RIS180173a_26-APR-2011
Energievisie Den Haag 2040
14 december 2010
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................. 3 Samenvatting.............................................................................................................................. 5 Inleiding ................................................................................................................................... 11 1.1. Hoofdvraag............................................................................................................... 11 1.2. Afbakening ............................................................................................................... 11 1.3. Beleidsdoel ............................................................................................................... 12 1.4. Leeswijzer ................................................................................................................ 14 1.5. Uitvoering en financiën............................................................................................ 14 2. Toekomstbeeld “energiegebruik en -besparing in 2040”................................................. 15 2.1. Aannames ................................................................................................................. 15 2.2. Huidige energievraag in Den Haag .......................................................................... 16 2.3. Visie op de energievraag in 2040............................................................................. 17 2.4. Visie op de warmte- en koude-infrastructuur in 2040.............................................. 18 2.5. Noodzaak van energiebesparing............................................................................... 22 3. Bronnen van energie......................................................................................................... 23 3.1. Biomassa .................................................................................................................. 25 3.2. Geothermie ............................................................................................................... 26 3.3. Warmte/koude opslag............................................................................................... 28 3.4. Zeewaterwarmte en -koude ...................................................................................... 29 3.5. Zonne-energie (warmte en elektriciteit)................................................................... 30 3.6. Restwarmte............................................................................................................... 32 3.7. Aardgas..................................................................................................................... 34 3.8. Overige fossiele bronnen.......................................................................................... 34 3.9. Kernenergie in Nederland ........................................................................................ 34 3.10. Wind ......................................................................................................................... 35 3.11. Energie uit zee (golf, getijde, osmose)..................................................................... 36 3.12. Totaal potentieel duurzame energie ......................................................................... 37 3.13. Conclusie energieopwekking ................................................................................... 39 4. Gebiedsgericht energiebeleid ........................................................................................... 40 5. Invloed.............................................................................................................................. 45 5.1. Partijen met invloed op de enertgiehuishouding ...................................................... 45 5.2. Analyse van invulling van rollen ............................................................................. 47 5.3. Invloed van de gemeente.......................................................................................... 49 5.4 Haags duurzaam energiebedrijf................................................................................ 50 Bijlage 1: Gesprekspartners ..................................................................................................... 54 Bijlage 2: Beantwoording motie “Haags duurzaam energiebedrijf”........................................ 55 Beantwoording van de motie................................................................................................ 55 Duurzaam energiebedrijf versus stimulering duurzame energie.......................................... 55 (Duurzame) Energiebedrijven in Den Haag......................................................................... 57 Bijlage 3: Aannames potentieel opwekkingsopties.................................................................. 63
2 van 64
Voorwoord Den Haag heeft een rijk en bewogen verleden op energiegebied. In 1875 start in Den Haag het Gemeentelijk Gasbedrijf (GGB) met de productie van stadsgas of steenkoolgas. Het Haagse Gemeentelijk Electrisch Bedrijf (GEB) dateert van 1904 en gaat vanaf 1906 de stad van stroom voorzien. In 1979 begint de Haagse stadsverwarming met warmtelevering. In de jaren daarna vindt er een proces plaats van privatisering en het meer op afstand komen van de gemeente. GGB en GEB zijn daarna in Eneco overgegaan. Heden ten dage is de gemeente Den Haag nog aandeelhouder van Eneco. Ondertussen is geen sprake meer van een monopolie voor levering van gas en elektriciteit. Afnemers kunnen kiezen van welke leverancier zij energie afnemen. Het gevolg van deze jarenlange ontwikkelingen is dat langzaam maar zeker de kennis van de Haagse energiehuishouding binnen de gemeentelijke organisatie versnipperd geraakt is. Voor de energiehuishouding relevant beleid (besparing, duurzame energie, klimaat, ruimtelijke ontwikkeling, etc.) wordt afzonderlijk gemaakt, zonder integrale kijk op de energiehuishouding. Veel kennis ligt ook bij andere organisaties, zoals energiebedrijven, andere overheden, woningcorporaties en milieuorganisaties. Bij de voorbereiding van deze energievisie is duidelijk gebleken dat deze organisaties samen met de gemeente willen optrekken in een traject op weg naar een toekomstbestendige energiehuishouding. Als we naar de toekomst kijken zien we dat Den Haag energie wil besparen, CO2-uitstoot wil reduceren en energie duurzaam wil opwekken. Nog verder vooruit, in 2040 wil Den Haag zelfs klimaatneutraal zijn. Het energiesysteem speelt een cruciale rol in het bereiken van deze doelstellingen. Op welke plaatsen in de stad is er de ruimte om duurzame energie op te wekken? Met welke infrastructuur krijg je die energie op de plek waar de energie gebruikt wordt? Wat is de energiebehoefte van Den Haag en haar gebruikers in 2040? Wat kost deze energie voor de Haagse burgers en bedrijven en welke andere effecten heeft de energievoorziening op onze burgers? Het is dus voor de gemeente om verschillende redenen belangrijk om een beeld te hebben welk energiesysteem het beste past bij alle belangen en doelstellingen die er zijn. Natuurlijk is de gemeente niet de partij die aan alle knoppen draait. Het GEB bestaat ten slotte al een tijdje niet meer. Moeten we die situatie misschien terughalen en een gemeentelijk of gemeenschappelijk duurzaam energiebedrijf opzetten? Zijn er andere middelen waarmee de gemeente invloed kan uitoefenen op de beslissingen over ons energiesysteem? Welke invloed heeft de gemeente nog met de verregaande scheiding van productie, transport en levering van energie?
3 van 64
Al deze vragen komen aan de orde in deze energievisie. Dit stuk bevat niet alle definitieve antwoorden. Ten eerste omdat de gemeente opnieuw begint met het opbouwen van kennis op gebied van energie en energiebeleid. Ten tweede omdat de toekomst niet voorspelbaar is. Wie weet hoe duur de olie over een jaar is, laat staan over 40 jaar. Misschien staat dan het laatste olievaatje wel in het museum en is de langverwachte doorbraak van kernfusie realiteit geworden. De energievisie geeft aan welke vragen we hebben en welke informatie we nog moeten verzamelen om openstaande vragen te kunnen beantwoorden. Wat deze energievisie ook doet, is een richting aangeven die nu, met de kennis die er is, logisch lijkt. De energievisie agendeert daarmee een aantal onderwerpen, waarover binnen enkele jaren beslist moet worden. Bij nieuwe ontwikkelingen zal de energievisie daarop worden aangepast. We gaan ook niet stil zitten totdat we meer weten. Er zijn genoeg projecten waarvan we zonder twijfel kunnen zeggen dat ze nuttig zijn om uit te voeren. Het is de bedoeling om gericht actie te nemen, samen met de relevante partners. De acties die deze energievisie beschrijft zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma bij het klimaatplan, dat tegelijkertijd met deze energievisie uitkomt.
4 van 64
Samenvatting Doel en afbakening Den Haag heeft als doelstelling om in 2040 klimaatneutraal te zijn. De energievisie geeft antwoord op de vraag: ”Hoe ziet een wenselijke energievoorziening in Den Haag er in 2040 uit en wat kan de gemeente doen om die te bewerkstelligen?”. Uitgangspunt is: “de energievoorziening is duurzaam, betaalbaar en betrouwbaar”. Deze energievisie bouwt voort op de kadernota “Op weg naar een duurzaam Den Haag” en hangt sterk samen met de daarin aangekondigde programma’s, zoals het klimaatprogramma, het programma duurzame stedenbouw en het plan van aanpak verduurzaming bestaande bouw. De energievisie Den Haag 2040 beperkt zich zoveel mogelijk tot opwekking en distributie van energie (elektriciteit, gas, warmte en koude). Beleid dat is gericht op energiebesparing wordt ontwikkeld in programma’s die op de betreffende sector zijn gericht (zoals mobiliteit, bestaande woningen, nieuwbouw en kantoren) en niet in deze energievisie. Wel wordt het belang van energiebesparing onderstreept en onderbouwd. De energievisie is opgesteld op basis van kennis en inzichten die nu beschikbaar zijn. Het is duidelijk dat de toekomst nieuwe inzichten zal brengen en dat sinds het afstoten van het gemeentelijk energiebedrijf (GEB) kennis verloren is gegaan en versnipperd is geraakt. Den Haag gaat die kennis weer opbouwen en bundelen.
Het Haagse energiegebruik De huidige vraag naar energie in Den Haag wordt in de onderstaande tabel geschat. De gegevens voor koudevraag ontbreken nog. Deze worden nader onderzocht. Schatting gebruik in Den Haag (2008) Wonen
gas (miljoen m3)
elektra (GWh)
CO2 (kton)
279
774
908
Kantoren
134
600
587
Overige bedrijven
138
530
630
Mobiliteit
-
-
550
Totaal
551
1.904
2.675
De ontwikkelingen in de energiehuishouding voor Den Haag tot 2040 worden beïnvloed door landelijke en internationale ontwikkelingen, bijvoorbeeld in economie en beleid. Ook Haagse ontwikkelingen, zoals bouwplannen en groei van het aantal inwoners hebben invloed. Een onderbouwde schatting van de toekomstige vraag naar energie in Den Haag is hieronder in grafiekvorm weergegeven. De energiebesparing ten opzichte van een toekomst zonder besparingsbeleid is weergegeven met omlijnde vlakken. Omdat mobiliteit buiten de scope van
5 van 64
deze energievisie valt, is deze niet opgenomen in de tabel. Elektriciteitsgebruik Den Haag
Warm tevraag Den Haag 25 25
Elektriciteitsgebruik in PJ
20
15
10
5
20
15
10
5
0
0 2000
2010
2020
2030
2040
2000
2010
Jaart al
Tot aal met energiebesparing
2020
2030
2040
Jaartal Tot aal zonder energiebesparing
Totaal met energiebesparing
Totaal zonder energiebesparing
Energiebesparing De noodzaak van energiebesparing wordt onderbouwd door de bovenstaande grafieken. Zonder besparingsbeleid zou de elektriciteitsvraag in 2040 stijgen tot boven de 2900GWh (2,9 miljard kilowattuur) per jaar en de warmtevraag tot boven de 22 PetaJoule (PJ) per jaar. Uit deze grafiek blijkt dat energiebesparing een belangrijke rol speelt in het halen van de klimaatdoelen. Als de totale energievraag niet afneemt, zal de vraag naar duurzame energie het aanbod overstijgen. Ook de betrouwbaarheid van het elektriciteitsnet kan lijden onder een toename van het elektriciteitsgebruik.
Visie op de energiehuishouding in 2040 De onderstaande visie beschrijft een energiehuishouding die op basis van huidige technieken haalbaar lijkt. Den Haag wil er aan werken om deze energiehuishouding te realiseren. Warmte en koude In 2040 spelen warmtenetten een grote rol. Ze zijn te vinden op de plekken waar nu ook al een warmtenet ligt. Het warmtenet is verder uitgebreid, in ieder geval naar wijken die voor 2015 zijn gebouwd en waar warmte- en koudeopslag(WKO) geen optie is. Utiliteitsgebouwen zijn aangesloten op warmte- en koudenetten of gebruiken WKO. Nabijgelegen woonwijken gebruiken de warmte die in de kantoren overtollig is. De warmtenetten worden gevoed uit diverse bronnen in of dichtbij de stad, zoals warmtekrachtcentrales gevoed met biomassa of geothermie. Gebouwen die niet op een warmtenet zijn aangesloten gebruiken individuele WKO, zonneboilers of HRe-ketels gestookt met groen gas. Om bovenstaande situatie te bereiken is duurzaam uitvoeren van nieuwbouw essentieel. Veel warmtevraag kan worden voorkomen door goede isolatie en oriëntatie op de
6 van 64
zon. Dit is een kritische succesfactor voor een klimaatneutraal Den Haag in 2040. Het programma duurzame stedenbouw vult dit verder in. Elektriciteit Elektriciteit wordt in 2040 waarschijnlijk nog steeds via kabels vervoerd. Het totale elektriciteitsgebruik in Den Haag zal iets afnemen. In het elektriciteitsgebruik zullen wel verschuivingen plaatsvinden. Het bezit en gebruik van elektrische apparatuur en verlichting in de woningbouw neemt toe, maar tegelijkertijd zullen deze zuiniger worden. Elektrisch rijden zorgt voor extra vraag naar elektriciteit, mogelijk tot 10% van het totale Haagse elektriciteitsgebruik. Warmtepompen in nieuwbouw kunnen een aanzienlijke verschuiving van gasgebruik naar elektriciteitsverbruik veroorzaken. Door toename van het aantal werkplekken in Den Haag zal de elektriciteitsvraag licht toenemen. Het elektriciteitsnet zal in nieuwbouwwijken zwaarder worden belast, omdat elektrische warmtepompen daar meer worden toegepast. Er ontstaat een meer complexe situatie van vraag en aanbod.
Energiebronnen voor de Haagse energievoorziening Om aan de toekomstige Haagse energievraag te kunnen voldoen moeten meerdere bronnen ingezet worden. Onderstaande opsomming geeft aan welke technieken Den Haag wel en niet wil inzetten. Klimaatneutraal • Wind-, zon-, biomassa-, geothermie- en warmte-koudeopslagprojecten in Den Haag; • Duurzame elektriciteit, afkomstig van projecten buiten de stad, met een Haagse energieafnemer, die ook de certificaten ontvangt; • Groen gas met bijbehorende certificaten; • Restwarmte, bijvoorbeeld van riolen of industrie; • Energie van fossiele brandstoffen waarbij CO2 wordt afgevangen; • Nog te ontwikkelen technieken. Wel klimaatneutraal, maar niet wenselijk Aan onderstaande technieken kleven bezwaren waardoor Den Haag ze niet wil stimuleren • Compensatie van CO2-uitstoot, bijvoorbeeld door bosaanplant, of investeringen in duurzame energieprojecten vallen niet onder het doel: Klimaatneutraal Den Haag. (In de aanloop naar klimaatneutraliteit is compensatie in lokale projecten wel een wenselijke optie) • Energie uit biomassa die niet voldoet aan duurzaamheidscriteria • Kernenergie; Niet klimaatneutraal, dus niet wenselijk • Energie van fossiele brandstoffen zonder opvang van CO2 • Energie van fossiele brandstoffen die duurzaam is gemaakt met certificaten van andere projecten. 7 van 64
Zeew aterw armte; 0,03
Haagse warmteopwekking 2040 (PJ)
Geothermie; 1,5 Groen gas van buiten de stad; 0,85 Restw armte; 1,5
BioWKK; 0,5 Biomassa-vergisting; 0,6
Zonneboilers; 0,05 Toekomstige innovatie; 3,62
WKO; 4 groen gas HRe; 0,12
Bovenstaande grafiek geeft de warmtebronnen van Den Haag weer in 2040. Met de nu bekende technieken kan ongeveer tweederde van de warmtevoorziening klimaatneutraal worden. Voor het restant moeten nog oplossingen worden gevonden. Haagse w ind op zee; 0,72
Haagse elektriciteitsopwekking 2040 (PJ)
Kleinschalige w ind in de stad; 0,01 BioWKK; 0,36
Toekomstige Innovatie; 2,21 groen gas Hre ; 0,03 Zonnecellen; 0,75
Grootschalige w ind in de stad; 0,02 Duurzame elektriciteit van buiten de stad; 2,21
8 van 64
De voorgaande grafiek laat zien dat met de nu bekende technieken in 2040 ongeveer tweederde van de Haagse elektriciteitsvoorziening kan worden verduurzaamd. De belangrijkste duurzame elektriciteit komt vooral van wind op zee, lokaal verkregen biomassa en zonnecellen. Daarmee is ongeveer een derde deel van de elektriciteitsvraag gedekt. Nog een derde is duurzame elektriciteit die van buiten de stad komt. Er resteert nog een derde nietduurzame elektriciteit. De bovenstaande grafieken lijken de verduurzaming van de energiehuishouding behapbaar te maken. De getallen achter de taartpunten geven enig idee hoe groot de benodigde inspanning is. Wind op zee: 20 maal de huidige deelname in Meewind. Zonnecellen: 1 miljoen panelen op 50.000 daken. Geothermie: nog twee succesvolle boringen, met een grotere capaciteit. Met de een flinke inspanning op de bovenstaande aandachtsgebieden halen we dus ruim de helft van de doelstelling. Voor het resterende deel van de doelstelling zal innovatie in de komende 30 jaar nog een aantal oplossingen aandragen. Mocht gaandeweg blijken dat innovatie tegenvalt, zal Den Haag de energievisie daarop aanpassen.
Rol en positie van de gemeente Naast de gemeente spelen de volgende partijen een bepalende rol bij beslissingen over en initiatieven voor de energievoorziening in (en om) Den Haag: netwerkbeheerder Stedin, energiebedrijven Eneco, Nuon en E.ON, woningcorporaties Staedion, Vestia en HaagWonen, Haaglanden en provincie Zuid-Holland. Daarnaast zijn nog andere partijen van belang: de overige Nederlandse energiebedrijven, Aardwarmte Den Haag, omliggende gemeenten, in Den Haag gevestigde bedrijven, projectontwikkelaars, vastgoedbedrijven, de rijksoverheid, vve’s en particuliere woningeigenaren. In Den Haag zijn al diverse succesvolle energieprojecten uitgevoerd waarvoor ad hoc samenwerkingsverbanden zijn opgericht tussen de gemeente en andere stakeholders. Voor een meer structurele aanpak van de energievoorziening lijkt een coördinerende rol van de gemeente nodig. De gemeente zal andere partijen vragen om initiatieven te nemen en daar ondersteuning voor bieden en zelfs mee-ïnvesteren. Gezien de enorme opgave is de kans groot dat al die initiatieven niet genoeg zullen zijn. Daarom experimenteert de gemeente met verschillende instrumenten, bijvoorbeeld wijkbrede aansluitplicht op warmtenetten, subsidies, adviezen, participatie in samenwerkingsverbanden, etc.
9 van 64
Lokaal duurzaam energiebedrijf Eén van de meest in het oog springende instrumenten is het lokaal duurzaam energiebedrijf. In het collegeakkoord is afgesproken dat gemeente Den Haag de haalbaarheid van een lokaal duurzaam energiebedrijf onderzoekt. De belangrijkste reden is het creëren van een organisatie met slagkracht en een eenduidig doel om duurzame projecten te realiseren. Welke vorm een dergelijk energiebedrijf moet hebben is tot nu toe in het midden gelaten. Naast een onderzoek naar de haalbaarheid wil Den Haag de ervaring met bestaande voorbeelden gebruiken en nieuwe ervaring opdoen door een aantal pilots uit te voeren met de verschillende organisatievormen die denkbaar zijn. Er zijn reeds voorbeelden gerealiseerd die onder de noemer van een duurzaam lokaal energiebedrijf kunnen vallen: Aardwarmte Den Haag V.O.F. of de inkooporganisatie duurzame energie voor minima. Naast de bestaande voorbeelden zijn ook andere voorbeelden denkbaar, zoals investeren in warmtenetten, of grootschalig inkopen van zonnepanelen, zodat inwoners van en bedrijven in Den Haag met volumekorting zonnepanelen kunnen aanschaffen. Aan de slag! Den Haag moet aan de slag met het realiseren van energiebesparing en duurzame energie. Uit de energievisie volgt een aantal logische acties die nu, op basis van de beschikbare kennis, uitgevoerd kunnen worden. In het klimaatprogramma, dat gelijktijdig met deze energievisie verschijnt, wordt een concreet voorstel gedaan voor uitvoering en bekostiging van deze acties. De belangrijkste acties zijn gericht op zonne-energie, warmtenetten en de haalbaarheid van een lokaal duurzaam energiebedrijf. De energievisie zal uiteindelijk een onderdeel worden van de structuurvisie Den Haag 2020, die in 2011 een update krijgt.
10 van 64
Inleiding Energie is het centrale thema van duurzame ontwikkeling. De energievisie Den Haag 2040 heeft het doel om voor Den Haag richting te geven aan het energiebeleid. Het gaat dan specifiek om beantwoording van de vragen hoe de Haagse energievoorziening (opwekking en distributie) eruit moet gaan zien en wat de gemeente kan doen om dat te bewerkstelligen. De energievisie sluit aan en bouwt voort op de kadernota “Op weg naar een duurzaam Den Haag” en de daarin aangekondigde programma’s, zoals het klimaatprogramma en het plan van aanpak verduurzaming bestaande bouw. Uiteindelijk zal de energievisie onderdeel worden van de herijking van de structuurvisie Den Haag 20201. De energievisies die in reeds vastgestelde masterplannen2 zijn opgenomen, zijn als input gebruikt voor de energievisie Den Haag. Nog op te stellen energievisies voor plangebieden worden afgestemd op deze energievisie.
1.1.
Hoofdvraag
De energievisie geeft een globaal antwoord op de vraag: ”Hoe ziet een wenselijke toekomstige energievoorziening in Den Haag er uit en wat kan de gemeente doen om dat te bewerkstelligen?”
1.2.
Afbakening
Energie heeft raakvlakken met alle aspecten van de samenleving. De energievisie Den Haag beperkt zich zoveel mogelijk tot de fysieke werkelijkheid van energiesystemen: de opwekking van energie (bronnen) en de distributie van energie (infrastructuur). We hebben het hier dus over opwekking en distributie van elektriciteit, gas, warmte en koude voor toepassing in de gebouwde omgeving. Energie voor mobiliteit valt hier buiten. Natuurlijk hangt de hoeveelheid energie die moet worden opgewekt en gedistribueerd af van de hoeveelheid energie die eindgebruikers nodig hebben, ofwel de energievraag. Het belang van het verminderen van de energievraag (energiebesparing) wordt in deze energievisie verder onderbouwd. De energievisie is daarbij afgestemd op ander Haags beleid die de vraag naar energie moet verminderen, zoals de programma’s: het klimaatplan, het uitvoeringsplan "bestaande woningen: duurzame woningen!" en het programma duurzame stedelijke ontwikkeling. In de energievisie zelf worden geen nieuwe voorstellen gedaan voor
1
Wéreld stad aan zee: Structuurvisie voor Den Haag 2020, Den Haag, 28 juni 2005
2
Planmatige uitwerking van de vijf de ontwikkelingsgebieden (kansenzones) in Den Haag zoals aangewezen in
de structuurvisie
11 van 64
besparingsbeleid. Over de uitkomsten van het besparingsbeleid worden in de energievisie wel aannames gedaan. Zo zal bijvoorbeeld indien de overgang naar meer elektrisch vervoer zich voordoet, de vraag naar elektriciteit flink doen toenemen en de vraag naar benzine en Diesel doen afnemen. Daarnaast kunnen in dat geval elektrische auto’s ook als opslagsysteem van opgewekte elektriciteit (thuis of ’s nachts met windmolens) fungeren. Het beleid dat sturing geeft aan mobiliteit wordt opgesteld in het plan van aanpak verduurzaming mobiliteit en in de Haagse nota mobiliteit. Onder andere in de kadernota ‘Op weg naar een duurzaam Den Haag’ zijn diverse Haagse uitvoerings- en beleidsplannen aangekondigd. Voor de energievisie zijn de belangrijkste: Masterplannen per ontwikkelgebied Uitvoeringsplan Klimaatneutrale stad Beleidskader Gescheiden Afvalinzameling Plan Duurzame Stedenbouw Het uitvoeringsplan "bestaande woningen: duurzame woningen!" Plan van Aanpak Duurzaam Wegverkeer Klimaatprogramma Kantorenstrategie Den Haag 2030 Woonvisie. Daarnaast is de structuurvisie zeer relevant. Structuurvisie voor Den Haag 2020, Agenda voor de Haagse Verdichting.
1.3.
Beleidsdoel
Beslissingen die de gemeente neemt over de energiehuishouding staan in het teken van het beleidsdoel: “De energievoorziening van Den Haag in 2040 is betrouwbaar, duurzaam en betaalbaar.” Duurzaam: De energievoorziening duurzamer maken draait in de eerste plaats om het klimaat. In het klimaatplan van Den Haag wordt de urgentie nader toegelicht. Voor de energievisie is het voldoende op te merken dat Den Haag als wereldstad aan zee het goede voorbeeld moet geven op het gebied van klimaatbeleid. Een wereldstad helpt mee wereldwijde problemen op te lossen. Een stad aan zee is zich net iets meer bewust van de urgentie van het klimaatprobleem. Overigens blijkt uit deze energievisie dat de ligging aan zee ook de mogelijke voordelen biedt, zoals verkoeling in een opwarmend klimaat en als bron van energie voor het verwarmen en koelen van gebouwen. Daarom de onderstaande doelstellingen: o Den Haag sluit aan bij de doelstellingen van het klimaatakkoord Gemeenten en
12 van 64
Rijk1. De doelstelling voor 2020 is 30% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990, 20% energiebesparing en 20% opwekking van duurzame energie. Dit sluit tevens goed aan bij het Convenant of Mayors waarin de doelstelling van 20% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990, 20% energiebesparing en 20% opwekking van duurzame energie opgenomen zijn2. In 2040 is de stad Den Haag klimaatneutraal. Deze doelstelling is opgenomen in het collegeakkoord 2010-2014 “Aan de slag!”. Het is een aanscherping van de doelstelling uit het milieubeleidsplan Den Haag 2001-2005 en de Nota “Tien voor Milieu/Contourennota voor milieubeleid 2006-2010”, waarin 2050 als streefjaar was opgenomen. Overlast in de vorm van geluid, stank, uitstoot, aanzicht en luchtkwaliteit wordt geminimaliseerd. De Haagse energievoorziening is en blijft veilig. De Haagse energievoorziening minimaliseert de nadelige gevolgen voor ecologie en milieu in Nederland of andere landen en maximaliseert eventuele positieve gevolgen.
Betaalbaar:
Energiekosten vormen geen onevenredig deel van het budget van inwoners en bedrijven in Den Haag. Energiekosten van burgers met een laag inkomen krijgen speciale aandacht. Burgers en bedrijven betalen in Den Haag niet meer dan in andere steden voor hun energiegebruik. Specifiek voor warmtelevering vindt de gemeente dat transparantie van de prijsopbouw belangrijk is. De gemeente streeft na dat duurzame warmte goedkoper is dan warmte uit fossiele brandstoffen. De nieuwe warmtewet stelt hiervoor nieuwe regels op. De Haagse energievoorziening is niet overgevoelig voor prijsschommelingen van één enkele brandstofsoort. Belangrijk is dat er een level playing field wordt gecreëerd, waardoor duurzame energie en energiebesparing financieel even aantrekkelijk worden als fossiele energie. De rijksoverheid heeft hier het meeste invloed op. De gemeente kan invloed uitoefenen op de prijs van lokale bronnen en infrastructuur. Betaalbaarheid is een complex geheel. Inzicht in kostenontwikkeling en verdeling van kosten en opbrengsten tussen verschillende partijen is onmisbaar voor een goed onderbouwd energiebeleid. Op stadsniveau zijn er bijvoorbeeld effecten op de economie, woonlasten etc.
1
Klimaatakkoord gemeenten en Rijk 2007-2011
2
Dit convenant is door Den Haag ondertekend, zie ook http://www.eumayors.eu
13 van 64
Betrouwbaar
Inwoners en bedrijven van Den Haag worden, net als nu, nauwelijks geconfronteerd met uitval van de energievoorziening. Het percentage uitval van de energievoorziening ligt op het huidige niveau. Bij uitval moeten vitale functies, zoals drinkwaterzuivering, ziekenhuizen, waterbeheersing etc. worden voorzien van energie. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt nu bij de afzonderlijke organisaties. De gemeente maakt hier geen extra beleid. Wel zorgt de gemeente dat dit voor openbare verlichting en verkeersinstallaties goed is geregeld.
1.4.
Leeswijzer
Hoofdstuk 1 beschrijft de doelen van het Haagse energiebeleid. Hoofdstuk 2 begint met een beschrijving van een wenselijk toekomstbeeld voor de energievoorziening voor Den Haag in 2040. Uit dit beeld volgen acties die nu te nemen zijn en vragen die binnen enkele jaren beantwoord moeten worden. In dit hoofdstuk worden ook de energie-infrastructuur en het belang van energiebesparing beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de verschillende energiebronnen die in Den Haag kunnen worden ingezet. Aan het eind van hoofdstuk 3 worden conclusies getrokken over de noodzaak van aanvullend beleid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de kansen voor de energievoorziening voor specifieke delen van Den Haag. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de bestaande masterplannen. Als laatste hoofdstuk wordt uiteengezet welke actoren in de gemeente welke rol kunnen spelen. Hierin wordt vooral uitgewerkt welke rol de gemeente moet aannemen en welke instrumenten de gemeente in kan zetten om de energiehuishouding te beïnvloeden. Daar wordt ook ingegaan op de vraag of Den Haag een gemeentelijk duurzaam energiebedrijf zal oprichten.
1.5.
Uitvoering en financiën
Deze energievisie is de onderbouwing van een flink aantal acties. Uitvoering van deze acties wordt opgepakt in diverse uitvoeringsprogramma’s die zijn aangekondigd in de kadernota “Op weg naar een duurzaam Den Haag”. Het klimaatplan dat gelijktijdig met deze energievisie verschijnt, bevat het merendeel van deze acties.
14 van 64
2. Toekomstbeeld “energiegebruik en -besparing in 2040” Om iets te kunnen zeggen over de toekomstige energievoorziening, is het nodig om een beeld te hebben van Den Haag in 2040. De toekomst is niet te voorspellen, maar een schets op basis van huidige kennis is wel te maken. De toekomstige energiehuishouding in Den Haag wordt deels beïnvloed door landelijke en internationale ontwikkelingen, zoals economische groei en (inter)nationaal milieu- en klimaat beleid en deels door ontwikkelingen die specifiek zijn voor Den Haag, zoals groei van het aantal inwoners en groei in specifieke economische sectoren. Het toekomstbeeld in dit hoofdstuk schetst een energiehuishouding dat past bij de Haagse doelstellingen. Deze energievisie schetst ook hoe Den Haag kan sturen naar dit toekomstbeeld. Om in 2040 geheel klimaatneutraal te zijn worden is Den Haag voor een deel afhankelijk van innovaties en ontwikkelingen die nu nog niet voorspelbaar zijn. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om te suggereren dat een wetenschappelijke scenarioanalyse is uitgevoerd naar de meest waarschijnlijke toekomst. Wel is het beeld gebaseerd op gangbare scenario’s en toekomstbeelden1. Daarnaast is voor de kortere termijn, 2020, uitgegaan van de ontwikkelingen zoals geschetst in de “Structuurvisie Den Haag 2020”2. Het toekomstbeeld geeft houvast bij het maken van keuzes voor de korte termijn. Het helpt bij het stellen van de vragen die we moeten beantwoorden om op de middellange en lange termijn de juiste keuzes te kunnen maken. Ook worden kritische succesfactoren geïdentificeerd.
2.1.
Aannames
In deze energievisie worden de onderstaande aannames gehanteerd: Algemeen Fossiele brandstoffen blijven nog jaren dominant. Wel zullen de kosten ervan stijgen en zullen grote prijsschommelingen optreden als gevolg van een beperktere beschikbaarheid. De Nederlandse gasvoorraden raken tussen 2040 en 2050 op. Wereldwijd blijft gas tot 2080 beschikbaar. De prijs van gas zal stijgen. 1 -World Energy Outlook 2008, IEA, 2008 -Shell energy scenarios to 2050, Shell International BV, 2008 -Green4Sure; Het groene energieplan voor Nederland in 2030, milieu- en vakbeweging, 2007 -Beelden van de elektriciteitsvoorziening in 2050, energierapport 2008, Ministerie EZ, 2008 -Welvaart en Leefomgeving, een scenariostudie voor Nederland in 2040, CPB/MNP/RP, 2006 2 Wéreld stad aan zee: Structuurvisie voor Den Haag 2020, Den Haag, 28 juni 2005
15 van 64
Het gebruik van elektrische apparaten neemt toe. Individuele apparaten worden zuiniger. Het klimaat wordt warmer, regenbuien worden extremer en de overheersende windrichting verandert. De vraag naar en de prijs van biomassa stijgt. Als waterstof als energiedrager een grote rol krijgt, is dat als brandstof in de mobiliteit. Nieuwe technologieën voor energieopwekking zijn mogelijk wel beschikbaar. Het is niet mogelijk om in deze energievisie daarop vooruit te lopen. Energie uit kernfusie is in 2040 nog niet beschikbaar.
Den Haag Den Haag blijft een stad met relatief weinig industrie. Wonen, mobiliteit, recreëren en diensten vormen de belangrijkste economische activiteiten. Het energieverbruik van de industrie is ongeveer 25% van het totale energieverbruik van Den Haag. Tot in 2020 stijgt het aantal arbeidsplaatsen van 218.000 naar 250.000.
Het aantal inwoners stijgt van 470.000 naar 515.000 in 2020. Huishoudens bestaan in 2020 gemiddeld uit 1,9 persoon (op dit moment is dat 2,04) De stedelijke verdichting is verder doorgezet. In 2040 bestaat het merendeel van de vooroorlogse gebouwen nog. Kenmerkend is een grote warmtevraag. Deze zal door renovaties zijn verminderd met ongeveer 30%. De meeste woningen uit de bouwtijd 1945 tot 2000 zijn vervangen of grondig gerenoveerd. Vanaf 2020 wordt uitsluitend klimaatneutraal gebouwd.
2.2.
Huidige energievraag in Den Haag
De huidige vraag naar energie in Den Haag is niet exact bekend. Wel zijn er schattingen van het totale gas- en elektraverbruik1. Onderstaande tabel geeft de elektriciteit- en gasvraag voor de sectoren wonen, kantoren en overige bedrijven. Mobiliteit valt buiten de afbakening van deze energievisie, maar is voor de volledigheid opgenomen. Het plan “Bestaande woningen: duurzame woningen” bevat een analyse van het energiegebruik van woningen van diverse typen en bouwjaren.
1
Schatting gebruik in Den Haag (2008) Wonen
gas (miljoen m3)
elektra (GWh)
CO2 (kton)
279
774
908
Kantoren
134
600
587
Overige bedrijven
138
530
630
Mobiliteit
-
-
545
Totaal
551
1.904
2.670
Tauw, CO2-analyse, 9 oktober 2009
16 van 64
2.3.
Visie op de energievraag in 2040
De onderstaande visie beschrijft een energiehuishouding die op basis van huidige technieken haalbaar lijkt. Den Haag wil er aan werken om deze energiehuishouding te realiseren
Warm water, verwarming en koeling van ruimtes Vraag naar warmte en koude Ongeveer 40% van het totale energiegebruik wordt ingezet voor verwarming van gebouwen. De vraag naar gemak en comfort stijgt. Er is meer behoefte aan woon- en werkruimtes op de juiste temperatuur (koude en warmte). Er komen meer huishoudens en huishoudens worden kleiner. De vraag naar warm water en het bijbehorende energiegebruik stijgt daarom geleidelijk. Energiebesparing in de bestaande woningvoorraad zorgt ervoor dat de warmtevraag afneemt. Voor naoorlogse wijken is de warmtevraag in 2040 met 60% gedaald. In vooroorlogse wijken is dat 30%. Er is een stijgende behoefte aan koeling in woningen. Onder invloed van verduurzaming van nieuwbouw zal in woningen gebouwd na 2015 een minieme vraag naar warmte zijn. Woningen worden verwarmd met zonneboilers in combinatie met warmtepompen. Door slimme bouw is er geen behoefte aan koeling. Dit laatste is een kritische succesfactor. Als slim bouwen niet doorzet, zal infrastructuur voor het leveren van koude aan woningen nodig zijn. In kantoren en bedrijfsgebouwen zal altijd behoefte aan koeling blijven. Doordat er meer arbeidsplaatsen komen, maar koeling efficiënter wordt, zal de totale energiebehoefte voor koeling ruwweg gelijk blijven. Klimaatverandering kan hier ook invloed op hebben.
Energiebesparing en de ontwikkeling van de warmtevraag De exacte hoeveelheid warmte die op dit moment gevraagd wordt in Den Haag is niet bekend. Over de vraag naar koude is nog minder bekend. Er is wel een schatting van de hoeveelheid gas die wordt ingezet in Den Haag op basis van kentallen. Samen met bovenstaande aannames en landelijke scenario’s is het hieronder weergegeven beeld van de vraagontwikkeling naar warmte bepaald. In de onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de vraag naar warmte weergegeven. De bovenste lijn laat zien hoeveel warmte er gebruikt zou worden als er geen besparingsbeleid zou zijn. De grafieken zijn een combinatie van de huidige Haagse warmtevraag en de ontwikkeling die in landelijke en Europese scenario’s wordt voorspeld.
17 van 64
Figuur 1 Schatting van warmtevraag in Den Haag Warm tevraag Den Haag 25
20
15
10
5
0 2000
2010
2020
2030
2040
Jaart al
Tot aal met energiebesparing
Tot aal zonder energiebesparing
De grafiek gaat alleen in op de verwachte warmtevraag. De koudevraag blijft in de figuur buiten beschouwing. Hoe de warmte op de plek van gebruik terecht komt, wordt hieronder beschreven. Welke energiebronnen daarvoor worden ingezet, komt in hoofdstuk 3 aan de orde.
2.4.
Visie op de warmte- en koude-infrastructuur in 2040
Warmte en koude worden op de plaats van gebruik opgewekt uit omgevingswarmte, gas of elektriciteit, of geleverd met behulp van warmte of koudenetten. In Den Haag zal in 2040 een combinatie te vinden zijn van: • grootschalige en kleinschalige warmte- en koudenetten; • individuele WKO voor utiliteitsgebouwen en groepen woningen; • warmtepompen voor individuele woningen (bestaande en nieuwbouw); • HRe ketels, gevoed met groen gas in voornamelijk de bestaande bouw. Dit zijn ketels die warmte en elektriciteit opwekken. Warmtenetten zijn nu al een efficiënt middel om afnemers van warmte te voorzien. Den Haag kenmerkt zich nu al door een uitgebreid warmtenet. De Haagse stadsverwarming heeft bijna 11.000 aansluitingen (periode 2006-2007, cijfers Eneco) en levert ongeveer 463.000 GJ warmte. Toekomstige warmtenetten zullen alleen worden gelegd op plaatsen met een relatief grote vraag naar warmte. Warmtenetten zullen in 2040 essentieel zijn om duurzaam gewonnen warmte te distribueren. Er zal een flinke uitbreiding van het stadsverwarmingsnet
18 van 64
plaatsvinden. Ook zal warmtedistributie op lagere temperaturen een grote rol spelen. In 2040 zijn warmtenetten te vinden: op de plekken waar ze nu al liggen (11.000 aansluitingen woningen en utiliteit); in enkele gebieden die tussen nu en 2020 worden bebouwd (masterplangebieden); in dichtbebouwde wijken met bebouwing die nu al bestaat, ondanks de grote obstakels die bestaan voor het aanleggen van warmtenetten in bestaande wijken. In hoofdstuk 5 wordt uitgelegd waarom de gemeente hiertoe initiatief moet nemen. Utiliteitsgebouwen (kantoren, zorginstellingen, zwembaden etc.) zijn aangesloten op warmteen koudenetten of gebruiken warmte- en koudeopslag. Nabijgelegen woonwijken gebruiken de warmte die in de kantoren overtollig is. Vanaf 2020 worden nieuwbouwhuizen klimaatneutraal gebouwd. Dit wordt bereikt door een sterke reductie van de noodzaak van externe verwarmings- of koudebronnen in combinatie met de inzet van duurzame bronnen. Daardoor resteert te weinig warmtevraag om een warmtenet rendabel te maken. Nieuwbouwwoningen worden vanaf 2020 voor verwarming van het gebouw niet meer op aardgas aangesloten. Indien slim bouwen doorzet, kan koudelevering achterwege blijven in woningbouw. Als alternatief kan geleverde warmte bijvoorbeeld door absorptiekoeling in koude worden omgezet. Den Haag zal het initiatief nemen om een warmtekaart op te stellen, waar per gebied in Den Haag een voorkeur wordt aangegeven tussen verschillende vormen van warmteopwekking en levering, inclusief restwarmte. (zie ook hoofdstuk 4.) Het aansluiten van bestaande bouw op warmtenetten aan te sluiten is een grotere uitdaging dan nieuwbouw. Daarom is gestart met een proefproject om bestaande bouw aan te sluiten op het geothermiewarmtenet. Afwijkend beeld warmtevraag en infrastructuur door onvoldoende energiebesparing Er ontstaat een afwijkend beeld als Den Haag er niet in slaagt om nieuwe gebouwen duurzaam te laten opleveren. Dan bestaat ook in de nieuwbouw vraag naar warmte en koude, waardoor investeringen in warmte/koudenetten en/of gasnetten nodig blijven. Dit is voor de energievoorziening in Den Haag een kritische succesfactor. Den Haag probeert daarom de vraag naar afzonderlijk te leveren koeling voor woningen te voorkomen. In het programma duurzame stedenbouw zal aandacht worden besteed aan het voorkomen van koudevraag en de toepassing van lagetemperatuurverwarming.
Elektriciteit 19 van 64
Vraag naar elektriciteit: Het bezit en gebruik van apparatuur neemt toe. Tegelijkertijd zullen apparaten zuiniger worden. Netto zal het elektriciteitsgebruik van apparatuur ongeveer gelijk blijven. Elektrisch rijden zorgt voor extra vraag naar elektriciteit. Omdat auto’s lang niet altijd bij de eigen woning worden geparkeerd, zal een aparte oplaadinfrastructuur ontstaan. Dit kan oplopen tot gemiddeld 10% van het totale elektriciteitsgebruik van de stad en tot wel 50% voor specifieke wijken. In nieuwbouwwijken zullen warmtepompen op grote schaal worden ingezet. Op koude dagen zal daardoor een piek in de elektriciteitsvraag optreden. Bovenstaande is geen toename van het totale energieverbruik maar komt in de plaats van gebruik van benzine of aardgas met daarbij een forse CO2-reductie. Afwijkend beeld: Als verduurzaming van de bouw niet doorzet, of onvoldoende rekening wordt gehouden met zonwering en passieve koeling, zal in de zomer een groter elektriciteitsgebruik ontstaan doordat airconditioning gebruikelijk wordt. Verlichting wordt zuiniger door toepassing van energiezuinige lampen en andere energiebesparende maatregelen als daglichtregelaars en aanwezigheidsdetectoren. In kantoren wordt waarschijnlijk meer gebruik gemaakt van apparatuur, maar wordt de apparatuur ook zuiniger. Er zullen ook meer werkplekken in de stad zijn. Kortom: elektriciteitsgebruik in bestaande bouw is in 2040 lager of gelijk aan het huidige gebruik. elektriciteitsgebruik in nieuwbouwwijken neemt waarschijnlijk toe door toepassing van warmtepompen. door de hele stad ontstaat extra elektriciteitsvraag voor het opladen van elektrische auto’s, waardoor in 2040 de elektriciteitsvraag bij het laagspanningsnet waarschijnlijk toeneemt. in kantoren is in 2040 het elektriciteitsgebruik ongeveer gelijk aan het huidige gebruik.
Energiebesparing en de ontwikkeling van de vraag naar elektriciteit In de onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de vraag naar warmte weergegeven. De bovenste lijn laat zien hoeveel elektriciteit er gebruikt zou worden als er geen besparingsbeleid zou zijn. De exacte hoeveelheid elektriciteit die gevraagd wordt in Den Haag is niet bekend. De grafieken zijn een combinatie van de huidige Haagse warmtevraag en de ontwikkeling die in landelijke en Europese scenario’s wordt voorspeld. De grafiek heeft dezelfde schaal als de grafiek voor de warmtevraag.
20 van 64
Figuur 2 Schatting van de elektriciteitsvraag in Den Haag Elektriciteitsgebruik Den Haag
Elektriciteitsgebruik in PJ
25
20
15
10
5
0 2000
2010
2020
2030
2040
Jaartal Totaal met energiebesparing
Totaal zonder energiebesparing
De grafiek gaat alleen in op de vraag naar elektriciteit. Hoe in deze vraag voorzien wordt, bijvoorbeeld met zonnecellen, windturbines of kolen- of kernenergiecentrales, wordt in hoofdstuk 3 behandeld. Het gebruik van elektriciteit wordt hoger dan hierboven weergegeven als een extra noodzaak voor koeling ontstaat als bij de bouw van woningen onvoldoende rekening wordt gehouden met natuurlijke koeling en warmtewering. De energiebesparing die het verschil vormt tussen de bovenste en onderste lijn, wordt alleen behaald als het besparingsbeleid succesvol is. Veel elektriciteitsbesparingsbeleid wordt Europees of nationaal vastgesteld en uitgevoerd. Voorbeelden zijn: eisen aan apparatuur en verlichting en energiebelasting. De gemeente heeft relatief veel invloed op woningbouw (behoefte aan koeling, individuele warmtepompen), elektrisch rijden, energiegebruik in bedrijven met een milieuvergunning en het energiegebruik van de gemeentelijke organisatie, inclusief openbare verlichting. Infrastructuur elektriciteit In 2040 wordt elektriciteit, net als nu, via kabels getransporteerd. Het elektriciteitsnet zal zwaarder worden belast en te maken krijgen met een meer complexe situatie van vraag en aanbod. Door lokale opwekking van elektriciteit zal onderlinge uitwisseling van elektriciteit mogelijk moeten zijn. Er zullen momenten zijn dat de elektriciteit de wijk uit moet kunnen (tegen de nu gebruikelijke richting in). Er zijn verschillende technische mogelijkheden om dit te regelen. Vanwege de piekbelasting die bij verwarming met warmtepompen kan ontstaan
21 van 64
dient het elektriciteitsnet daarop berekend te zijn.
2.5.
Noodzaak van energiebesparing
In het toekomstbeeld dat deze energievisie schetst is uitgegaan van een succesvol besparingsbeleid. Om toekomstig energiegebruik in te schatten, zijn de trends uit landelijke scenario’s vertaald naar het Haagse energiegebruik. Het Haagse beleid kent al ambitieuze doelstellingen voor 2020. In de grafieken waarin de ontwikkeling van de vraag naar warmte en elektriciteit wordt weergegeven, maakt de bovenste lijn hoeveel energie er gebruikt zou worden als er geen besparingsbeleid zou zijn. Deze stijgende lijn is vanuit alle doelstellingen van deze energievisie onacceptabel. De doelstelling om energiegebruik betaalbaar te houden is bijvoorbeeld niet haalbaar als steeds meer energie wordt gebruikt. De verwachte gestage stijging van de prijs en een eventuele stijging van het verbruik versterken elkaar in de energierekening. Het achterwege laten van besparingsmaatregelen zal steeds vaker gelijk zijn aan het verspillen van geld. Voor de doelstelling dat de energievoorziening betrouwbaar moet zijn is het voldoende dat de vraag naar elektriciteit niet stijgt, zodat geen investeringen in het verzwaren van het elektriciteitsnet nodig zijn. Het verzwaren van het net betekent vervanging van belangrijke onderdelen, waardoor onwenselijk grote investeringen nodig worden. Om de doelstelling op het gebied van duurzaamheid te halen moeten alle zeilen worden bijgezet. De conclusie van hoofdstuk 3 laat zien hoeveel van de energie die in Den Haag wordt gebruikt duurzaam kan worden opgewekt. De voorzienbare hoeveelheid duurzame energie is niet voldoende om Den Haag helemaal klimaatneutraal te maken. Er is nog innovatie nodig voor het resterende deel. Als energiebesparing tegenvalt, wordt dat deel groter. Besparingsbeleid is voor een deel afhankelijk van Europees en nationaal beleid. De gemeente heeft op sommige sectoren evenveel of misschien wel meer invloed. Het beleid wordt per sector onder andere uitgewerkt in het klimaatplan, het plan van aanpak bestaande woningbouw, plannen voor ruimtelijke ordening, het plan van aanpak duurzame mobiliteit en de kantorennota.
22 van 64
3. Bronnen van energie Het vorige hoofdstuk beschreef de infrastructuur. De energiebronnen die aan de infrastructuur zijn gekoppeld zijn vaak uitwisselbaar. Een warmtenet kan bijvoorbeeld worden gevoed met warmte uit een centrale op aardgas of biomassa of met geothermie. Dit verandert niet veel aan de wenselijkheid van het warmtenet. Daarom beschrijft dit hoofdstuk de bronnen afzonderlijk van de infrastructuur. In dit hoofdstuk wordt geen voorschot genomen op innovatie die nog niet te voorzien is. Het potentieel van kernfusie, energie uit de menging tussen zoet en zout water, golfenergie uit de Noordzee en andere ontwikkelingen die nu wel actueel zijn, maar niet voorspelbaar, is op nul gesteld. Als Den Haag in 2040 klimaatneutraal is, moeten alle energiebronnen zijn verduurzaamd. Aan het eind van dit hoofdstuk is een tabel opgenomen met een schatting van het potentieel van alle duurzame energiebronnen in Den Haag. Bronnen van warmte en koude in 2040 Verwarming van woningen en water gebeurt in 2040 via warmtenetten, met zonneboilers in combinatie met warmtepompen, of microwarmtekrachtketels (HRe-ketels) op groen gas. Warmtenetten worden gevoed met restwarmte, Bio-Warmtekrachtkoppeling (WKK), geothermie, Westlandse tuinbouwkassen of WKO. Gebouwen die niet op een warmtenet zijn aangesloten gebruiken individuele WKO, warmtepompen of zonneboilers. In hoofdstuk 4 is een ruimtelijke verdeling van de kansen voor energieopwekking beschreven. Koeling is nodig in kantoorgebouwen en diverse bedrijfstakken, zoals bijvoorbeeld de voedingsmiddelenbrache. De bronnen daarvoor zijn WKO of zeewater. Keuzes in aanbod elektriciteit Binnen Den Haag wordt sterk ingezet op decentrale opwekking van elektriciteit voor woningen, kleine bedrijven en kantoren. Hierdoor hoeven deze partijen minder energie in te kopen. Dit soort opwekking gebeurt vooral met zonnecellen door de hele stad en HRe-ketels1 op groen gas. Kleine windturbines op gebouwen leveren een zeer kleine bijdrage. Den Haag blijft in 2040 nog steeds in grote mate elektriciteit betrekken van het landelijke net en dus van de in Nederland en Europa opgestelde opwekkingscapaciteit. Die zal niet geheel 1
gasketel die zowel warmte als elektriciteit opwekt
23 van 64
zijn verduurzaamd. Den Haag zet er op in dat energie die in de stad wordt gebruikt zoveel mogelijk wordt ingekocht als groene energie. Ter illustratie is aangegeven welke bronnen de energie heeft die wordt geleverd door een aantal grote energiebedrijven op de Nederlandse markt Figuur 3 Brandstof mix in procenten van opgewekte elektriciteit per bedrijf in 2008 1
Fuel type
Delta
Dong
Eneco
E.ON* Essent **
GDF Suez/ Electrab el
RWE
Vatten fall/ Nuon* *
Renewable
4
38
17
26
34
8
31
17
Natural gas
51
39
59
45
37
67
45.5
47
Coal (including lignite)
25
16
16
20
18
21
12.9
23
Nuclear
17
5
5
6
7
3
4.7
8
Other
3
2
2
3
4
2
5.9
5
Total
100
100
100
100
100
100
100
100
SOMO compilation based on company data; *E.ON figures for electricity supplied in the Benelux region; **Essent and Nuon figures for electricity supplied in Netherlands, Belgium, Germany.
Deze mix zal tot 2040 een flinke stap richting duurzaamheid zetten door verduurzaming van de opwekking via wind op zee, bijstook van biomassa en CO2-opslag. Figuur 4. Oorsprong (brandstofmix) van in Nederland ingekochte elektriciteit in 2008. Delta
Dong
Eneco
E.ON
GDF Suez/ RWE / Vattenf Electrabel Essent all / Nuon
Renewable
n/a
25.0
15.8
11.2
n/a
n/a
24.0
Natural gas
n/a
9.0
84.2
18.0
n/a
n/a
5.0
Coal (including lignite)
n/a
55.0
0.0
34.9
n/a
n/a
44.0
Nuclear
n/a
0.0
0.0
34.2
n/a
n/a
26.0
Other
n/a
11.0
0.0
1.8
n/a
n/a
0.0
Total
n/a
100
100
100
n/a
n/a
100
SOMO compilation based on company data
1
Sustainability in the Dutch Power Sector, Fact Sheet Series – 2009 Update, SOMO, October 2009
24 van 64
3.1.
Biomassa
Met biomassa wordt bedoeld organisch materiaal zoals tuinafval, snoeihout, het organische materiaal uit het huishoudelijk afval, algen, rioolslib, slachtafval, afval uit keukens enzovoort. Het gemeenschappelijke kenmerk is dat het gaat om plantaardig of dierlijk materiaal en dus niet afkomstig is van fossiele bronnen zoals kolen, olie of aardgas. Biomassa is een bron van energie die klimaatneutraal is. Biomassa kan voorzien in de behoefte aan elektriciteit, warmte (en koude) en gas. De warmte kan via een warmtenet worden gedistribueerd naar woningen en/of bedrijven en de elektriciteit en het gas via de bestaande netwerken. Door de groeiende vraag naar biomassa is een wereldmarkt aan het ontstaan. Waar biomassa nu deels als afval wordt gezien, zal het snel een marktprijs krijgen. Soms is het financieel aantrekkelijk om biomassa over grote afstanden te transporteren. Aan sommige biomassastromen kleven duurzaamheidproblemen, zoals ontbossing in de tropen, watergebruik op plekken waar dat water hard nodig is, concurrentie met voedsel en slechte arbeidsomstandigheden. Afhankelijk van de gekozen verwerkingsmethode kan biomassa geuroverlast veroorzaken. Een andere belangrijke factor is de logistiek. Omdat biomassa moet worden ingezameld, kan veel vrachtverkeer ontstaan. Den Haag wil deze problemen niet verergeren om klimaatneutraal te worden. Den Haag zal, waar dat binnen de invloedssfeer van de gemeente ligt, duurzaamheidseisen stellen aan de in te zetten biomassa. Het prijsverschil tussen biomassa die aan strenge duurzaamheidseisen voldoet en minder duurzame biomassa zou wel eens flink kunnen gaan stijgen, omdat de vraag naar biomassa voor toepassing in onder andere bio-energiecentrales toeneemt. Den Haag richt zich op inzet van biomassa voor de energievoorziening. De biomassa moet voldoen aan relevante duurzaamheidseisen. Er bestaan verschillende ideeën over de invulling van deze eisen. Om niet afhankelijk te worden van biomassa die duur wordt, of die niet aan duurzaamheidscriteria voldoet, probeert Den Haag de opwekkingscapaciteit van biomassacentrales in en om Den Haag te beperken, zodat de centrales kunnen draaien op biomassa die in de regio voorhanden is. Technieken Voor het omzetten van biomassa in elektriciteit, warmte of biogas zijn allerlei methoden beschikbaar, waaronder (afval) verbranding, vergisting en vergassing.
25 van 64
Covergisting tot groen gas Voor natte stromen zoals rioolslib en voedselresten lijkt de energetisch meest rendabele optie om te vergisten tot biogas, gecombineerd met verwerking van het restproduct (covergisting) tot compost. Met deze techniek wordt de energie uit biomassa gewonnen en worden de nutriënten (voedingsstoffen voor planten) teruggewonnen. De provincie Zuid-Holland heeft een verkenning laten uitvoeren naar de mogelijkheden om een vergistinginstallatie te realiseren. Uit deze verkenning is gebleken dat binnen de regio voldoende biomassa beschikbaar is voor één regionale vergistinginstallatie. Het gas kan na opwerking tot aardgaskwaliteit worden bijgemengd in het aardgasnet, maar vanwege de benodigde kwaliteit zijn daar hoge kosten mee gemoeid. Het lijkt efficiënter om het biogas ongemengd in te zetten. Stedin heeft al ervaring met zowel groen gas als ruw biogas. Den Haag wil onnodig slepen met biomassa voorkomen en niet te veel afhankelijkheid worden van biomassa die in de toekomst waarschijnlijk duurder wordt. Daarom zet Den Haag in op een beperkte toepassing van biomassa, zodanig dat de betreffende installaties nog rendabel zijn. In de toekomst zouden vergisting en vergassing van biomassa tot groen gas 8% van het aardgas op het landelijk net kunnen vervangen. Als biomassa ook geïmporteerd wordt, kan dat aandeel verder oplopen. Om de hierboven geschetste redenen lijkt import geen aantrekkelijke optie. Verbranding / meestook in afvalverbranding Droge stromen (takken) kunnen nu nog het best worden gestookt in een Bio-WKK centrale. Nu wordt nog veel meegestookt in een kolencentrale of afvalverbrandingsinstallatie. Dit is ook een goede optie, zolang de warmte die vrijkomt nuttig wordt ingezet. De ontwikkeling van diverse technieken gaat echter hard en vooralsnog ontbreekt het Den Haag aan een goede vergelijking van het energetische rendement van diverse processen. De kansen voor biomassa in Den Haag liggen daar waar biomassa vrij komt, of op plekken die logistiek aantrekkelijk zijn. Kansen liggen aan de zuidkant van Den Haag vanwege biomassastromen die mogelijk in de toekomst uit het Westland komen, of aan waterwegen, zoals in de Binckhorst of Vlietzone, waar transport over water een energiezuinige optie is. In overleg met Haaglanden wordt verkend of een regionale vergistingsinstallatie kan worden gerealiseerd. Den Haag is reeds een onderzoek gestart naar de grootte van biomassastromen. Voorlopig wordt uitgegaan van 65.000 kiloton organisch afval.
3.2.
Geothermie
Energie uit geothermie (letterlijk vertaald aardwarmte) maakt gebruik van de temperatuurtoename in de aardkorst. Bij een geothermie project wordt warmte gewonnen uit 26 van 64
watervoerende lagen op een diepte vanaf 1 km. Dat water is heet. Afhankelijk van de diepte kan de temperatuur oplopen tot 140 graden. De warmte wordt omhoog gehaald door één of meer productieputten te boren. Er is lang gedacht dat geothermie in Nederland niet haalbaar is. Recent is gebleken dat in onder andere Zuid-Holland de omstandigheden wel goed zijn. In Den Haag lijkt de beschikbaarheid van energie uit geothermie groter dan de warmtevraag. De beschikbare geothermie ligt in een brede band van zuid Den Haag naar noord Den Haag. (zie hoofdstuk 4). Gebruik van geothermie wordt wel ingeperkt door de kosten van o.a. het warmtenet dat nodig is voor distributie van de warmte. Geothermie levert per project grote hoeveelheden warmte. Deze warmte is als duurzaam aan te merken. Het vermogen van een installatie is afhankelijk van de aanwezige temperatuur en de hoeveelheid water (debiet) dat kan worden opgepompt. Vermogens variëren tussen de 5 MWth (goed voor 4.000 woningen) tot 17 MWth per bron. De voordelen van geothermie zijn: continue beschikbaarheid, regelbaarheid van de hoeveelheid geleverde warmte, gering ruimtebeslag en natuurlijk bijna nul uitstoot van CO2. Nadelen zijn de hoge initiële investeringskosten. De kosten van de aanleg van het warmtenet zijn daarbij een veelvoud van de kosten van de warmtewininstallatie en de boring. Verder is het mogelijk dat na een periode van 30 tot 50 jaar een nieuwe bron moet worden geboord, omdat de bron afkoelt. Geothermieprojecten worden vaak gecombineerd met een andere warmtebron, zoals een WKK-installatie. Deze levert dan niet alleen tijdens de piek in de vraag (koude dagen), maar ook op basislast. Met deze installaties worden zowel de opgewekte elektriciteit als de warmte nuttig ingezet. Bepalend voor de rentabiliteit van een geothermieproject zijn: watertemperatuur, debiet en de vraag naar warmte in de directe omgeving van de bron. Het eerste geslaagde project in Nederland voorziet een kassencomplex in Bleiswijk van warmte. Aan de Haagse Leyweg wordt het eerste geothermieproject voor woningbouw aangelegd. Hierbij wordt een collectief warmtenet gevoed met geothermie ten behoeve van 4000 woningen. De boring is al succesvol uitgevoerd. Er is meer water en het water is warmer dan oorspronkelijk werd verwacht. De woningen worden voorzien van lage temperatuur verwarming (LTV). Als proef wordt ook een aantal bestaande woningen aangesloten. Kansen In het masterplan Scheveningen is een warmtenet voorzien waar warmte wordt opgewekt met
27 van 64
geothermie. Dit (b)lijkt rendabeler dan verwarming met zeewater. Geothermie (met hoge temperaturen) kan worden toegepast op het bestaande stadsverwarmingnet van Eneco waarbij direct verduurzaming van de warmtevraag voor de bestaande bouw optreedt. De bron is anders maar de infrastructuur blijft nagenoeg het zelfde. Dit kan een belangrijke stap richting volledige verduurzaming van stadsverwarming zijn. Als in de toekomst bestaande bouw op warmtenetten is aan te sluiten, liggen daar ook kansen voor geothermie. In de woonvisie Den Haag 2009-2020 is voorzien dat in Den Haag drie geothermieprojecten worden gerealiseerd. Om het potentieel voor Den Haag te bepalen (paragraaf 3.12), wordt uitgegaan van vervijfvoudiging van de capaciteit van het huidige project door nog een aantal boringen te realiseren. Elektriciteit uit geothermie Het opwekken van elektriciteit uit geothermie lijkt in Nederland ook haalbaar. De hogere temperaturen die hier voor nodig zijn zitten op grotere diepte. Na het opwekken van elektriciteit, kan het water worden ingezet voor warmtelevering. Dit is een manier van elektriciteit opwekken die in Nederland nog niet is uitgeprobeerd.
3.3.
Warmte/koude opslag
WKO biedt mogelijkheden om gebouwen te voorzien van warmte en koude op een energieefficiënte manier. Bij warmte-koudeopslag (WKO) wordt gebruik gemaakt van de thermische energie van grondwater tot een diepte van circa 250 m. In de winter is het water warmer dan de buitenlucht en kunnen gebouwen er mee worden verwarmd. In de zomer kan juist worden gekoeld. Momenteel zijn er twee technieken die regelmatig worden toegepast. Er zijn gesloten bronsystemen waarin warmtedragende vloeistof in een gesloten buizensysteem warmte uitwisselt met de waterlaag en er zijn open bronsystemen waar water wordt opgepompt uit de bodem en daarna teruggepompt. Het is een eis dat gemiddeld over een jaar evenveel warmte als koude wordt onttrokken, zodat de watertemperatuur op langere termijn niet te hoog of te laag wordt. Bij woningen wordt er in de winter meer warmte aan de bodem onttrokken dan er in de zomer wordt geïnjecteerd. Daarom moeten de bronnen bij gesloten bodemsystemen geregenereerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door zonnewarmte zoals in Spoorwijk, maar ook door oppervlakte water, asfaltcollectoren, een energiedak of een andere warmtebron. WKO is al een veel toegepaste techniek. Vaak verdienen systemen zich binnen enkele jaren terug. Met name in nieuwbouw is de techniek rendabel. Den Haag heeft bijvoorbeeld een wijk van 750 woningen, “vlamloos Spoorwijk”, die voor de verwarming geen gas gebruikt, maar WKO, gecombineerd met zonnewarmte en warmtepompen. Enkel voor de piekmomenten , zoals koude winterdagen, is een 28 van 64
naverwarmingsinstallatie op aardgas gerealiseerd. In het centrum zijn veel gebouwen aangesloten op een eigen WKO-bron. Zoveel dat de bronnen elkaar in de weg zitten en er geen ruimte meer is voor nieuwe bronnen. Dit treedt in het gebied rond het Centraal station al op. Den Haag is een onderzoek gestart waarin wordt onderzocht of het aantrekkelijk is als de bestaande bronnen aan elkaar worden gekoppeld. Daarmee wordt de capaciteit vergroot en efficiency verhoogd. De wetgeving over WKO wordt aangepast. Waar de provincie vergunningverlener is, mogen gemeentes een ambitiedocument opstellen voor gebieden. Er komt een meldingsplicht voor nieuwe en bestaande gesloten systemen, zodat inzicht ontstaat in de mate waarin deze systemen worden toegepast. Een nieuwe ontwikkeling is de combinatie van WKO met andere technieken. Zo kan de energie-efficiënte worden verhoogd met zonnewarmte voor het verwarmen van tapwater. Een bijzondere combinatie is die met bodemsanering. Ook de combinatie met het reinigen van bodemvervuiling is soms aantrekkelijk. Asfaltcollectoren vormen een subcategorie van WKO. De warmte wordt in de zomer uit het asfalt gehaald, hetgeen het asfalt tegen slijtage beschermt. In de winter wordt de warmte ingezet voor het ontdooien van het wegvlak. In de Pissuissestraat is een proefproject gerealiseerd met deze techniek. WKO legt wel een beslag op de ondergrond. WKO heeft per gebied een beperkte capaciteit. Er dient per project zorgvuldig om te worden gegaan met mogelijke negatieve milieueffecten zoals structurele opwarming van bodem en grondwater en het risico op vermenging van waterkwaliteiten. Een oplossing is om de WKO bronnen buiten het openbare gebied te leggen. Het relatief “koude” water kan zonder energieverlies over grotere afstanden worden getransporteerd. Er moet wel rekening gehouden worden met het distributienet. Kansen Voor Den Haag is in 2010 het potentieel van WKO in kaart gebracht. Met uitzondering van een beperkt aantal locaties, zoals drinkwaterwingebieden, kan WKO bijna in heel Den Haag een bijdrage leveren aan verwarming en koeling van gebouwen. Het is daarbij wel belangrijk dat die gebouwen goed zijn geïsoleerd.
3.4.
Zeewaterwarmte en -koude
Zeewater is in de winter warmer dan de buitenlucht. Met behulp van warmtepompen wordt de 29 van 64
warmte van zeewater opgewaardeerd, zodat er ruimtes en tapwater mee kunnen worden verwarmd. Warmtevraag dicht bij de kust kan op deze manier worden ingevuld. Wel is een aanvullende installatie nodig als back-up en om de piekvraag op te vangen. In Den Haag is in 2009 bij Duindorp een zeewaterwarmtecentrale in gebruik genomen. De centrale voorziet 800 woningen van warmte. Per woning wordt circa 50% minder CO2 uitgestoten dan bij gangbare nieuwbouwwoningen; in totaal 1 kiloton per jaar. Woningbouwvereniging Vestia heeft het grootste deel van de investering op zich genomen, met bijdragen van het rijk, provincie, gemeente Den Haag en Eneco. In de energievisie behorend bij het masterplan Scheveningen is voorzien dat zeewater gebruikt wordt voor koeling van gebouwen.
3.5.
Zonne-energie (warmte en elektriciteit)
De energie van de zon kan op twee manieren benut worden: door warmteopwekking en elektriciteitsopwekking. Warmte Zonnewarmte kan passief gewonnen worden door bouwkundige aanpassingen (b.v. serres) en de oriëntatie van gebouwen op de zon. Actief kunnen zonneboilers ingezet worden voor de opwekking van warm water of voor ruimteverwarming. Zonneboilers vangen de zonnestralen van de zon op en zetten deze om in warmte. Via de bestaande warmwater- en/of verwarmingsinstallatie kan deze warmte benut worden voor warm water of ruimteverwarming. Daarnaast kan de warmte ingezet worden voor regeneratie van WKO bronnen. In september 2008 is de landelijke subsidieregeling “Duurzame warmte voor bestaande woningen” ingegaan. Deze regeling subsidieert de installatie van zonneboilers, warmtepompen en HRe-ketels. Doel is om in heel Nederland tot en met 2011 in circa 70.000 bestaande woningen dergelijke installaties aan te laten brengen. Evenredig vertaald naar Den Haag zou dit 1.400 woningen betekenen. Zonneboilers kunnen op dit moment nog niet de volledige warmtevraag (warm water en ruimteverwarming) van woningen dekken. Met de verwachte afname van de warmtevraag van woningen en een toename van de efficiëntie van de technologie mag verwacht worden dat dit voor nieuwbouw binnen 10 jaar wel kan. Voor bestaande bouw zou dit in combinatie met bijvoorbeeld WKO en warmtenetten ook mogelijk moeten zijn. Met zonneboilers op basis van vacuümbuizentechnologie kunnen hogere temperaturen worden gehaald. Zwembad Overbosch heeft bijvoorbeeld een systeem van 1000 m2 voor het verwarmen van het zwemwater.
30 van 64
De totale bijdrage van zonnewarmte aan de hoeveelheid opgewekte duurzame energie in Nederland (2008) is rond de 0,8 procent (Bron: CBS). Het potentieel in 2040 is in Den Haag groot. Zonneboilers zullen echter lang niet overal worden geplaatst, omdat ook andere duurzame warmtevoorziening mogelijk is. Elektriciteit Voor elektriciteitsopwekking kunnen zonnecellen ingezet worden. Deze zonnecellen zetten het zonlicht direct in elektriciteit om. Zonnestroom heeft de afgelopen jaren een flinke groei doorgemaakt maar is daarbij nog sterk afhankelijk van subsidies. De interesse onder huiseigenaren en bedrijven voor subsidie voor zonnecellen is zeer groot, de beschikbare landelijke subsidie (SDE) is echter beperkt en met name gericht op particulieren. Hierdoor blijft de ontwikkeling van grotere systemen achter De technologie voor zonnestroom heeft zich de afgelopen tien jaren sterk ontwikkeld; rendementen zijn omhoog gegaan en de kostprijs is verlaagd. Hoewel de technologie volwassen is geworden is ze zeker nog niet volgroeid. ECN verwacht dat het rond 2020 voor particulieren aantrekkelijker (zonder subsidies) wordt om zelf elektriciteit met zonnecellen op te wekken in plaats van inkopen via het elektriciteitsnet. Circa 20 m2 zonnecellen kan in de jaarlijkse elektriciteitsvraag van een gemiddeld Nederlands huishouden voorzien. Vanwege de verschillende momenten van vraag en aanbod (zomerwinter en dag-nacht) is dit echter niet voldoende om, zonder opslagcapaciteit, zelfvoorzienend te kunnen zijn. Opslagcapaciteit vergt ook relatief hoge investeringen. De meeste huishoudens met zonnecelsystemen blijven daarom aangesloten op het elektriciteitsnetwerk, zodat overschotten kunnen worden geleverd en tekorten kunnen worden aangevuld. Vanwege de te verwachten kostendaling in de komende jaren lijkt grootschalige toepassing van zonnestroom vanuit een investeringsperspectief de eerstkomende jaren nog niet zinvol. Wel moet er nog veel geleerd worden door woningbouwcorporaties, installateurs, energiebedrijven en de netbeheerder voordat grootschalige toepassing van zonnestroom effectief ingevoerd kan worden. Vragen die onder andere beantwoord moeten worden zijn: Hoe past de grootschalige productie van zonnestroom in het elektriciteitsnet? Welke (nieuwe) samenwerkingsverbanden zijn nodig in verband met investeren, beheren en het verspreiden van de opgedane kennis? Voldoet de huidige wet- en regelgeving? Welke eigendoms- en beheersvormen zijn gewenst? Welke technieken zijn (kosten)efficiënt en moeten worden ingezet bij welke gebouwen en in welke fase? Is opslag van elektriciteit gewenst en mogelijk? Potentieel
31 van 64
De totale bijdrage van zonnestroom aan de hoeveelheid opgewekte duurzame energie in Nederland is een zeer bescheiden 55 MW aan het einde van 2008 (52 MW in 2005). In Den Haag is geïnventariseerd dat begin 2008 ongeveer 1 MW aan zonnecellen op de daken lag. In Duitsland werd in 2008 alleen al 1.500 MW aan nieuwe zonnecellen geïnstalleerd. In 2040 lijkt de belangrijkste beperking voor zonne-energie de hoeveelheid dakoppervlak te zijn. Een inventarisatie laat zien dat, als 30% van het geschikte dakoppervlak wordt gebruikt ongeveer 200GWH elektriciteit wordt opgewekt. Op de lange termijn kan bij een grote toename van het opgestelde vermogen aan zonnecellen in een wijk, periodiek meer elektriciteit worden opgewekt dan verbruikt. Het elektriciteitsnet dient daarop aangepast te worden. Door de netbeheerder Stedin wordt daar reeds op geanticipeerd. Voor zonne-energie zijn drie logische acties: • • •
nu al de betrokken partijen voor te bereiden op de grootschalige invoer van zonne-energie, nieuwbouwwoningen direct geschikt voor zonne-energie opleveren een start maken met grootschalige invoering van zonnepanelen in Den Haag
3.6.
Restwarmte
Restwarmte is (warmte) energie die overblijft bij een energieomzetting, bijvoorbeeld de omzetting van steenkool in elektriciteit. Restwarmte komt onder andere vrij bij afvalverbranding, industriële activiteiten en elektriciteitsopwekking. Een andere bron van restwarmte in Den Haag is bijvoorbeeld het riool. In de nabije toekomst worden mogelijk ook tuinbouwkassen uit het Westland leverancier van warmte. Restwarmte is een duurzame vorm van gebruik van energie omdat de inzet van fossiele brandstoffen voor warmteopwekking voor een deel wordt vermeden. Restwarmte wordt meestal gebruikt voor ruimteverwarming en tapwater. Afhankelijk van de temperatuur van de restwarmte en de afstand waarover deze getransporteerd moet worden, wordt deze opgewaardeerd naar de gewenste temperatuur. Grootverbruikers als zwembaden of warmtenetten zijn zeer geschikt voor toepassing van restwarmte. Toepassing van lage temperatuur verwarmingsinstallaties maakt de toepassing van restwarmte (en andere warmtebronnen) nog interessanter. Vanwege de beperkte hoeveelheid industriële activiteit in Den Haag zal de hoeveelheid industriële restwarmte relatief beperkt zijn. Op diverse locaties in Den Haag wordt elektriciteit opgewekt met fossiele brandstoffen, bijvoorbeeld de E.ON centrale. De E.ON centrale is uitgevoerd als warmtekrachtcentrale. De warmte wordt aan het stadsverwarmingssysteem van Den Haag geleverd. In de toekomst is 32 van 64
het niet ondenkbaar dat restwarmte uit een afvalverbrandingsinstallatie naar Den Haag wordt getransporteerd. In de gemeente Den Haag zijn veel grote kantoorgebouwen die allemaal een eigen warmtevoorziening hebben. In hoeverre deze de restwarmte benutten is onduidelijk. Warmte uit kassen Ook de tuinbouw in het Westland beschikt over restwarmte. De warmte die tuinders ‘overhouden’ na gebruik in hun kassen kan nog als warmtebron worden gebruikt voor verwarming van nabijgelegen woningen. Een andere mogelijkheid is dat tuinders een grotere warmtekrachtcentrale plaatsen dan nodig is. Het overschot aan warmte kan weer aan woningen geleverd worden en de elektriciteit aan het net. Daarnaast is de trend dat kassen van energieslurpers, energieleverende bedrijven worden (voornamelijk warmte). Westland kiest ervoor om eerst de energiekringlopen binnen bedrijven te sluiten, daarna binnen wijken en gemeente en daarna over de gemeentegrens heen. Aan de zuidkant van Den Haag liggen dus kansen voor levering van warmte. Het is echter de vraag of tegen de tijd dat de warmte beschikbaar komt, in dat gebied nog voldoende warmtevraag bestaat. In de verkenningen naar verduurzaming en uitbreiding van warmtenetten, wordt warmte uit het Westland meegenomen. Rioolwater voor warmtewinning Een voorbeeld van een bijzondere warmtebron vormt het gezuiverde rioolwater. In 2005 hebben het Hoogheemraadschap Delfland, Eneco en de Gemeente Den Haag een project opgezet om te komen tot warmtelevering vanuit een leiding waarmee gezuiverd rioolwater wordt afgevoerd naar de Noordzee. Deze leiding is aangelegd tussen de rioolwaterzuivering in de Harnaschpolder en de Noordzee via de Loevesteinlaan, Zuiderpark en Houtrust. Bij de Loevesteinlaan ter hoogte van de Genemuidenstraat is een dubbel T-stuk aangebracht met het doel er in de toekomst warmtelevering eraan te kunnen koppelen. Tot op heden is nog geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. Warmte uit asfalt In de driehoek Louis Davidsstraat, Aaltje Noordewierstraat en Pisuissestraat te Loosduinen heeft Ceres-projecten in opdracht van Vestia 64 koop- en huurwoningen met verhoogde ecologische waarde gebouwd. Om de grond, waaruit het duurzaam verwarmingssysteem haar warmte onttrekt niet binnen een korte periode uit te putten, is er vorig jaar mei een asfaltcollector in het wegdek in de Pisuissestraat aangebracht. Dit project wordt gevolgd, om het herhalingspotentieel te bepalen.
33 van 64
3.7.
Aardgas
Aardgas is een fossiele bron van energie. Bij verbranding komt CO2 vrij die miljoenen jaren geleden in de bodem is terechtgekomen. Aardgas is dus niet klimaatneutraal. Aardgas wordt nu aan een groot deel van de woningen en bedrijven geleverd via een fijnvertakt netwerk. Daar wordt het verbrand en ingezet voor ruimte- en tapwater verwarming en voor koken. Daarnaast staat in Den Haag één elektriciteitscentrale die warmte en elektriciteit opwekt uit aardgas. Het is waarschijnlijk dat de prijzen van aardgas in de toekomst zullen stijgen. Omschakeling naar alternatieven voor aardgas (warmtenetten, warmtepompen, zonneboilers) is een ingrijpend proces. Den Haag probeert daarom het aanleggen van fijnvertakte gasinfrastructuur in nieuwe wijken te vermijden. Technisch gezien is aardgas te vervangen door groen gas. Dit is namelijk dezelfde brandstof, maar dan afkomstig van biomassa en daarmee klimaatneutraal. Daarvan zal echter veel minder beschikbaar zijn dan van aardgas. Kansen liggen bij het efficiënter inzetten van aardgas en later groen gas. Die kansen liggen vooral in de bestaande bouw. Een voorbeeld is de HRe-ketel, waarmee naast warmte ook elektriciteit wordt opgewekt. Op die plekken waar groen gas blijft, probeert Den Haag de meest efficiënte inzet te stimuleren. Verder kan gas nog een keuze zijn voor de naverwarming bij de toepassing van WKO en warmtepompen bij Utiliteit of collectieve systemen in een stedelijke omgeving. In sommige gevallen is de toepassing van gas voor het leveren van warmte aan een warmtenet bij pieken in de vraag een betere keus dan naverwarmen bij elke afzonderlijke woning.
3.8.
Overige fossiele bronnen
De elektriciteit die in Den Haag wordt gebruikt is grotendeels buiten Den Haag opgewekt. Afnemers zijn vrij om hun leverancier te kiezen. Sommige leveranciers garanderen dat de elektriciteit van een gespecificeerde bron afkomstig is. De elektriciteit is normaal gesproken afkomstig van alle West-Europese centrales. Aardgas, kolen, afvalverbranding en kernenergie voeren hier de boventoon. Bedrijven en particulieren in Den Haag zijn vrij om te kiezen voor het afnemen van grijze stroom. Deze is niet klimaatneutraal. Deze import van “grijze” stroom, is in strijd met de doelstelling van Den Haag om in 2040 geheel klimaatneutraal te zijn. Een ruwe schatting is dat in 2040 ongeveer de helft van de elektriciteit duurzaam wordt opgewekt.
3.9.
Kernenergie in Nederland
Nederland heeft één kerncentrale voor het opwekken van elektriciteit: Borssele. Deze centrale is goed voor 4 procent van de Nederlandse productie van stroom. Borssele zou eigenlijk in 34 van 64
2003 zijn deuren sluiten, maar mag toch tot 2033 openblijven. Een tweede kerncentrale, die van Dodewaard, is in 1997 gesloten. Verder staan er in Delft en Petten kleine reactoren voor onderzoek. In Almelo bevindt zich de fabriek van Urenco, waar men kernbrandstof verrijkt (geschikt maakt voor de kernreactor). Er is veel politieke discussie over het bouwen van nieuwe kerncentrales in Nederland. Het huidige kabinet is voorstander van nieuwe kerncentrales. Naast eigen elektriciteitsopwekking importeert Nederland ook elektriciteit, waarvan een deel kernenergie. In 2008 was de hoeveelheid geïmporteerde kernenergiestroom zo’n 5% van het totale Nederlandse elektriciteitsverbruik. Dit percentage kan echter sterk variëren; voor dit jaar wordt een sterke daling verwacht onder andere ten gevolge van een verminderde binnenlandse vraag naar elektriciteit en een verhoogde binnenlandse productie. In een aantal energiescenario’s neemt het aandeel van kernenergie in Nederland tot 2040 af tot 0. Met de plannen van het huidige kabinet is het de vraag of er juist een groei van kernenergie ontstaat.
3.10.
Wind
Windturbines kunnen ingedeeld worden naar de volgende vier typen: 1. grote windturbines (vermogen 750 - 4000 kW) op land; 2. grote windturbines (vermogen 2000 - 4000 kW) op zee; 3. kleine windturbines (vermogen 50 - 750 kW) op land; 4. mini windturbines (vermogen 100W - 50 kW) op land. Grote windturbines in Den Haag Grote windturbines hebben vanwege hun geluid, horizonvervuiling, flikkerende schaduwen en veiligheid een relatief groot ruimtebeslag. Daardoor is er slechts een zeer beperkt aantal plaatsen binnen de stadsgrenzen waar grote turbines voorstelbaar zijn. Bovendien concurreert windenergie op deze plaatsen met ander ruimtegebruik. Plaatsing van grote windturbines in de stad is geen optie, maar er zijn buitengebieden van Den Haag waar het in principe wel mogelijk zou kunnen zijn. In het collegeakkoord 2010-2014 zijn mogelijkheden genoemd om tijdelijke windmolens langs de A4 te realiseren. Kleine windturbines in Den Haag Mogelijk zijn kleine windturbines een aantrekkelijke optie, omdat ze eerder rendabel zijn dan miniwindturbines en beter inpasbaar zijn dan grote windturbines. Deze mogelijkheid moet verder worden verkend, voordat hierover een uitspraak kan worden gedaan. Mini windturbines in Den Haag Mini windturbines zijn een optie om dicht bij de mensen thuis op een zichtbare manier 35 van 64
elektriciteit op te wekken. Voor mini windturbines op en rond gebouwen is wel ruimte te vinden. Mini windturbines kennen echter hun eigen problemen. Bij grootschalige plaatsing bestaat het risico van verrommeling van het stadsbeeld. Terugverdientijden zijn nog lang en er is nog te weinig bekend over de daadwerkelijke prestaties en de betrouwbaarheid van de turbines. Daarbij is de markt voor deze turbines nog onvoldoende ontwikkeld met betrekking tot service en prijsstelling. Verwacht wordt daarom dat deze stedelijke windturbines de komende 10 jaar geen substantiële bijdrage zullen leveren aan de energievoorziening in Den Haag. Het is wel voorstelbaar dat voor 2040 bovengenoemde barrières voor kleinschalig windenergie worden overwonnen. Daarom ondersteunt Den Haag een project waarin partijen uit de stad kleine turbines plaatsen Voordat grootschaliger toepassing in Den Haag mogelijk wordt, moeten eerst de terugverdientijden verbeteren en een goede inpassing in het uiterlijk van de stad mogelijk worden. Zelfs bij grootschalige toepassing blijft de totale hoeveelheid opgewekte elektriciteit klein vergeleken met andere opties. Wind op zee Windenergie is een kansrijke optie voor het duurzaam produceren van energie. Omdat de mogelijkheden van energieopwekking door wind binnen Den Haag beperkt zijn stimuleert Den Haag de productie van windenergie elders, bijvoorbeeld op zee. Met de huidige subsidies is investeren in wind op zee inmiddels, net als investeren in wind op land, financieel aantrekkelijk geworden. De belangrijkste reden dat projecten nog niet op veel grotere schaal worden gerealiseerd is de tijd die de rijksoverheid nodig heeft voor zorgvuldige planvorming en vergunningverlening. Den Haag heeft €10.000.000 geïnvesteerd in Meewind. Daarmee wordt voor de kust van België een windpark gerealiseerd. De elektriciteit die met de investering van Den Haag wordt opgewekt komt overeen met het gebruik van 8.000 huishoudens. Hiermee wordt circa 17 kiloton CO2 bespaard. De ontwikkelingen worden nauwgezet bijgehouden, om ervaring op te doen voor toekomstige investeringen. De verwachting is dat de investering rendabel is. Den Haag volgt de ontwikkelingen en rendementen nauwgezet, uit het oogpunt om in de toekomst soortgelijke investeringen te herhalen.
3.11.
Energie uit zee (golf, getijde, osmose)
Energie uit de zee is een optie die nu toegepast wordt in landen met een gunstige situatie, zoals een groot getijdenverschil. Er is een veelheid aan technieken. Er kan elektriciteit worden opgewekt uit stroming, golven, getijdenbeweging en het verschil tussen zoet en zout water. Al sinds de jaren ‘70 zijn er plannen voor het opslaan van energie in een kunstmatig meer in de Noordzee. De eerste projecten in Nederland worden nu gerealiseerd. Vooralsnog lijken dit 36 van 64
geen opties die ver genoeg zijn ontwikkeld, of voldoende potentieel hebben voor toepassing in Den Haag. Het getijdenverschil en de golfslag zijn beperkt en er komt geen grote zoetwaterstroom bij Den Haag in de Zee. Den Haag volgt de ontwikkelingen op dit gebied, maar investeert vooralsnog niet.
3.12.
Totaal potentieel duurzame energie
In deze paragraaf is een eerste voorzichtige inschatting gemaakt van het potentieel van de diverse Haagse bronnen van energie. De getallen in onderstaande figuren zijn gebaseerd op een optimistische maar realistische inschatting van de potentie, passend binnen het toekomstbeeld van de energievisie. Optimistisch betekent dat onderstaande getallen denkbaar zijn als positieve ontwikkelingen zich doorzetten en betrokken actoren de noodzakelijke inspanningen leveren. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een sterke kostendaling van zonnecellen en het voorbereiden van een grootschalige introductie en plaatsing van deze panelen door gemeente, energiebedrijven en installateurs. Realistisch betekent dat ontwikkelingen die technisch wel mogelijk zijn, maar praktisch of politiek nog niet haalbaar, niet zijn meegenomen. Zo is in de schatting slechts een deel van de daken belegd met zonnecellen en slechts voor een beperkt deel van het dak. De gepresenteerde overzichten zijn daarmee een blik op een mogelijke toekomst in 2040 op basis van nu bekende technieken. De getallen zijn uitgedrukt in PetaJoule (PJ). Ter vergelijking: heel Nederland gebruikt nu ongeveer 3200 PJ. In bijlage 3 is aangegeven welke aannames zijn gebruikt om het potentieel te schatten. De aannames en berekeningen worden in de toekomst aangescherpt. Voor WKO is een dergelijke studie al in 2010 uitgevoerd.
37 van 64
Zeew aterw armte; 0,03
Haagse warmteopwekking 2040 (PJ)
Geothermie; 1,5 Groen gas van buiten de stad; 0,85 Restw armte; 1,5
BioWKK; 0,5 Biomassa-vergisting; 0,6
Zonneboilers; 0,05 Toekomstige innovatie; 3,62
WKO; 4 groen gas HRe; 0,12
38 van 64
Haagse w ind op zee; 0,72
Haagse elektriciteitsopwekking 2040 (PJ)
Kleinschalige w ind in de stad; 0,01 BioWKK; 0,36
Toekomstige Innovatie; 2,21 groen gas Hre ; 0,03 Zonnecellen; 0,75
Grootschalige w ind in de stad; 0,02 Duurzame elektriciteit van buiten de stad; 2,21
3.13.
Conclusie energieopwekking
Met de in dit hoofdstuk beschreven opwekking, wordt tweederde van de warmte en tweederde van de elektriciteit duurzaam opgewekt. Dat betekent dat met deze bronnen Den Haag in 2040 niet klimaatneutraal is. Deels ligt dat aan de aannames die in bijlage 3 zijn terug te vinden. Als bij de grote bronnen een aanname net iets gunstiger wordt gedaan, ontstaat een veel positiever beeld. Daarbij speelt mee dat de onderbouwing van de aannames niet is gestoeld op uitgebreide studies van de Haagse situatie. Nader studie is nog nodig. Met de een flinke inspanning op de bovenstaande aandachtsgebieden halen we dus tweederde van de doelstelling. Voor het resterende deel van de doelstelling zal innovatie in de komende 30 jaar nog een aantal oplossingen aandragen. Mocht gaandeweg blijken dat innovatie tegenvalt, zal Den Haag de energievisie daarop aanpassen.
39 van 64
4. Gebiedsgericht energiebeleid Verschillende delen van Den Haag bieden verschillende kansen en bedreigingen aan de energievoorziening. In hoofdstuk 2 en 3 is een uitgebreidere beschrijving van de bronnen en infrastructuur te vinden. Wijken die aan zee liggen kunnen profiteren van een tweede zeewaterwarmtecentrale. De Zuidkant van Den Haag ligt dicht bij het Westland, waar in de toekomst warmte over zal zijn en mogelijk ook biomassa. Dit hoofdstuk geeft in grote lijnen de verdeling van de energieopties in Den Haag aan. In de toekomst zal in een uitwering op hoger detailniveau en met nadere onderbouwing worden gemaakt, zodat in toekomstige updates van de structuurvisie Den Haag de energievisie een volwaardig hoofdstuk kan zijn. Den Haag zal het initiatief nemen om een warmtekaart op te stellen, waar per gebied in Den Haag een voorkeur wordt aangegeven tussen verschillende vormen van warmteopwekking en levering. Zeewaterwarmte en –koeling kansen liggen logischerwijs dicht bij de kust. Het ruimtebeslag is relatief gering. Er is een ketelhuis nodig en per woning een warmtepomp. Geothermie Er loopt een “band” met bruikbare aardwarmte, ruwweg van Delft naar Scheveningen. Schuin boren is een optie, waardoor projecten niet precies boven de warmte hoeven te liggen. Wel wordt een project duurder naarmate de afstand groter is. Kansen voor Geothermie worden vooral bepaald door de vraag naar warmte, bij voorkeur een grote vraag geconcentreerd in een klein gebied. Waar de kansen voor geothermie overlappen met de kansen voor warmtenetten liggen de echte kansen voor deze energievorm. Het ruimtebeslag wordt bepaald door de pompinstallatie en de ruimte die nodig is voor de installatie die in de piekvraag voorziet. Wind op zee Ook op het Nederlandse deel van de Noordzee zullen windprojecten verrijzen. Met de ervaringen met de investering in het Belgische windpark kan Den Haag beslissen om ook daar te investeren. Het ruimtebeslag ligt vooral buiten Den Haag. Afhankelijk van de hoogte en ligging zijn windmolens vanaf de kust zichtbaar. Biomassa Kansen voor Biomassa liggen op plaatsen waar biomassa beschikbaar komt. Het Westland biedt daarvoor kansen. In masterplan Erasmusveld is voorzien dat lokaal beschikbare biomassa wordt vergist in kleine installaties. In Kijkduin en Binckhorst worden 40 van 64
de mogelijkheden van een bioWKKcentrale verkend. De Vlietzone wordt uitgewerkt met veel groen in het gebied. Dit betekent een grote stroom biomassa. Ook wordt in de Vlietzone verkend of biomassa per schip aanvoeren aantrekkelijk is. Vergistingsinstallaties lijken een schaalniveau te hebben dat Den Haag overstijgt. In de omgeving van Den Haag wordt gezocht naar goede locaties. Harnaschpolder is één van de mogelijkheden. Uitbreiding van de bestaande capaciteit in Houtrust lijkt vanwege de logistiek niet aantrekkelijk. Bij de benutting van biomassa kiest Den Haag er voor om de opgetelde capaciteit van alle installaties af te stemmen op de lokaal beschikbare biomassa. Dit betekent dat niet op alle ingetekende gebieden de kansen worden gerealiseerd. BioWKK en met name vergistingsinstallaties hebben een vrij groot ruimtebeslag. Uitstoot van verbrandingsgassen en fijnstof kan lokaal een probleem zijn. Stad/wijkverwarming Kansen voor warmtenetten liggen op de plaatsen waar een grote warmtevraag is. Dit geldt mogelijk voor nieuwbouwwijken van enige omvang ongeveer tot 2015. Daarna zal de warmtevraag van nieuw te bouwen huizen te klein zijn. De kansen voor nieuw aan te leggen warmtenetten liggen in de bestaande bouw, waar het moeilijker is om de warmtevraag te reduceren. De uitdaging ligt dan in een grootschalige omschakeling van verwarmen op aardgas naar warmtelevering. De kansen op korte termijn liggen bij het verduurzamen van reeds bestaande warmtenetten die nu met fossiele brandstoffen worden gestookt. In het zuiden van Den Haag liggen kansen om restwarmte van tuinders te benutten.
41 van 64
Den Haag zal het initiatief nemen om een warmtekaart op te stellen, waar per gebied in Den Haag een voorkeur wordt aangegeven tussen verschillende vormen van warmteopwekking en levering.
42 van 64
In het afgelopen jaar heeft Den haag in kaart gebracht waar in Den haag kansen voor WKO liggen.
Hieruit blijkt dat slechts een deel van Den Haag niet met behulp van WKO van warmte is te voorzien, meestal omdat het drinkwaterwingebieden zijn. Voor zover er in die gebieden (in de kaart rood gemaakt) warmtebehoefte is, is het uitbreiden van stadsverwarming naar die gebieden een goede optie. Om dat rendabel te kunnen doen, is het nodig dat stadsverwarming ook afnemers krijgt in een aantal gebieden tussen het huidige net en de nieuwe gebieden. Den Haag zal het initiatief nemen om een warmtekaart op te stellen, waar per gebied in Den Haag een voorkeur wordt aangegeven tussen verschillende vormen van warmteopwekking en levering.
43 van 64
In bovenstaande kaart zijn de bestaande warmtenetten weergegeven. Hieronder heeft Eneco een aantal gebieden aangegeven waar het warmtenet zou kunnen worden uitgebreid.
44 van 64
5. Invloed De gemeente wil zeker stellen dat de doelen van deze energievisie worden gerealiseerd. Deze energievisie beschrijft een energiehuishouding die daarbij past. Alle partijen die in dit hoofdstuk worden genoemd en nog vele anderen beïnvloeden die energiehuishouding. Dit hoofdstuk beschrijft de rol van de gemeente en andere beslissende partijen. Hierbij wordt dieper ingegaan op de mogelijkheden van een gemeenschappelijk energiebedrijf.
5.1.
Partijen met invloed op de energiehuishouding
Netwerkbeheerders In de elektriciteits- en gaswet zijn de taken en bevoegdheden van de Nederlandse netbeheerders vastgelegd. Netbeheerder Stedin is als enige bevoegd om het laagspanningselektriciteitsnet en het aardgasnetwerk in deze regio te beheren. Daarmee heeft Stedin taken en verantwoordelijkheden die zijn vastgelegd in de Elektriciteitswet en Gaswet. Stedin ontwerpt en beheert deze netwerken. De huidige warmtenetten en sommige koudenetten zijn in handen van Eneco (New Energy) Deze partij is dan ook de netbeheerder. Voor nieuw aan te leggen warmte- en koudenetten is het mogelijk dat andere partijen eigenaar en beheerder worden. Zo is het beheer van een gedeelte van vlamloos Spoorwijk in handen van Nuon. Energieproducenten/leveranciers Energieproducenten produceren energie. Energieleveranciers verkopen de energie aan klanten. Sommige partijen, zoals Eneco doen beide. De gas- en elektriciteitswet stellen dat het beheer van elektriciteits- en gasnetwerken niet meer door een en dezelfde partij gedaan mag worden. Eneco heeft binnen haar holding deze taken bij verschillende onderdelen ondergebracht. Energieproducenten zijn vaak initiatiefnemer van duurzame projecten. Energieleveranciers spelen een belangrijke rol bij het bereiken van inwoners van Den Haag, omdat dat hun klanten zijn. Rijksoverheid De invloed van de rijksoverheid op investeringen in Energie is in Den Haag vooral voelbaar door wetgeving (gas-, elektriciteits- en warmtewet, Wet ruimtelijke ordening, mededingingswet, Wet milieubeheer etc.) en subsidies. De elektriciteitswet en gaswet beschrijven nauwgezet welke bevoegdheden en verantwoordelijkheden die diverse partijen hebben met betrekking tot eigendom en beheer van de netwerken. Sinds kort is daaraan de warmtewet toegevoegd. Op dit moment wordt door de rijksoverheid tezamen met marktpartijen gewerkt aan de uitwerking van de details van de Warmtewet. De snelheid van implementatie van verduurzaming van bestaande - alsmede duurzame nieuwe - collectieve 45 van 64
warmte/koude netten is sterk afhankelijk van het resultaat hiervan. Indirect is er ook invloed via stimulering van innovaties. De rijksoverheid(Rijksgebouwendienst) is in Den Haag één van de grootste gebouwenbezitters en heeft haar eigen duurzaamheidsdoelstellingen. Daarmee kan de Rijksgebouwendienst een belangrijke initiatiefnemers zijn. Kantoorbedrijven Den Haag is een dienstenstad. Dit betekent dat veel bedrijven in kantoren zijn gehuisvest. Samen met de eigenaar en beheerder van de kantoren beslissen zij over aanpassingen en investeringen. Andere bedrijven Den Haag is niet typisch een industriestad. Toch nemen bedrijven, anders dan de kantoorbedrijven een aanzienlijk deel van het energiegebruik voor hun rekening. Projectontwikkelaars Projectontwikkelaars zijn samen met de gemeente bepalend voor de vraag naar energie in bouwprojecten. Zij kiezen, binnen de voorschriften die de gemeente stelt, wat voor gebouwen worden neergezet. Projectontwikkelaars kunnen initiatiefnemer zijn van duurzame projecten. Ze zijn vooral bepalend voor de vraag naar energie voor gebouwverwarming en koeling. Vastgoedeigenaren/ beleggers Vastgoedeigenaren, zoals vastgoedfondsen, bezitten een deel van de kantoorpanden in Den Haag. Zij hebben invloed op het onderhoud en de vervanging van klimaatinstallaties. Woningbouwcorporaties Woningbouwcorporaties beslissen over grote delen van de woningvoorraad in Den Haag. Ze beslissen ook in grote ”brokken” tegelijk. Daardoor liggen er kansen voor vernieuwing van de energiehuishouding bij woningcorporaties. Dat is in het recente verleden al gebleken, doordat woningcorporaties een grote rol hebben gespeeld met projecten zoals de zeewaterwarmtecentrale in Duindorp en Vlamloos Spoorwijk. Bovendien zijn er woningcorporaties die zelf een warmtenet beheren. Particulieren en VVE’s Particuliere VVE’s bezitten een groot deel van de woningvoorraad. Ze besluiten per appartementencomplex over hun energievoorziening. Doordat ze met velen zijn, zijn ze als groep moeilijker te bereiken en te mobiliseren. In het klimaatprogramma wordt ingegaan op het bereiken van deze groep.
46 van 64
Omliggende gemeenten, Haaglanden en Provincie Zuid Holland De glastuinbouw wil in 2020 alle nieuwe kassen energieneutraal bouwen, en in totaal een CO2-besparing van 48% behalen ten opzichte van 1990. Er zijn meerdere transitiepaden gedefinieerd die tot de doelstelling moeten leiden. Voor de gemeente Den Haag is het interessant om aan te sluiten bij een aantal van deze transitiepaden omdat zij energie opleveren voor de bebouwing in de stad. De voor de stad interessante opties zijn zonneenergie, aardwarmte en duurzame elektriciteit. Bij deze opties bestaat de mogelijkheid om duurzame(re) energie te betrekken uit het kassengebied dat aan de stad grenst. Provincie Zuid-Holland heeft als medeoverheid een eigen klimaat en energiebeleid. Bij sommige stadsoverschrijdende onderwerpen, zoals biomassavergisting en regionale ruimtelijke ordening speelt de provincie een coördinerende rol. De provincie is bovendien in een aantal gevallen bevoegd gezag. (WKO) Stadsgewest Haaglanden speelt, net als provincie Zuid Holland een coördinerende rol bij stadsoverschrijdende projecten.
5.2.
Analyse van invulling van rollen
Coördinator/regisseur. Deze energievisie laat zien dat een grootschalige aanpak nodig is om in 2040 een energievoorziening te hebben waarmee de doelen worden gehaald. Er is tot nu toe geen partij opgestaan die alle initiatieven naast elkaar zet en vergelijkt met gestelde doelen. De coördinator heeft daarmee inzicht of er meer projecten nodig zijn om die doelen te halen. In dat geval kan de gemeente de initiatiefnemers stimuleren meer te doen, of zelf het initiatief nemen. De gemeente heeft ook een unieke positie als het gaat om het coördineren van werkzaamheden. Voor werkzaamheden aan de energie-infrastructuur zal de straat meestal open moeten. De gemeente kan overlast beperken door goed af te stemmen met andere werkzaamheden aan bijvoorbeeld riolering of telecom. In nieuwbouw en herstructureringsprojecten is vaak een onafhankelijke partij nodig om de regie in handen te nemen. Veel partijen vergeten de invloed van het energiesysteem op de infrastructuur onder de grond, omdat ze daar niet verantwoordelijk voor zijn. De optimalisering van een locatie op duurzaamheid wordt door commerciële partijen niet altijd goed opgepakt. Communicatie tussen projectontwikkelaar en de netbeheerder loopt niet altijd goed, waardoor het netwerk niet ingericht is op de situatie boven de grond. Dit kan de gemeente voorkomen door hier een actieve rol te spelen. De gemeente neemt met deze energievisie de coördinerende en regisserende rol op zich. Initiatiefnemers 47 van 64
Alle in dit hoofdstuk genoemde partijen zijn in Den Haag al betrokken bij energieprojecten. In verschillende configuraties zijn samenwerkingsverbanden opgericht die hebben geleid tot projecten als het aardwarmteproject, de zeewaterwarmtecentrale, vlamloos Spoorwijk en vele andere. Dit heeft de stad Den Haag al recent de Climate Star award opgeleverd. Aan initiatiefrijke partijen in Den Haag dus geen gebrek. Het is wel de vraag of voor grotere projecten die bijvoorbeeld bouwblokken of zelfs wijken overstijgen ook initiatiefnemers te vinden zijn. Het aanleggen van een netwerk in een bestaande wijk is ingewikkeld doordat wegen moeten worden opengebroken en aansluitingen op bestaande, bewoonde panden moet worden geregeld. De kosten hiervan zullen veel hoger zijn dan bij warmtenetten in nieuwbouwgebieden. De afstemming met andere werkzaamheden in de wijk, verkeersomleidingen en andere organisatie voegt hier nog meer complexiteit aan toe. Bovendien zal het moeilijk zijn om bewoners te overtuigen direct om te schakelen op warmtelevering in plaats van aardgasverwarming. Kenniseigenaar Er zijn diverse soorten kennis belangrijk voor het realiseren van een wenselijke energiehuishouding. Kennis van energieopwekking, transport-, levering en klanten is vooral aanwezig bij de netbeheerder, energieleveranciers en deels bij woningbouwcorporaties. Uit ervaringen van diverse gemeentes blijkt dat kennis uit vernieuwende projecten vaak niet wordt overdragen naar andere projecten. Het wiel wordt opnieuw uitgevonden. Die kennis blijft dus niet hangen bij initiatiefnemers, maar is afhankelijk van individuele personen met ervaring. Kennis van beleid moet bij de gemeente aanwezig zijn, wil de gemeente invloed hebben op de energievoorziening. Kennis die bij partners voldoende aanwezig is volstaat daar niet voor. De gemeente gaat de versnipperde kennis bundelen en nieuwe kennis opdoen. Kennis van de energiesituatie in de stad, zoals aantallen aansluitingen, gebruik per doelgroep, reeds gerealiseerde energiebronnen etc. is versnipperd aanwezig bij de gemeente energieleveranciers, netbeheerder en andere partijen . Er lijkt geen speler te zijn die deze kennis verzamelt en beschikbaar stelt. Kennis over hoe bewoners zelf actie kunnen ondernemen is moeilijk te achterhalen. Internet lijkt nu de enige bron van informatie. Hiervoor kan de gemeente een rol spelen, maar ook energiebedrijven zijn hier door hun klantcontacten voor geschikt. Samenwerking bij
48 van 64
voorlichtingsactiviteiten is een mogelijkheid. Verantwoordelijke ruimtelijke ordening De gemeente heeft het primaat in de ruimtelijke ordening. Van de gemeente wordt dan ook verwacht dat zij hier het voortouw in neemt. Provincie en rijk hebben hun eigen verantwoordelijkheden. Ruimtelijke ordening bevat belangrijke instrumenten die sturing kunnen geven aan energiebronnen en infrastructuur. Met name bij deze rol is het belangrijk dat over de grenzen van het te ontwikkelen gebied wordt gekeken. Sommige energiebronnen zijn voor één masterplangebied te grootschalig, maar kunnen samen met andere gebieden wel een goede optie zijn. Voor vergisting van biomassa, moet Den Haag zelfs over zijn grenzen heenkijken. Een voorbeeld hiervan is het opzetten van een (regionale) visie op de ondergrond, of een regionale biomassavergister. Voorbeelden van toepasbare instrumenten zijn: Energieprestatie op locatie het besluit aanleg energie-infrastructuur, grondexploitatie en het gebiedsgericht exploitatieplan. Investeerder Vaak zijn de initiatiefnemers van projecten ook de investeerder, of zoeken zij een derde die bereid is te investeren. Het kan gaan om banken of fondsen. Sinds kort is het Haags klimaatfonds opgericht dat middelen beheert die kunnen worden ingezet om klimaatprojecten in Den Haag te realiseren. In gevallen waar investeringen een onzeker rendement hebben, of niet rendabel zijn, vinden projecten geen doorgang. Middels subsidies spelen overheden hier een grote rol. Het kan echter ook zijn dat de gemeente investeert in infrastructuur en of bronnen en deze in exploitatie geeft bij een bedrijf. Dit zou kunnen spelen bij het aanleggen van warmtenetten in de bestaande bouw. Bevorderen van innovatie De energietechniek is volop in ontwikkeling. Dit gebeurt veelal op landelijke of wereldwijde schaal. Wel is een belangrijke rol weggelegd voor afnemers die bereid zijn een nieuwe techniek uit te proberen die zich nog niet heeft bewezen. Uit een aantal van de mogelijke acties die in deze energievisie staan wordt al duidelijk dat Den Haag als aanjager van innovatie kan optreden, maar dat vooral doet bij technologie die specifiek voor Den Haag belangrijk is. Dat geldt bijvoorbeeld voor technieken die het leggen van warmtenetten in bestaande bouw vergemakkelijken.
5.3.
Invloed van de gemeente
Hierboven is al een aantal rollen aangegeven die de gemeente op zich wil en kan nemen. De gemeente positioneert zich als coördinator/regisseur en waar nodig als initiatiefnemer. Daartoe verzamelt de gemeente de kennis over energievoorziening om deze rol in te kunnen vullen. 49 van 64
Met deze energievisie geeft gemeente Den Haag aan wat haar doelstellingen zijn. Er staan de gemeente talrijke middelen ter beschikking om invloed uit te oefenen op beslissingen over de energievoorziening. Enkele voorbeelden: investeren/deelnemen in projecten aansluitplicht op warmtenetten subsidies ruimtelijke planvorming en bijbehorende exploitatieplannen gronduitgifte eigen bedrijfsvoering verduurzamen vergunningen en handhaving gemeentelijke bouwverordening afvalinzameling groen en waterbeheer.
diverse overlegstructuren, al dan niet in het kader van convenanten
Los van bovenstaande keuze, moet de gemeente beslissen of een aanjagende rol wordt gespeeld in innovatie. Een dergelijk rol kan worden ingevuld door mee te doen in proef en pilotprojecten die binnen het toekomstbeeld passen.
5.4
Haags duurzaam energiebedrijf
In het collegeakkoord 2010-2014 is afgesproken dat gemeente Den Haag de haalbaarheid van een lokaal duurzaam energiebedrijf onderzoekt. De belangrijkste reden is het creëren van een organisatie met slagkracht en een eenduidig doel om duurzame projecten te realiseren. Welke vorm een dergelijk energiebedrijf moet hebben is tot nu toe in het midden gelaten. Dit hoofdstuk beschrijft de inzet van Den Haag. In bijlage 2 is een uitgebreidere beschrijving van de hier beschreven bevindingen opgenomen. Een grootschalige invoering van de opwekking en distributie van duurzame energie wil in Den Haag (maar ook in andere Nederlandse gemeenten) nog niet goed van de grond komen. Er zijn wel veel succesvolle Haagse initiatieven als ‘Vlamloos Spoorwijk’, de zeewaterwarmtewarmte centrale in Duindorp en ‘Aardwarmte Den Haag vof’, maar de grootschalige invoering van duurzame energie in Den Haag is nog ver weg. De verschillende duurzame energie opties hebben ieder hun eigen knelpunten die grootschalige invoering in de weg staan. Algemene knelpunten zijn: • Een brede kennis (organisatorisch, juridisch, technisch, participatie van betrokkenen, etc.) over hoe specifieke duurzame energieprojecten gerealiseerd kunnen worden ontbreekt. Door onvoldoende kennisopbouw en/of versnippering van kennis lopen nieuwe partijen daarom weer tegen dezelfde problemen aan en blijft het moeilijk om van plan naar 50 van 64
•
• •
uitvoering te komen. Er bestaan nog geen partijen die zich echt hard maken voor een grootschalige invoering van duurzame energie projecten in de regio Den Haag. De uitgevoerde demonstratieprojecten hebben niet automatisch geleid tot nieuwe. Een flink aantal duurzame energie opties hebben een terugverdientijd die langer is dan burgers en het bedrijfsleven gewend zijn en/of acceptabel vinden. Er ontbreekt regie op gebied van energie. Kansen worden daarom onvoldoende geïdentificeerd en afgewogen op basis van maatschappelijke bijdrage.
Het ‘Lokaal duurzaam energiebedrijf’ staat enorm in de belangstelling als oplossing van deze knelpunten. In Nederland zijn inmiddels al meer dan 35 initiatieven gestart. Drie vergevorderde initiatieven zijn nader onderzocht. Op basis van gesprekken met één betrokken ambtenaar per gemeente en bestudering van openbaar beschikbare informatie is de onderstaande tabel opgesteld. Omdat de initiatieven nog in ontwikkeling zijn, zijn soms voorlopige inzichten gepresenteerd. Gemeente
Amsterdam
Apeldoorn
Tilburg
Verwachte organisatievorm
Doel
Stimuleren van duurzame Nog niet duidelijk maar energie productie door het zeker geen bedrijf (zoals voeren van regie en in Apeldoorn) faciliteren van partijen. Stimuleren van duurzame Streven is een publieke energie door actieve holding met pps-en per participatie in productie en duurzame energie vorm distributie (alleen voor (zie bijlage B) warmte). Verkoop wordt uitbesteed. Nog niet duidelijk maar Stimuleren van duurzame geen bedrijf. Eerder een energie productie door het service organisatie icm voeren van regie en ‘Het Klimaatschap’, een faciliteren van partijen. Het samenwerkingsverband warmtenet zal verder tussen lokale partijen en verduurzaamd worden. gemeente.
Energievormen Zonnecellen Wind energie WKO
Duurzame energie breed Energiebesparing
WKO Wind energie Biomassa Zonne-energie Energiebesparing
Uit deze inventarisatie blijkt dat de initiatieven allemaal een eigen invulling geven aan het begrip (lokaal) duurzaam energiebedrijf. In Apeldoorn wordt de meest verregaande vorm verkend, waarbij een publieke holding wordt opgericht bestaande uit lokale maatschappelijke organisaties met daaronder publiek private samenwerkingen in de vorm van bv’s. Tilburg en Amsterdam kiezen beide waarschijnlijk voor een wat lichtere vorm. In deze twee gevallen kan feitelijk misschien niet eens gesproken worden van een ‘bedrijf’. 51 van 64
Den Haag heeft al te maken met een aantal initiatieven en bedrijven die zich richten op duurzame energie: Eneco NV, Aardwarmte Den Haag VOF, de zeewaterwarmtecentrale Duindorp, WKO Vlamloos Spoorwijk, Energiek en Meewind. De betrokkenheid van de gemeente Den Haag in deze initiatieven is heel verschillend. De gemeente is samen met andere grote steden ook nog eens gestart met het organiseren van de inkoop van duurzame energie voor lage inkomens. Al deze organisatievormen zijn te zijn in meer of mindere mate te zien als lokaal duurzaam energiebedrijf. Bijvoorbeeld bij Aardwarmte VOF wordt het feit dat de gemeente partner is in de VOF, in plaats van buitenstaander als belangrijke succesfactor genoemd, vanwege de zekerheid die dit andere partners biedt over continuïteit. Naam bedrijf Activiteiten
Betrokkenheid gemeente
Geïntegreerd energiebedrijf gericht op productie, handel, transport en levering van gas, elektriciteit en De gemeente Den Haag is voor 16,55% Eneco NV warmte en bijbehorende diensten. aandeelhouder. Eneco streeft naar een volledig duurzame energievoorziening in 2030. Samenwerkingsverband tussen de Levering van warmte (vanaf 2010) gemeente Den Haag, de energiebedrijven Aardwarmte uit aardwarmte (geothermie) aan E.ON Benelux en Eneco en de Den Haag vof circa 4000 nieuwbouw woningen en woningcorporaties Staedion, Haag 20.000 m2 bedrijfsruimte. Wonen en Vestia. Woningbouwcorporatie Vestia was opdrachtgever voor de ontwikkeling en ZeewaterVerwarming en warm tapwater realisatie van deze centrale. De gemeente warmtecentral bereiding voor 800 woningen Den Haag was mede initiatiefnemer en e Duindorp waarbij warmte uit zeewater wordt heeft 0,5 miljoen Euro subsidie gegeven gebruikt. uit de subsidie Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Verwarming en warm tapwater Woningbouwcorporatie Vestia was bereiding voor 751 woningen opdrachtgever voor ‘Vlamloos WKO waarbij een combinatie van WKO, Spoorwijk’. Vlamloos warmtepompen, zonneboilers en De gemeente heeft in fase 1 en 2 een Spoorwijk een centrale HR+-ketel is gebruikt. financiële bijdrage geleverd uit het ISV. Fase 1 en 2 zijn klaar en fase 3 is Fase 3 is zonder gemeentelijke bijdrage eind 2009 afgerond. tot stand gekomen. Levering van duurzame warmte en koude aan woningen van Staedion. De gemeente is slechts indirect Energiek Energiek is 100% dochter van betrokken. Staedion. Meewind
52 van 64
Meewind is een beleggingsfonds dat investeert in windparken op de Noordzee.
De gemeente Den Haag investeert € 10 mln. in 2 windmolens van elk 4 MW (bij 50% equity/debt)
Naast de reeds bestaande initiatieven zou een lokaal duurzaam energiebedrijf ook nog kunnen investeren in warmtenetten of grootschalig zonnepanelen kunnen inkopen voor Haagse inwoners en bedrijven. Het is niet duidelijk welke (combinatie van) deze initiatieven het beste is voor het realiseren van een klimaatneutrale energiehuishouding. Daar komt het besluit om de haalbaarheid van een duurzaam lokaal energiebedrijf te onderzoeken om de hoek kijken. Naast dit haalbaarheidsonderzoek wil de gemeente experimenteren met verschillende vormen van soortgelijke initiatieven. In welke organisatievorm dan ook, moet een meerjarig daadkrachtig programma ontstaan dat de toepassing van duurzame energie regisseert, stimuleert en projecten initieert en daarbij ook zorg draagt voor kennisoverdracht tussen individuele projecten en deelnemende partijen. Conclusies • Grootschalige invoering van duurzame energie in Den Haag vergt nog een stevige impuls. • • •
Energie produceren is primair een rol van energiebedrijven, al is decentrale opwekking van energie steeds vaker in handen van andere partijen. Een gemeentelijke rol als regisseur is zeer wenselijk. Voor de andere rollen is de noodzaak van inbreng van de gemeente afhankelijk van de specifieke situatie. De gemeente laat onderzoek uitvoeren naar de haalbaarheid van een lokaal duurzaam energiebedrijf en wil experimenteren met verschillende vormen daarvan.
53 van 64
Bijlage 1: Gesprekspartners Onderstaande organisaties hebben middels gesprekken en/of tekstvoorstellen bijgedragen aan de totstandkoming van de Energievisie Den Haag 2040 Eneco Stedin E.ON OM Den Haag Platform Duurzaam Den Haag Ballast Nedam / CNG-net Gemeente Westland Gemeente Apeldoorn Gemeente Tilburg Gemeente Amsterdam Aardwarmte Den Haag Provincie Zuid-Holland Stadsgewest Haaglanden SenterNovem (tegenwoordig Agentschap.nl) Haags Milieucentrum Vestia / Ceres-projecten Staedion HaagWonen Ministerie van Economische Zaken Partners for Innovation Edo Advies RenCom
54 van 64
Bijlage 2: Beantwoording motie “Haags duurzaam energiebedrijf” Ter afdoening van motie rm 2009.141/1 3 d.d. 18 juni 2009 over gemeentelijk energiebeleid heeft het college toegezegd de mogelijkheid van een Haags duurzaam energiebedrijf te onderzoeken en met een voorstel te komen om lokale opwekking en distributie van duurzame energie te stimuleren. In het collegeakkoord 2010-2014 is aangekondigd dat de haalbaarheid wordt onderzocht. In hoofdstuk 5 is al kort op de resultaten ingegaan. Deze bijlage geeft uitgebreide achtergrondinformatie.
Beantwoording van de motie “Naar aanleiding van deze motie zeggen wij toe de mogelijkheid van een Haags duurzaam energiebedrijf te onderzoeken en met een voorstel te komen om lokale opwekking en distributie van duurzame energie te stimuleren. Daarbij zal Eneco worden gevraagd mee te doen aan dit onderzoek. Immers, de gemeente Den Haag is voor 16,55% aandeelhouder van dit bedrijf, dat zich sterk profileert op het gebied van duurzame energie. Dit onderzoek sluit aan bij de reeds geplande uitwerking van de Kadernota “Op weg naar een duurzaam Den Haag” (RIS 165335). De resultaten worden opgenomen in de energievisie Den Haag, die in het najaar van 2009 gereed zal zijn.”
Duurzaam energiebedrijf versus stimulering duurzame energie In het algemeen wordt onder een duurzaam energiebedrijf verstaan: “een bedrijf dat duurzame energieprojecten opzet en met het rendement van het ene project weer nieuwe projecten opzet”. Het gaat dus niet om de duurzaamheid van het bedrijf zelf maar over de duurzaamheid van de door het bedrijf opgewekte energie. De vele initiatieven (inmiddels meer dan 35) die nu in Nederland spelen geven allemaal een andere invulling aan het begrip (lokaal) duurzaam energiebedrijf. Dit kan variëren van een publieke holding met daaronder publiek private samenwerkingen in de vorm van bv’s tot aan een stichting met een duurzaamheids doelstelling. Wat ze allemaal gemeen hebben is de ambitie om meer duurzame energie opgewekt te krijgen. In veel gevallen kan dus feitelijk niet eens gesproken worden van een bedrijf. Om spraakverwarring (en mogelijke associatie met oneerlijke concurrentie) te voorkomen heeft de gemeente Amsterdam er daarom nadrukkelijk voor gekozen om de term “bedrijf” niet te gebruiken. Amsterdam noemt het initiatief om te komen tot meer duurzame energie: “Schaalsprong duurzame energieopwekking”. Onderstaande tabel vat kort de initiatieven samen van de gemeenten Amsterdam, Apeldoorn
55 van 64
en Tilburg. De informatie is gebaseerd op gesprekken met één betrokken ambtenaar per gemeente. Omdat de initiatieven nog in ontwikkeling zijn, zijn soms voorlopige inzichten gepresenteerd. Uit de drie gesprekken kwam naar voren dat een belangrijk algemeen knelpunt is dat kennisopbouw en kennisverspreiding van de invoering van duurzame energie onvoldoende is geweest. De vele reeds uitgevoerde demonstratie projecten hebben wel waardevolle kennis opgeleverd maar deze kennis werd niet meegenomen naar nieuwe projecten. Daarmee hebben de demonstratieprojecten niet een basis kunnen vormen voor een grootschaliger invoering. Een belangrijke reden hiervoor is dat deze projecten veelal op basis van ad-hoc samenwerkingsverbanden zijn uitgevoerd. Na afloop van een project werden deze samenwerkingsverbanden vaak weer opgeheven. Het ontbrak in de drie gemeenten dus aan een organisatievorm die over de projecten heen en gedurende een langere tijd kennis heeft vergaard en weer opnieuw ingezet in nieuwe projecten. Met de nu ontplooide initiatieven moet dit probleem opgelost worden. De kennis waar we het hier over hebben is zeer breed en gaat bijvoorbeeld over: technische, juridische en organisatorische aspecten maar ook over burgerparticipatie en communicatie.
Gemeente
Verwachte organisatievorm
Doel:
Energievormen
Amsterdam
Nog niet duidelijk maar zeker geen bedrijf (zoals in Apeldoorn)
Stimuleren van duurzame energie productie door het voeren van regie en faciliteren van partijen.
Zonnecellen Wind energie WKO
Apeldoorn
Streven is een publieke holding met pps-en per duurzame energie vorm
Stimuleren van Duurzame energie door actieve participatie in productie en distributie (alleen voor warmte). Verkoop wordt uitbesteed.
Alle duurzame energie Energiebesparing
Tilburg
Nog niet duidelijk, maar geen bedrijf. Eerder een service organisatie icm ‘Het Klimaatschap’, een samenwerkingsverband tussen lokale partijen en gemeente.
Stimuleren van duurzame energie productie door het voeren van regie en faciliteren van partijen. Het warmtenet zal verder verduurzaamd worden.
WKO Wind energie Biomassa Zonne-energie Energiebesparing
Op de energiemarkt (elektriciteit, gas en warmte) in Nederland zijn verschillende soorten
56 van 64
spelers actief. Dit zijn producenten van energie, leveranciers van energie, (groot)handelaren in energie, en de netbeheerders. De netbeheerder is als nutsbedrijf verantwoordelijk voor het fysieke transport van elektriciteit en of gas. In Nederland is hij in zijn regio monopolist. Hij moet een door de overheid gereguleerd tarief hanteren, het capaciteitstarief. Daarnaast zijn er nog partijen actief die diensten verlenen, zoals het aanbieden van energiezuinige apparatuur (soms inclusief financiering) en installatie en onderhoud daarvan. De gas-, elektriciteits- warmte- en splitsingswet1 regelen voor een groot gedeelte welke rollen een bedrijf kan en mag spelen op de energiemarkt. De wetten leggen daarbij beperkingen op aan de mate waarin een speler op de Nederlandse energiemarkt op de verschillende gebieden actief kan zijn en welke verantwoordelijkheden daarbij horen. Een lokaal duurzaam energiebedrijf moet zich natuurlijk ook aan deze wetten houden. Een lokaal duurzaam energiebedrijf dat zich op alle gebieden van de Nederlandse energiemarkt richt is voor een deel dus al onmogelijk (distributie van gas en elektriciteit) en zal vanwege de complexe wet- en regelgeving ook moeilijk in te voeren zijn.
(Duurzame) Energiebedrijven in Den Haag Den Haag heeft al een aantal energiebedrijven en -organisaties die zich richten op duurzame energie. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de belangrijkste. Deze worden verder in de tekst nader toegelicht. Naam bedrijf
Activiteiten
Betrokkenheid gemeente
Eneco NV
Geïntegreerd energiebedrijf gericht op productie, handel, transport en levering van gas, elektriciteit en warmte en bijbehorende diensten.
De gemeente Den Haag is voor 16,55% aandeelhouder.
Samenwerkingsverband tussen de Levering van warmte (vanaf 2010) gemeente Den Haag, de Aardwarmte uit aardwarmte (geothermie) aan energiebedrijven E.ON Benelux en Den Haag vof circa 4000 nieuwbouw woningen en Eneco en de woningcorporaties 20.000 m2 bedrijfsruimte. Staedion, Haag Wonen en Vestia. Levering van duurzame warmte en koude aan woningen van Staedion. De gemeente is slechts indirect Energiek Energiek is 100% dochter van betrokken. Staedion. Woningbouwcorporatie Vestia was Zeewaterwarmte Verwarming en warm tapwater opdrachtgever voor de ontwikkeling -centrale bereiding voor 800 woningen en realisatie van deze centrale. De Duindorp waarbij warmte uit zeewater wordt gemeente Den Haag was mede gebruikt. initiatiefnemer en heeft 0,5 miljoen Euro subsidie gegeven uit de
1
Wet Onafhankelijk Netbeheer
57 van 64
Naam bedrijf
Activiteiten
Betrokkenheid gemeente subsidie Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV).
WKO Spoorwijk
Meewind
Verwarming en warm tapwater bereiding voor 751 woningen waarbij een combinatie van WKO, warmtepompen, zonneboilers en een centrale HR+-ketel is gebruikt. Fase 1 en 2 zijn klaar en fase 3 is eind 2009 afgerond.
Woningbouwcorporatie Vestia was opdrachtgever voor ‘Vlamloos Spoorwijk’. De gemeente heeft in fase 1 en 2 een financiële bijdrage geleverd uit het ISV. Fase 3 is zonder gemeentelijke bijdrage tot stand gekomen. De gemeente Den Haag investeert € Meewind is een beleggingsfonds dat 10 mln. in 2 windmolens van elk 4 investeert in windparken op de MW Noordzee. (bij 50% equity/debt)
Eneco NV Eneco is een geïntegreerd energiebedrijf gericht op productie, handel, transport en levering van gas, elektriciteit en warmte en bijbehorende diensten voor twee miljoen zakelijke en huishoudelijke klanten. Eneco behoort tot de top drie van energiebedrijven in Nederland. De aandelen zijn in handen van 61 Nederlandse gemeenten. Eneco is in 1995 ontstaan uit een fusie van de energiebedrijven van Rotterdam, Den Haag en Dordrecht. In de daaropvolgende jaren zijn er dertien regionale energiebedrijven bijgekomen. Eneco richt zich steeds meer op internationale expansie. In België is Eneco een belangrijke duurzame elektriciteitsleverancier, en een top vijf speler in de Belgische zakelijke markt. Daarnaast is Eneco actief in onder meer Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Wereldwijd is Eneco actief in de handel in duurzame energieproducten en CO2-emissies. Eneco heeft stevige ambities op gebied van verduurzaming van de energiehuishouding en zet daar ook al op in. • Eneco streeft naar een volledig duurzame energievoorziening in 2030. • Eneco kiest daarom zoveel mogelijk voor duurzame energiebronnen als wind, water, zon en biomassa, en in de overgangsperiode daarnaast voor elektriciteit uit gascentrales in combinatie met gasopslag. • Eneco’s rol verandert van een traditionele energieleverancier naar energieregisseur: delen van kennis en op die manier stimuleren van de ontwikkeling van duurzame energie. • Door gericht te investeren in projecten – van klein tot groot – en in samenwerking met anderen komen tot innovatieve en duurzame energieoplossingen. Zo kunnen klanten rekenen op een betrouwbare, betaalbare maar ook schone energievoorziening in de toekomst.
58 van 64
•
Eneco wil leidend zijn in de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening, als initiator én participant. Niet boven, maar als onderdeel van de keten. • Eneco wil projecten initiëren, bruggen bouwen tussen al de benodigde partijen, en concrete samenwerkingsverbanden met ze aangaan. De belangrijkste onderdelen van Eneco NV zijn Energiebedrijf Eneco, Stedin en Joulz. Energiebedrijf Eneco Het energiebedrijf Eneco verzorgt de productie, inkoop, handel en levering van energie en installatie bij de klant. Deze kernactiviteiten zijn ondergebracht in vijf businessunits die een sterke strategische relatie hebben. Door middel van internationale expansie wil het energiebedrijf Eneco zijn positie in de gehele energiewaardeketen versterken. Daarbij is Noordwest-Europa het doelgebied. Energiebedrijf Eneco is actief met productie, projecten en leveringsactiviteiten in Nederland en België. In Frankrijk, Engeland en Duitsland zijn allianties gesloten om duurzame projecten te realiseren. Het energiebedrijf Eneco telt 2.666 fte medewerkers (ultimo 2008) en heeft circa twee miljoen klanten. Het hoofdkantoor is gevestigd in Rotterdam. Ambities, doelen en acties Eneco in het kader van lokale duurzame energiebedrijven: • Eneco streeft naar een volledig duurzame energievoorziening in 2030. • Eneco kiest daarom zoveel mogelijk voor duurzame energiebronnen als wind, water, zon en biomassa, en in de overgangsperiode daarnaast voor elektriciteit uit gascentrales in combinatie met gasopslag . • Eneco’s rol verandert van een traditionele energieleverancier naar energieregisseur: delen van kennis en op die manier stimuleren van de ontwikkeling van duurzame energie. Stedin Stedin is per 1 juli 2008 de nieuwe naam van Eneco NetBeheer. Stedin is als netbeheerder verantwoordelijk voor een veilig en betrouwbaar transport van elektriciteit en gas. Stedin zorgt voor het transport van gas en elektriciteit in de Randstad naar bijna twee miljoen particuliere, zakelijke en overheidsklanten. Daarnaast is Stedin als netbeheerder verantwoordelijk voor de aanleg, de uitbreiding en het onderhoud van het transportnet. Stedin is een 100% dochteronderneming van Eneco Holding NV en heeft vestigingen in Rotterdam, Utrecht en Delft. Joulz Joulz, het zelfstandige infrabedrijf van Eneco, heeft jarenlange ervaring in het ontwerpen, aanleggen en onderhouden van betrouwbare en toekomstbestendige energie-infrastructuren én het verhelpen van eventuele storingen in die infrastructuur. Gemeente Den Haag als aandeelhouder van Eneco NV 59 van 64
De gemeente Den Haag is voor 16,55% aandeelhouder van Eneco NV. De gemeente als aandeelhouder van Eneco heeft in die hoedanigheid invloed op de strategische ambities van Eneco ten aanzien van duurzaamheid. Hierdoor kan een vliegwieleffect ontstaan daar waar de lokale ambities van de gemeente Den Haag samenvallen met de ambities van Eneco ten aanzien van duurzaamheid. Samenwerking met Eneco om lokale ambities van de gemeente Den Haag ten aanzien van duurzaamheid te realiseren is overigens ook goed mogelijk zonder het aandeelhouderschap. Samenwerkingsovereenkomsten met betrokken partijen, waaronder de gemeente Den Haag en Eneco, hebben hun waarde in het verleden al bewezen. Gezien Eneco’s ambities en de activiteiten die al ontplooid worden op gebied van verduurzaming van de energiehuishouding, lijken hiervoor in de toekomst ook goede mogelijkheden te bestaan. Aan de andere kant zijn er meerder partijen, ook actief in Den Haag. In het collegeakkoord 2010-2014 is aangekondigd dat Den Haag streeft naar verkoop van de commerciële aandelenportefeuille, zodra de marktomstandigheden gunstig zijn en de andere aandeelhouders deze lijn ondersteunen. Aardwarmte Den Haag vof De gemeente Den Haag, de energiebedrijven Eneco en E.ON Benelux en de woningcorporaties Staedion, Vestia en Haag Wonen realiseren in de komende jaren een duurzaam project waarbij naar diepe aardwarmte wordt geboord, een vorm van schone energie. In de toekomst worden in Den Haag Zuidwest circa 4.000 nieuw te bouwen woningen en 20.000 m2 bedrijfsruimte met aardwarmte verwarmd. Om het project goed uit te voeren, hebben de zes partijen in september 2008 Aardwarmte Den Haag vof opgericht. Eind 2009 kregen de eerste woningen warmte, maar deze warmte werd vooralsnog geleverd door een tijdelijke voorziening. In 2010 heeft de boring succesvol plaatsgevondenIn 2016 zullen alle woningen en bedrijfsruimten op het aardwarmtenet zijn aangesloten. Zeewaterwarmtecentrale Duindorp Op 12 januari 2009 is op spectaculaire wijze de zeewaterwarmtecentrale geopend. Vanaf 2010 zullen 789 nieuwbouwwoningen verwarmd worden door zeewater. De zeewaterwarmtecentrale is de eerste ter wereld en draagt bij aan een duurzaam milieu. In de zeewaterwarmtecentrale wordt warmte voor de woningen onttrokken aan de zee. Het zeewater wordt opgepompt en doorgesluisd naar een warmwatercentrale. In die centrale staat een warmtewisselaar die de warmte van het zeewater afgeeft aan het water in een buizenstelsel dat door Duindorp stroomt en het verwarmt tot 11 ºC. Is het zeewater niet warm genoeg, wat slechts enkele maanden per jaar het geval is, dan levert een grote, centrale warmtepomp de extra benodigde capaciteit aan het distributienet. Daarnaast wordt elke woning voorzien van een individuele warmtepomp, die het water verder verwarmt tot 45 ºC
60 van 64
voor vloerverwarming en gemiddeld 60 ºC voor warm tapwater. WKO Spoorwijk Spoorwijk in Den Haag werd in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw gebouwd. De Gemeente Den Haag koos samen met ontwikkelaar Ceres, in opdracht van Vestia Zuid Oost, en de bewoners voor een grootschalige herstructurering. Het wijkvernieuwingsproject in de Spoorwijk begon in 2002. In de eerste fase sloot Eneco 274 grondgebonden woningen in de wijk aan op een systeem van WKO met individuele elektrische warmtepompen voor ruimteverwarming. Voor de 205 woningen van fase 2, is gekozen voor collectieve warmtepompen voor ruimteverwarming en warm tapwater aangesloten op een collectieve bron. Dit warmtepompsysteem wordt geëxploiteerd door Nuon. De bewoners nemen warmte (en koeling) en warm tapwater af van Nuon en betalen op basis van afgenomen Gigajoules. Voor fase 3 heeft Eneco de duurzame energie-installatie opgeleverd. In de laatste fase van de renovatie van deze Haagse wijk heeft het energiebedrijf 272 koop- en huurappartementen aangesloten op een energiezuinig systeem op basis van warmte- en koudeopslag (WKO), warmtepompen, een Energydak en zonnecollectoren. De WKO en de warmtepompen zorgen voor ruimteverwarming en comfortkoeling van de woningen. Het Energydak wint warmte uit de dakbedekking. Die warmte dient om de aan de bodem onttrokken energie te compenseren en zorgt bovendien voor een hoger rendement van de warmtepomp. De 430 m² aan zonneboilers op het dak zorgen voor een belangrijk deel van het warme tapwater. Daarnaast zijn deze appartementen aangesloten op een centraal ketelhuis waarin HR+-ketels staan voor uitzonderlijke piekbelastingen en als noodvoorziening. Het systeem biedt de bewoners ruimteverwarming, warm tapwater en comfortkoeling. Eneco is investeerder, eigenaar en exploitant van de duurzame energie-installatie die het bedrijf onder de naam Eco Energy aanbiedt. Ten opzichte van een volledig gasgestookte installatie levert deze energie-installatie van Eneco voor de 272 woningen een jaarlijkse vermindering van 144 ton CO2-uitstoot op. Meewind Op 18 december 2008 is de gemeenteraad akkoord gegaan met het “voorstel van het college inzake participatie gemeente Den Haag in beleggingsfonds Meewind” (RIS 159470). De gemeente Den Haag investeert in 2 windmolens van elk 4 MW (kosten € 10 mln. per molen x 0,5 bij 50% equity/debt) waarmee ruim 8000 huishoudens van elektriciteit kunnen worden voorzien. Dat levert ongeveer een besparing op van 11 kiloton CO2 per jaar. Met de investering in MEEWIND wordt dus 0,5% van de CO2- klimaatdoelstelling voor 2020 van de gemeente Den Haag gerealiseerd (30% reductie van CO2 in 2020). 61 van 64
Builddesk model ‘Lokaal Duurzaam Energie Bedrijf’ Builddesk heeft een organisatie vorm ontwikkeld voor een Lokaal energiebedrijf. De organisatie bestaat uit een holding, waarin uitsluitend publieke organisaties deelnemen. Dat zijn lokale overheden, waterschappen, (woningcorporaties), etc. Alle deelnemers brengen waarde in, zoals kennis van vergunningverlening, mankracht, kennis van planvorming, budget, grondposities, etc. Onder deze holding worden bv’s opgezet voor de verschillende vormen van duurzame energieopwekking. De bv’s zijn publiek private samenwerkingen, waarin onder andere bedrijven kunnen participeren. Onderstaand de voorgestelde structuur voor het Duurzame Energiebedrijf Apeldoorn.
Een belangrijk voordeel van bovenstaande opzet is de constante factor die de publieke holding biedt. Het is een organisatie die zich op een bedrijfsmatige wijze helemaal inzet voor het realiseren van duurzame energie en in sommige gevallen ook energiebesparing maar daarbij wel maatschappelijke doelen nastreeft. Daarnaast wordt via de holding budget van rendabele investeringen (bv’s) overgeheveld naar minder rendabele. Daardoor kunnen ook vormen van duurzame energie worden ontwikkeld die (nog) niet rendabel zijn. Nadeel is de zorg die moet worden besteed aan de organisatievorm en de vele wettelijke eisen (mogelijke marktverstoring, naleven van gas- en elektriciteitswet, etc). Een aspect dat als nadeel of als voordeel kan worden gezien, is de afstand die wordt gecreëerd tot de politiek. Nadeel is dat de politiek minder invloed heeft maar voordeel is dat het lokale energiebedrijf minder onderhevig is aan wisselingen in bestuursorganen. Daarmee wordt de veelgehoorde klacht over de onvoorspelbare of onbetrouwbare overheid weggenomen. 62 van 64
Bijlage 3: Aannames potentieel opwekkingsopties Aannames voor het totaal potentieel van de diverse opwekkingsopties, zoals weergegeven in paragraaf 3.12 van de energievisie. Totale warmte elektriciteitsvraag
en Voor 2040 is in hoofdstuk 2 een aanname gedaan op basis van landelijke scenario’s. 2009 is bepaald met behulp van kentallen.
Overige warmte van Warmte van buiten de stad is de sluitpost waarmee de Haagse buiten de stad bronnen worden aangevuld tot de totale warmtevraag gedekt is. Groen gas van buiten Landelijke aannames zeggen dat maximaal 8% van het aardgas de stad. door groen gas kan worden vervangen. 8% van de warmte van buiten de stad is daarmee duurzaam. WKO
Onderzoek door IF-technology in 2010 laat zien dat in Den Haag de bodem bijzonder geschikt is voor WKO. Zij schatten dat 300kton CO2 kan worden vermeden met behulp van WKO. In deze energievisie wordt een iets terughoudender getal gehanteerd, omdat WKO aanpassingen aan woningen vereist.
Biomassavergisting
Dit getal komt overeen met 1.8 miljoen m3 biogas. Op basis van concept verkenning biogasproductie Houtrust is regionaal voldoende biomassa geschikt voor 4 miljoen m3 groen gas (aardgaskwaliteit). Dit potentieel is door 3 gedeeld omdat het een regionale installatie zou worden waar ook andere afnemers zijn.. Mogelijk wordt dit groen gas in mobiliteit ingezet, waardoor het niet meetelt voor de warmteproductie. Nog in 2010 wordt een meer gedetailleerd onderzoek uitgevoerd door Partners for innovation.
Bio-WKK
Op basis van 65.000 ton organisch afval, 15 GJ per ton biomassa, 50% thermisch rendement, 35% elektrisch rendement (behoudende inschatting).
Geothermie
Op basis van 2 extra bronnen met per stuk een vijfvoud van de capaciteit van de huidige bron.
Aardas HRe
3.000 woningen, 40GJoule thermisch per woning en 8 G Joule elektrisch per jaar. (beide getallen zeer ruwe schattingen, zeer afhankelijk van ontwikkeling techniek en warmtevraag woningen)
Restwarmte
Huidige hoeveelheid restwarmte en het potentieel is geheel onbekend. 0,1 PJ is een eerste inschatting. Indien warmtelevering uit de AVR Rozenburg gaat plaatsvinden: 1,5 PJ, waarvan 0,75 PJ klimaatneutraal (organische fractie).
Zonneboilers
10.000 woningen maal 5GJ per woning
63 van 64
Zeewaterwarmte Duurzame elektriciteit Aanname dat nationaal 50 % van de elektriciteit duurzaam wordt van buiten de stad opgewekt. Overige elektriciteit Sluitpost, samen met duurzame elektriciteit van buiten de stad. van buiten de stad Haagse wind op zee
Bij positieve evaluatie van de Meewindinvestering. 20 maal herhalen van huidige investering levert 200 MW.
Zonnecellen
Op basis van 5,2 miljoen m2 geschikt dak, waarvan 30% daadwerkelijk wordt benut. 120 kWh opbrengst per jaar per vierkante meter.
Kleinschalige wind in 600 molens van 2,5 kW. de stad Grootschalige wind in Uitgaande van plaatsing op tijdelijk vrijliggende grond met in de stad totaal drie middelgrote molens: 5 MW vermogen Overige energie uit zee Opgenomen, omdat hier veelbelovende innovaties zijn. Potentieel nog op 0 gezet omdat dit erg onvoorspelbaar is.
64 van 64