen x Samengesteld uit een modulair bouwsysteem x Schermen geplaatst onder een hoek van 10 graden naar achteren, vanaf een hoogte van 5 meter knikken de schermen 10 graden naar voren x Schermen hebben dezelfde constructie en paneelgrootte x De hard-op-hard afstand bedraagt 6 meter. Opbouw en geleding x Bij beëindiging van een scherm paneelsgewijs verlagen x Bij viaducten en onderdoorgangen scherm zoveel mogelijk als een continue lijn door laten lopen (zowel horizontaal als verticaal) x Bij obstakels, zoals wegportalen, het scherm onderbreken om hiervoor ruimte te maken. Materialisatie en detaillering x Betonnen plint van 1 meter hoogte met daarboven de panelen/cassettes van glas x Staanders thermisch verzinkt met meerlaagse coating in RAL 7031 (blauwgrijs) x Betonpanelen in naturel hoogovencement zonder pigmentering, met gladde afwerking x Glascassettes dienen te worden voorzien van coating RAL 7001 (zilvergrijs) x Glasplaten dienen te zijn uitgevoerd in gelaagd glas 8-1-8, voorzien van folie met streepprint x Vluchtdeuren in scherm worden uitgevoerd als aluminium framewerk met daarin een glasplaat
418
Deel B - Criteria
x
Indien glas uit akoestische overwegingen niet kan worden toegepast (in verband met ontoelaatbare reflecties) kan hiervan worden afgeweken; in dat geval dienen aluminium absorberende cassettes te worden toegepast.
Viaducten/Ecoducten Hoofdvormen x Nieuw aan te leggen viaducten over A12 dienen slank van aanzien te zijn. x Dominante visuele kenmerken van afzonderlijke viaducten hebben verwantschap met elkaar. x De doorgangsprofielen van de viaducten dienen te worden aangepast het landschapstype weide. x Ecoducten waar mogelijk diaboolvormig uitvoeren. Opbouw en geleding x De middenondersteuning viaducten dient een ‘shipshape’ vormgeving te krijgen. x Randen van ecoducten afzoomen met een aarden wal in combinatie met hoge beplanting. Materialisatie en detaillering x De middenondersteuning dient te worden voorzien van een kleurband met de onderrand op 1500 mm hoogte ten opzichte van het maaiveld. De kleurband bestaat uit 4 stroken van ieder 100 mm hoog in de kleuren (van bovenaf) Verkeersrood RAL 3020, Lelieblauw RAL 4005, Zwavelgeel RAL 106 en Geelgroen RAL 6018. x Gecoate onderdelen van de kunstwerken dienen in RAL 7035 (lichtgrijs) te worden uitgevoerd. x Op randen van ecoducten onopvallende hekwerken toepassen x De hekwerken hebben een identieke vormgeving en detaillering op alle viaducten; een verticaal spijlenhekwerk met geknikte vorm, in het verlengde van de dichte rand. x De randen van viaducten worden scherp vormgegeven waardoor de constructie slanker lijkt en de lichtinval beter is. x Geluidsschermen ter plekke van viaducten/ecoducten dienen optisch door te lopen. x De kleur is neutraal (voornamelijk grijs).
Hoofdstuk 10
419
Onderdoorgangen Hoofdvormen x De profielvorm van onderdoorgangen dient afgestemd te worden op het gebiedstype ‘weide’. x Het merendeel van de onderdoorgangen wordt aangeheeld, waarmee de vorm en de dimensies zijn vastgelegd. Dit geldt met name voor de onderdoorgangen in het oostelijk deel van de A12. Opbouw en geleding x Bij de combinatie van geluidsschermen en onderdoorgangen dient lokaal een transparant geluidsscherm toegepast te worden dat in de lijn van het geluidsscherm doorloopt. x Bij afwezigheid van geluidsschermen dient een hekwerk te worden toegepast dat qua vormgeving aanluit op het hekwerk op de viaducten. Materialisatie en detaillering x Door detaillering van de randen, eventuele lichtstroken in de middenberm en adequate kunstverlichting dient de hoeveelheid licht te worden gemaximaliseerd. x Kleur- en materiaalgebruik zijn afgestemd op het totaalontwerp van de regenboogroute en de omgeving. Voor percelen gelegen binnen meerdere gebiedstypen geldt het gebiedstype waarbinnen de huisnummering van die percelen, zoals vastgelegd op de gemeentelijk huisnummerkaart, is gelegen.
420
Deel B - Criteria
11. RECLAMERICHTLIJNEN
Er wordt een onderscheid gemaakt in algemene richtlijnen en gebiedsgerichte richtlijnen. De algemene criteria vormen de basis waaraan alle reclame-uitingen dienen te voldoen. Alle richtlijnen die hier beschreven staan zijn toegestaan, reclameuitingen die niet beschreven staan, worden altijd getoetst door de welstandscommissie. In de gebiedsgerichte richtlijnen wordt er per gebied aangegeven welke vorm en hoeveelheid van een reclame en onder welke voorwaarden de reclame wordt toegestaan.
11.1 Algemene richtlijnen De algemene richtlijnen gelden ongeacht het gebied of type reclame-uiting en vormen de basis bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor reclame-uitingen. 1. Functioneel en technische richtlijnen x Reclame heeft een rechtstreeks verband met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden. Uitzondering: reclame in openbaar gebied (abri´s, mupi´s, billboards). x Bij meerdere functies in één pand zijn op de verdiepingen met een woonbestemming of verdiepingen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie geen reclame-uitingen toegestaan. Tenzij die voor een bepaald gebiedstype nadrukkelijk mogelijk wordt gemaakt. x Een reclameobject moet vervaardigd zijn van deugdelijk en weerbestendig materiaal. x Reclame-uitingen voldoen aan deugdelijke technische en constructieve eisen. x Reclame-uitingen mogen geen overlast of hinder veroorzaken voor derden.
2. Richtlijnen met betrekking op verkeersveiligheid x Reclame-uitingen mogen de verkeersveiligheid niet in het geding brengen. x Reclame-uitingen mogen geen belemmering vormen voor doorgaand verkeer en hulpverlenende diensten. x Uitstekende reclame-objecten aan de gevel mogen niet lager dan 2,30 meter boven het trottoir voor voetgangers, en niet lager dan 4,20 meter boven de weg voor fiets en wegverkeer geplaatst worden, gemeten vanaf de onderzijde van het reclame-object.
Hoofdstuk 11
421
3. Richtlijnen met betrekking op uiterlijke verschijningsvormen x Reclame-uitingen mogen de architectuur van de gevel niet domineren maar dienen een ondergeschikte toevoeging te zijn en zoveel mogelijk geïntegreerd te worden in de architectuur en de schaal van het gebouw en zijn omgeving. x Reclame-uitingen morgen geen afbreuk doen aan de kwaliteit van het gebouw of de openbare ruimte. x De vormgeving en afmetingen van reclame-uitingen moeten op elkaar afgestemd zijn en op het gebouw en/of zijn directe omgeving. x Bij nieuwbouw dient de reclame-uiting geïntegreerd te worden in het ontwerp/architectuur van het gebouw en zijn omgeving. x Indien de (historische) architectuur van bestaande bebouwing reeds voorziet in specifieke reclame mogelijkheden, zijn dat de aangewezen plaatsen waar reclame-uitingen aangebracht dienen te worden. x Reclame-uitingen in reflecterende en/of fluorescerende kleuren zien niet toegestaan. x Reclame tegen of direct achter het glas, worden ook als reclame aangemerkt. x Lichtreclame, in welke vorm dan ook (bijvoorbeeld lichtbakken of lichtreclame direct achter het glas) wordt als storend ervaren en in beginsel niet toegestaan. x Het aanlichten van reclame is in principe mogelijk. De constructie ten behoeve van de verlichting mag daarbij niet zichtbaar zijn. Het fel aanlichten is niet toegestaan. Verlichting moet in een gedempte vorm worden uitgevoerd.
11.2 Gebiedsgerichte richtlijnen De gebiedsgerichte richtlijnen komen voort uit het beginsel dat reclame moet passen in het karakter en uitstraling van de omgeving. Hoe kwetsbaarder een gebied, hoe groter de invloed van reclame op het straatbeeld. Bij een kwetsbaar gebied zijn dus minder mogelijkheden voor reclame-uitingen. Bunnik is onderverdeeld in verschillende gebieden. Hieronder is een overzicht te zien. Daarin is aangegeven of de reclame gewenst is in een bepaald gebied of juist niet gewenst is. Deze volgorde wordt ook aangehouden in de uitwerking van de gebiedsgerichte criteria. Indeling gebiedsgerichte richtlijnen. Bedrijventerreinen en kantoorgebieden x Bedrijven x Kantoorgebouwen x Bedrijfsverzamelgebouwen
422
Deel B - Criteria
Historisch dorpskernen x Woongebieden x werkgebieden Sport en recreatieterrein x Reclame verenigingen x Commerciële reclame Woongebieden x Bedrijven in woongebieden x Bedrijf aan huis. Groen buitengebied Openbare ruimte maximale
maximale
totale
reclame-uitingen
reclame-uitingen
reclame-uitingen
aan de gevel
losstaand
rein/kantoorgebieden
3
4
7
2
Historisch winkelgebied
3
2
5
3
Sport/recreatiegebied
2
2
4
4
Woongebied
2
1
2
5
Groen buitengebied
0
1
1
6
Openbare ruimte
-
1
1
Bedrijventer1
11.3 Bedrijventerreinen en kantoorgebieden Deze laten zich kenmerken door grootschalige gebouwen en een functionele uitstraling. Maar de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving is ook belangrijk. Reclame dient hier niet te domineren. Er moet een balans zijn tussen ruimtelijke kwaliteit en het economische belang van reclame. Reclame moet daarom zoveel mogelijk met elkaar overeenkomen om de rust in het gebied te bewaren. Bedrijventerreinen zijn minder gevoelig dan bijvoorbeeld een beschermd stadsgezicht, maar dit betekent niet dat welstandstoetsing hier niet van belang is. Uitgangspunt is dat de reclame op een logische plaats tegen het gebouw of op eigen terrein geplaatst dient te worden. Te streven naar een centrale aanduiding als bewegwijzering, bijvoorbeeld bij de ingang van een bedrijvenpark. Een bedrijventerrein mag best een omgeving zijn, waar het fijn is om te zijn.
Hoofdstuk 11
423
Onderscheid in verschillende type bebouwing: 11.3.1 Richtlijnen gevel reclame-uitingen voor grootschalige bedrijven. Maximale aantal reclame-uitingen = 3 per naar de weg gerichte gevel. Reclame-uiting plat op de gevel (maximaal 2 stuks) Locatie: x boven de entree of passend in de compositie van de gevel; x bij plaatsing op een luifel: niet breder dan de luifel; x op een in het ontwerp geïntegreerde positie voor reclame-uitingen; x voor gevelopeningen is niet toegestaan; x boven de eerste verdiepingsvloer zijn uitsluitend losse letters toegestaan. Afmetingen: x ligt aan de grote van de gevel. maximum oppervlak van 5% van het totale oppervlak van de gevel. x breedte moet afgestemd zijn op een repeterend gevelelement of stramien, dat herkenbaar is in de gevel. De hoogte moet hier vervolgens in verhouding mee zijn. Reclame-uiting loodrecht op de gevel (maximaal 2 stuks) In de vorm van borden en logo's. Locatie: x passend in de compositie van de gevel. x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject; x onder de onderdorpel van de kozijnen op de 1e verdieping. Afmetingen: x maximaal 1 meter buiten de gevel steken; x maximale oppervlakte per zijde is 1 m²; x maximale dikte is 0,25 meter. Lichtgevende of aangelichte reclame (maximaal 1 stuk per gebouw) x Door het aanlichten van reclame-uitingen of verlichte losse letters plat op de gevel. Constructie ten behoeve van de verlichting mag niet zichtbaar zijn. Vlaggen, banieren, vaandels en wimpels (maximaal 2 stuks) Bij meerdere exemplaren: identiek uitgevoerd. Locatie: x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject. En mag niet hoger zijn dan 5 meter boven het maaiveld, gemeten vanaf de bovenzijde van het reclameobject.
424
Deel B - Criteria
Afmetingen: x maximaal 1,00 meter uit de gevel stekend. Raamplaketten en plakfolie (maximaal 3 stuks) Locatie: x aan de binnenkant van de ramen. Afmetingen: x maximaal 50% van een raamvlak. Bij ramen van werkplekken niet toegestaan. 11.3.2 Richtlijnen gevel reclame-uitingen voor kantoren. Maximale aantal reclame-uitingen = 2 per naar de weg gerichte gevel. Reclame-uiting plat op de gevel (maximaal 1 stuk) Locatie: x boven de entree of passend in de compositie van de gevel; x bij plaatsing op een luifel: niet breder dan de luifel; x op een in het ontwerp geïntegreerde positie voor reclame-uitingen; x voor gevelopeningen is niet toegestaan; x boven de eerste verdiepingsvloer zijn uitsluitend losse letters toegestaan. Afmetingen: x ligt aan de grote van de gevel. maximum oppervlak van 3% van de totale oppervlak van de gevel; x breedte moet afgestemd zijn op een repeterend gevelelement of stramien, dat herkenbaar is in de gevel. De hoogte moet hier vervolgens in verhouding mee zijn. Reclame-uiting loodrecht op de gevel (maximaal 2 stuks per bedrijf, identiek aan elkaar) In de vorm van borden en logo's. Locatie: x passend in de compositie van de gevel; x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject; x onder de onderdorpel van de kozijnen op de 1e verdieping. Afmetingen: x maximaal 1 meter buiten de gevel stekend; x maximale oppervlakte per zijde is 1 m²; x maximale dikte is 0,25 meter. Lichtgevende of aangelichte reclame (maximaal 1 stuk per gebouw) Door het aanlichten van reclame-uitingen of verlichte losse letters plat op de gevel. Constructie ten behoeve van de verlichting mag niet zichtbaar zijn.
Hoofdstuk 11
425
Vlaggen, banieren, vaandels en wimpels (maximaal 1 stuk) Bij meerdere exemplaren: identiek uitgevoerd. Locatie: x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject. En mag niet hoger zijn dan 5 meter boven het maaiveld, gemeten vanaf de bovenzijde van het reclameobject. Afmetingen: x maximaal 1,00 meter uit de gevel stekend. Raamplaketten en plakfolie (maximaal 3 stuks) Locatie: x aan de binnenkant van de ramen; x alleen op de begane grond toegestaan. Afmetingen: x maximaal 40% van een raamvlak. Bij ramen van werkplekken niet toegestaan. 11.3.3 Richtlijnen gevel reclame-uitingen bedrijfsverzamelgebouwen. Bij bedrijfsverzamelgebouwen zijn meestal verdeeld in een duidelijk herkenbaar repeterende gevelelement of stramien. Er zijn ook bedrijfsverzamelgebouwen waarbij er geen duidelijke onderverdeling zichtbaar is. Voor deze gebouwen gelden de richtlijnen voor gevelreclame voor bedrijfsgebouwen en de richtlijnen voor gevelreclame voor kantoorgebouwen. Waarbij het nadrukkelijk wenselijk is om het gebouw een naam te geven, en deze naam als reclame-uiting te gebruiken. Met de mogelijkheid om bij de entree de bedrijven die in dat gebouw gevestigd zitten daar te presenteren. Bedrijfsverzamelgebouwen met een duidelijk herkenbare onderverdeling geldt: x Maximale aantal reclame-uitingen = 2 per bedrijf. Alle reclame-uitingen in één gebouw moeten qua locatie en afmetingen identiek zijn aan elkaar. Voor reclame-uitingen aan het gebouw gelden de volgende criteria: x Maximaal twee reclame-uitingen per bedrijfsruimte. x Gevelreclames evenwijdig aan de gevel niet breder dan 70% van de gevelbreedte en niet hoger dan 0.75 m, tot een maximum van 5.0 m². x Afstemmen op de maatvoering / maatverhouding van het gebouw. x Reclametoepassingen ondergeschikt t.o.v. het hoofdgebouw. x Afgestemd op de architectuur / het ontwerp. x In de voorgevel reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de plaatsbepaling afstemmen op en in verhouding met de oorspronkelijke gevel. x Aan de randen van het bedrijventerrein géén reclame-uitingen in felle kleuren. x Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden/verkocht worden.
426
Deel B - Criteria
x
Geen lichtcouranten of lichtreclame met veranderlijk of met tussenpozen verschijnend licht.
Voor vrijstaande reclame-uitingen / reclamezuilen gelden de volgende criteria: x Bij de entree van het bedrijf. x Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte ernstig belemmeren. x Reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detaillering zijn afgestemd op en harmoniëren met het hoofdgebouw. x Maximaal één reclame-uiting per bedrijf. x Maximaal 2.0 m² en bij voorkeur niet hoger dan 2.0 m. Hierop is uitzondering mogelijk tot niet hoger dan 3.5 m, mits de afwijking een toegevoegde waarde heeft voor de beeldkwaliteit en waarbij de maatvoering en detaillering zijn afgestemd op en harmoniëren met het hoofdgebouw. x Geen mechanisch bewegende delen. x Geen reclame voor diensten of producten die niet in het pand plaatsvinden/verkocht worden. Reclame-uiting plat op de gevel (maximaal 1 stuk per bedrijf). Locatie: x boven de entree of passend in de compositie van de gevel; x bij plaatsing op een luifel: niet breder dan de luifel; x op een in het ontwerp geïntegreerde positie voor reclame-uitingen; x voor gevelopeningen is niet toegestaan; x boven de eerste verdiepingsvloer zijn uitsluitend losse letters toegestaan. Afmetingen: x Ligt aan de grote van de gevel. maximum oppervlak van 5% van het totale oppervlak van de gevel. x Breedte moet afgestemd zijn op een repeterend gevelelement of stramien, dat herkenbaar is in de gevel. De hoogte moet hier vervolgens in verhouding mee zijn. Reclame-uiting loodrecht op de gevel (maximaal 1 stuk per bedrijf). In de vorm van borden en logo's. Locatie: x passend in de compositie van de gevel; x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject; x onder de onderdorpel van de kozijnen op de 1e verdieping. Afmetingen: x maximaal 1 meter buiten de gevel stekend; x maximale oppervlakte per zijde is 1 m²; x maximale dikte is 0,25 meter.
Hoofdstuk 11
427
Lichtgevende of aangelichte reclame (maximaal 1 stuk per bedrijf) Door het aanlichten van reclame-uitingen of verlichte losse letters plat op de gevel. Constructie ten behoeve van de verlichting mag niet zichtbaar zijn. Vlaggen, banieren, vaandels en wimpels (maximaal 1 stuk per bedrijf) Locatie: x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject. En mag niet hoger zijn dan 5 meter boven het maaiveld, gemeten vanaf de bovenzijde van het reclameobject. Afmetingen: x maximaal 1,00 meter uit de gevel stekend. Raamplaketten en plakfolie (maximaal 2 stuks) Locatie: x aan de binnenkant van de ramen; x alleen op de begane grond toegestaan. Afmetingen: x maximaal 50% van een raamvlak. Bij ramen van werkplekken niet toegestaan. 11.3.4 Richtlijnen losstaande reclame-uitingen bedrijven. Maximale aantal reclame-uitingen = 4 Permanente reclamezuil (maximaal 1 stuk) Locatie: x voor de hoofdentree van het gebouw op eigen grond of, x als gezamenlijke presentatie bij de hoofdentree van een bedrijventerrein. Afmetingen: x bij een gebouw maximaal (bxhxd) 1,00x2,00x0,30 meter; x bij een hoofdentree van een bedrijventerrein maximaal (bxhxd) 2,00x3,50x0,30 meter. Vlaggenmast (maximaal 3 stuks) Locatie: x op eigen grond. Afmetingen: x alle masten dienen dezelfde hoogte te hebben en niet hoger te zijn dan 8,00 meter. x vlaggenmasten mogen niet te ver boven het gebouw uitsteken. En dienen rekening te houden met de totale hoogte van het gebouw. x afmeting van de vlag moet in verhouding zijn met de mast.
428
Deel B - Criteria
11.3.5 Richtlijnen losstaande reclame-uitingen kantoren en bedrijfsverzamelgebouwen. Maximale aantal reclame-uitingen = 3 per gebouw. Permanente reclamezuil (maximaal 1 stuk) Locatie: x voor de hoofdentree van het gebouw op eigen grond of, x als gezamenlijke presentatie bij de hoofdentree van een bedrijventerrein. Afmetingen: x bij een gebouw maximaal (bxhxd) 1,00x2,00x0,30 meter. Vlaggenmast (maximaal 1 stuk) Locatie: x op eigen grond. Afmetingen: x alle masten dienen dezelfde hoogte te hebben en niet hoger te zijn dan 8,00 meter. x Vlaggenmasten mogen niet te ver boven het gebouw uitsteken. En dienen rekening te houden met de totale hoogte van het gebouw. x Afmeting van de vlag moet in verhouding zijn met de mast.
11.4 Historische dorpskernen (werk- en winkelgebieden) De historische kernen zijn belangrijk voor de geschiedenis van de stad en vormen een belangrijke, cultuurhistorische en economisch waardevolle schakel binnen het stedelijk weefsel. Deze gebieden hebben meestal ook een beschermd stadsgezicht die als samenhangend geheel van algemeen belang zijn door schoonheid of geschiedenis, belangrijk zijn voor de wetenschap en een cultuurhistorische betekenis hebben. Deze gebieden worden door het Rijk, provincie of gemeente als zodanig aangewezen en hebben een beschermde status met betrekking tot bouwen en verbouwen. Uitgangspunt voor het beoordelen is het waarborgen van het karakteristieke historische straatbeeld met voldoende mogelijkheden voor reclame-uitingen. Reclame moet passen binnen de historische architectuur van het pand en moeten ondergeschikt zijn aan de historische bebouwing. Ook in de avonduren dient er met respect te worden omgegaan met de historische bebouwing. Daarbij kan je denken dat bijzondere bebouwing aangelicht mag worden. En reclame-uitingen niet, omdat deze ondergeschikt zijn aan de historische bebouwing.
Hoofdstuk 11
429
Richtlijnen gevelreclame-uitingen Maximale aantal reclame-uitingen = 3 stuks per voorgevel van een winkel. Reclame-uiting plat op de gevel (maximaal 1 stuk per winkel) Uitgevoerd in losse letters of een passend vormgegeven reclamebord. Locatie: x boven de entree, gecentreerd in de gevel, of passen in de historische architectuur van de gevel; x bij meerdere bouwlagen, onder de onderdorpel van de kozijnen op de eerste verdieping; x bij plaatsing op een luifel: niet breder dan de luifel. Afmetingen: x is per situatie anders, ligt aan de architectuur van de gevel. Wat is wel toelaatbaar en wat niet meer. Maar moeten toch duidelijke richtlijnen opstellen; x maximaal 0,60 meter hoog, maximaal 60% breed t.o.v. totale breedte van de gevel. Met een maximum van 4 meter en maximaal 0,15 meter uit te gevel stekend, inclusief bevestigingsconstructie. Reclame-uitingen loodrecht op de gevel (maximaal 1 stuk per winkel) Locatie: x bij meerdere bouwlagen, onder onderdorpel van het kozijn van de eerste verdieping; x passend in de historische architectuur van de gevel; x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject. Afmetingen: x maximale afmetingen (bxhxd) 0,60x0,60x0,15 meter maximaal 0,75 meter uit de gevel stekend. Vlaggen, banieren, vaandels en wimpels (maximaal 2 stuks, identiek aan elkaar) Locatie: x minimaal 0,50 meter uit de erfgrens; x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject. En mag niet hoger zijn dan 4 meter boven het maaiveld, gemeten vanaf de bovenzijde van het reclameobject. Afmetingen: x afmetingen banier maximaal (bxh) 0,40x1,20 meter, maximaal 0,60 meter uit de gevel stekend.
430
Deel B - Criteria
Raamplaketten en plakfolie (maximaal 2 stuks) Locatie: x aan de binnenkant van de ramen op de begane grond. Niet toegestaan bij werkplekken. Afmetingen: x maximaal 25% van een raamvlak.
11.5 Sport- en recreatieterreinen Grootschalige sportcomplexen en de recreatiegebieden die verspreid in en rondom Nieuwegein gesitueerd zijn. De openbare ruimte is overdag algemeen toegankelijk, maar het gebruik van de voorzieningen is veelal gelimiteerd tot leden en toeschouwers. Naamsaanduidingen voor de sportvereniging zijn mogelijk. Overige reclameuitingen dienen beperkt te blijven tot enkele objecten aan de gevel van het verenigingsgebouw of de kantine en reclameborden die gericht zijn op het veld. Commerciële reclame alleen aan de randen van de sportvelden door middel van reclameborden, en op de gebouwen of in de openbare ruimte. Daar zijn al regels voor als het goed is. 11.5.1 Richtlijnen gevelreclame-uitingen voor sportverenigingen Maximale aantal reclame-uitingen = 2 stuks per gebouw, kleedruimten en andere ondergeschikte bijgebouwen is niet toegestaan. Reclame-uiting plat op de gevel (maximaal 1 stuk per vereniging) Locatie: x Boven de entree of passend in de compositie van de gevel. x Op een in het ontwerp geïntegreerde positie voor reclame-uitingen. x Voor gevelopeningen is niet toegestaan. Afmetingen: x maximale afmeting (bxhxd) 2,00x0,80x0,20 meter, inclusief bevestigingsconstructie. Uitgevoerd in losse letters of een passend vormgegeven reclamebord/-object. Lichtgevende of aangelichte reclame (maximaal 1 stuk per vereniging) Door het aanlichten van reclame-uitingen of door verlichte losse letters op de gevel; Overeenkomstig de richtlijnen voor reclame-uitingen plat op de gevel. Vlaggen, banieren, vaandels en wimpels (maximaal 1 stuk) Locatie: x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject. En mag niet hoger zijn dan 4 meter boven het maaiveld, gemeten vanaf de bovenzijde van het reclameobject.
Hoofdstuk 11
431
Afmetingen: x afmetingen banier maximaal (bxh) 0,40x1,20 meter, maximaal 0,60 meter uit de gevel stekend. Raamplaketten en plakfolie (maximaal 2 stuks) Locatie: x aan de binnenkant van de ramen op de begane grond. Niet toegestaan bij werkplekken. Afmetingen: x maximaal 25% van het raamvlak. Richtlijnen losstaande reclame-uitingen sportverenigingen Maximale aantal reclame-uitingen = 2 Reclamezuil of –constructie (1 stuk per sport- of recreatiegebied) Locatie: x Op eigen grond. Afmetingen: x maximale afmeting (bxhxd) 1,00x2,00x0,30 meter. Vlaggenmast (maximaal 2 stuk) Locatie: x op eigen grond. Afmetingen: x met een maximum van 6,00 meter. Reclame-uitingen voor commerciële doeleinden. Reclameborden langs sportvelden: Locatie: x geplaatst op sportvelden met omheining. Afmetingen: x borden hebben een uniforme afmeting van (bxh) 3,00x0,80 meter. Reclameborden op tribunes: Locatie: x het zicht mag niet belemmerd worden. tegen de achterwand van de tribune. Tegen de dakrand. Afmetingen: x borden hebben een uniforme afmeting van (bxh) 3,00x0,80 meter.
432
Deel B - Criteria
11.6 Woongebieden Het uitgangspunt is dat voor gebieden met hoofdzakelijk een woonfunctie geen reclame-uitingen passen. Een uitzondering hierop zijn de kleinere praktijkruimten en bedrijven aan huis. Voor deze gevallen is een bescheiden aanduiding aan de gevel aanvaardbaar. Uitgangspunt is dat reclame-uitingen beperkt moet zijn tot wat minimaal nodig wordt geacht. Richtlijnen gevelreclame-uitingen Maximale aantal reclame-uitingen = 2 stuk per bedrijf/woning. Reclame-uiting plat op de gevel (maximaal 1 stuk) Locatie: x naast de voordeur of entree van de praktijk- of bedrijfsruimte. Afmetingen: x maximale afmetingen (bxh) 0,40x0,40 meter. Raamplaketten en plakfolie (maximaal 1 stuk) Locatie: x aan de binnenkant van de ramen op de begane grond. Niet toegestaan bij werkplekken. Afmetingen: x maximaal 25% van het raamvlak. 11.6.1 Bedrijven, winkels en kantoren in woongebieden In een aantal woonwijken zijn ook bedrijven, kantoren en winkels gevestigd, te denken aan de huisarts, apotheek, autodealers en buurtsupermarkten. Deze bedrijven en kantoren moeten de mogelijkheid krijgen om reclame te uiten. Maar er moet wel met het karakter van de omgeving rekening gehouden worden. In een woonwijk is een rustige omgeving wenselijk en storende elementen in het straatbeeld dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden. Uitgangspunt is dat reclame-uitingen beperkt moeten zijn tot wat minimaal nodig wordt geacht. Alleen de mogelijkheid welk bedrijf of instantie daar gevestigd zit. Verder zijn er geen andere reclame-uitingen mogelijk.
Hoofdstuk 11
433
Richtlijnen gevelreclame-uitingen Maximale aantal reclame-uitingen = 2 stuks per naar de weg gerichte gevel. Bij een gevel naar woningen gericht is gevelreclame niet gewenst. Reclame-uiting plat op de gevel (maximaal 2 stuks per bedrijf) Uitgevoerd in losse letters of een passend vormgegeven reclamebord. Locatie: x boven de entree of passend in de compositie van de gevel; x bij plaatsing op een luifel: niet breder dan de luifel; x op een in het ontwerp geïntegreerde positie voor reclame-uitingen; x voor gevelopeningen is niet toegestaan; x boven de eerste verdiepingsvloer zijn uitsluitend losse letters toegestaan. Afmetingen: x maximale afmeting = (bxhxd) 1,50x0,80x0,15 meter, inclusief bevestigingsconstructie. Vlaggen, banieren, vaandels en wimpels (maximaal 2 stuks, identiek aan elkaar) Locatie: x het reclameobject mag niet lager dan 2,3 meter boven het maaiveld bevestigd zijn, gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject. En mag niet hoger zijn dan 4 meter boven het maaiveld, gemeten vanaf de bovenzijde van het reclameobject. Afmetingen: x afmetingen banier maximaal (bxh) 0,40x1,20 meter, maximaal 0,60 m uit de gevel stekend. Raamplaketten en plakfolie (maximaal 2 stuks) Locatie: x aan de binnenkant van de ramen op de begane grond. Niet toegestaan bij werkplekken. Afmetingen: x maximaal 25% van het raamvlak. Richtlijnen losstaande reclame-uitingen Maximale aantal reclame-uitingen = 1 Reclame-uitingen naar woningen gericht is niet gewenst/toegestaan. Permanente reclamezuil (maximaal 1 stuk) Locatie: x op eigen grond. Afmetingen: x maximale afmeting (bxhxd) 1,00x1,00x0,30 meter.
434
Deel B - Criteria
Vlaggenmast (maximaal 1 stuk) Locatie: x op eigen grond. Afmetingen: x niet hoger dan het gebouw zelf met een maximum van 6,00 meter.
11.7 Groen buitengebied. Reclame-uitingen worden als storend ervaren. Belangrijk de uitstraling tussen bebouwde kom en het buitengebied te bewaken. Reclame-uitingen in deze gebieden zijn daarom niet wenselijk. Hooguit kan aan de weg een “informeel” bord geplaatst worden, bv ten behoeve van de verkoop van agrarische producten aan huis of kamperen bij de boer. Permanente reclamebord (maximaal 1 stuk) Locatie: x op eigen grond. Afmetingen: x maximale afmeting (bxhxd) 1,00x1,00x0,30 meter. Daarnaast is er een provinciale verordening van kracht.
11.8 Openbare ruimte 11.8.1 Reclame-uitingen op of direct langs de openbare weg. Belangrijke routes, parkeerterreinen en pleinen van gemeente Bunnik bieden ruimte voor reclame-uitingen. Het gaat om billboards, lichtmastborden, driehoek- en sandwichborden, abri´s en vitrines. Belangrijk is dat de reclame-uitingen op of direct langs de openbare weg op een logische plek worden gesitueerd, in samenhang met elkaar en de omgeving. De hoeveelheid aan reclame-uitingen mag geen ‘verstorend’ effect hebben op de beleving van de openbare ruimte. Vrijstaande reclame-uiting/reclamezuilen Locatie: x alleen langs de belangrijkste hoofdroute binnen en buiten de kernen (hoofdverkeerswegen, centrumlocaties etc.) x bij de entree van een gebied, gebouw, parkeerplaats of terrein. x Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte belemmeren of voor verkeersonveilige situaties zorgen. x In beginsel maximaal één reclame-uiting. Afhankelijk van grootte openbare ruimte, locatie en functie zijn meerdere vrijstaande reclame-uitingen mogelijk
Hoofdstuk 11
435
Afmetingen: x Reclamezuilen niet hoger dan 5.00 m en niet hoger dan de bouwhoogte van de bouwwerken in de omgeving. Hoogte reclamezuil wordt gerelateerd aan de opbouw van de openbare ruimte en aangrenzende bebouwing. De reclame-uiting mag het straatbeeld niet overheersen. Vormgeving: x Reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detaillering zijn afgestemd op de inrichting van de openbare ruimte. x Reclame beperken tot het hoogst noodzakelijke.
436
Deel B - Criteria
BIJLAGEN
Bijlage 1: Bebouwingskenmerken
Bijlage 1
1
2
Bijlage 1
Bijlage 2: Begrippenlijst
Aangekapt:
met kap bevestigd aan dakvlak.
Aardtinten:
roodbruine tinten.
Achterkant:
de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of openbaar groen.
Achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant,, van het hoofdgebouw.
Afdak:
dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen.
Afstemmen:
in overeenstemming brengen met.
Antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
Antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. Asymmetrische kap: zadeldak met twee ongelijke dakvlakken. Authentiek:
overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.
Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
Bedrijfsbebouwing: gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen, hebben meestal een utilitair karakter. Behouden:
handhaven, bewaren, in stand houden.
Belendend:
naastgelegen, (direct) grenzend aan.
Beschermd stadsof dorpsgezicht:
gebied dat vanwege de ruimtelijke of cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de Monumentenwet 1988.
Bestemmingsplan:
door de gemeenteraad vastgesteld plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening waarin regels zijn opgenomen omtrent het gebruik van de grond en de daar zich bevindende bouwwerken.
Bestrating:
verharding zoals straatstenen of tegels.
Bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
Bijbehorend bouwwerk: een zich
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Blinde muur / gevel: gevel of muur zonder raam, deur of andere opening. Boeiboord:
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.
Boerderij:
gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij behorende woonhuis.
Bouwblok:
een aan alle zijden door straten, wegen of groen begrensde groep gebouwen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt.
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Bouwlaag:
verdieping van een gebouw.
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het bestemmingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Bovenbouw:
het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels.
Buitengebied:
buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel landelijk gebied genoemd.
Bungalow:
meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd.
Buurtschap:
verzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom.
Conformeren:
zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op.
Context:
omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken.
Contrasteren:
een tegenstelling vormen.
Dak:
afdekking van een gebouw, vlak of hellend dak, waarop dakbedekking is aangebracht.
Dakbedekking:
materiaal en constructie waarmee een dakvlak is afgedekt om te voorkomen dat er water binnenkomt.
Dakbeschot:
bedekking van een kap, bestaande uit planken of delen, die over de gordingen of de daksparren zijn aangebracht.
Dakhelling:
de hoek van het dak.
Dakkapel:
uitbouw op een hellend dakvlak.
Dakopbouw:
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
Daknok:
hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak.
Dakraam:
raam in een hellend vlak.
Dakvlak:
een vlak van het dak/kap.
Dakvoet:
laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevellijn.
Damwandprofiel:
metalen beplatingsmateriaal met een damwandprofilering.
Detail:
ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam.
Detaillering:
uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen.
Diversiteit:
verscheidenheid, afwisseling, variatie.
Ensemble:
architectonisch en stedenbouwkundig compositie van meerdere panden.
Erf:
al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
Eerste verdieping:
tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
Erker:
kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas.
Flat:
groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en worden op hun beurt flat/flatjes genoemd.
Galerij:
gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Geleding:
verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen.
Gepotdekseld:
horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating (oorspronkelijk houten planken).
Gevel:
buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel).
(Gevel)geleding:
onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, inspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen.
Goot: Gootklos:
waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak. in de muur bevestigd stuk balk te ondersteuning van een goot.
Gootlijn:
veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen.
Groengebied:
gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen en natuurgebieden.
Hoekaanbouw:
grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw.
Hoofdgebouw:
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Hoogbouw:
gebouwen van meer dan vier lagen.
Individueel gebouw: zelfstandig, op zichzelf staand gebouw. Industriegebied:
gebied bestemd voor de vestiging van industrie.
Installatie:
set van elektrische beeld- en/of geluidsapparatuur, het aanbrengen van technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf.
Kap:
samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt.
Kavel:
grondstuk, kadastrale eenheid.
Kern:
centrum van een dorp of stad.
Kop:
in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld een gebouw.
Laag:
zie bouwlaag.
Laagbouw:
gebouwen van één of twee lagen.
Landelijk gebied:
zie buitengebied.
Latei:
draagbalk boven gevelopening.
Lessenaarsdak:
dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.
Lijst:
een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel.
Lint:
langgerekte weg met daarlangs bebouwing.
Luifel:
een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur.
Maaiveld:
bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht.
Mansardekap:
dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor ene geknikte vorm ontstaat.
Markies:
opvouwbaar zonnescherm.
Massa:
volume van een gebouw of bouwdeel.
Metselverband:
het zichtbare patroon van metselwerk.
Middenstijl:
verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.
Monument:
aangewezen onroerend goed als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening voorzover aanwezig op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van deze welstandsnota.
Muurdam:
penant, gedeelte van een muur tussen twee openingen (vensters of deuren) waarvan de hoogte groter is dan de breedte.
Negge:
het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn.
Nok:
horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak.
Niet-vrijstaand bijgebouw:
Omgevingsvergunning:
aan-, uitbouw, bijgebouw en/of overkapping voorzover deze verbonden is met het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
vergunning voor bepaalde activiteiten zoals bouwen en slopen als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Onderbouw:
het onderdeel van een gebouw, heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak.
Ondergeschikt:
voert niet de boventoon.
Ontsluiting:
de toegang tot een terrein of een gebouw.
Oorspronkelijk:
origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.
Oorspronkelijke gevel:
gevel van een gebouw zoals deze oorspronkelijk (ten tijde van de oplevering van het gebouw) was.
Openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitslui-
tend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer. Openbaar groen:
met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken, plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bossage of water kan in dit verband niet worden aangemerkt als openbaar groen.
Oriëntatie:
de richting van een gebouw.
Overstek:
bouwdeel dat vooruit steekt ten opzichte van het eronder gelegen deel.
Paneel:
rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.
Parcellering:
indeling in percelen.
Penant:
gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw. Gedeelte van een gevel tussen twee openingen (vensters of deuren) waarvan de hoogte groter is dan de breedte.
Pilaster:
weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen.
Plaatmateriaal:
bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (o.a. trespa) of staal (vlak of met profiel).
Planmatige bebouwing:
groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld stedenbouwkundig c.q. architectonisch plan.
Plasticiteit:
ruimtelijkheid in de gevel, uitspringende of diepliggende vormen of kozijnen geven meer plasticiteit aan een gevel.
Plint:
een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw.
Portiek:
gemeenschappelijk trappenhuis.
Renovatie:
vernieuwing van een gebouw.
Rijtjeshuis/woning: huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen. Ritme:
wisseling in accenten en bewegingen.
Rollaag:
horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand.
Sanering:
herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw.
Schilddak:
dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken.
Schuur:
bijgebouw ten behoeve van opslag.
Slagenlandschap:
een landschap met langgerekte ontginningslinten met haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door afwateringssloten.
Speklaag:
lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk Oorspronkelijk van natuursteen, later ook van kunststeen of beton.
Situering:
de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving.
Stads- en dorpsvernieuwing:
maatregelen voor de verbetering of vervanging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen.
Tactiel:
met de tastzin verbonden.
Textuur:
de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk).
Voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
Voorgevelrooilijn:
langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatige be-
loop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft. Of overeenkomstig Bor: voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening. Voorkant:
Vrijstaand bijgebouw:
de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde direct grenst aan de weg of openbaar groen. bijgebouw en/of overkapping, die niet verbonden is met het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan het op het bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
Windveer:
plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen.
Zadeldak:
dak met twee tegenovergestelde dakvlakken die bij de nok samenkomen.
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Hasselt www.BRO.nl