SECTORPLAN SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF 2014-2015
1. Inleiding In het Sociaal Akkoord van 11 april jl. hebben Kabinet en sociale partners afspraken gemaakt die de Nederlandse arbeidsmarkt bestand moeten maken voor de uitdagingen van de toekomst. Er is afgesproken dat het Kabinet door cofinanciering van sectorplannen ondersteuning zal bieden bij inspanningen om mensen die hun baan dreigen kwijt te raken via (inter-)sectorale mobiliteit en scholing aan de slag te houden. Omdat niet alle sectoren in dezelfde mate en op dezelfde wijze door de crisis worden getroffen, zijn gerichte stimuleringsmaatregelen en een (inter-)sectorale en regionale aanpak nodig. Ook het bieden van kansen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt kan rekenen op steun, evenals het bieden van kansen aan jongeren om werkervaring op te doen. Daarnaast moeten sectorplannen bijdragen aan duurzame inzetbaarheid van werknemers en een betere werking van de arbeidsmarkt. Er is inmiddels € 600 miljoen ter beschikking gesteld voor 2014 en 2015 ten behoeve van cofinanciering voor de sectorplannen. Voor ligt het Sectorplan aan van de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche 2014-2015. Na een schets van de schoonmaak- en glazenwassersbranche en de visie van sociale partners, wordt dieper ingegaan op de arbeidsmarkt in de algemene en specialistische schoonmaak en de knelpunten die daarop voorkomen. Naar aanleiding daarvan wordt een aantal maatregelen genoemd, waarbij voor een aantal cofinanciering sectorplan wordt aangevraagd. Deze aanvraag zal in november 2013 worden ingediend. Een tweede aanvraag zal naar verwachting in 2014 worden ingediend. Sociale partners constateren nog een aantal andere knelpunten, waarvoor maatregelen in de CAO onderhandelingen aan de orde zullen komen. Op dit moment is nog geen zinnig woord te zeggen over de uitkomst van de CAO onderhandelingen, reden waarom in het voorliggende sector daarop niet wordt ingegaan. Daarnaast speelt in de sector al jaren het ziekteverzuim een grote rol. Om te bezien of het benaderen van ziekteverzuim op een andere manier positieve effecten heeft is in 2013 een groot branchebreed onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden in november 2013 aan sociale partners overhandigd. Eventuele maatregelen op het gebied van duurzaamheid die voortvloeien uit dit onderzoek zullen in een tweede aanvraag meegenomen worden. Daarop kan op dit moment evenmin worden vooruitgelopen. 2. Schets van de schoonmaak- en glazenwassersbranche De schoonmaak- en glazenwassersbranche is een relatief jonge branche en is in een aantal jaren uitgegroeid tot een grote branche, zowel qua aantal medewerkers, als qua omzet als qua initiatieven. De branche wordt aangestuurd door sociale partners die zich hebben verenigd in Stichting RAS (Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche). De stichting RAS is opgericht in 1991 door FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB). Deze partijen zijn ook Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 1
verantwoordelijk voor de CAO-onderhandelingen. De huidige CAO, die algemeen verbindend is verklaard1, heeft een looptijd tot 31 december 2013. De onderhandelingen voor de nieuwe CAO zijn in november 2013 gestart. Belangrijke taak van de RAS is het vervullen van een adviserende functie richting de branche en het naleven en toepassen van de CAO-afspraken. De RAS initieert en financiert activiteiten en projecten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en opleidingen. Voor zowel werkgevers als werknemers. Stichting RAS treedt op als aanvrager van de cofinanciering sectorplan. 2.1
Bedrijfsactiviteiten in de branche
De schoonmaak- en glazenwasserbranche in Nederland is goed voor een omzet van € 4,3 miljard (1% van het Bruto Nationaal Product). Hiervan wordt ruim 60% gerealiseerd door de 5 grote spelers. De rest wordt gerealiseerd door zo´n 7.000 bedrijven. Een groot deel van deze bedrijven zijn zogenaamde papa en mama bedrijven, bedrijven met 1 tot 5 werknemers. De schoonmaakbranche kent twee grote werkterreinen:
algemene schoonmaak. Hiermee bedoelen we kantorenschoonmaak, schoonmaak van hotels en recreatiebungalows, schoonmaak in zorginstellingen en schoonmaak bij particulieren en specialistische schoonmaak, waarmee we bedoelen het glazenwassen, gevelonderhoud, vloeronderhoud, reiniging in de voedselverwerkende industrie, reiniging na calamiteiten (brand, overstroming) en reiniging van vervoermiddelen zoals treinen, bussen, trams en vliegtuigen.
Alle schoonmaak is (redelijk tot) zwaar fysiek werk. De medewerkers in de reguliere schoonmaak hebben te maken met repeterende werkzaamheden, veel lopen (met stofzuiger, stofwisser of mop) en soms het tillen van materiaal (rugstofzuiger). De specialistische schoonmakers lopen onder andere aan tegen werken op hoogte, tillen van ladders, werken met de tuckerpool en onregelmatige werktijden. In alle segmenten is werkdruk een issue. Voor leidinggevenden ligt de druk met name in de span of control. Dit heeft mede tot gevolg dat het ziekteverzuim in de branche rond de 6% ligt. De sector heeft in het kader van de CAO 2012-2013 een branchebreed ziekteverzuimonderzoek opgezet. Dit onderzoek moet antwoord geven op de vraag welke effect het afschaffen van wachtdagen heeft op het ziekteverzuim. De meeste bedrijven richten zich op de algemene schoonmaak. Het merendeel van de werknemers is ook in dit terrein werkzaam, namelijk 71% (UWV Sectorbeschrijving, tabel op p7, interieurschoonmaak).
1
In de CAO wordt ook de afdracht van de RAS-premie (waarmee activiteiten van de RAS worden gefinancierd) geregeld. Deze afdracht is tot en met 31 december 2014 gewaarborgd. Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 2
De algemene en de specialistische schoonmaak kennen ieder hun eigen dynamiek: In de algemene schoonmaak werken de meeste mensen. De algemene schoonmaak wordt gekenmerkt door veel vrouwen, veel kleine parttime dienstverbanden, werken op incourante tijden (’s ochtends en ’s avonds) en minder veiligheidseisen dan de specialistische schoonmaak. In de specialistische schoonmaak werken voornamelijk mannen, in full time of bijna fulltime dienstverbanden en zijn veiligheidseisen zeer belangrijk in verband met het werken met machines, werken op hoogte en werken met hoge druk. Veel bedrijven houden zich bezig met beide werkterreinen, specialistische bedrijven leveren vaak meer dan een van de specialistische werkzaamheden. 2.2
Personeel in de schoonmaak- en glazenwassersbranche
Op basis van gegevens van Bedrijfspensioensfonds Schoonmaak (hierna: BPF) (de analyse populatie, stand 31-12-2012) en de sectorbeschrijving van het UWV van 12 juli 2013 kunnen we het volgende beeld schetsen van de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche. Het BPF Schoonmaak heeft ruim 113.000 deelnemers (het UWV gaat uit van een groter aantal werknemers). Deze deelnemers zijn tussen de 21 en 65 jaar (waarin pensioenaanspraken worden opgebouwd). Van deze 113.000 deelnemers is de gemiddelde leeftijd van de deelnemers 42,2 jaar, twee derde van de deelnemers van het BPF is tussen de 31 en 54 jaar. Het aandeel jongeren is gering. Slechts 16% van de deelnemers is tussen de 21 en 28 jaar. Het BPF Schoonmaak registreert daarnaast de jongeren in de branche, werknemers die jonger zijn dan 21 jaar. In de branche zijn dit er 8.333 (3.375 mannen en 4.958 vrouwen). Totaal komt het BPF Schoonmaak daarmee op bijna 121.500 deelnemers. Van hen zijn 30.434 deelnemers in de leeftijdscategorie 15-30 jaar. Dit is 25% van het totaalbestand. Van hen zijn 11.5877 mannelijk (9,7% van het totaal) en 18.557 vrouwelijk (15,3%). Vergeleken met de beroepsbevolking van Nederland blijft de schoonmaaksector achter met niet alleen het aantal jongeren in de sector maar ook als we kijken naar de verdeling mannen-vrouwen (zie grafiek tabel hieronder). De trend dat het aandeel jongeren in de sector beduidend lager is dan bij de gemiddelde beroepsbevolking zien we al een aantal jaren. Uit onderzoek2 uit 2007 blijkt dat het aandeel jongeren tot 24 jaar tussen 1991 en 2007 fors is afgenomen van 23% naar 14%. Gegevens van het BPF Schoonmaak wijzen uit dat dit aandeel in 2012 stabiel is gebleven op 14%.
2
Rapport Werken in de schoonmaak- en glazenwassersbranche, Een arbeidsmarktonderzoek naar knelpunten en oplossingen, Research voor Beleid, augustus 2007
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 3
In onderstaande tabel zijn de gegevens van het BPF en de sectorbeschrijving UWV naast de gegevens van het CBS gezet over de beroepsbevolking in Nederland. Samenstelling personeelsbestand Schoonmaak Persoonskenmerken Geslacht Man Vrouw
BPF 2012 30% 70%
CBS Beroepsbevolking 50,3% 49,7%
21-28 29-40 41-50 51-55 56-65
BPF 2012 Vrouw 10% 18% 22% 10% 10%
CBS Beroepsbevolking Man Vrouw 15-30 20% 20% 29-40 8% 8% 41-50 9% 9% 51-55 5% 4% 56-65 8% 9%
Leeftijd* man 6% 9% 9% 3% 3%
Herkomst Autochtoon Allochtoon Opleidingsniveau basisonderwijs, vmbo havo, vwo, mbo hbo, wo Onbekend
UWV 2009 54% 46%
CBS Beroepsbevolking 81% 19%
UWV 2009
CBS Beroepsbevolking
66% 28% 3% 2%
29% 43% 28% 1%
* De eerste leeftijdsgroep van het BPF van is niet te vergelijken met de gegevens van het CBS omdat zij van een andere leeftijdsindeling uitgaan.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 4
Uit ditzelfde rapport blijkt dat het aandeel 45-54 jarigen in dezelfde periode (i.e. 19912007) fors toegenomen van 16% naar 24%. Ook hier is de vergelijking niet makkelijk te maken maar uit bovenstaande tabel blijkt duidelijk dat het aandeel 41-55 jarigen bovengemiddeld ligt, in vergelijking met de gegevens van de CBS over de beroepsbevolking. Het aandeel personen van 55 jaar en ouder is sinds 1991 en 2007 verder gestegen. In 1991 maakten zij 7% uit van het personeelsbestand in de sector, in 2007 11% en in 2012 13%. Een typerend kenmerk van de branche is het aantal deeltijdcontracten. De gemiddelde werktijdfactor in de branche is 0,5. Veruit de meeste vrouwen werken deeltijd in de interieurschoonmaak. De mannen werken vooral fulltime in de specialistische reiniging (zie tabel Aantal deelnemers M/V – Werktijd factor (wtf) BPF Schoonmaak. Van alle deelnemers werkt ruim 40% in Noord- en Zuid Holland en nog eens 25% in Gelderland en Noord Brabant. De Schoonmaak- en Glazenwassersbranche is dynamisch, er is namelijk jaarlijkse een in-/ uitstroom in BPF Schoonmaak van ongeveer 30.000 deelnemers. In het rapport van Research voor Beleid uit 2007 is geconcludeerd dat het verloop in de branche 22,2% per half jaar is. De uitstroom bestaat met name uit uitvoerende medewerkers met een tijdelijk parttime contract. Werknemers die uitstromen, gaan voor het grootste deel aan de slag in een andere sector (de gezondheids- en welzijnszorg, de overige dienstverlening, de detailhandel en de horeca). Oudere werknemers gaan in meerderheid met (pre)pensioen. Uit het onderzoek uit 2007 wordt geconcludeerd dat ‘de grote door- en uitstroom in de branche voor werkgevers soms arbeidsmarktknelpunten oplevert. Sommige bedrijven hebben moeite met het aantrekken van glazenwassers en specialisten. Het lukt bedrijven echter de meeste problemen met de personeelsvoorziening met ad hoc maatregelen op te lossen (het aannemen van uitzendkrachten en tijdelijke krachten, het tijdelijk verhogen van de werkdruk, overwerken, etc). Vooral middelgrote en zeer grote bedrijven huren wel eens uitzendkrachten in’. Ondanks de crisis is het niet aannemelijk dat dit sinds 2007 sterk veranderd is. In heel 2012 waren er 169.572 deelnemers met één of meer dienstverbanden. Hiervan hebben 57.478 deelnemers één dienstverband beëindigd en 5.094 hebben twee keer een dienstverband beëindigd. Volgens het UWV hebben de werknemers in de branche gemiddeld 1,2 banen en werken gemiddeld 23 uur per week. De gemiddelde lengte dienstverband is 4,25 jaar. Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de schoonmaakbranche geen afspiegeling is van de maatschappij, want: -
Er werken relatief weinig jongeren in de branche 50% van de deelnemers is boven de 41 jaar Er is veel parttime werk
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 5
-
-
Er werken veel laaggeschoolde werknemers, een groot aantal werknemers heeft alleen het basisonderwijs gevolgd. Dit heeft consequenties voor de employabiliteit van de werknemers Er is veel laaggeletterdheid De sector kenmerkt zich door veel werknemers met andere nationaliteiten en culturele achtergrond. Waren dit eerder veelal Marokkanen en Turken, tegenwoordig zien we veel meer Afrikanen en Oost-Europeanen.
Schoonmaakdienstverlening wordt ingekocht door opdrachtgevers via (openbare) aanbestedingen, offerteprocedures of onderhandse afspraken. Of een organisatie aanbestedingsplichtig is heeft onder andere te maken met of deze organisaties publiek zijn. Dat schoonmaakdienstverlening door opdrachtgevers uitbesteed wordt en dus ingekocht, heeft consequenties voor het werk. De werknemer voert per definitie zijn werkzaamheden uit op andere locaties dan bij de eigen werkgever. Dit betekent dat de schoonmaker niet alleen met zijn eigen werkgever te maken heeft maar ook met de opdrachtgever en de gebruikers van het object dat hij/zij schoonmaakt. Onderzoek heeft uitgewezen dat schoonmakers (met name degene die vaste locaties schoonmaken) niet alleen met hun eigen werkgever een band hebben maar ook met de opdrachtgever. Soms is de band met de opdrachtgever sterker dan die met hun eigen werkgever. 2.3 Marktontwikkeling Volgens de ABN-Armo kende de schoonmaak- en glazenwassersbranche in 2012 een kleine omzet groei van 1,1%. De 3 voorgaande jaren was de groei 0,1% per jaar. Ondanks deze matige marktontwikkeling stijgt het aantal bedrijven, vooral in de glazenwassersbranche is het aantal zzp-ers sterk toegenomen.
Bron: UWV p9
Het UWV ziet dat de schoonmaakbranche haar werkterrein verbreedt naar de zorg. Van oudsher is de zorg een sector die weinig schoonmaak werk uitbesteedde, maar onder druk van bezuinigingen gebeurt dat steeds meer en hiervan profiteert de schoonmaakbranche. Het UWV en de ABN-Amro constateren beiden dat de dienstverlening via een facilitair totaalconcept/multi services toeneemt bij de grote schoonmaakbedrijven. Met een facilitair totaalconcept of multi service worden schoonmaak, beveiliging en/of catering gebundeld aangeboden aan een opdrachtgever. Er zijn ook regionaal opererende bedrijven die samenwerken en zo een totaalconcept aanbieden aan opdrachtgevers/klanten of gezamenlijk inkopen. Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 6
Ondanks de verbreding van het werkterrein is de schoonmaakbranche een verzadigde markt met weinig groei mogelijkheden voor bedrijven. De afgelopen jaren is de vraag naar schoonmaakdiensten achter gebleven. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen zoals: 1. Versobering van (bestaande) contracten 2. Toenemende leegstand van kantoren 3. Sterke efficiency in (kantoor)ruimtegebruik (toegenomen automatisering, flexwerkplekken, innovatieve kantoorconcepten en thuiswerken) Veel opdrachtgevers zien schoonmaak als commodity en zijn daardoor niet loyaal naar de leverancier van deze dienst. Er wordt eenvoudig geswitcht tussen schoonmaakbedrijven om een lagere prijs en/of soberder contract af te sluiten. Hierdoor neemt de druk op de medewerkers toe en dat gaat weer ten koste van de kwaliteit en het welzijn van de medewerkers. Daarbij heeft de sector ook te maken met concurrentie vanuit de SW-sector. In toenemende mate zien we dat met name overheidsinstanties de schoonmaak exclusief gunnen aan SWbedrijven. Dit heeft direct consequenties voor het schoonmaakpersoneel dat werkzaam is bij die overheidsinstantie. Als de werkgever geen vervangende objecten heeft zal (een deel van) dit personeel ontslagen worden. Doordat schoonmakers minder employabel en vaak lastig bemiddelbaar zijn bestaat het risico dat ze werkloos blijven en langdurig aanspraak maken op een uitkering. Dit noemen we het draaideur-effect: de ene moeilijk bemiddelbare is geplaatst, de andere is als gevolg daarvan werkloos geworden. De laatste ontwikkeling die voor de schoonmaaksector van belang is is het voorgenomen besluit van de overheid om over te gaan tot inbesteding. Dit zal niet alleen bij de uitvoerend schoonmakers maar bij alle andere afdelingen van schoonmaakbedrijven zijn consequenties hebben op de grootte van het personeelbestand. Mogelijk zal dit leiden tot faillissementen van bedrijven. De eerste ramingen wijzen op termijn op een verlies van 50.000 arbeidsplaatsen. De prijs-kwaliteitverhouding lijkt een belangrijk criterium te zijn voor opdrachtgevers, maar de ABN-Amro constateert dat de prijs steeds vaker de doorslag geeft. Hierdoor verzwakt de financiële positie van bedrijven en het aantal faillissementen was in 2012 relatief hoog, maar is toch met 16% afgenomen. De ABN-Amro verwacht dat bedrijven die toegevoegde waarde leveren door totaalconcept van facilitaire diensten zullen groeien in de toekomst. 2.4 Reactie van de branche op marktontwikkelingen 2.4.1 Code Verantwoordelijk Marktgedrag Sinds 2011 bestaat de Code Verantwoordelijk Marktgedrag. Aanleiding voor de opstelling van deze Code vormden de maandenlange schoonmaakstakingen in het eerste kwartaal van 2010. De stakingen waren primair opgezet om CAO-eisen kracht bij te zetten. Zij kregen daarnaast een grote maatschappelijke impact. Stations en treinen vervuilden, kantoren en ziekenhuizen werden niet meer schoongemaakt. Bij de stakingen ging veel aandacht uit naar de werkdruk, de kwaliteit van het werk, de Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 7
bejegening van werknemers door hun superieuren en meer in het algemeen: de verharding van de marktverhoudingen door teruglopende schoonmaakbudgetten, scherpe prijsconcurrentie en kortlopende contracten. Dit is een direct gevolg van de toegenomen dynamiek in de sector. Veel facilitaire diensten zijn de laatste jaren uitbesteed aan gespecialiseerde bedrijven en ook aanbesteed. Dit proces bracht naast de gebruikelijke voordelen van transparantie en efficiëntie een zwaardere druk op de prijs, dan op kwaliteit, vakmanschap en betrokkenheid. Een branchebrede commissie heeft de Code Verantwoordelijk Marktgedrag opgesteld die tot doel heeft dat principes voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in de praktijk van de ondertekenaars worden toegepast. De Code is maatgevend voor alle direct betrokken partijen en praktisch bruikbaar, zodat verantwoord marktgedrag in de sector vanzelfsprekend kan worden. De code is verder bedoeld om de verhouding prijs, kwaliteit, vakmanschap en betrokkenheid weer in evenwicht te brengen. Doel van de Code is de doorgeschoten marktwerking in de branche tegen te gaan Bewust is gezocht naar een breed samengestelde commissie, waarin zowel de verschillende marktpartijen als vakorganisaties en deskundigen zijn vertegenwoordigd (vakorganisaties FNV en CNV, OSB, NS, Schiphol, Erasmus Medisch Centrum, de rijksoverheid, ROC Friese Poort, F-Mex en FMN). Veel belanghebbenden scharen zich achter het initiatief van de Code en daarmee nemen zij hun verantwoordelijkheid voor duurzame marktcondities. Uiteindelijk zal dit niet alleen leiden tot verbetering van de arbeidsverhoudingen, maar ook tot een hechtere relatie tussen klanten en leveranciers (partnership) en een grotere tevredenheid over de kwaliteit van het werk. Het onderschrijven van de visie en uitgangspunten van verantwoordelijk marktgedrag leidt tot een duurzame verankering op hoog niveau van professionaliteit, kwaliteit en omgangsvormen in de branche, samengevat als: ‘verantwoordelijk marktgedrag’. Hierbij is het samenspel van de verschillende partijen essentieel. Een schakel is dan ook het beeldmerk van de Code. Door de Code komt de markt ook in een aantrekkelijker daglicht te staan voor nieuwe toetreders zoals schoolverlaters en jongeren, laagopgeleide allochtonen en mensen met een moeilijke positie op de arbeidsmarkt. Schoonmaak vormt immers voor velen een eerste entree tot werk en opleiding en daarmee tot integratie in de Nederlandse samenleving Door de code worden er hogere eisen gesteld aan het schoonmaak personeel, zoals: -
-
Meer communicatieve vaardigheden. Er wordt naar gestreefd om meer schoonmaakwerk overdag te doen, zodat werk en zorgtaken door de werknemers beter gecombineerd kunnen worden. Hierdoor moet de schoonmaker wel goed kunnen communiceren met de klant en/of gebruiker van het pand. Er wordt meer verwacht van schoonmakers op het terrein van hospitality (gastvrijen behulpzaam zijn). Bij contracten waarbij diensten als catering en beveiliging worden gebundeld is dit een belangrijk onderdeel. Daarnaast kan er in de kantoorschoonmaak ook worden afgesproken dat het schoonmaken wordt gecombineerd met planten verzorgen, kleine serviceverzoeken opvolgen, klein reparatiewerk verrichten en koffieautomaten en printers bijvullen en onderhouden.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 8
-
patiënten helpen met aankleden, eten en drinken Belangrijk hierbij is de beheersing van de Nederlandse taal.
Door de Code Verantwoordelijk Marktgedrag maken de betrokkenen duidelijk dat zij hechten aan duurzaamheid, respect en professionalisering van de schoonmaakwerkzaamheden. Dit staat niet alleen in de code maar is ook in de cao vastgelegd. Het is belangrijk dat het schoonmaak personeel fit en gezond de pensioengerechtigde leeftijd kan halen. 2.4.2 Scholing Scholing heeft sinds 2005-2006 extra aandacht gekregen in de branche vanuit de gedachte dat schoonmaken een vak is. Sociale partners stelden vanaf het begin een groot budget beschikbaar voor scholing. Sinds 2005-2006 heeft dit een boost gekregen. Zo hebben de sociale partners in de branche op eigen initiatief en in samenwerking met het kenniscentrum Savantis kwalificatiedossiers ontwikkeld voor het mbo op alle vier niveaus. In verband met de bevriezing van financiering van kenniscentra is een groot deel van de ontwikkeling gefinancierd door sociale partners. Sinds 2006 kunnen leerlingen kiezen voor schoonmaak op MBO-niveau 1, sinds een aantal jaren staat een curriculum voor de MBO niveaus 1 tot en met 4 gereed. Het beslag op het beroepsonderwijs is nog niet groot. Dit heeft twee oorzaken: leerlingen zien de schoonmaaksector vaak niet als eerste keus, de schoonmaaksector is niet sexy. Dat het vak ook geleerd kan worden via het beroepsonderwijs zit nog niet bij alle schoonmaakbedrijven goed tussen de oren omdat men er nooit mee te maken heeft gehad. Het aannemen van leerlingen die tijdens de opleiding de praktijk leren zou een stimulans kunnen gebruiken. Sinds 2006 zijn er specifiekere afspraken in de CAO opgenomen over scholing. Baanbrekend in de sector was de afspraak dat iedere nieuwe medewerker een basis(vak)opleiding moest aangeboden krijgen. Onafhankelijke toetsing was gewaarborgd via een examen bij het RASExamenbureau. Tegelijk is aan werkgevers de mogelijkheid geboden deze basis(vak)opleiding te verzorgen zoals het de werkgever goeddunkt (inkoop bij een van de opleidingsinstituten of zelf verzorgen). Het aantal opgeleide schoonmakers wordt steeds groter:
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 9
In de CAO 2010-2011 is er de afspraak bijgekomen dat een taaltraject wordt aangeboden, als een werknemer de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Financiering hiervoor is gezocht en deels gevonden in de inburgeringsbudgetten van de gemeenten. In de huidige CAO (looptijd tot 1-1-2014) is deze eis aangescherpt en is de financiering ervan bij werkgevers neergelegd. De verwachting is dat deze afspraak ook in de volgende CAO terecht komt. Verder verstrekken sociale partners bijdragen in de opleidings- en examenkosten voor een groot aantal opleidingen. Deze bijdragen worden uitbetaald als aan een aantal eisen wordt voldaan waaronder ressorteren van de werkgever onder de CAO schoonmaak- en glazenwassersbranche en het behalen van het examen door de deelnemer. In 2012 is 45,1% van de RAS-premie besteed aan opleiding, vorming en scholing. De RASpremie wordt bij elke werkgever die ressorteert onder de CAO schoonmaak- en glazenwassersbranche in rekening gebracht en bedraagt 0,75% van het loon Wfsv, inclusief overwerk met een maximum van € 50.853 per werknemer op jaarbasis. Sociale partners investeren daarnaast ook in het beroepsonderwijs. De curricula voor de niveaus 1 tot en met 4 zijn verder ontwikkeld en aangescherpt en er wordt samengewerkt met het kenniscentrum Kenwerk voor het integreren van schoonmaak in de mbo opleidingen facilitaire diensten. Inmiddels is gebleken dat schoonmaak vooral in de BBLverband wordt geleerd. Verder valt het aantal leerlingen nog tegen. Hiervoor is een aantal verklaringen te geven waarvan het imago van de schoonmaaksector en onbekendheid met de opleidingen de twee belangrijkste zijn. 2.4.3 Kwaliteit van schoonmaakdienstverlening De Kwaliteit van schoonmaakdienstverlening is zeker sinds de komst van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag een belangrijk issue geworden. Werd voorheen met name de prijs als belangrijkste criterium gezien, tegenwoordig gaan steeds meer opdrachtgevers
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 10
over op kwaliteit als criterium. Deze kwaliteit moet daarmee geleverd worden door de schoonmaakbedrijven. Dit stelt eisen aan hen en de schoonmakers. Om de kwaliteit te verhogen én schoonmaak een gezicht te geven zet de sector in op dagschoonmaak. Aan een schoonmaker die op de dag werkt als gebruikers van een object aanwezig zijn, worden andere eisen gesteld dan aan een schoonmaker, die alleen is als hij/zij werkt. Verder kan de schoonmaker ook direct aangesproken worden door de opdrachtgever als iets niet goed is en kan de schoonmaker de gebruikers attenderen op bijzonderheden. Ook is men aan het overgaan van inspanningsgerichte schoonmaak naar resultaatgerichte schoonmaak. Bij de eerste is het van belang dat het schoonmaakprogramma conform schema wordt doorlopen, bij de laatste telt het resultaat: een schoon object. Verder zijn er in de branche twee keurmerken ontwikkeld: a. De werkgeversorganisatie OSB heeft het OSB-keurmerk ontwikkeld dat verder gaat dan de Code Verantwoord Marktgedrag omdat deelnemende schoonmaakbedrijven aan de NEN 4400-1 Norm moeten voldoen en er gecontroleerd wordt op kwaliteitswaarborging van werkzaamheden, adequate verzekeringen en het naleven van de cao. b. De werkgeversorganisatie SIEV (Schoonmaken is een vak) (voor met name kleine schoonmaakbedrijven) heeft een eigen keurmerk ontwikkeld waarin ook het werken conform de Code Verantwoordelijk Marktgedrag is opgenomen. De branche heeft te maken met een aantal uitdagingen, die ook in de toekomst nog spelen:
door het nieuwe werken en het afstoten van kantoorruimte door bijvoorbeeld de overheid loopt het werk in de kantorenschoonmaak terug (en in het verlengde daarvan ook het specialistisch onderhoud van deze gebouwen). schoonmaakbedrijven gaan zich steeds meer richten op een verbreding van takenpakket: niet alleen schoonmaak maar ook conciërgewerkzaamheden, andere onderhoudswerkzaamheden en catering. schoonmaakbedrijven die zich bezighouden met algemene schoonmaak richten zich meer en meer op schoonmaken bij particulieren die zorg nodig hebben en op schoonmaken in zorginstellingen, waarbij relatief nog weinig wordt uitbesteed.
3. Sectorarrangementen zijn voor de schoonmaakbranche van belang Arrangementen die voor de gehele sector openstaan zijn van groot belang.
Vanuit arbeidsmarktperspectief: het is van belang dat de branche nieuw (en jong) arbeidsmarktpotentieel aan kan boren, omdat: o Ondanks de crisis de omzet in de schoonmaakbranche redelijk stabiel blijft; o Het personeelsbestand sterk wisselt, er veel doorstroming is omdat het een toegankelijke sector is om te beginnen op de arbeidsmarkt;
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 11
o o o
contracten gemiddeld 4,5 jaar duren in de sector relatief weinig jongeren werken en meer dan een kwart van de werknemerspopulatie 51 jaar of ouder is.
Uit gegevens van het UWV blijkt verder dat: o o
o
o o o o
De instroom vanuit de schoonmaak naar andere sectoren lager is dan gemiddeld; Er wel uitstroom naar de uitzendbranche en met name naar de zorg is, maar dat heeft te maken met het veranderende beleid dat gevoerd wordt door gemeenten t.o.v. de thuiszorg. Hierbij wordt aangetekend dat ook uit eerder onderzoek (2007) de gezondheidszorg een populaire uitstroomsector is gebleken. De uitstroom naar een uitkering vanuit de schoonmaak hoger is dan in andere sectoren. De uitstroom naar de WW is weliswaar lager, maar wel verviervoudigd sinds 2000; De uitstroom naar de bijstand hoger is dan gemiddeld; De uitstroom van niet-uitkeringsgerechtigden op een veel hoger niveau ligt dan bij andere sectoren; Uitstroom naar pensioen lager ligt dan bij andere sectoren, maar wel sterk gestegen is sinds 2000 en Investering in scholing van mensen mogelijk de kansen op de arbeidsmarkt kan verbeteren waardoor doorstroom binnen en buiten de sector mogelijk wel aan de orde is.
Vanuit inkoopbelang: aanbestedende partijen vragen steeds vaker mensen met beperkingen c.q. een afstand te arbeidsmarkt in te zetten. Per 1 juli 2011 is dat voor overheidsaanbestedingen boven € 250.000,= verplicht gesteld. Op basis van UWV cijfers kun je concluderen dat de schoonmaakbranche toegankelijk is voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt want: de instroom vanuit de bijstand is duidelijk hoger dan bij andere sectoren; de instroom vanuit uitzendbranche is hoog; de instroom van schoolverlaters (jongeren) en vanuit andere branches naar de schoonmaak is lager dan naar andere sectoren; de instroom vanuit een WW-uitkering is niet hoger dan het gemiddelde van andere sectoren, maar wel sterk gestegen tussen 2000 en 2010; het aandeel 55-plussers is sinds 2000 bijna verdubbeld; de instroom van allochtonen is bijna het dubbele van de instroom bij andere sectoren; de instroom van WW-ers uit andere sectoren naar de schoonmaakbranche is hoog, maar vanuit de schoonmaak naar andere sectoren is laag en
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 12
de schoonmaak biedt meer werkgelegenheidsperspectief voor niet werkende werkzoekenden dan andere sectoren.
Vanuit motieven van goed werkgeverschap en MVO: steeds meer werkgevers proberen concrete resultaten te laten zien op het terrein van MVO. De Code Verantwoordelijk Marktgedrag is hiervan een goed voorbeeld. o Het ondertekenen van de code zorgt voor positieve publiciteit en o De werkgever/opdrachtgever kan concreet aantonen bij te dragen aan mvo doelstellingen (scholing en aanname personeel met een afstand tot de arbeidsmarkt).
Vanuit werknemersbelang: in duale opleidingstrajecten (werken en leren tegelijk) leren mensen in de praktijk een vak, met een officieel diploma en/of startkwalificatie. o Het aantal leerbedrijven is sterk gestegen; o Praktijk leermeesters kunnen een opleiding volgen om stagiaires en BBL-ers goed te kunnen begeleiden/coachen; o De branche is voornemens om de opleiding van praktijkleermeester te integreren in de opleiding voor leidinggevenden.
Vanuit commercieel belang voor bedrijven: door deel te nemen aan sectorarrangementen kunnen bedrijven voordeel behalen: o o
o
De naamsbekendheid wordt vergroot wat commercieel uitgenut kan worden; Het bedrijf laat zien het begrip goed werkgeverschap invulling te (willen) geven. Dit kan gevolgen hebben voor de aanwas van nieuw personeel waardoor de wervingskosten verminderd kunnen worden en Deelname kan gebruikt worden voor allerlei pr-doeleinden.
4. Samenvatting Uit bovenstaande sectoranalyse kan geconcludeerd worden dat er een aantal knelpunten op de arbeidsmarkt aanwezig is, waarvan het aan te bevelen is dat deze opgelost dan wel verminderd worden. De belangrijkste knelpunten zijn: Laag opleidingsniveau van de werknemers: een groot aantal werknemers heeft basisonderwijs of VMBO als hoogste opleidingsniveau. Het komt relatief vaak voor dat het examen basisvakopleiding het eerste examen is dat men behaalt. Dit heeft gevolgen voor de employability van werknemers.
Verder werken er veel laag opgeleiden in de branche op niveau 1. Van de leerlingen Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 13
afkomstig van de mbo niveau 1 opleiding is bekend dat een groot aantal van hen met een diploma niet zelfstandig kan werken, maar begeleiding nodig heeft. Laaggeletterdheid van werknemers: de beheersing van de Nederlandse taal is bij een behoorlijk aantal werknemers onvoldoende waardoor men zijn functie minder goed en veilig kan uitoefenen dan wanneer men de taal wel goed beheerst. In toenemende mate zien we dat beheersing van de Nederlandse taal ook een eis van opdrachtgevers is. Bovendien is men door een onvoldoende taalbeheersing in de maatschappij minder redzaam. Dit knelpunt wordt des te duidelijker doordat er relatief veel allochtonen in de sector werkzaam zijn. Er is al jaren sprake van een grote door- en uitstroom. Dit heeft voor een deel te maken met het feit dat werknemers op het object werkzaam blijven als de opdracht overgaat naar een concurrent. Voor een ander deel stromen werknemers feitelijk uit de branche. Weinig jongeren: de branche kent relatief weinig jongere werknemers. Slechts 25% is tussen de 15 en 30 jaar oud, terwijl het landelijk gemiddelde ligt op 40%, zo blijkt uit gegevens van CBS. De sector kampt met vergrijzing: er werken relatief veel ouderen. De gemiddelde leeftijd ligt op ruim 42 jaar. Dit ligt hoger dan bij de gemiddelde beroepsbevolking in Nederland. Samen met het feit dat relatief weinig jongeren in de sector werken zal dit tot gevolg hebben dat op enig moment een grote vervangingsvraag zal gaan ontstaan. Fysiek zware werkzaamheden: deze maken het niet altijd mogelijk om zonder ziekteuitval de pensioengerechtigde leeftijd te behalen. Dit probleem doet zich met name voor bij de oudere werknemers. Werkuren: schoonmakers werken relatief vaak vroeg in de ochtend en na sluiting van de kantoren. Dit maakt dat de schoonmaker letterlijk en figuurlijk niet vaak gezien wordt. Veel kleine part time dienstverbanden: veel werknemers werken in dit soort kleine dienstverbanden. Dit is vaak niet een eigen keuze. Door de organisatie van het werk in de ochtend- en avonduren is het vaak lastig om extra uren erbij te plannen. Schoonmakers zijn daarmee niet economisch zelfstandig en lopen daardoor relatief veel risico op niet rondkomen (zeker als een gezinslid inkomen verliest). Er is veel verloop met name in het eerste jaar. Per jaar zijn er 30.000 wijzigingen inen uitstroom bij het bedrijfspensioenfonds. Draaideureffect komt regelmatig voor: verdringing van de schoonmakers (een groep moeilijk bemiddelbaar en plaatsbare personen) doordat een andere soortgelijke groep voorrang krijgt bij het betreden van de arbeidsmarkt en verkrijgen van werk (bijvoorbeeld uitkeringsgerechtigden met een bijstandsuitkering of personen met een SW-indicatie). Scholing via beroepsonderwijs zit (nog) niet in de genen van leerlingen. Dit heeft vaak te maken met het imago van de sector. Dit betekent dat, als jonge werknemers de sector al betrede, zij vaak niet vakgeschoold de branche betreden. Vakscholing vindt voor een groot deel plaats na het betreden van de sector. Scholing via beroepsonderwijs zit (nog) niet in de genen van schoonmaakbedrijven. De sector is nog relatief kort bezig met de ontwikkeling van beroepsonderwijs.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 14
Schoonmaakbedrijven hebben nog te weinig het nut ervaren van een leerling die tijdens zijn opleiding werkervaring komt opdoen in de praktijk. Als de inbesteding door de overheid doorgaat, zal dit op korte, middellange en lange termijn effect hebben voor een groot aantal werknemers van de sector. Velen zullen te maken krijgen met verandering van werkgever en de daarbij behorende rechtspositie en mogelijk met ontslag. Dit geldt niet alleen voor de uitvoerend schoonmakers maar ook voor alle ondersteunende afdelingen bij schoonmaakbedrijven. 5. Maatregelen Een aantal maatregelen is op dit moment nog niet te benoemen. Dit heeft te maken met het lopende ziekteverzuimonderzoek en de komende CAO-onderhandelingen. Uitkomsten van beide en eventuele maatregelen naar aanleiding daarvan zijn op dit moment nog niet te voorspellen. Daarom is het niet verstandig daarop vooruit te lopen. Maatregelen die hiermee te maken hebben, komen in dit sectorplan dan ook niet aan bod. Wel heeft de sector op een aantal onderwerpen al actie ondernomen. Zo wordt uitgebreid aandacht besteed aan scholingen, de arbeidsomstandigheden en een betere relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Dit gebeurt op allerlei terreinen, waarvan we de volgende maatregelen willen uitlichten. De onderstaande maatregelen worden niet opgevoerd voor cofinanciering sectorplannen. Schoonmaken is een vak: cursorisch onderwijs is zeer belangrijk in de sector. Tot 2006 kon men immers alleen via cursorisch onderwijs geschoold worden tot schoonmaker. Tot 2008 was de uitvoering en examinering van het cursorisch onderwijs in één hand. In de CAO van 2008 hebben sociale partners besloten een deel van de opleidingen aan de vrije markt te geven. Werkgevers konden kiezen of ze deze opleidingen inkochten bij een opleidingsinstituut of zelf opleidden. In 2009 is vervolgens het RAS-Examenbureau opgericht. Dit bureau neemt voor deze basisvakopleiding onafhankelijk examens af voor algemene schoonmaak en vloeronderhoud. De komende jaren zetten sociale partners in op het vrijgeven van specialistische opleidingen (met behoud van kwaliteit en veiligheid). Op dit moment wordt overlegd hoe dit het beste kan geschieden. Hierbij wordt een onafhankelijke examinering onder verantwoordelijkheid van de RAS meegenomen. De huidige opleiding voor leidinggevenden levert onvoldoende handvatten voor leidinggevenden om hun taken goed voorbereid uit te kunnen oefenen. Daarom wordt ingezet op het ontwikkelen van een vernieuwde opleiding voor leidinggevenden, waarin niet alleen vaardigheden worden belicht maar ook de benodigde competenties. Deze opleiding zal de RAS samen met de branche ontwikkelen. Voor een groot aantal vakopleidingen is het mogelijk een RAS bijdrage in de opleidings- en examenkosten te verkrijgen. De voorwaarden voor deze RAS bijdragen zijn in de afgelopen jaren aangescherpt. Zo komt annulering van een opleiding voor rekening van de werkgever, zijn de herexamenkosten voor rekening
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 15
van de werkgever en wordt de RAS bijdrage alleen uitgekeerd als resultaat is behaald (examen is behaald). Deze lijn wordt in de komende jaren voortgezet. Meer aandacht voor het voeren van werkoverleg: in de schoonmaaksector was het niet gebruikelijk om werkoverleg te houden. Het is ook lastig te organiseren als de werknemers allen op een andere locatie werkzaam zijn. Toch heeft de sector ingezet op de ontwikkeling en uitvoering van een training werkoverleg. Het is de bedoeling deze training onderdeel te laten zijn van de vernieuwde opleiding voor leidinggevenden. Functioneringsgesprekken met medewerkers van 50 jaar en ouder: om deze medewerkers te kunnen begeleiden in hun verdere loopbaan en hen employabel en werkzaam te houden hebben sociale partners schoonmaakbedrijven ondersteund bij het opzetten van functioneringsgesprekken voor hen. Een gesprekslijst is ontwikkeld en beschikbaar gesteld aan schoonmaakbedrijven. De website www.zowerkjeprettiger.nl wordt gerestyled waardoor de informatie makkelijker en rechtstreekser te vinden is. In het kader van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag wordt ingestoken op goede aanbestedingen waarbij in plaats van op prijs op kwaliteit wordt aanbesteed. Een werkgroep gaat zich bezighouden met de vraag hoe kwaliteit doorslaggevend kan zijn als gunningscriterium. Dit om te voorkomen dat in een aanbesteding waar wordt gegund op economisch meest voordeling inschrijving (EMVI) prijs toch doorslaggevende kan zijn. Gevolgen van de ratrace om op laagste prijs te gunnen en gegund te krijgen hebben de laatste jaren geleid tot aanbesteding en gunning tot onder de kostprijs (niet realistische prijzen) met alle gevolgen van dien voor bijvoorbeeld de werkdruk voor de uitvoerend schoonmakers en de relatie tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers. De Code Verantwoordelijk Marktgedrag doet een moreel appel op ondertekenaars om ook over de knip heen de verantwoordelijkheid te nemen. Opdrachtgevers zijn dan niet alleen conform de Arbo-wet verantwoordelijk voor het personeel dat bij hen rondloopt (dus ook ingehuurd personeel) maar ook moreel. Omdat schoonmaak als commodity wordt gezien en schoonmakers als een noodzakelijk ‘ kwaad’ kost het soms enige tijd dit goed over het voetlicht te krijgen. De komende jaren zal de sector inzetten op het verkrijgen van meer ondertekenaars van deze Code zodat het werken conform de Code normaal wordt. De Code Verantwoordelijk Marktgedrag is inmiddels opgenomen in het Sociaal akkoord en door een aantal andere branches omarmd. De catering en uitzendwezen (en mogelijk de beveiliging) komen voor het eind van 2013 met hun eigen code. De schoonmaak- en glazenwassersbranche wil vooralsnog blijven inzetten op de ontwikkeling van hun eigen code die gezien wordt als sociale innovatie vanuit en voor de schoonmakers zelf. Mogelijk dat in de toekomst wordt gekomen tot integratie van de diverse Codes. Dit is een wens van de opdrachtgevers. Niet alleen de aanbestedingsperiode is belangrijk, maar juist ook de periode daarvoor en daarna. In de periode vóór een aanbesteding denkt de opdrachtgever na over wat hij verwacht van schoonmaak, wat mogelijk anders moet, welk budget hij over heeft voor schoonmaak en hoe hij gaat aanbesteden (openbaar/niet openbaar, gunningscriteria, adviseur/makelaar of niet). Het ligt in de rede van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag dat bij deze voorbereiding schoonmakers worden Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 16
betrokken. Zij doen immers het werk en weten het beste wat er beter of anders kan! Ook de periode na gunning is belangrijk. Niet alleen krijgen de schoonmakers dan vaak te maken met een contractswisseling (en dus een andere werkgever) maar ook kan in deze periode de basis worden gelegd van partnership tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. In gesprek komen en blijven met elkaar, ook in tijden dat het werk niet conform contract wordt uitgevoerd, is hierbij het credo. Voor zeven maatregelen vraagt de sector met dit sectorplan cofinanciering sectorplannen aan. Deze maatregelen worden hieronder kort genoemd. In de bijlage Plan van Aanpak zijn de beoogde maatregelen uitgebreider beschreven. A. Doelstelling Scholing: Taalscholing Nederlandse taal voor die werknemers die het Nederlands onvoldoende beheersen om hun functie goed uit te kunnen voeren. Doel is duurzame inzetbaarheid en employabel krijgen/houden van deze werknemers B. Doelstelling Behoud van oudere vakkrachten: Coaching door oudere vakkrachten van jongere collega’s. Doel is het behoud van oudere vakkrachten door hun werk fysiek te ontlasten en behoud van jongere collega’s door een gedegen training on the job door een ervaren vakkracht. C. Doelstellingen arbeidsinstroom en begeleiding van jongeren/ arbeidsinstroom van personen met afstand tot de arbeidsmarkt: Inzet van leerwerktrajecten voor mensen die nog niet werkzaam zijn in de sector. Doel is het bieden van mogelijkheden aan ‘nieuwe (jonge) werknemers’ en een arbeidsovereenkomst van minimaal 28 uur voor de duur van een jaar.
D. Doelstellingen arbeidsinstroom en begeleiding van jongeren/ arbeidsinstroom van personen met afstand tot de arbeidsmarkt: Verstrekken van een stagevergoeding aan de mensen die via een leerwerktraject van Stichting Nelis de sector instromen. Doel is alle deelnemers een gelijke uitgangspositie te geven bij het volgen van het leerwerktraject. E. Doelstellingen arbeidsinstroom en begeleiding van jongeren/ arbeidsinstroom van personen met afstand tot de arbeidsmarkt: Verstrekken van een stagevergoeding aan de werkgever voor het aanbieden van een arbeidsovereenkomst aan ‘nieuwe werknemers’ in het project van Stichting Nelis. Doel is werkgevers over de streep te trekken om een arbeidsovereenkomst aan te bieden aan ‘nieuwe werknemers’. F. Doelstelling mobiliteit en duurzame inzetbaarheid: Meer uren voor de schoonmaker. De sector wil inzetten op het bevorderen van de zelfstandigheid van mensen door ze meer uren te laten werken in gecombineerde functies. Ervaringen op dit gebied worden breed bekend gemaakt en concreet worden aan een aantal schoonmakers meer uren aangeboden. G. Doelstellingen arbeidsinstroom en begeleiding van jongeren/ arbeidsinstroom van personen met afstand tot de arbeidsmarkt en mogelijk andere doelstellingen: instroomproject voor jongeren tot 27 jaar zonder startkwalificatie en langer dan 6 maanden zonder regulier betaald Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 17
betrekking. Daarnaast reserveert de RAS een bedrag van €150.000 voor projecten in de vrije ruimte: projecten die ontwikkeld worden door schoonmaakbedrijven om hun specifieke problemen in het bedrijf of op de regionale of landelijke arbeidsmarkt op te lossen. De sector hanteert vaste criteria bij het toekennen van budget uit het sectorplan. Deze zijn in bijlage 1 opgenomen. 6. Bronnen Voor het opstellen van dit sectorplan is gebruik gemaakt van onderstaande bronnen:
BPF Schoonmaak, Analyse populatie , Stand 31‐12‐2012, Versie: 5 september 2013 UWV, De schoonmaak, Sectorbeschrijving, 12 juli 2013 Research voor Beleid, Werken in de schoonmaak- en glazenwassersbranche, Een arbeidsmarktonderzoek naar knelpunten en oplossingen, augustus 2007 Savantis, Rapportage Arbeidsmarkt- en onderwijsinformatie 2012 ABN-Amro cijfers en trends Q1 2013, Zakelijke dienstverlening branche schoonmaakbedrijven ROA: De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016 Artikel Cleantotaal: http://www.cleantotaal.nl/artikelen/N6N137/Artikelen/Personeelsschaarste-bomonder-de-schoonmaakbranchehttp://www.servicemanagement.nl/files/pdf/ServMan%202013-03%20%20Marktoverzicht%202012.pdf http://www.professioneelschoonmaken.nl/1190/kennis/dossiers/zorg/hoe-vitaal-isde-eigen-schoonmaakdienst/ CBS, Geslacht en leeftijd,
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71958NED&D1=1,57&D2=a&D3=116,18-26&D4=65,l&HDR=G3,T&STB=G1,G2&VW=T
Herkomst, CBS 2012,
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71738NED&D1=2,1116&D2=a&D3=0&D4=5,7-8&D5=63&HD=130228- 1126&HDR=G4,G2,T&STB=G1,G3 Opleidingsniveau, CBS, Enquête beroepsbevolking. 2007 (percentages zijn afgerond), http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/onderwijs/cijfers/incidenteel/maatwerk/2008-2436maatwerk.htm
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 18
Bijlage 1
Informatie RAS over regeling cofinanciering sectorplannen Inleiding Sociale partners en kabinet hebben in de Stichting van de Arbeid afspraken gemaakt over een structurele aanpak voor onze economie en arbeidsmarkt, met als doel om zoveel mogelijk mensen een eerlijke kans te geven op werk en economische zelfstandigheid. Sociale partners hebben aangegeven hun verantwoordelijkheid op de arbeidsmarkt verder op te willen pakken. Het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van werkloosheid staat centraal. Per sector zal door sociale partners vastgesteld moeten worden wat de arbeidsmarktknelpunten zijn en hoe de betreffende sector deze kan ondervangen. Dit wordt beschreven in een sectorplan. Sociale partners, verenigd in de RAS, hebben een aantal mogelijke oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten in de schoonmaak- en glazenwassersbranche benoemd. Maar wil daarbij niet voorbijgaan aan de kennis en deskundigheid van individuele bedrijven over de knelpunten en mogelijke oplossingen bij hen in de regio of werkterrein. Oproep RAS Daarom roept de RAS bedrijven op om na te denken over maatregelen/projecten die in het sectorplan opgenomen kunnen worden en deze maatregelen/projecten aan de RAS kenbaar te maken. De bedrijven zijn de uitvoerder van de maatregelen/ projecten.
Om te kunnen beoordelen of de maatregelen/projecten opgenomen kunnen worden in het sectorplan heeft de RAS een aantal criteria benoemd. Deze treft u hieronder aan. De ingediende maatregelen/projectvoorstellen zullen aan de hand van deze criteria beoordeeld worden. Wat is van belang voor u om te weten? Het sectorplan wordt ingediend op basis van de regeling cofinanciering sectorplannen. Deze regeling is leidend. Daarnaast heeft de RAS een aantal criteria benoemd. De regeling voorziet in cofinanciering van overheidswege van 50% van de gemaakte kosten. De andere 50% wordt door de sector gefinancierd. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is de subsidieverstrekker die de maatregelen/projecten uit het sectorplan cofinanciert.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 19
De maatregelen/projecten die voor cofinanciering in aanmerking komen, kunnen in de periode 2014-2015 uitgevoerd worden. Cofinanciering is alleen aan de orde als de maatregel/project zich op een volgende thema’s richt: arbeidsinstroom en begeleiding van jongeren; behoud oudere vakkrachten; arbeidsinstroom van personen met afstand tot de arbeidsmarkt; mobiliteit en duurzame inzetbaarheid; scholing; van werk-naar-werk van werknemers op sectoraal en intersectoraal niveau en goed werkgeverschap en goed werknemerschap. Van de maatregelen waarvoor cofinanciering vanuit de overheid is toegekend, moet minimaal 60% gerealiseerd worden. Is dit niet het geval, dan wordt de subsidie in zijn geheel niet uitgekeerd. De RAS zoekt in het bijzonder projectvoorstellen die zich richten op één of meer regio’s. Op deze manier kunnen ook regionale arbeidsmarktknelpunten meegenomen worden in het sectorplan. Door de RAS benoemde criteria voor het indienen van maatregelen/ projectvoorstellen in het kader van de regeling cofinanciering sectorplannen 1. Projectvoorstel Het in te dienen projectvoorstel moet minimaal de volgende gegevens bevatten: - contactgegevens van de indiener; - beschrijving van het knelpunt dat met het projectvoorstel kan worden opgelost; - oplossing van het knelpunt en de wijze om tot die oplossing te komen (eventuele scholingen apart benoemen en beschrijven); - thema en doelgroep waarop het projectvoorstel zich richt; - tijdsverloop van het project; - te behalen doelstellingen (smart geformuleerd); - risico’s bij de uitvoering van het project - uitvoerenden in en van het project; - benodigde samenwerkingspartners en –overeenkomsten en - begroting en bekostiging van het project. 2. Aantal deelnemers per project Het minimum aantal deelnemers per project is 10, het maximaal aantal deelnemers 24. Projectvoorstellen voor meer dan 24 deelnemers komen niet in aanmerking voor beoordeling. Verder kan elk bedrijf per thema maar één project indienen. 3. Eisen uit Regeling cofinanciering sectorplannen Projectvoorstellen moeten voldoen aan de eisen die in de regelgeving gesteld worden. Hierbij zijn voor bedrijven met name de artikelen uit hoofdstuk 4 van de Regeling cofinanciering sectorplannen van belang. Deze richten zich op de voorwaarden voor staatssteun. In de bijlage treft u hoofdstuk 4 aan. Een projectvoorstel dat niet aan deze eisen voldoet, wordt niet beoordeeld of meegenomen in het sectorplan.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 20
Verder is een belangrijke eis dat nieuwe instroom een dienstverband van minimaal een jaar voor ten minste 28 uur per week moet krijgen. Projectvoorstellen waarin aan deze eis niet wordt voldaan, worden niet beoordeeld. 4. Thema’s In de Regeling cofinanciering sectorplannen is een aantal thema’s benoemd. De RAS streeft ernaar om in het sectorplan alle thema’s aan bod te laten komen in een project. Dit betekent dat er één project per thema zal worden opgenomen in het sectorplan. In het projectvoorstel moet dan ook duidelijk omschreven worden op welk thema het projectvoorstel/de maatregel zich richt. 5. Overlap Er mag geen overlap met maatregelen, die de RAS in het sectorplan wil opnemen, aanwezig zijn. De RAS zet in het sectorplan in op taalscholingen, instroom van nieuwe glazenwassers (jongeren) en behoud van oudere werknemers in de specialistische schoonmaak. 6. Scholing Scholing kan als maatregel voor cofinanciering alleen in aanmerking komen als activiteit bij instroom van doelgroepen. Projectvoorstellen waarin alleen scholing is opgenomen zullen niet worden beoordeeld. Bedrijfsscholingen komen niet voor cofinanciering in aanmerking. 7. Maximum budget In het sectorplan is voor maximaal € 150.000 ruimte voor projectvoorstellen/maatregelen in de vrije ruimte. Dit maximale budget wordt verdeeld over minimaal 3 en maximaal 6 projectvoorstellen/maatregelen met een maximum van € 50.000 per projectvoorstel. 8. Cofinanciering De regeling cofinanciering sectorplannen voorziet in een cofinanciering van 50% van de kosten. De RAS gaat ervan uit dat het bedrijf, dat het projectvoorstel indient, de andere 50% voor zijn rekening neemt. Let op: subsidies of budgetten van overheden (zoals gemeentelijke reintegratiebudgetten) of private fondsen worden in de regeling niet als cofinanciering beschouwd. Onder cofinanciering wordt verstaan een financiering door werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties of arbeidsorganisaties. 9. Risico voor onderrealisatie In het projectvoorstel wordt benoemd welke maatregelen worden getroffen om de risico’s tot onderrealisatie te minimaliseren. Daarnaast zal het bedrijf de bereidheid moeten hebben om met de RAS een samenwerkings- en vrijwaringsovereenkomst te sluiten. In deze overeenkomsten wordt het risico van realisatie bij het bedrijf neergelegd. Het risico tot onderrealisatie wil de RAS zoveel als mogelijk uitsluiten dan wel minimaliseren. Dit heeft te maken met de regel dat bij een onderrealisatie van onder de 60% geen cofinanciering vanuit de overheid beschikbaar zal komen. Daarom zal bij de beoordeling niet alleen gekeken worden naar de risico tot onderrealisatie voor het bedrijf maar ook voor het gehele sectorplan.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 21
10. Voorbereiding Bedrijven die in een vergaand stadium zijn bij de voorbereiding van hun project krijgen voorrang op bedrijven die nog in de aanloopfase zijn. Verder krijgen bedrijven die met dergelijke projecten ervaring hebben voorrang op nieuwkomers. Dit met het oog op het risico op onderrealisatie en daarmee afwijzing van de cofinanciering door de overheid. In het projectvoorstel komt duidelijk naar voren in welke fase de voorbereidingen zich bevinden. Verder wordt aan bedrijven gevraagd om aan te geven welke ervaring men heeft met dergelijke projecten. 11. Looptijd projectvoorstellen/maatregelen De looptijd van de projectvoorstellen/maatregelen is maximaal twee jaar, startende op 1 januari 2014. Eindtijd is 31 december 2015. Alleen activiteiten die binnen de looptijd van het projectvoorstel/maatregel worden uitgevoerd komen in aanmerking voor cofinanciering. Starten met de uitvoering van de projectvoorstellen/maatregelen voordat de minister een beslissing heeft genomen over het sectorplan is mogelijk. Houdt er dan rekening mee dat dit voor eigen rekening en risico is, als de minister besluit het projectvoorstel/maatregel niet te cofinancieren.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 22
Bijlage 1 Regeling cofinanciering sectorplannen Hoofdstuk 4
HOOFDSTUK 4. PLANNEN MET UITVOERING OP ONDERNEMINGSNIVEAU Artikel 4.1 Toepasselijkheid Groepsvrijstellingsverordening Dit hoofdstuk valt onder de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L214). Artikel 4.2 Maatregelen ten behoeve van advisering 1. Maatregelen die tot doel hebben om een MKB-bedrijf door incidentele advisering te laten ondersteunen kunnen voor cofinanciering in aanmerking komen. De subsidiabele kosten zijn de kosten van door externe adviseurs verrichte diensten. 2. De advisering komt slechts voor cofinanciering in aanmerking voor zover het subsidiebedrag niet meer dan 2 miljoen euro per onderneming per project bedraagt. 3. De advisering komt slechts voor cofinanciering in aanmerking voor zover zij niet van permanente of periodieke aard is en evenmin behoort tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming. Artikel 4.3 Opleidingsmaatregelen 1. Maatregelen die tot doel hebben om werknemers op te leiden door middel van algemene scholing kunnen voor cofinanciering in aanmerking komen. De subsidiabele kosten zijn: a. de personeelskosten van de opleiders en diegene die de opleiding volgen; b. verplaatsings- en verblijfskosten; c. opleidingsbenodigdheden; d. begeleiding en advisering van opleidingstrajecten. 2. De maatregel komt slechts voor cofinanciering in aanmerking voor zover het subsidiebedrag niet meer dan 2 miljoen euro per onderneming per opleidingsproject bedraagt.
o o o o
Artikel 4.4 Maatregelen voor indienstneming van kwetsbare werknemers 1. Maatregelen die tot doel hebben om kwetsbare werknemers in dienst te nemen, kunnen voor cofinanciering in aanmerking komen. De subsidiabele kosten zijn maximaal 20% van de loonkosten van de kwetsbare werknemer gedurende de eerste twaalf maanden na indienstneming. 2. De indienstneming van kwetsbare werknemers komt slechts voor cofinanciering in aanmerking voor zover die indienstneming leidt tot een netto toename van het aantal werknemers bij de betrokken onderneming in vergelijking met het gemiddelde van het aantal werknemers in de voorgaande twaalf maanden. 3. In afwijking van het tweede lid komt de indienstneming van kwetsbare werknemers eveneens voor cofinanciering in aanmerking indien de vacature of de vacatures niet zijn ontstaan door afvloeiingen maar door ontslag op initiatief van de werknemer, handicap, ouderdomspensionering, vermindering van werktijd op initiatief van de werknemer of gewettigd ontslag om dringende redenen. 4. De maatregel komt slechts voor cofinanciering in aanmerking voor zover het subsidiebedrag en het subsidiebedrag dat wordt verleend op grond van artikel 4.5 tezamen niet meer dan 5 miljoen euro per onderneming per project bedraagt.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 23
Artikel 4.5 Maatregelen voor indienstneming van werkloze jongeren 1. Maatregelen die tot doel hebben om langdurig werkloze jongeren in dienst te nemen ter vervanging van oudere, vrijwillig vroegtijdig uitgetreden werknemers, kunnen voor cofinanciering in aanmerking komen. 2. De subsidiabele kosten bedragen de hoogte van de heffing die aan de werkgever is opgelegd op grond van artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964 bij de beëindiging van het dienstverband van de oudere werknemer, tot een maximum van de loonkosten van de in dienst genomen jongere werknemer gedurende de eerste 12 maanden na indienstneming. 3. De maatregel komt slechts voor cofinanciering in aanmerking voor zover:
o o o
a. het subsidiebedrag en het subsidiebedrag dat wordt verleend op grond van artikel 4.4 tezamen niet meer dan 5 miljoen euro per onderneming per project bedragen; b. de pensioenovereenkomst van de oudere werknemer, voorziet in de mogelijkheid de ingangsdatum van het ouderdomspensioen te vervroegen en de oudere werknemer het ouderdomspensioen in laat gaan binnen een maand na de dag van uitdiensttreding; c. de jongere wordt aangenomen op basis van een dienstverband van ten minste 28 uur per week voor de duur van ten minste een jaar op grond van een arbeidsovereenkomst of aanstelling in openbare dienst.
Sectorplan Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2014-2015
Pagina 24