RIS180175i_26-APR-2011
Energievisie Den Haag 2040
1
Inleiding/Doel In het coalitieakkoord 2010-2014 is de volgende doelstelling opgenomen: “Deze coalitie heeft de ambitie dat Den Haag in 2040 klimaatneutraal is.” Bovendien heeft de energievisie het doel dat de energievoorziening betrouwbaar, betaalbaar en duurzaam is. De energievisie beschrijft de speerpunten in het beleid die moeten leiden tot een energiehuishouding die past bij een dergelijke doelstelling. In bijlage 1 is een uitgebreide onderbouwing opgenomen.
Den Haag klimaatneutraal in 2040 Doelstelling Een klimaatneutrale stad is geen kleine opgave. Bij het opwekken van energie die in Den Haag wordt gebruikt komt netto geen CO2 vrij. Concreet betekent dit dat in de stad geen aardgas wordt verstookt om warmte te maken. Er wordt alleen duurzame elektriciteit gebruikt. (opgewekt binnen of buiten de stad). Het compenseren van CO2 uitstoot door duurzaamheidsprojecten te financieren die verder geen relatie met Den Haag hebben hoort niet bij het beeld dat dit College heeft van een klimaatneutrale stad.
Energiegebruik Naar verwachting zal in 2040 in Den Haag 13 PetaJoule (PJ)1 warmte en 6PJ elektriciteit worden gebruikt. Het energiegebruik voor koeling is moeilijk in te schatten. Het energiegebruik van Den Haag zal veel hoger liggen dan bovenstaande getallen als niet op energiebesparing wordt ingezet.
Infrastructuur Elektriciteitsnet Het elektriciteitsnet zal niet veel veranderen, maar moet kunnen omgaan met grootschalig terugleveren van energie en met meer pieken in de elektriciteitsvraag. Warmtenet Warmte zal niet worden opgewekt in het gebouw dat moet worden verwarmd, maar op een centrale plek in de wijk, stad of regio. Om de warmte te transporteren is een fijnmazig warmtenet nodig. Dit kan een net zijn dat lijkt op het huidige stadsverwarmingsnet met daaraan een klein aantal grote warmtebronnen, zoals geothermie of een afvalverbrandingsinstallatie. Het kan ook bestaan uit meerdere netten op wijk of buurtniveau, gevoed met een warmtebron in de wijk, zoals een warmte-koudeopslagsysteem. Het aanleggen van een warmte-infrastructuur is een voorwaarde voor het klimaatneutraal maken van Den Haag.
1
PetaJoule= 1015 Joule. Eenheid van Energie. Nederland gebruikt ongeveer 3.000 PJ aan warmte en elektriciteit.
2
Potentieel van duurzame bronnen Uit de onderbouwing blijkt welke duurzame energiebronnen de grootste bijdrage kunnen leveren in 2040, dat energiebesparing onmisbaar is en dat distributie van warmte noodzakelijk is om Den Haag klimaatneutraal te maken. Daaruit volgen zeven speerpunten van het Haagse Energie- en klimaatbeleid. Naast deze speerpunten worden twee ondersteunende acties genomen: een haalbaarheidsonderzoek van een lokaal duurzaam energiebedrijf en kennisontwikkeling. Onderstaande grafieken laten zien welk deel van de warmterespectievelijk elektriciteitsvoorziening de speerpunten kunnen leveren.
Haagse warmteopwekking 2040 (PJ) Restwarmte; 1,5
Groen gas van buiten de stad; 0,85
Geothermie; 1,5
Biomassavergisting; 0,6 BioWKK; 0,5 Overige bronnen; 0,2
Toekomstige innovatie; 3,5
WKO; 4
Haagse elektriciteitsopwekking 2040 (PJ) Overige bronnen; 0,05
Toekomstige Innovatie; 2,24
BioWKK; 0,36
Haagse wind op zee; 0,72
Zonnecellen; 0,75 Duurzame elektriciteit van buiten de stad; 2,24
3
Speerpunten De gemeente zet in op zeven speerpunten die in dit hoofdstuk worden toegelicht. Het zijn de opwekkingsbronnen met het grootste potentieel, energiebesparing en de warmte-infrastructuur die noodzakelijk is om een klimaatneutraal Den Haag te realiseren. 1. Energiebesparing 2. Warmte-Koude opslag 3. Zonne-energie 4. Windenergie 5. Geothermie 6. Uitbreiding warmtenetten 7. Biomassa De speerpunten leiden tot acties van de gemeente, veelal samen met inwoners en andere partijen die in Den Haag actief zijn. De gemeente maakt een afweging welke middelen voor welke acties binnen de speerpunten worden ingezet. Daarbij neemt de gemeente mee of acties noodzakelijk zijn om doelstellingen te halen. Bij de inzet van middelen is één van de factoren het effect van de maatregel per Euro op het doelbereik. Bij veel maatregelen zijn andere partijen dan de gemeente betrokken, die ook investeren. Als een relatief kleine bijdrage van de gemeente kan leiden tot realisatie van een groot project, is de kosteneffectiviteit groot. Daarnaast zijn acties mogelijk die een rendabele investering zijn, met name bij energiebesparing en windenergie. Voor het behalen van de duurzaamheidsdoelstellingen zijn dan geen duurzaamheidsmiddelen nodig. Als laatste is bij sommige speerpunten geen financiële bijdrage van de gemeente nodig, omdat projecten voor marktpartijen al rendabel zijn. De gemeente kan daar wel een belangrijke rol hebben, bijvoorbeeld door partijen bij elkaar te brengen en door ruimte in de stad in te plannen.
Speerpunt 1: Energiebesparing Onderstaande grafieken geven de verwachte ontwikkeling van het energiegebruik in Den Haag weer. De bovenste lijn in beide grafieken geeft aan wat er gebeurt als energiebesparing niet wordt gestimuleerd. De onderste lijn laat zien wat het energiegebruik wordt, als een stevig besparingsbeleid wordt ingezet. De onderbouwing in bijlage 1 laat zien dat het ondoenlijk is om de hoeveelheid energie die zonder energiebesparing nodig is, duurzaam op te wekken. De doelstelling om energiegebruik betaalbaar te houden is ook niet haalbaar als steeds meer energie wordt gebruikt. De verwachte gestage stijging van de prijs en een eventuele stijging van het verbruik versterken elkaar in de energierekening. Het achterwege laten van besparingsmaatregelen zal steeds vaker gelijk zijn aan het verspillen van geld. Kortom, energiebesparing is het belangrijkste speerpunt van het energie- en klimaatbeleid. Het klimaatplan geeft een uitgebreide beschrijving van het Haagse beleid om energiebesparing te realiseren.
4
Elektriciteitsgebruik Den Haag
Warm tevraag Den Haag 25
20
20 Warmtevraag in PJ
Elektriciteitsgebruik in PJ
25
15
10
5
15 10 5 0
0 2000
2010
2020
2030
2040
2000
2010
Jaartal Totaal met energiebesparing
Totaal zonder energiebesparing
2020
2030
2040
Jaartal Totaal met energiebesparing
Totaal zonder energiebesparing
Speerpunt 2: Warmte Koude opslag Warmte-koude opslag (WKO) heeft in Den Haag een groot potentieel. De bodem is in bijna heel Den Haag geschikt. In nieuwbouwprojecten is WKO al gebruikelijk, zeker bij kantoorpanden. De gemeente zal vooral de ruimtelijke planning van de ondergrond doen, zodat verschillende projecten elkaar niet in de weg zitten. In 2010 is een aantal kansen geïdentificeerd waar de gemeente het voortouw zal nemen. Zo wordt de haalbaarheid van een groot gezamenlijk warmte en koudesysteem in het centrum onderzocht, waarmee in het centrum de capaciteit efficiënter wordt benut. Ook wordt een concreet project opgezet waarin een combinatie tussen bodemsanering en WKO wordt toegepast.
Speerpunt 3: Zonne-energie Elektriciteitsopwekking met zonnepanelen De prijs van zonnepanelen zal rond 2020 zover dalen dat de opgewekte elektriciteit even duur is als elektriciteit uit fossiele brandstoffen. De belangrijkste beperking voor zonnepanelen is dan de beschikbare ruimte. Op basis van het dakoppervlak in Den Haag is de verwachting dat ongeveer 15% van de elektriciteit hiermee kan worden opgewekt. De drempels die moeten worden weggenomen is de onbekendheid van (lokale) installateurs met het plaatsen van zonnepanelen en de complexiteit van het proces die eindgebruikers ervaren. Den Haag richt zich op het wegnemen van die drempels door de komende jaren de plaatsing van zonnepanelen financiëel te stimuleren. Daarnaast wordt technische ondersteuning en advies geboden aan inwoners en bedrijven, zodat deze met vertrouwen zonnepanelen kunnen plaatsen.
Speerpunt 4: Wind (op land en op zee) Eén grote windturbine op land kan voldoende elektriciteit leveren voor meer dan duizend huishoudens. Eén windmolen op zee levert elektriciteit voor 3.000 huishoudens. In de toekomst zullen de vermogens toenemen. Investeringen in windmolens zijn onder de huidige omstandigheden al rendabel. In Den Haag is echter zeer beperkt ruimte voor grote windmolens. In het coalitieakkoord is opgenomen dat het college ruimte ziet voor realisatie door private partijen van tijdelijke windmolens in de A4-zone. Het is denkbaar dat zich soortgelijke mogelijkheden elders ook voordoen, maar ruimte blijft een beperkende factor.
5
Wind op zee heeft daarentegen een groot potentieel. Den Haag heeft nu al geïnvesteerd in het windpark voor de kust van Zeebrugge. Die investering is rendabel. Als er gemeentemiddelen beschikbaar zijn om te investeren, is wind op zee een goed optie.
Speerpunt 5: Geothermie Den Haag ligt gunstig voor toepassing van geothermie. Relatief dicht aan de oppervlakte (2 kilometer diepte) is een zandlaag die warm water bevat. Het huidige project kan opvolging krijgen van een diepere boring (4 kilometer diepte), die het stadsverwarmingsnet van duurzame warmte kan voorzien. Een dergelijk project lijkt rendabel zonder overheidsbijdrage. Voor 2040 kan rekening worden gehouden met voldoende warmte voor 60.000 woningen. De rol van de gemeente kan beperkt blijven tot een coördinerende. Er is een sterke samenhang met de uitbreiding van warmtenetten, omdat zonder warmtenet de warmte niet benut kan worden.
Speerpunt 6: Uitbreiding warmtenetten De doelstelling om Den Haag klimaatneutraal te maken betekent dat gebouwen niet meer met aardgas worden verwarmd. Er is dan een andere manier nodig om warmte aan te leveren. Dat kan een warmtenet op wijk of buurtniveau zijn, gekoppeld aan een warmtebron in de wijk. In Den Haag zal een groot deel van de warmte worden geleverd door centrale warmtebronnen op stad of regioniveau, bijvoorbeeld geothermie, energiecentrales op biomassa (bio-WKK) of afvalverbranding. Om deze warmte te benutten, moet het stadsverwarmingsnet worden uitgebreid. Bij grote bouwprojecten in de stad moet worden overwogen of er een gunstige businesscase voor uitbreiding van het stadsverwarmingsnet is. De gemeente coördineert bij dit soort projecten tussen de betrokken partijen en neemt zonodig het voortouw. De gemeente hecht extra belang aan projecten die een bruggenhoofd vormen naar gebieden die in een later stadium ook kunnen worden aangesloten. Het stadsverwarmingsnet moet ook worden uitgebreid naar bestaande bouw. Dit is een veel grotere opgave dan bij nieuwbouw, omdat het gaat om vervanging van bestaande installaties en aanleg van infrastructuur onder reeds bestaande straten. Omdat dit een grotere opgave is, zal de gemeente naast de voortrekkersrol ook een financiële bijdrage overwegen.
Speerpunt 7: Biomassa Ongeveer 10% van alle benodigde warmte en elektriciteit kan worden gewonnen uit biomassa. Het gaat dan bijvoorbeeld om GFT, rioolslib, kroos, snoeihout, voedselresten uit kantines en resten uit productieprocessen van voedsel. Met een biomassavergistingsinstallatie kan energie uit biomassa worden gewonnen, terwijl de voedingsstoffen in de vorm van compost vrijkomt. Een dergelijke centrale is rendabel als hij grootschalig is. Daarom zet Den Haag samen met Stadsgewest Haaglanden en Provincie Zuid-Holland in op het realiseren van een regionale biomassavergister.
Kennisopbouw Naast de 7 speerpunten is het belangrijk om als gemeente kennis te vergaren over allerlei vormen van duurzame energie, economische aspecten, instrumenten om energie te beïnvloeden en landelijke ontwikkelingen in beleid. Het klimaatcentrum, ofwel het innovatief duurzaamheidscentrum kan een rol spelen als kenniscentrum.
6
Lokaal duurzaam energiebedrijf In het coalitieakkoord is aangekondigd dat de gemeente het initiatief neemt om de haalbaarheid van een duurzaam energiebedrijf te onderzoeken. Een lokaal duurzaam energiebedrijf is een organisatie die geheel gericht is op het realiseren van duurzame energieprojecten. Een dergelijk bedrijf heeft slagkracht om meerdere grote projecten te realiseren en zal een deel van de opbrengsten van rendabele projecten investeren in minder rendabele projecten. Omdat de term lokaal duurzaam energiebedrijf een verzamelterm is voor veel verschillende organisatievormen is een concrete keuze gemaakt voor een haalbaarheidsonderzoek dat in ieder geval de volgende opties onderzoekt: – Uitbreiden Aardwarmte Den Haag VOF, – Haalbaarheidsonderzoek WKO-ringleiding in centrum, – Investeringsmaatschappij warmtenet, – Regionale biovergistingsinstallatie.
7
Bijlage 1: Onderbouwing Energievisie Den Haag 2040
April 2011
Inhoudsopgave Inleiding 1.1. Hoofdvraag Afbakening 1.2. 1.3. Beleidsdoel 1.4. Speerpunten, uitvoering en financiën 2. Toekomstbeeld “energiegebruik en -besparing in 2040” 2.1. Aannames 2.2. Huidige energievraag in Den Haag Visie op de energievraag in 2040 2.3. 2.4. Visie op de warmte- en koude-infrastructuur in 2040 Noodzaak van energiebesparing 2.5. 3. Bronnen van energie 3.1. Biomassa 3.2. Geothermie 3.3. Warmte/koude opslag 3.4. Zeewaterwarmte en -koude 3.5. Zonne-energie (warmte en elektriciteit) 3.6. Restwarmte 3.7. Aardgas 3.8. Overige fossiele bronnen 3.9. Wind 3.10. Energie uit zee (golf, getijde, osmose) 3.11. Totaal potentieel duurzame energie 3.12. Conclusie energieopwekking 3.13. Speerpunten energiehuishouding 4. Gebiedsgericht energiebeleid 5. Invloed 5.1. Partijen met invloed op de energiehuishouding Analyse van invulling van rollen 5.2. 5.3. Invloed van de gemeente 5.4 Haags duurzaam energiebedrijf Bijlage 1: Gesprekspartners Bijlage 2: Aannames potentieel opwekkingsopties
3 3 3 4 5 6 6 7 7 9 12 14 14 16 17 18 19 20 21 22 22 23 24 25 26 27 31 31 32 34 35 39 41
2
Inleiding Energie is het centrale thema van duurzame ontwikkeling. De energievisie Den Haag 2040 heeft het doel om voor Den Haag richting te geven aan het energiebeleid. Het gaat dan specifiek om beantwoording van de vragen hoe de Haagse energievoorziening (opwekking en distributie) eruit moet gaan zien en wat de gemeente kan doen om dat te bewerkstelligen. De energievisie sluit aan en bouwt voort op de kadernota “Op weg naar een duurzaam Den Haag” en de daarin aangekondigde programma’s, zoals het klimaatprogramma en het plan van aanpak verduurzaming bestaande bouw.
1.1.
Hoofdvraag
De onderbouwing van de energievisie geeft een globaal antwoord op de vraag: ”Hoe ziet een wenselijke toekomstige energievoorziening in Den Haag er uit en wat kan de gemeente doen om dat te bewerkstelligen?”
1.2.
Afbakening
Energie heeft raakvlakken met alle aspecten van de samenleving. De energievisie Den Haag beperkt zich zoveel mogelijk tot de fysieke werkelijkheid van energiesystemen: de opwekking van energie (bronnen) en de distributie van energie (infrastructuur). We hebben het hier dus over opwekking en distributie van elektriciteit, gas, warmte en koude voor toepassing in de gebouwde omgeving. Energie voor mobiliteit valt hier buiten. Natuurlijk hangt de hoeveelheid energie die moet worden opgewekt en gedistribueerd af van de hoeveelheid energie die eindgebruikers nodig hebben, ofwel de energievraag. Het belang van het verminderen van de energievraag (energiebesparing) wordt in deze energievisie verder onderbouwd. De energievisie is daarbij afgestemd op ander Haags beleid die de vraag naar energie moet verminderen, zoals de programma’s: het klimaatplan, het uitvoeringsplan "bestaande woningen: duurzame woningen!" en het programma duurzame stedelijke ontwikkeling. In de energievisie zelf worden geen nieuwe voorstellen gedaan voor besparingsbeleid. Over de uitkomsten van het besparingsbeleid worden in de energievisie wel aannames gedaan. Zo zal bijvoorbeeld, indien de overgang naar meer elektrisch vervoer zich voordoet, de vraag naar elektriciteit flink doen toenemen en de vraag naar benzine en Diesel doen afnemen. Daarnaast kunnen in dat geval elektrische auto’s ook als opslagsysteem van opgewekte elektriciteit (thuis of ’s nachts met windmolens) fungeren. Het beleid dat sturing geeft aan mobiliteit wordt opgesteld in het plan van aanpak verduurzaming mobiliteit en in de Haagse nota mobiliteit.
3
Onder andere in de kadernota ‘Op weg naar een duurzaam Den Haag’ zijn diverse Haagse uitvoerings- en beleidsplannen aangekondigd. Voor de energievisie zijn de belangrijkste: Masterplannen per ontwikkelgebied Uitvoeringsplan Klimaatneutrale stad Beleidskader Gescheiden Afvalinzameling Plan Duurzame Stedenbouw Het uitvoeringsplan "bestaande woningen: duurzame woningen!" Plan van Aanpak Duurzaam Wegverkeer Klimaatprogramma Kantorenstrategie Den Haag 2030 Woonvisie. Daarnaast is de structuurvisie zeer relevant. Structuurvisie voor Den Haag 2020, Agenda voor de Haagse Verdichting.
1.3.
Beleidsdoel
Beslissingen die de gemeente neemt over de energiehuishouding staan in het teken van het beleidsdoel: “De energievoorziening van Den Haag in 2040 is betrouwbaar, duurzaam en betaalbaar.”
Betrouwbaar
Inwoners en bedrijven van Den Haag worden, net als nu, nauwelijks geconfronteerd met uitval van de energievoorziening. Het percentage uitval van de energievoorziening ligt op het huidige niveau. Bij uitval moeten vitale functies, zoals drinkwaterzuivering, ziekenhuizen, waterbeheersing etc. worden voorzien van energie. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt nu bij de afzonderlijke organisaties. De gemeente maakt hier geen extra beleid. Wel zorgt de gemeente dat dit voor openbare verlichting en verkeersinstallaties goed is geregeld.
Duurzaam De energievoorziening duurzamer maken draait in de eerste plaats om het klimaat. In het klimaatplan van Den Haag wordt de urgentie nader toegelicht. Voor de energievisie is het voldoende op te merken dat Den Haag als wereldstad aan zee het goede voorbeeld moet geven op het gebied van klimaatbeleid. Een wereldstad helpt mee wereldwijde problemen op te lossen. Een stad aan zee is zich net iets meer bewust van de urgentie van het klimaatprobleem. Overigens blijkt uit deze energievisie dat de ligging aan zee ook de mogelijke voordelen biedt, zoals verkoeling in een opwarmend klimaat en als bron van energie voor het verwarmen en koelen van gebouwen. Daarom de onderstaande doelstellingen: Den Haag sluit aan bij de doelstellingen van het klimaatakkoord Gemeenten en Rijk2. De doelstelling voor 2020 is 30% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1990, 20% energiebesparing en 20% opwekking van duurzame energie. Dit sluit tevens goed aan bij het Convenant of Mayors waarin de doelstelling van 20% minder CO2-uitstoot ten 2
Klimaatakkoord gemeenten en Rijk 2007-2011
4
opzichte van 1990, 20% energiebesparing en 20% opwekking van duurzame energie opgenomen zijn3. In 2040 is de stad Den Haag klimaatneutraal. Deze doelstelling is opgenomen in het coalitieakkoord 2010-2014 “Aan de slag!”. Het is een aanscherping van de doelstelling uit het milieubeleidsplan Den Haag 2001-2005 en de Nota “Tien voor Milieu/Contourennota voor milieubeleid 2006-2010”, waarin 2050 als streefjaar was opgenomen. Overlast in de vorm van geluid, stank, uitstoot, aanzicht en luchtkwaliteit wordt geminimaliseerd. De Haagse energievoorziening is en blijft veilig. De Haagse energievoorziening minimaliseert de nadelige gevolgen voor ecologie en milieu in Nederland of andere landen en maximaliseert eventuele positieve gevolgen.
Betaalbaar
Energiekosten vormen geen onevenredig deel van het budget van inwoners en bedrijven in Den Haag. Energiekosten van burgers met een laag inkomen krijgen speciale aandacht. Specifiek voor warmtelevering vindt de gemeente dat transparantie van de prijsopbouw belangrijk is. De gemeente streeft na dat duurzame warmte goedkoper is dan warmte uit fossiele brandstoffen. De nieuwe warmtewet stelt hiervoor nieuwe regels op. De Haagse energievoorziening is niet overgevoelig voor prijsschommelingen van één enkele brandstofsoort. Belangrijk is dat er een level playing field wordt gecreëerd, waardoor duurzame energie en energiebesparing financieel even aantrekkelijk worden als fossiele energie. De rijksoverheid heeft hier het meeste invloed op. De gemeente kan invloed uitoefenen op de prijs van lokale bronnen en infrastructuur. Inzicht in kostenontwikkeling en verdeling van kosten en opbrengsten tussen partijen is nodig voor een goed onderbouwd energiebeleid.
1.4.
Speerpunten, uitvoering en financiën
Deze energievisie is de onderbouwing van de keuze voor een zevental speerpunten. Uitvoering van acties binnen deze speerpunten wordt opgepakt in diverse uitvoeringsprogramma’s die zijn aangekondigd in de kadernota “Op weg naar een duurzaam Den Haag”. Het klimaatplan dat gelijktijdig met deze energievisie verschijnt, bevat het merendeel van deze acties.
3
Dit convenant is door Den Haag ondertekend, zie ook http://www.eumayors.eu
5
2. Toekomstbeeld “energiegebruik en -besparing in 2040” Om iets te kunnen zeggen over de toekomstige energievoorziening, is het nodig om een beeld te hebben van Den Haag in 2040. De toekomst is niet te voorspellen, maar een schets op basis van huidige kennis is wel te maken. De toekomstige energiehuishouding in Den Haag wordt deels beïnvloed door landelijke en internationale ontwikkelingen, zoals economische groei en (inter)nationaal milieu- en klimaat beleid en deels door ontwikkelingen die specifiek zijn voor Den Haag, zoals groei van het aantal inwoners en groei in specifieke economische sectoren. Het toekomstbeeld in dit hoofdstuk schetst een energiehuishouding dat past bij de Haagse doelstellingen. Deze energievisie schetst ook hoe Den Haag kan sturen naar dit toekomstbeeld. Om in 2040 geheel klimaatneutraal te zijn worden is Den Haag voor een deel afhankelijk van innovaties en ontwikkelingen die nu nog niet voorspelbaar zijn. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om te suggereren dat een wetenschappelijke scenarioanalyse is uitgevoerd naar de meest waarschijnlijke toekomst. Wel is het beeld gebaseerd op gangbare scenario’s en toekomstbeelden4. Daarnaast is voor de kortere termijn, 2020, uitgegaan van de ontwikkelingen zoals geschetst in de “Structuurvisie Den Haag 2020”5. Het toekomstbeeld geeft houvast bij het kiezen van speerpunten voor de korte termijn. Het helpt bij het stellen van de vragen die we moeten beantwoorden om op de middellange en lange termijn de juiste keuzes te kunnen maken. Ook worden kritische succesfactoren geïdentificeerd.
2.1.
Aannames
In deze energievisie worden de onderstaande aannames gehanteerd: Algemeen Fossiele brandstoffen blijven nog jaren dominant. Wel zullen de kosten ervan stijgen en zullen grote prijsschommelingen optreden als gevolg van een beperktere beschikbaarheid. De Nederlandse gasvoorraden raken tussen 2040 en 2050 op. Wereldwijd blijft gas tot 2080 beschikbaar. De prijs van gas zal stijgen. Het gebruik van elektrische apparaten neemt toe. Individuele apparaten worden zuiniger. Het klimaat wordt warmer, regenbuien worden extremer en de overheersende windrichting verandert. De vraag naar en de prijs van biomassa stijgt. Als waterstof als energiedrager een grote rol krijgt, is dat als brandstof in de mobiliteit. Nieuwe technologieën voor energieopwekking zijn mogelijk wel beschikbaar. Het is niet 4 -World Energy Outlook 2008, IEA, 2008 -Shell energy scenarios to 2050, Shell International BV, 2008 -Green4Sure; Het groene energieplan voor Nederland in 2030, milieu- en vakbeweging, 2007 -Beelden van de elektriciteitsvoorziening in 2050, energierapport 2008, Ministerie EZ, 2008 -Welvaart en Leefomgeving, een scenariostudie voor Nederland in 2040, CPB/MNP/RP, 2006 5 Wéreld stad aan zee: Structuurvisie voor Den Haag 2020, Den Haag, 28 juni 2005
6
mogelijk om in deze energievisie daarop vooruit te lopen. Energie uit kernfusie is in 2040 nog niet beschikbaar.
Den Haag Den Haag blijft een stad met relatief weinig industrie. Wonen, mobiliteit, recreëren en diensten vormen de belangrijkste economische activiteiten. Het energieverbruik van de industrie is ongeveer 25% van het totale energieverbruik van Den Haag. Tot in 2020 stijgt het aantal arbeidsplaatsen van 218.000 naar 250.000. Het aantal inwoners stijgt van 470.000 naar 515.000 in 2020. Huishoudens bestaan in 2020 gemiddeld uit 1,9 persoon (op dit moment is dat 2,04) De stedelijke verdichting is verder doorgezet. In 2040 bestaat het merendeel van de vooroorlogse gebouwen nog. Kenmerkend is een
grote warmtevraag. Deze zal door renovaties zijn verminderd met ongeveer 30%. De meeste woningen uit de bouwtijd 1945 tot 2000 zijn vervangen of grondig gerenoveerd. Vanaf 2020 wordt uitsluitend klimaatneutraal gebouwd.
2.2.
Huidige energievraag in Den Haag
De huidige vraag naar energie in Den Haag is niet exact bekend. Wel zijn er schattingen van het totale gas- en elektraverbruik6. Onderstaande tabel geeft de elektriciteit- en gasvraag voor de sectoren wonen, kantoren en overige bedrijven. Mobiliteit valt buiten de afbakening van deze energievisie, maar is voor de volledigheid opgenomen. Het plan “Bestaande woningen: duurzame woningen” bevat een analyse van het energiegebruik van woningen van diverse typen en bouwjaren. Schatting gebruik in Den Haag (2008) Wonen
gas (miljoen m3)
elektra (GWh)
CO2 (kton)
279
774
908
Kantoren
134
600
587
Overige bedrijven
138
530
630
Mobiliteit
-
-
545
Totaal
551
1.904
2.670
2.3.
Visie op de energievraag in 2040
De onderstaande visie beschrijft een energiehuishouding die op basis van huidige technieken haalbaar lijkt. Den Haag wil er aan werken om deze energiehuishouding te realiseren
Warm water, verwarming en koeling van ruimtes Vraag naar warmte en koude Ongeveer 40% van het totale energiegebruik wordt ingezet voor verwarming van gebouwen. De vraag naar gemak en comfort stijgt. Er is meer behoefte aan woon- en werkruimtes op de juiste temperatuur (koude en warmte). 6
Tauw, CO2-analyse, 9 oktober 2009
7
Er komen meer huishoudens en huishoudens worden kleiner. De vraag naar warm water en het bijbehorende energiegebruik stijgt daarom geleidelijk. Energiebesparing in de bestaande woningvoorraad zorgt ervoor dat de warmtevraag afneemt. Voor naoorlogse wijken is de warmtevraag in 2040 met 60% gedaald. In vooroorlogse wijken is dat 30%. Er is een stijgende behoefte aan koeling in woningen. Onder invloed van verduurzaming van nieuwbouw zal in woningen gebouwd na 2015 een minieme vraag naar warmte zijn. Woningen worden verwarmd met zonneboilers in combinatie met warmtepompen. Door slimme bouw is er geen behoefte aan koeling. Dit laatste is een kritische succesfactor. Als slim bouwen niet doorzet, zal infrastructuur voor het leveren van koude aan woningen nodig zijn. In kantoren en bedrijfsgebouwen zal altijd behoefte aan koeling blijven. Doordat er meer arbeidsplaatsen komen, maar koeling efficiënter wordt, zal de totale energiebehoefte voor koeling ruwweg gelijk blijven. Klimaatverandering kan hier ook invloed op hebben.
Energiebesparing en de ontwikkeling van de warmtevraag De exacte hoeveelheid warmte die op dit moment gevraagd wordt in Den Haag is niet bekend. Over de vraag naar koude is nog minder bekend. Er is wel een schatting van de hoeveelheid gas die wordt ingezet in Den Haag op basis van kentallen. Samen met bovenstaande aannames en landelijke scenario’s is het hieronder weergegeven beeld van de vraagontwikkeling naar warmte bepaald. In de onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de vraag naar warmte weergegeven. De bovenste lijn laat zien hoeveel warmte er gebruikt zou worden als er geen besparingsbeleid zou zijn. De grafieken zijn een combinatie van de huidige Haagse warmtevraag en de ontwikkeling die in landelijke en Europese scenario’s wordt voorspeld.
8
Figuur 1 Schatting van warmtevraag in Den Haag Warm tevraag Den Haag 25
Warmtevraag in PJ
20 15 10 5 0 2000
2010
2020
2030
2040
Jaartal Totaal met energiebesparing
Totaal zonder energiebesparing
De grafiek gaat alleen in op de verwachte warmtevraag. De koudevraag blijft in de figuur buiten beschouwing. Hoe de warmte op de plek van gebruik terecht komt, wordt hieronder beschreven. Welke energiebronnen daarvoor worden ingezet, komt in hoofdstuk 3 aan de orde.
2.4.
Visie op de warmte- en koude-infrastructuur in 2040
Warmte en koude worden op de plaats van gebruik opgewekt uit omgevingswarmte, groen gas of elektriciteit, of geleverd met behulp van warmte of koudenetten. In Den Haag zal in 2040 een combinatie te vinden zijn van: • grootschalige en kleinschalige warmte- en koudenetten; • individuele WKO voor utiliteitsgebouwen en groepen woningen; • warmtepompen voor individuele woningen (bestaande en nieuwbouw); • HRe ketels, gevoed met groen gas in voornamelijk de bestaande bouw. Dit zijn ketels die warmte en elektriciteit opwekken. Warmtenetten zijn nu al een efficiënt middel om afnemers van warmte te voorzien. Den Haag kenmerkt zich nu al door een uitgebreid warmtenet. De Haagse stadsverwarming heeft bijna 11.000 aansluitingen (periode 2006-2007, cijfers Eneco) en levert ongeveer 463.000 GJ warmte. Toekomstige warmtenetten zullen alleen worden gelegd op plaatsen met een relatief grote vraag naar warmte. Warmtenetten zullen in 2040 essentieel zijn om duurzaam gewonnen warmte te distribueren. Warmtebronnen als geothermie en restwarmte zijn alleen goed inzetbaar in combinatie met een warmtenet. Gezien het belang van die bronnen (hoofdstuk 3) is een uitbreiding van het stadsverwarmingsnet onmisbaar voor het verduurzamen van de warmtevoorziening. Ook zal warmtedistributie op lagere temperaturen een grotere rol spelen.
9
In 2040 zijn warmtenetten te vinden: op de plekken waar ze nu al liggen (11.000 aansluitingen woningen en utiliteit); in enkele gebieden die tussen nu en 2020 worden bebouwd (masterplangebieden); in dichtbebouwde wijken met bebouwing die nu al bestaat, ondanks de grote obstakels die bestaan voor het aanleggen van warmtenetten in bestaande wijken. In hoofdstuk 5 wordt uitgelegd waarom de gemeente hiertoe initiatief moet nemen. Utiliteitsgebouwen (kantoren, zorginstellingen, zwembaden etc.) zijn aangesloten op warmteen koudenetten of gebruiken warmte- en koudeopslag. Nabijgelegen woonwijken gebruiken de warmte die in de kantoren overtollig is. Vanaf 2020 worden nieuwbouwhuizen klimaatneutraal gebouwd. Dit wordt bereikt door een sterke reductie van de noodzaak van externe verwarmings- of koudebronnen in combinatie met de inzet van duurzame bronnen. Daardoor resteert te weinig warmtevraag om een warmtenet rendabel te maken. Nieuwbouwwoningen worden vanaf 2020 voor verwarming van het gebouw niet meer op aardgas aangesloten. Indien slim bouwen doorzet, kan koudelevering achterwege blijven in woningbouw. Als alternatief kan geleverde warmte bijvoorbeeld door absorptiekoeling in koude worden omgezet. Den Haag zal het initiatief nemen om een warmtekaart op te stellen, waar per gebied in Den Haag een voorkeur wordt aangegeven tussen verschillende vormen van warmteopwekking en levering, inclusief restwarmte. (zie ook hoofdstuk 4.) Het aansluiten van bestaande bouw op warmtenetten is een grotere uitdaging dan nieuwbouw. Daarom is gestart met een proefproject om bestaande bouw aan te sluiten op het geothermiewarmtenet. Afwijkend beeld warmtevraag en infrastructuur door onvoldoende energiebesparing Er ontstaat een afwijkend beeld als Den Haag er niet in slaagt om nieuwe gebouwen duurzaam te laten opleveren. Dan bestaat ook in de nieuwbouw vraag naar warmte en koude, waardoor investeringen in warmte/koudenetten en/of gasnetten nodig blijven. Dit is voor de energievoorziening in Den Haag een kritische succesfactor. Den Haag probeert daarom de vraag naar afzonderlijk te leveren koeling voor woningen te voorkomen. In het programma duurzame stedenbouw zal aandacht worden besteed aan het voorkomen van koudevraag en de toepassing van lagetemperatuurverwarming.
Elektriciteit Vraag naar elektriciteit: Het bezit en gebruik van apparatuur neemt toe. Tegelijkertijd zullen apparaten zuiniger worden. Netto zal het elektriciteitsgebruik van apparatuur ongeveer gelijk blijven. Elektrisch rijden zorgt voor extra vraag naar elektriciteit. Omdat auto’s lang niet altijd bij de eigen woning worden geparkeerd, zal een aparte oplaadinfrastructuur ontstaan. Dit kan oplopen tot gemiddeld 10% van het totale elektriciteitsgebruik van de stad en tot wel 50% voor specifieke wijken. In nieuwbouwwijken zullen warmtepompen op grote schaal worden ingezet. Op koude
10
dagen zal daardoor een piek in de elektriciteitsvraag optreden. Bovenstaande is geen toename van het totale energieverbruik maar komt in de plaats van gebruik van benzine of aardgas met daarbij een forse CO2-reductie. Afwijkend beeld: Als verduurzaming van de bouw niet doorzet, of onvoldoende rekening wordt gehouden met zonwering en passieve koeling, zal in de zomer een groter elektriciteitsgebruik ontstaan doordat airconditioning gebruikelijk wordt. Verlichting wordt zuiniger door toepassing van energiezuinige lampen en andere energiebesparende maatregelen als daglichtregelaars en aanwezigheidsdetectoren. In kantoren wordt waarschijnlijk meer gebruik gemaakt van apparatuur, maar wordt de apparatuur ook zuiniger. Er zullen ook meer werkplekken in de stad zijn. Kortom: elektriciteitsgebruik in bestaande bouw is in 2040 lager of gelijk aan het huidige gebruik. elektriciteitsgebruik in nieuwbouwwijken neemt waarschijnlijk toe door toepassing van warmtepompen. door de hele stad ontstaat extra elektriciteitsvraag voor het opladen van elektrische auto’s, waardoor in 2040 de elektriciteitsvraag bij het laagspanningsnet waarschijnlijk toeneemt. in kantoren is in 2040 het elektriciteitsgebruik ongeveer gelijk aan het huidige gebruik.
Energiebesparing en de ontwikkeling van de vraag naar elektriciteit In de onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de vraag naar warmte weergegeven. De bovenste lijn laat zien hoeveel elektriciteit er gebruikt zou worden als er geen besparingsbeleid zou zijn. De exacte hoeveelheid elektriciteit die gevraagd wordt in Den Haag is niet bekend. De grafieken zijn een combinatie van de huidige Haagse elektriciteitsvraag en de ontwikkeling die in landelijke en Europese scenario’s wordt voorspeld. De grafiek heeft dezelfde schaal als de grafiek voor de warmtevraag.
11
Figuur 2 Schatting van de elektriciteitsvraag in Den Haag Elektriciteitsgebruik Den Haag
Elektriciteitsgebruik in PJ
25
20
15
10
5
0 2000
2010
2020
2030
2040
Jaartal Totaal met energiebesparing
Totaal zonder energiebesparing
De grafiek gaat alleen in op de vraag naar elektriciteit. Hoe in deze vraag voorzien wordt, bijvoorbeeld met zonnecellen, windturbines of kolencentrales, wordt in hoofdstuk 3 behandeld. Het gebruik van elektriciteit wordt hoger dan hierboven weergegeven als een extra noodzaak voor koeling ontstaat als bij de bouw van woningen onvoldoende rekening wordt gehouden met natuurlijke koeling en warmtewering. De energiebesparing die het verschil vormt tussen de bovenste en onderste lijn, wordt alleen behaald als het besparingsbeleid succesvol is. Veel elektriciteitsbesparingsbeleid wordt Europees of nationaal vastgesteld en uitgevoerd. Voorbeelden zijn: eisen aan apparatuur en verlichting en energiebelasting. De gemeente heeft relatief veel invloed op woningbouw (behoefte aan koeling, individuele warmtepompen), elektrisch rijden, energiegebruik in bedrijven met een milieuvergunning en het energiegebruik van de gemeentelijke organisatie, inclusief openbare verlichting. Infrastructuur elektriciteit In 2040 wordt elektriciteit, net als nu, via kabels getransporteerd. Het elektriciteitsnet zal zwaarder worden belast en te maken krijgen met een meer complexe situatie van vraag en aanbod. Door lokale opwekking van elektriciteit zal onderlinge uitwisseling van elektriciteit mogelijk moeten zijn. Er zullen momenten zijn dat de elektriciteit de wijk uit moet kunnen (tegen de nu gebruikelijke richting in). Er zijn verschillende technische mogelijkheden om dit te regelen. Vanwege de piekbelasting die bij verwarming met warmtepompen kan ontstaan dient het elektriciteitsnet daarop berekend te zijn. Een slimmere aansturing is daarin essentieel.
2.5.
Noodzaak van energiebesparing
In het toekomstbeeld dat deze energievisie schetst is uitgegaan van een succesvol besparingsbeleid. Om toekomstig energiegebruik in te schatten, zijn de trends uit landelijke scenario’s vertaald naar het Haagse energiegebruik. Het Haagse beleid kent al ambitieuze doelstellingen voor 2020.
12
In de grafieken waarin de ontwikkeling van de vraag naar warmte en elektriciteit wordt weergegeven, maakt de bovenste lijn hoeveel energie er gebruikt zou worden als er geen besparingsbeleid zou zijn. Deze stijgende lijn is vanuit alle doelstellingen van deze energievisie onacceptabel. De doelstelling om energiegebruik betaalbaar te houden is bijvoorbeeld niet haalbaar als steeds meer energie wordt gebruikt. De verwachte gestage stijging van de prijs en een eventuele stijging van het verbruik versterken elkaar in de energierekening. Het achterwege laten van besparingsmaatregelen zal steeds vaker gelijk zijn aan het verspillen van geld. Voor de doelstelling dat de energievoorziening betrouwbaar moet zijn is het voldoende dat de vraag naar elektriciteit niet stijgt, zodat geen investeringen in het verzwaren van het elektriciteitsnet nodig zijn. Het verzwaren van het net betekent vervanging van belangrijke onderdelen, waardoor onwenselijk grote investeringen nodig worden. Om de doelstelling op het gebied van duurzaamheid te halen moeten alle zeilen worden bijgezet. De conclusie van hoofdstuk 3 laat zien hoeveel van de energie die in Den Haag wordt gebruikt duurzaam kan worden opgewekt. De voorzienbare hoeveelheid duurzame energie is niet voldoende om Den Haag helemaal klimaatneutraal te maken. Er is nog innovatie nodig voor het resterende deel. Als energiebesparing tegenvalt, wordt dat deel groter. Besparingsbeleid is voor een deel afhankelijk van Europees en nationaal beleid. De gemeente heeft op sommige sectoren evenveel of misschien wel meer invloed. Het beleid wordt per sector onder andere uitgewerkt in het klimaatplan, het plan van aanpak bestaande woningbouw, plannen voor ruimtelijke ordening, het plan van aanpak duurzame mobiliteit en de kantorennota.
13
3. Bronnen van energie Het vorige hoofdstuk beschreef de infrastructuur voor energie. De energiebronnen die aan de infrastructuur zijn gekoppeld zijn vaak uitwisselbaar. Een warmtenet kan bijvoorbeeld worden gevoed met warmte uit een centrale op aardgas of biomassa of met geothermie. Dit verandert niet veel aan de wenselijkheid van het warmtenet. Daarom beschrijft dit hoofdstuk de bronnen afzonderlijk van de infrastructuur. In dit hoofdstuk wordt geen voorschot genomen op innovatie die nog niet te voorzien is. Het potentieel van kernfusie, energie uit de menging tussen zoet en zout water, golfenergie uit de Noordzee en andere ontwikkelingen die nu wel actueel zijn, maar niet voorspelbaar, is op nul gesteld. Als Den Haag in 2040 klimaatneutraal is, moeten alle energiebronnen zijn verduurzaamd. Aan het eind van dit hoofdstuk is een tabel opgenomen met een schatting van het potentieel van alle duurzame energiebronnen in Den Haag. Daaruit blijkt ook welke bronnen Den Haag als speerpunt moet zien in de verduurzaming van de energievoorziening. Bronnen van warmte en koude in 2040 Verwarming van woningen en water gebeurt in 2040 via warmtenetten, met zonneboilers in combinatie met warmtepompen, of microwarmtekrachtketels (HRe-ketels) op groen gas. Warmtenetten worden gevoed met restwarmte, Bio-Warmtekrachtkoppeling (WKK), geothermie, Westlandse tuinbouwkassen of WKO. Gebouwen die niet op een warmtenet zijn aangesloten gebruiken individuele WKO, warmtepompen of zonneboilers. In hoofdstuk 4 is een ruimtelijke verdeling van de kansen voor energieopwekking beschreven. Koeling is nodig in kantoorgebouwen en diverse bedrijfstakken, zoals bijvoorbeeld de voedingsmiddelenbrache. De bronnen daarvoor zijn WKO of zeewater. Keuzes in aanbod elektriciteit Binnen Den Haag wordt sterk ingezet op decentrale opwekking van elektriciteit voor woningen, kleine bedrijven en kantoren. Hierdoor hoeven deze partijen minder energie in te kopen. Dit soort opwekking gebeurt vooral met zonnecellen door de hele stad en HRe-ketels7 op groen gas. Kleine windturbines op gebouwen leveren een zeer kleine bijdrage. Den Haag blijft in 2040 nog steeds in grote mate elektriciteit betrekken van het landelijke net en dus van de in Nederland en Europa opgestelde opwekkingscapaciteit. Die zal niet geheel zijn verduurzaamd. Den Haag zet er op in dat energie die in de stad wordt gebruikt zoveel mogelijk wordt ingekocht als groene energie.
3.1.
Biomassa
Met biomassa wordt bedoeld organisch materiaal zoals tuinafval, snoeihout, het organische materiaal uit het huishoudelijk afval, algen, rioolslib, slachtafval, afval uit keukens enzovoort. Het gemeenschappelijke kenmerk is dat het gaat om plantaardig of dierlijk materiaal en dus niet afkomstig is van fossiele bronnen zoals kolen, olie of aardgas. Biomassa is een bron van energie die klimaatneutraal is. 7
gasketel die zowel warmte als elektriciteit opwekt
14
Biomassa kan voorzien in de behoefte aan elektriciteit, warmte (en koude) en gas. De warmte kan via een warmtenet worden gedistribueerd naar woningen en/of bedrijven en de elektriciteit en het gas via de bestaande netwerken. Door de groeiende vraag naar biomassa is een wereldmarkt aan het ontstaan. Waar biomassa nu deels als afval wordt gezien, zal het snel een marktprijs krijgen. Soms is het financieel aantrekkelijk om biomassa over grote afstanden te transporteren. Aan sommige biomassastromen kleven duurzaamheidproblemen, zoals ontbossing in de tropen, watergebruik op plekken waar dat water hard nodig is, concurrentie met voedsel en slechte arbeidsomstandigheden. Afhankelijk van de gekozen verwerkingsmethode kan biomassa geuroverlast veroorzaken. Een andere belangrijke factor is de logistiek. Omdat biomassa moet worden ingezameld, kan veel vrachtverkeer ontstaan. Den Haag wil deze problemen niet verergeren om klimaatneutraal te worden. Den Haag zal, waar dat binnen de invloedssfeer van de gemeente ligt, duurzaamheidseisen stellen aan de in te zetten biomassa. Het prijsverschil tussen biomassa die aan strenge duurzaamheidseisen voldoet en minder duurzame biomassa zou wel eens flink kunnen gaan stijgen, omdat de vraag naar biomassa voor toepassing in onder andere bio-energiecentrales toeneemt. Den Haag richt zich op inzet van biomassa voor de energievoorziening. De biomassa moet voldoen aan relevante duurzaamheidseisen. Er bestaan verschillende ideeën over de invulling van deze eisen. Om niet afhankelijk te worden van biomassa die duur wordt, of die niet aan duurzaamheidscriteria voldoet, probeert Den Haag de opwekkingscapaciteit van biomassacentrales in en om Den Haag te beperken, zodat de centrales kunnen draaien op biomassa die in de regio voorhanden is. Technieken Voor het omzetten van biomassa in elektriciteit, warmte of biogas zijn allerlei methoden beschikbaar, waaronder (afval) verbranding, vergisting en vergassing. Covergisting tot groen gas Voor natte stromen zoals rioolslib en voedselresten lijkt de energetisch meest rendabele optie om te vergisten tot biogas, gecombineerd met verwerking van het restproduct (covergisting) tot compost. Met deze techniek wordt de energie uit biomassa gewonnen en worden de nutriënten (voedingsstoffen voor planten) teruggewonnen. De provincie Zuid-Holland heeft een verkenning laten uitvoeren naar de mogelijkheden om een vergistinginstallatie te realiseren. Uit deze verkenning is gebleken dat binnen de regio voldoende biomassa beschikbaar is voor één regionale vergistinginstallatie. Het gas kan na opwerking tot aardgaskwaliteit worden bijgemengd in het aardgasnet, maar vanwege de benodigde kwaliteit zijn daar hoge kosten mee gemoeid. Het lijkt efficiënter om het biogas ongemengd in te zetten. Stedin heeft al ervaring met zowel groen gas als ruw biogas. Den Haag wil onnodig slepen met biomassa voorkomen en niet te veel afhankelijkheid worden van biomassa die in de toekomst waarschijnlijk duurder wordt. Daarom zet Den Haag in op een beperkte toepassing van biomassa, zodanig dat de betreffende installaties nog rendabel zijn. In de toekomst zouden vergisting en vergassing van biomassa tot groen gas 8% van het aardgas op het landelijk net kunnen vervangen. Als biomassa ook geïmporteerd wordt, kan
15
dat aandeel verder oplopen. Om de hierboven geschetste redenen lijkt import geen aantrekkelijke optie. Verbranding / meestook in afvalverbranding Droge stromen (takken) kunnen nu nog het best worden gestookt in een Bio-WKK centrale. Nu wordt nog veel meegestookt in een kolencentrale of afvalverbrandingsinstallatie. Dit is ook een goede optie, zolang de warmte die vrijkomt nuttig wordt ingezet. De ontwikkeling van diverse technieken gaat echter hard en vooralsnog ontbreekt het Den Haag aan een goede vergelijking van het energetische rendement van diverse processen. De kansen voor biomassa in Den Haag liggen daar waar biomassa vrij komt, of op plekken die logistiek aantrekkelijk zijn. Kansen liggen aan de zuidkant van Den Haag vanwege biomassastromen die mogelijk in de toekomst uit het Westland komen, of aan waterwegen, zoals in de Binckhorst of Vlietzone, waar transport over water een energiezuinige optie is. In overleg met Haaglanden wordt verkend of een regionale vergistingsinstallatie kan worden gerealiseerd. Den Haag is reeds een onderzoek gestart naar de grootte van biomassastromen. Voorlopig wordt uitgegaan van 65.000 kiloton organisch afval.
3.2.
Geothermie
Energie uit geothermie (letterlijk vertaald aardwarmte) maakt gebruik van de temperatuurtoename in de aardkorst. Bij een geothermie project wordt warmte gewonnen uit watervoerende lagen op een diepte vanaf 1 km. Dat water is heet. Afhankelijk van de diepte kan de temperatuur oplopen tot 140 graden. De warmte wordt omhoog gehaald door één of meer productieputten te boren. Er is lang gedacht dat geothermie in Nederland niet haalbaar is. Recent is gebleken dat in onder andere Zuid-Holland de omstandigheden wel goed zijn. In Den Haag lijkt de beschikbaarheid van energie uit geothermie groter dan de warmtevraag. De beschikbare geothermie ligt in een brede band van zuid Den Haag naar noord Den Haag. (zie hoofdstuk 4). Gebruik van geothermie wordt wel ingeperkt door de kosten van o.a. het warmtenet dat nodig is voor distributie van de warmte. Geothermie levert per project grote hoeveelheden warmte. Deze warmte is als duurzaam aan te merken. Het vermogen van een installatie is afhankelijk van de aanwezige temperatuur en de hoeveelheid water (debiet) dat kan worden opgepompt. Vermogens variëren tussen de 5 MWth (goed voor 4.000 woningen) tot 17 MWth per bron. De voordelen van geothermie zijn: continue beschikbaarheid, regelbaarheid van de hoeveelheid geleverde warmte, gering ruimtebeslag en natuurlijk bijna nul uitstoot van CO2. Nadelen zijn de hoge initiële investeringskosten. De kosten van de aanleg van het warmtenet zijn daarbij een veelvoud van de kosten van de warmtewininstallatie en de boring. Verder is het mogelijk dat na een periode van 30 tot 50 jaar een nieuwe bron moet worden geboord, omdat de bron afkoelt. Geothermieprojecten worden vaak gecombineerd met een andere warmtebron, zoals een WKK-installatie. Deze levert dan niet alleen tijdens de piek in de vraag (koude dagen), maar ook op basislast. Met deze installaties worden zowel de opgewekte elektriciteit als de warmte nuttig ingezet.
16
Bepalend voor de rentabiliteit van een geothermieproject zijn: watertemperatuur, debiet en de vraag naar warmte in de directe omgeving van de bron. Het eerste geslaagde project in Nederland voorziet een kassencomplex in Bleiswijk van warmte. Aan de Haagse Leyweg wordt het eerste geothermieproject voor woningbouw aangelegd. Hierbij wordt een collectief warmtenet gevoed met geothermie ten behoeve van 4000 woningen. De boring is al succesvol uitgevoerd. Er is meer water en het water is warmer dan oorspronkelijk werd verwacht. De woningen worden voorzien van lage temperatuur verwarming (LTV). Als proef wordt ook een aantal bestaande woningen aangesloten. Kansen In het masterplan Scheveningen is een warmtenet voorzien waar warmte wordt opgewekt met geothermie. Dit (b)lijkt rendabeler dan verwarming met zeewater. Geothermie (met hoge temperaturen) kan worden toegepast op het bestaande stadsverwarmingnet van Eneco waarbij direct verduurzaming van de warmtevraag voor de bestaande bouw optreedt. De bron is anders maar de infrastructuur blijft nagenoeg het zelfde. Dit kan een belangrijke stap richting volledige verduurzaming van stadsverwarming zijn. Als in de toekomst bestaande bouw op warmtenetten is aan te sluiten, liggen daar ook kansen voor geothermie. In de woonvisie Den Haag 2009-2020 is voorzien dat in Den Haag drie geothermieprojecten worden gerealiseerd. Om het potentieel voor Den Haag te bepalen (paragraaf 3.11), wordt uitgegaan van vijftien maal de capaciteit van het huidige project. Elektriciteit uit geothermie Het opwekken van elektriciteit uit geothermie lijkt in Nederland ook haalbaar. De hogere temperaturen die hier voor nodig zijn zitten op grotere diepte. Na het opwekken van elektriciteit, kan het water worden ingezet voor warmtelevering. Dit is een manier van elektriciteit opwekken die in Nederland nog niet is uitgeprobeerd.
3.3.
Warmte/koude opslag
WKO biedt mogelijkheden om gebouwen te voorzien van warmte en koude op een energieefficiënte manier. Bij warmte-koudeopslag (WKO) wordt gebruik gemaakt van de thermische energie van grondwater tot een diepte van circa 250 m. In de winter is het water warmer dan de buitenlucht en kunnen gebouwen er mee worden verwarmd. In de zomer kan juist worden gekoeld. Momenteel zijn er twee technieken die regelmatig worden toegepast. Er zijn gesloten bronsystemen waarin warmtedragende vloeistof in een gesloten buizensysteem warmte uitwisselt met de waterlaag en er zijn open bronsystemen waar water wordt opgepompt uit de bodem en daarna teruggepompt. Het is een eis dat gemiddeld over een jaar evenveel warmte als koude wordt onttrokken, zodat de watertemperatuur op langere termijn niet te hoog of te laag wordt. Bij woningen wordt er in de winter meer warmte aan de bodem onttrokken dan er in de zomer wordt geïnjecteerd. Daarom moeten de bronnen bij gesloten bodemsystemen geregenereerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door zonnewarmte zoals in Spoorwijk, maar ook door oppervlakte water, asfaltcollectoren, een energiedak of een andere warmtebron. WKO is al een veel toegepaste techniek. Vaak verdienen systemen zich binnen enkele jaren terug. Met name in nieuwbouw is de techniek rendabel. Den Haag heeft bijvoorbeeld een wijk van 750 woningen, “vlamloos Spoorwijk”, die voor de verwarming geen gas gebruikt, maar WKO, gecombineerd met zonnewarmte en
17
warmtepompen. Enkel voor de piekmomenten , zoals koude winterdagen, is een naverwarmingsinstallatie op aardgas gerealiseerd. In het centrum zijn veel gebouwen aangesloten op een eigen WKO-bron. Zoveel dat de bronnen elkaar in de weg zitten en er geen ruimte meer is voor nieuwe bronnen. Dit treedt in het gebied rond het Centraal station al op. Den Haag is een onderzoek gestart waarin wordt onderzocht of het aantrekkelijk is als de bestaande bronnen aan elkaar worden gekoppeld. Daarmee wordt de capaciteit vergroot en efficiency verhoogd. De wetgeving over WKO wordt aangepast. Waar de provincie vergunningverlener is, mogen gemeentes een ambitiedocument opstellen voor gebieden. Er komt een meldingsplicht voor nieuwe en bestaande gesloten systemen, zodat inzicht ontstaat in de mate waarin deze systemen worden toegepast. Een nieuwe ontwikkeling is de combinatie van WKO met andere technieken. Zo kan de energie-efficiënte worden verhoogd met zonnewarmte voor het verwarmen van tapwater. Een bijzondere combinatie is die met bodemsanering. Ook de combinatie met het reinigen van bodemvervuiling is soms aantrekkelijk. Asfaltcollectoren vormen een subcategorie van WKO. De warmte wordt in de zomer uit het asfalt gehaald, hetgeen het asfalt tegen slijtage beschermt. In de winter wordt de warmte ingezet voor het ontdooien van het wegvlak. In de Pissuissestraat is een proefproject gerealiseerd met deze techniek. WKO legt wel een beslag op de ondergrond. WKO heeft per gebied een beperkte capaciteit. Er dient per project zorgvuldig om te worden gegaan met mogelijke negatieve milieueffecten zoals structurele opwarming van bodem en grondwater en het risico op vermenging van waterkwaliteiten. Een oplossing is om de WKO bronnen buiten het openbare gebied te leggen. Het relatief “koude” water kan zonder energieverlies over grotere afstanden worden getransporteerd. Er moet wel rekening gehouden worden met het distributienet. Kansen Voor Den Haag is in 2010 het potentieel van WKO in kaart gebracht. Met uitzondering van een beperkt aantal locaties, zoals drinkwaterwingebieden, kan WKO bijna in heel Den Haag een bijdrage leveren aan verwarming en koeling van gebouwen. Het is daarbij wel belangrijk dat die gebouwen goed zijn geïsoleerd, zodat WKO voldoende warmte kan leveren.
3.4.
Zeewaterwarmte en -koude
Zeewater is in de winter warmer dan de buitenlucht. Met behulp van warmtepompen wordt de warmte van zeewater opgewaardeerd, zodat er ruimtes en tapwater mee kunnen worden verwarmd. Warmtevraag dicht bij de kust kan op deze manier worden ingevuld. Wel is een aanvullende installatie nodig als back-up en om de piekvraag op te vangen. In Den Haag is in 2009 bij Duindorp een zeewaterwarmtecentrale in gebruik genomen. De centrale voorziet 800 woningen van warmte. Per woning wordt circa 50% minder CO2 uitgestoten dan bij gangbare nieuwbouwwoningen; in totaal 1 kiloton per jaar. Woningbouwvereniging Vestia heeft het grootste deel van de investering op zich genomen, met bijdragen van het rijk, provincie, gemeente Den Haag en Eneco. In de energievisie behorend bij het masterplan Scheveningen is voorzien dat zeewater gebruikt wordt voor koeling van gebouwen.
18
3.5.
Zonne-energie (warmte en elektriciteit)
De energie van de zon kan op twee manieren benut worden: door warmteopwekking en elektriciteitsopwekking. Warmte Zonnewarmte kan passief gewonnen worden door bouwkundige aanpassingen (b.v. serres) en de oriëntatie van gebouwen op de zon. Actief kunnen zonneboilers ingezet worden voor de opwekking van warm water of voor ruimteverwarming. Zonneboilers vangen de zonnestralen van de zon op en zetten deze om in warmte. Via de bestaande warmwater- en/of verwarmingsinstallatie kan deze warmte benut worden voor warm water of ruimteverwarming. Daarnaast kan de warmte ingezet worden voor regeneratie van WKO bronnen. In september 2008 is de landelijke subsidieregeling “Duurzame warmte voor bestaande woningen” ingegaan. Deze regeling subsidieert de installatie van zonneboilers, warmtepompen en HRe-ketels. Doel is om in heel Nederland tot en met 2011 in circa 70.000 bestaande woningen dergelijke installaties aan te laten brengen. Evenredig vertaald naar Den Haag zou dit 1.400 woningen betekenen. Zonneboilers kunnen op dit moment nog niet de volledige warmtevraag (warm water en ruimteverwarming) van woningen dekken. Met de verwachte afname van de warmtevraag van woningen en een toename van de efficiëntie van de technologie mag verwacht worden dat dit voor nieuwbouw binnen 10 jaar wel kan. Voor bestaande bouw zou dit in combinatie met bijvoorbeeld WKO en warmtenetten ook mogelijk moeten zijn. Met zonneboilers op basis van vacuümbuizentechnologie kunnen hogere temperaturen worden gehaald. Zwembad Overbosch heeft bijvoorbeeld een systeem van 700 m2 voor het verwarmen van het zwemwater. De totale bijdrage van zonnewarmte aan de hoeveelheid opgewekte duurzame energie in Nederland (2008) is rond de 0,8 procent (Bron: CBS). Het potentieel in 2040 is in Den Haag groot. Zonneboilers zullen echter lang niet overal worden geplaatst, omdat ook andere duurzame warmtevoorziening mogelijk is. Elektriciteit Voor elektriciteitsopwekking kunnen zonnecellen ingezet worden. Deze zonnecellen zetten het zonlicht direct in elektriciteit om. Zonnestroom heeft de afgelopen jaren een flinke groei doorgemaakt maar is daarbij nog sterk afhankelijk van subsidies. De interesse onder huiseigenaren en bedrijven voor subsidie voor zonnecellen is zeer groot, de beschikbare landelijke subsidie (SDE) is echter beperkt en met name gericht op particulieren. Hierdoor blijft de ontwikkeling van grotere systemen achter De technologie voor zonnestroom heeft zich de afgelopen tien jaren sterk ontwikkeld; rendementen zijn omhoog gegaan en de kostprijs is verlaagd. Hoewel de technologie volwassen is geworden is ze zeker nog niet volgroeid. ECN verwacht dat het rond 2020 voor particulieren aantrekkelijker (zonder subsidies) wordt om zelf elektriciteit met zonnecellen op te wekken in plaats van inkopen via het elektriciteitsnet.
19
Circa 20 m2 zonnecellen kan in de jaarlijkse elektriciteitsvraag van een gemiddeld Nederlands huishouden voorzien. Vanwege de verschillende momenten van vraag en aanbod (zomerwinter en dag-nacht) is dit echter niet voldoende om, zonder opslagcapaciteit, zelfvoorzienend te kunnen zijn. Opslagcapaciteit vergt ook relatief hoge investeringen. De meeste huishoudens met zonnecelsystemen blijven daarom aangesloten op het elektriciteitsnetwerk, zodat overschotten kunnen worden geleverd en tekorten kunnen worden aangevuld. Vanwege de te verwachten kostendaling in de komende jaren lijkt grootschalige toepassing van zonnestroom vanuit een investeringsperspectief de eerstkomende jaren nog niet zinvol. Wel moet er nog veel geleerd worden door woningbouwcorporaties, installateurs, energiebedrijven en de netbeheerder voordat grootschalige toepassing van zonnestroom effectief ingevoerd kan worden. Vragen die onder andere beantwoord moeten worden zijn: Hoe past de grootschalige productie van zonnestroom in het elektriciteitsnet? Welke (nieuwe) samenwerkingsverbanden zijn nodig in verband met investeren, beheren en het verspreiden van de opgedane kennis? Voldoet de huidige wet- en regelgeving? Welke eigendoms- en beheersvormen zijn gewenst? Welke technieken zijn (kosten)efficiënt en moeten worden ingezet bij welke gebouwen en in welke fase? Is opslag van elektriciteit gewenst en mogelijk? Potentieel De totale bijdrage van zonnestroom aan de hoeveelheid opgewekte duurzame energie in Nederland is een zeer bescheiden 55 MW aan het einde van 2008 (52 MW in 2005). In Den Haag is geïnventariseerd dat begin 2008 ongeveer 1 MW aan zonnecellen op de daken lag. In Duitsland werd in 2008 alleen al 1.500 MW aan nieuwe zonnecellen geïnstalleerd. In 2040 lijkt de belangrijkste beperking voor zonne-energie de hoeveelheid dakoppervlak te zijn. Een inventarisatie laat zien dat, als 30% van het geschikte dakoppervlak wordt gebruikt ongeveer 200GWH elektriciteit wordt opgewekt. Op de lange termijn kan bij een grote toename van het opgestelde vermogen aan zonnecellen in een wijk, periodiek meer elektriciteit worden opgewekt dan verbruikt. Het elektriciteitsnet dient daarop aangepast te worden. Door de netbeheerder Stedin wordt daar reeds op geanticipeerd. Voor zonne-energie zijn drie logische acties: • nu al de betrokken partijen voor te bereiden op de grootschalige invoer van zonne-energie, • nieuwbouwwoningen direct geschikt voor zonne-energie opleveren • een start maken met grootschalige invoering van zonnepanelen in Den Haag
3.6.
Restwarmte
Restwarmte is (warmte) energie die overblijft bij een energieomzetting, bijvoorbeeld de omzetting van steenkool in elektriciteit. Restwarmte komt onder andere vrij bij afvalverbranding, industriële activiteiten en elektriciteitsopwekking. Een andere bron van restwarmte in Den Haag is bijvoorbeeld het riool. In de nabije toekomst worden mogelijk ook tuinbouwkassen uit het Westland leverancier van warmte. Restwarmte is een duurzame vorm van gebruik van energie omdat de inzet van fossiele brandstoffen voor warmteopwekking voor een deel wordt vermeden. Restwarmte wordt meestal gebruikt voor ruimteverwarming en tapwater. Afhankelijk van de temperatuur van de restwarmte en de afstand waarover deze getransporteerd moet worden,
20
wordt deze opgewaardeerd naar de gewenste temperatuur. Grootverbruikers als zwembaden of warmtenetten zijn zeer geschikt voor toepassing van restwarmte. Toepassing van lage temperatuur verwarmingsinstallaties maakt de toepassing van restwarmte (en andere warmtebronnen) nog interessanter. Vanwege de beperkte hoeveelheid industriële activiteit in Den Haag zal de hoeveelheid industriële restwarmte relatief beperkt zijn. Op diverse locaties in Den Haag wordt elektriciteit opgewekt met fossiele brandstoffen, bijvoorbeeld de E.ON centrale. De E.ON centrale is uitgevoerd als warmtekrachtcentrale. De warmte wordt aan het stadsverwarmingssysteem van Den Haag geleverd. In de toekomst is het niet ondenkbaar dat restwarmte uit een afvalverbrandingsinstallatie naar Den Haag wordt getransporteerd. In de gemeente Den Haag zijn veel grote kantoorgebouwen die allemaal een eigen warmtevoorziening hebben. In hoeverre deze de restwarmte benutten is onduidelijk. Warmte uit kassen Ook de tuinbouw in het Westland beschikt over restwarmte. De warmte die tuinders ‘overhouden’ na gebruik in hun kassen kan nog als warmtebron worden gebruikt voor verwarming van nabijgelegen woningen. Een andere mogelijkheid is dat tuinders een grotere warmtekrachtcentrale plaatsen dan nodig is. Het overschot aan warmte kan weer aan woningen geleverd worden en de elektriciteit aan het net. Daarnaast is de trend dat kassen van energieslurpers, energieleverende bedrijven worden (voornamelijk warmte). Westland kiest ervoor om eerst de energiekringlopen binnen bedrijven te sluiten, daarna binnen wijken en gemeente en daarna over de gemeentegrens heen. Aan de zuidkant van Den Haag liggen dus kansen voor levering van warmte. Het is echter de vraag of tegen de tijd dat de warmte beschikbaar komt, in dat gebied nog voldoende warmtevraag bestaat. In de verkenningen naar verduurzaming en uitbreiding van warmtenetten, wordt warmte uit het Westland meegenomen. Rioolwater voor warmtewinning Een voorbeeld van een bijzondere warmtebron vormt het gezuiverde rioolwater. In 2005 hebben het Hoogheemraadschap Delfland, Eneco en de Gemeente Den Haag een project opgezet om te komen tot warmtelevering vanuit een leiding waarmee gezuiverd rioolwater wordt afgevoerd naar de Noordzee. Deze leiding is aangelegd tussen de rioolwaterzuivering in de Harnaschpolder en de Noordzee via de Loevesteinlaan, Zuiderpark en Houtrust. Bij de Loevesteinlaan ter hoogte van de Genemuidenstraat is een dubbel T-stuk aangebracht met het doel er in de toekomst warmtelevering eraan te kunnen koppelen. Tot op heden is nog geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. Warmte uit asfalt In de driehoek Louis Davidsstraat, Aaltje Noordewierstraat en Pisuissestraat te Loosduinen heeft Ceres-projecten in opdracht van Vestia 64 koop- en huurwoningen met verhoogde ecologische waarde gebouwd. Om de grond, waaruit het duurzaam verwarmingssysteem haar warmte onttrekt niet binnen een korte periode uit te putten, is er vorig jaar mei een asfaltcollector in het wegdek in de Pisuissestraat aangebracht. Dit project wordt gevolgd, om het herhalingspotentieel te bepalen.
3.7.
Aardgas
21
Aardgas is een fossiele bron van energie. Bij verbranding komt CO2 vrij die miljoenen jaren geleden in de bodem is terechtgekomen. Aardgas is dus niet klimaatneutraal. Aardgas wordt nu aan een groot deel van de woningen en bedrijven geleverd via een fijnvertakt netwerk. Daar wordt het verbrand en ingezet voor ruimte- en tapwater verwarming en voor koken. Daarnaast staat in Den Haag één elektriciteitscentrale die warmte en elektriciteit opwekt uit aardgas. Het is waarschijnlijk dat de prijzen van aardgas in de toekomst zullen stijgen. Omschakeling naar alternatieven voor aardgas (warmtenetten, warmtepompen, zonneboilers) is een ingrijpend proces. Den Haag probeert daarom het aanleggen van fijnvertakte gasinfrastructuur in nieuwe wijken te vermijden. Technisch gezien is aardgas te vervangen door groen gas. Dit is namelijk dezelfde brandstof, maar dan afkomstig van biomassa en daarmee klimaatneutraal. Daarvan zal echter veel minder beschikbaar zijn dan van aardgas. Kansen liggen bij het efficiënter inzetten van aardgas en later groen gas. Die kansen liggen vooral in de bestaande bouw. Een voorbeeld is de HRe-ketel, waarmee naast warmte ook elektriciteit wordt opgewekt. Op die plekken waar groen gas blijft, probeert Den Haag de meest efficiënte inzet te stimuleren. Verder kan gas nog een keuze zijn voor de naverwarming bij de toepassing van WKO en warmtepompen bij Utiliteit of collectieve systemen in een stedelijke omgeving. In sommige gevallen is de toepassing van gas voor het leveren van warmte aan een warmtenet bij pieken in de vraag een betere keus dan naverwarmen bij elke afzonderlijke woning.
3.8.
Overige fossiele bronnen
De elektriciteit die in Den Haag wordt gebruikt is grotendeels buiten Den Haag opgewekt. Afnemers zijn vrij om hun leverancier te kiezen. Sommige leveranciers garanderen dat de elektriciteit van een gespecificeerde bron afkomstig is. De elektriciteit is normaal gesproken afkomstig van alle West-Europese centrales. Aardgas, kolen, afvalverbranding en kernenergie voeren hier de boventoon. Bedrijven en particulieren in Den Haag zijn vrij om te kiezen voor het afnemen van grijze stroom. Deze is niet klimaatneutraal. Deze import van “grijze” stroom, is in strijd met de doelstelling van Den Haag om in 2040 geheel klimaatneutraal te zijn. Een ruwe schatting is dat in 2040 ongeveer de helft van de elektriciteit duurzaam wordt opgewekt.
3.9.
Wind
Windturbines kunnen ingedeeld worden naar de volgende vier typen: 1. grote windturbines (vermogen 750 - 4000 kW) op land; 2. grote windturbines (vermogen 2000 - 4000 kW) op zee; 3. kleine windturbines (vermogen 50 - 750 kW) op land; 4. mini windturbines (vermogen 100W - 50 kW) op land. Grote windturbines in Den Haag Grote windturbines hebben vanwege hun geluid, horizonvervuiling, flikkerende schaduwen en veiligheid een relatief groot ruimtebeslag. Daardoor is er slechts een zeer beperkt aantal plaatsen binnen de stadsgrenzen waar grote turbines voorstelbaar zijn. Bovendien concurreert windenergie op deze plaatsen met ander ruimtegebruik. Plaatsing van grote windturbines in de stad is geen optie, maar er zijn buitengebieden van Den Haag waar het in principe wel
22
mogelijk zou kunnen zijn. In het coalitieakkoord 2010-2014 zijn mogelijkheden genoemd om marktpartijen tijdelijke windmolens langs de A4 te laten realiseren. Kleine windturbines in Den Haag Mogelijk zijn kleine windturbines een aantrekkelijke optie, omdat ze eerder rendabel zijn dan miniwindturbines en beter inpasbaar zijn dan grote windturbines. Deze mogelijkheid moet verder worden verkend, voordat hierover een uitspraak kan worden gedaan. Mini windturbines in Den Haag Mini windturbines zijn een optie om dicht bij de mensen thuis op een zichtbare manier elektriciteit op te wekken. Voor mini windturbines op en rond gebouwen is wel ruimte te vinden. Mini windturbines kennen echter hun eigen problemen. Bij grootschalige plaatsing bestaat het risico van verrommeling van het stadsbeeld. Terugverdientijden zijn nog lang en er is nog te weinig bekend over de daadwerkelijke prestaties en de betrouwbaarheid van de turbines. Daarbij is de markt voor deze turbines nog onvoldoende ontwikkeld met betrekking tot service en prijsstelling. Verwacht wordt daarom dat deze stedelijke windturbines de komende 10 jaar geen substantiële bijdrage zullen leveren aan de energievoorziening in Den Haag. Het is wel voorstelbaar dat voor 2040 bovengenoemde barrières voor kleinschalig windenergie worden overwonnen. Daarom ondersteunt Den Haag een project waarin partijen uit de stad kleine turbines plaatsen Voordat grootschaliger toepassing in Den Haag mogelijk wordt, moeten eerst de terugverdientijden verbeteren en een goede inpassing in het uiterlijk van de stad mogelijk worden. Zelfs bij grootschalige toepassing blijft de totale hoeveelheid opgewekte elektriciteit klein vergeleken met andere opties. Wind op zee Windenergie is een kansrijke optie voor het duurzaam produceren van energie. Omdat de mogelijkheden van energieopwekking door wind binnen Den Haag beperkt zijn stimuleert Den Haag de productie van windenergie elders, bijvoorbeeld op zee. Met de huidige subsidies is investeren in wind op zee inmiddels, net als investeren in wind op land, financieel aantrekkelijk geworden. De belangrijkste reden dat projecten nog niet op veel grotere schaal worden gerealiseerd is de tijd die de rijksoverheid nodig heeft voor zorgvuldige planvorming en vergunningverlening. Den Haag heeft €10.000.000 geïnvesteerd in Meewind. Daarmee wordt voor de kust van België een windpark gerealiseerd. De elektriciteit die met de investering van Den Haag wordt opgewekt komt overeen met het gebruik van 8.000 huishoudens. Hiermee wordt circa 17 kiloton CO2 bespaard. De ontwikkelingen worden nauwgezet bijgehouden, om ervaring op te doen voor toekomstige investeringen. De verwachting is dat de investering rendabel is. Den Haag volgt de ontwikkelingen en rendementen nauwgezet, uit het oogpunt om in de toekomst soortgelijke investeringen te herhalen.
3.10.
Energie uit zee (golf, getijde, osmose)
Energie uit de zee is een optie die nu toegepast wordt in landen met een gunstige situatie, zoals een groot getijdenverschil. Er is een veelheid aan technieken. Er kan elektriciteit worden opgewekt uit stroming, golven, getijdenbeweging en het verschil tussen zoet en zout water. Al sinds de jaren ‘70 zijn er plannen voor het opslaan van energie in een kunstmatig meer in de Noordzee. De eerste projecten in Nederland worden nu gerealiseerd. Vooralsnog
23
lijken dit geen opties die ver genoeg zijn ontwikkeld, of voldoende potentieel hebben voor toepassing in Den Haag. Het getijdenverschil en de golfslag zijn beperkt en er komt geen grote zoetwaterstroom bij Den Haag in de Zee. Den Haag volgt de ontwikkelingen op dit gebied, maar investeert vooralsnog niet.
3.11.
Totaal potentieel duurzame energie
In deze paragraaf is een eerste voorzichtige inschatting gemaakt van het potentieel van de diverse Haagse bronnen van energie. De getallen in onderstaande figuren zijn gebaseerd op een optimistische maar realistische inschatting van de potentie, passend binnen het toekomstbeeld van de energievisie. Optimistisch betekent dat onderstaande getallen denkbaar zijn als positieve ontwikkelingen zich doorzetten en betrokken actoren de noodzakelijke inspanningen leveren. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een sterke kostendaling van zonnecellen en het voorbereiden van een grootschalige introductie en plaatsing van deze panelen door gemeente, energiebedrijven en installateurs. Realistisch betekent dat ontwikkelingen die technisch wel mogelijk zijn, maar praktisch of politiek nog niet haalbaar, niet zijn meegenomen. Zo is in de schatting slechts een deel van de daken belegd met zonnecellen en slechts voor een beperkt deel van het dak. De gepresenteerde overzichten zijn daarmee een blik op een mogelijke toekomst in 2040 op basis van nu bekende technieken. De getallen zijn uitgedrukt in PetaJoule (PJ). Ter vergelijking: heel Nederland gebruikt nu ongeveer 3200 PJ. In bijlage 2 is aangegeven welke aannames zijn gebruikt om het potentieel te schatten. De aannames en berekeningen worden in de toekomst aangescherpt. Voor WKO is een dergelijke studie al in 2010 uitgevoerd.
Zeew aterw armte; 0,03
Haagse warmteopwekking 2040 (PJ)
Geothermie; 1,5 Groen gas van buiten de stad; 0,85 Restw armte; 1,5
BioWKK; 0,5 Biomassa-vergisting; 0,6
Zonneboilers; 0,05 Toekomstige innovatie; 3,62
WKO; 4 groen gas HRe; 0,12
24
Haagse w ind op zee; 0,72
Haagse elektriciteitsopwekking 2040 (PJ)
Kleinschalige w ind in de stad; 0,01 BioWKK; 0,36
Toekomstige Innovatie; 2,21 groen gas Hre ; 0,03 Zonnecellen; 0,75
Grootschalige w ind in de stad; 0,02 Duurzame elektriciteit van buiten de stad; 2,21
3.12.
Conclusie energieopwekking
Met de in dit hoofdstuk beschreven opwekking, wordt tweederde van de warmte en tweederde van de elektriciteit duurzaam opgewekt. Dat betekent dat met deze bronnen Den Haag in 2040 niet klimaatneutraal is. Deels ligt dat aan de aannames die in bijlage 2 zijn terug te vinden. Als bij de grote bronnen een aanname net iets gunstiger wordt gedaan, ontstaat een veel positiever beeld. Daarbij speelt mee dat de onderbouwing van de aannames niet is gestoeld op uitgebreide studies van de Haagse situatie. Nader studie is nog nodig. Met de een flinke inspanning op de bovenstaande aandachtsgebieden halen we dus tweederde van de doelstelling. Voor het resterende deel van de doelstelling zal innovatie in de komende 30 jaar nog een aantal oplossingen aandragen. Mocht gaandeweg blijken dat innovatie tegenvalt, zal Den Haag de energievisie daarop aanpassen.
25
3.13.
Speerpunten energiehuishouding
Uit dit hoofdstuk blijkt dat vijf bronnen een groot deel van het potentieel van energieopwekking bepalen. Deze bronnen vormen samen met energiebesparing en warmtenetten de speerpunten van de energievisie: 1. Energiebesparing 2. Warmte-Koude opslag 3. Zonne-energie 4. Windenergie 5. Geothermie 6. Uitbreiding warmtenetten 7. Biomassa
26
4. Gebiedsgericht energiebeleid Verschillende delen van Den Haag bieden verschillende kansen en bedreigingen aan de energievoorziening. In hoofdstuk 2 en 3 is een uitgebreidere beschrijving van de bronnen en infrastructuur te vinden. Wijken die aan zee liggen kunnen profiteren van een tweede zeewaterwarmtecentrale. De Zuidkant van Den Haag ligt dicht bij het Westland, waar in de toekomst warmte over zal zijn en mogelijk ook biomassa. Dit hoofdstuk geeft in grote lijnen de verdeling van de energieopties in Den Haag aan. In de toekomst zal in een uitwering op hoger detailniveau en met nadere onderbouwing worden gemaakt, zodat in toekomstige updates van de structuurvisie Den Haag de energievisie een volwaardig hoofdstuk kan zijn. Den Haag zal het initiatief nemen om een warmtekaart op te stellen, waar per gebied in Den Haag een voorkeur wordt aangegeven tussen verschillende vormen van warmteopwekking en levering. Zeewaterwarmte en –koeling kansen liggen logischerwijs dicht bij de kust. Het ruimtebeslag is relatief gering. Er is een ketelhuis nodig en per woning een warmtepomp. Geothermie Er loopt een “band” met bruikbare aardwarmte, ruwweg van Delft naar Scheveningen. Schuin boren is een optie, waardoor projecten niet precies boven de warmte hoeven te liggen. Wel wordt een project duurder naarmate de afstand groter is. Kansen voor Geothermie worden vooral bepaald door de vraag naar warmte, bij voorkeur een grote vraag geconcentreerd in een klein gebied. Waar de kansen voor geothermie overlappen met de kansen voor warmtenetten liggen de echte kansen voor deze energievorm. Het ruimtebeslag wordt bepaald door de pompinstallatie en de ruimte die nodig is voor de installatie die in de piekvraag voorziet. Wind op zee Ook op het Nederlandse deel van de Noordzee zullen windprojecten verrijzen. Met de ervaringen met de investering in het Belgische windpark kan Den Haag beslissen om ook daar te investeren. Het ruimtebeslag ligt vooral buiten Den Haag. Afhankelijk van de hoogte en ligging zijn windmolens vanaf de kust zichtbaar. Biomassa Kansen voor Biomassa liggen op plaatsen waar biomassa beschikbaar komt. Het Westland biedt daarvoor kansen. In masterplan Erasmusveld is voorzien dat lokaal beschikbare biomassa wordt vergist in kleine installaties. In Kijkduin en Binckhorst worden de mogelijkheden van een bioWKKcentrale verkend. De Vlietzone wordt uitgewerkt met veel groen in het gebied. Dit betekent een grote stroom biomassa. Ook wordt in de Vlietzone verkend of biomassa per schip aanvoeren aantrekkelijk is. Vergistingsinstallaties lijken een schaalniveau te hebben dat Den Haag overstijgt. In de omgeving van Den Haag wordt gezocht naar goede locaties. Harnaschpolder is één van de mogelijkheden. Uitbreiding van de bestaande capaciteit in Houtrust lijkt vanwege de logistiek niet aantrekkelijk. Bij de benutting van biomassa kiest Den Haag er voor om de opgetelde capaciteit van alle installaties af te stemmen op de lokaal beschikbare biomassa. Dit betekent dat niet op alle ingetekende gebieden de kansen worden gerealiseerd.
27
BioWKK en met name vergistingsinstallaties hebben een vrij groot ruimtebeslag. Uitstoot van verbrandingsgassen en fijnstof kan lokaal een probleem zijn. Stad/wijkverwarming Kansen voor warmtenetten liggen op de plaatsen waar een grote warmtevraag is. Dit geldt mogelijk voor nieuwbouwwijken van enige omvang ongeveer tot 2015. Daarna zal de warmtevraag van nieuw te bouwen huizen te klein zijn. De kansen voor nieuw aan te leggen warmtenetten liggen in de bestaande bouw, waar het moeilijker is om de warmtevraag te reduceren. De uitdaging ligt dan in een grootschalige omschakeling van verwarmen op aardgas naar warmtelevering. De kansen op korte termijn liggen bij het verduurzamen van reeds bestaande warmtenetten die nu met fossiele brandstoffen worden gestookt. In het zuiden van Den Haag liggen kansen om restwarmte van tuinders te benutten.
28
Den Haag zal het initiatief nemen om een warmtekaart op te stellen, waar per gebied in Den Haag een voorkeur wordt aangegeven tussen verschillende vormen van warmteopwekking en levering.
29
In het afgelopen jaar heeft Den haag in kaart gebracht waar in Den haag kansen voor WKO liggen.
Hieruit blijkt dat het grootste deel van Den Haag met behulp van WKO van warmte is te voorzien, meestal omdat het drinkwaterwingebieden zijn. Voor zover er in die gebieden (in de kaart rood gemaakt) warmtebehoefte is, is het uitbreiden van stadsverwarming naar die gebieden een goede optie. Om dat rendabel te kunnen doen, is het nodig dat stadsverwarming ook afnemers krijgt in een aantal gebieden tussen het huidige net en de nieuwe gebieden. Den Haag zal het initiatief nemen om een warmtekaart op te stellen, waar per gebied in Den Haag een voorkeur wordt aangegeven tussen verschillende vormen van warmteopwekking en levering.
30
In bovenstaande kaart zijn de bestaande warmtenetten weergegeven. Hieronder heeft Eneco een aantal gebieden aangegeven waar het warmtenet zou kunnen worden uitgebreid.
31
5. Invloed De gemeente wil zeker stellen dat de doelen van deze energievisie worden gerealiseerd. Deze energievisie beschrijft een energiehuishouding die daarbij past. Alle partijen die in dit hoofdstuk worden genoemd en nog vele anderen beïnvloeden die energiehuishouding. Dit hoofdstuk beschrijft de rol van de gemeente en andere beslissende partijen. Hierbij wordt dieper ingegaan op de mogelijkheden van een gemeenschappelijk energiebedrijf.
5.1.
Partijen met invloed op de energiehuishouding
Netwerkbeheerders In de elektriciteits- en gaswet zijn de taken en bevoegdheden van de Nederlandse netbeheerders vastgelegd. Netbeheerder Stedin is als enige bevoegd om het laagspanningselektriciteitsnet en het aardgasnetwerk in deze regio te beheren. Daarmee heeft Stedin taken en verantwoordelijkheden die zijn vastgelegd in de Elektriciteitswet en Gaswet. Stedin ontwerpt en beheert deze netwerken. De huidige warmtenetten en sommige koudenetten zijn in handen van Eneco. Deze partij is dan ook de netbeheerder. Voor nieuw aan te leggen warmte- en koudenetten is het mogelijk dat andere partijen eigenaar en beheerder worden. Zo is het beheer van een gedeelte van vlamloos Spoorwijk in handen van Nuon. Energieproducenten/leveranciers Energieproducenten produceren energie. Energieleveranciers verkopen de energie aan klanten. Sommige partijen, zoals Eneco doen beide. De gas- en elektriciteitswet stellen dat het beheer van elektriciteits- en gasnetwerken niet meer door een en dezelfde partij gedaan mag worden. Eneco heeft binnen haar holding deze taken bij verschillende onderdelen ondergebracht. Energieproducenten zijn vaak initiatiefnemer van duurzame projecten. Energieleveranciers spelen een belangrijke rol bij het bereiken van inwoners van Den Haag, omdat dat hun klanten zijn. Rijksoverheid De invloed van de rijksoverheid op investeringen in Energie is in Den Haag vooral voelbaar door wetgeving (gas-, elektriciteits- en warmtewet, Wet ruimtelijke ordening, mededingingswet, Wet milieubeheer etc.) en subsidies. De elektriciteitswet en gaswet beschrijven nauwgezet welke bevoegdheden en verantwoordelijkheden die diverse partijen hebben met betrekking tot eigendom en beheer van de netwerken. Sinds kort is daaraan de warmtewet toegevoegd. Op dit moment wordt door de rijksoverheid tezamen met marktpartijen gewerkt aan de uitwerking van de details van de Warmtewet. De snelheid van implementatie van verduurzaming van bestaande - alsmede duurzame nieuwe - collectieve warmte/koude netten is sterk afhankelijk van het resultaat hiervan. Indirect is er ook invloed via stimulering van innovaties. De rijksoverheid(Rijksgebouwendienst) is in Den Haag één van de grootste gebouwenbezitters en heeft haar eigen duurzaamheidsdoelstellingen. Daarmee kan de Rijksgebouwendienst een belangrijke initiatiefnemers zijn. Kantoorbedrijven Den Haag is een dienstenstad. Dit betekent dat veel bedrijven in kantoren zijn gehuisvest. Samen met de eigenaar en beheerder van de kantoren beslissen zij over aanpassingen en investeringen.
32
Andere bedrijven Den Haag is niet typisch een industriestad. Toch nemen bedrijven, anders dan de kantoorbedrijven een aanzienlijk deel van het energiegebruik voor hun rekening. Projectontwikkelaars Projectontwikkelaars zijn samen met de gemeente bepalend voor de vraag naar energie in bouwprojecten. Zij kiezen, binnen de voorschriften die de gemeente stelt, wat voor gebouwen worden neergezet. Projectontwikkelaars kunnen initiatiefnemer zijn van duurzame projecten. Ze zijn vooral bepalend voor de vraag naar energie voor gebouwverwarming en koeling. Vastgoedeigenaren/ beleggers Vastgoedeigenaren, zoals vastgoedfondsen, bezitten een deel van de kantoorpanden in Den Haag. Zij hebben invloed op het onderhoud en de vervanging van klimaatinstallaties. Woningbouwcorporaties Woningbouwcorporaties beslissen over grote delen van de woningvoorraad in Den Haag. Ze beslissen ook in grote ”brokken” tegelijk. Daardoor liggen er kansen voor vernieuwing van de energiehuishouding bij woningcorporaties. Dat is in het recente verleden al gebleken, doordat woningcorporaties een grote rol hebben gespeeld met projecten zoals de zeewaterwarmtecentrale in Duindorp en Vlamloos Spoorwijk. Bovendien zijn er woningcorporaties die zelf een warmtenet beheren. Particulieren en VVE’s Particuliere VVE’s bezitten een groot deel van de woningvoorraad. Ze besluiten per appartementencomplex over hun energievoorziening. Doordat ze met velen zijn, zijn ze als groep moeilijker te bereiken en te mobiliseren. In het klimaatprogramma wordt ingegaan op het bereiken van deze groep. Omliggende gemeenten, Haaglanden en Provincie Zuid Holland De glastuinbouw wil in 2020 alle nieuwe kassen energieneutraal bouwen, en in totaal een CO2besparing van 48% behalen ten opzichte van 1990. Er zijn meerdere transitiepaden gedefinieerd die tot de doelstelling moeten leiden. Voor de gemeente Den Haag is het interessant om aan te sluiten bij een aantal van deze transitiepaden omdat zij energie opleveren voor de bebouwing in de stad. De voor de stad interessante opties zijn zonneenergie, aardwarmte en duurzame elektriciteit. Bij deze opties bestaat de mogelijkheid om duurzame(re) energie te betrekken uit het kassengebied dat aan de stad grenst. Provincie Zuid-Holland heeft als medeoverheid een eigen klimaat en energiebeleid. Bij sommige stadsoverschrijdende onderwerpen, zoals biomassavergisting en regionale ruimtelijke ordening speelt de provincie een coördinerende rol. De provincie is bovendien in een aantal gevallen bevoegd gezag. (WKO) Stadsgewest Haaglanden speelt, net als provincie Zuid Holland een coördinerende rol bij stadsoverschrijdende projecten.
5.2.
Analyse van invulling van rollen
Coördinator/regisseur. Deze energievisie laat zien dat een grootschalige aanpak nodig is om in 2040 een energievoorziening te hebben waarmee de doelen worden gehaald. Er is tot nu toe geen partij
33
opgestaan die alle initiatieven naast elkaar zet en vergelijkt met gestelde doelen. De coördinator heeft daarmee inzicht of er meer projecten nodig zijn om die doelen te halen. In dat geval kan de gemeente de initiatiefnemers stimuleren meer te doen, of zelf het initiatief nemen. De gemeente heeft ook een unieke positie als het gaat om het coördineren van werkzaamheden. Voor werkzaamheden aan de energie-infrastructuur zal de straat meestal open moeten. De gemeente kan overlast beperken door goed af te stemmen met andere werkzaamheden aan bijvoorbeeld riolering of telecom. In nieuwbouw en herstructureringsprojecten is vaak een onafhankelijke partij nodig om de regie in handen te nemen. Veel partijen vergeten de invloed van het energiesysteem op de infrastructuur onder de grond, omdat ze daar niet verantwoordelijk voor zijn. De optimalisering van een locatie op duurzaamheid wordt door commerciële partijen niet altijd goed opgepakt. Communicatie tussen projectontwikkelaar en de netbeheerder loopt niet altijd goed, waardoor het netwerk niet ingericht is op de situatie boven de grond. Dit kan de gemeente voorkomen door hier een actieve rol te spelen. De gemeente neemt met deze energievisie de coördinerende en regisserende rol op zich. Initiatiefnemers Alle in dit hoofdstuk genoemde partijen zijn in Den Haag al betrokken bij energieprojecten. In verschillende configuraties zijn samenwerkingsverbanden opgericht die hebben geleid tot projecten als het aardwarmteproject, de zeewaterwarmtecentrale, vlamloos Spoorwijk en vele andere. Dit heeft de stad Den Haag al recent de Climate Star award opgeleverd. Aan initiatiefrijke partijen in Den Haag dus geen gebrek. Het is wel de vraag of voor grotere projecten die bijvoorbeeld bouwblokken of zelfs wijken overstijgen ook initiatiefnemers te vinden zijn. Het aanleggen van een netwerk in een bestaande wijk is ingewikkeld doordat wegen moeten worden opengebroken en aansluitingen op bestaande, bewoonde panden moet worden geregeld. De kosten hiervan zullen veel hoger zijn dan bij warmtenetten in nieuwbouwgebieden. De afstemming met andere werkzaamheden in de wijk, verkeersomleidingen en andere organisatie voegt hier nog meer complexiteit aan toe. Bovendien zal het moeilijk zijn om bewoners te overtuigen direct om te schakelen op warmtelevering in plaats van aardgasverwarming. Kenniseigenaar Er zijn diverse soorten kennis belangrijk voor het realiseren van een wenselijke energiehuishouding. Kennis van energieopwekking, transport-, levering en klanten is vooral aanwezig bij de netbeheerder, energieleveranciers en deels bij woningbouwcorporaties. Uit ervaringen van diverse gemeentes blijkt dat kennis uit vernieuwende projecten vaak niet wordt overdragen naar andere projecten. Het wiel wordt opnieuw uitgevonden. Die kennis blijft dus niet hangen bij initiatiefnemers, maar is afhankelijk van individuele personen met ervaring. Kennis van beleid moet bij de gemeente aanwezig zijn, wil de gemeente invloed hebben op de energievoorziening. Kennis die bij partners voldoende aanwezig is volstaat daar niet voor. De gemeente gaat de versnipperde kennis bundelen en nieuwe kennis opdoen. Kennis van de energiesituatie in de stad, zoals aantallen aansluitingen, gebruik per doelgroep, reeds gerealiseerde energiebronnen etc. is versnipperd aanwezig bij de gemeente
34
energieleveranciers, netbeheerder en andere partijen . Er lijkt geen speler te zijn die deze kennis verzamelt en beschikbaar stelt. Kennis over hoe bewoners zelf actie kunnen ondernemen is moeilijk te achterhalen. Internet lijkt nu de enige bron van informatie. Hiervoor kan de gemeente een rol spelen, maar ook energiebedrijven zijn hier door hun klantcontacten voor geschikt. Samenwerking bij voorlichtingsactiviteiten is een mogelijkheid. Verantwoordelijke ruimtelijke ordening De gemeente heeft het primaat in de ruimtelijke ordening. Van de gemeente wordt dan ook verwacht dat zij hier het voortouw in neemt. Provincie en rijk hebben hun eigen verantwoordelijkheden. Ruimtelijke ordening bevat belangrijke instrumenten die sturing kunnen geven aan energiebronnen en infrastructuur. Met name bij deze rol is het belangrijk dat over de grenzen van het te ontwikkelen gebied wordt gekeken. Sommige energiebronnen zijn voor één masterplangebied te grootschalig, maar kunnen samen met andere gebieden wel een goede optie zijn. Voor vergisting van biomassa, moet Den Haag zelfs over zijn grenzen heenkijken. Een voorbeeld hiervan is het opzetten van een (regionale) visie op de ondergrond, of een regionale biomassavergister. Voorbeelden van toepasbare instrumenten zijn: Energieprestatie op locatie het besluit aanleg energie-infrastructuur, grondexploitatie en het gebiedsgericht exploitatieplan. Investeerder Vaak zijn de initiatiefnemers van projecten ook de investeerder, of zoeken zij een derde die bereid is te investeren. Het kan gaan om banken of fondsen. Sinds kort is het Haags klimaatfonds opgericht dat middelen beheert die kunnen worden ingezet om klimaatprojecten in Den Haag te realiseren. In gevallen waar investeringen een onzeker rendement hebben, of niet rendabel zijn, vinden projecten geen doorgang. Middels subsidies spelen overheden hier een grote rol. Het kan echter ook zijn dat de gemeente investeert in infrastructuur en of bronnen en deze in exploitatie geeft bij een bedrijf. Dit zou kunnen spelen bij het aanleggen van warmtenetten in de bestaande bouw. Bevorderen van innovatie De energietechniek is volop in ontwikkeling. Dit gebeurt veelal op landelijke of wereldwijde schaal. Wel is een belangrijke rol weggelegd voor afnemers die bereid zijn een nieuwe techniek uit te proberen die zich nog niet heeft bewezen. Uit een aantal van de mogelijke acties die in deze energievisie staan wordt al duidelijk dat Den Haag als aanjager van innovatie kan optreden, maar dat vooral doet bij technologie die specifiek voor Den Haag belangrijk is. Dat geldt bijvoorbeeld voor technieken die het leggen van warmtenetten in bestaande bouw vergemakkelijken.
5.3.
Invloed van de gemeente
Hierboven is al een aantal rollen aangegeven die de gemeente op zich wil en kan nemen. De gemeente positioneert zich als coördinator/regisseur en waar nodig als initiatiefnemer. Daartoe verzamelt de gemeente de kennis over energievoorziening om deze rol in te kunnen vullen. Met deze energievisie geeft gemeente Den Haag aan wat haar doelstellingen zijn. Er staan de gemeente talrijke middelen ter beschikking om invloed uit te oefenen op beslissingen over de energievoorziening. Enkele voorbeelden:
35
investeren/deelnemen in projecten aansluitplicht op warmtenetten subsidies ruimtelijke planvorming en bijbehorende exploitatieplannen gronduitgifte eigen bedrijfsvoering verduurzamen vergunningen en handhaving gemeentelijke bouwverordening afvalinzameling groen en waterbeheer. diverse overlegstructuren, al dan niet in het kader van convenanten
Los van bovenstaande keuze, moet de gemeente beslissen of een aanjagende rol wordt gespeeld in innovatie. Een dergelijk rol kan worden ingevuld door mee te doen in proef en pilotprojecten die binnen het toekomstbeeld passen.
5.4
Haags duurzaam energiebedrijf
In het coalitieakkoord 2010-2014 is afgesproken dat gemeente Den Haag de haalbaarheid van een lokaal duurzaam energiebedrijf onderzoekt. De belangrijkste reden is het creëren van een organisatie met slagkracht en een eenduidig doel om duurzame projecten te realiseren. Welke vorm een dergelijk energiebedrijf moet hebben is tot nu toe in het midden gelaten. Dit hoofdstuk beschrijft de inzet van Den Haag. Een grootschalige invoering van de opwekking en distributie van duurzame energie wil in Den Haag (maar ook in andere Nederlandse gemeenten) nog niet goed van de grond komen. Er zijn wel veel succesvolle Haagse initiatieven als ‘Vlamloos Spoorwijk’, de zeewaterwarmtewarmte centrale in Duindorp en ‘Aardwarmte Den Haag vof’, maar de grootschalige invoering van duurzame energie in Den Haag is nog ver weg. De verschillende duurzame energie opties hebben ieder hun eigen knelpunten die grootschalige invoering in de weg staan. Algemene knelpunten zijn: • Een brede kennis (organisatorisch, juridisch, technisch, participatie van betrokkenen, etc.) over hoe specifieke duurzame energieprojecten gerealiseerd kunnen worden ontbreekt. Door onvoldoende kennisopbouw en/of versnippering van kennis lopen nieuwe partijen daarom weer tegen dezelfde problemen aan en blijft het moeilijk om van plan naar uitvoering te komen. • Er bestaan nog geen partijen die zich echt hard maken voor een grootschalige invoering van duurzame energie projecten in de regio Den Haag. De uitgevoerde demonstratieprojecten hebben niet automatisch geleid tot nieuwe. • Een flink aantal duurzame energie opties hebben een terugverdientijd die langer is dan burgers en het bedrijfsleven gewend zijn en/of acceptabel vinden. • Er ontbreekt regie op gebied van energie. Kansen worden daarom onvoldoende geïdentificeerd en afgewogen op basis van maatschappelijke bijdrage.
36
Het ‘Lokaal duurzaam energiebedrijf’ staat enorm in de belangstelling als oplossing van deze knelpunten. In Nederland zijn inmiddels al meer dan 35 initiatieven gestart. Drie vergevorderde initiatieven zijn nader onderzocht. Op basis van gesprekken met één betrokken ambtenaar per gemeente en bestudering van openbaar beschikbare informatie is de onderstaande tabel opgesteld. Omdat de initiatieven nog in ontwikkeling zijn, zijn soms voorlopige inzichten gepresenteerd. Gemeente Amsterdam
Verwachte organisatievorm Nog niet duidelijk maar zeker geen bedrijf (zoals in Apeldoorn)
Apeldoorn
Streven is een publieke holding met pps-en per duurzame energie vorm
Tilburg
Nog niet duidelijk maar geen bedrijf. Eerder een service organisatie icm ‘Het Klimaatschap’, een samenwerkingsverband tussen lokale partijen en gemeente.
Doel
Energievormen
Stimuleren van duurzame energie productie door het voeren van regie en faciliteren van partijen. Stimuleren van duurzame energie door actieve participatie in productie en distributie (alleen voor warmte). Verkoop wordt uitbesteed. Stimuleren van duurzame energie productie door het voeren van regie en faciliteren van partijen. Het warmtenet zal verder verduurzaamd worden.
Zonnecellen Wind energie WKO Duurzame energie breed Energiebesparing
WKO Wind energie Biomassa Zonne-energie Energiebesparing
Uit deze inventarisatie blijkt dat de initiatieven allemaal een eigen invulling geven aan het begrip (lokaal) duurzaam energiebedrijf. In Apeldoorn wordt de meest verregaande vorm verkend, waarbij een publieke holding wordt opgericht bestaande uit lokale maatschappelijke organisaties met daaronder publiek private samenwerkingen in de vorm van bv’s. Tilburg en Amsterdam kiezen beide waarschijnlijk voor een wat lichtere vorm. In deze twee gevallen kan feitelijk misschien niet eens gesproken worden van een ‘bedrijf’. Den Haag heeft al te maken met een aantal initiatieven en bedrijven die zich richten op duurzame energie: Eneco NV, Aardwarmte Den Haag VOF, de zeewaterwarmtecentrale Duindorp, WKO Vlamloos Spoorwijk, Energiek en Meewind. De betrokkenheid van de gemeente Den Haag in deze initiatieven is heel verschillend. De gemeente is samen met andere grote steden ook nog eens gestart met het organiseren van de inkoop van duurzame energie voor lage inkomens. Al deze organisatievormen zijn te zijn in meer of mindere mate te zien als lokaal duurzaam energiebedrijf. Bijvoorbeeld bij Aardwarmte VOF wordt het feit dat de gemeente partner is in de VOF, in plaats van buitenstaander als belangrijke succesfactor genoemd, vanwege de zekerheid die dit andere partners biedt over continuïteit.
Naam bedrijf Activiteiten
Betrokkenheid gemeente
37
Eneco NV
Geïntegreerd energiebedrijf gericht op productie, handel, transport en levering van gas, elektriciteit en warmte en bijbehorende diensten. Eneco streeft naar een volledig duurzame energievoorziening in 2030. Aardwarmte Levering van warmte (vanaf 2010) Den Haag vof uit aardwarmte (geothermie) aan circa 4000 nieuwbouw woningen en 20.000 m2 bedrijfsruimte.
De gemeente Den Haag is voor 16,55% aandeelhouder.
Meewind
De gemeente Den Haag investeert € 10 mln. in 2 windmolens van elk 4 MW (bij 50% equity/debt)
Samenwerkingsverband tussen de gemeente Den Haag, de energiebedrijven E.ON Benelux en Eneco en de woningcorporaties Staedion, Haag Wonen en Vestia. ZeewaterVerwarming en warm tapwater Woningbouwcorporatie Vestia was warmtecentral bereiding voor 800 woningen opdrachtgever voor de ontwikkeling en e Duindorp waarbij warmte uit zeewater wordt realisatie van deze centrale. De gemeente gebruikt. Den Haag was mede initiatiefnemer en heeft 0,5 miljoen Euro subsidie gegeven uit de subsidie Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Woningbouwcorporatie Vestia was WKO Verwarming en warm tapwater Vlamloos bereiding voor 751 woningen opdrachtgever voor ‘Vlamloos Spoorwijk waarbij een combinatie van WKO, Spoorwijk’. De gemeente heeft in fase 1 en 2 een warmtepompen, zonneboilers en een centrale HR+-ketel is gebruikt. financiële bijdrage geleverd uit het ISV. Fase 3 is zonder gemeentelijke bijdrage Fase 1 en 2 zijn klaar en fase 3 is tot stand gekomen. eind 2009 afgerond. Energiek Levering van duurzame warmte en De gemeente is slechts indirect koude aan woningen van Staedion. betrokken. Energiek is 100% dochter van Staedion. Meewind is een beleggingsfonds dat investeert in windparken op de Noordzee.
Naast de reeds bestaande initiatieven zou een lokaal duurzaam energiebedrijf ook nog kunnen investeren in warmtenetten of grootschalig zonnepanelen kunnen inkopen voor Haagse inwoners en bedrijven. Het is niet duidelijk welke (combinatie van) deze initiatieven het beste is voor het realiseren van een klimaatneutrale energiehuishouding. Daar komt het besluit om de haalbaarheid van een duurzaam lokaal energiebedrijf te onderzoeken om de hoek kijken. Gecombineerd met dit haalbaarheidsonderzoek wil de gemeente experimenteren met verschillende vormen van soortgelijke initiatieven. In welke organisatievorm dan ook, moet een meerjarig daadkrachtig programma ontstaan dat de toepassing van duurzame energie regisseert, stimuleert en projecten initieert en daarbij ook zorg draagt voor kennisoverdracht tussen individuele projecten en deelnemende partijen. In het haalbaarheidsonderzoek wordt in ieder geval de mogelijkheid onderzocht of onderstaande opties kunnen worden gebundeld of opgeschaald: • Uitbreiden Aardwarmte Den Haag VOF,
38
• • •
Haalbaarheidsonderzoek WKO-ringleiding in centrum, Investeringsmaatschappij warmtenet, Regionale biovergistingsinstallatie.
Conclusies • Grootschalige invoering van duurzame energie in Den Haag vergt nog een stevige impuls. • Energie produceren is primair een rol van energiebedrijven, al is decentrale opwekking van energie steeds vaker in handen van andere partijen. • Een gemeentelijke rol als regisseur is zeer wenselijk. Voor de andere rollen is de noodzaak van inbreng van de gemeente afhankelijk van de specifieke situatie. • De gemeente laat onderzoek uitvoeren naar de haalbaarheid van een lokaal duurzaam energiebedrijf en wil experimenteren met verschillende vormen daarvan.
39
Bijlage 1: Gesprekspartners Onderstaande organisaties hebben middels gesprekken en/of tekstvoorstellen bijgedragen aan de totstandkoming van de onderbouwing van de Energievisie Den Haag 2040 Eneco Stedin E.ON OM Den Haag Platform Duurzaam Den Haag Ballast Nedam / CNG-net Gemeente Westland Gemeente Apeldoorn Gemeente Tilburg Gemeente Amsterdam Aardwarmte Den Haag Provincie Zuid-Holland Stadsgewest Haaglanden SenterNovem (tegenwoordig Agentschap.nl) Haags Milieucentrum Vestia / Ceres-projecten Staedion HaagWonen Ministerie van Economische Zaken Partners for Innovation Edo Advies RenCom
40
Builddesk model ‘Lokaal Duurzaam Energie Bedrijf’ Builddesk heeft een organisatie vorm ontwikkeld voor een Lokaal energiebedrijf. De organisatie bestaat uit een holding, waarin uitsluitend publieke organisaties deelnemen. Dat zijn lokale overheden, waterschappen, (woningcorporaties), etc. Alle deelnemers brengen waarde in, zoals kennis van vergunningverlening, mankracht, kennis van planvorming, budget, grondposities, etc. Onder deze holding worden bv’s opgezet voor de verschillende vormen van duurzame energieopwekking. De bv’s zijn publiek private samenwerkingen, waarin onder andere bedrijven kunnen participeren. Onderstaand de voorgestelde structuur voor het Duurzame Energiebedrijf Apeldoorn.
Een belangrijk voordeel van bovenstaande opzet is de constante factor die de publieke holding biedt. Het is een organisatie die zich op een bedrijfsmatige wijze helemaal inzet voor het realiseren van duurzame energie en in sommige gevallen ook energiebesparing maar daarbij wel maatschappelijke doelen nastreeft. Daarnaast wordt via de holding budget van rendabele investeringen (bv’s) overgeheveld naar minder rendabele. Daardoor kunnen ook vormen van duurzame energie worden ontwikkeld die (nog) niet rendabel zijn. Nadeel is de zorg die moet worden besteed aan de organisatievorm en de vele wettelijke eisen (mogelijke marktverstoring, naleven van gas- en elektriciteitswet, etc). Een aspect dat als nadeel of als voordeel kan worden gezien, is de afstand die wordt gecreëerd tot de politiek. Nadeel is dat de politiek minder invloed heeft maar voordeel is dat het lokale energiebedrijf minder onderhevig is aan wisselingen in bestuursorganen. Daarmee wordt de veelgehoorde klacht over de onvoorspelbare of onbetrouwbare overheid weggenomen.
41
Bijlage 2: Aannames potentieel opwekkingsopties Aannames voor het totaal potentieel van de diverse opwekkingsopties, zoals weergegeven in paragraaf 3.12 van de energievisie. Totale warmte en Voor 2040 is in hoofdstuk 2 een aanname gedaan op basis van elektriciteitsvraag landelijke scenario’s. 2009 is bepaald met behulp van kentallen. Overige warmte van Warmte van buiten de stad is de sluitpost waarmee de Haagse buiten de stad bronnen worden aangevuld tot de totale warmtevraag gedekt is. Groen gas van buiten Landelijke aannames zeggen dat maximaal 8% van het aardgas de stad. door groen gas kan worden vervangen. 8% van de warmte van buiten de stad is daarmee duurzaam. WKO Onderzoek door IF-technology in 2010 laat zien dat in Den Haag de bodem bijzonder geschikt is voor WKO. Zij schatten dat 300kton CO2 kan worden vermeden met behulp van WKO. In deze energievisie wordt een iets terughoudender getal gehanteerd, omdat WKO aanpassingen aan woningen vereist. Biomassavergisting Dit getal komt overeen met 1.8 miljoen m3 biogas. Op basis van concept verkenning biogasproductie Houtrust is regionaal voldoende biomassa geschikt voor 4 miljoen m3 groen gas (aardgaskwaliteit). Dit potentieel is door 3 gedeeld omdat het een regionale installatie zou worden waar ook andere afnemers zijn.. Mogelijk wordt dit groen gas in mobiliteit ingezet, waardoor het niet meetelt voor de warmteproductie. Bio-WKK Op basis van 65.000 ton organisch afval, 15 GJ per ton biomassa, 50% thermisch rendement, 35% elektrisch rendement (behoudende inschatting). Geothermie Op basis van 2 extra bronnen met per stuk een vijfvoud van de capaciteit van de huidige bron. Aardas HRe 3.000 woningen, 40GJoule thermisch per woning en 8 G Joule elektrisch per jaar. (beide getallen zeer ruwe schattingen, zeer afhankelijk van ontwikkeling techniek en warmtevraag woningen) Restwarmte Huidige hoeveelheid restwarmte en het potentieel is geheel onbekend. 0,1 PJ is een eerste inschatting. Indien warmtelevering uit de AVR Rozenburg gaat plaatsvinden: 1,5 PJ, waarvan 0,75 PJ klimaatneutraal (organische fractie). Zonneboilers 10.000 woningen maal 5GJ per woning Zeewaterwarmte Duurzame elektriciteit Aanname dat nationaal 50 % van de elektriciteit duurzaam wordt van buiten de stad opgewekt. Overige elektriciteit Sluitpost, samen met duurzame elektriciteit van buiten de stad. van buiten de stad Haagse wind op zee Bij positieve evaluatie van de Meewindinvestering. 20 maal herhalen van huidige investering levert 200 MW. Zonnecellen Op basis van 5,2 miljoen m2 geschikt dak, waarvan 30% daadwerkelijk wordt benut. 120 kWh opbrengst per jaar per vierkante meter.
42
Kleinschalige wind in de stad Grootschalige wind in de stad Overige energie uit zee
600 molens van 2,5 kW. Uitgaande van plaatsing op tijdelijk vrijliggende grond met in totaal drie middelgrote molens: 5 MW vermogen Opgenomen, omdat hier veelbelovende innovaties zijn. Potentieel nog op 0 gezet omdat dit erg onvoorspelbaar is.
43