Armoedebeleid Nota ten behoeve van het vaststellen van de kaders voor beleid ter voorkoming en bestrijding van armoede.
Gemeente Vaals, Sector Maatschappij Januari 2008 Benigna Deiana
Samenvatting van de kaders en doelstellingen De definitie van armoede is: •
het hebben van een laag inkomen
•
een langdurige afhankelijkheid daarvan
•
een tekort aan zaken die sociaal, cultureel en materieel nodig zijn om een aanvaardbaar levenspatroon te hebben en om uitsluiting te voorkomen
•
een gebrek aan perspectief op verbetering van deze situatie
De gestelde kaders zijn: Voorgesteld wordt het scenario van de zelfredzame samenleving ook als uitgangspunt te nemen voor het ontwikkelen van armoedebeleid. Dat betekent dat: 1 Armoedebeleid de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de burger als uitgangspunt neemt, er daarbij vanuit gaande dat voor veel mensen dit een doel is waar naartoe gewerkt moet worden en niet een bestaande situatie, en dat ondersteuning noodzakelijk is. 2 Armoedebeleid ontwikkeld en uitgevoerd wordt in nadrukkelijk samenspel tussen de gemeente en het maatschappelijk middenveld en de samenleving, waaronder ook te verstaan de doelgroep zelf. Voorgesteld wordt om nadrukkelijk aandacht te hebben voor positieverbetering en competentieversterking van mensen als middel om te komen tot een duurzame en structurele oplossing van armoede. Dat betekent dat: 3 Armoedebeleid ontwikkeld wordt vanuit een brede definitie van armoede, waarbij niet alleen de inkomenspositie van mensen versterkt wordt door inkomensondersteuning, maar armoede tevens voorkomen wordt door positieverbetering. 4. Armoedebeleid ontwikkeld wordt vanuit een brede definitie van armoede, waarbij, ondersteunend aan het genoemde onder 3, ook aandacht is voor de sociale en maatschappelijke aspecten van armoede en waarin voorkomen wordt dat mensen niet kunnen participeren op grond van financiële belemmeringen. 5. Binnen het armoedebeleid specifiek aandacht wordt besteed aan risicogroepen. Bureaucratie en gebrek aan kennis spelen een rol in het ontstaan van armoede. Dat is iets waar we als gemeente ook zelf iets aan kunnen doen. Voorgesteld wordt dan ook om binnen het armoedebeleid toe te werken naar: 6. versnelde, vereenvoudigde en uniforme procedures en werkwijzen. 7. beter bekendheid en toegankelijkheid van de producten waarmee we armoede voorkomen en bestrijden. 8.
bijstelling van het bestaande pakket aan regelingen naar aanleiding van de aanbevelingen uit de minima-effectrapportage.
9.
Intergemeentelijke samenwerking bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid.
Doelstellingen van het gemeentelijk armoedebeleid zijn: Inhoudelijke doelstellingen • Inwoners met een laag inkomen hebben netto meer te besteden om te voorzien in een aanvaardbaar materieel en immaterieel levenspatroon. • Inwoners met een laag inkomen besteden hun inkomen verstandiger om te voorzien in een aanvaardbaar materieel en immaterieel levenspatroon ( vergroting van de competenties). • De participatiegraad van niet participerende groepen die in (im-)materiële armoede leven is verhoogd (met evenwicht in maatschappelijke rollen, en met waardering voor alle vormen van participatie). • Minder personen uit kwetsbare groepen die een verhoogd risico hebben op (im-)materiële armoede vervallen daadwerkelijk tot een toestand van armoede. • Het aantal personen dat tot een kwetsbare groep met een verhoogd risico op (im-)materiële armoede neemt af. Procesdoelstellingen • Minder personen die een beroep doen op inkomensondersteuning komen in financiële problemen door lange doorlooptijden. • De werkprocessen van verschillende instellingen die zich bezig houden met inkomensondersteuning, schuldhulpverlening en het bestrijden van (im-)materiële armoede zijn op elkaar afgestemd. • De verschillende instellingen die zich bezig houden met inkomensondersteuning, schuldhulpverlening en het bestrijden van (im-)materiële armoede werken, op basis van een convenant, samen op beleidsen op klantniveau.
1
Inleiding
Wereldwijd is het voorkomen en bestrijden van armoede een van de millenniumdoelstellingen. Volgens de armoedemonitor 2005 stijgt in Nederland het aantal huishoudens met een laag inkomen en heeft ruim 1 op de 3 huishoudens met een laag inkomen al vier jaar of langer een laag inkomen. Het terugdringen van financiële armoede is een flinke opgave, te meer omdat de ruimte van de gemeentelijke overheid om armoede te voorkomen en te bestrijden beperkt wordt door landelijke wet- en regelgeving. De Wet Werk en Bijstand beperkt de mogelijkheden voor zelfstandig beleid van gemeenten op het gebied van inkomensondersteuning. De invoering van nieuwe regelgeving gaat vaak gepaard met forse kortingen op de voor het minimabeleid beschikbare middelen. Er worden landelijke maatregelen/bezuinigingen doorgevoerd die gevolgen hebben voor de koopkracht van burgers. Gemeentelijk beleid kan dit niet veranderen maar kan slechts de omvang en de intensiteit van armoede beïnvloeden en inspringen in noodgevallen. Op het gemeentelijk niveau liggen wel een aantal kansen om sociale armoede terug te dringen. Deelname aan sociale activiteiten, het economisch proces en aan educatieve en recreatieve activiteiten zijn van groot belang voor individu en samenleving, en de gemeente heeft vele mogelijkheden om dit te bewerkstelligen, vooral als doelstellingen uit verschillende wettelijke kaders gekoppeld worden. De gemeente heeft daarnaast een belangrijke rol in de gezamenlijke aanpak van armoede. Gemeente, maatschappelijke organisaties en professionals moeten, samen met de betrokkenen zelf, het verschil maken! Sociaal beleid en het voorkomen en bestrijden van armoede staan hoog op de politieke agenda in Vaals en Gulpen-Wittem. De ambitie van deze gemeenten is er dan ook op gericht om in de periode tot 2010 dit sociale en maatschappelijke probleem aan te pakken. En terecht: de armoedemonitor 2005 geeft aan dat Vaals in de top 10 staat van Nederlandse gemeenten met de meeste lage inkomens. In Gulpen-Wittem valt het percentage zelfstandig ondernemers met een laag inkomen op. In Vaals vallen vier zaken op: • 14,6 % van de inwoners van Vaals heeft een laag inkomen (tot 105 % van het sociaal minimum). Dat is bijna twee keer zoveel als andere gemeenten van vergelijkbare grootte. (bron: armoedemonitor 2005, Sociaal en Cultureel Planbureau) • Het gemiddeld inkomen per huishouden in Vaals is gemiddeld € 3.000,00 lager dan in vergelijking met andere gemeenten van vergelijkbare grootte. (bron: kernkaart werk en bijstand, december 2007, ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid) • Vaals heeft bijna twee keer zoveel niet-werkende werkzoekenden als in vergelijking met andere gemeenten van vergelijkbare grootte. (bron: kernkaart werk en bijstand, december 2007, ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid) • Uit gegevens van het NIBUD blijkt dat gezinnen met een laag inkomen in Vaals (en ook in Gulpen-Wittem) in vergelijking tot Nederland gemiddeld iets minder goed tot vergelijkbaar af zijn. (bron: minima-effect-rapportage voor de Pentasz-gemeenten, 2007, NIBUD) Het maken van beleid en het uitvoeren van de acties die daaruit volgen kan de armoedeproblematiek niet volledig oplossen. Wat we wel kunnen doen, is een zo goed mogelijk oplossingenkader voor zoveel mogelijk mensen bieden. En voor degenen die overal buiten de boot vallen, een vangnet bieden. We kunnen niets doen aan: • Landelijke economische ontwikkelingen. • Landelijke prijsontwikkelingen op het gebied van huur, energiekosten en premies voor
• • •
ziektekostenverzekeringen. Landelijke wet- en regelgeving, zoals de Wet Werk en Bijstand. Mensen die pech hebben. Mensen die, ondanks dat ze beter zouden kunnen weten, toch keuzes maken die leiden tot armoede, waar ze dit hadden kunnen vermijden.
Wat kunnen we wel doen? Preventie; voorkomen van armoede door mensen toe te rusten zelf de regie over hun eigen leven te voeren. • Mensen activeren tot deelname aan het maatschappelijk leven, zodat de sociale gevolgen minder hard zijn en mensen uit hun isolement komen. • De toegankelijkheid van bestaande regelingen verbeteren. • Samenwerken met instanties, zodat je het probleem zo volledig mogelijk in beeld krijgt en dus ook een oplossing op maat kunt bieden. • Mensen begeleiden en nazorg bieden, zodat problemen duurzaam opgelost worden. • Signaleren naar andere instanties toe, zodat ook zij hun verantwoordelijkheid nemen. •
Leeswijzer Om de kaders voor armoedebeleid te kunnen stellen, is informatie nodig. Enerzijds informatie over wat nu het probleem is van armoede. Dat het een probleem is, dat armoede maatschappelijk onaanvaardbaar is, staat als een paal boven water. Maar wanneer spreken we van armoede? En wat zijn de effecten van armoede? Welke risicogroepen onderscheiden we als we het over armoede hebben? En wie zijn arm in onze gemeente, om hoeveel mensen gaat het? Een antwoord op deze vragen vindt u in de hoofdstukken 2 en 3. Een beschrijving van het huidige beleid de effecten daarvan en een analyse van de lokale uitvoeringspraktijk van dit beleid vindt u terug in de hoofdstukken 4 en 5. Hoofdstuk 6 tenslotte, bevat de kaders en doelstellingen voor het gemeentelijk armoedebeleid. De status van deze nota Deze nota dient als basis voor de kaderstelling door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem en de gemeenteraad van Vaals. Op basis van de aan de hand van dit document gekozen kaders wordt een meerjarig beleidsplan geformuleerd met de bijbehorende acties. Hoewel het kaderdocument in beginsel voor beide gemeenten is opgesteld, kunnen door de raden afwijkende keuzes gemaakt worden op basis van een verschil in de aard en omvang van de problematiek. Voor iedere gemeente apart horen bij dit kaderstuk dan ook twee aanvullende documenten: • Een bijlage, met daarin een korte weergave van de werksessie van de betreffende gemeente. • Een raadsbesluit van de betreffende gemeente, met daarin het besluit over de gestelde kaders. In dit stuk vindt u geen praktische acties die we gaan uitvoeren om armoede te voorkomen en bestrijden. Aan de hand van de kaders die op basis van deze nota worden gesteld, wordt een concreet actieplan ontwikkeld. In die fase komt ook de bekostiging aan de orde.
2
Probleemdefinitie
Wat is armoede? Armoede roept in de eerste plaats de associatie op met een gebrek aan geld. Daarom wordt meestal gekeken naar de hoogte van het inkomen. Echter, iemand met een laag inkomen hoeft niet per definitie arm te zijn. Zo kan men geld of bezittingen achter de hand hebben of kunnen de vaste lasten laag zijn, waardoor er voldoende geld te besteden overblijft. Ook speelt mee hoe lang men al van een laag inkomen moet rondkomen. Met andere woorden: armoede wordt niet alleen bepaald door de hoogte van het inkomen, maar ook door de mate waarin iemand beschikt over reserves en door de hoogte van de uitgaven en het uitgavenpatroon. In de Armoedemonitor worden de volgende inkomensgrenzen gebruikt: 1. De lage-inkomensgrens. Deze is gebaseerd op het inkomen dat in koopkracht vergelijkbaar is met het bijstandsniveau van een eenpersoonshuishouden in 1979. De lageinkomensgrens is het meest geschikt voor vergelijkingen in de tijd tussen huishoudens. 2. De beleidsmatige grens. Deze is gelijk aan 105 procent van de normen geldend in de Algemene bijstand, de Algemene kinderbijslag en bij 65-plussers de AOW. Dit is een grens om doelgroepen van het overheidsbeleid te bepalen. Omdat de normen in de bijstand en de AOW niet altijd precies de inflatie volgen, is de beleidsmatige grens minder goed bruikbaar voor vergelijkingen in de tijd. 3. Armoede heeft echter met meer te maken dan alleen een gebrek aan geld. Het is een multidimensioneel fenomeen dat bestaat uit financieel-materiële aspecten in combinatie met mentale, politieke, maatschappelijke en andere aspecten. Daar wordt mee bedoeld dat mensen die objectief gezien niet arm zijn, toch armoede kunnen ervaren en dat als gevolg van armoede mensen belemmerd kunnen worden in hun maatschappelijke participatie. Armoede heeft ook effect op het welbevinden van mensen en hun gezondheidssituatie. Armoede is niet per definitie een statische toestand. Sommigen kunnen levenslang arm zijn, terwijl voor anderen armoede een tijdelijke situatie is waar ze weer uit raken. In het armoederapport uit 2006 van de provincie Limburg wordt de volgende definitie van armoede gehanteerd: “Armoede is het hebben van een laag inkomen, een langdurige afhankelijkheid daarvan en/of een tekort aan zaken die sociaal, cultureel en materieel nodig zijn om een aanvaardbaar levenspatroon te hebben en om uitsluiting te voorkomen”. Deze definitie omvat de meeste van de bovenstaande elementen. Voorgesteld wordt dan ook om deze definitie over te nemen, onder toevoeging van de zinsnede “het gebrek aan perspectief op verbetering van deze situatie”. Dat levert de volgende definitie van armoede op:
Armoede is: •
het hebben van een laag inkomen
•
een langdurige afhankelijkheid daarvan
•
een tekort aan zaken die sociaal, cultureel en materieel nodig zijn om een aanvaardbaar levenspatroon te hebben en om uitsluiting te voorkomen
•
een gebrek aan perspectief op verbetering van deze situatie
Hoe ontstaat armoede? Deze vraag is op twee manieren te beantwoorden. Op collectief niveau is armoede het gevolg van de wijze waarop welvaart verdeeld wordt. Armoede is dan een herverdelingsvraagstuk. Daar wordt hier verder niet op ingegaan. We kijken hier vooral naar het ontstaan van armoede op persoons- en gezinsniveau. Armoede ontstaat als: • Er iets verandert in de inkomens- of uitkeringssituatie (denk aan: ontslag, of het recht op de ene uitkering vervalt, waardoor je een andere moet aanvragen). • Er iets in de sociale omstandigheden verandert (denk aan echtscheiding). Armoede ontstaat doordat: • Systemen van dienst- en hulpverlening niet goed kunnen inspelen op deze veranderingen. • Financiële regelingen ondoorzichtig zijn, waardoor mensen tegen de bureaucratie opzien. • Mensen geen buffers, geen reserves hebben om financiële tegenslagen op te vangen. • Uitkeringen in het kader van de WWB, en daarmee het wettelijk bestaansminimum, als structureel te laag worden ervaren. • Mensen de verleiding vaak niet kunnen weerstaan, waardoor ze boven hun stand leven en schulden maken. • Niet-gebruik optreedt; hiermee wordt bedoeld het niet gebruik maken van regelingen door onbekendheid met de regeling, maar ook door “onbemindheid” van regelingen; mensen maken er dan bewust geen gebruik van. • Een laag opleidingsniveau, waardoor er een laag inkomen is en men vaak ook onvoldoende flexibel is om bij baanverlies snel een andere functie te vinden, en waardoor ook de mobiliteit binnen de werkomgeving beperkt is (te weinig scholing voor promotie). • Sommige mensen gewoon pech hebben in het leven……… Wat zijn de gevolgen van armoede? • • • •
Materiële deprivatie; daarmee wordt niet zozeer een laag inkomen bedoeld, maar meer concrete materiële problemen (zoals schulden). Onvoldoende toegang tot ‘social rights’ op het gebied van onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg, veiligheid enzovoort. Onvoldoende sociale participatie, gebrek aan sociale ondersteuning. Onvoldoende normatieve integratie; daarmee wordt bedoeld de naleving van centrale waarden en normen, overtreding van wettelijke regels (zoals misbruik van sociale zekerheid).
Als deze gevolgen doorvertaald worden naar het niveau van individuen en gezinnen, zien we welk effect armoede op het dagelijks leven heeft. • Iedere dag een keuze moeten maken uit zaken die allemaal algemeen noodzakelijk zijn, zoals een dagelijkse warme maaltijd, het verwarmen van het huis, het vervangen van versleten kleding, et cetera. • De portemonnee regeert het dagelijks leven. Dat heeft effect op de gezondheidssituatie, de opvoeding en ontwikkeling van kinderen (geen geld voor sportclubs, schoolreisjes, voortijdig schoolverlaten omdat kinderen al vroeg gaan werken), en op de eigen ontplooiingsmogelijkheden. • Zaken die in het algemene Nederlandse levenspatroon normaal zijn, moet je je ontzeggen. • Uitsluiting; niet meetellen en daardoor ook geen waardering ontvangen. Ter illustratie: het SCP geeft als oorzaken van sociale uitsluiting aan armoede, een slechte gezondheid, onvoldoende toegang tot voorzieningen en een gebrekkige ICT- en taalvaardigheid. De hier
genoemde oorzaken zijn in voorkomende gevallen een gevolg van armoede. Wie zijn arm? De armoedemonitor 2005 onderscheidt 6 vormen van armoede: 1 De harde kern. Er is dan sprake van intergenerationele armoede, die als het ware overerfbaar is. Armoede is dan als het ware een leefwijze geworden. 2 Langdurige uitkeringsafhankelijkheid. Mensen die langer dan 3 jaar een laag inkomen hebben, raken vaak in een negatieve spiraal. 3 Werkende armen. Mensen die, ondanks dat ze werken, een laag inkomen hebben, bijvoorbeeld doordat ze laaggeschoold en laagbetaald werk doen of in deeltijd werken. Zij zijn een specifieke risicocategorie, omdat ze vaak geen beroep doen op regelingen. 4 Nieuwe armen. Deze categorie heeft te maken met een plotselinge inkomensterugval, die leidt tot budgetteringsproblemen en schulden. Ze hebben moeite om hun levensstijl aan te passen aan de nieuwe inkomenssituatie. Dat heeft niet altijd te maken met een luxueuze levensstijl, maar ook met aangegane verplichtingen, zoals een hypotheek. 5 Frictie-armen. Deze categorie heeft tijdelijk minder te besteden. Dat is meestal geen probleem als er voldoende reserves zijn. 6 Psychologische armoede. Deze mensen zijn objectief gezien niet arm, maar ze voelen zich wel arm. Dat kan tot schulden en armoede leiden. Risicogroepen Uit de veelheid aan literatuur die over armoede verschenen is, kunnen de volgende risicogroepen afgeleid worden. • Eenoudergezinnen en alleenverdieners met een laag inkomen met minderjarige kinderen. • Gezinnen met meerdere kinderen die de middelbare school bezoeken. • Uitkeringsgerechtigden. • Chronisch zieken en mensen in instellingen die alleen een zakgeld ontvangen. • (zorgbehoevende) Ouderen met een laag inkomen. • Niet-westerse allochtonen. • Werkende armen. • Kleine zelfstandigen met een laag inkomen. • Vrouwen. • Jongeren.
3
Cijfers over armoede in Vaals en Gulpen-Wittem
Verschillende bronnen geven cijfers over de inkomenssituatie van de inwoners van Vaals en Gulpen-Wittem. In dit hoofdstuk zijn deze cijfers bij elkaar gebracht en is geprobeerd na te gaan welk beeld deze cijfers nu geven en wat deze cijfers nu zeggen over armoede in Vaals en Gulpen-Wittem. De cijfers geven antwoorden, maar roepen ook vragen op. Onbekend is bijvoorbeeld of inkomensgegevens uit het buitenland worden meegenomen. Dit behoeft nog nader onderzoek. Armoedemonitor De armoedemonitor 2005 van het Sociaal en Cultureel Planbureau geeft aan dat Vaals in de top 10 staat van Nederlandse gemeenten met de meeste lage inkomens. Andere Limburgse gemeente in die top 10 is de gemeente Heerlen. Dit bevestigt het beeld van Vaals als kleine gemeente met enkele grotestadsproblematieken. Volgens de armoedemonitor stijgt het aantal huishoudens met een laag inkomen landelijk en heeft ruim 1 op de 3 van die huishouden met een laag inkomen al vier jaar of langer een laag inkomen.
laag inkomen
Gulpen-Wittem 7,70%
Vaals 15,10%
Limburg 13,3 %
lage inkomens per specifieke doelgroep zelfstandigen werkenden bijstand / werkloos arbeidsongeschikt gepensioneerd
1,90% 1,10% 1,10% 0,90% 2,80%
1,10% 1,30% 5,50% 1,40% 5,10%
1,2 % 2,1 % 4,4 % 1,6 % 3,6 %
overigen
0,00%
0,70%
0,40%
7,70%
14,40%
12,90%
cumulatief
NB: • De cijfers zijn afrondingen, waardoor achter de komma mogelijk een verschil ontstaat in de cumulatieve getallen. • De onderstreepte cijfers geven aan waar hoger, en dus slechter, gescoord wordt dan gemiddeld. Op basis van de bovenstaande tabel kunnen enkele conclusies getrokken worden.
• • •
Vaals scoort op basis van deze gegevens qua lage inkomens hoger dan gemiddeld in Limburg. Onbekend daarbij is of buitenlandse inkomens, bijvoorbeeld uit Duitsland hier zijn meegenomen. Dit behoeft nader onderzoek. In Gulpen-Wittem vormen met name de zelfstandigen een risicocategorie als het gaat om lage inkomens en armoede. Deze groep is tevens een risicogroep als het gaat om het niet-gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen. In Vaals zien we een negatieve afwijking als het gaat om bijstandsgerechtigden en gepensioneerden.
Kernkaart Werk en bijstand Vaals Lage inkomens Gemiddeld inkomen per huishouden Niet-werkende werkzoekenden
Gulpen-Wittem
1.600 € 27.100,00
Vergelijkbare gemeenten 859 € 30.901,00
1.700 € 30.100,00
Vergelijkbare gemeenten 1.584 € 30.178,00
555
271
459
346
NB: • In de kernkaart werk en bijstand van het ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid worden enkele cijfers op het gebied van inkomen en arbeidsparticipatie landelijk vergeleken. De hier gebruikte cijfers stammen uit december 2007. • De onderstreepte cijfers geven aan waar hoger, en dus slechter, gescoord wordt dan gemiddeld.
Ook op basis van deze gegevens kunnen enkele conclusies getrokken worden.
•
In vergelijking met gemeenten van gelijke omvang in Nederland heeft Vaals beduidend bijna twee keer zoveel lage inkomens en is het gemiddelde inkomen bovendien circa € 3.000,00 per jaar lager. Ook het aantal niet/werkende werkzoekenden is bijna twee keer zo hoog.
•
In vergelijking met gemeenten van gelijke omvang in Nederland vertoont Gulpen-Wittem een kleine negatieve afwijking.
Kerngegevens van het CWI
Vaals
Gulpen-Wittem
Limburg
Nederland
Beroepsbevolking
40 %
40 %
44 %
46 %
Werkloosheid als percentage van de beroepsbevolking
12,5 %
6%
8,5 %
6,7 %
Nww ouder dan 45
56 %
66 %
54,9 %
51%
Nww langer dan 2 jaar werkloos
67 %
62 %
55,9 %
52,5 %
Nww laag opgeleid
50 %
44 %
55,7 %
55,4 %
NB: •
De cijfers zijn afkomstig uit de publicatie Kerngegevens van het CWI en dateren uit het najaar van 2007.
•
De onderstreepte cijfers geven aan waar hoger, en dus slechter, gescoord wordt dan gemiddeld.
Ook op basis van deze gegevens kunnen enkele conclusies getrokken worden.
•
Zowel Vaals als Gulpen-Wittem hebben een relatief kleine beroepsbevolking.
•
Niet-werkende werkzoekenden in Vaals en Gulpen-Wittem zijn relatief gezien wat ouder en wat langer werkloos. Opvallend is dat het aandeel laag opgeleide niet-werkende werkzoekenden lager is dan in Nederland.
•
Op basis van het bovenstaande zijn de mogelijkheden om met werken het inkomen te verbeteren iets beperkter.
Wat hier nog ontbreekt, zijn cijfers met betrekking tot de spreiding over de verschillende kernen en buurten. Deze cijfers zijn nu nog niet te geven. Op het moment dat we aan de slag gaan met de beleidsuitvoering zijn deze naar verwachting wel aanwezig.
4
Bestaande maatregelen tegen armoede en hun effect
In onderstaande tabel ziet u dat de gemeente Vaals en Gulpen-Wittem al beleid voeren dat gericht is op inkomensondersteuning en het voorkomen en bestrijden van armoede.
Wettelijke basis WWB WWB WWB WWB WWB --Gemeentewet WWB Gemeentewet (zorgplicht) Wet Kinderopvang
onderwerp Langdurigheidstoeslag (eenmaal per 5 jaar) Verordening toeslagen en verlagingen Bijzondere bijstand Collectieve ziektekostenverzekering Generieke ondersteuning langdurig zieken en gehandicapten Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen Declaratieregeling voor sociale en culturele activiteiten Vergoeding voor vrijwilligerswerk Schuldhulpverlening (preventief en curatief) Vergoeding kosten kinderopvang voor specifieke doelgroepen
Uitgevoerd door Pentasz Pentasz Pentasz Pentasz Pentasz Gemeente Pentasz Pentasz Pentasz Pentasz
De minimaregelingen zijn in 2007 door het NIBUD geëvalueerd in het kader van de minimaeffectrapportage voor de Pentasz-gemeenten. In de rapportage zijn de volgende effecten van het gemeentelijk minimabeleid gebleken: • • •
•
Echtparen met twee oudere kinderen (middelbare schoolleeftijd) hebben de minste bestedingsruimte. Echtparen van 65 jaar en ouder zonder specifieke zorgvraag hebben de meeste bestedingsruimte. Door de langdurigheidstoeslag hebben werkenden die 105 % van het minimumloon verdienen, netto minder te besteden dan een bijstandsgerechtigde die langer dan 5 jaar op minimumniveau leeft. De collectieve zorgverzekering draagt positief bij aan de bestedingsruimte van mensen met een laag inkomen, waarbij met name de premie van de aanvullende collectieve verzekering lucratief is.
5
Analyse van de huidige uitvoeringspraktijk
In hoofdstuk 4 is benoemd wat de gemeente Vaals en Gulpen-Wittem nu al aan instrumenten in huis hebben om armoede te voorkomen en te bestrijden. De vraag is dan relevant: is dat voldoende? En: werken de instrumenten optimaal? Een analyse van de huidige uitvoeringspraktijk laat zien dat we nog stappen te zetten hebben! Deze analyse wordt gebruikt voor het bepalen van de kaders en doelstellingen van het gemeentelijk armoedebeleid. Het bereiken van de doelgroep • De inkomensondersteunende maatregelen van de gemeente zijn niet bekend bij iedereen die er recht op heeft. Een deel van het beschikbare budget voor de collectieve zorgverzekering, bijvoorbeeld, wordt niet gebruikt. • In sommige gevallen geldt dat mensen de gang naar de sociale dienst voor inkomensondersteuning niet maken uit schaamte.
Het effect van de maatregelen Hulpverlening is soms te zeer gericht op de financiële aspecten van armoede en te weinig op de sociale aspecten van armoede. Eenmalige interventies en een eenmalige bijdrage uit bijzondere bijstand maken de nood tijdelijk minder hoog, maar dragen niet bij tot een structurele oplossing. • Er zijn specifieke groepen met een verhoogd risico. Denk aan gezinnen met kinderen in het voortgezet onderwijs en het toenemend aantal jongeren met problematische schulden. Voor Vaals geldt daarnaast dat er een groeiende groep ouderen met onvolledige AOW is. De maatregelen zijn echter in hoofdzaak afgestemd op algemene kenmerken van het hele bestand. • De hulpverlening van verschillende partijen is nog onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo is pas zeer recent een start gemaakt met overleg tussen schuldhulpverleningsinstanties, sociale dienst en welzijnswerk. Een stap in de goede richting, maar hier is nog een wereld te winnen! Door beter samen te werken kunnen verschillende maatregelen elkaar versterken, waardoor ze effectiever worden. • De armoedeval belemmert mensen om te gaan werken en hun positie te verbeteren. Ook hier speelt voor een deel mee dat mensen onvoldoende kennis hebben over zaken waar ze recht op hebben, zoals toeslagen van de belastingdienst. •
De beperkingen van landelijke wet- en regelgeving De wet werk en bijstand bijvoorbeeld, verbiedt generieke inkomensondersteuning. Die verplichting tot maatwerk is enerzijds een kans om mensen datgene te bieden wat ze nodig hebben, maar kan ook leiden tot onnodig ingewikkelde procedures. • Privacy-wetgeving maakt het moeilijk, zo niet onmogelijk, om verschillende bestanden te koppelen en zo een compleet beeld te krijgen van de problematiek. Integraal werken wordt zo lastig. • Voor verschillende regelingen gelden door landelijke wet- en regelgeving vaak verschillende voorwaarden en procedures, bijvoorbeeld voor bijzondere bijstand en voor kwijtschelding van belastingen. • Wet- en regelgeving werkt de armoedeval soms in de hand. De langdurigheidstoeslag mag bijvoorbeeld alleen worden verstrekt aan mensen met een laag inkomen die niet werken. Werkenden met een even laag inkomen hebben er geen recht op. Uit de Minima-effectrapportage blijkt dat zij daardoor netto minder te besteden hebben dan niet-werkenden met hetzelfde inkomen. •
De mogelijkheden van de gemeentelijke overheid We benutten de mogelijkheden voor samenwerking gemeente-intern wel, maar het kan beter. Voor de duidelijkheid: Pentasz als intergemeentelijke sociale dienst wordt hier gemakshalve even als gemeente-intern orgaan gezien. • De mogelijkheden voor integrale beleidsontwikkeling worden nog niet optimaal benut. • De gemeente neemt haar regierol op dit beleidsterrein nog onvoldoende op. Uit gesprekken met het maatschappelijk middenveld blijkt dat men die rol vaak wel verwacht van de gemeente! •
•
We ontwikkelen nu voor het eerst integraal armoedebeleid met een bredere participatiedoelstelling. Voorheen beperkten we ons tot het uitvoeren van de minimaregelingen.
De betrokkenheid van de doelgroep bij het beleid de doelgroep van het armoedebeleid heeft zelf vaak een goed beeld van het probleem en ook een idee van de mogelijke oplossingen. Tot nu toe zijn ze daar echter nog niet diepgaand op bevraagd.
•
6
Uitgangspunten, kaders en doelstellingen
In de voorgaande hoofdstukken is veel informatie gegeven over armoede. Wat is armoede? Hoeveel mensen in onze gemeente zijn arm te noemen? Wat betekent het om arm te zijn? Wat doen we al aan het voorkomen en bestrijden van armoede? En wel effect heeft dat in de praktijk? Al die vragen leiden tot een visie op armoede, die goed te vatten is in de definitie van armoede die we hanteren en die hier herhaald wordt:
Armoede is: •
het hebben van een laag inkomen
•
een langdurige afhankelijkheid daarvan
•
een tekort aan zaken die sociaal, cultureel en materieel nodig zijn om een aanvaardbaar levenspatroon te hebben en om uitsluiting te voorkomen
•
een gebrek aan perspectief op verbetering van deze situatie
In het toewerken naar de oplossing, naar het antwoord op de vraag hoe we al deze aspecten van armoede kunnen voorkomen en bestrijden. Daartoe worden eerst een aantal uitgangspunten en kaders geformuleerd, alsmede een aantal doelstellingen van het gemeentelijk armoedebeleid. Uitgangspunten en kaders In het kader van de WMO is in zowel Vaals als Gulpen-Wittem de keuze gemaakt voor een ontwikkelscenario van de samenleving tot een zelfredzame samenleving. Dit is een samenlevingsmodel waarbinnen burgers hun eigen verantwoordelijkheid nemen en waarbij de gemeente een vangnet biedt voor die kwetsbare burgers die (tijdelijk) hun eigen verantwoordelijkheid niet kunnen nemen. Voorgesteld wordt het scenario van de zelfredzame samenleving ook als uitgangspunt te nemen voor het ontwikkelen van armoedebeleid. Dat betekent dat: 1 Armoedebeleid de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de burger als uitgangspunt neemt, er daarbij vanuit gaande dat voor veel mensen dit een doel is waar naartoe gewerkt moet worden en niet een bestaande situatie, en dat ondersteuning noodzakelijk is. 2 Armoedebeleid ontwikkeld en uitgevoerd wordt in nadrukkelijk samenspel tussen de gemeente en het maatschappelijk middenveld en de samenleving, waaronder ook te verstaan de doelgroep zelf.
Uit de probleemanalyse komt duidelijk naar voren dat armoede naast een financiële dimensie ook een sociale dimensie kent. Armoede leidt in veel gevallen tot sociale en maatschappelijke uitsluiting, tot mensen die op grond van een belemmering langs de kant staan. Indien we armoede louter als een financieel probleem definiëren dat met inkomensondersteuning op te lossen is, missen we een kans om daadwerkelijk een stukje positieverbetering te realiseren. Positieverbetering heeft ook betrekking op het verbeteren van de competenties van mensen.
Jonge mensen verwerven allereerst competenties op school, door hun opleiding af te maken en een startkwalificatie te behalen. Met een diploma zijn er meer kansen op werk en nemen de kansen op werk waarmee een beter salaris wordt verdiend toe. Maar competentieversterking is meer. Meer inkomen leidt immers niet regelrecht tot minder armoede. In het kader van integraal armoedebeleid betekent competentieversterking ook: met geld kunnen omgaan, kunnen budgetteren, de regie kunnen voeren over je eigen leven en je eigen grenzen en de grenzen van je inkomsten en daarmee je uitgaven kennen. Jongeren zijn daarbij een specifieke doelgroep. Voorgesteld wordt om nadrukkelijk aandacht te hebben voor positieverbetering en competentieversterking van mensen als middel om te komen tot een duurzame en structurele oplossing van armoede. Dat betekent dat: 3 Armoedebeleid ontwikkeld wordt vanuit een brede definitie van armoede, waarbij niet alleen de inkomenspositie van mensen versterkt wordt door inkomensondersteuning, maar armoede tevens voorkomen wordt door positieverbetering. 4. Armoedebeleid ontwikkeld wordt vanuit een brede definitie van armoede, waarbij, ondersteunend aan het genoemde onder 3, ook aandacht is voor de sociale en maatschappelijke aspecten van armoede en waarin voorkomen wordt dat mensen niet kunnen participeren op grond van financiële belemmeringen. 5. Binnen het armoedebeleid specifiek aandacht wordt besteed aan risicogroepen.
Een veel gehoorde klacht is dat gemeenten voor een deel hun eigen armoedeprobleem creëren doordat er onvoldoende samengewerkt wordt, doorlooptijden veel te lang zijn en het aanvragen van een inkomensondersteunend product zo ingewikkeld is dat veel mensen er maar van af zien. En dat wordt erger naarmate je op meer producten recht hebt, omdat dan net weer andere regels en criteria gelden. Ook weten veel mensen niet waar ze recht op hebben. Bureaucratie en gebrek aan kennis spelen een rol in het ontstaan van armoede. Dat is iets waar we als gemeente ook zelf iets aan kunnen doen. Voorgesteld wordt dan ook om binnen het armoedebeleid toe te werken naar: 6. versnelde, vereenvoudigde en uniforme procedures en werkwijzen. 7. beter bekendheid en toegankelijkheid van de producten waarmee we armoede voorkomen en bestrijden. 8.
bijstelling van het bestaande pakket aan regelingen naar aanleiding van de aanbevelingen uit de minima-effectrapportage.
9.
Intergemeentelijke samenwerking bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid.
Doelstellingen Deze kaders vormen de basis voor de inhoudelijke doelstellingen van het integraal armoedebeleid van de gemeente Vaals en Gulpen-Wittem. Deze zijn onder te verdelen in drie globale sporen, te weten: • inkomensondersteuning Dit is geen doel op zich, het is veeleer een middel om de andere doelstellingen te ondersteunen • maatschappelijke ondersteuning en maatschappelijke deelname • preventie
Inhoudelijke doelstellingen • Inwoners met een laag inkomen hebben netto meer te besteden om te voorzien in een aanvaardbaar materieel en immaterieel levenspatroon. • Inwoners met een laag inkomen besteden hun inkomen verstandiger om te voorzien in een aanvaardbaar materieel en immaterieel levenspatroon ( vergroting van de competenties). • De participatiegraad van niet participerende groepen die in (im-)materiële armoede leven is verhoogd (met evenwicht in maatschappelijke rollen, en met waardering voor alle vormen van participatie). • Minder personen uit kwetsbare groepen die een verhoogd risico hebben op (im-)materiële armoede vervallen daadwerkelijk tot een toestand van armoede. • Het aantal personen dat tot een kwetsbare groep met een verhoogd risico op (im-)materiële armoede neemt af. Daarnaast zijn er enkele procesdoelstellingen te benoemen. Deze hebben betrekking op de vraag hoe we de bovenstaande doelstellingen kunnen realiseren. Deze doelstellingen hebben betrekking op hoe wij ons werk organiseren en hoe we samenwerken met anderen. Procesdoelstellingen • Minder personen die een beroep doen op inkomensondersteuning komen in financiële problemen door lange doorlooptijden. • De werkprocessen van verschillende instellingen die zich bezig houden met inkomensondersteuning, schuldhulpverlening en het bestrijden van (im-)materiële armoede zijn op elkaar afgestemd. • De verschillende instellingen die zich bezig houden met inkomensondersteuning, schuldhulpverlening en het bestrijden van (im-)materiële armoede werken, op basis van een convenant, samen op beleids- en op klantniveau. Hoe nu verder? Met het vaststellen van deze kaders en doelstellingen zijn we nog niet klaar. Feitelijk begint het eigenlijke werk nu pas. Deze doelstellingen worden geconcretiseerd in een actieprogramma. Per doelstelling worden actiepunten geformuleerd en vooral uitgevoerd. Deze acties worden SMART geformuleerd en voorgelegd aan de raad met een bijbehorende begroting.
Bijlagen
Bijlage 1
Betrokken instanties
Sociale kaart armoede • • • • • • • • • • • •
Organisaties voor schuldhulpverlening (kredietbank). Stichting Leergeld. Voedselbank. Pentasz. Gemeente, afdeling belastingen / kwijtscheldingenbeleid. Woningstichting (huurachterstanden). Energieleveranciers (afsluitingenbeleid). Zorgverzekeraars (wanbetalers, onverzekerden). Onderwijs (signalering). Cliëntenraad en andere belangenbehartigers. Gezondheidszorg (gezondheidsproblemen, cumulatie van eigen bijdragen). Welzijnswerk.
NB: in de gemeenten Vaals en Gulpen-Wittem is het minimabeleid (inkomensondersteunende maatregelen) ondergebracht bij Pentasz. Pentasz is dan ook een belangrijke partij, m.n. in de de uitvoering.
Bijlage 2
Aanpalende beleidsterreinen
Aanpalend beleid WWB-uitstroombeleid. Minimabeleid. Gemeentelijke belastingen. Jeugdbeleid, met name ook het beleid dat betrekking heeft op voortijdig schoolverlaten. Ouderenbeleid. Beleid met betrekking tot het welzijnswerk. Subsidiebeleid. Buurtplatforms. Vrijwilligers- en mantelzorgondersteuning.
• • • • • • • • •
Bijlage 3
Werkconferentie gemeente Vaals
op 9 januari 2008 heeft met de commissie werk en economie van de gemeenteraad van Vaals een werkconferentie rond het thema armoedebeleid plaatsgevonden. Tijdens de werkconferentie zijn een 9-tal stellingen en een 5-tal mogelijke kaders besproken.
Stellingen: Sommige mensen kunnen prima rondkomen met weinig geld. Het probleem van armoede in onze maatschappij ligt dan ook niet aan de inkomstenkant, maar aan de uitgavenkant, en daar zijn mensen zelf verantwoordelijk voor. Gemeente, energieleveranciers en woningbouwcorporaties moeten samen een noodfonds stichten om te voorkomen dat mensen afglijden. Maar er mag alleen gebruik van worden gemaakt als mensen hulpverlening accepteren. Meer jongeren met een diploma van school betekent later minder armen! Zij komen makkelijker aan werk en: werk is de remedie tegen armoede. Iedereen moet kunnen meedoen; kinderen moeten een hobby kunnen uitoefenen en ook volwassenen moeten een maatschappelijke rol kunnen vervullen. Daar geen geld voor hebben is een teken van armoede. Met goede sociale contacten en het gevoel nuttig te zijn ben je bovendien minder arm, ook al heb je minder geld. Geen werk hebben betekent overgeleverd zijn aan de bureaucratie en bureaucratie veroorzaakt armoede. Een bijstandsaanvraag moet binnen een week worden afgehandeld als bij de aanvraag blijkt dat iemand niet over financiele reserves beschikt. Inkomensondersteuning moet altijd tijdelijk zijn.
Naar aanleiding van de stellingen zijn de volgende aandachtspunten uit deze werksessie gedestilleerd: • • •
• • •
We zouden moeten spreken van ANTI- armoedebeleid. Inkomensondersteuning is naast middel ook randvoorwaarde om te komen tot (arbeids)participatie. Eigen verantwoordelijkheid staat voorop, maar verlies ook de maatschappelijke verantwoordelijkheid die je als gemeente hebt niet uit het oog. Er moet evenwicht zijn tussen beide verantwoordelijkheden. Gezien de grensligging van Vaals dienen we ook aandacht te hebben voor ontwikkelingen in het buitenland, bijvoorbeeld de Duitse pensioenen. Hoewel moeilijk te meten en vast te stellen, zijn eigenwaarde, welzijn en een goede sociale binding belangrijk. Het is met name voor kinderen belangrijk dat zij kunnen participeren.
Kaders: We nemen de eigen verantwoordelijkheid van mensen niet over. We bieden mensen ondersteuning in het realiseren van de rol van zelfredzame burger. We hanteren een brede definitie van armoede. Dat betekent dat het doel van armoedebeleid participatie is, en een middel om dat te bereiken competentieversterking (ofwel: scholing), inkomensondersteuning, schuldhulpverlening en maatschappelijke ondersteuning. We zetten in op preventie van armoede, echter zonder de curatieve taken vanuit de gemeentelijke zorgplicht te laten liggen. We gaan voor een integrale aanpak vanuit de diverse beleidsterreinen (onderwijs, uitstroombeleid, WMO, kwijtscheldingenbeleid) in samenwerking met onze maatschappelijke partners (waarvan Pentasz en Trajekt het belangrijkste zijn). Binnen de eigen gelederen (van zowel de gemeente als van Pentasz) pakken we bureaucratie, onbegrijpelijk taalgebruik, niet-gebruik en lange doorlooptijden aan.
Naar aanleiding van de kaders zijn de volgende aandachtspunten uit deze werksessie gedestilleerd: De kaders mogen veel concreter en meetbaarder. • • Ondersteuning van burgers moet niet vrijblijvend zijn. • Pak het armoedebeleid inderdaad breed op. • Vroege en brede signalering van de problematieken en een goede klantbegeleiding zijn belangrijk in de persoonsgerichte aanpak van armoede. • Klantvriendelijkheid en respect voor de klant zijn belangrijk. • Voorkom “bijstandstoerisme” door afstemming met de gemeente Gulpen-Wittem.