Hochspannung Om het binnen en het buiten van elkaar te scheiden en om te laten zien: tot hier en niet verder Een lint van dood, verlies van achterblijven en van de verkoolde armen en benen van mannen en vrouwen die niets met oorlog te maken wilde hebben en om het anderen onmogelijk te maken ook neutraal te zijn; Alles voor de lieve vrede en hoe we al die jaren bange mannen zijn gebleven Tot hier en nog verder
Gedicht van Martijn Neggers, voorgedragen door Wim Donkersloot
Confrontatie I Ze spreken Zonder weten over goed en kwaad Fout en slecht Vaderland en strijd Ik zwijg beschaamd Hij de geschiedenisleraar luistert Is Zelf geschiedenis Onze blikken kruisen Hij maakt zijn overhemdsmouw los Toont mij zijn linkerarm Mauthausen Verduidelijkt hij
©a3arts
Confrontatie II Het schuldige bos Verbergt het Lager Drewice Nu bemenst door de nieuwe verstotenen Russische soldaten Het thuisland wenst hen niet terug Ze bewaken hun laatste restje status Daar tegenover ligt de gedenkplaats Zes langgerekte greppels Vier ervan zijn keurig in wigvorm Toegedekt met verse aarde De andere twee tonen de omgekeerde wig De open groeve Een bizarre confrontatie Wij gedenken het “nooit meer” Zien een waarschuwend getuigenis morgen kan het weer.
©a3arts
Die Wende Onder de open armen van de Man aan ‘t kruis baden zij voor wereldvrede, spraken over zwaarden omgesmeed tot spaden, plaatsten bloemen voor de ramen. ‘Wij zijn het volk!’, scandeerden zij. De wereld hield de adem in. Zij kwamen samen op het plein om zonder geweld te strijden voor hun vrijheid. Hun wapens waren witte kaarsen, de vlammen afgeschermd met lege handen. ‘Wij zijn het volk!’, scandeerden zij. De wereld hield de adem in. Zij werden uitgedaagd en aangeklaagd door een vermolmd regime. Al wie geloofde hield de adem in. God zij gedankt werd broederstrijd vermeden. Beton is niet bestand tegen kaarslicht en gebeden.
© Leo van der Laan
Dresden Doodsvogels vliegen in brede eskaders, hun buiken geladen met sluimerend vuur. Ronkend bevallen zij van hun lading, nauwkeurig gepland in dit nachtelijk uur. Beneden schuilen bewoners bang samen, onwetend nog van wat komen gaat: moeders met kinderen, vluchtelingen, in kelders gevangen tot niets in staat. Brand- en brisantbommen slaan dreunend in. De hel uit de hemel gaat laaiend te keer. In koppen van glas, op veilige hoogte, kijken de daders er smalend op neer. Beneden wordt gevloekt en gebeden, het karige voedsel en water gedeeld. Nachten en dagen doodsangst geleden, vergeefs om geliefden geschreeuwd. De dag na de nacht brengt in rollende golven verstikking, vuurstormen, dood en verdriet. Wie haat in zich draagt, spreekt van vergelding, rechtvaardige strijders wreken zich niet. Als de branden geblust zijn - de stad een ruïne worden tienduizenden doden betreurd. De kerk, tot een zwarte puinhoop verworden, blijft zwijgend getuigen van wat is gebeurd.
© Leo van der laan
,
Tewerkgesteld Weer thuis na opgedrongen jaren was zijn verhaal taboe. Zij die gebleven waren vertelden hem hun heldendaden. Hij deed er wijselijk het zwijgen toe. ’t Was niet zijn keus geweest om voor de moffen brood te bakken. Zijn ouders drongen erop aan. Gedachten aan verlies konden zij niet verdragen. Ze hadden al zes kinderen afgestaan. Hij had zijn moeder aangekeken en was gegaan. En jaren later - hij begon al te vergetenwas het zijn zoon die naar de oorlog vroeg. Hij greep het aan om zich verzoenend uit te spreken en zei: In ieder mens zit kwaad en goed. Het gaat om wat jij met je leven doet.
© Leo van der Laan
NA DE OORLOG Ik weet niet hoe het was ik ben van erná na de oorlog en er is hier vrede. Ik weet niet hoe het is te leven met honger. Ik heb een vol bord en kom niks te kort, in tegendeel ik heb vaak te veel. Ik weet niet hoe het is te leven met martelingen. Ik heb niemand afgetuigd heb mensen alleen overtuigd. Ik weet niet hoe het is te leven met ontberingen. Ik neem een warm bad en heb altijd medische hulp gehad. Mee beleefd heb ik de oorlog niet alleen van verhalen en op beelden. Het lijkt voorbij, niets is wat lijkt het is niet voorbij zal het nooit zijn. Herdenken is één minuut slechts stilstaan hierbij. Ik realiseer me bevoorrecht te zijn zonder oorlog te leven. © Lisette van der Valk
DE SOLDAAT (tussen leven en dood) Ik ben uitgezonden, Ik moet vechten als militair. Losgerukt uit mijn familie, ik ben familiair. Ik ben lang van huis en haard alleen een brief van mijn lief. Kom ik nog levend thuis ? Ik zie geen toekomst meer. Ik heb alleen mijn geweer. Ik ben hier om te doden of gedood te worden. Ik heb geen levensverwachting en geef mij over aan drank en vrouwenverkrachting. Ik leef alleen in het nu. Ik leef er op los. Morgen ben ik de klos, ze schieten me kapot. Ik wil nu genot. Uiteindelijk heb ik geluk, ik keer terug, zoals ik had gewenst, als een ander mens. Ik kom over de brug om alles te verhalen en terug te halen wat ik heb beleefd. Ik leef op toppen en dalen van leven geven en halen. Steeds opnieuw beleven, is dat mijn leven ? Ik ben vaak bang, heb ik levenslang ? Het is een dagelijks gevecht, heb ik de vrijheid echt ?
© Lisette van der Valk
Vlucht
Van moeder was de vlucht mislukt, zij droeg een Jodenster haar kind, uit nood in onze arm gedrukt werd onze dochter en bleef in leven Maar toen zij ons na jaren vroeg welke naam zij eigenlijk droeg kon niemand antwoord geven…
© Hannie v.d. Lecq
Hongerwinter 1944
Daar was het oude beeld dan weer: Wij vieren aan de tafel Het sober maal precies verdeeld Omdat het oorlog is.
Portret van een nog compleet gezin, Van orde en van regels Van honger naar een volle maag En jaloezie tussen ons in
Om vader, die zijn jongste voert Die net heeft uitgeroepen: Ik hoef niet meer, ik lust het niet, Ontkennend in haar bordje roert.
Hij speelt de hapjes naar het kind Dat, pas als dit beeld zal zijn verjaard Beseft, dat wat zij toen niet lustte Uit ieders mond werd uitgespaard.
© Hannie v.d. Lecq
Poppen kind
Ze spelen de wereld met het poppenkind: bij zoveel gezien verdriet ontbreekt die harde lijn hier niet, de scherpte wordt nu weggespeeld door wat wordt herbeleefd en dan gedeeld.
De zegen van dit kinderspel is, dat wat fout ging in het echt, hier weer kan worden rechtgelegd De pop krijgt alle rollen maar blijft een wendbaar ding voor dood en wie verloren ging.
© Hannie v.d. Lecq
WEERZIEN
We speelden aan de waterkant Er kwam een man aan op de brug, Hij riep naar ons: ik ben weer terug! Maar het was een kikker in ons net Die alle aandacht ving, Op hem hadden we niet zo gelet
Hij naderde in iets te haveloze kleren, Vegen in het gezicht, De vermoeide holle ogen strak op één van ons gericht. Zijn stem sloeg over toen hij zei: Is hier ook een Benny bij?
Zo zagen wij de vreugde dans op Het pad bij Benny’s huis: Zijn vader was weer thuis!
Opeens waren wij niet langer gelijken: We waren oorlogskinderen van zeven Die te vroeg al met verliezen leerden leven.
© Hannie v.d. Lecq
Melodie
Hij vroeg: Waarom juist deze melodie?
Het is muziek die drijft op het verleden, zei ik Ik ben gehecht aan alle beelden die ik zie als ik het hoor: de tijd dat vader thuis die liedjes zong, of een verhaaltje las.
Toen er nog geen oorlog was, we niet van gaskamers hadden gehoord en we nog niet konden weten, dat zijn afscheid toen voor eeuwig was…
© Hannie v.d. Lecq
Grensgeschil
Het laatste koekje smaakte toch naar meer, maar er mocht niet meer gebedeld, of, laat staan, gezeurd…Juist daarom is het denk ik toen gebeurd, dat Kees de koelkast heeft geplunderd en zich aan de kouwe kip vergreep… Toen ’s avonds vader - zelf gedreven door gezonde trek – op zoek ging in de koelkast en de kip ontbrak, was het zonneklaar dat hij onmiddellijk in toorn uitbrak. Dit is de grens!!, sprak vader tot zijn hongerige zoon, omdat jij die kip hebt opgevreten krijg je je verdiende loon: je gaat vanavond niet naar voetbal en ook morgen blijf je thuis. Ik zal je leren om te stelen uit de spullen van ons huis!! Maar Kees, niet op zijn mond gevallen, gaf vader keurig van repliek: als ik niet aan die kip mag komen waarom jij dan wel, dat vind ik ziek..! In het gesprek dat daarna volgde kwam moeder tussenbei, en ze zei: morgen koop ik weer een nieuwe en die eet ik saam met vader op, da’s voor jou een strop, voor jou kook ik een ei, dat eet je dan maar lekker op! Je gaat gewoon naar voetbal, maar we spreken af, dat jullie allebei de koelkast voortaan dicht laat, dat is mijn vastgestelde grens, en hou je je er niet aan dan duurt het erg lang eer ik een nieuwe braad! Plechtig hebben Kees en Pa elkaar de hand gereikt en zo zie je dat je met toorn ook geen spat bereikt! Gewoon de grens aan houden van fatsoen, dat hebben ze ervan geleerd voortaan te doen!
© Hannie v.d. Lecq
ANGST
Ze heeft haar kind van straat gerukt en is naar huis gesneld, vluchtend voor het zwaar geweld van bommen en de brand die woedt.
Het kind, dat meer zag dan het ooit bevatten kan staat suf van ontzetting en verdriet. Verbijsterd ziet ze hoe het is verwond en tilt het dadelijk van de grond: onder de gescheurde doek is bloed…
In het geschonden huis telt nu alleen dit ene feit ze weet niet hoe ze troosten moet, kan nog geen woorden vinden.
Ze zal de wond verbinden maar groter is het gat dat geslagen is van binnen dat nog jaren helen moet…
© Hannie v.d. Lecq
Gekooid
Het lied van een gekooide vogel heeft een droeve ondertoon omdat het weet heeft van die verre boom waar het in vrijheid wonen kan.
©Hannie v.d. Lecq
Struikelstenen Om de namen van hen niet te vergeten die een hel zagen zonder enige reden stapsgewijs van vale straatstenen gevaagd nu door een stolp van blinkende messing geschraagd de inscriptie zwart als het as dat warrelde door een verhitte lucht, doodszucht, beklaagden op een weg besloten door een gillende vrees die vogels en prikkeldraad snoerden, de kreet van ontreddering verstomd in het trottoir voor statige woningen die er zwijgend staan getuigen van gezinnen beroofd van status en voor altijd weer bruut afgevoerd, uitgeblust door het reizen naar de verkommerde tijd het komen bij de duivel thuis, het gelijk struikelen in de kwade geschiedenis over waanzin, moord en eeuwige droefenis
© Niels Landstra
Als ik straks ga Wees niet boos, mijn lief Als ik straks ga, dan ben je nog In mij Kwijnt het beeld van je bleek Gelaat traag in ijle schaduwen Van tederheid Woorden zijn dan dood Mijn stem in een mist vergruist Er zijn Nog gedachten aan onze stiltes Naast elkaar, de lentenachten Vol lichtaltaren Wees niet boos, mijn lief Omdraaien en naar je zwaaien Zal ik niet Als ik straks ga, beetje voor beetje Tuimel je uit mij, met details, feitjes En je plagerijtjes De geur van bloemen in je hals Van nectar, vond ik je mond Duizelend Begon die wankele reis met jou Als een dagpauwtje op de heiwind Naar de zon Rouw niet om wat gewis wegglipte Uit de diepte van onze hoop Voel maar Ook een vlinder is gelijk onze liefde Net als zij, gaat ze dartelend heen Alleen sterft zij al na een jaar.
© Niels Landstra
Hoe geef je vrijheid door?
Appelmoes peper zout koffiemelk. Díe geef je door. Vrijheid gééf je door actief respect te tonen voor andere meningen. Vrijheid is een regenboog bruisend palet van opinies plaats genoeg voor iedereen. Vrijheid is kwetsbaar broos onze betere – ik ons verplaatsen in de ander respect voor niet gedeelde meningen. Vrijheid ons virtuele gen dat wij doorgeven door er onvoorwaardelijk naar te leven. Vrijheid is een werkwoord.
© Marcel Vaandrager