Elke week één verhaal www.elkeweek1verhaal.nl
De dakkapel
Bart Swanenvleugel
De envelop was gewoon wit. Rechthoekig – A5 formaat ongeveer - en wit. Linksboven in de hoek, op dezelfde hoogte als de portostempels, stond een logo. Het was een klein wapentje, van de gemeente. Het was een doodgewone envelop. Toch had hij iets onheilspellends. Ik liet hem dus meer dan een week liggen. Hij verdween onder nieuwere post, reclamefolders en ander papier, tot hij zich gisteren weer aan me opdrong. Dat kwam omdat de stapel ongelezen post omviel en de enveloppe ineens weer bovenop kwam te liggen. Ik kon het verontruste gevoel in mijn maag niet verklaren, het voelde alsof een donkergrijze nevel vanuit mijn darmen omhoog kringelde en mijn maagwand teisterde. Zonder reden wilde ik de inhoud niet kennen. Ik liet hem daarom nog een tijdje liggen. Na nog twee dagen scheurde ik de enveloppe toch open en las de brief van enkele pagina’s. Ik zal hier niet de hele brief hier opsommen, want ik moest hem zelf vijf keer lezen eer ik begreep wat er stond. En toen nog, ik wist niet waarom het er stond. Het was een brief namens de gemeentelijke welstandscommissie, die mij met ambtelijke omtrekkende bewegingen meedeelde dat het schetsontwerp van de door mij gewenste dakkapel in principe was goedgekeurd. Of ik nu maar een definitief ontwerp wilde overleggen. Daar was ik mooi klaar mee. Men verwachtte van mij een definitief ontwerp van een dakkapel, dat ook nog eens aan allerlei bouwtechnische eisen moest voldoen. De opsomming van wat ik allemaal moest aanleveren besloeg een hele pagina. Het varieerde van constructieberekeningen tot de kleuren van het trespa en van de isolatiewaarde van het glas tot de exacte hoogte in centimeters. Voordat ik het wist, werd ik meegezogen in het verhaal en zocht de vertaling van het gebruikte jargon op op mijn laptop. Ik weet namelijk helemaal niks van bouwkundige eisen, bouwmaterialen of dakkapellen. Ik was ook nooit van plan geweest om een dakkapel op mijn huis te bouwen. Dat was ik nog steeds niet van plan. Eerst dacht ik dan ook dat die brief verkeerd was bezorgd. Maar er stond echt mijn naam en adres op de envelop. En in de aanhef werd ook duidelijk mijn naam genoemd. Hoewel er meerdere keren verwezen werd naar ‘uw aanvraag’, kon ik niet achterhalen op welke datum ik een aanvraag zou hebben ingediend. Bij mijn weten had ik dat nooit gedaan. Lichtelijk in verwarring legde ik de brief weg, om hem enkele uren later weer op te pakken. Ik was al een paar keer naar de zolder gelopen om te kijken wat een dakkapel daar zou doen. Ongemerkt was ik het een interessant idee gaan vinden. Maar toen ik de brief weer las werd ik bevangen door onmacht. Waarom kreeg ik in godsnaam toestemming voor het bouwen van een dakkapel als ik daar niet om had gevraagd? Ik staarde naar het voorblad van de brief. De behandelend ambtenaar was de heer Sortini en bovenaan de brief stond een telefoonnummer. ‘Mooie naam’, dacht ik. Ik besloot hem eens te bellen om helderheid te krijgen. “Een moment geduld alstublieft. Er zijn nog acht wachtenden voor u” klonk een blikkerige damesstem in mijn oor. Ik keek nogmaals op de brief. Het was toch echt de heer Sortini, dus dit was niet zijn stem. Om de paar minuten deed de damesstem opnieuw een beroep om mijn geduld, 1
Elke week één verhaal www.elkeweek1verhaal.nl
terwijl het aantal wachtenden op acht bleef steken. Mijn oor voelde warm aan, mijn arm raakte vermoeid van het hoog houden van de telefoon. Net toen ik onverrichterzake wilde opleggen klonk de stem weer en meldde mij dat er nog zeven wachtenden waren. Hoewel ik inmiddels meer dan een kwartier wachtte, besloot ik nog even aan de lijn te blijven. Na een half uur waren er nog vijf wachtenden voor me. Een snelle berekening leerde me dat dit geintje nog wel eens een uur langer kon gaan duren. Desondanks beet ik door. Totdat de blikken vrouw ineens haar boodschap veranderde: geen mededeling over geduld of aantal wachtenden meer. Nee, ineens zei ze: “Het gemeentekantoor is momenteel gesloten. Probeert u het nog eens tijdens onze openingstijden.” Daarna gaf ze een opsomming van de openingstijden, die voor deze dag inderdaad verstreken bleken te zijn. De dag er na probeerde ik het opnieuw. Nu belde ik vanaf mijn mobiel, want daar zit een speaker op. Zo voorkwam ik in elk geval de fysieke ongemakken als warme oren en lamme armen. Ik belde vroeg, in de hoop dat er minder of geen wachtenden voor me zouden zijn. Helaas. Anderen hadden kennelijk dezelfde keuze gemaakt. Met elf wachtenden voor me was mijn startpositie ongunstig. Wanneer het net zo lang zou duren als de dag er voor, zou ik nog net zo’n tien minuten hebben voordat de openingstijd voor die dag weer verstreken zou zijn. Ik werd er een beetje boos van, in deze tijd, zó slecht bereikbaar zijn, dat moest toch niet kunnen. De boosheid voedde tegelijkertijd mijn vastberadenheid. Ik moest ze nu aan de lijn krijgen, al was het het laatste wat ik deed. Ik legde de telefoon naast mijn computer en begon te werken. Met grote regelmaat klonk de blikken vrouwenstem op uit de speaker en langzaam maar zeker slonk de wachtrij. Ineens - ik schrok er van, zo was ik gewend geraakt aan het repeterende bericht over geduld en wachtenden – klonk er een andere vrouwenstem uit de speaker: “Waarmee kan ik u van dienst zijn?” Even wist ik niet wat te zeggen en hakkelde wat. “Kunt u wat duidelijker spreken?” klonk het onvriendelijk. Kort vertelde ik de vrouw waarvoor ik belde, zij luisterde nauwelijks, want halverwege een zin onderbrak ze me: “ik zal u doorverbinden met de afdeling van de heer Sortini.” Voordat ik daarop kon reageren hoorde ik een wachttoon klinken. Na een klein minuutje klonk opnieuw een vrouwenstem, die allervriendelijkst informeerde waarmee ze me van dienst kon zijn. Opnieuw vertelde ik het hele verhaal en zij luisterde wel aandachtig. -‐ “Als u zo’n goedkeuringsbrief hebt ontvangen, moet u binnen drie weken de definitieve aanvraag indienen” zei ze, nadat ik uitgepraat was. -‐ “Maar ik heb helemaal geen aanvraag ingediend, hoe kom ik dan aan die goedkeuring?” vroeg ik opnieuw. -‐ “Principe-goedkeuringen krijgt u niet zo maar. Dat betekent dat er een correcte en door de welstandscommissie goedgekeurde aanvraag onder moet liggen. En nogmaals, als u die gestand wilt doen moet u niet te lang wachten. Wat is de dagtekening van de brief?” Overrompeld noemde ik de datum. -‐ “Dan hebt u nog maar vijf werkdagen. Ik zou niet te lang wachten als ik u was.” -‐ “Kan ik de heer Sortini spreken? Vroeg ik ten einde raad.”
2
Elke week één verhaal www.elkeweek1verhaal.nl
-‐
“Sortini? Ach, ik werk voor de heer Klamm. Ik zal u met Sortini’s secretaresse doorverbinden. Fijne dag verder.”
Ik wilde haar nog zeggen dat ik dacht dat zij dat was, maar opnieuw klonk de wachttoon. Vrijwel direct kreeg ik een derde vrouwenstem aan de lijn. Na mij er van verzekerd te hebben dat ik daadwerkelijk met de secretaresse van Sortini sprak, vertelde ik mijn verhaal opnieuw. Ik sloot af met de vraag of ik de heer Sortini in persoon zou kunnen spreken. Daarna viel een stilte, die enkele seconden aanhield. Seconden die eeuwen leken te duren. Het klamme zweet perste zich moeizaam uit de poriën op mijn rug. Het prikte en voelde onaangenaam. De stilte sloeg een wak in mijn vastberadenheid. -‐ “U wilt Sortini zelf spreken?” -‐ “Ja.” -‐ “Maar meneer, dan had u eerder moeten bellen. Hij is zojuist vertrokken voor zijn lunchpauze. Vanmiddag werkt hij op locatie.” Zucht. Op locatie, wat zou dat nu weer betekenen? Ik vroeg het haar niet, ik vroeg haar of ze een afspraak kon plannen met Sortini, binnen de vijf werkdagen waarvan me gezegd was dat die belangrijk waren om in de gaten te blijven houden. En tot mijn verbazing zou ik me de volgende dag al bij hem op kantoor kunnen vervoegen. Met herkregen esprit wijdde ik me de rest van de dag aan mijn werk en dacht slechts sporadisch aan de dakkapel. Toen ik die ochtend bij het gemeentekantoor arriveerde was er een brandoefening gaande. Alle ambtenaren, secretarissen en boden stonden op de stoep. In groepjes praatten en lachten ze met elkaar, een enkeling zoog tevreden aan een sigaret of sigaar en de stemming als geheel leek jolig. De deur die mij toegang zou verschaffen tot Sortini bleef echter gesloten. Ik vroeg her en der aan mensen in het gezelschap of zij de heer Sortini ook kenden, maar niemand bleek me te kunnen helpen. De tijd verstreek en het begintijdstip van mijn afspraak was allang gepasseerd toen de deuren weer opengingen. Ik haastte me naar binnen en meldde me in navolging van het bevelende bordje bij de deur, bij de receptionist. Zwijgend hoorde hij me aan, sloeg wat op het toetsenbord op zijn bureau, keek ingespannen naar het beeldscherm, nam de telefoon en belde wat rond. Enkele minuten en verschillende korte telefoongesprekjes verder, keek hij me aan en zei: “Sortini is niet binnen. Hij werkt op locatie.” Er knapte iets in me. Het bloed steeg naar mijn hoofd, ik moet een kleur hebben gekregen als een bosbes, want de receptionist deinsde verschrikt terug en vroeg of het wel ging met me. Ik rukte de brief uit mijn tas en hield die onder zijn neus. -‐ “Hier” schreeuwde ik “al dagen probeer ik Sortini te bereiken en dat dit! Ik had een afspraak met hem.” De man nam voorzichtig de brief uit mijn hand en bladerde er even in. - “Dit is een brief van Klamm” zei hij bedeesd en wees op de handtekening onderaan de brief.
3
Elke week één verhaal www.elkeweek1verhaal.nl
Daar stond inderdaad een krabbel, met daaronder de naam Klamm. De handtekening was weliswaar in blauw geschreven, maar aan de scherpte van het geschrevene was te zien dat het geen echte handtekening was. Het was een digitale handtekening. -‐ “Weet u dat zeker?” vroeg ik. “De behandelend ambtenaar is toch Sortini?” en ik wees op de naam bovenaan de brief. -‐ “Sortini of Klamm. Dat doet er niet toe, zie ik. Dit is een brief van de welstandscommissie. U moet zich tot hen richten. Sortini en Klamm werken bij de afdeling Bouwen en Wonen. De welstandscommissie is onafhankelijk” sprak hij op gelaten toon. Hij gaf me de brief terug en wilde zijn bezigheden weer oppakken. Maar voordat hij kon gaan zitten greep ik hem bij zijn pols en siste: “Bel Klamm voor me.” Hij rukte zich los en vroeg me om van hem af te blijven. Na mijn excuses aanvaard te hebben, zocht hij het telefoonnummer van Klamm op en belde. Daarna stak hij mij de hoorn toe. Na een korte stilte hoorde ik de vriendelijke stem van de secretaresse van Klamm, die ik daags daarvoor ook al gesproken had. Gehaast vertelde ik haar over de afspraak met Sortini en de handtekening van Klamm. Ze luisterde en verzocht me vriendelijk om in de wachtruimte plaats te nemen. Ze zou naar me toe komen. Na tien minuten verscheen een knappe jongedame in de wachtruimte die naar mij vroeg. Ik stond op en ze ging me voor naar een klein spreekkamertje. Het kamertje had één raam, dat uitzag op een binnenplaats. Ik zag het gemeentekantoor optorenen rond het plaatsje, een onafzienbaar aantal identieke ramen weerspiegelden het fletse zonlicht, maar slaagden er niet de grond te verlichten. De grijze steen van het gebouw gaf het geheel een grimmig uiterlijk, waardoor de moed weer in mijn schoenen zakte. De jongedame las aandachtig mijn brief door en vroeg me daarna wat het probleem precies was. Ik herhaalde mijn verhaal, dat ik de brief gekregen had, dat ik nooit een aanvraag had ingediend, dat ik de heer Sortini probeerde te bereiken en dat bij de receptie werd gezegd dat Klamm de brief had gestuurd. Ze knikte en vroeg me om een ogenblik geduld, zodat ze een kopie van de brief kon maken. Terwijl ze weg was, viel me de stilte op. Het leek alsof ik de enige levende ziel was in dit immense gebouw. Er klonk geen voetstap, geen ratelend toetsenbord, gedempte stem of rinkelende telefoon. Een overweldigende en zorgwekkende stilte. Ineens was de jongedame terug. Ze deelde me mee dat ze het zou opnemen met de heer Klamm wanneer hij terug was van locatie. Over de termijn voor het indienen van de definitieve aanvraag hoefde ik me geen zorgen te maken, zij zou in het systeem een verzoek om uitstel invoeren en honoreren. Daarmee kreeg ik zes weken de tijd. Binnen die termijn zou Klamm zeker contact met me opnemen. Of anders Sortini, maar die stond momenteel onder druk. Samenzweerderig fluisterde ze dat het niet zeker was of hij nog bevoegd zou zijn, want er was sprake van dat hij ontslagen zou worden. Enigszins opgelucht, maar nog altijd in verwarring ging ik naar huis. Bij het openen van de voordeur pakte ik de post van de mat en bladerde er werktuiglijk doorheen. Bankafschriften, belastingdienst en één grote bruine envelop. Nieuwsgierig maakte ik hem open en nam een stapeltje stevig, crèmekleurig briefpapier eruit. Hij was aan mij gericht en gedateerd op 4
Elke week één verhaal www.elkeweek1verhaal.nl
gisteren. Ik werd koud om het hart toen ik het onderwerp las: ‘prijsopgaaf voor realisatie dakkapel.’ Paniekerig gleed mijn blik over het papier en bleef haken achter het briefhoofd. In krullende letters stond er:
Fa. Sortini en Zn. Aannemersbedrijf en Dakkapellenspecialist
5