PLANTENWERKGROEP
Elke bloem vertel een verhaal…. Het lijken allemaal “paardenbloemen”
door Rini Kerstens tekst: Michel van den Langenberg
De paardenbloem is een van de meest bekende planten van Nederland. Deze plant behoort tot de familie van de “composieten’= “samengesteldbloemigen”. Deze aanduiding houdt verband met het feit dat elke bloem in feite een heel boeket, een hele bloeiwijze is. Meerdere bloempjes staan op een regelmatige wijze gegroepeerd bijeen op een gemeenschappelijke bloembodem. Ze zijn samen door een omwindsel (van een of meer kransen groene blaadjes) omgeven. We spreken van een bloemhoofdje of bloemkorfje. De officiële naam “Asteraceae” is ontleend aan een belangrijk geslacht, de asters. De afzonderlijke bloempjes dragen een vijf (soms vier-)slippige lintvormige of buisvormige kroon : lintbloemen of buisbloemen Een lintbloem wordt gekenmerkt doordat de kroonbuis aan een zijde uitloopt in een plat, smal deel met aan het einde 3 – 5 tanden. Het vruchtbeginsel is onderstandig en draagt een stijl met 2 stempels. Rondom de voet van de kroonbuis bevindt zich een vliezige zoom of een krans lange haren, de vervormde kelk, het kelkpluis = “pappus” Van de 5 meeldraden zijn de helmdraden los, maar zijn de helmknoppen samengegroeid tot een kokertje : “saamhelmig”. Bij een buisbloem is de kroonbuis rondom vergroeid en aan de top regelmatig (vierof) vijftandig. Voor een nadere toelichting op de bouw van deze bloempjes zie de bijgaande schematische tekeningen. Aan de hand van de bloembouw wordt duidelijk dar er bij de bestuiving sprake is van een ingenieus mechanisme : In het algemeen zijn de bloemen “proterandrisch” : eerst de meeldraden rijp, pas later de stempel (stamper). Aanvankelijk bevinden stijl met stempel zich op de bodem van de kroonbuis. Als een soort zuiger in een cilinder duwt de groeiende stijl zich omhoog door het kokertje helmknoppen. Dit kokertje wordt hiermee ook naar boven geduwd, zover als de helmdraden kunnen reiken. Rondom de stempeltop zitten “veegharen”, die het al rijpe stuifmeel meevegen naar boven (de onderzijde van de stempel is niet ontvankelijk voor eigen stuifmeel zodat zelfbestuiving wordt voorkomen). Het stuifmeel komt zo boven op het kokertje te liggen, gemakkelijk bereikbaar voor bezoekers. Als de stijl nog verder groeit en de stempel dus omhoog wordt geduwd, wordt het kokertje van helmknoppen naar beneden teruggetrokken. Dan opent de stempel zich, twee slippen worden zichtbaar, de bloem is nu in het vrouwelijke
1
stadium.. De stempelslippen zijn bezet met papillen om het aangevoerde stuifmeel goed te kunnen vasthouden. In het bloemhoofdje openen de buitenste bloemen zich het eerst. In een hoofdje kun je van buiten naar binnen onderscheiden : bloemen met een geopende (rijpe) stempel --- bloemen met het stuifmeel op het omhoog geschoven kokertje van helmknoppen --- bloemen die nog in knop zijn Om het gecompliceerde, maar uiterst slimme mechanisme van de bestuiving beter te begrijpen is een aantal afbeeldingen bijgevoegd. Bij zowel de lint- als de buisbloemen bevat het vruchtbeginsel één zaadknop. Na bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot een “nootje” : een droge, eenzadige, niet openspringende vrucht, waarbij de vruchtwand niet met het zaad is vergroeid. Het (eventueel aanwezige) kelkpluis groeit uit tot vruchtpluis, soms gesteeld omdat de vrucht aan de bovenkant uitloopt in een lange snavel (zoals bij de paardenbloem), soms ongesteeld (zoals bij de meeste distelsoorten). Soms, zoals bij de morgenster zijn de haren van het vruchtpluis geveerd.
Vruchtjes (“nootjes”) met vruchtpluis paardenbloem – distel - morgenster
We onderscheiden 3 groepen Asteraceae : o Het bloemhoofdje met uitsluitend lintbloemen : paardenbloem o Het bloemhoofdje met uitsluitend buisbloemen : distels, korenbloem, boerenwormkruid, schijfkamille, klein kruiskruid o Het bloemhoofdje bestaat uit zowel buisbloemen (= schijfbloemen) als lintbloemen (= straalbloemen) : margriet, madeliefje, jakobskruiskruid, kamille, gele ganzenbloem, knopkruid, duizendblad, wilde bertram, zonnebloem. Tot de familie van de Asteraceae of Composieten behoren bekende soorten groenten : sla, andijvie, witlof, artisjok, schorseneer, cichorei en veel sierbloemen : dahlia, chrysant, aster, afrikaantje, zonnebloem, gerbera, goudsbloem, strobloem, ageratum, zinnia, moederkruid
2
Paardenbloemen De paardenbloem is in ons land zo algemeen dat je er niet aan voorbij kunt zien. Heel algemeen, maar zelden goed bekeken. Het is een overblijvende plant die wel 15 jaar oud kan worden. Het eerste jaar is de plant soms alleen maar vegetatief, daarna kan ze elk jaar opnieuw bloemen geven. Naast de bloemen zijn het bittersmakende, witte melksap, de lange penwortel, de heel korte ondergrondse stengel en het bladrozet van dicht bijeen staande, spiraalsgewijze geplaatste bladeren heel karakteristiek. Paardenbloemen zijn zeer variabel, geen twee exemplaren zijn hetzelfde. Met name in de vorm van de bladeren is er veel variatie. Ook in de tijd verschilt de vorm van de bladeren : de bladeren van de jeugdplant, die nog niet gebloeid heeft, zijn nauwelijks ingesneden, de bladeren die in mei worden gevormd zijn zeer diep ingesneden, die van juni en juli weer duidelijk minder, die van oktober weer aanzienlijk meer. De taxonomie van het geslacht Taraxacum is erg ingewikkeld. In ons land onderscheiden we minstens 250 “microsoorten”, die in secties zijn onderverdeeld. Het zijn geen afzonderlijke evolutionaire eenheden wegens het talrijk voorkomen van hybridisatie tussen de microsoorten. Daarom houden we het op één soort : Taraxacum officinale Namen van de Paardenbloem De Latijnse naam van de paardenbloem is Taraxacum officinale (officinale = geneeskrachtig)
Er bestaan heel veel volksnamen voor de paardenbloem : hondsbloem --- kettingbloem --- pisbloem --- leeuwentand --- varkenssnuit --zoermelk --- molsla --- zonnebruid --- heiligenkruid --- monnikskop --- papekruid --De oudste wetenschappelijke naam voor de paardenbloem vinden we al in de 13e eeuw : Caput monachi. (monnikskop , papenkruid) Dodoneaus geeft daarvoor de volgende nadere duiding : “omdat de bollekens daer de bloemen op gestaen hebben Nae dat de hayrachtige oft wolachtige stuyfkens met het saet (!!) afgewaeyt zijn De gedaente van caele oft geschoren Monnikscoppen schijnen te hebben” De naam “paardenbloem” treffen we voor het eerst aan in het “CruydtBoeck” van Dodoneaus, 1608. Hier en daar wordt wel vermeld dat de naam paardenbloem verband zou houden met het feit dat paarden en varkens de plant niet versmaden. Erg aannemelijk wordt deze herkomst van de naam tegenwoordig niet geacht. Zoals niet (goed) bruikbare kamillesoorten via de aanduiding “hondskamille” en de margriet via de naam”Pferdekamille”of “Pferdeblume” moesten worden onderscheiden van de medicinaal zéér belangrijke echte kamille (Marticaria chamomilla), de nutteloze paardenkastanje van de eetbare tamme kastanje, is mogelijk ook de naam paardenbloem voor Taraxacum officinale te verklaren. Dit strookt overigens niet met het brede spectrum van toepassingen van deze soort, maar misschien dat het heel gewone en algemene voorkomen van de plant een rol heeft gespeeld. Overigens meent men dat de aanduiding “honds” voor “onbruikbaar” later “paard” heeft vervangen en dat deze laatste aanduiding dus als veel minder negatief gezien moet worden.
3
Toepassing, Folklore en Symboliek In het mediterrane gebied komt de paardenbloem minder voor dan bij ons, waarschijnlijk verklaart dat het niet voorkomen van de (medische toepassing van de ) paardenbloem in medisch-botanische literatuur van Grieken en Romeinen. In onze omgeving wordt en werd de paardenbloem gebruikt als (mol)sla en als koffiesurrogaat, als medisch kruid tegen aambeien, blaasontsteking, geelzucht, hardlijvigheid, jeuk, koorts, leveraandoeningen, reuma, spierpijn, sproeten, steenpuisten, suikerziekte, vochtophoping, wratten, wormen, bij galstenen, bij hartklachten en hartkloppingen, bij oogklachten en overmatige transpiratie. De toepassing tegen bijvoorbeeld geelzucht (gele bloemkleur) en oogklachten (stralende bloemen) werd verklaard vanuit de signatuurleer : veel kruiden zijn door de Schepper herkenbaar gemaakt met een teken om het gebruik als geneesmiddel voor de mens aan te geven. Bloemen hebben(hadden) vaak een functie in het volksleven, dikwijls zijn(waren) ze van betekenis in volksgewoonten. De paardenbloem gold als een sterk “anti-magische”plant. De plant zou voorkomen dat je in de eerste huwelijksnacht betoverd zou worden door “nestelknoop” (impotentie). Apuleius ( ± 100 na Chr.) geeft als remedie : “7 paardenbloemen zonder wortels afkoken in water, bij afnemende maan, je daarin, buitenshuis, wassen, verbrand daar ook het kruid Aristolochia en snuif de rook op, en ga het huis weer in zonder omzien” Bij de Germanen was de paardenbloem gewijd aan de liefdesgodin Freija !! Het wegblazen van het vruchtpluis kan ook op uiteenlopende wijzen geïnterpreteerd worden : o Blaas in één keer zoveel mogelijk vruchtpluis weg, het aantal overgebleven vruchtjes geeft aan hoe dicht je de 100-jarige leeftijd zult benaderen; o Na het wegblazen van alle vruchtpluis informeert de aanblik van het kale bloemhoofdje je over het hiernamaals : is de bloembodem mooi wit, dan ga je naar de hemel, is de bloembodem zwart (door aantasting van insecten of schimmels), dan ga je naar de hel, zie je zwarte puntjes op de bloemboden, dan ga je naar het vagevuur. o Als “The love oracle”: Blazen tot alle vruchtpluis verdwenen is : “ze houdt van me” , “ze houdt niet van me”, “ze houdt van me”….. o Een meisje moet 3 keer vruchtpluis wegblazen, het aantal overgebleven vruchten geeft het aantal jaren aan dat ze nog moet wachten op een minnaar het aantal overgebleven vruchten geeft aan hoeveel kinderen ze zal krijgen. o Een meisje moet al het vruchtpluis wegblazen, het aantal keren dat daar voor nodig is komt overeen met het aantal jaren dat ze nog moet wachten op haar minnaar.
4
Ook in de symboliek spelen paardenbloemen een rol. Vooral in de Vlaamse schilderkunst van de 15e en 16e eeuw (Robert Campin, Hans Memlinc, Rogier van der Weyden, , Quinten Massys, Jan van Eyck, de Brugse Meester van de Sinte Lucia Legende e.a.) worden veel planten afgebeeld met een duidelijk symbolische betekenis. De geneeskracht van de paardenbloem gold als een geschenk van God, het met de zon meedraaien van het bloemhoofdje (“Solsequium”) als een “zich richten op het Licht, op God”, de geneeskracht als teken van verzachting voor martelaren, de bittere smaak als het bittere verdriet bij martelaren, bij de kruisdood, het verschijnen als voorjaarsbloem als passend bij Maria Boodschap (25 maart !). het uitgebloeide bloemhoofdje, Corona monachi – Monnikskroon, als symbool voor monniken en heiligen.
Naast onze “gewone” paardenbloem bestaat de familie van de Asteraceae uit nog een groot aantal soorten met bloemhoofdjes die enkel uit gele lintbloemen bestaan. Ze zien er, heel oppervlakkig bekeken, ongeveer hetzelfde uit, “het lijken allemaal paardenbloemen” : biggenkruid, muizenoortje, morgenster, havikskruid, leeuwentand, streepzaad, akkerkool, klein hoefblad. Hierbij een tabel waarmee enkele “paardenbloemen”” op naam gebracht kunnen worden.
5