Een rondje in een vierkantje passen Eindrapportage Programmagestuurde Proeftuin decentralisatie jeugdhulp NWN Joost Kadijk, projectleider
Eindrapportage proeftuin NWN, maart 2015
Colofon tekst: Joost Kadijk vormgeving: de Beeldsmederij maart 2015
2
Voorwoord In deze rapportage staat de weerslag van ruim een jaar experimenteren. De gemeenten Maassluis, Schiedam en Vlaardingen hebben het nieuwe jeugdstelsel in de praktijk mogen testen in opdracht van de samenwerkende gemeenten in de regio Rijnmond. De transitie en transformatie is in 3 wijken van de gemeenten getest. Daarmee hebben deze gemeenten veel kennis en vooral veel praktische ervaring opgedaan met het werken in de nieuwe praktijk. Deze praktijkervaringen die hebben we opgedaan zijn waardevol voor de andere gemeenten en aanbieders in de regio Rijnmond en daarbuiten. In deze rapportage beschrijven we de resultaten van een jaar experimenteren en geven we aan wat er bereikt is en wat er nog ontwikkeld moet worden. Met deze rapportage ronden we de proeftuin af en dragen we de kennis en ervaringen over. Daarmee is de ontwikkeling natuurlijk nog lang niet klaar. We bouwen in de regio Rijnmond voort op de ervaringen uit de proeftuin. We versnellen de implementatie en de transformatie van de jeugdhulp hiermee. Ik heb met genoegen als voorzitter van de stuurgroep deze proeftuin mogen begeleiden, vanaf mei 2014. De interactie tussen gemeenten en aanbieders was constructief en heeft zonder twijfel bijgedragen aan een soepel verlopen proces en een goed resultaat.
3
Nathalie Gouweleeuw, voorzitter stuurgroep proeftuin decentralisatie jeugdhulp NWN
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Samenvatting
5
1 Inleiding
7
2 Aanleiding en bestuurlijke opdracht
8
3 Structuur en communicatie
9
4 Ambities en deelprojecten
10
5 Resultaten
12
6 Kwantitatieve resultaten
25
7 Ontwikkelagenda
28
Bijlage 1: rapportage van cliënten
30
Bijlage 2: stroomschema primair proces
37
4
Samenvatting De programmagestuurde proeftuin decentralisatie jeugdhulp Nieuwe Waterweg Noord had als doel om het nieuwe jeugdstelsel, dat op papier was vastgesteld door de 16 samenwerkende gemeenten, in de praktijk te testen. De gehele zorginfrastructuur is in de 3 gemeenten ingericht. Kern ervan was de opstart/doorontwikkeling van een wijkteam in één wijk per gemeente. De wijkteams waren divers in structuur, aansturing en samenstelling. Uit de proeftuin is geen voorkeursmodel naar boven gekomen. De wijkteams zijn in staat gebleken om snel en goede hulp en zorg te bieden aan de complexe multiproblemgezinnen die bij de wijkteams binnenkwamen. De geïnterviewde cliënten zijn over het algemeen tevreden. De diverse samenstelling en handelingsvrijheid van het wijkteam verhogen de kwaliteit en de effectiviteit. De multiproblem cliënten hebben bijna ook altijd problemen op het gebied van werk/ inkomen/huisvesting/schulden. Dit pleit voor een wijkteam dat ook deze zaken snel en direct kan oppakken. Anders hebben de interventies op zorg/opvoeden/opgroeien beperkt rendement. De complexiteit van de casuïstiek brengt het risico met zich mee dat de wijkteams vol lopen met deze tijdrovende casuïstiek. De opdracht aan de wijkteams moet afgebakend zijn. Samenstelling, omvang, mandaat en handelingsvrijheid van de teams moeten daarmee in overeenstemming zijn. Voor de wijkteams in de proeftuin zijn deze zaken vastgelegd tussen gemeenten, aanbieders en professionals. De ondersteuning van de wijkteams als onderdeel van de zorgstructuur heeft schaal nodig om efficiënt te kunnen functioneren. NWN is als regio aan de kleine kant om een consultatie en diagnoseteam(CDT) en jeugdbeschermingsplein(JB-plein) kwalitatief goed en efficiënt te kunnen laten bestaan. Het is mogelijk gebleken om de werkprocessen te vereenvoudigen en daarmee sneller hulp en ondersteuning in te zetten. Door wijkteams hierin eigenaarschap te geven wordt de kwaliteit en de acceptatie verhoogd. Het delen van informatie tussen professionals en cliënten is in de proeftuin verbeterd en de richtlijnen getoetst door een privacy jurist. Het is nauwelijks mogelijk gebleken om in de proeftuin kwantitatieve resultaten op te leveren. De registratie van de wijkteams was daarvoor te divers, of te laat ingericht. De data van BJZ leveren wel beperkte informatie op over geleverde productie in de wijken van de wijkteams. Harde conclusies kunnen niet getrokken worden, wel aanwijzingen dat in de wijken met wijkteams de resultaten beter zijn dan in de rest van de gemeente. De sturing op resultaat van de wijkteams is beperkt gebleven. De overeenstemming over het gebruik van de ZelfRedzaamheidsMatrix is een belangrijke stap in het uniformeren van de resultaatsmetingen.
5
Onderdeel van de proeftuin was het ontwikkelen van een integraal sturingsmodel dat gemeenten in staat stelt om op de transformatie te sturen. De monitor Maatschappelijk Resultaat is een operationeel model dat ontwikkeld is met aanbieders en getest is op het verdelingsvraagstuk van gezinsspecialisten op scholen. Het laat de samenhang tussen de verschillende interventies zien en geeft op wijk/gemeenteniveau inzicht in de kwaliteit van leven in relatie tot andere wijken/de gemeente. Hiermee is het een instrument om schaarse middelen beter te verdelen.
6
1 Inleiding In deze rapportage vindt u een samenvatting van de programmagestuurde proeftuin: pilot decentralisatie jeugdhulp Nieuwe Waterweg Noord. Dit verslag geeft een overzicht van de ambities, de deelprojecten en de resultaten. Tijdens de looptijd van de proeftuin zijn veel documenten verschenen, in deze samenvatting wordt er naar de stukken verwezen. Alle openbare stukken zijn terug te vinden op de website van de proeftuin: www.proeftuinnwn.nl. De externe evaluatie is uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut, het NJi. Deze evaluatie richt zich met name op de ontwikkeling van de wijkteams. De bevindingen van het NJi zijn verkort in deze rapportage opgenomen. De NJi rapportage is apart beschikbaar en als PDF te vinden op de website van de proeftuin. Daarnaast is een aantal cliënten van de wijkteams geïnterviewd om het perspectief van de cliënt beter in beeld te brengen. Ook deze bevindingen zijn als onderdeel van deze eindrapportage opgenomen. Een uitgebreid verslag hiervan is in bijlage 2 opgenomen.
Leeswijzer De rapportage is als volgt opgebouwd: • In hoofdstuk 2 wordt de aanleiding en de bestuurlijke opdracht beschreven die is meegegeven aan de proeftuin. • In hoofdstuk 3 wordt de projectstructuur beschreven. • In hoofdstuk 4 worden de deelprojecten en de doelstellingen op de deelprojecten beschreven. • In hoofdstuk 5 wordt per deelproject beschreven welke resultaten wel en niet behaald zijn, welke conclusies we kunnen trekken en welke aanbevelingen we kunnen doen. • In hoofdstuk 6 wordt een kwantitatieve analyse beschreven van de effecten van de wijkteams op basis van de productiecijfers van (voormalig) bureau Jeugdzorg. De productiedata van 2014 zijn uitgesplitst naar de wijken waar de wijkteams actief zijn. We zijn op zoek gegaan naar verschillen en mogelijke verklaringen. • In hoofdstuk 7 zijn de ontwikkelpunten opgenomen die opgepakt moeten worden door de verschillende partijen.
7
2 Aanleiding en bestuurlijke opdracht De samenwerkende gemeenten in de regio Rijnmond zijn sinds 2011 bezig met de voorbereidingen op de decentralisatie jeugdzorg. Ze hebben in het programmaplan Decentralisatie Jeugdzorg 2012- 2015 hun ambities verwoord. Op 12 december 2012 hebben de portefeuillehouders van de samenwerkende gemeenten besloten om een programmagestuurde proeftuin op te starten in de drie gemeenten van de regio Nieuwe Waterweg Noord. De programmagestuurde proeftuin heeft de opdracht om delen van het nieuwe jeugdzorgstelsel, zoals dat eind 2012 door de portefeuillehouders is vastgesteld, te testen in de drie gemeenten. Belangrijk aandachtspunt hierbij was om de elementen die op papier staan in de praktijk te testen op haalbaarheid en schaalbaarheid. Op 18 april 2013 hebben de portefeuillehouders van de samenwerkende gemeenten Regio Rijnmond het projectplan van de programmagestuurde proeftuin vastgesteld en is de proeftuin van start gegaan. De proeftuin is geëindigd op 31 december 2014.
8
3 Structuur en communicatie De structuur van de proeftuin bestaat uit de volgende onderdelen: • Opdrachtgever: de samenwerkende gemeenten Regio Rijnmond. • Opdrachtnemer: stuurgroep proeftuin NWN. • Projectleider: Joost Kadijk, JB Lorenz • Ambtelijke ondersteuning: Werner van Dorst (Vlaardingen), Frans De Clercq (Schiedam), Jonathan Houtman/Corin Potters (Maassluis). De stuurgroep is een in keer in de 6 weken bijeen gekomen en werd voorgezeten door de verantwoordelijk wethouder van de gemeente Schiedam. De ambtelijke ondersteuning is tweewekelijks bijeen gekomen om de voortgang van de proeftuin te bespreken en de lopende zaken op te pakken. Van deze overleggen is verslag gemaakt. In de proeftuinperiode is regelmatig terugkoppeling gegeven aan ambtelijke en bestuurlijk geïnteresseerden, binnen en buiten de regio. Daarnaast is een nieuwsbrief opgesteld met updates van de proeftuin en landelijk nieuws. Er zijn in 13 nieuwsbrieven uitgegeven en er zijn ruim 220 lezers aangesloten op de nieuwsbrief van binnen en buiten de regio.
9
4 Ambities en deelprojecten De ambitie van de proeftuin is om het nieuwe jeugdstelsel te testen in de praktijk. De resultaten daarvan worden overgedragen naar de gemeenten in het werkgebied, zodat zij kunnen leren van de ervaringen die in deze proeftuin zijn opgedaan. In het projectplan van de proeftuin zijn 4 deelprojecten opgenomen die met elkaar een samenhangend geheel vormen en de overall ambitie dekken. Onderstaand staat een samenvatting van de deelprojecten en de beoogde resultaten zoals ze zijn omschreven in het projectplan. Het projectplan is op de website van de proeftuin te vinden en terug te lezen.
Bijstelling ambities Bij de start van de proeftuin en in het oorspronkelijke projectplan is een aantal kwantitatieve doelen gesteld, op klanttevredenheid, afname van residentiele zorg en toename van ambulante zorg en afname van ondertoezichtstellingen. De stuurgroep heeft in de acceptatie van de verantwoordelijkheid voor de proeftuin aangegeven dat zij niet de verantwoordelijkheid voor de kwantitatieve resultaten kan nemen omdat de looptijd van de proeftuin te kort is om deze kwantitatieve doelstellingen te realiseren. De stuurgroep heeft aangegeven dat er na een jaar voldoende aanwijzingen verzameld moeten zijn die onderbouwen dat de kwantitatieve doelstellingen op termijn wel gehaald kunnen worden.
Deelproject 1: inhoud: gezinsregie op eigen kracht, geborgd in gezinsplan Hierin staat het stimuleren en verhogen van de eigen kracht centraal met erkende methoden als signs of safety, wraparound-care, en eigen kracht conferentie. De professionals zijn getraind in de methodiek en bekwaam in de uitvoering. De gezinnen hebben baat bij de ondersteuning en waarderen die hoog.
Beoogd Resultaat: • keuze in methodiek voor eigen kracht • regie en controle bij gezin • de professional is goed opgeleid, dienend, generalistisch en heeft mandaat en positie. • een begrijpelijk gezinsplan. Het gezinsplan is virtueel toegankelijk voor de juiste betrokkenen en de plek waar updates in staan. Iedereen kent zijn verantwoordelijkheid en komt die na. • aantal hulpverleners in gezin is beperkt • gezin boekt vooruitgang en is tevreden • goed gebruik van bestaande ketenzorg systemen
Deelproject 2: structuur: wijkteam, diagnostisch team Door alle betrokkenen is aangegeven dat een integraal en samenwerkend wijkteam de oplossing zou bieden voor veel vragen die buiten het gezin in de leefomgeving afspelen. Er wordt nog teveel langs elkaar heen gewerkt en de verschillende professionals hebben nog te weinig overzicht en mandaat om adequaat te kunnen handelen. We stellen op minimaal 1 plek in elke gemeente een wijkteam in en richten de ondersteunende structuur in.
10
Beoogd resultaat: • laagdrempelig wijkteam dat kwetsbare gezinnen direct kan ondersteunen en hulp kan inzetten. • gezinsgeneralist is getraind en heeft de juiste tools om te werken • diagnostisch team is ingericht en ondersteunt wijkteam • snelle schakeling met dwang en drang (JB plein) • overeenstemming in de samenwerking met aanpalende domeinen (onderwijs, gemeente) • vernieuwing van het hulpaanbod, ontwikkeld samen met de gebruikers
deelproject 3: procedures en processen Een van de problemen waar professionals nu tegen aan lopen is de bureaucratie die de samenwerking tussen de verschillende soorten professionals belemmert. Een ander probleem is het aantal verwijzingen dat nodig is om de juiste zorg bij de cliënt te krijgen. We geven de generalist en het wijkteam de opdracht om de toegang tot de diverse voorzieningen te vereenvoudigen. De toegang tot verschillende soorten voorzieningen is afgestemd met alle aanbieders. Het indicatieproces is versimpeld. Wij hanteren hierbij de uitgangspunten van LEAN en we maken gebruik van de ervaringen uit andere regio’s met betrekking tot de vereenvoudiging van de indicatiestelling.
Beoogd resultaat: • de werkprocessen zijn in kaart gebracht, vereenvoudigd en vastgelegd • de toegang is vereenvoudigd of afgeschaft voor inclusieve voorzieningen. • de toegang is vereenvoudigd voor de exclusieve voorzieningen • de wachttijd is teruggebracht tot 48 uur. Er zijn maximaal twee verwijzingen (overdrachten) nodig om de juiste bij het gezin te krijgen.
Deelproject 4: informatiemanagement Een belangrijk resultaat van de proeftuin is het inzicht in kosten en baten van de jeugdhulp. Gemeenten moeten in hun nieuwe rol als opdrachtgever in staat worden gesteld om goed te kunnen sturen. Daarom ontwikkelen we in de proeftuin een digitaal dashboard dat gemeenten en aanbieders in staat stelt om met elkaar goed in te kunnen kopen en te kunnen sturen op de jeugdzorg. We brengen de informatiebehoefte in kaart en verbeteren die zodra dat mogelijk is. We maken onderscheid in informatie tussen professionals en voor bestuurders.
Beoogd resultaat: • snellere en betere informatie voor alle betrokkenen. • digitaal dashboard beschikbaar voor professionals en bestuurders. • prestatie-indicatoren benoemd en geoperationaliseerd.
11
5 Resultaten Hieronder zijn beschreven welke resultaten wel en niet gehaald zijn op de verschillende deelprojecten. Hierbij zijn de resultaten van het NJi verkort opgenomen in deze rapportage.
Deelproject 1: Gezinsregie Er is in elke gemeente een wijkteam gestart dat aan de slag is gegaan met een nieuwe manier van werken. In de gemeente Schiedam bestond al een wijkteam in de wijk Nieuwland. In Maassluis is in februari 2014 gestart met een jeugd en gezinsteam in Maassluis Oost. In Vlaardingen is in april 2014 gestart met het jeugd en gezinsteam (JGT) in Vlaardingen West. Voordat de wijkteams in de gemeenten Vlaardingen en Maassluis konden starten hebben de gemeenten intern hun eigen proces doorlopen voor de start. Na de besluitvorming binnen de gemeenten zijn de kwartiermakers aangesteld en zijn de teams geformeerd. Uit een tussenevaluatie van het JGT West blijkt dat de cliënten tevreden zijn met het nieuwe team en hun werkwijze. De verschillende teams hebben een opleidingsbudget gekregen en zijn getraind in de volgende methodieken: • Samen veilig/Signs of safety • Gebruik ZRM • Voeren van een keukentafelgesprek • Integraal werken • teamontwikkeling De wijkteams konden vanaf de start integraal werken en hulp en ondersteuning inzetten zonder daarvoor langs de moederorganisatie te gaan. Dat leverde snelheid in handelen op voor het wijkteam en tevredenheid bij de gezinnen. De gemeente Maassluis heeft besloten op basis van de ervaringen van hun wijkteam om versneld de werkwijze over de hele gemeente uit te rollen.
Perspectief van de cliënten Aan de cliënten is middels interviews gevraagd hoe zij de hulp en ondersteuning van de wijkteams ervaren hebben. De cliënten hebben vaak meerdere problemen die langdurig zijn. Het wijkteam is dan ook vaak een langere periode bij deze cliënten betrokken. Uit de interviews is het volgende gekomen: Iedere cliënt geeft aan dat het wijkteam duidelijk stuurt op het inzetten van de eigen kracht. Tegelijkertijd geven de cliënten aan dat ze het fijn vinden dat het wijkteam samen met hen zaken oppakt en regelt. Zoals het aanvragen van bijstand of het invullen van formulieren. Door zaken samen aan te pakken ervaren cliënten meer grip op hun leven. Een cliënt geeft aan dat hij ‘ een schop onder zijn kont’ van het wijkteam nodig had en die ook waardeerde.
12
Het is ook duidelijk dat de cliënten een (kwalitatief) beperkt sociaal netwerk hebben dat niet altijd in staat is om hen te helpen. Denk hierbij aan een gewelddadige ex partner, of mensen die de taal slecht spreken. De cliënten zijn over het algemeen tevreden over het aanbod en de werkwijze van de wijkteams. De snelle respons, een aanspreekpunt, het kijken naar alle leefgebieden en het luisterend oor en meedenken en meewerken worden hierin met name genoemd. De cliënten geven ook aan dat het beter met hen gaat. De redenen daarvoor zijn divers: het vinden van goede huisvesting, ordenen van de administratie en tips om beter met de kinderen om te gaan. Het verslag van de interviews met cliënten is opgenomen in bijlage 2 van dit verslag.
Niet gelukt Het is nog niet gelukt om goed gebruik te maken van de ketenzorgsystemen. Elk wijkteam heeft zijn eigen registratiesysteem voor het registreren van cases en voortgang. Het is niet gelukt om daar een goede analyse op te maken en goed kwantitatief inzicht te krijgen in de resultaten. Er is via een eerste analyse van de BJZ cijfers wel iets over te zeggen. Dat komt terug in hoofdstuk 6 van deze rapportage.
Conclusies De wijkteams zijn in staat om eigen kracht te stimuleren bij hun cliënten. Het integraal werken en over de domeinen heen kijken wordt met name gewaardeerd. Het stimuleren van eigen kracht betekent niet dat cliënten ook alles zelf moeten doen. Het samen optrekken wordt hierin gewaardeerd door de cliënten. De problematieken zijn altijd domeinoverstijgend: werk, inkomen, huisvesting, verslaving, opvoeding. Door integraal te werken kan een gezin ook beter geholpen worden. Een aanspreekpunt voor de cliënten vanuit het wijkteam werkt en wordt gewaardeerd. De eigen registraties van de wijkteams hebben voor de pilot weinig kwantitatieve inzichten opgeleverd, mede vanwege de problemen met dubbele registraties en beperkte werking van de systemen.
Aanbevelingen Gemeenten (en wijkteams) moeten zich realiseren dat een flink deel van de cliënten die zich bij de wijkteams meldt een beperkte zelfregie en zelfredzaamheid hebben. De geïnterviewde cliënten hebben serieuze en langdurige problemen op meerdere leefgebieden. Deze zijn niet met korte trajecten op te lossen. De professionals van de wijkteams moeten de ruimte krijgen om ondersteuning op maat te kunnen verlenen. De inkoop van de hulp zal hierbij op moeten aansluiten. Langdurige samenwerking tussen wijkteam en cliënten helpt in het duurzaam oplossen van problemen. Een brede samenstelling van het wijkteam helpt om een integrale diagnose te kunnen stellen bij de multiproblemhuishoudens.
13
Het snel beschikbaar hebben van diverse soorten ambulante en specialistische ondersteuning (ook buiten de jeugd en opvoedhulp) is een belangrijke succesfactor voor het oplossen van problemen in de multiproblem huishoudens. De leefwereld van de cliënt sluit niet aan op de professionele systeemwereld. Daar moet een cliënt geen last van hebben. De integrale werkwijze van het wijkteam en het aansluiten bij de leefwereld van de cliënt is bevorderlijk voor de stimulering van de eigen kracht en zelfregie van de cliënt. Het inzichtelijk maken van de resultaten middels de eigen registratiesystemen moet verbeterd worden. De gemeenten en de wijkteams kunnen dan sturen op het type vragen dat bij de wijkteams voorkomt en zo beter sturen op de inzet van hulp op wijkniveau.
14
Deelproject 2: structuur: wijkteam, Diagnostisch team, JB plein Het is gelukt om in elke wijk een wijkteam te starten. Daarnaast is in april het Consultatie en Diagnoseteam (CDT) en het Jeugdbeschermingsplein (JBplein) NWN gestart. Daarmee is de hele infrastructuur zoals die in het programmaplan Decentralisatie Jeugdzorg is beschreven ook geïmplementeerd. Onderstaande figuur geeft de zorg infrastructuur weer.
CDT en JB Plein
pedagogische civil society collectieve voorzieningen
gezinsgeneralist
inclusieve individuele voorzieningen exclusieve individuele voorzieningen
80 %
jeugdbescherming jeugdreclassering opschalen afschalen 15 %
figuur 1: zorginfrastructuur (bron: 8 is meer dan duizend)
15
5%
De wijkteams Elk wijkteam heeft een eigen samenstelling en aansturing. Daar is in de proeftuin ook voor gekozen. Er is veel tijd geïnvesteerd in de opbouw en opstart van de wijkteams en de ondersteuningsstructuur. De resultaten daarvan zijn terug te vinden in de evaluatie van het NJi. Op deze plek wordt volstaan met de conclusies van het NJi over de wijkteams. Over de werking van de wijkteams heeft het NJi het volgende gevonden. • Het is gelukt om in elke wijk een laagdrempelig wijkteam te installeren dat herkenbaar en benaderbaar is voor cliënten. • Het wijkteam kan snel schakelen en na een huisbezoek een integraal gezinsplan opstellen. • De teams zijn goed op weg in het generalistisch en integraal werken. Dat komt mede door de trainingen en de samenstelling van de teams. • De teams hebben nog niet de juiste tools die passen bij de vragen. Er is een beperkt arsenaal aan interventies beschikbaar die niet altijd passen op de vragen van de cliënten. • De teams hebben hun handen vol aan de meervoudig complexe vragen. Hierdoor komt de wijkontwikkeling en preventief werken in het gedrang. • De aansturing van de wijkteams is vastgelegd in afspraken met de werkgevers. Dit voorkomt vragen over beschikbaarheid en andere organisatorische vragen. • De registratie ten behoeve van de sturing is met de huidige systemen beperkt mogelijk. Er moest veel aangepast worden. De gemeenten hebben gedurende de looptijd van het project besloten om over te stappen op een nieuw systeem waardoor de registratie niet bruikbaar en vergelijkbaar was voor de evaluatie • Het CDT ondersteunt de wijkteams. Nadere afstemming is nodig en de werkprocessen moeten nader vormgegeven worden. Het CDT wordt soms als formeel ervaren vanwege de aanmeldprocedure. • De toevoeging van de J-GGZ in de wijkteams lijkt te helpen in het vergroten van het zelfoplossend vermogen van de wijkteams en relatief weinig gebruik maken van het CDT • Er is een goede verbinding met het JB plein. De werkafspraken moeten nog nader ingevuld worden. • Het hulpaanbod is (beperkt) vernieuwd. Dat zit vooral in de manier van samenwerken in het team en met andere professionals en niet in het aanbod zelf.
Verbinding onderwijs en inzet gezinsspecialist De aansluiting op -en samenwerking met het onderwijs is van cruciaal belang voor de uitvoering van de gemeentelijke taken in het kader van de nieuwe Jeugdwet. Daarom zijn de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet (speciaal) onderwijs tijdens de proeftuin gestart met de pilot Voorlopersaanpak. De kern van deze werkwijze vormen ondersteuningsteams op de scholen. Naast de interne betrokkenen (leerkracht, intern begeleider en directie) nemen een onderwijsspecialist én een gezinsspecialist hier aan deel. De gezinsspecialist is biedt zelf jeugdhulp én vormt de verbindende schakel met de wijkteams. In Vlaardingen zijn de gezinsspecialisten zelfs onderdeel van de sociale wijkteams. Onderwijs en gemeente stemmen de ondersteuning vanuit school enerzijds én de gemeentelijke jeugdhulp anderzijds op elkaar af. Het streven hierbij is om 80% van de hulpvragen ook op dit niveau af te handelen en de tot nu toe aparte indicatietrajecten te vervangen door multidisciplinaire arrangementen. Aan de pilot hebben in het schooljaar 2013-2014 10 po en 5 v(s)o scholen deelgenomen. De proefperiode was te kort om
16
aantoonbaar vast te stellen, of de doelstelling van de voorlopersaanpak (beweging naar voren, waarbij 80% van de vragen op het niveau van de schoolgebonden ondersteuningsteams wordt opgelost) gerealiseerd is. Desondanks zijn de ervaring op de werkvloer zo positief dat alle betrokkenen op elk niveau ervan overtuigd zijn dat de beoogde werkwijze succesvol kan zijn én dat de geformuleerde ambitie haalbaar is. Daarom is besloten op per 1 januari 2015 in de drie gemeenten te met de verdere introductie van de gezinsspecialist op álle scholen voor primair onderwijs en voorgezet (speciaal) onderwijs. Het takenpakket van het schoolmaatschappelijk werk is volledig geïntegreerd in dat van de gezinsspecialist. Omdat zij echter meer taken en bevoegdheden hebben, krijgen de gezinsspecialisten ten opzichte van de huidige inzet van de schoolmaatschappelijk werkers meer uren om hun werk op de scholen te doen. In het primair onderwijs hebben ze gemiddeld 10 uur en in het voortgezet (speciaal) onderwijs gemiddeld 16 uur per week. De verdeling van de uren gezinsspecialist over de scholen is gebeurd op basis van zorgzwaarte per school. Aan iedere school is een gewicht toegekend gebaseerd op het historisch zorggebruik. Deze wegingsfactor bepaalde de extra inzet van uren per school. Deze verdeling doet recht aan de zorgbehoefte per school. Deze methodiek is door het NJi als best practice op hun website opgenomen.
Het CDT Het consultatie en diagnoseteam (CDT) is gestart in februari 2014 en heeft als doel om de wijkteams te ondersteunen bij de meervoudig complexe casuïstiek in het vrijwillig kader waar de expertise en ervaring van het wijkteam niet meer toereikend is. De voorzitter van het CDT heeft een eigen evaluatie geschreven. Daarin is het volgende over het CDT gezegd: Doel CDT Het CDT bestaat uit specialisten vanuit verschillende vakgebieden (psychiatrische problematiek, complexe opvoed- en opgroeiproblematiek, LVG problematiek, orthodidactische problematiek en lichamelijke problematiek). Het CDT werkt altijd samen met een jeugd- en gezinscoach van het wijkteam en biedt integrale diagnostiek. Er wordt samen met de ouders en jeugdige gekeken wat de best passende hulp is. Het handelingsgerichte advies legt het CDT schriftelijk vast en wordt verstuurd naar jeugd- en gezinscoach en cliënt. De jeugd- en gezinscoach zal het advies omzetten naar concreet praktisch handelen. Resultaten CDT Het CDT heeft in de periode van de proeftuin 15 aanmeldingen gekregen. Op basis van de aanmeldingen zijn vier diagnostische trajecten opgestart, onder andere om IQ te bepalen. Daarnaast heeft het CDT aan deskundigheidsbevordering van de wijkteams gedaan door aan te schuiven bij de wijkteam overleggen. Het CDT heeft met de adviezen bijgedragen aan het sneller inzetten van hulpverlening, het opstarten van diagnostiek of het geven van praktische handvatten aan de wijkteam medewerkers.
17
Het JB Plein Boer & Croon management heeft het JB plein NWN beschreven en geëvalueerd als onderdeel van hun opdracht op de werking van de JB pleinen te evalueren. Daar zijn voor het JB Plein NWN de volgende zaken uit naar voren gekomen. Over de periode van april 2014 tot en met juni 2014 zijn er 21 casussen gemeld door 9 verschillende instellingen. De tijd tussen de melding en het bespreken van de melding aan de JB-tafel duurt gemiddeld 3,1 dagen. Melders zijn goed bekend met de inhoud van het JB-plein. De wijkteammedewerkers (potentiële) melders zijn minder bekend met de inhoud van het JB-plein. Het is niet voor iedereen duidelijk wat drang en dwang inhoudt en ook is het niet altijd duidelijk welke casussen voor het JB-plein bestemd zijn. JB-tafelleden geven ook aan dat melders soms het JB-plein gebruiken om mee te denken over de casus (consultatief) terwijl dat niet de bedoeling is. JB-tafeloverleg De melders waren positief over het JB-tafeloverleg. De JB-tafelleden waren volgens hen goed voorbereid, de onderbouwing van besluiten was meer dan voldoende en waar mogelijk wordt er gestuurd op een drangtraject. Ook het gezin staat volgens hen centraal in de besluitvorming en de balans tussen snelheid en inhoud was goed tot uitstekend. JB-tafelleden geven aan dat er over het algemeen genoeg expertise aanwezig is aan de JBtafel, wel mist voor sommige casussen de expertise van GGZ instellingen. De creativiteit van besluiten is voldoende maar is volgens de betrokkenen nog wel voor verbetering vatbaar. De samenwerking tussen de JB- tafelleden is goed. Voor 79% van de casussen is gekozen voor een dwangtraject, volgens JB-tafelleden kan er waarschijnlijk iets meer drang ingezet worden. Volgens de JB-tafelleden is de besluitvorming aan de JB-tafel goed en iedereen ervaart ook dat alle betrokkenen genoeg mandaat hebben. Ook staat het gezin centraal in de besluitvorming De onderbouwing van de besluiten is volgens 80% van de casusregisseurs voldoende. De informatie die de casusregisseurs aangeleverd krijgen wordt ook als voldoende tot goed beoordeeld. Er zijn 21 verschillende organisaties geadviseerd door het JB-team. De meest genoemde organisaties zijn de RvdK (15 keer), CJG (8 keer), Triviumlindenhof (5 keer) en MEE (4 keer). Het advies van de JB-tafel wordt vaak tot altijd door de casusregisseur overgenomen. Schrijven en uitvoeren plan van aanpak Het JB-teamoverleg wordt niet altijd binnen 10 dagen georganiseerd. Een reden hiervoor is dat hulpverleners en raadsonderzoekers niet altijd direct beschikbaar zijn. Helaas is het gezin ook niet altijd aanwezig geweest bij het JB-teamoverleg waardoor hun rol minder centraal is dan beoogd. Het lukt casusregisseurs wel altijd om de partijen die zij in het JB-team willen in het JB-team te krijgen. De aangeboden hulp is volgens de casusregisseurs altijd goed afgestemd op het gezin. Daarbij wordt de aangeboden hulp echter nog niet als integraal gezien. De samenwerking tussen de hulpverleners en de onderlinge afstemming wordt als goed beoordeeld. Ook hebben de JB-teamleden voldoende mandaat om de juiste zorg te leveren.
18
Volgens de wijkteammedewerkers moet de samenwerking tussen de wijkteams en de hulpverleners van een drang- en dwangtraject beter worden. Alle drie de wijkteammedewerkers geven aan dat de samenwerking die zij ervaren hebben niet goed was. Ook de casusregisseurs geven aan dat de samenwerking met de wijkteams nog niet goed loopt. Het is voor hen nog onduidelijk wie er benaderd moet worden en wie in een wijkteam zit.
Conclusies • Het is gelukt om de hele zorginfrastructuur neer te zetten in de 3 gemeenten. • Het CDT en JB plein hebben waarde in de ondersteuning van de wijkteams en zorgen voor een goede doorstroming van complexe casuïstiek. • Het kost tijd om een wijkteam te ontwikkelen en er een team van te maken. • De aanwezigheid van GGZ helpt de wijkteams om dit soort problematiek te herkennen en er mee om te gaan. • De wijkteams hebben een verschillende samenstelling en aansturing. We kunnen geen voorkeur uitspreken voor een model. • Door de aard van de problematiek in combinatie met de beschikbare capaciteit komen de wijkteams nauwelijks toe aan preventief werken of wijkontwikkeling. • Werkgevers stellen hun professionals beschikbaar aan de wijkteams. Het vastleggen van afspraken op papier met de werkgevers over de inzet van professionals in de wijkteams is een belangrijke randvoorwaarde voor de wijkteams om goed te kunnen functioneren en voorkomt onduidelijkheid. Hiermee worden de wijkteam coördinatoren in staat gesteld om beter te sturen op hun team.
Aanbevelingen De aard van de problematiek van de meeste multiproblemhuishoudens zit op zowel zorg als sociaal vlak. Een veel voorkomende combinatie is schulden, werk/inkomen en opvoedvragen/zorgvragen. Als de basis niet op orde komt bij deze gezinnen heeft de rest van de hulpverlening minder effect. Dat pleit ervoor om deze zaken ook integraal op te pakken en de teams daarvoor de middelen te geven. Schuldhulpverlening, Sociale Zaken en huisvesting moeten in of zeer dichtbij de wijkteams zijn om het kastje naar de muur effect te voorkomen. Het WOT in Schiedam heeft daarvoor de consulenten van Sociale Zaken aan hun team toegevoegd. Door de aard van de vragen stromen de wijkteams snel vol met complexe casuïstiek. De gemeente moet een keuze maken of het wijkteam ook preventief moet werken of dat het alleen de multiproblem cases doet. In dat laatste geval zal het wijkteam een goed netwerk moeten hebben om de lichte vragen af te vangen. Het frontoffice in Maassluis bijvoorbeeld heeft een dergelijke functie en zorgt voor een eerste filter. De gemeente moet de aansturing in de wijkteams goed vastleggen met de werkgevers. Het gaat dan bijvoorbeeld over opleidingen, vervanging bij ziekte, beschikbaarheid, maar ook kwaliteit, en gebruik van registratiesystemen. De registratie ten behoeve van de sturing op de wijkteams is niet goed geregeld. De gemeente moet eisen stellen aan de sturingsinformatie en de wijkteam coördinatoren moeten bedenken waarop ze willen sturen. Dit is noodzakelijk om in tijden van schaarste
19
(als de wijkteams vollopen met werk) goede keuzes te kunnen maken over de inzet van professionals en de inzet van zorg. Het CDT en het JB plein zijn voor de schaal van de regio aan de kleine kant om efficiënt te kunnen werken. Het aantal en de frequentie van de meldingen bij het JB plein waren te laag om de schaal vast te houden. Door de meldingen mee te laten draaien in de routering van andere JB pleinen is de snelheid van de afhandelingen van de meldingen verbeterd. Het aantal casussen bij het CDT was beperkt. Door de functie in stand te houden en de schaal te vergroten wordt er beter gebruik gemaakt van de expertise van het CDT. We hebben de bevindingen over het CDT en het JB plein overgedragen aan de samenwerkende gemeenten en hiermee input geleverd voor de aard, omvang en werkwijze van de ondersteuningsstructuur. Verder lezen: Op de website van de proeftuin is tussenevaluatie CDT (rapportage CDT) te vinden.
20
Deelproject 3: procedures en processen De werkprocessen van de nieuwe wijkteams van Maassluis en Vlaardingen zijn uitgeschreven. Het indicatieproces van de jeugdhulp die normaal door Bureau Jeugdzorg wordt geïndiceerd, kon middels een vereenvoudigde procedure ingezet worden.
Vereenvoudigde indicatiestelling Deze vereenvoudigde procedure is een rechtstreeks uitvloeisel van de afspraken van die jeugdhulpaanbieders en BJZ met elkaar in 2013 hebben gemaakt. Hierbij geeft BJZ een indicatiebesluit af op verzoek van de jeugdzorgaanbieder zonder inhoudelijke toetsing. Zorginstellingen bereiden het plan van aanpak voor en leggen voor aan BJZ dat dit dan accordeert. Dit plan vervangt het indicatiebesluit en dient als algemene richtlijn, onderliggend aan de daarop volgende verzoeken. BJZ stelde de volgende voorwaarden aan de vereenvoudigde indicatiestelling: 1. Risicotaxatie: zorgaanbieders verrichten een risico taxatie om de veiligheid van kinderen, jongeren en gezinnen in kaart te brengen. Veiligheidstaxatie wordt uitgevoerd middels de vragenlijst “Veilig Thuis”, de methodiek Signs of Safety of met de LIRIK. Resultaten van de veiligheidstaxatie worden in het dossier van de cliënt vastgelegd. 2. Indicatie grondslag: de zorgaanbieder verwoordt in zijn projectplan welke indicatie grondslag noodzakelijk is en licht dit toe (het plan moet jeugdzorgwaardig zijn en betreft geen AWBZ grondslag). 3. Interventiebeschrijving 4. Het projectplan is op product niveau, niet op cliëntniveau. De wijkteams hebben deze nieuwe praktijk kunnen testen en hebben daarmee de inzet van geïndiceerde jeugdhulp aanzienlijk kunnen versnellen.
Primair proces wijkteam Het was voor de startende wijkteams noodzakelijk om naast de teamontwikkeling ook hun werkproces opnieuw in te richten. Met name het proces rondom de multiproblem cliënten moest daarbij ontwikkeld worden om de principes van één gezin, één plan, één regisseur en het integrale werken in een gestroomlijnd proces te vervatten. Door het wijkteam hun eigen werkproces te laten ontwikkelen kon het op maat worden gemaakt en waren zij van meet af aan eigenaar van hun eigen werkproces. In het werkproces is het CDT en het JB plein opgenomen en is aandacht voor monitoring en registratie. Daarnaast is de ZRM als instrument opgenomen om de voortgang van de cliënten te meten. De ontwikkeling van de ondersteunende ICT is tijdens de proeftuin achtergebleven. De stuurgroep heeft besloten om tijdens de proeftuinperiode niet te investeren in ICT, vanwege de onzekerheid die er was over de keuze van de ICT systemen. In bijlage 2 is het werkproces van het wijkteam Maassluis als voorbeeld opgenomen.
21
Privacy Verder is ingezet op het vraagstuk privacy met twee workshops van Mr van Boven,. Daarin zijn de professionals, ambtenaren en managers voorgelicht over privacy in het nieuwe stelsel. We hebben de opgestelde protocollen en convenanten door Mr. van Boven laten toetsen. Uit die toetsing bleek dat de wijkteams en organisaties vaak strenger in de leer zijn dan volgens de wet noodzakelijk is. Dat zit met name in de toestemmingsvereisten die zijn opgenomen in de protocollen. Het vooraf toestemming vragen aan de cliënt om gegevens uit te wisselen is niet altijd nodig. De professional moet zelf een afweging maken of de cliënt vooraf geïnformeerd wordt. Belangrijke spelregel is dat de afweging goed gedocumenteerd en gemotiveerd moet worden. Niet gelukt: Het is beperkt gelukt om de bestaande bureaucratie en regels verder te vereenvoudigen. De belangrijkste reden was dat het heersende regime en de daarbij behorende regels de belangrijkste belemmering hebben gevormd. Zo is tot 2015 voor een deel van de hulp nog een CIZ indicatie nodig. Deze procedure kon niet versneld of omzeild worden in 2014. In de stuurgroep zijn enkele casussen besproken waar de professionals vastliepen. Deze zijn door de verantwoordelijke instellingen opgepakt. Er is geen inzicht in de vereenvoudiging van de doorverwijzing naar residentiele voorzieningen.
Conclusies • Het beschrijven van de werkprocessen helpt in de structurering van het werk van het wijkteam. • Het is mogelijk om versneld hulp in te zetten met vereenvoudigde procedures. Dit scheelt papierwerk en dit komt mede ten goede aan de tevredenheid van de cliënten. • Het is nodig om goede afspraken te maken over privacy en de uitwisseling van gegevens. De wet biedt meer ruimte dan de huidige protocollen soms doen vermoeden. • De gemeenten en wijkteams hebben nog werk te doen in het inregelen van de administratieve processen, aansluitend op de werkprocessen.
Verder lezen • Op de website staat de evaluatie van het JGT west, met in de bijlage hun werkproces. • Het werkproces van het jeugd en gezinsteam Maassluis is ook op de website te vinden. • De informatie rondom privacy is op de website te vinden.
Aanbevelingen • De indicatiestelling voor zover de gemeenten dat nog in stand willen houden, en de toegang naar voorzieningen die buiten de wijk zijn, op elkaar afstemmen. Immers de toegang is een belangrijke factor in de beheersing van de cliëntenstroom. De gemeenten hebben vanaf 2015 daarin meer ruimte. • Het administratief proces moet verder ingeregeld worden. De systemen voor inzetten van hulp, indicatiestelling en facturatie zijn niet op elkaar afgestemd. • De aansluiting met de specialistische voorzieningen en de wijkteams kan verbeterd worden, door hier het wijkteam (en de gezinsgeneralist) een grotere rol in te geven.
22
Deelproject 4: informatiemanagement In dit deelproject hebben is vooral gefocust op het inrichten van een model waarmee inzicht in outcome gekregen kan worden. In samenwerking met de instellingen is een model ontwikkeld waarin inzicht wordt gegeven in zorgkosten en zorggebruik per wijk. Daarnaast hebben is het model gevuld met parameters die volgens de gemeenten en de instellingen relevant zijn om op te sturen. Dit model is in onderstaand figuur weergegeven. Deze parameters zijn deels ontleend aan de landelijke dataset die door VWS/VNG is vastgesteld, het nieuwe landelijke verdeelmodel en deels op de zelfredzaamheidsmatrix. Er is zo een koppeling gemaakt tussen uitkomsten van hulp en maatschappelijke resultaten, en voldoet daarmee aan de behoefte om integraal te sturen. Niet eerder is er naast kindfactoren gekeken naar de gezinsfactoren die van invloed zijn op het welbevinden en de veiligheid van kinderen.
Monitor Maatschappelijk Resultaat voor de Jeugd KIND • N kinderen % bevolking • Fysieke gezondheid (incl LB) • Psychische gezondheid • Ontwikkelcapaciteit (VB) •G edragsproblemen • Middelenmisbruik
THUISSITUATIE • Gezinssamenstelling • Etniciteit van de ouders • Scheidingen • Aandeel kinderen dat opgroeit in armoede • Fysieke en psychische kenmerken & opvoedingscapaciteit van ouders • Strafrechtelijk verleden • Aanwezige stressfactoren binnen gezin (schulden, ziekte, verslaving, criminaliteit) • Opleidingsniveau ouders
KANSEN & MOGELIJKHEDEN • Toegang tot voorzieningen • Toegang tot kennis • Netwerk • Participatiegraad ouders & kinderen aan maatschappelijk leven • Financiële mogelijkheden • Woonomstandigheden
INTERVENTIE
zorg, welzijn, werk, onderwijs, wonen Jeugdhulp • Naar duur, vorm en € (per kind in zorg en totaal aantal kinderen) • Uitkomsten van hulp • Zorgtoewijzing en verwijzingen
Interventies jongeren • Passend onderwijs • N uitkering en overige • N schuldhulpverlening (> 25) • Huursubsidie (> 25)
Interventies ouders • N uitkering en overige • N schuldhulpverlening (<25) • Huursubsidie (< 25)
MAATSCHAPPELIJK RESULTAAT • Groeit op in een veilige gezinssituatie • Gaat naar school en maakt zijn/haar school af • Krijgt of heeft (vrijwilligers) werk • Is psychisch en fysiek gezond • Is in staat om problemen binnen eigen netwerk op te lossen
figuur 2: model sturen op maatschappelijke resultaten (JB Lorenz)
Bovenstaand outcome model is gebruikt om de verdeling van de inzet gezinsspecialist (zie deelproject 2) per school te maken. De resultaten bleken voldoende onderscheidend om preventieve, niet op individuen terug te leiden inzet te kunnen verdelen over de verschillende wijken/scholen.
23
Een eerste versie van een dashboard is opgeleverd waarin de bovengenoemde parameters verwerkt zijn. Een belangrijke afspraak die is gemaakt is het gebruik van de Zelfredzaamheidsmatrix. Dit instrument bestaat al langere tijd is een relatief makkelijk instrument om in beeld te brengen op welk domein een gezin/huishouden zorg nodig heeft en waar ze wel zelfredzaam zijn. Het sturingsmodel is overgedragen aan de regio Rijnmond in het eerste kwartaal van 2015. Beperkt gelukt: Het is beperkt gelukt om het model te vullen met data van de wijkteams om zo verschillen te zien in het effect van de inzet van hulp bij gezinnen. We hebben de data van BJZ kunnen gebruiken en zo hebben we een eerste kwantitatief inzicht in de werking van de wijkteams. Deze worden in het volgende hoofdstuk gepresenteerd.
Verder lezen: Op de website www.proeftuinnwn.nl staat een presentatie met daarin het outcomemodel uitgelegd.
Conclusies Het ontwikkelde en geoperationaliseerde model vormt een goede basis voor gemeenten en aanbieders om op een innovatieve manier te sturen op het resultaat in een wijk/regio en om goed gemotiveerde keuzes te maken om middelen te verdelen.
Aanbevelingen: • De gemeenten moeten een keuze maken in het gebruik van het model. Nu worden er nog op teveel plekken binnen gemeenten en in de regio monitors en modellen ontwikkeld. Deze monitor biedt een uitstekende basis voor een compleet en integraal sturingsmodel. • Door het model met productiedata van de aanbieders te vullen zal het zijn waarde gaan bewijzen en kan het als sturingsinstrument gebruikt kunnen worden. • Het model kan als richtlijn dienen voor de inkoop en sturing van de jeugdhulp in 2016. Daarvoor zal het onderdeel van de inkoopafspraken 2016 moeten zijn op regionaal en lokaal niveau.
24
6 Kwantitatieve resultaten In dit hoofdstuk geven we een kort overzicht van de beschikbare kwantitatieve resultaten binnen de proeftuin. We hebben al eerder aangegeven dat de registratiesystemen van de wijkteams tijdens de proeftuin slechts beperkt eenduidige informatie konden opleveren. Voor deze analyse zijn de productiedata van Bureau Jeugdzorg op de postcodes van de wijkteams geanalyseerd. Deze analyse geeft een eerste inzicht in de verandering van output/ productie in de wijken waar de wijkteams actief zijn. De conclusies zijn voorzichtig, en gebaseerd op kleine aantallen, maar geven een eerste richting aan van het effect van de wijkteams gedurende de periode van de proeftuin. We kunnen voor de wijken Schiedam Nieuwland en Vlaardingen Westwijk een kwantitatieve analyse doen op het postcode gebied van beide wijken. Voor Maassluis was het niet mogelijk om op de postcode van de wijk een analyse te maken. De redenen zijn tweeledig: De aantallen zijn te klein om een analyse te kunnen maken en het wijkteam Maassluis is snel na de start over de gehele gemeente gaan werken waardoor we geen analyse op het werkgebied van de wijk kunnen maken.
Schiedam Nieuwland Op basis van de beschikbare data van BJZ hebben we gekeken naar een toe,- of afname van verschillende BJZ interventies in de wijk in 2014. We hebben de gegevens van 2014 vergeleken met de gegevens van 2012 en 2013. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de wijk, de stad en de regio, hebben we alle productie verrekend per 100 kinderen. Op deze manier krijgen we een relatieve vergelijking waarmee de grootte van de wijk geen belemmerende factor meer is en we makkelijker de uitkomsten in de wijk kunnen vergelijken met stad en regio. De aantallen zijn klein en daarmee zijn de schommelingen groot. Schiedam Nieuwland Albrandswaard Organisatie
2012
FlexusJeugdplein
aantallen
2013
2014 DB+OD
aantallen aantallen
aantal unieke kinderen Horizon Jeugdzorg
en Onderwijs
CRISISINTERVENTIES
Stek BB+
Trivium Lindenhof
CASEMANAGEMENT INTENSIEF
2012
8.341 per 1000 kind
Pleegzorg 2014 Crisis-opvang 2013 per 1000 kind
120 151.969 10
10
29
0
0
12
30
28
19
Totaal
3,02
8,77
0,00
0,00
3,63
9,07
8,47
5,75
167.678
wordt: drang met VTO en drang zonder VTO volgt op BB+
wijk132.034 verschil 2013-2014
12.124 3,02
7.369
64.305 per 1000 kind
76.429
5,75
5.242 1.557
3,63 -2,72
38.834
JB maatregelen
53
57
52
16,03
17,24
15,73
-1,51
OTS KORT
13
17
16
3,93
5,14
4,84
-0,30
OTS LANG
35
32
25
10,59
9,68
7,56
-2,12
VOOGDIJ
5
8
11
1,51
2,42
3,33
0,91
Tabel 1: productie BJZ in Schiedam Nieuwland
25
In bovenstaande tabel is de productie van BJZ in de wijk Nieuwland opgenomen. In deze wijk is sinds 2013 een wijkteam actief. In 2014 zijn de jeugd professionals toegevoegd aan het wijkteam. In de laatste kolom, is de toe,- of afname te zien op de verschillende interventies. Het aantal crisisinterventies is met 5,75 per 1000 kinderen toegenomen. BB+ met 3,63 per 1000 kinderen. Er is een afname van het intensief casemanagement met 2,72 per 1000 kinderen. Het aantal JB maatregelen is afgenomen met 1,51 per 1000 kinderen, waarbij er met name een afname in de lange OTS maatregelen te zien zijn. Om te kunnen beoordelen of de wijk Nieuwland afwijkt van het gemiddelde in Schiedam, is ook naar de gemeente Schiedam als geheel gekeken. In tabel 2 staan de gegevens. Voor Schiedam zien is ook een toename van de crisisinterventies en BB+ en een afname van de crisisinterventies te zien. Ook bij de JB maatregelen is er een afname. Schiedam totaal Albrandswaard Organisatie
2012
FlexusJeugdplein
aantallen
2013
aantallen aantallen
aantal unieke kinderen Horizon Jeugdzorg
en Onderwijs
CRISISINTERVENTIES
Stek BB+
CASEMANAGEMENT INTENSIEF
2012
8.341 per 1000 kind
Pleegzorg 2014 Crisis-opvang 2013 per 1000 kind
8.788 151.969 44
39 0
0
Trivium Lindenhof
2014 DB+OD
109
111
Totaal
wordt: drang met VTO en drang zonder VTO volgt op BB+
71
80
0,00
7.369
132.034 verschil 2013-2014
12.124 3,52
47
64.305 per 1000 kind
8,71
3,12
5,67
0,00
3,76
8,87
167.678
6,39
76.429
2,56
5.242 1.557
3,76 -2,48
38.834
185
198
191
14,79
15,82
15,27
-0,56
OTS KORT
45
54
61
3,60
4,32
4,88
0,56
OTS LANG
108
99
91
8,63
7,91
7,27
-0,64
VOOGDIJ
32
45
39
2,56
3,60
3,12
-0,48
JB maatregelen
Tabel 2: productie BJZ gemeente Schiedam
In gesprek met BJZ hebben we gezocht naar de verklaring van de verschillen. BB+ is een interventie die vanaf 2014 is ingezet. Dus een stijging is logisch. BB+ wordt ingezet tegelijkertijd met een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming en moet dwang voorkomen. Er is zowel in Schiedam Nieuwland als in de gemeente Schiedam een afname van de maatregelen. In de wijk Nieuwland is er echter een grotere afname van de JB maatregelen dan in de gemeente. Dat verschil is groot: 1,51 per 1000 kinderen in Nieuwland, versus 0,56 per 1000 kinderen in Schiedam. Dat verschil is met name terug te zien in de OTS lang.
Conclusie Schiedam Nieuwland Ondanks de kleine aantallen, is in de wijk Nieuwland de afname van de zware JB maatregelen sterker afgenomen dan in de rest van de gemeente. Een mogelijke verklaring kan liggen in de aanwezigheid van het wijkteam in Schiedam Nieuwland.
26
Vlaardingen Westwijk Vlaardingen Westwijk Albrandswaard Organisatie
2012
FlexusJeugdplein
aantallen
2013
aantallen aantallen
aantal unieke kinderen Horizon Jeugdzorg
en Onderwijs
CRISISINTERVENTIES
Stek BB+
Trivium Lindenhof
CASEMANAGEMENT INTENSIEF
2014 DB+OD
2012
8.341 per 1000 kind
wijk verschil Vlaardingen verschil Pleegzorg Crisis-opvang 2013 per 1000 kind
85 151.969 5
6
14
0
0
4
23
26
21
Totaal
3,04
1,69
0,00
0,00
1,35
7,77
8,78
-1,69
167.678
wordt: drang met VTO en drang zonder VTO volgt op BB+
2013 - 2014 132.034
12.124 2,03
7.369
2013 - 2014 64.305
76.429
0,26
5.242 1.557
1,19 -0,99
38.834
43
45
31
14,53
15,20
-4,73
-0,46
OTS KORT
7
15
7
2,36
5,07
-2,70
-0,59
OTS LANG
25
19
19
8,45
6,42
0,00
0,20
VOOGDIJ
11
11
5
3,72
3,72
-2,03
-0,07
JB maatregelen
Tabel 3: productie BJZ Vlaardingen Westwijk en Vlaardingen
In bovenstaande tabel staat een samenvatting van de BJZ productie. In de laatste twee kolommen staat het verschil in productie in de Westwijk en in de hele gemeente Vlaardingen. Er is vooral een groot verschil in de crisisinterventies en de JB maatregelen. Het aantal crisisinterventies is flink gestegen in de wijk, meer dan in de gemeente Vlaardingen. In de Westwijk is het aantal maatregelen afgenomen met 4,73 per 1000 kinderen, een daling met 30%, terwijl in de hele gemeente er een daling is van 0,46 per 1000 kinderen te zien is.
Conclusie Vlaardingen Westwijk Er is in de Westwijk een relatief grotere afname van het aantal JB maatregelen en een stijging van het aantal crisisinterventies. De verschillen kunnen mogelijk verklaard worden door de opstart van het JB plein en de samenwerking met het wijkteam. Het wijkteam heeft vanaf de start een focus gehad op jeugd en gezin en heeft BJZ medewerkers in het team gehad.
27
7 Ontwikkelagenda Op basis van de aanbevelingen in de eerdere hoofdstukken is de volgende ontwikkelagenda opgesteld. Deze agenda is overgedragen aan de gemeenten en aan de aanbieders..
Doorontwikkeling wijkteams • Gemeenten moeten helder zijn in de opdracht aan de wijkteams. Waar richten ze zich op (alleen multiproblem, of ook enkelvoudige vragen, wijkontwikkeling en preventie?) Zonder duidelijke opdracht kan er ook niet op resultaat gestuurd worden. • Gemeenten (en wijkteams) moeten zich realiseren dat de cliënten die zich bij de wijkteams melden een beperkte zelfregie en zelfredzaamheid hebben. De geïnterviewde cliënten hebben serieuze en langdurige problemen op meerdere leefgebieden. Deze zijn niet met korte trajecten op te lossen. Langdurige samenwerking tussen wijkteam en cliënten helpt in het duurzaam oplossen van problemen. Gemeenten en aanbieders zullen de ruimte moeten vinden om maatwerk te verrichten bij deze casuïstiek. Het huidige systeem (administratief, inkoop) is daar nog niet goed op ingericht. • Een brede samenstelling van het wijkteam/het snel in kunnen zetten van andere ondersteuning is wenselijk voor een goed resultaat. Diversiteit vergroot en versnelt het leereffect in het wijkteam en mandaat tot handelen in de wijkteams is een randvoorwaarde voor succes. Dit mandaat moet ook beschreven en vastgelegd worden om de handelingsvrijheid van de wijkteams en de grenzen daarvan inzichtelijk te maken. • De integrale werkwijze en het aansluiten bij de leefwereld van de cliënt is bevorderlijk voor de stimulering van de eigen kracht. De professionals van de wijkteams zullen daarin moeten leren om een nieuwe balans te vinden tussen handelen en de cliënt zelf laten doen. Intervisie en begeleiding is nodig om hierop te sturen. • Gemeenten en aanbieders moeten blijven investeren in de ontwikkeling en training van de wijkteams om hun nieuwe rol en taak op te kunnen pakken. • De aard van de meeste multiproblemhuishoudens zit op zowel zorg als sociaal vlak. Een veel voorkomende combinatie is schulden, werk/inkomen en opvoedvragen/zorgvragen. Dat pleit ervoor om deze zaken ook integraal op te pakken. Het WOT in Schiedam heeft de meeste ervaring met het integraal aanpakken van dit soort vraagstukken. Andere gemeenten zien ook veel in het werken met integrale teams waar volwassenen problematiek en gezinsproblematiek op sociaal en zorgvlak integraal worden opgepakt. De verwachting is dat de investering in het oplossen van werk/inkomen/huisvesting, veel heeft impact op het welzijn en gezondheid van kind en gezin en hangt daarmee ook samen met de effectiviteit van de hulp. Gemeenten en aanbieders zullen hier integraal op moeten inzetten. Nu zijn de domeinen nog te veel gescheiden van elkaar in beleid en uitvoering. • Door de aard van de vragen stromen de wijkteams snel vol met complexe casuïstiek. De gemeente moet een keuze maken of het wijkteam ook preventief moet werken of dat het alleen de multiproblem cases doet. In dat laatste geval zal het wijkteam een goed netwerk moeten hebben om de lichte vragen af te vangen. Het frontoffice in Maassluis heeft een dergelijke functie en zorgt voor een eerste filter.
28
Administratieve processen • De indicatiestelling voor zover de gemeenten dat nog in stand willen houden, en de toegang naar voorzieningen die buiten de wijk zijn, moeten beter op elkaar afgestemd worden. Immers de toegang is een belangrijke factor in de beheersing van de cliëntenstroom. De gemeenten hebben vanaf 2015 daarin meer ruimte. • Het administratief proces moet verder ingeregeld worden. De systemen voor inzetten van hulp, indicatiestelling toegang naar specialistische voorzieningen en facturatie zijn niet op elkaar afgestemd.
Sturing • De gemeente moet de aansturing in de wijkteams goed vastleggen met de werkgevers van de professionals in de wijkteams • De registratie ten behoeve van de sturing op de wijkteams is niet goed geregeld. De gemeente moet eisen stellen aan de sturingsinformatie en de wijkteam coördinatoren moeten bedenken waarop ze willen sturen. Dit is noodzakelijk om in tijden van schaarste (als de wijkteams vollopen met werk) goede keuzes te kunnen maken over de inzet van professionals en de inzet van zorg. • Het inzichtelijk maken van de resultaten middels de eigen registratiesystemen moet verbeterd worden. • De gemeenten moeten een keuze maken in het gebruik van het model. Nu worden er nog op teveel plekken binnen gemeenten en in de regio monitors en modellen ontwikkeld. Deze monitor maatschappelijk resultaat biedt een uitstekende basis. • Het sturingsmodel staat in de steigers en moet gevuld worden. Door het model met productiedata van de aanbieders te vullen zal het zijn waarde gaan bewijzen en kan het als sturingsinstrument gebruikt kunnen worden. • Het model kan als richtlijn dienen voor de inkoop en sturing van de jeugdhulp in 2016. Daarvoor zal het onderdeel van de inkoopafspraken 2016 moeten zijn op regionaal en lokaal niveau.
Zorgstructuur • Het CDT en het JB plein zijn voor de schaal van de regio te klein. De functie van beide ondersteunende structuren staan niet ter discussie, maar de schaal wel. Gezien het aantal cases/meldingen die CDT/JB plein hebben verwerkt in de pilotperiode is voor het JB plein besloten om aan te haken bij Rotterdam. • Voor het CDT geldt dat het aantal besprekingen laag is geweest. We hebben de bevindingen over het CDT overgedragen aan de samenwerkende gemeenten en hiermee input geleverd voor de aard, omvang en werkwijze van het CDT. • De aansluiting met de tweede lijns voorzieningen moet verder ontwikkeld worden. Tweede lijns zorg neemt de zorg tijdelijk over bij residentiele plaatsingen. De generalisten in de wijkteams zijn de aangewezen personen om de continuïteit van de zorg en ondersteuning op te pakken. • De wijkteams hebben goede ervaringen in het opbouwen van een samenwerkingsrelatie met de huisartsen. De aansluiting met de huisartsen die de verwijzing naar een deel van de zorg doet, moet nog wel verbeterd worden. Huisartsen hebben behoefte aan duidelijkheid over aanspreekpunten binnen de wijk zodat zij hun concrete vragen en cliënten kwijt kunnen.
29
Bijlage 1: Rapportage cliënten wijkteams NWN1 Inleiding Om een goed beeld te krijgen van het werk van de wijkteams in Nieuwe Waterweg Noord is gevraagd om focusgroepen te houden in Maassluis, Schiedam en Vlaardingen. Dit bleek lastig te organiseren. De meeste cliënten zitten niet te wachten op het delen van hun persoonlijk ervaringen in een groepsgesprek. Er is daarom gekozen voor het telefonisch benaderen van een aantal cliënten om toch een beeld te krijgen van hetgeen het wijkteam heeft betekend voor de cliënten. In deze gesprekken is gevraagd hoe cliënten bij het wijkteam terecht zijn gekomen, hoe ze de hulp ervaren hebben en wat cliënten op eigen kracht hebben gedaan om hun problemen op te lossen. In totaal zijn er zeven cliënten telefonisch geïnterviewd en met een cliënt heeft een face-to-face gesprek plaatsgevonden. De cliënten die zijn geïnterviewd zijn allemaal multiproblem casussen. De wijkteams geven aan veel multiproblem casussen in behandeling te hebben en daarmee zijn deze cliënten geen uitzondering. Vanuit het wijkteam in Schiedam zijn vier cliënten geïnterviewd, vanuit Vlaardingen en Maassluis twee cliënten. Door de wijkteams zijn nog meer telefoonnummers en mailadressen van cliënten aangeleverd. Maar de andere cliënten zijn uiteindelijk niet bereikt of namen –na een afspraak gemaakt te hebben- de telefoon niet meer op. Hieronder staan de resultaten beschreven naar aanleiding van de interviews met de acht cliënten. Er is in de beschrijving van de resultaten geen onderverdeling gemaakt naar de drie wijkteams omdat het aantal geïnterviewde cliënten per wijkteam erg klein is. Verder is er weinig verschil te zien in de aanpak vanuit de drie verschillende wijkteams, bezien vanuit de cliënten.
Beeld van de cliënten Alle cliënten hebben een of meerdere kinderen. Zes van de acht cliënten zijn alleenstaand en dus alleen verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. De meeste cliënten geven aan een minimaal sociaal netwerk te hebben. De reden waarom cliënten bij het wijkteam terecht komen zijn uiteenlopend. Vaak is er sprake van meerdere problemen binnen het gezin. Hieronder volgt een korte beschrijving van de cliënten en hun: 1. Een alleenstaande moeder met 3 kinderen. Ze wonen op een kamer. Moeder heeft geen inkomsten en betaalt eten voor haar kinderen door sex te hebben met mannen. 2. Een alleenstaande moeder met een dochter. Moeder is depressief en heeft schulden. Ze zit nu in een schuldsaneringstraject. Over de dochter kwamen vragen vanuit de school omdat zij er vaak verslonsd uit zag. 3. Een alleenstaande moeder met een zoontje. Moeder heeft financiële problemen en haar zoontje heeft gedragsproblemen, waarschijnlijk een vorm van autisme. 4. Een alleenstaande, werkloze vader met een dochter en zoon. De kinderen wonen bij zijn ex-vrouw die een tijdlang een gewelddadige vriend heeft gehad. Er was sprake van huiselijk geweld, waar de vader zich grote zorgen om maakte. Vader heeft wel een omgangsregeling. De zoon heeft een gameverslaving en de dochter heeft last van overgewicht.
1 Deze rapportage is opgesteld door Marion Matthijsen.
30
5. Een getrouwde vrouw met een zoon van en een dochter van. Mevrouw heeft last van diabetes, is laaggeschoold en vindt het lastig om aan werk te komen. De dochter heeft ADHD, ODD en autisme. Zij heeft veel gedragsproblemen en de ouders zijn al jarenlang zoekend hoe ze daarmee kunnen omgaan. 6. Een getrouwde vrouw met twee zoons. Ze hadden geen huis en zitten in een schuldhulpverleningstraject. Daarnaast zijn er problemen met beide kinderen. Beide kinderen hebben waarschijnlijk ADHD en de oudste waarschijnlijk ook een vorm van autisme, waarop hij nog getest wordt. 7. Een alleenstaande moeder met een dochter. Mevrouw heeft schulden en is werkloos. 8. Een alleenstaande moeder met een zoon. Het zoontje heeft gedragsproblemen, waardoor er opvoedproblemen zijn ontstaan. Het zoontje wordt op dit moment onderzocht om te kijken wat er precies aan de hand is.
Hoe zijn ze bij het wijkteam terecht gekomen? Vanuit verschillende instanties Cliënten worden vanuit allerlei verschillende instanties doorverwezen naar het wijkteam. De volgende doorverwijzers zijn: maatschappelijk werk, school (intern begeleider en schoolmaatschappelijk werk), consultatiebureau, Trivium Lindenhof en Stichting MEE.
HULP VANUIT HET WIJKTEAM ‘Waar het nodig is schieten ze gelijk met allerlei hengeltjes naar je toe en gaan ze helpen.’ Veelzijdige hulp De hulp die cliënten ontvangen vanuit het wijkteam is veelzijdig. Uit de interviews blijkt duidelijk dat het wijkteam kijkt naar het totaalplaatje: welke problemen spelen er allemaal binnen een gezin, bij de cliënt. Van daaruit wordt gewerkt aan oplossingen om de problemen –die zich vaak op meerdere terreinen voordoen- aan te pakken. Zo is er hulp geboden in de vorm van: Woninggerelateerde zaken • Het snel regelen van geschikte woonruimte • Het regelen van voorschotten om een woning in te richten • Het regelen van spullen voor een huis Financiën, administratie • Het versneld aanvragen van een uitkering • Het invullen van formulieren, bijvoorbeeld voor het aanvragen van kinderbijslag, het regelen van belastingteruggave • Tips geven over extra aanvullingen waar cliënten recht op hebben • Papieren op orde krijgen om de administratie inzichtelijk te maken voor de cliënt • Contact opnemen met deurwaarders • Regelen van sport voor kinderen wanneer een gezin het niet kan betalen • Contacten onderhouden met schuldhulpverlening Hulp gericht op kinderen • Het regelen van een nieuwe, geschikte school voor kinderen • Regelen dat onderzoeken worden uitgevoerd bij kinderen met gedragsproblematiek en het invullen van papieren die daarbij noodzakelijk zijn
31
• Tips over hoe om te gaan met gameverslaving en overgewicht bij kinderen • Tips over hoe om te gaan met een kind met gedragsproblemen (wanneer ingrijpen, consequent straffen etc.) • Observeren in de avonduren bij een kind met gedragsproblemen • Tips voor ouders over hoe ze kinderen kunnen begeleiden bij huiswerk • Het inschakelen van vroeghulp voor kinderen ‘Ze hebben me geleerd om dingen aan te pakken met ‘tekenen’. Als er iets is moet ik een zonnetje tekenen, in het midden van het zonnetje staat het probleem en elke zonnestraal geeft een oplossing aan voor mijn dochter. Die moet dan zelf die oplossing erbij zetten. Het maakt het voor mijn dochter ook heel inzichtelijk. Ik denk van verrek, dat ik daar zelf niet op gekomen ben. In plaats van dat ik al jaren loop te tobben.. Daar ben ik gelijk mee aan de slag gegaan en dat zonnetje werkt ideaal. Ze geven je een duwtje in de goede richting en geven steeds nieuwe tips als iets niet blijkt te werken.’ Psychische hulp • Het voeren van gesprekken met cliënten die kampen met psychische problemen Hulp gericht op hele gezin • Gesprekken met alle gezinsleden om de thuissituatie in rustiger vaarwater te krijgen. • Regelen dat cliënten terecht kunnen bij de voedselbank of kledingbank
Tevredenheid over ontvangen hulp ‘We gaan samen door een deur, alles gaat op het gemak, ze luisteren goed en geven goed advies.’ Aan de cliënten is gevraagd of ze tevreden zijn over de hulp die ze ontvangen vanuit het wijkteam. De volgende punten genoemd: Goede bereikbaarheid Bijna alle cliënten geven aan dat de professionals van het wijkteam goed bereikbaar zijn. Professionals zijn telefonisch of per mail te bereiken en veelal hebben cliënten snel contact met de professionals. Wanneer de vaste contactpersoon er niet is, kunnen vragen vaak ook bij andere collega’s van het wijkteam neergelegd worden. Ook geeft een cliënt aan dat ze whatsapp gebruikt voor de contacten met het wijkteam, vanwege haar meestal beperkte beltegoed. Er is ook een cliënt die juist wat minder te spreken is over de bereikbaarheid. Voorheen was het wijkteam goed bereikbaar, maar de laatste tijd wordt er vaak niet gereageerd op zijn telefoontjes of mails. ‘Als je naar binnen loopt, kun je altijd wel een vraag stellen aan ze.’ Vaste contactpersoon Veel cliënten hebben een vaste contactpersoon binnen het wijkteam. De cliënten vinden het heel prettig om een vaste contactpersoon te hebben. Sommige cliënten hebben met twee professionals uit het wijkteam te maken, maar ook dat wordt als prettig ervaren. Eén cliënt geeft bijvoorbeeld aan dat ze voorheen altijd van het kastje naar de muur werd gestuurd. Dat gevoel is voorbij sinds ze één vaste contactpersoon bij het wijkteam heeft.
32
Luisterend oor Hulp vanuit het wijkteam wordt veelal verschillend ervaren van eerder ontvangen hulp. Een aantal cliënten geven aan dat met name het luisterend oor hierin een belangrijke rol speelt, dat je eerst heel je verhaal mag vertellen. Dat ze de tijd voor je nemen en echt interesse tonen. En dat je vervolgens ook altijd bij ze terecht kan. Van alle markten thuis Cliënten geven aan dat professionals van het wijkteam ervaring hebben op meerdere terreinen. Daardoor zijn ze in staat om tegelijk meerdere problemen aan te pakken. Dat is voor de cliënten een grote meerwaarde. Het gaat dan bijvoorbeeld om het tegelijk aanpakken van financiële zaken, aanvragen voor de kledingbank en voedselbank, hulp gericht op kinderen en psychische hulp. Cliënten zien daardoor in korte tijd vooruitgang in hun situatie ontstaan. Adequaat en snel zaken regelen Bij veel cliënten blijkt duidelijk dat er snel gehandeld wordt door de professionals van het wijkteam. Voorbeelden hiervan zijn een woning die binnen 2 weken is geregeld, versnelde aanvraag van een uitkering, snelle aanmelding voor onderzoek van kinderen met gedragsproblemen, direct regelen van kinderopvang, direct handvatten aanreiken om zelf met problemen aan de slag te gaan, direct aanpakken van financiële problemen etc. Meer handvatten nodig Eén cliënt heeft behoefte aan meer tips en handvatten om de gameverslaving van zijn zoon en het overgewicht bij zijn dochter aan te pakken. De tips die hij nu krijgt zijn volgens hem niet toereikend en hij had meer handvatten verwacht. Betere communicatie tussen wijkteam en wijkpolitie Ook geeft deze cliënt aan dat hij een betere communicatie tussen het wijkteam en de wijkpolitie wel wenselijk zou vinden. Er is veel sprake (geweest) van huiselijk geweld waar zijn kinderen bij betrokken zijn en hij heeft het gevoel dat het wijkteam te weinig wordt ingeseind. En hij als vader weet daardoor ook niet wat er precies aan de hand is. ‘Als vader zijnde sta je met de rug tegen de muur, dat is best zwaar.’ Meer huisbezoek gewenst Verder had deze cliënt graag meer huisbezoek gewild. Aanvankelijk kwamen ze meestal wel thuis. Maar hij spreekt nu vaak af in het buurthuis, maar zou liever willen dat het wijkteam vaker in de thuissituatie kijkt omdat zich daar de problemen voordoen. Kinderen worden betrokken in hulpverlening Een aantal cliënten geeft aan dat de kinderen ook worden betrokken in de hulpverlening. Dat wordt als heel prettig ervaren. Geen 9 tot 5 mentaliteit Eén cliënt noemt het prettig te vinden dat het wijkteam geen 9 tot 5 mentaliteit kent. Ook ‘s avonds komt er wel eens iemand van het wijkteam om het gedrag van het kind in de avonduren te observeren.
33
Nazorg is mogelijk Bij één cliënt is het traject nagenoeg afgesloten. Het geeft haar een goed gevoel dat ze altijd weer contact mag opnemen met het wijkteam mocht het nodig zijn. Eerder was deze cliënt in behandeling bij de schuldhulpverlening, maar die wilden haar niet meer helpen toen haar traject daar was afgesloten. Anders dan ‘klassieke hulpverlening’ Door een aantal cliënten wordt aangegeven dat zij deze vorm van hulpverlening heel anders ervaren dan hulp die ze eventueel voorheen hebben ontvangen. Dit levert een positief beeld op voor het wijkteam. Zo geeft één cliënt aan dat hij niet serieus werd genomen door het AMK. Hij werd altijd neergezet als de jaloerse ex, waardoor hij de veiligheid van zijn kinderen daar niet bespreekbaar kon maken. ‘Dat er rust werd gecreëerd voor de kinderen, daar is het wijkteam goed voor... dat was er eerst niet.’ Een andere cliënt geeft aan traumatische ervaringen te hebben vanuit de periode dat het gezin met Bureau Jeugdzorg te maken had. Die kwamen met drie oplossingen om de gedragsproblemen van haar dochter aan te pakken: medicatie dusdanig verhogen dat het kind helemaal ‘lam’ is, een gezinsvervangend tehuis voor na schooltijd óf uithuisplaatsen. Het wijkteam heeft direct aangegeven dat ze heel anders werken en zijn het gezin per direct aan huis gaan helpen. Ze reiken de ouders met name handvatten aan waarmee ze zelf aan de slag kunnen en dat werkt goed.
Versterken van eigen kracht In de interviews is afgetast in hoeverre een beroep wordt gedaan op de eigen kracht van de cliënten. Uit alle gesprekken blijkt duidelijk dat het onderdeel uitmaakt van de aanpak van het wijkteam. Voor cliënten is vaak ook duidelijk dat het wijkteam daar op stuurt. Samen zaken aanpakken Cliënten geven aan dat ze vooral veel samen met de professional van het wijkteam doen. Bijvoorbeeld het aanvragen van kinderbijslag, het regelen van een nieuwe school, zelf papieren op orde brengen, het regelen van een huis, zaken die geregeld moeten worden omtrent de kinderen, bezoekjes aan instanties (bijvoorbeeld het UWV). Maar het wijkteam laat ook zaken aan de cliënt over met de opmerking dat ze altijd kunnen aankloppen mocht het niet lukken. Eén cliënt noemt bijvoorbeeld dat ze zelf een stappenplan moest maken over hoe ze de problemen met haar dochter wilde gaan aanpakken. Sommige cliënten geven daarbij expliciet aan dit als prettig te ervaren. Met name omdat ze dan het gevoel hebben de eigen problemen te kunnen oplossen en het levert een trots gevoel op. Motiveren Eén cliënt geeft aan regelmatig ‘een schop onder de kont’ nodig te hebben om zaken zelf aan te pakken. De professional van het wijkteam zet haar dan wel aan om zaken aan te pakken. Handvatten en tips In de interviews komt een aantal keer naar voren dat het wijkteam veel handvatten en tips geeft waarmee de cliënt zelf aan de slag kan. Ze denken heel erg met de cliënt mee. Bijvoorbeeld over de opvoeding van de kinderen, over het bijhouden van de administratie. Eén cliënt zou graag meer handvatten krijgen.
34
Betrekken netwerk Het is duidelijk dat de meeste cliënten een beperkt sociaal netwerk hebben waar ze een beroep op kunnen doen. Het wijkteam kijkt wel naar het netwerk dat de cliënt heeft en de mogelijke rol die het netwerk kan spelen. Eén cliënt geeft aan dat het wijkteam de school betrokken heeft bij de oplossing van de problemen met haar dochter. Dat is echt een meerwaarde, aangezien er tot nu toe veel onbegrip vanuit de school was voor de problemen van haar dochter.
Resultaten van hulp Maar bij één cliënt is de hulp bijna afgesloten. De andere cliënten blijven allemaal nog begeleid worden door het wijkteam. Toch kan er wel iets gezegd worden over de resultaten van de hulp. Voor de verschillende cliënten zijn de volgende resultaten bereikt: 1. De alleenstaande moeder met 3 jonge kinderen. Ze woonde op een kamer en had geen inkomsten. Dat was de situatie begin 2015. Momenteel heeft ze een geschikte woonruimte voor haarzelf en haar kinderen. Het huis was binnen 14 dagen geregeld. Ook heeft de moeder inmiddels een uitkering toegewezen gekregen en een voorschot om haar huis in te richten. Voor de kinderen is een andere school geregeld. De moeder geeft zelf aan ‘superblij’ te zijn met de hulp vanuit het wijkteam. De hulp loopt voorlopig nog door. 2. De alleenstaande, depressieve moeder met de dochter die schulden heeft. Zij had voorheen met allerlei instanties te maken, zoals RIAGG, schoolmaatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg. Het wijkteam heeft voor haar veel praktische zaken geregeld, zoals het verder regelen van het schuldsaneringstraject, aanvragen bij voedselbank en kledingbank en belastingzaken. Verder voert ze gesprekken met het wijkteam over haar geestelijke toestand en motiveert het wijkteam haar om dingen aan te pakken. Mevrouw geeft aan dat het een stuk beter gaat sinds ze in het schuldsaneringstraject zit en nu ze een vast aanspreekpunt heeft die haar op allerlei fronten kan helpen. De hulp loopt voorlopig nog door. 3. De alleenstaande moeder met een jong kind. De moeder heeft financiële problemen en haar zoontje heeft gedragsproblemen, waarschijnlijk een vorm van autisme. Eerder is de moeder begeleid door het CJG en Bureau Jeugdzorg. Sinds de komst van het wijkteam is een aantal zaken aangepakt. Er is hulp geboden bij het regelen van een huis, haar administratie is op orde gebracht en de onderzoeken voor haar zoontje zijn geregeld. De hulp loopt voorlopig nog door. 4. De alleenstaande, werkloze vader met een dochter van en zoon. De kinderen wonen bij zijn ex-vrouw die een tijdlang een gewelddadige vriend heeft gehad, waar sprake was van huiselijk geweld. De zoon heeft een gameverslaving en de dochter heeft last van overgewicht. Met de komst van het wijkteam is rust voor de kinderen gecreëerd. Met de ex-vrouw zijn veel gesprekken gevoerd. Zij heeft zoals het ernaar uitziet weinig tot geen contact meer met de gewelddadige vriend. Wel is onlangs de voordeur weer ingetrapt, dus de problemen zijn nog niet opgelost. Met tips van het wijkteam probeert de vader de gameverslaving van de zoon en het overgewicht van de dochter aan te pakken. Maar daar vraagt hij nog om meer handvatten. De hulp loopt voorlopig nog door. 5. De getrouwde vrouw met een zoon en een dochter. De dochter heeft ADHD, ODD en autisme. Voorheen heeft het gezin te maken gehad Trivium-Lindenhof en Bureau Jeugdzorg. Door Bureau Jeugdzorg heeft het gezin traumatische ervaringen opgelopen. Het wijkteam heeft het gezin handvatten aangereikt hoe met de dochter om te gaan. Ze kunnen op eigen kracht de situatie goed in de hand houden en de situatie van de dochter
35
is al aanzienlijk verbeterd. Verder regelt het wijkteam sport voor de kinderen, aangezien het gezin weinig financiële middelen heeft. De hulp loopt voorlopig nog door. 6. De getrouwde vrouw met twee zoons, die beide gedragsproblemen hebben. Het gezin zit in een schuldhulpverleningstraject. De contacten met de schuldhulpverlening verlopen via het wijkteam. Verder ondersteunt het wijkteam bij financiële zaken, bij het invullen van allerlei formulieren voor de onderzoeken die moeten plaatsvinden en bij het zoeken van speciaal onderwijs voor de kinderen. Met de komst van het wijkteam is het gezin in een rustiger vaarwater gekomen. De hulp loopt voorlopig nog door. 7. D e alleenstaande moeder met een dochter. Mevrouw heeft schulden en is werkloos. Het wijkteam heeft ondersteund bij het op orde brengen van de administratie. Ze kan dat nu zelf en merkt dat ze soms geld overhoudt doordat de administratie nu overzichtelijk is. Daardoor heeft ze spulletjes voor haar huis kunnen kopen en haar huis verder kunnen inrichten. De hulp is nu bijna afgesloten, maar ze mag altijd weer aankloppen mocht het nodig zijn. 8. De alleenstaande moeder met een zoon met gedragsproblemen, waardoor er opvoedproblemen zijn ontstaan. Het wijkteam ondersteunt bij de opvoeding van het zoontje en betrekt het zoontje ook bij gesprekken. Observaties van het zoontje vinden soms ook in de avonduren plaats. Mevrouw heeft veel informatie gekregen over hoe ze met haar zoontje moet omgaan en merkt dat er veel minder spanningen zijn tussen haar en haar zoontje. Verder regelt het wijkteam onderzoeken die bij het zoontje uitgevoerd moeten worden om te achterhalen wat er precies aan de hand is. De hulp loopt voorlopig nog door.
Conclusies Het beeld dat door deze acht cliënten wordt geschetst van de drie wijkteams in Nieuwe Waterweg Noord is zondermeer positief te noemen. Eén cliënt geeft wat kritische opmerkingen, maar de overige cliënten zijn heel tevreden en vaak blij met de hulp die ze ontvangen vanuit het wijkteam. Wat met name wordt gewaardeerd is: • de laagdrempeligheid • de bereikbaarheid • vaste contactperso(o)n(en) • het luisterend oor • de bezoeken aan huis • de aanpak op meerdere leefgebieden tegelijk • het betrekken van de cliënt in het traject en zaken aan de cliënt overlaten • het betrekken van het hele gezin bij de hulpverlening • het snel bereiken van resultaten • de vele tips en handvatten die worden aangereikt
36
Bijlage 2: Stroomschema primair werkproces wijkteam jeugd Melding komt met toestemming van de cliënt binnen bij Front Office, Jeugd- en gezinscoach of CJG coördinator (Zo nodig eerst de vraag verhelderen om na te gaan of de casus geschikt is voor het wijkteam)
Nagaan of er al casusregie ligt bij een gecertificeerde instelling, OOW of GOSA
nee
In het casusoverleg voor nieuwe aanmeldingen bepalen door wie de aanmelding wordt opgepakt (Bij (dreigende) crisis de casus direct oppakken!)
ja
Cliënt verwijzen naar casusregisseur en zo nodig bespreken met betreffende casusregisseur
• ZCD aanmaken (door Front Office) • Aanmelder informeren en waar nodig afspraken maken over (warme) overdracht • Kennismakingshuisbezoek (max 2 weken) en cliënt informeren over de werkwijze, privacy, klachtenprocedure (folder) • Intake met gebruik ZRM, zo nodig een veiligheidsanalyse maken • Een registratie in SISA maken • Met toestemming van ouders huisarts, JGZ en overige betrokkenen informeren • Start inzetten van eigen kracht, advies en hulpverlening en indien nodig het betrekken van andere vormen van hulpverlening • Bepalen wie de casusregie op pakt
Diagnose of advies nodig?
ja
Veiligheid/ontwikkeling kind(eren) in het geding? nee
• Advies/diagnose aanvragen bij het CDT
• melding maken bij het JB Plein • Zo nodig aanmelding bij het CIT
Binnen 2- 6 weken • Vervolgafspraak maken en de hulpvraag verder verhelderen • PVA maken (door cliënt of samen met cliënt) in de woorden van de cliënt en daarbij goede afspraken maken over “wie doet wat”, eventueel door cliënt laten tekenen • Hierbij insteken op het versterken van eigen kracht , netwerkanalyse maken en betrokken partijen betrekken en zo nodig het betrekken van andere vormen van hulpverlening
Cliëntenevaluatie Tussenevaluatie met cliënt 3 mnd. na aanmelding, vervolgens elke 3 mnd., na 6 maanden voortgang zorg motiveren • Stand van zaken PVA bespreken, zo nodig PVA bijstellen met betrokken partijen en ZRM score bepalen • Nagaan of de cliënt tevreden is over de zorgverlening vanuit het WT • Bij het niet nakomen van afspraken/ontevredenheid van de cliënt de CJG coördinator raadplegen Eindevaluatie met cliënt: • Stand van zaken PVA bespreken, ZRM score bepalen en bepalen of er nog nazorg nodig is • Afspraken maken over monitoren en het informeren van de betrokken partijen • Nagaan of de cliënt tevreden is over de zorgverlening vanuit het WT • Traject afsluiten
Afsluiten casus: (NB bij afsluiten zorg afspraken maken over monitoring, betrokken partijen (en cliënt) informeren) • Doelen zijn bereikt, draaglast en draagkracht in evenwicht • Cliënt werkt niet mee en er zijn geen directe zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van kinderen • Cliënt werkt niet mee en er zijn zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van kinderen: opschalen naar JBP • Zorg stagneert, omdat cliënt niet meewerkt of organisaties niet op één lijn zitten: opschalen naar GOSA
37
ja