Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
EEN TUINBOUWSCHOOL IN HECHTEL Lei Stienaers
De voorgeschiedenis In het Don Bosco-instituut te Hechtel heeft er na de Eerste Wereldoorlog een tuinbouwschool bestaan1. De oorsprong ervan lag nog in de 19de eeuw. Mgr. Doutreloux, bisschop van Luik (Limburg hoorde toen bij het bisdom Luik), was een grote bewonderaar van Don Bosco2. Hij heeft jarenlang inspanningen gedaan om de salesianen van Don Bosco in zijn bisdom te krijgen. Dat is hem uiteindelijk gelukt. In 1891 werd in Luik het eerste salesiaans weeshuis plechtig ingewijd.
1 Wij gebruikten als bronnen voornamelijk De Kronijk en Het Liefdewerk van Don Bosco. De Kronijk is een verslagboek waarin op datum de belangrijkste gebeurtenissen werden genoteerd. Soms is de verslaggever uitvoerig, andere jaren is zijn verhaal heel bondig. Voor de besproken periode is dit verslagboek nog in het Frans opgesteld. Na 8 december 1928 is de tekst in het Nederlands en verschijnt de term De Kronijk. Het Liefdewerk van Don Bosco is een tijdschrift van de salesianen om hun werken en ideeën bekend te maken en (financiële) medewerkers te werven. Het is opgesteld in het Nederlands en bestaat nog steeds, nu onder de naam “Don Bosco-Vlaanderen”. 2 Don Bosco (1815-1888) was een Italiaanse priester die zich in Turijn en Italië inzette voor verwaarloosde jongeren. Hij stichtte de congregatie van de salesianen die over heel de wereld actief is met speciale aandacht voor jeugdwerk en onderwijs. In de tijd van ons verhaal spraken leerlingen de salesianen aan met het woord Mijnheer. Wanneer wij in onze tekst de afkorting M. gebruiken gaat het over een salesiaan. 1
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Er waren in zijn bisdom nog anderen die sympathiseerden met Don Bosco en die met de hulp van de salesianen iets wilden ondernemen voor de ontwikkeling van hun streek o.a. de gebroeders Mallet uit Hechtel. Victor Mallet, pastoor te Oostham, had zijn bisschop toevertrouwd “mijn twee broers zijn niet gehuwd en zijn ook niet van plan te huwen. Wij zouden graag een weeshuis-landbouwschool zien ontstaan op onze familiebezittingen in Hechtel” 1.
Pastoor Victor Mallet (1842-1931) en zijn broer Jaak (1856-1936) waren nauw betrokken bij de gebeurtenissen, die wij hier verhalen. De derde broer wordt in de geschiedenis van de tuinbouwschool niet met name genoemd.
1
2
MEUWIS (A.). Hechtel, het huis van Don Bosco’s laatste droom, blz. 11
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Mgr. Doutreloux zag iets in het voorstel van de broers Mallet. Hij sprak er over met Don Rua, de algemene overste van de salesianen, toen die in 1894 een bezoek bracht aan het salesiaans weeshuis in Luik. Don Rua bezocht de terreinen en gebouwen in Hechtel, maar de salesianen vonden ze minder geschikt voor een weeshuislandbouwschool. Toch startte in 1896 het werk van Don Bosco in Hechtel onder de naam Sint-Aloysius instituut. Het was toen de gewoonte een klooster of school te noemen naar een heilige. Er kwam in Hechtel geen weeshuis maar een vormingshuis voor jonge of toekomstige salesianen. Novicen kregen er hun vorming tot kloosterling. Na hun noviciaat studeerden de jonge kloosterlingen er twee jaren filosofie. Collegestudenten die salesiaan wilden worden, konden er poësis en retorica volgen (de laatste twee jaren van de oude of klassieke humaniora). Al snel verbleef er in Hechtel een internationaal gezelschap van Belgen, Zwitsers, Duitsers, Fransen en Nederlanders. Op een bepaald ogenblik bedroeg hun aantal meer dan zestig. Omwille van plaatsgebrek werd in 1912 de filosofieafdeling overgebracht naar Groot-Bijgaarden1. Toen de oorlog in 1914 uitbrak, trokken deze jonge mannen terug naar hun eigen land. Velen waren dienstplichtig en kwamen aan het front terecht. Het vormingshuis in Hechtel liep praktisch leeg. Een deel van het gebouw was tijdens de oorlogsjaren door de Duitsers bezet, een ander deel werd gebruikt voor de opslag van bevoorradingsgoederen voor de Hechtelse bevolking.
1
Don Bosco’s Missiealmanak. 1929, blz. 102 3
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
De oprichting Na de oorlog werd ook het noviciaat overgebracht naar GrootBijgaarden. Op 3 september 1919 verlieten de laatste drie novicen Limburg. De salesianen vonden een nieuwe bestemming voor de gebouwen in Hechtel. Er werd een tuin- en landbouwschool en een college opgericht. Maar eerst kreeg het gebouw, dat blijkbaar veel van de oorlog geleden had, een opknapbeurt. In Het Liefdewerk van Don Bosco1 wordt een overzicht gegeven van de werken van Don Bosco in België. Voor Hechtel staat er het volgende: “In ons lieve en geliefde Kempen (….) hebben wij nu ook eene school, - S. Aloysius Gesticht – te Hechtel. Nadat de schaliedekker alles had regendicht gemaakt; nadat de metser, de schrijnwerker en bijzonder de verver hunne ronde hadden gemaakt, - want het zag er uit – hebben wij de 15 dec begonnen met twee studenten, Henri en Pier. Den 29sten kwam Willem en den 16 januari, Jacques. Toen hadden wij studenten en hoveniers” Wij weten uit De Kronijk wie die twee leerlingen van het college waren. Henri was de zoon van burgemeester Eerdekens uit Helchteren. De tweede leerling was Pierre Bollen uit Wijchmaal. De Kronijk sluit het schooljaar 1919-1920 af met een lijst van alle leerlingen en klassen. Wij vinden Henri Eerdekens en Pierre Bollen terug in de zesde Latijnse (d.i. het eerste jaar middelbaar onderwijs). Wij kennen ook de familienamen van de twee leerlingen van de tuinbouwschool. In de klas van de hoveniers zaten een Guillaume (Willem in het Nederlands) Smits en een Jacques Bosmans. Beiden waren afkomstig uit Overpelt. In de loop van het tweede en derde trimester bleven leerlingen toekomen. Op het einde van het schooljaar waren ze met 26. Van die 26 leerlingen zaten er 4 in de zesde Latijnse, 8 in de voorbereidende klas (een soort 7de studiejaar) en 14 in de tuinbouwschool. Er waren dat eerste jaar meer vakjongens dan studenten. Sommigen waren zo laat in het schooljaar toegekomen dat ze het jaar moesten overdoen.
1
4
Het Liefdewerk van Don Bosco. 1921, nr. 1, blz. 4
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Met de hovenierschool was de wens van de gebroeders Mallet “wij zouden graag een weeshuis-landbouwschool zien ontstaan op onze familiebezittingen in Hechtel” vervuld. Met het college erbij kregen zij zelfs meer dan zij nagestreefd hadden. Het geeft de indruk dat de tuinbouwschool voor de initiatiefnemers heel belangrijk was, aanvankelijk belangrijker dan het college. De Kronijk begint voor 1919 met een inleidende tekst. Daarin lezen wij het volgende: “Het huis is omgevormd in een landbouwkolonie met daarbij enkele Latinisten en leerlingen voor de lagere school…”
Het doelpubliek De tuinbouwschool was bedoeld om weeskinderen op te vangen. Wij lezen dit in een folder uit de beginperiode van de school. Wij merken op dat de folder als titel draagt Tuin- en landbouwschool. De term landbouwschool komen wij zelden tegen. Het gaat bijna altijd over de hoveniers of de tuinbouwschool. In tegenstelling met wat de titel laat veronderstellen, handelt de folder ook over collegeleerlingen: er is sprake van latijnsche studiën en studenten. De idee van het weeshuis vinden wij al in de eerste regel waar sprake is van meest ouderlooze kinderen. Onder de titel Algemene voorwaarden tot aanneming der leerlingen (blz. 2 van de folder) staat onder 4° “voor de stieljongens: vader en moeder, of een van beiden verloren hebben, ofwel als ouderloos doorgaan”. Van de studenten “wordt niet vereischt dat ze ouderloos zijn, maar beter is dat hunnen middelen hun niet toelaten elders studiën te doen”. De hoveniers (de folder gebruikt ook de naam leer- of werkjongens) zouden betaald worden voor het werk dat zij leverden1. De
1
STAELENS (F.). Don Bosco 100 jaar in Vlaanderen, Brussel, 1996, blz. 40-43
5
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
modaliteiten zijn op bladzijde 3 van de folder beschreven: “Na ongeveer een jaar stieloefening ontvangen de leerjongens van het gesticht, een loongeld volgens ieder bekwaamheid. De leerjongens zijn in 4 groepen verdeeld, alzoo I beginnelingen; II leerjongens van 1sten graad; III halve werklieden; IV werklieden op ’t einde van het derde jaar. Wanneer de leertijd uit is, wordt het werkmansdiploma afgeleverd”. In onze bronnen hebben wij geen aanwijzing gevonden van enige vergoeding aan de hoveniers voor hun gepresteerde arbeid. Wij weten niet of er geld is uitbetaald.
De aankondiging van een vergoeding voor geleverde arbeid kan een reactie zijn op de aanval van de socialisten op het gratis werken van kinderen in katholieke weeshuizen of scholen. In 1903 en 1904 was deze problematiek aan de orde in het Belgische parlement. De salesianen werden zwaar op de korrel genomen. 6
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Voorpagina van de folder die het nieuwe salesiaanse werk in Hechtel voorstelde aan de lezers van Het liefdewerk van Don Bosco. 7
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
De leerlingen Wij kennen de leerlingenaantallen in de tuinbouwschool voor de volgende schooljaren: 1919-20 1920-21 1921-22 1922-23 1923-24
14 14 15 16 7
Wij vinden deze aantallen in een document1 uit het archief van de centrale salesiaanse bibliotheek (ACSB) in Oud-Heverlee. Wij kunnen dit aantal ook afleiden uit de lijsten met examenuitslagen die wij in De Kronijk vinden. Het ACSB-document geeft voor het schooljaar 192122 zeven leerlingen terwijl wij in De Kronijk bij de uitslag van het paasexamen van dat jaar 15 namen aantreffen. Voor de aantallen van de laatste twee schooljaren hebben wij alleen de cijfers van het document. Vanaf schooljaar 1924-25 vinden wij geen cijfers meer. In zijn boek Hechtel, het huis van Don Bosco’s laatste droom schrijft Fons Meuwis: “Vanaf het schooljaar 1924-1925 maken de kronieken van deze afdeling geen melding meer”. Wij kennen ook de namen van de meeste leerlingen. Over de beginjaren, van 1919 tot 1922, zijn wij zeer goed geïnformeerd. Het schooljaar 1919-1920 eindigde met de volgende 14 leerlingen in de tuinbouwschool: Jaak Bosmans (Overpelt), Roland Dussaert (Hasselt), Louis Gérard (Alken), Jef Gielen (Beverlo), Henri Hendrikxs (Lommel), Edgard Jans (Hasselt), Louis Ponet (Hasselt), Jan Roomers (Nielbij-As), Willem Smits (Overpelt), Felix Troonbeeks (Tessenderlo), Michel Wetzels (Bree), Henri Willems (Schaffen), Antoon en Jef Wuytjens (Overpelt). 1
Dit document (F 454 Hechtel) bevat een overzicht van de geschiedenis van Don Bosco Hechtel met cijfermateriaal, waarschijnlijk opgemaakt voor hogere oversten van de salesianen. 8
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Met Kerstmis 1920 (het tweede schooljaar) legden 15 leerlingen hun examen af. Louis Gérard, Jef Gielen en Henri Hendrikxs zijn niet meer op de lijsten te vinden. Wel komen er vijf nieuwe namen voor: Jan Aerts (Antwerpen), Jef Frederikx (Wijchmaal), Frans Ponet (Hasselt), Urbain Tollet (Leopoldsburg) en Gaspard Vrancken. Roland Dussaert is er bij de examenuitslagen van Pasen niet meer bij. Op verzoek van zijn vader was hij naar huis teruggekeerd, schrijft De Kronijk. Op 28 maart verliet ook Edgard Jans de school om patissier te worden in de zaak van zijn ouders. In de loop van het derde trimester sloot Jan Neyens nog aan. Dit tweede schooljaar eindigde met 14 leerlingen.
Een passus uit De Kronijk 9
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Het schooljaar 1921-1922 startte met tien hoveniers. Wij vinden één nieuwe leerling in de lijst nl. Jef Braeken uit Beverlo. Er bleven nog 5 leerlingen over van de 14 die het eerste jaar hadden beëindigd. Er was dus een groot verloop van leerlingen in deze afdeling. Op 21 september maakte Gerard Colla uit As de overstap van de 5de latijnse (= 2de jaar) naar de tuinbouwschoool. Met Kerstmis vinden wij 5 nieuwe namen bij de uitslagen van het 1ste trimester: Frans Loyen, Willem Rondags, Lambert Tielens, Karel Wetzels en Felix Willems. Vanaf het schooljaar 1922-1923 zijn de gegevens in De Kronijk minder systematisch. Bij het begin van het schooljaar vermeldt de kroniekschrijver de nieuwe leerlingen zonder aan te geven in welke klas of afdeling zij zitten. Op het einde van dit schooljaar worden examenresultaten van de studenten genoteerd. Die van de tuiniers ontbreken. Door de lijst van de nieuwe leerlingen te vergelijken met de resultatenlijst vinden wij vijf namen die niet voorkomen bij de studenten. Met enig voorbehoud mogen wij aannemen dat deze vijf vakjongens zijn. Het zijn Juul Camps, Jozef Frederix, Frans Goossens, Jaak Neyens en Jozef Reynart. Voor de volgende schooljaren is De Kronijk heel karig met gegevens. Ze geven geen klas- of resultatenlijsten meer. Toch hebben wij nog enkele namen kunnen terugvinden. Soms bevatten de kronieken maar vooral Het Liefdewerk van Don Bosco een soort palmares met de best gerangschikte leerlingen van iedere klas. Voor de leerlingen van de tuinbouwschool vinden wij gegevens van Pasen 1922 tot Pasen 1924 en van het juli-examen van 1927. Zo kunnen wij nog enkele namen toevoegen aan de lijst: Louis Hegmans, Ferdinand Hoezen, Henri Kerkhofs (Eksel), Henri Maes, Henri Pochmans, Henri Poelmans, Frans Schmit, Frans Soogen en Jean Vanstreels. Op een klasfoto van de hoveniers uit 1925 herkenden Toine Willems en Maria Goven nog een laatste hovenier, nl. Louis Gubbelmans. Als wij deze namen bij elkaar tellen komen wij aan 42 leerlingen die tussen december 1919 en juli 1927 de lessen aan de tuinbouwschool voor kortere of langere tijd volgden. 10
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Palmares van het examen van het eerste trimester (1922-23) uit Het Liefdewerk van Don Bosco 1923, nr. 7, blz. 19
Het onderwijs Uit de folder blijkt dat de leerlingen van de tuinbouwschool Nederlands, Frans, technisch en praktisch ambachtsonderricht krijgen. Dit ambachtsonderricht houdt hoveniersen landbouwvakken in, maar ook hout- en metaalbewerking. De Kronijk spreekt ook nog van rekenen en handel. In het archiefstuk van de centrale salesiaanse bibliotheek (ACSB) van Oud-Heverlee staat eveneens godsdienst vermeld. De diploma’s van de leerlingen werden toegekend voor boom-, groente- en bloementeelt. De leerlingen kregen examens voor praktijk en theorie. Dit betekent een ruim en gevarieerd aanbod voor deze leerlingen. De examenresultaten plaatsen alle hoveniers in één groep. Het is alsof ze allemaal samen in één klas zaten. Zo was het althans voor de eerste drie schooljaren (tot juli 1922). Leerlingen die eerst in september 1921 zijn toegekomen, zaten samen met hen die al in het schooljaar 1919-1920 de tuinbouwschool bezochten. In de palmares (de namen van de drie best gerangschikte leerlingen) is er voor de 11
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
volgende twee schooljaren een opdeling gemaakt tussen een 1ste en een 2de afdeling. Dit zou een aanduiding kunnen zijn voor het bestaan van twee klas- of niveaugroepen. Er zijn maar twee leerlingen die in beide schooljaren in de top-drie voorkomen. Jozef Braeken zat in 1922-23 in de tweede afdeling en het jaar nadien in de eerste. Wij durven veronderstellen dat een leerling startte in de 2de afdeling en indien geslaagd naar de eerste mocht doorschuiven, zoals men in het college met de zesde (Latijnse) begon en eindigde in de eerste (= de retorica). Heel zeker is deze jaaropvolging niet. Louis Hegmans was twee jaar na elkaar laureaat in de 1ste afdeling. Wij kunnen moeilijk aannemen dat hij als eerste van de klas het jaar moest overdoen. Henri Kerkhofs (zie verder) die in het schooljaar 1922-23 de vijfde Latijnse volgde, vinden wij het volgende schooljaar in de 1ste afdeling van de tuinbouwschool. Mocht hij de 2de afdeling overslaan omdat hij voor een aantal vakkan al voldoende kennis had opgedaan in het college? Of slaat 1ste en 2de afdeling op het bestaan van een landbouw- en tuinbouwafdeling naast elkaar. Het getuigenis van M. Cuppers, ouddirecteur van het instituut en student aan het college van 1920 tot 1924 pleit hiervoor. Het is dan wel verwonderlijk dat er geen diploma’s voor landbouw werden uitgereikt. Kortom, het blijft onduidelijk wat met eerste en tweede afdeling bedoeld is. Wij hebben ook niet met zekerheid kunnen achterhalen uit hoeveel jaren de tuinbouwopleiding bestond. In juli 1924 werden de eerste vier einddiploma’s uitgereikt. Twee leerlingen volgden de lessen vanaf het eerste schooljaar in 1919-20. De derde startte in het schooljaar 1920-21, de vierde in het volgende schooljaar. Deze kreeg zijn diploma na drie jaar, de anderen na vier of vijf jaar (al was het eerste jaar door de laattijdige start onvolledig). In de tekst van de folder over de financiële vergoeding van de hoveniers is er sprake van drie jaar: “De leerjongens zijn in 4 groepen verdeeld alzoo: I beginnelingen; II leerjongens van 1sten graad; III halve werklieden; IV werklieden op het einde van het derde jaar. Wanneer de leertijd uit is, wordt het werkmansdiploma afgeleverd”. Mag men hieruit afleiden dat 12
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
een hovenier zijn diploma kreeg na het derde jaar en de opleiding drie jaar duurde? De beginnende tuinbouwschool was ook een soort opvangtehuis voor sociaal zwakkeren. Meerdere leerlingen zullen wel een jaar hebben moeten overdoen. De Kronijk vermeldt zelfs een ongeletterde. Sommige jongens bleven gewoon langer in het internaat omdat ze geen andere opvang hadden. Anderzijds wijst veel erop dat de opleiding niet zo gestructureerd was als in het huidige onderwijs. De diploma’s Al in het tweede schooljaar waren er pogingen om een erkenning en subsidies voor de tuinbouwschool te verkrijgen. Wij lezen in De Kronijk bij 5/6 juli 1921: “M. Directeur1 gaat naar Brussel naar het ministerie van landbouw om staatssubsidies te verkrijgen voor onze tuinbouwschool. Men heeft hem beloofd het noodzakelijke te doen om zo vlug mogelijk van deze subsidies te genieten”. Het resultaat van deze stappen kennen wij niet. Wij hebben nergens aanwijzingen gevonden van enige betaling vanwege het ministerie. Vanaf het schooljaar 1921-22 kreeg de tuinbouwschool een officieel karakter. Er werden examens afgenomen door Mijnheer Verbelen, een afgevaardigde van het Ministerie van Landbouw. In de teksten wordt hij meestal landbouwconsulent genoemd. Er is een eerste maal sprake van Mijnheer Verbelen in 1921. Op 21 juni zat hij mee aan tafel bij gelegenheid van het feest van de heilige Aloysius, de patroonheilige van het instituut. Andere genodigden waren de broers Mallet, pastoor Sak van Oostham en Don Virion, de provinciaal van de salesianen. De aanwezigheid op dit feest betekende dat Mijnheer Verbelen voor het werk van Don Bosco in Hechtel een belangrijk
1
M. Directeur was Laurens Deckers. Hij was directeur van 1919 tot 1928, oprichter van de tuinbouwschool en het college. Hij bouwde de twee vleugels die nu het hoofdgebouw van het college uitmaken. Met directeur wordt de overste van het instituut aangeduid. 13
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
iemand was. Dezelfde dag nam hij in de namiddag een proefexamen af van de hoveniers. De 29ste september 1921 was het dan eindelijk zo ver. Voor het eerst werd er een staatsexamen afgenomen o.l.v. Mijnheer Verbelen. Het was blijkbaar een heel spannende dag en niet alleen voor de leerlingen. Een behoorlijk resultaat betekende voor de verantwoordelijken van de tuinbouwschool dat ze goed bezig waren. De examinering duurde een ganse dag: in de voormiddag over de theorie, in de namiddag over de praktijk. Vier van de vijf kandidaten waren geslaagd. Onze bronnen doen daar heel enthousiast over. Het examen ging over boomteelt. De gelauwerden waren Hendrik Willems met 78 percent van de punten, Urbain Tollet met 73, Jan Aerts met 70,5 en Jozef Frederix met 60 percent. Alle hoveniers mochten uit erkentelijkheid nog een avondwandeling maken. Heel de school verheugde zich over het succes van de gediplomeerden. “God zij lof en dank gebracht” besluit de kroniekschrijver zijn verslag van die dag. Op 12 oktober 1922 had andermaal een officieel examen plaats. In de jury zetelden Mathieu Bettonville, Mijnheer Van Orshoven en Mijnheer Verbelen. Over Mijnheer Van Orshoven horen wij verder niets meer. Volgens De Kronijk ging het examen over boomteelt. Maar in zijn nieuwjaarsbrief 1 aan de lezers van Het Liefdewerk spreekt M. Deckers over 6 leerlingen die in het voorbije jaar hun diploma in groenteteelt hebben behaald. Het is niet duidelijk of beide teksten over hetzelfde examen gaan. In 1923 op 6 augustus nam Mijnheer Verbelen een examen af over bloementeelt. Volgens Het Liefdewerk waren alle acht kandidaten geslaagd. In De Kronijk worden maar 7 laureaten vermeld: Henri Willems en Jef Braeken met 91 %, Felix Troonbeeks (88%), Louis Hegmans (87%), Jaak Bosmans (85%), Jan Aerts (83%) en Karel Wetzels (76%).
1
Het Liefdewerk van Don Bosco. 1923, nr. 7, blz. 4 14
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Op 10 juli 1924 ontvingen Jaak Bosmans, Jan Aerts, Felix Troonbeeks en Jef Braeken als eersten hun einddiploma. Zowel De Kronijk als Het Liefdewerk besteden aandacht aan deze gebeurtenis. Datzelfde jaar is er ook een diploma uitgereikt voor bloementeelt. Hierover vinden wij niets in de genoemde bronnen. Maar er is ons één diploma bewaard gebleven. Het werd uitgereikt op dezelfde datum nl. op 10 juli 1924 aan Hendrik Kerkhofs en ondertekend door Mijnheer Verbelen, als afgevaardigde van het staatsbestuur, door L. Deckers, directeur van Don Bosco Hechtel en door Mathieu Bettonville, hoofd van de tuinbouwschool, beiden leden van de jury. Hendrik Kerkhofs was een dorpsgenoot. Hij woonde in de Pundershoek en handelde in tuinzaden en steenkool. In de volksmond sprak men van Henri van Driekske van Nes. Hij was een oom van Adrien Kerkhofs, salesiaans missionaris uit Eksel.
Diploma van Henri Kerkhofs, ons ter beschikking gesteld door Julien Meus.
15
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Wellicht zijn er in andere jaren ook diploma’s uitgereikt. Wij vinden hiervan nog één spoor terug. In Het Liefdewerk is er plots, na 3 jaren zonder gegevens, weer sprake van een tuinier nl. Jean Vanstreels1. Hij behaalde met grote onderscheiding het diploma voor de drie onderdelen, boom-, groente- en bloementeelt. Deze vermelding is de laatste getuigenis die wij over de landbouwschool gevonden hebben. Het schoolleven van de vakjongens De hoveniers, zoals trouwens ook de studenten, waren allen internen. Hun school was ook hun thuis. Zij verbleven er het grootste deel van het jaar, ook tijdens de kerst- en paasvakantie. Enkel in grote vakantie mochten ze naar huis. Voor de hoveniers was zelfs deze vakantie heel kort, de eerste jaren slechts twee tot drie weken. Nadien werd ze verlengd tot ongeveer een maand. Vanaf het schooljaar 1926-27 werd dit strenge regiem wat versoepeld. Waarom de vakantie zo kort gehouden werd, is niet duidelijk. In de folder staat er deze tekst: “Uit den aard van ‘t Liefdewerk, is er in ’t Gesticht eigenlijk geene vacantie, d.w.z. dat de leerlingen er altijd mogen blijven. Nochtans, zoo de ouders het verlangen, worden er met Nieuwjaar 5 dagen, met Paaschdag 8 dagen, en in September ene maand aan de studenten en 14 dagen aan de werkjongens gegund”. Misschien was er voor de vakjongens, die wezen of half-wezen waren, onvoldoende opvang bij familie. Het is ook mogelijk dat de hoveniers in de zomer, als er veel werk in de tuin en op de boerderij was, moeilijk lang konden worden gemist. Volgens de folder zouden de hoveniers hun lessen ’s morgens en ’s avonds krijgen. De uren ertussen werden besteed aan stieloefening en tekenkunde. Uit de gegevens die ons ter beschikking staan, kunnen wij niet afleiden of deze dagorde in de praktijk werd gerespecteerd. Hoe het verschil tussen zomer- (met veel buitenwerk) en winterdagen opgevangen werd, komen wij niet te weten. Hoe het samenleven van studenten en hoveniers verliep, is ook niet duidelijk. Hadden zij een apart regiem (eten, slaapzaal, kapel, 1
Het Liefdewerk van Don Bosco. 1927, nr. 3, blz. 188 16
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
ontspanning) of deden zij mee met de collegestudenten? Door de aard van hun opleiding liep het leven van de vakjongens niet helemaal gelijk met dat van de studenten. Er zijn aanwijzingen dat de vakjongens een eigen leefgroep vormden. Op 3 november 1921 kwamen zij onverwacht met M. directeur Deckers en andere salesianen de studiezaal van de studenten binnengevallen. Het is die dag het feest van Sint-Hubertus. M. Hubert Proesmans was surveillant in de studie en de hoveniers gingen zijn naamfeest vieren. Uit dit voorval leiden wij af dat de hoveniers niet samen met de studenten in één studielokaal zaten. Tijdens de paasvakantie bleven alle leerlingen in het internaat. Heel de groep werd dan ingeschakeld om dennennaalden en heide te verzamelen als strooisel voor de stal. In 1920 verzamelden de leerlingen in de lente 20 karren strooisel en in de herfst zelfs 80.
De leerlingen bedrijvig op het veld waar nu de voetbalvelden van het college liggen. Wij mogen aannemen dat met deze karren het strooisel uit de bossen naar de boerderij werd gevoerd. Jaartal van de foto is niet bekend. Prentkaart: Fons Janssens
17
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Ook na de eindexamens van juni-juli ging men niet onmiddellijk met vakantie. Er werden zakken dennenappels geraapt en emmers bosbessen geplukt voor confituur en om er een lekkere drank van te bereiden. In juni werkten de vakjongens de hele hooiperiode lang in de weiden van de paters aan de Begijnenvijvers. Het waren werkdagen van bijna 12 uren. Het eten werd nagebracht. Op de drukke dagen hielpen ook de studenten enkele dagen mee. In het begin waren die nog niet zo talrijk en werd iedereen ingeschakeld. Vanaf 1923 – toen er meer dan vijftig studenten waren – werkten zij in groepen. Er bestond een gezonde rivaliteit tussen vakjongens en studenten. In de rustperiodes bracht het water van de vijvers een aangename verfrissing. Op Sacramentsdag trok de processie door de tuin van het klooster. De vakjongens en de studenten versierden de paden waar de processie voorbijkwam en bouwden hun eigen rustaltaar. Het was ieder jaar een wedstrijd om dit het mooist te doen. De Kronijk spreekt tot in 1924 van deze rivaliteit. In 1925 is er geen sprake meer van de hoveniers maar van de leerlingen. In 1926 lezen wij: “Iedereen zet zich om ter meest in voor de versiering van het parcours”. De hoveniers werden ook ingeschakeld voor de aanleg van siertuinen. Wij vinden in De Kronijk op datum van 18 september 1920 de volgende tekst: “Onze franse tuin aan de inkom van het huis begint zijn definitieve vorm aan te nemen. De lente zal hem ons tonen in zijn nieuwe vorm: een oud en ruwe hof omgetoverd in een schitterende bloementuin. De tuinman met zijn leerjongens hebben er al hun goede wil en kunnen ingelegd. Proficiat!” In het voorjaar van 1921 vrolijkten egelantiers, planten en heesters het geheel al behoorlijk op. “Nog een beetje geduld en het zal een stukje paradijs zijn”, meldt De Kronijk. Het plantgoed kwam mogelijk van baron de L’Escaille van Hamont. Op 11 maart 1921 is er sprake van een vracht planten en heesters van de baron voor Mathieu Bettonville. In augustus 1922 hielpen enkele hoveniers met de tuinaanleg bij de kerk in Hechtel. De studenten en vakjongens gingen in vakantie op 1 augustus. “Enige hoveniers blijven om onder bevel van hunnen ‘jardinier en chef’ 18
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
een engelschen hof aan te leggen rond de standbeelden, opgericht voor de kerk1”. De 5de augustus was het werk af en gingen ook zij met vakantie. Wij vermoeden dat de tuin is afgebeeld op onderstaande prentkaart2.
De tuin lag achter de oude kerk, ongeveer op de plaats van het schoolgebouw, tegenover de poort van de speelplaats. De beelden keken uit naar de 12-Septemberstraat. Prentkaart: Fons Janssens
Op 26 september 1923 maakten 9 gediplomeerde hoveniers3 onder leiding van hun directeur, L. Deckers, van M. Maréchal, salesiaans coadjuteur4, en van Mathieu Bettonville een driedaagse reis naar Wallonië. Met Luik als verblijfplaats bezochten ze Verviers, de stuwdam van de Gileppe en Spa. Het was een ongewone gebeurtenis. De kroniekschrijver besteedt er 21 regels tekst aan. De Kempense 1
Het Liefdewerk van Don Bosco. 1922, nr. 6, blz. 140 JANSSENS (A.). Hechtel Toen, 1987, blz. 5 3 Het getal van 9 gediplomeerden is moeilijk te plaatsen. Het zou kunnen gaan over de diplomeerden van 6 augustus (zie hoger). De Kronijk geeft voor deze datum 7 namen, Het Liefdewerk spreekt van 8 geslaagden in 1923. 4 De salesianen gebruiken het woord coadjuteur voor wie in andere kloosterorden of congregaties broeder wordt genoemd. Hij is een kloosterling maar geen priester. 19 2
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
vakjongens werden overdonderd bij het bezoek aan de stad, de grote school van de salesianen en het Zwitsers landschap in de Ardennen. De hoveniers hadden hun eigen feest. In de dagklapper van Het Liefdewerk staat bij 19de maart: “Sint-Jozef, patroon van alle werklieden, en bijgevolg ook van de hoveniers, die hem dan ook eens ferm gevierd hebben in de kapel waar zijn altaar prachtig versierd was1”. Ook op het feest van M. Directeur, dat ieder jaar uitgebreid gevierd werd, hadden de vakjongens hun eigen inbreng. Op 24 juli 1924 was er op de vooravond een academische zitting. De fanfare speelde. Een salesiaan, een student en een hovenier hielden een toespraak. ’s Anderendaags waren de kerkelijke diensten heel feestelijk. Bij het diner mochten de leerlingen een glaasje wijn drinken en ’s avonds was er toneel. “De hoveniers speelden het eerst. Een leuk blijspelletje dat veel bijval genoot. Dan kwamen de studenten2” Uit deze gegevens mogen wij afleiden dat de tuinbouwschool in Hechtel in die beginjaren een aparte afdeling was met eigen omkadering en activiteiten. Het personeel De kroniekschrijver geeft bij het begin van het schooljaar een lijst met de namen van alle personen, die in het huis van Hechtel actief waren. Hij noteert ook als iemand in de loop van het jaar vertrok of toekwam. De lekenmedewerkers op de boerderij en in de keuken werden de eerste jaren eveneens vermeld. Zo kennen wij enkele namen van wie belast was met een opdracht bij de vakjongens. In het schooljaar 1920-21 en 1921-22 was M. H. Rohard surveillant en leraar van de hoveniers. Wij nemen aan dat hij de algemene vakken als Nederlands, Frans en rekenkunde onderwees. Daarbij was hij de begeleider van de hoveniers in het internaat. In die functie was hij verantwoordelijk voor het leven van de tuiniers buiten de lesuren. 1
Het Liefdewerk van Don Bosco. 1924, nr. 10, blz. 47 Het Liefdewerk van Don Bosco. 1924, nr. 11, blz. 72 20 2
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Vanaf oktober 1921 kreeg hij hierbij hulp van M. Jules Hovelaque. In februari 1922 verving M. Hallet tijdelijk “M. Directeur voor de grote afdeling van de tuiniers”(De Kronijk). Hieruit leiden wij af dat M. Deckers een eigen taak had in de tuinbouwschool. In het schooljaar 1922-23 was M. E. Maréchal surveillant en gaf M. Paanakker enkele lessen aan de hoveniers. Het waren M. directeur en M. Maréchal die de leerlingen vergezelden op hun studiereis naar de Ardennen in september 1923. Wij nemen aan dat M. Maréchal ook dat schooljaar nog verantwoordelijk was voor de vakjongens. Deze internaatsbegeleiders en leraren waren allen salesianen. Voor de specifieke tuinbouw- en praktijkvakken was een leek aangetrokken, Mathieu Betonville. De Kronijk meldt zijn komst op 8 november 1919. Op 6 januari ging hij met zijn gezin wonen in het huis dat binnen de omheiningsmuur gebouwd was voor de zusters van Don Bosco, het zogenaamde kasteeltje. Hoelang de familie daar gewoond heeft, is niet duidelijk. Zij moet in ieder geval vertrokken zijn vóór 12 maart 1925, want toen kwamen de zusters er wonen. Mathieu Bettonville had later een tuinbouwbedrijf langs de Peerderbaan in Hechtel1. In de teksten wordt Mathieu Bettonville dikwijls de jardinier en chef genoemd. Hij ondertekende samen met M. Directeur de officiële diploma’s. Hij was nauw verbonden met het leven in de jonge tuinbouwschool en in het internaat. Op 8 december 1921, een feestdag bij Don Bosco, ging hij “en voiture” pastoor Aerts afhalen in Heppen om aan de leerlingen een conferentie te geven over het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck. 1
M. Bettonville gaf ook elders onderwijs. Wij vinden zijn naam terug op een diploma van Henri Kerkhofs uit 1929. De hoofding en de tekst zijn bijna identiek aan het hoger afgedrukt getuigschrift uit 1924. De tekst luidt als volgt: “Ondergetekenden, aangewezen om deel uit te maken van de jury, belast met het onderzoek van de leerlingen die de lessen te Eksel gevolgd hebben, bevestigen dat Mijnheer Kerkhofs Henri van Exel aan de voorgeschreven proeven voldaan heeft en 98 punten op 100 behaald heeft”. Het diploma is ondertekend door pastoor Craenen van Eksel en Mathieu Bettonville als juryleden en door Mijnheer Verbelen als afgevaardigde van het staatsbestuur. De laatste twee ondertekenden ook het diploma van Henri uit 1924. Is over dit landbouwonderwijs in Eksel nog veel geweten? 21
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Mathieu Betonville vergezelde ook zijn leerlingen op hun driedaagse reis naar de Ardennen. Op een prentkaart uit 1926 staat Jef Vandewal, coadjuteur van Don Bosco, werkzaam in de tuin. De foto toont ook M. Deckers en een leerling-hovenier. De figuur uiterst links is Lambert Tielens.1 Jef Vandewal stond in voor de uitbating van de boerderij en hielp in de tuin van de school. Wij hebben geen duidelijke aanwijzing gevonden dat hij ook praktijklessen gaf aan de hoveniers.
De serre gelegen langs de Don Boscostraat. Prentkaart uit 1926.
Op de boerderij waren nog andere inwonende helpers, maar niets wijst erop dat zij een rol gespeeld hebben in de tuinbouwschool.
1
JANSSENS (A.). Hechtel Toen, 1987, blz.72. In de toelichting bij de prentkaart spreekt Alfons Janssen over Albert Tielens. Maar hij bedoelt wel degelijk de grafmaker. 22
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
De opheffing van de landbouwschool. Vanaf het schooljaar 1924-25 vinden wij in De Kronijk geen vermelding meer van de tuinbouwschool. Het verhaal van de kroniekschrijver is in die periode heel summier. Een tweede reden kan zijn dat de hoveniersafdeling in afbouw was en dat er niet meer veel te schrijven viel. Nog tweemaal vinden wij een aanwijzing van haar bestaan.
Klasfoto van de hoveniers uit 1925.
Deze foto is gemaakt in 1925. Op het bordje beneden aan de schilderij van Don Bosco staat in krijt geschreven “HOVENIERS” en op de tweede regel “DON BOSCO”. Verborgen achter de groenten staat het jaartal “1925”. Wij kennen dit jaartal omdat er gelijkaardige foto’s gemaakt zijn van alle klassen rond de foto van Don Bosco met op het bordje de klas en het jaartal 1925. In het midden op de foto staat directeur Deckers. De volwassene met de hark over de schouder links van hem is ons onbekend. Er zijn nog 23
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
vijf hoveniers. Uiterst rechts staat Louis Gubbelmans. Wij mogen aannemen dat dit de ganse groep was. Het was toen nog een hele gebeurtenis als men op een foto mocht. Wellicht wilde niemand daarbij ontbreken. Een laatste aanwijzing van het bestaan van de afdeling krijgen wij in 1927. In de palmares van dat jaar1 vinden wij de naam van één gediplomeerde hovenier, Jean Vanstreels. Misschien was hij de laatste leerling van de tuinbouwschool die een diploma ontving. De landbouwschool is opgeheven tussen september 1928 en juni 1931. In het genoemde ACSB-document staat bij het overzicht van het schooljaar 1930-1931: “Het is onder het directeurschap van M. Grijspeerdt dat de landbouwschool opgeheven is”. M. Grijspeerdt was drie jaar directeur in Hechtel vanaf september 1928. Is de afdeling opgeheven bij zijn aantreden in 1928 of in een van de volgende jaren? Wij vonden geen gegevens om dit preciezer te bepalen. De reden van de opheffing blijft onduidelijk. Vanuit de folder weten wij dat de tuinbouwschool opgezet was om wezen en half-wezen een vormingskans en een thuis te bieden. Daarom werden zij opgevangen in een internaat. Misschien was dit doelpubliek te beperkt om er een school mee te bevolken. Na de Eerste Wereldoorlog was er veel ellende bij de bevolking en waren er ook veel wezen. Maar het economisch herstel ging in België wonderlijk vlot. Snel konden de families weer zelf instaan voor de opvoeding van hun kinderen en was er minder behoefte aan een weeshuis-tuinbouwschool. Mogelijk heeft ook de concurrentie met andere scholen gespeeld. In Bocholt startte in 1923 een landbouwschool voor externen terwijl er voorheen een landbouwafdeling bestond bij het Sint-Michielscollege te Bree. Het succes van het college kan eveneens de tuinbouwschool in Don Bosco Hechtel in verdrukking gebracht hebben. Het college was opgericht om priester- en kloosterroepingen te bevorderen. Het heette lange tijd “het Sint-Aloysius instituut voor priester- en 1
Het Liefdewerk van Don Bosco. 1927, nr. 3, blz. 188 24
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
missionarisroepingen” en het instituut leverde die beoogde roepingen. In het schooljaar 1923-24 ging een eerste student van uit het college naar het noviciaat. Het volgende jaar waren er zes, het jaar nadien zeven en dan zelfs elf. Op dit punt was Hechtel voor de salesianen een groot succes.
De gebouwen van de salesianen in 1924. Het hoge gebouw, op de voorgrond links, is het kasteeltje, het woonhuis van de zusters waar vanaf 1919 tot 1925 het gezin Mathieu Betonville heeft gewoond. Het lange gebouw achter de kapel dient als woning voor de salesianen, als internaat, college en tuinbouwschool. Voor de oorlog waren er maximaal 60 bewoners. In het schooljaar 1924-25 verbleven er 92 leerlingen. Het gebouw was niet berekend op zoveel bewoners. Prentkaart: Fons Janssens
Ook het studentenaantal groeide aan van jaar tot jaar. Misschien heeft men alle beschikbare ruimte voorbehouden voor de collegestudenten en was er uiteindelijk geen plaats meer voor leerlingen van de tuinbouwschool. In het schooljaar 1923-24, het jaar van de terugval in de tuinbouwschool, zaten alle leerlingen, studenten en hoveniers, samengepropt in het voor-oorlogse gebouw.
25
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
In 1924-25 werd een nieuwe vleugel gebouwd. De bijgekomen ruimte werd heel snel ingenomen door het steeds groeiend aantal studenten (165 in het schooljaar 1926-27). Misschien was er echt geen ruimte voor de twee afdelingen en moest er een keuze gemaakt. Die keuze viel dan uit in het nadeel van de tuinbouwschool. Volgens M. Cuppers, die in de besproken periode student was aan het college, hing het verdwijnen van de tuinbouwschool samen met de algemene toestand in de Kempen. Landbouw werd er vaak beoefend als nevenberoep. Bijna alle gezinnen hadden een groentetuin. Land- en tuinbouw werden in de praktijk geleerd. Er was geen behoefte aan een land- en tuinbouwschool. Er waren te weinig leerlingen. In de opheffing van de tuinbouwschool hebben waarschijnlijk meerdere redenen tegelijk gespeeld. De betekenis van de tuinbouwschool. Zijn de afgestudeerden van de tuinbouwschool na hun studies actief gebleven in de land- of tuinbouw? Van Henri Kerkhofs uit Eksel (zie hoger) weten wij dat hij korte tijd tuinier was in het college van Beringen. Karel Wetzels heeft in de tuinbouwsector gewerkt in Kongo. Op 31 december 1924 kondigde M. Deckers met fierheid het vertrek naar de missies aan van Karel en van twee andere studenten of oud-studenten. Karel was leerling van de tuinbouwschool van 1921 tot 1923 en vermoedelijk ook het schooljaar nadien. De 26ste januari 1925 vertrokken de jonge mannen vanuit Rotterdam naar Kongo. Karel was geen salesiaan maar een lekenhelper avant-la-lettre die enkele jaren ging meehelpen in de missie. Louis Gubbelmans was in 1925 leerling van de tuinbouwschool. Hij staat op de klasfoto van dat jaar. In 1930-31 volgde hij het noviciaat in Groot-Bijgaarden en keerde het jaar nadien terug naar Hechtel als coadjuteur. In de personeelslijsten van de volgende jaren staat hij vermeld als tuinman. Hij bleef er werken tot het einde van de oorlog. 26
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
Er zijn ons geen andere leerlingen bekend die een beroep hebben uitgeoefend in land- of tuinbouw. Dat moet ons niet verwonderen. Vele leerlingen maakten hun studies niet af en verlieten de school zonder volleerd tuinbouwer te zijn. Van de 14 leerlingen die het eerste schooljaar beëindigden, waren er maar 7 die verder studeren. De helft was minder dan twee jaar in de tuinbouwschool geweest. Na hun studies onderhielden maar enkele hoveniers contact met hun vroegere school. In een ledenlijst1 van de oud-leerlingenbond uit 1949 vinden wij alleen de naam terug van Jef Braeken en Lambert Tielens. Jef Braeken hield regelmatig contact met zijn oude school. In het oud-leerlingenblad Duinengalm (1953 nr.1) staat een brief2 van hem afgedrukt. Lambert Tielens was een vaste klant op de oudleerlingenbijeenkomsten. Hij werkte in de mijn en was grafmaker in Hechtel. Op de advertentiebladzijde van hun tijdschrift maakte hij reclame voor zijn grafzerken en marmeren schouwen. In de jaren vijftig was hij bestuurslid van de oud-leerlingenbond. Uit 1955 is een lijst bekend van 883 oudleerlingen3. Daarop komen de namen voor van nog twee andere hoveniers: Jef Frederix van Wijchmaal en Antoine Wuytjens, die meubelmaker was in SintHuibrechts-Lille. Besluit De salesianen zijn in 1919 met veel enthousiasme en grote verwachtingen aan de tuinbouwschool begonnen. In de nieuwjaarsboodschap van M. Deckers uit 1923 klonk de boodschap nog optimistisch: “Onze goede Medewerkers weten dat de Salesianen te Hechtel eene tuinbouwschool begonnen; waarvan ze reeds de schoonste verwachtingen mogen koesteren, want dit jaar nog behaalden 6 der leerlingen het diploma van groenteteelt. Proficiat voor deze jeugdige laureaten! Onze Kempen 1
Duinengalm. 1949, januari-februari, blz. 2-5 Duinengalm. 1953, nr. 1, blz. 10 3 Duinengalm. 1955, nr. 6, blz. 4-12 2
27
Heemkundige Kring Hechtel-Eksel
krijgt bij het toenemen der nijverheid een te kort aan bekwame vaklieden. Het hoveniersvak is een der meest belovende voor de toekomst1”. Het schooljaar nadien (1923-24) viel het leerlingenaantal terug op minder dan de helft. De volgende jaren verdween de tuinbouwschool zonder veel sporen na te laten. De reden hiervoor is niet duidelijk. Maar de bezorgdheid van de broers Mallet is bij de salesianen in Hechtel blijven nawerken ook toen de tuinbouwschool al was opgeheven. Tot in de jaren vijftig werden er jongens opgevangen die hielpen op de boerderij en er wat onderwijs kregen. Het lijkt erop dat de tuinbouwschool een mislukt of ten minste een afgebroken experiment is geweest. Met dit artikel hebben wij het bestaan ervan in herinnering willen brengen. Het kan een aanzet zijn tot verder onderzoek.
1
Het Liefdewerk van Don Bosco. 1923, nr. 7, blz. 4 28