BEDRIJFSPROFIEL NOVEM Nederlandse Organisatie Voor Energie en Milieu Dienstverlener in duurzaamheid Novem stimuleert duurzame ontwikkeling van de (inter)nationale samenleving op het gebied van energie en milieu. Als agentschap van het Ministerie van Economische Zaken biedt Novem overheid en marktpartijen ondersteuning bij duurzame ontwikkeling en zorgt dat de ambities van de overheid realiteit worden. Als intermediair brengt Novem de doelen van overheid en markt samen, stemt vraag en aanbod op elkaar af, ontsluit kennis en stimuleert (technische) ontwikkeling.
ENERGIE UIT HET LANDELIJK GEBIED het gebruik van agrarische reststromen voor duurzame energieopwekking
De meeste programma’s worden uitgevoerd in opdracht van de ministeries van Economische Zaken (EZ), Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), Verkeer en Waterstaat (V&W) en Landbouw, Natuur en Visserij (LNV). Buiten Nederland is Novem actief, met het Internationaal Energie Agentschap en de Europese Unie als opdrachtgevers. Bij Novem werken circa 530 mensen.
Catharijnesingel 59
Novem op internet:
Postbus 17
Postbus 8242
www.novem.nl
6130 AA Sittard
3503 RE Utrecht
Tel.: 046 420 22 02
Tel.: 030 239 34 93
Fax: 046 452 82 60
Fax: 030 231 64 91
2DEN-02.16
Novem • Is een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken • Voert beleid uit voor verschillende overheden • Draagt hiermee bij aan de ontwikkeling naar een duurzame samenleving Aan de tekst in deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend.
Colofon Samenstelling van deze uitgave: ir. J. Koppejan (TNO-MEP) dr. ir. E. Annevelink (IMAG) Ontwerp en realisatie: Schoep & Van der Toorn, Amsterdam Druk: Drukkerij Rijser, Purmerend
Duurzame Energie in Nederland
Het copyright van de gebruikte foto’s ligt bij TNO-MEP en IMAG, tenzij anders vermeld.
DE 7423F/802
Swentiboldstraat 21
WEGWIJZER VOOR
UW KEUZE
inhoudsopgave
inleiding
3
biomassa uit agrarische reststromen
4
drijfmest van varkens en runderen
6
bedrijfseigen reststromen voor co-vergisting
10
stapelbare pluimveemest
15
snoei- en dunningshout uit landschappelijke beplantingen
22
rooihout uit de fruitteelt en boomkwekerijen
28
inleiding Groeiende vraag naar energie uit biomassa De Nederlandse doelstellingen op het gebied van duurzame energieopwekking zijn ambitieus. In 2020 moet maar liefst 10 procent van het energieverbruik (ca. 385 petajoules) op duurzame wijze worden opgewekt. In 2000 was dat nog maar 1,2 procent. Met name bij energie uit biomassa wordt een flinke groei verwacht van ca. 28 PJ in 2000 naar 170 PJ in 2020. Hier ligt dus nog een grote taak. Er is nu nog voldoende biomassa in Nederland om de bestaande energiecentrales van biomassa te voorzien. De prijzen voor schone biomassa, zoals houtchips, zijn daardoor in vergelijking met onze buurlanden nu nog relatief laag. Maar uit verschillende studies blijkt dat er in de toekomst in Nederland onvoldoende biomassa zal zijn om aan de uiteindelijke doelstellingen te gaan voldoen. Men verwacht dan ook dat de prijzen zullen gaan stijgen. Daardoor wordt het mogelijk om biomassa grootschalig te gaan importeren uit landen als Rusland, de Baltische staten en Zuid-Amerika. Ook zijn er dan bepaalde biomassastromen uit Nederland (zoals hout uit landschappelijke beplantingen) in te zetten, die nu nog te duur zijn of die lastig zijn in te zetten met de huidige technologie.
Biomassa uit het landelijk gebied Ook in het landelijk gebied komt veel biomassa vrij, die in potentie geschikt is voor energieopwekking. Voorbeelden zijn drijfmest, agrarische residuen, stapelbare pluimveemest, snoei- en rooihout uit landschappelijke beplantingen en uit de fruitteelt en boomkwekerijen. Nederlandse veetelers ondervinden aan den lijve dat het steeds lastiger wordt om dierlijke mest in Nederland af te zetten als meststof. Ook bestaat steeds meer weerstand tegen het verbranden van snoei- en rooihout in de open lucht vanwege brandplekken in het land en luchtverontreiniging. Het terugbrengen van houtchips in de beplanting leidt ook steeds meer tot ongewenste verruiging.
PJ vermeden fossiel
Verwachte inzet van Nederlandse biomassa voor energieopwekking in Nederland.
Er bestaat een groot aantal plannen voor de realisatie van nieuwe bio-energiecentrales, waarbij deze
100
biomassafractie in afval
stromen kunnen worden ingezet. Naast lagere afvoer- en verwerkingskosten kan het leveren van bio-
90
GFT, papier, oud hout
80
mest, slib, VGI-residuen
massa aan een energiecentrale positieve effecten hebben op de bedrijfsvoering van de eigenaar van
vers hout, gras, stro
de biomassastromen, terwijl het milieu er bovendien mee gediend is. Deze brochure schetst een beeld
70
van de mogelijkheden om deze stromen uit het landelijk gebied in te zetten voor de opwekking van
60
duurzame energie.
50 40 30 bronnen: 2000: Duurzame Energie
20
in Nederland, 2000 (KEMA)
10
2005-2020: EWAB Marsroutes, Novem, 2000 (scenario: overheidsperspectief)
0 2000
2
2005
2010
2015
2020
3
Meer duidelijkheid over vaste biomassa middels classificatie en standaardisering Om de handel in vaste biomassa te bevorderen, is in Nederland een classificatiesysteem ontwikkeld. Zo kan eenduidig worden vastgelegd wat de eigenschappen zijn van de betreffende biomassa.
biomassa uit agrarische reststromen
Ook worden op Europees niveau standaarden ontwikkeld voor biomassabrandstoffen. Met gestandaardiseerde brandstoffen kunnen aanbieders en afnemers van biomassa duidelijkheid scheppen over de (vereiste) eigenschappen van de biomassa, zoals herkomst en samenstelling (vochtgehalte, percentages aan verontreinigingen, etc.). Een biomassaleverancier kan er vervolgens op worden aangesproken indien de geleverde biomassa niet aan de gestelde eisen voldoet.
Vanuit de agrarische sector komt jaarlijks een grote hoeveelheid organische residuen vrij, die voor een groot deel ook weer nuttig kan worden toegepast in de landbouw. Zo wordt loof van aardappelen, bieten en andere gewassen meestal ondergeploegd als bodemverbeteraar. De vraag naar stro in Nederland is in sommige jaren zelfs groter dan het binnenlandse aanbod. Ook wordt het grootste deel van de in Nederland geproduceerde mest nog steeds afgezet in de binnenlandse landbouw. Toch is er bij een aantal stromen uit het landelijk gebied sprake van een overschot en wordt er vaak betaald om ervan af te komen. ‘Goedkope’ oplossingen voor deze afvalstromen, zoals verbranding van rooihout in de open lucht, zijn onwenselijk uit milieuoogpunt of worden steeds minder toegestaan. Bij veel veehouders is zekerheid rondom de toekomstige afzet van mest een belangrijke vraag geworden in verband met hun license to produce. Dergelijke overschotstromen kunnen in potentie een belangrijke bijdrage leveren aan de Nederlandse doelstellingen voor het opwekken van duurzame energie. In deze brochure worden de volgende stromen nader onder de loep genomen: drijfmest, stapelbare pluimveemest, bedrijfseigen reststromen alsmede hout uit landschappelijke beplantingen, de fruitsector en boomkwekerijen. Met al deze stromen samen zouden bijna een miljoen huishoudens van elektriciteit kunnen worden voorzien.
Meer informatie over classificatie en standaardisering is te verkrijgen via Novem.
Reststromen uit het landelijk gebied, die een belangrijke bijdrage zouden kunnen leveren aan duurzame energieopwekking. Naam
Drijfmest
Potentieel beschikbaar
Elektriciteit voor
PJ vermeden
(miljoen ton)
aantal huishoudens1
fossiele energie 2
15,0
389.000
9,6
Agrarische reststromen
4,0
159.000
4,0
Stapelbare pluimveemest
1,5
263.000
6,5
Hout uit landschappelijke beplantingen
0,4
114.000
2,8
Rooihout uit fruitsector en boomkwekerijen
0,15
60.000
1,5
985.000
24,4
Totaal
21,0
Aannames: 1: Drijfmest en bedrijfseigen reststromen worden anaëroob vergist, de overige stromen worden via verbranding of vergassing omgezet met een rendement van 30%.
Voor de Nederlandse doelstellingen op het gebied van duurzame energieopwekking is het dus van groot belang dat de bovengenoemde biomassa ook werkelijk wordt ingezet voor energieopwekking. Dit moet dan wel voor zowel aanbieder als afnemer financieel aantrekkelijk zijn.
Er is een elektriciteitsverbruik van 3000 kWh per huishouden verondersteld. 2: Ten opzichte van een referentierendement van 43,5% conform het Protocol Monitoring Duurzame Energie. Bij warmtekrachttoepassing wordt er meer vermeden.
In de praktijk blijkt de snel veranderende markt voor deze biobrandstoffen echter niet geheel transparant te zijn. Aanbieders van biomassa zijn niet goed op de hoogte van de mogelijke opbrengsten. Ook is men onbekend met de kwaliteitseisen van potentiële afnemers. De infrastructuur voor inzameling, voorbehandeling en transport is bovendien nog onvoldoende ontwikkeld. In deze brochure wordt nader ingegaan op allerlei vragen die er leven rondom de afzet van bovengenoemde stromen aan energiecentrales. Per stroom wordt beschreven hoe de markt zich momenteel ontwikkelt, hoe de prijsvorming ontstaat, welke initiatiefnemers er zijn, welke kwaliteitseisen worden gesteld aan de biomassa en wat voor type leveringscontracten wordt aangegaan. Vanzelfsprekend geldt dat de afzetmarkten voor de hier beschreven stromen volop in ontwikkeling zijn. De in deze brochure geschetste marktsituatie en prijzen golden in maart 2002. Voor actuele marktinformatie wordt aangeraden contact op te nemen met de genoemde initiatiefnemers, Novem of het Informatiecentrum Duurzame Energie. 4
5
Anaërobe vergisting Bij anaërobe vergisting wordt een methaanrijk biogas geproduceerd door bacteriën in een afgesloten, zuurstofloze ruimte. Dit biogas kan in een gasmotor worden omgezet in duurzame energie, nl. elektriciteit en warmte. Overigens wordt bij traditionele mestopslag ook een flinke hoeveelheid methaan gevormd, maar dit verdwijnt dan als schadelijk broeikasgas. Bij anaërobe vergisting wordt de vorming van methaan juist
drijfmest van varkens en runderen
gestimuleerd en nuttig toegepast. Het vergistingsproces kan bij verschillende temperaturen plaatsvinden. De belangrijkste twee vormen zijn mesofiel (25-45°C, 15-40 dagen verblijftijd) en thermofiel (45-65°C, 10-20 dagen verblijftijd). Op boerderijschaal wordt mesofiele vergisting nu het meest toegepast omdat de
Vraag en aanbod
uitvoering relatief eenvoudig is. De bedrijfsvoering van een thermofiele installatie is minder eenvoudig en wordt in Nederland daarom alleen
In Nederland wordt jaarlijks ongeveer 67 miljoen ton aan drijfmest van varkens en runderen geproduceerd. Een groot deel van deze mest wordt direct gebruikt in de akkerbouw en op grasland. Maar het overschot van ongeveer 15 miljoen ton drijfmest is mogelijk beschikbaar voor de opwekking van duurzame energie via anaërobe vergisting (zie box).
bij grotere centrale vergistingsinstallaties toegepast.
Herintroductie van mestvergisting De productie van varkens- en rundermest in Nederland, samen ca. 67 miljoen ton/jaar (CBS, 2002).
In Nederland werd eind jaren 70 en begin jaren 80 van de vorige eeuw uitgebreid onderzoek gedaan naar anaërobe mestvergisting. Er is toen een dertigtal installaties gebouwd. Door technisch falen en sterke concurrentie met relatief goedkope elektriciteit en aardgas was dat aantal in 1990 gehalveerd. In het buitenland, vooral in Duitsland en Denemarken, is de toepassing van vergisting wel succesvol geweest door een min-
fokvarkens 10%
der goed ontwikkeld aardgasnet, betere afzetmogelijkheden van de mest, verschillen in wetgeving en hogere teruglevertarieven voor duurzaam opgewekte elektriciteit. In Denemarken wordt mestvergisting vooral centraal in grote installaties toegepast, in Duitsland vooral op boerderij-
vleesvarkens 12%
schaal. In beide landen wordt naast mest vaak een ander organisch materiaal toegevoegd (co-vergisting) om de biogasproductie te verhogen. rundvee (vast) 2% Anaërobe vergisting van drijfmest staat in Nederland opnieuw in de belangstelling om een aantal redenen. Vergiste mest heeft betere bemesrundvee (dun) 76%
tingseigenschappen, de technologie is inmiddels sterk verbeterd en door de hogere elektriciteitstarieven is ook de financiële rentabiliteit sterk verbeterd. Zowel kleinschalige als centrale vergistingsinstallaties worden thans gerealiseerd. Vergiste mest (ook wel digestaat genoemd) heeft een aantal voordelen. De aanwezige nutriënten (N, P en K) zijn beter beschikbaar voor opname door de plant. De mest is ook homogener en constanter van samenstelling. Andere voordelen zijn een lagere geuremissie in vergelijking met onvergiste mest en de afdoding van onkruidzaden en pathogenen door het vergistingsproces.
Typische prijsniveaus De verwerkingstarieven bij een centrale vergistingsinstallatie verschillen niet van de gebruikelijke afzettarieven voor drijfmest.
Kwaliteitseisen Bij de verwerking van drijfmest in een anaërobe vergistingsinstallatie is het van belang dat de mest zo vers mogelijk is, omdat de gasopbrengst dan maximaal is. Langdurige opslag in een mestsilo of mestkelder moet dus worden vermeden. Ook mag zich geen mestvreemd materiaal in de mest bevinden. Een gebruikte injectiespuit bijvoorbeeld kan het vergistingsproces flink verstoren. Tenslotte is het drogestofgehalte van de drijfmest belangrijk: te dikke mest valt moeilijk te verpompen en te dunne mest bevat onvoldoende organisch materiaal voor het maken van biogas.
lijk is om via een goede logistieke organisatie de mest zo vers mogelijk af te voeren, kan de boer in principe met een kleinere opslagcapaciteit toe (dit is vooral een voordeel bij nieuwbouw).
Marktpartijen In de tabel op pagina 11 zijn een aantal mestvergistingsinitiatieven opgenomen; deze lijst is zeker niet uitputtend. Verder zijn adressen weergegeven van personen en instanties waar meer informatie kan worden opgevraagd over mestvergisting.
Opties voor voorbehandeling en transport Bij een mestvergistingsinstallatie op de boerderij is de afstand van de stal naar de installatie beperkt en kan de drijfmest van de stal naar de vergistingsinstallatie worden verpompt. Bij een centrale mestvergistingsinstallatie wordt de drijfmest met tankauto’s vervoerd. Omdat het wense6
7
Zo kan men de meest geschikte mest voor het vergistingsproces kiezen. Gosselink heeft co-vergisting (het meevergisten van organische materialen) wel overwogen, maar de huidige vergunning voorziet daar nog niet in. De Biorek-installatie is met name gebouwd om aan te tonen dat het bedrijfseconomisch aantrekkelijk is om mest te vergisten en vervolgens via mestbewerkingstechnieken hoogwaardige mineralenconcentraten te produceren als kunstmestvervanger. Gosselink hoopt dat groepen boeren daarna gezamenlijk nieuwe initiatieven voor mestvergisting en nabewerking gaan ontplooien. In Noord-Brabant kan men bij vragen omtrent vergunningverlening e.d. de hulp inroepen van een provinciaal begeleidingsteam. Ook is door deze provincie een Leidraad Mestverwerking opgesteld.
CASE
centrale mestvergisting bij biorek agro Sinds september 2001 draait in Elsendorp (Noord-Brabant) een centrale mestvergistingsinstallatie. Dit zogenaamde Biorek Agro-project is een gezamenlijk initiatief van mestafzetcoöperatie Mestac en Bioscan A/S, een Deense leverancier van vergistingsinstallaties. De installatie verwerkt, volgens projectleider Gerard Gosselink, 25.000 ton varkensdrijfmest per jaar en levert daarmee 1,6 miljoen kWh duurzame energie (goed voor het jaarverbruik van ruim 500 huishoudens), 7.500 ton mineralenconcentraten (kunstmestvervangers) en 17.500 ton schoon water. Het schone water mag worden geloosd op het oppervlaktewater, maar het kan ook worden gebruikt voor beregening op aanpalende percelen.
Dier
Gewassen
Bemesting
Mest
Bij investeringen in mestvergisting bestaat volgens Gosselink vooral de behoefte aan bewezen technologie, gekoppeld aan garanties van leveranciers om mogelijke risico’s (b.v. de kosten voor de afzet van niet verwerkte mest) af te dekken. “Bij de realisatie van een centrale mestvergistingsinstallatie is het ook belangrijk dat boeren zich voor langere tijd aan één verwerkingsinstallatie willen verbinden. Tenslotte moet natuurlijk de financiering met een bank worden geregeld en moeten er afzetgaranties zijn voor de eindproducten.”
Nadere informatie Biorek Agro B.V. Dhr. G. Gosselink Projectleider Postbus 140 5420 AC Gemert 0492 – 35 99 99
[email protected]
ENECO Dhr. ing. S.F.H. de Boer Marketingmanager biomassa Postbus 2499 3000 CC Rotterdam 010 – 457 55 86
[email protected]
Vergistingsinstallatie
Vergiste mest
De insteek van Mestac is ketens te vormen en te sluiten, zoals in de figuur is geschetst. Om een cyclus te realiseren, worden mineralenconcentraten van hoogwaardige kwaliteit geproduceerd, die als kunstmestvervangers kunnen worden toegepast in de akkerbouw. In het programma ‘Mest op Maat’ voegt een akkerbouwer deze mineralenconcentraten toe aan ruwe mest, waardoor in één werkgang precies aan de juiste mestbehoefte kan worden voldaan. Dit leidt tot een betere voorspelbaarheid van bemesting op de juiste plek en op het juiste moment. Men probeert om ‘Mest op Maat’ als kunstmestvervanger te laten verankeren in de wet- en regelgeving.
Inpasbaarheid op boerderijschaal De inpasbaarheid van vergisting op boerderijschaal in de bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf hangt van vele zaken af. De belangrijkste
Mestac distribueert nu jaarlijks zo’n 800.000 ton varkens- en zeugendrijfmest. De 1.700 aangesloten veehouders betalen een vaste prijs voor de mestafzet van 16-18 €/m3. Mestac zamelt de varkensdrijfmest in met vrachtauto’s die elk zo’n 36m3 drijfmest kunnen vervoeren, en bepaalt zelf welke mest wordt geleverd aan de Biorek-installatie. Gosselink benadrukt dat de kwaliteit van de mest daarbij van groot belang is. “Verse mest moet zo snel mogelijk van de stal naar de mestvergistingsinstallatie worden getransporteerd.” De controle van de meststromen gebeurt onder andere via de standaard MINAS-monsters. Ook beschikt Mestac over een historische database waarin de kwaliteit van de mest van individuele boeren is opgeslagen.
8
zijn de mogelijkheden van de boer om te investeren, de verwachte financiële rentabiliteit van de vergistingsinstallatie en, ten slotte, de inpasbaarheid bij gebouwen en erf, beschikbare arbeid en mestbeheer op het bedrijf. Onderzoek heeft uitgewezen dat voor vergisting op boerderijschaal de ombouw van bestaande mestopslagsystemen alleen aantrekkelijk is indien er zowel een kelder als een silo aanwezig is (combinatiesysteem). In alle andere gevallen is het meestal gunstiger om voor een geheel nieuwe vergistingsinstallatie te kiezen, waarbij de bestaande opslag eventueel als naopslag voor de uitgegiste mest kan worden gebruikt.
9
Lopende mestvergistingsinstallaties en enkele nieuwe initiatieven (status maart 2002). Naam
Input per jaar
Type mest
Co-vergisting
Biorek, Elsendorp
25.000 ton/jaar
Varkens
Nee
Leverancier
Schaal
Biorek
Centraal
Agro B.V.
25.000 ton/jaar
Varkens
Bermgras
Nijverdal
vergistingsreactor (De Scharlebelt, Nijverdal)
Wolter & Dros
Centraal
Biowatt B.V.
September 2001
Dhr. H. Kasper,
Februari 2002
projectleider
Vraag en aanbod De totale hoeveelheid organisch materiaal die beschikbaar is voor co-vergisting, ligt in Nederland volgens recente schattingen van het onderzoeksinstituut Alterra in de orde van grootte van 4 miljoen ton per jaar. Dit zijn reststromen afkomstig uit huishoudens (GFT), gemeenten (bermgras) en de voedings- en genotmiddelenindustrie. Naast dit externe materiaal kan men bij co-vergisting op boerderijschaal ook denken aan bedrijfseigen organische reststromen, zoals bermgras, aardappel- en bietenloof, witlofresten, voederbieten, mislukt kuilvoer en dergelijke (zie box “Meer biogas door...” op pagina 12). De totale omvang van deze agrarische reststromen is op het moment niet duidelijk in beeld en zal bovendien sterk per bedrijf verschillen.
Dhr. G. Gosselink, 0492 - 35 99 99
De Scharlebelt,
voor bermgras bij een
Operationeel sinds
projectleider
bedrijfseigen reststromen voor co-vergisting Inschroefmechanisme
Contactpersoon
0548 - 36 48 20 Praktijkcentrum
900m3/jaar
Nije Bosma
(+900 gepland)
Runder
Snijmaïs
Zathe, Goutum Proefbedrijf voor
4.500m3/jaar
Varkens
Nee
Biogas
Boerderij
Dhr. E. van Marum,
Nederland
bedrijfsleider
B.V.
058 -216 75 92
Ecogas
Boerderij
Dhr. K. Broekman,
de varkenshouderij,
International
bedrijfsleider
Sterksel
B.V.
040 -226 23 76
Praktijkcentrum
3.000m3/jaar
Gepland: voer-
Ecogas
Typische prijsniveaus
De Marke,
resten, natuurafval,
International
Bedrijfseigen organische reststromen kunnen meestal tegen geringe extra verwerkingskosten worden toegevoegd aan een eigen vergistingsinstallatie op boerderijschaal. De belangrijkste kosten zijn gerelateerd aan het geschikt maken van de vergistingsinstallatie als co-vergister van deze materialen.
Hengelo (Gld)
stromest
B.V.
Varkens
Maïs,
WISA
& kippen
mergkool,
varkenshouder
voederbieten
0543 - 56 53 70
Leemkuil, Miste
1.000m3/jaar
Runder
Boerderij
Februari 2001
Januari 2002
Dhr. A. Kool, CLM
Bouwplannen klaar; vergun-
030 -242 73 36
ning aangevraagd; start gepland augustus 2002
Boerderij
Dhr. J. Leemkuil,
Januari 2001
Kwaliteitseisen Bedrijfseigen organische reststromen mogen worden co-vergist op boerderijschaal wanneer het vergiste mengsel op het eigen land wordt uitgereden. Bij organische reststromen die van elders worden aangevoerd of bij levering van het vergiste mengsel aan andere gebruikers is een vergunning nodig (zie box “Wet- en regelgeving...” op pagina 14).
Opties voor voorbehandeling en transport Transport van bedrijfseigen organische reststromen beperkt zich meestal tot het vervoer van het materiaal van het veld of de schuur naar de vergistingsinstallatie. In Nederland is het meestal niet lonend om bedrijfseigen organische reststromen naar een centrale vergistingsinstallatie af te voeren, omdat men dan extra transportkosten heeft en bovendien vaak een tarief aan de poort moet betalen voor de verwerking van de ‘afvalstromen’.
Marktpartijen In de tabel op pagina 11 is een aantal co-vergistingsinitiatieven opgenomen. Deze lijst is zeker niet uitputtend. Verder zijn zoveel mogelijk adressen genoemd van personen en instanties waar meer informatie verkrijgbaar is.
10
11
CASE
Meer biogas door co-vergisting maakt installatie rendabeler De financiële opbrengsten van een vergistingsinstallatie waarin alleen drijfmest wordt vergist, zijn beperkt. Dit komt omdat er in verhouding tot andere organische stoffen relatief weinig biogas wordt geproduceerd uit één m3 natte mest. Een goede optie om de biogasopbrengst van
varkensmest en bermgras worden samen vergist in nijverdal
een vergistingsinstallatie, en daarmee de rentabiliteit, te vergroten, is door co-vergisting van andere organische producten. Dergelijke organische producten hebben een hoger organische-stofgehalte dan mest en leveren daarom relatief veel biogas. Bij co-vergisting op boerderijschaal kan men denken aan bedrijfseigen organische reststromen, zoals bermgras, aardappel- en bietenloof, witlofresten, voederbieten, mislukt kuilvoer en dergelijke. Aardappel- en bietenloof wordt nu vaak nog ondergeploegd als bodemverbeteraar, maar biedt ook mogelijkheden voor co-vergisting op boerderijschaal. Door co-vergisting van organisch materiaal komt een rendabele vergisting van
Henk Kasper, manager Duurzame Energieproductie bij Essent Energie, is projectleider van De Scharlebelt in Nijverdal. In deze centrale-mestvergistingsinstallatie wordt varkensmest samen met bermgras vergist. De belangrijkste drijfveren voor realisatie van De Scharlebelt zijn duurzame energieopwekking, bermgrasverwerking en mestverwerking.
drijfmest bij meer Nederlandse veehouderijbedrijven in zicht. Wel moeten bij een co-vergistingsinstallatie extra technische voorzieningen worden getroffen en is de bedrijfsvoering complexer. Voor co-vergisting op centrale schaal is een grote hoeveelheid bermgras beschikbaar die afkomstig is van rijkswegen, provinciale wegen en lokale wegen buiten de bebouwde kom. Co-vergisting van bermgras met drijfmest is vooral interessant voor grotere centrale installaties en minder voor installaties op boerderijschaal, omdat aanzienlijke investeringen nodig zijn voor de opslag, handling en toevoer van bermgras aan de reactor. Bovendien krijgt een boer door de aanvoer van bermgras van derden (een afvalstof in de optiek van de wet- en regelgeving) de status van afvalverwerker, waarvoor aanvullende vergunningen nodig zijn. Een boer kan dus beter andere, bedrijfseigen organische
De benodigde varkensmest voor de vergistingsinstallatie wordt aangevoerd door mesttransporteur Verkooijen. Het bermgras wordt geleverd door Koop-dochter GEVA, die wegbermen maait voor rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat moet al het bermmaaisel afvoeren om de kruidenrijkdom langs de wegen te handhaven en is bereid te betalen voor de verwerking. Dit verschilt van de situatie wanneer boeren lokale wegen maaien, b.v. in opdracht van gemeenten. Dan blijft het bermgras meestal gewoon liggen of gaat het naar de eigen kuil van de boer. Op het moment zijn er volgens Kasper dan ook nog geen boeren die bermgras leveren aan een dergelijke centrale installatie, omdat dit alleen maar extra kosten met zich meebrengt.
reststoffen toevoegen aan de mest.
Leveranciers van mestvergistingsinstallaties BiogaS International BV Dhr. A.L. Wittendorp Dordsedijk 431 7891 NN Klazienaveen 0591 – 39 00 96
[email protected] www.biogas.nl
PlanET Biogastechnik Dhr. Dipl.-Ing. H. Becker Master Esch 35 D-48691 Vreden, Duitsland 0049 – 2564 – 97565
[email protected] www.planet-biogas.com
WISA Umweltschutz GmbH Dhr. H.-P. Winkler Lindenstraße 17a D-39606 Iden, Duitsland 0049 – 39390 – 82000
[email protected] www.wisa-biogas.de
LIPP GmbH Dhr. R. Ruck Industriestraße D-73497 Tannhausen, Duitsland 0049 – 7964 – 90030
[email protected] www.lipp-system.de
Biorek Agro B.V. Dhr. G. Gosselink Postbus 140 5420 AC Gemert 0492 – 35 99 99
[email protected]
Wolter & Dros Biowatt B.V. Dhr. E. Hansma Postbus 2483 7500 CL Enschede 053 – 480 74 44
[email protected]
Ecogas International B.V. Dhr. ir. Th. Bijman Postbus 335 7570 AH Oldenzaal 053 – 489 44 93
[email protected] www.ecogas.nl
Linde BRV Biowaste Technologies AG Dhr. M. Verbeek Vertegenwoordiging Benelux De Drieslag 30 8251 JZ Dronten 0321 – 38 79 64
[email protected]
Biogas Nederland B.V. Dhr. D. Meijerink Wollinghuizerweg 89 9541 VA Vlagtwedde 0599 – 32 69 01
[email protected] www.biogas-nederland.nl 12
De Scharlebelt heeft op het moment voldoende aanbod van bermgras. De prijs die men ‘aan de poort’ voor de verwerking van het bermgras kan vragen, varieert wel in de loop van het jaar. In Overijssel mag het bermgras in het najaar nog op landerijen worden gebracht als grondverbeteraar. Doordat men het dan vaak zonder kosten op het veld mag deponeren, heeft dit zeker invloed op de prijs. De Scharlebelt krijgt daarom vooral bermgras geleverd in het voorjaar en de zomer. In de periode mei-juli wordt de gehele jaarvoorraad aangelegd. Het eerste bermmaaisel is van betere kwaliteit voor het vergistingsproces, omdat het meer blad bevat dan het wat houtige bermgras aan het eind van het seizoen. Kasper ziet het liefst zo weinig mogelijk vervuiling in het bermgras en geen materiaal van geschoonde sloten. De Scharlebelt werkt volgens een zorgvuldige receptuur en daarom kuilt men het bermgras in op het terrein bij de installatie voor minimaal één jaar. Het materiaal wordt op die manier voorverzuurd en dat is goed
13
voor het vergistingsproces. Het bermgras wordt aangevoerd in niet-verpakte ronde balen. Een voermengwagen snijdt de balen los en verkort het gras. Met een shovel wordt het bermgras vervolgens op de kuil gereden en ingekuild. Het kuilgras wordt apart van de mest ingebracht in de vergistingsinstallatie via een speciale drogestofinvoerinstallatie. Hiermee kunnen op termijn ook andere organische stoffen worden bijgemengd, maar daar is dan wel een extra vergunning voor nodig. Het bermgras verdubbelt de productie van het biogas en is dus heel belangrijk voor het productieproces. De aanvoerverhouding in tonnen tussen bermgras en drijfmest is ongeveer 1 op 8. Met het geproduceerde biogas worden duurzame elektriciteit en warmte opgewekt in een gasmotor. Verder wordt een steekvaste mestvezel geproduceerd, die als bodemverbeteraar kan worden ingezet. Ook worden twee mineralenconcentraten geproduceerd, die als kunstmestvervangers kunnen worden toegepast. Ten slotte wordt jaarlijks ca. 15.000m3 schoon water op het oppervlaktewater geloosd.
Nadere informatie De Scharlebelt B.V. Dhr. ir. H. Kasper Mr. Werkmanstraat 10 7443 SC Nijverdal 0548 – 36 48 20
[email protected]
Essent Energie Dhr. ir. H. Kasper Zutphenseweg 51006 Postbus 2088 7420 AB Deventer 038 – 852 48 06
[email protected]
Wolter & Dros Biowatt B.V. Dhr. E. Hansma H. ter Kuilestraat 193 Postbus 2483 7500 CL Enschede 053 – 480 74 44
[email protected]
stapelbare pluimveemest Vraag en aanbod In Nederland wordt jaarlijks ruim 1,5 miljoen ton aan vaste pluimveemest geproduceerd. Dit is hoofdzakelijk afkomstig van vleeskuikens en leghennen; een relatief klein gedeelte komt van vleeskuikenmoederdieren, kalkoenen en eenden. Vleeskuikenmest komt pieksgewijs vrij, na afloop van elke productieronde van ca. 7 weken. Het heeft een vochtgehalte van ca. 40%. Zogenaamde bandenmest van leghennen wordt geforceerd gedroogd door de lichaamswarmte van de kip tot een vochtgehalte van ca. 15%. In tegenstelling tot de vleeskuikenhouderij wordt er bij deze vorm van pluimveehouderij een constante meststroom geproduceerd. Doordat de afzet van pluimveemest als meststof om een aantal redenen steeds moeilijker wordt (zie box), wordt de afzet als brandstof als een welkome aanvulling beschouwd. Met de huidige plannen zou in totaal ca. 0,8 miljoen ton pluimveemest op grote schaal als brandstof kunnen worden ingezet.
Wet- en regelgeving rondom co-vergisting De productie van vaste pluimveemest in Nederland (CBS, 2002) Er bestaat nog een aantal drempels voor een snelle implementatie van co-vergisting in Nederland. Zo is de huidige wet- en regelgeving (BOOM/BGDM, MINAS en mestafzetovereenkomsten) op het moment nog onvoldoende op elkaar afgestemd. In Duitsland is de wet- en regelgeving rond co-vergisting aanzienlijk soepeler. Men teelt daar zelfs speciaal maïs en gras als co-vergistingsmaterialen (maïs in combinatie met een braaklegpremie).
vleeskuikens (560 kton)
Voor co-vergistingsinstallaties op boerderijschaal waarin alleen eigen mest en bedrijfseigen organische reststromen worden verwerkt, is een
vleeskuikenmoederdieren (193 kton) eenden (67 kton)
eenvoudige milieuvergunning, afgegeven door de gemeente, meestal voldoende. leghennen (687 kton)
kalkoenen (69 kton)
Na co-vergisting van mest met andere organische materialen in centrale vergistingsinstallaties valt het mengsel onder de categorie ‘bewerkt’. Om het vergiste mengsel als meststof bij akkerbouwers te kunnen toepassen, moet daarom een ontheffing in het kader van de Meststoffenwet worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV. Het Rijksinstituut voor kwaliteit in land- en tuinbouwprodukten (RIKILT) in Wageningen brengt daartoe advies uit aan het Ministerie van LNV op basis van de verwachte samenstelling van het vergiste mengsel. Soms is hiervoor een bemestingsonderzoek noodzakelijk. Deze procedure leidt tot kostbare vertraging in de realisatie van een project. Ook is de verstrekte vergunning slechts van voorlopige aard. Een definitieve ontheffing wordt pas verstrekt op basis van een analyse van het echte vergiste mengsel, dus
Typische prijsniveaus
ná de daadwerkelijke opstart van de vergistingsinstallatie. Het investeringsrisico wordt hierdoor wel erg hoog.
Terwijl er vroeger nog werd betaald voor pluimveemest, vormen de huidige afzettarieven (ca. 15-35 €/ton) een significant deel van de productiekosten van de sector. De door DEP en Fibroned geboden afzettarieven voor langjarige contracten (ca. 10 jaar) bedragen momenteel ca. 10-12 €/ton. Bij de andere initiatieven worden alleen nog kortdurende prijsafspraken gemaakt. Overigens verwachten verschillende pluimveehouders dat na realisatie van een aantal nieuwe mestverwerkingsinitiatieven de mestafzetkosten zullen gaan dalen. Zekerheid voor de afzet van mest is voor veel pluimveehouders een belangrijke reden om langjarige contracten aan te gaan met nieuwe afnemers en verwerkers van mest.
Het Platform Bio-Energie (PBE) heeft enige tijd geleden gepleit voor een lijst met stoffen die zijn toegestaan voor co-vergisting. Die lijst is er helaas nog niet en daarom moet nu per initiatief nog steeds een aparte ontheffing worden aangevraagd. Dit werkt vertragend op het ontstaan van nieuwe initiatieven, die alle voor hun financieel rendement sterk afhankelijk zijn van co-vergisting. Wel is een stuurgroep met het Ministerie van LNV in overleg om de huidige wet- en regelgeving te versoepelen. Voor investeerders is het essentieel dat het Ministerie van LNV vooraf aangeeft op welke manier de meststoffen uit de co-vergistingsinstallaties op de markt kunnen worden gebracht.
14
15
Kwaliteitseisen Afzet pluimveemest wordt moeilijker Vanwege het hoge gehalte aan fosfaat is pluimveemest een prima meststof. De mest wordt door tussenhandelaren als meststof vooral afgezet naar de akkerbouw in Nederland en in het buitenland (Duitsland, Frankrijk en België). Maar door de in de Meststoffenwet vastgelegde aanwendings- en verliesnormen voor fosfaat en stikstof is deze mest steeds moeilijker af te zetten naar de Nederlandse akkerbouw. De komende jaren worden deze normen nog verder aangescherpt. Sinds 1 januari 2002 is de Nederlandse overheid bovendien gestart met een systeem van mestafzetcontracten. Daarbij moet iedere mestproducent in Nederland vooraf kunnen aantonen dat overtollige mest duurzaam kan worden afgezet. Dit moet zijn vastgelegd in een contract met een akkerbouwer, een mestafzetorganisatie, een mestexporteur of mestverwerker.
Er gelden enigszins verschillende acceptatiecriteria voor de energiecentrales die nu worden ontwikkeld. Fibroned accepteert alleen mest van vleeskuikens, bij alle andere installaties wordt ook leghennenmest en andere stapelbare pluimveemest geaccepteerd. Praktisch alle installaties zullen de verse mest accepteren zoals die vrijkomt. Alleen bij de vergassingsinstallatie in Buggenum moet de mest zijn gedroogd (maximaal 15% vocht) en verpoederd. Geforceerde gedroogde bandenmest, afkomstig van leghennen, voldoet overigens wel aan dit vochtgehalte. In tegenstelling tot reguliere mestafzet is het geen probleem om in het geval van dierziekten besmette mest onder veterinair verantwoorde voorwaarden te verwerken.
De contracten moeten ervoor zorgen dat niet meer stikstof en fosfaat in de mest wordt geproduceerd dan waarvoor vóóraf afzetruimte beschikbaar is. De aanscherping van de normen en de afname van het areaal landbouwgrond in Nederland leiden tot onzekerheid over de
Opties voor voorbehandeling en transport
prijsontwikkeling voor afzetcontracten voor de mest met akkerbouwers. Voor de Nederlandse veehouders is het dan ook van groot belang
Voor de pluimveehouder verandert er weinig in de afzetwijze van de mest. De mest wordt met containervrachtauto’s of opleggers opgehaald en naar de energiecentrale getransporteerd. Een groot voordeel is dat de mest continu en zeker kan worden afgevoerd, waardoor ook de noodzaak voor tijdelijke opslag op het pluimveebedrijf sterk afneemt. Opslag op het pluimveebedrijf (kort of lang) is uit veterinaire overwegingen ongewenst en soms zelfs verboden. Voor vleeskuikenhouders is snelle afvoer van de mest extra belangrijk, omdat dan sneller na het leeghalen van de stallen een nieuwe productieronde kan worden gestart. De mesttransporteurs die momenteel nog zorg dragen voor binnenlandse of buitenlandse afzet van de mest, zullen vaak ook worden ingeschakeld bij de levering aan energiecentrales. Zo is het mogelijk dat juist de mest die vanwege regelgeving (landelijk of Europees) niet kan worden geëxporteerd of afgezet naar de Nederlandse akkerbouw (bijvoorbeeld bij het uitbreken van dierziekten of bij een bacteriologische besmetting), wordt ingezet voor energieopwekking. Op deze wijze ontstaat een win/winsituatie voor de mesthandelaren en de energiecentrales.
dat de afzetmogelijkheden van mest worden vergroot door realisatie van een aantal nieuwe projecten voor mestverwerking en mestverbranding. Bij de energiecentrales is het primaire doel het opwekken van duurzame energie met een brandstof die in voldoende mate in de Nederlandse markt aanwezig is. Aan de leverende pluimveehouders echter wordt structurele zekerheid gegeven over de afzet van hun mest tegen vooraf overeengekomen prijzen. In 2001 werd ca. 450 kton pluimveemest geëxporteerd. Volgens het Bureau Mestafzet is momenteel al voor ca. 800-900 kton aan plaatsingsruimte in het buitenland gecontracteerd. In de praktijk wordt de export van onbewerkte mest wel lastiger vanwege nieuwe regelgeving en afnemende acceptatie. Dit heeft enerzijds te maken met risico’s van infectueuze veterinaire ziekten, waaronder salmonella en campylobacter. Ook wordt onbewerkte mest als een afvalstof beschouwd, zodat bij export moet worden aangetoond dat het op een nuttige manier wordt toegepast. De productie van mestkorrels of concentraten voor exporttoepassingen zou een uitweg kunnen bieden. Er zijn echter nog maar weinig initiatieven in deze richting. Verder is de afzet van deze korrels een nichemarkt.
Marktpartijen Decentrale verwerking van vleeskuikenmest Een aantal vleeskuikenhouders onderzoekt de opties voor verbranding of vergassing van de mest op het eigen bedrijf. Men is daardoor zeker van de afzet van de mest. De geproduceerde warmte en eventueel elektriciteit kunnen lokaal worden gebruikt, terwijl ook afvoerkosten kunnen
Momenteel is er een vijftal energiecentrales in ontwikkeling, die stapelbare pluimveemest als brandstof gebruiken. Deze initiatieven verschillen in grootte en type mest dat wordt geaccepteerd en in stadium van realisatie. Deze informatie is per initiatief weergegeven in een aparte box op pagina 19.
worden vermeden. Vooral bij jonge vleeskuikens bestaat een grote warmtevraag. Een belangrijk nadeel bij decentrale verbranding van vleeskuikenmest is echter dat dan continu mest aanwezig is op het bedrijf, waardoor het risico van overdracht van besmetting van de ene productieronde vleeskuikens op de volgende toeneemt. Bij directe afvoer van vleeskuikenmest naar een centrale energiecentrale en ontsmetting van de stal na elke ronde wordt dit risico gereduceerd. De pluimveehouder hoeft dan slechts de mest op een hoop klaar te leggen, waarna een met grijper uitgeruste vrachtauto ca. 20-30 ton mest ophaalt. Doordat bijna altijd meerdere vrachten van één bedrijf worden opgehaald, bezoekt de vrachtauto slechts één bedrijf, waardoor de kans op verspreiding van ziekten onder verschillende bedrijven wordt geminimaliseerd. Leghennenmest is voor kleinschalige verwerking minder aantrekkelijk, omdat de warmtevraag verwaarloosbaar is. Ook is leghennenmest een lastiger brandstof door het hogere calciumgehalte.
16
17
Maasvlakte-centrale
Initiatieven voor grootschalige energieopwekking uit stapelbare pluimveemest (status maart 2002)
In de kolencentrale van E-ON op de Maasvlakte wordt thans 30 tot 40 kton aan stapelbare pluimveemest ingezet. De mogelijkheid bestaat
Naam
om dit in de toekomst flink te laten toenemen. De levering aan E-ON geschiedt op basis van jaarcontracten met marktconforme tarieven. Fibroned,
Input
Type stapelbare
per jaar
pluimveemest
300 kton
Apeldoorn
Duurzame Energieproductie Pluimveehouderij (DEP)
Type contracten
Contactpersoon
Fasering
Alleen vleeskuikens
10-12 jaar,
Fibroned
Vergunning rond, operationeel
ten minste 45%
11-14 €/ton,
Dhr. P.C.M. Knops
in 2003.
droge stof,
incl. transport,
Deventerstraat 35
excl. bemonstering
7311 LT Apeldoorn
maximaal 25% as
en analyse
Op initiatief van de stichting DEP is in 1998 de voorbereiding gestart voor de realisatie van een energiecentrale in Moerdijk. Daarin kan ca.
055 – 582 23 33
[email protected]
350 kton aan stapelbare pluimveemest worden ingezet als brandstof. Het gaat om droge mest van zowel slachtkuikens, leghennen als ander pluimvee met een drogestofgehalte van minstens 60%. Dit is inmiddels grotendeels gecontracteerd bij de deelnemende pluimveehouders. De centrale gaat 30 MW elektriciteit opwekken.
DEP, Moerdijk
350 kton
Alle pluimveemest
Langjarig
Stichting DEP
Vergunning reeds verleend.
minimaal 60%
(bij voorkeur 10 jaar),
Dhr. C. Munsters
Definitief besluit medio 2002.
droge stof
Installatie operationeel 2004.
maximaal 9 €/ton
Postbus 58
gehouden met de levering van restwarmte aan een nog te realiseren glastuinbouwcomplex in Moerdijkse Hoek (ca. 5 km verwijderd van de
excl. transport,
5670 AB Nuenen
centrale) van 150 – 250 ha. De assen kunnen o.a. worden verkocht aan de kunstmestindustrie als vervanging van fosfaat en kaligrondstoffen.
bemonstering
040 – 258 12 25
en analyse
[email protected]
Onbekend
SMANN
Demo in 2002 voor 2.500 ton,
Dhr. E. Altenburg
daarna opschalen naar 30 kton.
De DEP-centrale wordt gebouwd in opdracht van Energy Power Resources (EPR) in Bristol en Stichting DEP in Nuenen. Er wordt rekening
Alhoewel de benodigde hoeveelheid pluimveemest al grotendeels is gecontracteerd, blijft DEP geïnteresseerd in het aangaan van nieuwe leveringscontracten met individuele pluimveehouders. DEP gaat bij voorkeur contracten aan voor 10 jaar. De verwerkingskosten bedragen
De Schone Kip,
maximaal 9 €/ton (kostenniveau 2002), geleverd aan de poort van de centrale. Bijkomende kosten zijn gerelateerd aan transport,
Meppel
30 kton
Alle pluimveemest
bemonstering en analyse in het kader van de MINAS. Verder is DEP in overleg met diverse mesthandelaren en mestafzetorganisaties om samen
Tjallinga 41
de toekomstige aanvoer naar de centrale te organiseren.
9001 LA Grouw 06 – 518 293 66
[email protected]
De milieuvergunning is inmiddels definitief verstrekt. Er wordt verwacht dat medio 2002 het groene licht wordt gegeven voor de bouw van de centrale. De centrale zal dan in bedrijf zijn vanaf medio 2004. Maasvlakte-
30 kton
Alle pluimveemest
centrale De pluimveemestcentrale
Jaarcontracten,
C. van Ravenhorst en Zoon BV
Bijstoken van 30-40 kton per jaar.
marktconforme
Dhr. R. van Ravenhorst
Vooruitzicht voor meer grootschalige
tarieven
Stationsweg Oost 176
inzet.
3931 EQ Woudenberg
van Energy Power Resources
033 – 286 15 56
Ltd. bij Westfield in Fife, Schotland verwerkt jaarlijks 110 kton pluimveemest en
Demkolec en
Alle pluimveemest,
Jaarcontracten,
Agro Limburg,
Medio 2002 wordt de vergunning
wekt daarmee ca. 12 MW
Agro-Limburg,
85% droge stof
marktconforme
Dhr. J. Hendriks
verwacht voor 36 kton pluimveemest
Buggenum
en verpoederd
tarieven
077 – 396 13 10
per jaar. MER-procedure loopt voor
aan electriciteit op.
100 kton
[email protected]
100 kton pluimveemest in een totaal bijstookpakket van 300 kton biomassa.
18
19
De Schone Kip, Meppel De Stichting Mestafzet Noord Nederland (SMANN) heeft in het project ‘De Schone Kip’ het initiatief genomen voor de realisatie van een nieuw te bouwen vergassingsinstallatie voor pluimveemest. De pluimveehouders, verenigd in SMANN, moeten uiteindelijk 30 kton aan pluimveemest kunnen aanleveren aan de vergassingsinstallatie. Mede-initiatiefnemers in dit project zijn de agrarische toeleverancier Agrifirm, energiebedrijf Essent en pluimveeslachterij Storteboom.
Marc van den Boomen voor zijn bedrijf
Ter voorbereiding van deze installatie wordt momenteel een kleinschalig demonstratieproject opgezet, waarbij 2,5 kton per jaar wordt verwerkt.
CASE
pluimveebedrijf marc van den boomen bv gaat mest leveren aan fibroned
Fibroned De Fibroned-centrale in Apeldoorn zal een verwerkingscapaciteit hebben van ca. 280 kton vleeskuikenmest per jaar en wekt daarmee 28-33 MW elektriciteit op. Naast de opgewekte elektriciteit zal restwarmte worden afgezet voor gebouwverwarming en warmwatervoorzie-
Zo’n 30 jaar geleden is de vader van Marc van den Boomen gestart met een vleeskuikenbedrijf in Someren. Door de aankoop van nieuwe locaties is dit uitgegroeid tot een bedrijf dat vijf keer groter is dan gemiddeld. Het bedrijf is inmiddels overgenomen door zijn drie zonen. Na het bijwonen van een voorlichtingsavond hebben ze alle drie een leveringscontract getekend met Fibroned voor de afvoer van de mest.
ningen in Apeldoorn. De as wordt aan de Belgische kunstmestindustrie verkocht. Doordat de nutriënten daarmee uit de landbouw zijn gehaald, maakt Fibroned zich sterk om een vrijstelling van MINAS te regelen voor de aanleverende pluimveehouders. Momenteel zijn contracten getekend met ca. 200 individuele vleeskuikenhouders voor ca. 100 kton per jaar. Daarnaast zal ook via handelaren/exporteurs voor 100 kton aangeleverd worden. Verwacht wordt dat op korte termijn nog een aantal individuele vleeskuikenhouders
Marc van den Boomen houdt op twee locaties samen 240.000 vleeskuikens. Daarbij wordt jaarlijks ca. 2.700 ton mest geproduceerd. De mest wordt nu nog binnen 72 uur afgevoerd door mesthandelaar Jacobs in Someren, meestal naar voormalig Oost-Duitsland. Dit gebeurt op basis van jaarcontracten en de afzetprijs wordt per week vastgesteld. Bij export kost dit ten minste 18 € per ton, in 2000 was dit soms zelfs ca. 32 € per ton. Als de mest echter bacteriologisch is besmet, mag het materiaal niet worden geëxporteerd en dient afzet in Nederland te worden gevonden, meestal tegen een aanzienlijk hoger tarief. Door strengere exporteisen komt een exportverbod op mest steeds vaker voor. Marc van den Boomen heeft daarom een leveringscontract voor 12 jaar getekend met Fibroned. “Nu heb ik zekerheid over de toekomstige afzetkosten. Bovendien kan ik nu in overleg met de slachterij en Fibroned afspreken dat de mest direct na het ophalen van de volgroeide vleeskuikens wordt opgehaald, zodat de stallen ook sneller kunnen worden ontsmet en een nieuwe ronde kan worden gestart.” De mest wordt naar Apeldoorn gebracht en bij aankomst bemonsterd en geanalyseerd op MINAS-waarden. Bij grotere bedrijven zoals dat van Marc van den Boomen is gegarandeerde continuïteit van de bedrijfsvoering een belangrijke reden voor het aangaan van een langjarig leveringscontract met een centrale mestverbrandingsinstallatie. “Ik ben nu niet meer afhankelijk van toekomstige grillen in de afzettarieven en het overheidsbeleid. Ook is het een groot voordeel dat de mest snel na afvoer van de kuikens kan worden afgevoerd.”
zal intekenen. Vleeskuikenhouders kunnen een leveringscontract voor 10 tot 12 jaar aangaan met Fibroned tegen verwerkingskosten van 11-14 €/ton, afhankelijk van de vervoersafstand en de duur van het contract (deze prijs is geïndexeerd met een inflatiecorrectie en inclusief vervoer naar de fabriek). Verder wordt 32 € per vrachtauto aan analysekosten in rekening gebracht. Er zijn geen weeg- of schoonmaakkosten voor de auto. De vleeskuikenmest mag maximaal 55% vocht en 25% as bevatten. Normaal is dit geen probleem. Fibroned neemt geen mest van leghennen aan, o.a. omdat het verbrandingsproces niet is ingesteld op de afwijkende samenstelling van deze mest. Verwacht wordt dat de installatie in 2003 zal gaan draaien. De milieuvergunning is van kracht en momenteel is men bezig met het laatste stadium van de bouwvergunning en welstandscommissie.
Agro Limburg In de periode 1999-2001 zijn een haalbaarheidsstudie en een praktijkproef uitgevoerd naar het meevergassen van pluimveemest en andere biomassa in de kolenvergasser in Buggenum. Men hoopt medio 2002 vergunning te hebben voor het bijstoken van 36 kton biomassa per jaar, waaronder ook pluimveemest. Verwacht wordt dat al vanaf eind 2002 pluimveemest kan worden verwerkt. Verder is een MER-procedure op-
Marc van den Boomen verwacht dat initiatieven voor centrale mestverwerking, zoals dat van Fibroned, een goede bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van het mestoverschot. Hij vindt het ook een goed idee dat de mest nu meerwaarde krijgt als brandstof voor het opwekken van duurzame energie. “Bovendien heb ik dan ook weer eens tijd om aan andere dingen te denken.”
gestart voor het bijstoken van 300 kton biomassa per jaar, waarvan 100 kton pluimveemest. De vergasser kan in principe alle vormen van pluimveemest aan. De mest dient echter in poedervorm (deeltjes < 0,5 mm) en met een drogestofgehalte van ca. 85% te worden aangeleverd. Bij de nattere (vleeskuiken)mest is het daarom noodzakelijk om het materiaal eerst voor te drogen, waarna het kan worden vermalen. Agro Limburg heeft een vergunning om in Bree (België) 120 kton van deze nattere mest via
Nadere informatie Pluimveebedrijf M. van den Boomen B.V. Dhr. M. van den Boomen Someren 049 – 349 66 22 20
compostering in te drogen tot ca. 75 kton. De resterende 25 kton is afkomstig van relatief droge bandenmest. Hiertoe zal een mobiele hamer-
Fibroned, Dhr. ir. P.C.M. Knops Deventerstraat 35 7311 LT Apeldoorn 055 – 582 23 33
[email protected]
molen worden gebruikt, die het materiaal nog verpoedert. Agro Limburg zal contracten aangaan met pluimveehouders op jaarbasis met marktconforme verwerkingstarieven.
21
Opties voor voorbehandeling en transport Het uitzagen van hout uit landschappelijke beplantingen gebeurt meestal met een kettingzaag. Indien de draagkracht en kwetsbaarheid van de bodem en de toegankelijkheid van het perceel dat toestaan (het beste is in de winterperiode met vorst in de grond), kan het hout met een uitrijcombinatie (forwarder) naar de chipper/chunker worden vervoerd, die het hout verkleint en in een container spuit. Waardevolle stammen kunnen eventueel in grotere hoeveelheden worden verkocht. Ten opzichte van traditionele houtchips zijn zogenaamde chunks groter van vorm. Proeven hebben uitgewezen dat het produceren van chunks minder energie kost en dat schimmelvorming en rotting bij opgehoopt vers materiaal wordt voorkomen, omdat het materiaal sneller droogt.
snoei- en dunningshout uit landschappelijke beplantingen Vraag en aanbod Op het platteland treft men op veel plaatsen houtige landschapselementen aan, zoals houtwallen, houtsingels, overhoekjes, erfbeplantingen en kleine bosjes. Een aanzienlijk deel van deze landschappelijke beplantingen is in eigendom van terreinbeherende instanties, waaronder veel agrariërs. Om deze beplantingen in stand te houden, is onderhoud nodig. Het afzetten van landschappelijke beplantingen vindt meestal plaats door ingehuurde zaagploegen buiten de groeiperiode, in het voor- en najaar. Het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) schat dat de komende jaren ca. 300-500 kton hout per jaar uit landschapselementen beschikbaar kan komen voor energieopwekking. Daarmee zou continu ca. 30 tot 50 MW aan elektriciteit kunnen worden opgewekt.
Marktpartijen
Inmiddels zijn er twee houtsnippergestookte centrales in Nederland. In Lelystad wordt jaarlijks ca. 24 kton vers hout verstookt, in de centrale in Cuijk ca. 270 kton. Daarnaast is er een aantal installaties in voorbereiding, waarbij schoon houtig materiaal als brandstof zal worden ingezet.
Landschapsbeheer Nederland Postbus 9756 3506 GT Utrecht 030 – 234 50 10
[email protected] www.landschapsbeheer.nl
Een deel van de agrariërs die houtige landschapselementen in bezit hebben zijn onderling verbonden in agrarische natuurverenigingen en milieucoöperaties. Deze agrarische natuurverenigingen helpen hun leden om de kwaliteit en natuurwaarde van het landschap te behouden en waar mogelijk te verbeteren door het onderhouden van de aanwezige landschapselementen en het verstrekken van voorlichting. Veel nuttige informatie over het onderhoud van landschapselementen en de afvoer van hout naar energiecentrales is te verkrijgen via de provinciale stichtingen Landschapsbeheer en het landelijke Landschapsbeheer Nederland.
Typische prijsniveaus De totale kosten voor het uitzagen, versnipperen en afvoeren van hout uit een landschapselement kunnen flink uiteenlopen, afhankelijk van de ligging, kwaliteit en grootte van het landschapselement en beschikbare subsidies. Daar waar dat mogelijk is, blijft verbranding in de open lucht of het opwerpen van takkenrillen goedkoper. Eenmaal geproduceerde houtchips brengen meestal geld op wanneer ze kunnen worden afgevoerd als brandstof voor één van de energiecentrales, daarom is het terugspuiten van houtchips in de beplanting niet meer nodig. Overigens is de prijs van houtchips in Nederland nu nog relatief laag, omdat er nog veel aanbod is. Bij een groeiende vraag en een beperkte beschikbaarheid zal de prijs stijgen. Daardoor kan het in meer gevallen aantrekkelijker worden om houtchips te produceren uit landschapselementen en deze in te zetten voor energieopwekking.
Een adreslijst van groenaannemers, waarvan een aantal gespecialiseerd is in het zagen en afvoeren van landschappelijk hout naar energiecentrales, kan worden aangetroffen bij de Erkenningsregeling Bosaannemers (www.bosschap.nl/erbo).
Chunks zijn meer rechthoekig van vorm dan chips.
Kwaliteitseisen De huidige energiecentrales nemen alleen schoon gesnipperd hout aan. Hier mag slechts een zeer beperkte hoeveelheid blad/naalden en aanhangend zand in zitten. Het is daarom van belang om het hout zo min mogelijk in aanraking te laten komen met de grond. De aannemer die het hout verkleint, houdt bij het oogsten en verkleinen van het hout vanzelfsprekend rekening met de kwaliteitseisen van de energiecentrale. Als voorbeeld zijn in een box op pagina 26 de acceptatie-eisen voor de bio-energiecentrale in Cuijk weergegeven (vergelijkbare eisen gelden voor andere centrales).
22
23
CASE Onderhoud van landschappelijke beplantingen wordt weer rendabel Tot het eind van de 19e eeuw werd in Nederland veel beheer uitgevoerd in landschappelijke beplantingen. Zo werd hakhoutbeheer uitgevoerd bij loofboomsoorten met een groot uitstoelingsvermogen, zoals eik, iep, es, wilg, els en berk. Deze stoven werden regelmatig afgezet, waarbij
vereniging voor agrarisch natuurbeheer ’t onderholt levert hout voor energieopwekking
het vrijkomende hout werd gebruikt als bouwmateriaal, brandhout, gereedschapsstelen, rasterpalen en als grondstof voor leerlooierijen. Afhankelijk van het type hout en de grondsoort heeft dit beheer geleid tot een geheel eigen vorm van natuurtypische mossen en planten, waarbij tevens dekking werd geboden voor wild in het open veld. Onder invloed van de opmars van fossiele brandstoffen, nieuwe grondstoffen voor leerlooierijen, etc. is het areaal landschappelijke beplantingen echter flink teruggelopen. Het afzetten is vaak te duur door de sterk gestegen arbeidskosten. Tevens bestaat nauwelijks vraag naar het vrijkomende hout, waardoor veel achterstallig onderhoud blijft liggen. Vaak worden de beplantingen pas afgezet of teruggesnoeid wanneer ze overlast bezorgen, bijvoorbeeld omdat ze te ver het weiland in groeien. Voor herstel en onderhoud van landschappelijke beplantingen kunnen door de overheden beheers- en onderhoudssubsidies worden verstrekt. De beplanting moet dan voldoen aan bepaalde eisen wat betreft omvang, soort en leeftijd. Daarmee wordt getracht de natuur- en cultuur-
Wilfried Berendsen is houder van een fokzeugenbedrijf in Baak en coördinator van de Vereniging voor Agrarisch Landschapsbeheer ’t Onderholt in Vorden. Deze vereniging is in 2000 opgericht door een aantal agrariërs die zelf landschapselementen in eigendom en beheer hebben, en heeft inmiddels ca. 200 leden. Veel toeristen komen naar de Achterhoek om te genieten van het typische coulissenlandschap. Het onderhoud van deze singels en wallen is duur, maar doordat dit nu in verenigingsverband wordt uitgevoerd, kunnen de kosten worden gedrukt. De werkzaamheden worden uitgevoerd door zelfstandige werkploegleden, zodat men niet te maken heeft met sociale lasten. ’t Onderholt zoekt bovendien samenwerking met lokale gemeenten en provincies om de uitvoering van het landschapsonderhoud efficiënter te maken. Dit kan bovendien ten goede komen aan de waarde van het landschap.
historische waarde van landschappelijke beplantingen te behouden. Ook voor achterstallig onderhoud zijn subsidies te verkrijgen. De agrarische natuurverenigingen zijn hiervan meestal goed op de hoogte. Herstel en onderhoud van houtige landschapselementen kunnen door de geboden subsidies vaak weer mogelijk worden gemaakt.
Opzet regionaal meldpunt In een straal van 50 km rondom de stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen is een pilotproject ‘Energiek Landschap’ gestart voor een gecoördineerde inzameling van het tak-, top- en dunningshout. In het kader van dit pilotproject kunnen terreinbeheerders en agrariërs bij een Regionaal Meldpunt Snoeihout aangeven waar en wanneer een bepaald object zal worden gekapt. Daarbij worden belangrijke kenmerken van het object doorgegeven, zoals de ligging, de staat van de bodem, de kwaliteit en de verwachte opbrengst. In de toekomst kan inzamelaars
“We hanteren een zogenaamde natuurmeetlat om de natuurwaarde op bedrijfsniveau te beschrijven. Uit onze ervaring blijkt dat het regelmatig afzetten van houtwallen en singels belangrijk is voor de natuurwaarde van het landschap. Doordat er weer licht in het object komt, krijgen ook lage planten en struiken een kans. Vogels en kleinwild kunnen dekking vinden in opgeworpen houtrillen, en in de elementen komen veel typische insecten voor. Het is belangrijk dat de blauw-groene dooradering in het Nederlandse landschap in stand blijft.” Berendsen is enthousiast over het afvoeren van vrijkomend hout uit houtwallen en singels naar energiecentrales. Om het concept te demonstreren, organiseerden DLG (Dienst Landelijk Gebied), ’t Onderholt en groenaannemer DEVOBO Totaal/Biomass in januari 2002 een demonstratiedag voor andere agrarische verenigingen, gemeenten, provincies en terreinbeherende instanties. Daarbij werd een houtwal met achter-
van het hout worden gevraagd aanbiedingen te doen voor de inzameling, verwerking en afvoer. Doordat een overzicht bestaat van het aanbod, kan een efficiëntere logistieke planning worden gemaakt. Regionaal Meldpunt Snoeihout: Dienst Landelijk Gebied, Dhr. E.W. de Walle, Postbus 9079, 6800 ED Arnhem, 026 – 378 12 00
[email protected]
24
25
stallig onderhoud weer teruggezet. De geproduceerde chunks worden nu geleverd aan slibverwerkingsbedrijf GMB, dat de chunks gebruikt om slib te composteren. Daardoor wordt aanzienlijk bespaard op het aardgasverbruik. In de toekomst zal het hout ook worden geleverd aan nog te bouwen energiecentrales. “Er is nu een reëel alternatief voor het verbranden van het vrijkomende hout in de open lucht, wat brandplekken in het land veroorzaakt en ook steeds minder wordt gedoogd door de overheid. De vrijkomende subsidies voor het beheer en landschapsonderhoud blijven wel nodig om het onderhoud te kunnen uitvoeren, maar met nieuwe afvoer- en verwerkingstechnieken en het opwekken van duurzame energie snijdt het mes aan twee kanten.”
Chips die voldoen aan de specificaties van de
Als het aan Berendsen ligt, zal veel achterstallig onderhoud worden ingehaald. “Daarbij zal een flinke hoeveelheid hout vrijkomen. Tegelijkertijd zouden we nieuwe landschapselementen willen aanleggen, zodat ook op langere termijn het bestaan van het coulissenlandschap is gegarandeerd.”
centrale te Cuijk.
Nadere informatie
Acceptatiecriteria voor de bio-energiecentrale in Cuijk • Schoon hout, vrij van verduurzamingsmiddelen en schimmels
’t Onderholt Dhr. W. Berendsen, Coördinator uitvoering Dollemansstraat 11 7223 KH Baak 0575 – 44 19 38
[email protected]
CLM Dhr. H. Kloen Postbus 10015 3503 AA Utrecht 030 – 242 73 61
[email protected] www.clm.nl
DEVOBO Totaal/Biomass Dhr. R. ten Voorde Jan Steenstraat 12 7412 TC Deventer 0570 – 61 09 09
[email protected] www.devobo.nl
• Vochtgehalte van 20% tot 65% • Maximaal 1 gewichtsprocent aanhangend zand • Maximaal 1 volumeprocent aanhangend blad of gras • Eisen aan de afmetingen van de houtchips: - bij ten minste 10 massa%: som van lengte, breedte en hoogte moet groter zijn dan 15 mm - bij ten minste 90 massa%: som van lengte, breedte en hoogte moet kleiner zijn dan 90 mm - alles moet kleiner zijn dan 200 mm
Milieuvoordelen van de levering aan energiecentrales Tot nu toe wordt het vrijkomende tak-, top- en dunningshout uit landschappelijke beplantingen vaak gezien als een afvalproduct dat tegen zo laag mogelijke kosten moet worden opgeruimd. Op locaties in het buitengebied wordt dan ook vaak gekozen voor verbranden in de open lucht of laten liggen in de beplanting (al dan niet na versnippering). Verbranding in de open lucht leidt echter tot brandplekken in het land, wat meestal ongewenst is voor de terreineigenaar. Bovendien wordt dit steeds minder gedoogd door gemeenten vanwege de luchtverontreiniging. Het achterlaten van houtrillen is wel goed voor de ontwikkeling van de natuurwaarde (dekking voor vogels, kleinwild, insecten, mossen en planten), maar kan ook leiden tot ongewenste verruiging. Dat geldt nog veel sterker voor het achterlaten van houtchips in de beplanting. Als verbranding ter plekke of terugbrengen in de beplanting ongewenst is, wordt soms besloten het hout aan te bieden aan groencomposteerders (tegen hoge verwerkingskosten). Vrijkomend tak-, top- en dunningshout kan ook worden verwerkt en afgevoerd als brandstof voor energieopwekking door een daarin gespecialiseerd bedrijf. In de laatste jaren is door een aantal bedrijven veel geëxperimenteerd met inzamelsystemen om hierover kennis en ervaring op te doen. De afvoerkosten hangen sterk af van de bereikbaarheid van de locatie en de grootte en aard van het object. Op deze wijze gaan het onderhoud van landschapselementen en de opwekking van duurzame energie hand in hand.
26
27
afgevoerd in de winterperiode, vóórdat de bomen weer blad krijgen. Ook het gras in de grasbaan mag niet meekomen. Om te voorkomen dat er veel zand meekomt, is het van belang dat het hout zo min mogelijk in aanraking komt met de grond. Met grond vervuilde stobben kunnen meestal niet worden meeversnipperd. Wanneer houtchips tijdelijk op onverhard terrein worden gestort, kan de onderste laag meestal niet worden meegenomen vanwege aanhangend zand.
rooihout uit de fruitteelt en boomkwekerijen Vraag en aanbod In de fruitteelt en bij boomkwekerijen komt jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid snoei- en rooihout vrij. Terwijl snoeihout geleidelijk vrijkomt en meestal lokaal wordt versnipperd, vormt de afvoer van het pieksgewijs vrijkomende rooihout van boomkwekerijen en bepaalde percelen fruitbomen (ca. 150 kton totaal per jaar) vaak wel een probleem. Het rooihout wordt nu meestal in de openlucht verbrand, maar vanwege problemen met overlast zijn gemeenten steeds minder bereid om een ontheffing te verstrekken van het stookverbod. Met de toenemende vraag naar biomassa voor energieopwekking ligt het voor de hand om rooihout beschikbaar te stellen aan bio-energiecentrales. Inmiddels zijn er twee houtchipgestookte elektriciteitscentrales in Nederland, die samen bijna 300 kton vers hout verstoken. Met het beschikbare rooihout zou in principe een elektriciteitscentrale van ca. 15 MWe van brandstof kunnen worden voorzien.
Typische prijsniveaus Indien rooihout niet in de openlucht mag worden verbrand, moet het worden afgevoerd naar een groencomposteerder (tarief ca. 30-50 €/ton). Wanneer het door een externe aannemer wordt gezaagd, versnipperd en geleverd aan een energiecentrale, moet worden gerekend op een all-in verwerkingstarief van ca. 60 €/ton. Bij laagstamfruitteelt (ca. 30 ton/ha) komt dit overeen met een tarief van ca. 1.800 €/ha. De opbrengst van houtchips is nu nog laag, omdat er in Nederland nog veel aanbod van houtchips is. Ten tijde van het schrijven van deze brochure was de opbrengst zo laag, dat zelfs de transportkosten naar de centrale hier niet uit konden worden gedekt. Verwacht wordt evenwel dat bij een groeiende vraag naar biomassa ook de marktprijs voor houtchips zal toenemen. Tegelijkertijd worden nu oogstmachines ontwikkeld en getest, die volledig zijn afgestemd op de fruitteelt. Dergelijke machines kunnen de gehele boom in één gang rooien en versnipperen. Dit kan naar verwachting tegen aanzienlijk lagere kosten dan nu nog het geval is. Daardoor kan het afvoeren van hout uit boomkwekerijen en de fruitteelt voor energieopwekking in de nabije toekomst niet alleen milieutechnisch, maar ook financieel een aantrekkelijke route worden.
Kwaliteitseisen De aannemer die het hout verkleint, houdt tijdens het oogsten en verkleinen van het hout vanzelfsprekend rekening met de kwaliteitseisen van de energiecentrale. Zie als voorbeeld de acceptatie-eisen voor de bio-energiecentrale in Cuijk, onder het onderdeel ‘Snoei- en dunningshout uit landschappelijke beplantingen’. De huidige energiecentrales nemen alleen schoon gesnipperd hout aan met een zeer beperkte hoeveelheid blad/naalden en aanhangend zand. Het is daarom belangrijk dat de bomen worden 28
Opties voor voorbehandeling en transport De ervaring met de inzameling en logistiek van rooihout is nu nog beperkt. Gedurende de seizoenen 1999-2000 en 2000-2001 zijn proeven uitgevoerd met het machinaal rooien en chippen van hout, en het aanleveren aan de bio-energiecentrale in Cuijk. Dit heeft geleid tot een aantal aandachtspunten en nieuwe inzichten voor de inzameling. Boomkwekerijen en fruitbomen op kleigrond zijn bij nattere perioden niet of nauwelijks berijdbaar. In dat geval worden handmatig gerooide bomen dan ook met lichte machines naar een centrale plek getransporteerd, waar ze versnipperd worden en vervolgens afgevoerd per vrachtauto. Ook andere manieren zijn echter mogelijk, zoals de aanpak van Van Boekel laat zien (zie case op pagina 31). Vanzelfsprekend moeten steunpalen, leidraden, bindtouw, vogelnetten, etc. vooraf worden verwijderd van de stam.
Marktpartijen Voor meer informatie over het rooien van bomen uit de fruitteelt en boomkwekerijen voor energieopwekking wordt aangeraden contact op te nemen met BGP of Van Boekel: BGP Ingenieursbureau BV Dhr. ir. P.C.A. de Laat Postbus 96 5400 AB Uden 0413 – 24 33 06
[email protected]
Van Boekel Groep, afd. Recycling Dhr. F. Geurts van Kessel Postbus 3 5410 AA Zeeland 0486 – 45 90 27
Indicatieve kosten voor het afvoeren van 30 ton/ha aan hout van een perceel van enkele hectares laagstam appel (in euro per ton geleverde chips). Zelf zagen en rooien van de stammen Zagen en rooien Verzamelen met loader Versnipperen
Complete uitbesteding
en verklepelen van de stobben
16
n.v.t.
9
9
20
20
Laden in vrachtauto
2
2
Transport < 50 km
7
7
Verklepelen stobben
23
n.v.t.
Totale kosten
77
38
Opbrengsten bij centrale
17
17
Nettokosten per ton
60
21
Nettokosten per ha
1800
630
29
CASE
van boekel mechaniseert het rooien van fruitbomen voor duurzame energie Groenaannemer en grondverzetbedrijf Van Boekel BV heeft in 1999-2001 meegedaan aan een door Novem gesteund praktijkonderzoek waarbij verschillende manieren voor de afvoer van boomkwekerij- en fruitbomen naar energiecentrales zijn uitgeprobeerd. Geprikkeld door positieve ervaringen heeft Van Boekel besloten om zelf oogst- en verkleiningsapparatuur aan te passen, zodat het financieel haalbaar wordt om fruitbomen te gaan leveren als biomassabrandstof. Met de machines van Van Boekel is het mogelijk om in één werkgang drie rijen fruitbomen tegelijk uit de grond te trekken, de wortels met aanhangende grond af te knippen en de volledige boom zonder wortels te versnipperen. Per dag kan ongeveer een hectare worden gerooid en afgevoerd.
Rooihout uit de fruitteelt Jaarlijks wordt er ongeveer 3.500 ha appel- en perenbomen gerooid. Daarbij komt ca. 125 kton hout vrij. Vaak worden fruitbomen gerooid om plaats te maken voor andere rassen, maar ook steeds meer in verband met bedrijfsbeëindiging. Door toenemende concurrentie uit het buiten-
De kneep zit hem volgens Frans Geurts van Kessel van Van Boekel BV letterlijk in een aangepaste grijper van een mobiele kraan. “Deze kan nu alle kanten op draaien en is uitgerust met een knipmechanisme op hoge druk (300 bar), waardoor de wortels in één handeling van de stam kunnen worden afgeknipt. Het handmatig afzagen van te rooien fruitbomen wordt daarmee overbodig.” De mobiele kraan rijdt samen met een mobiele versnipperaar met hoogkiepwagen door het te rooien perceel. De hoogkiepwagen lost de houtchips aan het eind van elke rij in een grotere container. Van de fruitteler wordt alleen gevraagd om van tevoren de steunpalen en leidraad van de fruitbomen te verwijderen.
land wordt de teelt van appelen en peren steeds minder rendabel. Dit blijkt uit het areaal aan appels en peren, dat in de laatste 10 jaar is teruggelopen van ca. 22.000 naar 18.000 ha. Het grootste areaal aan fruit is gevestigd in de Betuwe (29%). Hier wordt ook een groot deel van de bijna 3.000 ha aan andere vruchten geteeld, zoals kersen. Verder zijn er met name veel fruittelers in Zeeland, Limburg en Utrecht. Vroeger werden fruitbomen vooral op hoogstam geteeld. Dit zijn vaak 20 tot 25 jaar oude bomen waarbij de kroon begint op een stamhoogte
Op het moment wordt nog geëxperimenteerd met een aantal zaken. Frans Geurts van Kessel van Van Boekel BV: “We willen de grijper verder aanpassen om nog meer flexibiliteit te verkrijgen. Ook willen we de meerijdende versnipperaar zo aanpassen, dat deze bij het versnipperen de aanhangende grond van de stob afschudt. Daarmee moet ook het afknippen en achteraf frezen van de stob overbodig worden.”
van ca. 2 meter. Tegenwoordig vindt meestal laagstamteelt plaats, hierbij dragen de met palen ondersteunde bomen al op jonge leeftijd vrucht. Deze bomen worden veel sneller gerooid, waardoor per boom minder rooihout vrijkomt.
Rooihout uit boomkwekerijen Het areaal aan Nederlandse boomkwekerijen bestaat voor ca. 60% uit laanboomkwekers en ca. 40% aan kwekers van bos- en haagplantsoenen. De laatste categorie kwekers heeft als restproduct vooral struiken met veel blad beschikbaar. Dit is minder geschikt voor energieopwekking vanwege het hoge asgehalte. Bij laanboomkwekers komen ook volgroeide bomen vrij die niet kunnen worden verkocht, omdat ze bijvoorbeeld zijn kromgegroeid. In de Betuwe bevindt zich de grootste concentratie aan laanboomkwekers in Europa.
30
31
Ook wordt nog overwogen om een andere versnipperaar in te zetten, die door de kraan klaargelegde bomen van de grond kan oprapen. “We denken dat we fruitbomen dan voor 1000 euro per ha kunnen opruimen.” Bij de Zuid-Limburgse fruitteler Erik Huids heeft Van Boekel als proef een 12 jaar oud perceel Jonagold van 3,5 ha opgeruimd. Tot nu toe werd een dergelijk perceel vaak door particulieren gerooid en opgehaald als openhaardhout, maar dat wordt steeds moeilijker. Erik Huids: “Je kunt ook wel een vergunning aanvragen bij de gemeente om het in de openlucht te verbranden, maar dat is ook een hoop werk en het leidt tot luchtverontreiniging.” In het experiment van Van Boekel bij Huids werden de geproduceerde houtchips overigens niet afgevoerd voor energieopwekking, maar teruggespoten op het perceel, omdat de transportkosten van Zuid-Limburg naar de centrale in Cuijk niet opwogen tegen de opbrengst bij de centrale. Huids vindt dit jammer, want hij weet dat zijn houtchips heel geschikt zijn om er energie uit op te wekken in een bio-energiecentrale.
Nadere informatie Van Boekel Groep Dhr. F. Geurts van Kessel Postbus 3 5410 AA Zeeland 0486 – 45 90 27
32
Dhr. E. Huids Rijksweg 152 6325 AH Berg en Terblijt 043 – 604 07 03
wilt u meer weten? Wanneer de verwachtingen voor implementatie van bio-energieinstallaties in Nederland uitkomen, is de levering van biomassa uit het landelijk gebied naar bio-energiecentrales nog maar net begonnen. Verschillende initiatiefnemers zijn momenteel bezig met het realiseren van bio-energieinstallaties. Het is daarbij van groot belang dat aanspraak kan worden gemaakt op de biomassa die hiervoor nodig is. Uit ervaringen blijkt dat eigenaren van dergelijke stromen vaak niet goed weten hoe de markt voor deze stromen in elkaar steekt. Er zijn nog veel vragen omtrent afzettarieven, kwaliteitseisen, noodzakelijke voorbehandeling en marktpartijen. Deze brochure tracht deze aspecten aan te stippen voor vijf stromen uit het landelijk gebied, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren in de nabije toekomst. Overweegt u om biomassa te gaan leveren aan een energiecentrale, dan raden we u aan contact op te nemen met de initiatiefnemers in deze brochure. Actuele informatie over de markt (gebruikelijke afzetprijzen, lopende initiatieven, etc.) kunt u opvragen bij Novem. Meer algemene informatie over energie uit biomassa kunt u opvragen via de Biomasster-internetsite: www.biomasster.nl. Voor algemene informatie over duurzame energie en energiewinning uit biomassa en afval kunt u terecht bij: Informatiecentrum Duurzame Energie Postbus 12 6800 AA Arnhem Telefoon: 0900 – 9892 Internet: www.duurzame-energie.nl E-mail:
[email protected]