KIEZEN VOOR OUDERSCHAP?! overwegingen en redeneringen van vrouwen en mannen over het krijgen van kinderen
Dijkstra, onderzoek en advies september 2003 Auteurs: Sietske Dijkstra, Joke van der Zwaard, Linda Bolt en Greetje Timmerman
ii
KIEZEN VOOR OUDERSCHAP?! overwegingen en redeneringen van vrouwen en mannen over het krijgen van kinderen Inhoudsopgave Summary
IV
I – Inleiding 1.1 Achtergrond
1
1.2 Vraagstellingen
3
1.3 Opzet van het onderzoek
4
1.4 Bevindingen uit literatuuronderzoek
7
1.5 Bespreking van het interviewmateriaal,
19
vervolg van het rapport II – Wat heet kiezen 2.1 Inleiding
21
2.2 Kinderwensen: latent en manifest
23
2.3 Overwegingen
27
2.4 Wat heet plannen? Kanttekeningen bij dit begrip
36
2.5 Typen keuzeprocessen
42
III – Onderhandeling in partnerrelaties 3.1 Inleiding
47
3.2 Keuzes in relaties: respondenten over partners,
48
ex-partners en leven zonder partner 3.3 Keuzes voor relatievorming en gezinsvorming
56
3.4 Genderspecifieke interacties
60
3.5 Combinatiescenario’s en opvattingen over arbeid en zorg
66
3.6 Wijsheid achteraf: de partnerrelatie na
72
de komst van een kind 3.7 Normen over ouderschap
76
3.8 Slot
78
IV – Betekenissen van oud en jong ouderschap 4.1 Inleiding
81
4.2 Ouderschapsbeelden van jonge ouders
82
4.3 Ouderschapsbeelden van oude ouders
91
4.4 Grenzen aan leeftijd
95
4.5 Belang van referentiegroepen
103
4.6 Slot
108
V – Voorwaarden en consequenties van ouderschap 5.1 Inleiding
111
5.2 Voldoende en zeker inkomen
111
5.3 Opleiding en een stevige positie op de arbeidsmarkt
117
5.4 Een geschikte woning en woonomgeving
124
5.5 Immigratiegeschiedenis en verblijfs- en bestaans
127
(on)zekerheid 5.6 Een stabiele relatie en een stabiele persoonlijkheid
131
5.7 Verantwoordelijkheid en vrijheid
133
5.8 Slot
138
VI- Beleid en aanbevelingen 6.1 Inleiding
141
6.2 Geïnterviewden over beleid
141
6.3 Twee beleidsprincipes als richtingaanwijzers voor beleid
144
ii
VII – Samenvatting en conclusies 7.1 Inleiding en vraagstellingen
151
7.2 Samenvatting van het onderzoek
153
7.3 Conclusie en beantwoording onderzoeksvragen
159
7.4 Suggesties voor verder onderzoek
168
Literatuur
173
Bijlagen Bijlage A: Respondentenoverzicht
177
Bijlage B: Overzicht deelnemers focusgroepgesprekken
181
Bijlage C: Methodologische verantwoording
183
iii
Choosing to become a parent? Women's and men’s arguments for having children Sietske Dijkstra, Joke van der Zwaard, Linda Bolt and Greetje Timmerman The average age at which women have their first child in the Netherlands, is the highest in the world and is still increasing. The assignment of the Ministery of Social Affairs was to provide an insight by means of qualitative research into the choice processes surrounding the birth of the first child. We have looked for answers to the following questions: -
What kind of arguments play a role in the choice to have children and the time to choose to have them?
-
Which environmental factors and variables of meaning play a role in various population groups?
-
What do these findings mean for government policies?
We organised 4 focus groups meetings and we interviewed 29 women and 16 men individually. The age of the respondents varies from 20 to 56 years; 27 of them have children, 4 were pregnant and 14 did not have children (yet). Thirteen of those interviewed have a non-western ethnic background, 3 have a western ethnic background and 19 are Caucasian. The interviews took one and a half hours on average. They were recorded on tape and they were transcribed for analysis. In this report we describe the process of choosing and weighing up, the interaction and negotiations with the partner, the significance of age, the conditions for and consequences of parenthood and matters evolving form this research requiring attention for policies.
iv
For the women interviewed, having children is more self-evident than for men. Finishing education and acquiring a solid position on the job market are important reasons for having a child at a later stage. Education is also linked to a longer period of young adulthood in which forming a family is still part of vague future plans. The wish to have a child becomes more concrete as women (and a bit later men) become older. In such a case, the absence of a suitable partner can also be a reason for postponing. There are only a few explicit negotiations between partners. Women observe how their partner reacts to children and they anticipate on his wishes and adapt their own scenario to this. Some of the women, among which a group of ethnic women, is in favour of having children when still young. They find the age between 20 and 25 suitable for having the first child. Another group, usually people who have rounded off higher education, both with an ethnic and Caucasian background, become mother or father in their thirties. The age at which they became parents was usually higher than they had hoped for. When having an opinion on defining the most suitable age to become a parent, the immediate social environment of friends and family is more important than calendar age. The ideal age, or the age at which people hope to become parents, was in this research highest for men with higher education, and the lowest for women with lower education. For men and for women with higher education a fixed income and education which has been rounded off are important conditions for starting to have children. It becomes clear from stories of immigrants and refugees that a lack of security and restrictions concerning residence permits in the Netherlands have consequences for decisions about having children. The loss of freedom and the sense of responsibility are important topics when
v
choosing the moment to have children; their meaning and weight depend on the freedom and responsibilities enjoyed during youth. Among some of those interviewed there is hesitation and scepticism concerning the government's interference with the time people choose to have children; they believe that the decision to have children is a personal one. However, women with a higher education actually wish to get support from the government in being able to combine their education and career with having children. Our conclusion is that the government should aim its efforts at making it possible to have more variety in the time at which people have children and promote the permanent discussion about choices in life which relate to (future) planning of parenthood.
vi
ii
1 Inleiding 1.1 Achtergrond
December 2002 verleende de Directie Coördinatie Emancipatie samen met Onderzoek en Ontwikkeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Dijkstra Onderzoek en Advies opdracht voor een kwalitatief onderzoek naar keuzeprocessen rond de eerste zwangerschap. Aanleiding daarvoor waren discussies over de achtergronden en consequenties van de alsmaar stijgende gemiddelde leeftijd waarop rouwen in Nederland hun eerste kind krijgen. Het gemiddelde ligt nu op ruim 29; in de groep hoog opgeleide vrouwen op 32 (CBS 2002). In Nederland zijn de moeders gemiddeld het oudst ter wereld. Het verschil met een aantal andere Europese landen is echter klein; en laat ouderschap is in geheel West-Europa eeuwenlang normaal geweest. In de 19e eeuw was in ons land de gemiddelde leeftijd bij het eerste huwelijk voor vrouwen 26 jaar en voor mannen 28 jaar. Dat is zo gebleven tot en met de Tweede Wereldoorlog van de vorige eeuw (Niphuis 1997). Afgemeten aan de (voor ons land uitzonderlijk lage) gemiddelde leeftijd van dertig jaar geleden (24/25) is er wel sprake van een opzienbarende snelle ontwikkeling richting oudere moeders. De anticonceptiepil speelt daar een belangrijke rol in. Opvallend is echter dat deze tendens nog steeds doorgaat. Het CBS voorspelt dat binnenkort tweederde van de vrouwen bij de geboorte van hun eerste kind ouder dan 30 zal zijn. Mannen die voor hun 30e voor het eerst vader worden, zijn nu al in de minderheid. Verder lijken de verschillen tussen groepen vrouwen met ongelijke sociaal-economische posities groter te worden. Het Ministerie ziet twee types problemen aan het late ouderschap: gezondheidsproblemen en keuzeproblemen. Zwangerschap op latere leeftijd brengt meer gezondheidsrisico’s met zich mee voor
moeder en kind. Naarmate vrouwen en mannen ouder worden, neemt bovendien hun vruchtbaarheid af. Dat leidt tot een groter gebruik van medisch onderzoek en medische behandelingen. Dat is kostbaar en ook niet zonder risico’s voor moeder en kind. Laat ouderschap kan verder tot afstel in de zin van onvrijwillige kinderloosheid leiden. Een zesde van de kinderlozen in Nederland is dat onvrijwillig. De vraag is of deze trend van laat ouderschap zich zal verbreden naar vrouwen uit alle sociale lagen van de bevolking, dan wel zal leiden tot een tweedeling in de maatschappelijke positie en levensloop van hoog en laag opgeleide vrouwen. Daarnaast is de vraag welke (beleids)conclusies getrokken moeten worden uit de concentratie van laat ouderschap en kinderloosheid bij hoog opgeleide vrouwen en mannen. Als vergroting van kansen op het gebied van opleiding en werk automatisch gepaard gaan met uitstel (en afstel) van zwangerschap, ofwel met ingrijpende beperkingen van de keuze en het keuzemoment voor ouderschap, dan is er sprake van een emancipatieparadox. Moet de politiek, het beleid daar wat mee en speelt dit alleen bij de hoog opgeleide (autochtone Nederlandse?) vrouwen of ook, eventueel anders, bij andere groepen vrouwen en mannen? (DCE, Veenis 2002).
De besluitvorming over ouderschap wordt beïnvloed door: -
sociaal-economische factoren (financiële positie, opleiding, werk, arbeid en zorg- combinatiefaciliteiten)
-
sociaal-culturele factoren (medische- en kinderopvangvoorzieningen, ouderschapsregelingen, geschikte partner, sociale ondersteuning)
-
sociaal-normatieve factoren: betekenissen van moederschap/vaderschap (redeneringen en vanzelfsprekendheden rondom de keuze voor zwangerschap/ouderschap, referentiekader,
2
taakverdeling thuis, verantwoordelijkheid en zorg voor kinderen, relatie met werkopvattingen) Het doel van dit project is om inzicht te verschaffen in de samenhang tussen deze factoren, daarmee helderheid te krijgen over de aard en achtergrond van (eventueel) uitstel van de eerste zwangerschap in verschillende bevolkingsgroepen in Nederland en de (eventuele) noodzaak en mogelijkheden van beleid. Het doel was dus niet om algemene verklaringen te vinden voor het ‘oude’ moederschap en vaderschap in Nederland, maar om te weten te komen of en waarom de eerste zwangerschap in verschillende bevolkingsgroepen wordt uitgesteld. Het gaat dus om uitstel in de subjectieve betekenis, als beslissing en/of ervaring van de (aspirant)ouders. Daarom is gekozen voor kwalitatief onderzoek in de vorm van interviewanalyse. We beschrijven in dit hoofdstuk eerst de vraagstellingen en de opzet van het onderzoek en bespreken dan kort de resultaten van ons literatuuronderzoek en de opzet van dit rapport.
1.2 Vraagstellingen Gegeven de doelstelling van de opdrachtgever om tot meer verdieping te komen over keuzeprocessen rond zwangerschap, hebben we de vraagstelling uit de startnotitie tot drie hoofdpunten gecomprimeerd:
1. Welke redeneringen gebruiken vrouwen en mannen op verschillende tijdstippen bij keuzeprocessen rond de eerste zwangerschap, welke afwegingen maken ze en hoe komt de besluitvorming tot stand?
3
2. Welke factoren, verklaringen, context- en betekenisvariabelen zijn in deze redeneringen en beslissingen te onderscheiden, en hoe verhouden deze zich tot elkaar? In hoeverre kunnen deze contexten betekenisvariabelen (mogelijke) verschillen en overeenkomsten in keuzes tussen bevolkingsgroepen (autochtoon / allochtoon; hoog / middel / laag opgeleid) inzichtelijk maken? 3. Welke aangrijpingsmogelijkheden bieden deze factoren voor ontwikkeling en differentiatie van beleid uitgaande van het recht op zelfbeschikking?
1.3 Opzet van het onderzoek Het onderzoek bestond uit vijf onderdelen a. Literatuuronderzoek Een gerichte en beknopte literatuurstudie over factoren die de besluitvorming over gezinsvorming beïnvloeden, verschillen tussen groepen mensen, en de dynamiek van het interactie- en besluitvormingsproces. Verderop in dit hoofdstuk wordt hiervan verslag gedaan. b. Expertinterview We hebben de vraagstelling en de opzet van het voorgenomen onderzoek voorgelegd aan dr Erna Hooghiemstra, onderzoekster en waarnemend directeur van de NGR. Met dr Ine Gremmen, onderzoekster bij de universiteiten van Maastricht en Groningen, hebben we onze gedachten over de analyse van het interviewmateriaal besproken. c. Focusgroepsgesprekken en proefinterview
4
Er zijn voorafgaand aan de individuele interviews een individueel proefinterview en vier focusgroepsgesprekken gehouden. Van de laatste was dat er een meer dan gepland, vanwege het kleine formaat van een van de groepen. Voor een vruchtbaar focusgroepsgesprek is enerzijds diversiteit binnen de groep nodig, maar anderzijds ook een zekere vertrouwdheid om met elkaar meningen en ervaringen uit te (durven) wisselen. Bij de samenstelling van de groepen hebben we rekening gehouden met opleidingsniveau en etnische achtergrond. Doel van de gesprekken was om een zo groot mogelijke variatie in beeld te krijgen van factoren, begrippen, uitdrukkingen en redeneringen, (groeps)normen en waarden, en gevoeligheden die met een onderwerp verband houden. Zo hebben ze ook gewerkt. Als start van het gesprek vroegen we aan de deelnemers (m/v) om op een leeftijdbalk aan te geven wat voor henzelf de ideale leeftijd was/is om een kind te krijgen en wat de feitelijke leeftijd was of waarschijnlijk zal zijn. Daardoor ontdekten we dat bijna iedereen voor zichzelf een duidelijk idee heeft over de ideale leeftijd voor het krijgen van het eerste kind. Die ideale leeftijd kan in de loop van de tijd opschuiven, maar in de meeste gevallen lag/ligt het ideale tijdstip voor het krijgen van het eerste kind een of meer jaren vóór het gerealiseerde of verwachte tijdstip. Dat wijst op (al of niet noodgedwongen) uitstel. De inhoudelijke resultaten van de focusgesprekken worden meegenomen in de hoofdstukken waarin per thema de onderzoeksresultaten worden besproken. Voor de samenstelling van de focusgroepen, zie bijlage B.
d. Halfgestructureerde en deels retrospectieve interviews De interviews waren erop gericht om de respondenten de ontwikkeling van hun (eventuele) kinderwensen en de (eventuele) realisering daarvan te laten reconstrueren, inclusief de omstandigheden en overwegingen die daarbij een rol speelden of spelen. De gegevens uit de literatuurstudie en
5
de groepsgesprekken hebben we verwerkt tot een topiclijst die we zo lang mogelijk achter de hand hielden om eerst van de respondent zelf te vernemen wat het zwaarste woog. Een belangrijk doorvraagpunt was de rol van de partner en van het sociaal netwerk in de idee- en besluitvorming over ouderschap. De interviews duurden gemiddeld anderhalf tot twee uur en werden op de band opgenomen. We zijn uitgegaan van een beredeneerde, speciaal voor dit doel samengestelde steekproef. Uitgangspunt was dat opleiding (laag, midden en hoog), leeftijd, de etnisch-culturele en de immigratie-achtergrond en de fase van gezinsvorming voor verschillende argumenten, redeneringen, tactieken en omstandigheden kunnen zorgen. Uiteindelijk hebben we 45 personen geïnterviewd, 29 vrouwen en zestien mannen. 29 respondenten hebben een autochtone achtergrond, dertien hebben een niet-westerse allochtone achtergrond, drie een westerse allochtone achtergrond. Wat betreft de fase van gezinsvorming hadden veertien respondenten (nog) geen kinderen, vier waren ten tijde van het interview zwanger en 27 respondenten hadden kinderen. De leeftijd varieerde van twintig tot 56. Voor een overzicht van de respondenten, relevante kenmerken en de gebruikte codering, zie bijlage A. e. Analyse van de gegevens en schrijven van het rapport De beperkte en selectieve steekproef laat alleen theoretische generalisaties over de samenhang met leeftijd, opleiding en culturele achtergrond toe, gebaseerd op de relaties die door de geïnterviewden zelf worden gelegd. De geïnterviewden is gevraagd te vertellen over hun overwegingen en argumentaties in verschillende fasen van het keuzeproces. Zij hebben zowel uit zichzelf overwegingen naar voren gebracht als ook in reactie op vragen. De een laat zich uitvoeriger uit over het belang van een afgemaakte opleiding of de druk van de familie dan de ander. Dat is ook een manier van redeneren.
6
Voor de analyse van de interviewtranscripten hebben we ons laten inspireren door publicaties van Billig (1987, 1988) over argumentatieanalyse: een methode om de overwegingen en redeneringen van mensen bij een bepaald onderwerp te onderzoeken. Uit gedetailleerde studie van de wijze waarop iemand zich uitdrukt is het volgens Billig mogelijk om aanwijzingen te vinden over de vraag hoe vrij iemand zich voelt om een bepaalde keuze te maken; en met wie hij/zij al redenerend in debat is. Gezien de beperkte tijd was het niet mogelijk om daarin zo gedetailleerd te zijn als Billig eigenlijk nodig vindt. We zouden later en in een ander verband bijvoorbeeld alsnog een preciezere reconstructie kunnen maken van de referentiekaders en referentiegroepen van verschillende groepen respondenten. Het materiaal ligt er, want alle interviews zijn (bijna) compleet getranscribeerd. Dat hebben we gedaan vanwege de rijkdom van ons interviewmateriaal en het type analyse dat volgens ons voor onze vraagstelling nodig was, en om de praktische reden dat we met vier onderzoekers met hetzelfde materiaal moesten kunnen werken.
1.4 Bevindingen uit het literatuuronderzoek Door onderzoek over zwangerschap en aanverwante thema’s zijn inmiddels tal van factoren geïdentificeerd die een rol lijken te spelen in de besluitvorming over ouderschap. Er is echter nog geen duidelijkheid over de zwaarte en het gecombineerd effect van al deze factoren in verschillende contexten. Recent Europees onderzoek (NGR 2002) wijst uit dat deze factoren geen rechtstreekse maar een mediërende invloed hebben op de keuzes over ouderschap. Beslissingen over het krijgen van kinderen worden genomen in interactie tussen de betrokken partners. Naast inzicht in deze factoren is dus inzicht nodig in het interactieproces en de besluitvormingsprocessen in partnerrelaties om uitstel of afstel van
7
ouderschap te begrijpen. We geven eerst een overzicht van de beschikbare kennis van de externe factoren en gaan daarna in op onderzoek en theorievorming over het interactie- en besluitvormingsprocessen tussen partners over zwangerschap. Vervolgens bespreken we kort de resultaten van het genoemde Europese onderzoek en vatten we de belangrijkste inzichten samen.
Externe factoren 1. Opleiding Als belangrijkste factor wordt ‘opleiding’ gezien. Daaraan zitten verschillende elementen: a) Stijging van het onderwijsniveau De helft van de stijging van de leeftijd van de eerste zwangerschap hangt samen met de factor opleiding (NIDI 2001). Hoe hoger de vrouw is opgeleid des te langer het ouderschap wordt uitgesteld (NGR 2001). Het gemiddelde opleidingsniveau van mannen steeg de afgelopen decennia ook, maar minder hard dan dat van vrouwen die in die tijd een inhaalslag haalden. Als beide partners hoog opgeleid zijn, is de kans op uitstel het grootst (65%). Onder laag opgeleide partners is het percentage uitstellers het geringst (18%). b) Verlenging van de onderwijsperiode. Ongeacht het uiteindelijke opleidingsniveau is voor alle vrouwen en mannen in Nederland het aantal schooljaren sterk gestegen. De gemiddelde tijd tussen afronding van de opleiding en het eerste kind is gelijk voor moeders ongeacht het opleidingsniveau (van DoorneHuiskes 1997). c) de combinatie van verschillende opleidingsniveaus van partners.
8
Het opleidingsniveau van de man heeft een onafhankelijke invloed op het moment waarop men een kind wil. Als een hoogopgeleide vrouw een man heeft met een lagere of middelbare opleiding, wordt de kans op laat moederschap kleiner. Hebben laagopgeleide vrouwen een hoger opgeleide partner, dan maakt dat de kans op laat moederschap groter (Latten en Hooghiemstra 2002). 2. Etnisch-culturele factoren De gemiddelde leeftijd waarop in Nederland Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse vrouwen een kind krijgen ligt aanzienlijk lager dan bij autochtone vrouwen. De helft van de Turkse vrouwen heeft op 21jarige leeftijd al een of meer kinderen (CBS 2001; NGR 2001). Het percentage zogenaamde tienermoeders is in Nederland heel erg klein, maar onder Turken, Ant illianen en Arubanen groter dan onder Nederlanders (Rademakers 2002). Deze verschillen hebben te maken met verschillende levenslooppatronen, in het land van herkomst en in Nederland. De veranderingen in de gezinsvorming van immigrantengroepen gaan echter snel. De opleidingssprong die de kinderen van arbeidsmigranten in één generatie maken is voor Nederland ongekend groot. Dat moet - gezien wat we hiervoor geconstateerd hebben - van invloed zijn op het tijdstip van gezinsvorming. Het CBS doet daar momenteel onderzoek naar. Vast staat al dat de gezinnen van deze tweede generatie gemiddeld genomen een stuk kleiner zijn dan die van de eerste generatie. 3. Voorzieningen die combinatie van arbeid en zorg mogelijk maken Het voorzieningenniveau is een factor waar partners rekening mee houden in de timing van het eerste kind (NGR 2002). In Nederland laten de voorzieningen voor kinderopvang en voor de combinatie werk en ouderschap (o.a. ouderschapsverlofmogelijkheden) te wensen over (van
9
Doorne-Huiskes 1997; NIDI 2001). Niet alleen de beschikbaarheid en betaalbaarheid zijn van invloed op het gebruik, ook het vertrouwen van met name moeders in de kwaliteit en geschiktheid van allerlei types professionele opvang speelt daarbij een rol (Knijn & Van Wel 2001). Nog steeds vindt 59% van de vrouwen en mannen in Nederland dat baby’s niet in een kinderdagverblijf thuishoren, 33% vindt dat ook van peuters (Portegijs e.a. 2002). 4. De betekenis van moederschap en werk Volgens Wijsen (2002) is het verschil tussen moeders die uitstellen en zij die dat niet doen vooral toe te schrijven aan verschillen in moederschapmotivatie en werkoriëntatie. Jonge moeders, zo blijkt uit dit onderzoek, zijn meer gericht op het hebben van een gezin dan oude moeders, zij willen meerdere kinderen en zien zichzelf als degene met de meeste zorgtaken. De moederschapmotivatie van oude moeders wordt meer gekenmerkt door een verlangen naar de exclusiviteit van een moeder-kindrelatie. Het grootste deel van de oudere moeders bestempelt zichzelf overigens niet als oud. In beide groepen heeft de helft van de moeders het eerste kind bewust uitgesteld. Oude moeders noemen vaak werk, jonge moeders vaak vrijheid als reden om uit te stellen. De oudere (hoog opgeleide) moeders zijn sterker georiënteerd op werk en economische zelfstandigheid dan de jongere (laag opgeleide) moeders, maar als de kinderen eenmaal geboren zijn, gaan ze toch minder werken, omdat ze ‘zelf voor de kinderen willen zorgen’. Over het geheel genomen domineren in Nederland nog steeds ‘traditionele’ moederschapopvattingen. Zo keurt bijna iedereen een volledige baan buitenshuis van moeders met jonge kinderen af (Van den Akker et al 1995). Een kwart van de vrouwen en de helft van de mannen vindt vrouwen geschikter voor de verzorging van kleine kinderen dan mannen (Portegijs e.a. 2002). Nederland is niet alleen ‘wereldkampioen oude moeder’ (Beets 2002), maar ook het percentage vrouwen met een
10
kleine tot zeer kleine deeltijdbaan is in internationaal perspectief ‘uniek te noemen’ (Bekker 2002). Het Nederlandse ideaal voor een gezin met jonge kinderen is een werkweek van 1,5 dag voor de vrouw en van 4 dagen voor de man. De werkelijkheid van Nederlandse moeders met kinderen tot vijf jaar komt gemiddeld genomen overeen met dit ideaal, de mannen werken meer dan 4 dagen (Portegijs e.a. 2002).
5. Opvattingen over de taakverdeling Als partners ‘traditionele’ opvattingen hebben over de taakverdeling van man en vrouw en over het krijgen van kinderen, en als ze religieus zijn, is de kans op uitstel het kleinst. Minder traditionele opvattingen over de vrouwen- en mannenrol gaan vaker samen met uitstel (Beets e.a. 1997; Latten & Hooghiemstra 2002). Vrouwen met meer emancipatorische leefstijlen (opvattingen) stellen vaker uit dan ‘traditionele huisvrouwen’. Ook geldt dat geëmancipeerde vrouwen vaker kinderloos blijven (NGR 2001). In combinatie met traditionele en moderne opvattingen leidt gebrek aan overeenstemming tussen beide partners tot uitstel, maar niet zonder meer. Als de ene partner traditioneel is leidt dit tot meer uitstel dan wanneer beide partners traditioneel zijn. Als de ene partner modern is, dan leidt dit tot minder uitstel dan bij twee moderne partners. In het laatste geval is weliswaar sprake van overeenstemming – hetgeen bij traditionele partners juist de kans op uitstel verkleint – maar de kans op uitstel is groter vanwege de moderne opvattingen van beide partners (Latten en Hooghiemstra 2002). In de Nederlandse gezinssociologie wordt tegenwoordig een meer gedifferentieerde typologie gebruikt. De Hoog (2003) onderscheidt het traditionele gezin of kostwinnersgezin, het moderne gezinsmodel (gebaseerd op gelijkwaardigheid maar met een veelal nog seksegebonden taakverdeling), het egalitaire of plastische gezinsmodel (gelijke taakverdeling binnen en buiten) en het postmoderne, geïndividualiseerde
11
gezinsmodel of ‘grachtengordelgezin’ (gebaseerd op het primaat van het individu). Hoe het precies zit met uitstel in deze vier types gezinnen is nog onbekend. 6. Persoonlijke ontwikkeling Verschillende onderzoekers, onder andere Dion (1995) en Latten (2002) concluderen dat ‘persoonlijke’ ontwikkeling in brede zin een belangrijke reden is voor uitstel van het eerste kind. De partners willen eerst een studie afmaken en aan hun carrière werken, maar ook reizen en andere ‘leuke dingen’ doen. Een veel genoemd uitstelargument is ‘het gevoel nog niet aan kinderen toe te zijn’ (Brinkgreve, 2000). Man en vrouw realiseren zich dat de overgang van partnerrelatie naar ouderschap groot is. Op een hogere leeftijd kunnen zij met meer zelfvertrouwen tegen deze verandering aankijken (Cowan & Cowan 1992). Volgens het Nederlandse mentaliteitsonderzoeksbureau Motivaction heerst er met name onder hoog opgeleide twintigers van nu de angst om verkeerd te kiezen en daaraan vast te zitten. Relatie, gezin, carrière, huis en woonplek, alles moet perfect zijn (Halberstadt 2003). 7. Financieel- economische en materiële factoren Veel onderzoekers wijzen op financieel-economische achtergronden van uitstel. Mensen willen eerst financieel-economisch gesetteld zijn en een spaarpot hebben gevormd voordat ze aan kinderen beginnen (Pott-Buter en Niphuis in Beets et al 1997). Die financiën zijn onder ander nodig om voor een goede huisvesting en kindvriendelijke woonomgeving te kunnen zorgen. Mannen noemen deze argumenten meer dan vrouwen. Vrouwen die het krijgen van hun eerste kind uitstellen lopen minder inkomen mis vanwege onderbrekingen in de beroepsloopbaan dan vrouwen die op jonge leeftijd moeder worden (Mertens 1998). Hoe langer er fulltime gewerkt is, hoe meer er opgebouwd is aan salaris en pensioenrechten.
12
8. Relatievorming; modernisering van de levensloop De modernisering van de levensloop, in de jaren zestig van de vorige eeuw ingezet door ‘culturele voorlopers’ (de Feiter 1991), is een gedragspatroon geworden dat in bredere lagen van de bevolking navolging heeft gevonden. Deze modernisering houdt in dat jongeren niet meer vanuit het gezin van herkomst zelf de overstap maken naar een eigen gezin, maar een verlengde overgangsperiode doormaken (Du Bois Reymond e.a. 1998). Kohlmann (2003) noemt deze nieuwe levensfase van jongvolwassenheid ‘het speelkwartier’. Volgens Latten (2002) blijven twintigers van nu langer jong dan vroeger en komen zij pas na een periode van afwisselend alleen wonen en samen wonen tot een stabiele relatie. Huwelijk en gezinsvorming hebben meestal pas plaats na 5 tot 10 jaar samenwonen, tegen die tijd zijn de partners al tegen de dertig. De kans op het vinden en vasthouden van een partner voor gezinsvorming is op die leeftijd echter kleiner en de druk om zich vast te leggen kan tot spanningen c.q. een ‘quarterlifecrisis’ leiden bij deze ‘uitstelgeneratie’ (Halberstadt 2003, Jansen 2000). Wanneer huwelijk en het (moment van het) krijgen van kinderen niet meer vanzelfsprekend is, is het voorstelbaar dat de verlengde aanloopfase naar het gezin nieuwe manieren van interactie en besluitvorming tussen partners met zich meebrengt. 9. Gecombineerde effecten, een voorbeeld: Het onderzoek van Van Luyn & Parent (1990) naar ‘laatste kans moeders’ (vrouwen die twijfelen over het krijgen van kinderen maar daar meestal later toch aan beginnen) laat iets zien over het gecombineerde effect van factoren en de rol van het interactieproces tussen de partners in deze groep vrouwen. De vrouwen twijfelen vanwege de moeilijke combinatie van kind en werk (20%), een partner die iets anders wil (20%), de zware verantwoordelijkheid van het ouderschap (18%), het verlies van vrijheid
13
(13%) en andere redenen, zoals angst voor zwangerschap en bevalling, twijfels aan de eigen geschiktheid als moeder, het ontbreken van een partner en financiële redenen. De redenen van twijfel blijken samen te hangen met sekserolopvattingen, het algemeen welbevinden en de besluitvaardigheid van deze vrouwen. Naarmate het opleidingsniveau toeneemt noemen vrouwen vaker als reden om geen kinderen te nemen: de ingewikkelde combinatie van kinderen en studie en werk, het willen behouden van vrijheid, het niet zeker weten of men met de partner verder wil, angst dat een kind een ongunstige invloed heeft op de relatie en te weinig inkomsten. Redenen om wel voor een kind te kiezen, zoals de exclusieve band met een kind en de wens van de partner, spelen juist minder een rol naarmate de opleiding stijgt. Dat is gedeeltelijk in tegenspraak met wat Wijsen (2002) vond voor een bredere groep aspirantmoeders. Het interactieproces tussen partners Er bestaat voornamelijk kwantitatief onderzoek naar de factoren die keuzeprocessen rondom de zwangerschap beïnvloeden. Vrouwen en mannen geven in grootschalige surveys aan of en hoe zwaar bepaalde factoren wegen bij de timing van het eerste kind. Recent onderzoek (‘Gedeelde keuzes’, NGR 2001) waarin zowel een individuele schriftelijke enquête als confrontatie-interviews met beide partners werden afgenomen, laat zien hoe het gewicht van factoren/argumenten in interacties tussen partners kan afnemen en toenemen. Zo kwam de verdeling van betaald en onbetaald werk in de individuele interviews wel als een (zeer) belangrijke besluitfactor naar voren komt, maar werd dit punt in de confrontatieinterviews met beide partners niet genoemd. Ook (individuele) carrièreperspectieven bleken in de confrontatie-interviews veel minder belangrijk dan in de enquête. Omgekeerd bleek een factor als ‘huisvesting’,
14
niet in de survey als belangrijk genoemd, wel in de interviews naar voren te komen. Blijkbaar hebben niet alle genoemde factoren dezelfde impact in het besluitvormingsproces. De keuze voor en timing van kinderen is een gezamenlijk besluit dat tot stand komt in interactie tussen beide partners. In dit interactieproces hebben mannen en vrouwen een verschillende rol. Externe factoren zoals materiele voorwaarden worden meer door mannen ingebracht, maar dat gebeurt minder in partnerrelaties waarin overeenstemming is over de kinderwensen en meer in relaties die gekenmerkt worden door twijfel of onenigheid daarover. Inzicht in het interactieproces tussen de partners is dus belangrijk om te begrijpen waarom en hoe bepaalde keuzes tot stand komen. Kijkend naar dit interactieproces zijn de volgende resultaten uit dit onderzoek interessant: •
In het algemeen is communicatie tussen partners over een onderwerp als het krijgen van kinderen tamelijk gering. Er worden door de onderhandelingspartners meer ‘impliciete’ dan ‘expliciete’ strategieën gebruikt om tot overeenstemming te komen (vgl. Scanzoni & Szinovac 1980, Komter 1990). Vrouwen hebben meestal al lang voor de huidige duurzame relatie een kinderwens, voornamelijk gebaseerd op emotionele motieven (de kroon op de relatie etc). Wanneer hun mannelijke partners positief staan tegenover het krijgen van kinderen, maar zij te kennen geven hier nog niet aan toe te zijn, stellen zij zich vaker afwachtend op dan dat zij hen onder druk zetten. Vrouwen observeren hoe hun mannelijke partners reageren in ‘kindgerelateerde’ situaties en peilen daarmee de groei van de mate van overeenstemming tussen hen beiden (vgl. Mozes 1989, Dion 1995).
•
Vrouwen vertonen een groter ‘inlevingsvermogen’ in de gedachten en gevoelens van de partner dan mannen. Zij weten
15
beter de mening van de partner te peilen dan andersom, vooral ten aanzien van de betekenis van arbeidsdeelname. Een aantal mannen is geneigd het belang dat hun vrouwelijke partners aan arbeidsdeelname heeft te overschatten. Vrouwen zijn meer geneigd het belang dat mannen aan hun arbeidsdeelname geven te onderschatten (NGR 2001). •
Factoren als inkomen, huisvesting, gezondheid dragen meer bij aan de timing van het eerste kind dan aan het besluit tot het krijgen ervan (NGR 2001).
•
Individuele wensen zoals het nastreven van een carrière spelen in feite een minder grote rol in het besluitvormingsproces omdat vrouwen deze wensen in een vroeg stadium loslaten.
Cowan & Cowan (1992) onderscheiden daarnaast verschillende beslissingspatronen van paren met betrekking tot het stichten van een gezin. Zij onderscheiden vier types. •
Planners gaan planmatig, op elkaar afgestemd en rationeel te werk en gedragen zich alsof hun wereld voorspelbaar en in hun macht is. Zij raken gefrustreerd als die plannen door medische oorzaken niet exact gerealiseerd worden.
•
Van de laat-het-maar-gebeuren-paren wil de helft op een later tijdstip wel kinderen. Ze zijn echter aangenaam verrast door de ongeplande zwangerschap en accepteren rustig hun aanstaande ouderschap.
•
Ambivalente paren/partners hebben positieve en negatieve gevoelens over ouderschap. Ze twijfelen vaak in stilte en zijn het minst tevreden zijn over hun relatie. Vaker zijn mannen onwillig; soms voelen vrouwen zich niet klaar voor het ouderschap.
•
Strijders met uitgesproken opinies en conflicten over het al dan niet krijgen van kinderen zijn de meest gepolariseerde groep. Hun
16
probleemoplossende vermogen is beduidend kleiner en zij verbreken vaker de relatie.
Europees onderzoek Het onderzoek waarvan verslag wordt gedaan in ‘Gedeelde keuzen’ is ook uitgevoerd in acht andere EU landen (NGR 2002). In deze landen blijken vergelijkbare ontwikkelingen in de levensloop en in de besluitvorming over ouderschap plaats te vinden. In de meeste Europese landen bestaat hetzelfde levenslooppatroon, willen vrouwen eerder een kind dan mannen en is het krijgen van kinderen de uitkomst van een tamelijk onzichtbaar besluitvormingsproces dat door vrouwen geregisseerd wordt: ‘constant dripping wears the stone’. Externe factoren spelen vooral een rol als er onenigheid is. Mannen twijfelen langer en brengen dan vooral materiële kwesties in. In alle landen hebben vooral vrouwen de zorg voor kinderen. In de moderne landen vinden mannen dat zij meer zouden moeten doen, in de ‘traditionele’ landen vinden mannen dat niet en vrouwen accepteren dat. In de middenpositielanden accepteren vrouwen dat niet. Dit maakte de sfeer tijdens de interviews in die landen ook wat ongemakkelijker. Oostenrijk is het enige land waar mannen aangaven even graag kinderen te willen als vrouwen. De vrouwen waren echter minder enthousiast. Niet omdat ze niet ook graag kinderen wilden, maar omdat ze vreesden dat het hun leven te zeer zou veranderen en dat zij helemaal zouden opgaan in de kinderen en de mannen steeds meer in hun carrière. Voorzieningen zijn in alle landen behalve Zweden een probleem, maar meer in Zuid Europese landen en Engeland en minder in de Scandinavische en Continentale landen. In Duitsland en Zweden en deels Oostenrijk is vooral de mogelijkheid van een goed ouderschapsverlof een factor van belang in het
17
besluitvormingsproces. In landen waar het voorzieningenniveau laag is, komen meer partners voor waarin de man liever kinderen wil dan de vrouw. Samenvattend lijken we uit het bestaande onderzoek te moeten concluderen dat laat ouderschap het gevolg kan zijn van twee typen uitstel. De moderne levensloop, de nieuwe fase van jongvolwassenheid in combinatie met een langere onderwijstijd leidt in vergelijking met eerdere generaties tot verlenging van de periode tussen een latente kinderwens (ik wil ooit wel eens) en een manifeste kinderwens (ik wil eraan beginnen, ik ben er klaar voor, het wordt tijd). Door de samenhang met onderwijstijd kunnen hier verschillen tussen hoog en laag opgeleide mannen en vrouwen ontstaan. Daarnaast kan er door zorgen over de combinatiekwestie, onenigheid tussen de partners en materiële omstandigheden een verschil ontstaan tussen de concrete wensleeftijd en de gerealiseerde leeftijd. Beide typen uitstel hebben iets met emancipatie te maken. In de eerstgenoemde uitstelfase gaat het om de praktische en geestelijke vrijheid van vrouwen en mannen om zelf vorm te kunnen geven aan hun leven en daar ook de tijd voor te nemen. In de tweede fase gaat het onder andere over de mogelijkheden van vrouwen om opleiding, arbeid en zorg voor kinderen te combineren, hun (perceptie van hun) positie en perspectieven op de arbeidsmarkt en hun waardering van economische zelfstandigheid. In beide mogelijke uitstelfases kan sprake zijn van de door DCE gepostuleerde emancipatieparadox. Zowel vrouwenemancipatie als het ontbreken daarvan kan tot uitstel van het ouderschap leiden. Vrouwenemancipatie leidt via de langere opleidingstijd van vrouwen rechtstreeks tot uitstel van kinderen omdat juist hoog opgeleiden de tijd nemen om hun eigen leven vorm te geven en meer mogelijkheden hebben om veel uit te proberen alvorens zich vast te leggen. Vervolgens kan door pessimisme over de mogelijkheid van een gelijke taakverdeling thuis, een traditionele moederschapideologie en/of een tekort aan opvangvoorzieningen de
18
twijfeltijd van vrouwen over het ‘nemen’ van kinderen verlengd worden. Omdat ouderschap geen vanzelfsprekende keuze meer is, maar de uitkomst van een onderhandelingsproces, is de invloed van de man toegenomen en deze invloed heeft ook weer een uitsteleffect. Door dit alles krijgen vrouwen later en soms ook minder kinderen dan ze zouden willen, een effect dat niet was voorzien in het emancipatiestreven voor ontplooiingskansen, anticonceptie en zelfbeschikkingsrecht van vrouwen.
1.5 Bespreking van het interviewmateriaal, vervolg van het rapport De vraag is natuurlijk of we deze algemene lijn ook bevestigd zien in het interviewmateriaal. Bij voorbaat is duidelijk dat er in de praktijk allerlei tussenvormen en variaties mogelijk zijn. Zoals paren bestaande uit een moderne vrouw en een traditionele man, of andersom; materiële omstandigheden die zo dwingend zijn dat zij zich door de vurigste kinderwensen niet laten onderschikken of kinderwensen die zich niet laten indammen door het ontbreken van een levenspartner; leeftijdsverschillen, etnisch-culturele verschillen, klassenverschillen die niet in een traditioneelmodern-schema zijn onder te brengen. Hoe voeren en ervaren vrouwen en mannen de al dan niet stille onderhandelingen? Voor wie of wat is laat ouderschap een probleem en waar liggen hun leeftijdsgrenzen voor ouderschap? Is Nederland wereldkampioen laat moederschap geworden omdat zij voorloper of omdat zij achterhoede is op vrouwenemancipatiegebied en wat betekent dat voor de toekomst? We behandelen achtereenvolgens de verschillende verschijningsvormen en betekenissen van gezinsplanning, het onderhandelen met de partner, de opvattingen over jong en oud ouderschap, en de ideeën over de praktische
19
en emotionele vereisten voor ouderschap. Daarna trekken we conclusies voor mogelijk beleid op dit terrein.
20
2 Wat heet kiezen? 2.1 Inleiding Hoe komen mensen, mannen en vrouwen, tot de keuze voor kinderen? Staat het besluit om kinderen te krijgen al ver vooruit vast of maken mensen perioden van twijfel mee, van wikken en wegen, voorafgaande aan het uiteindelijke besluit? En wat zijn dan hun voornaamste overwegingen in dat keuzeproces, welke redeneringen hanteren zij voor het een of andere besluit? De verhalen van de geïnterviewde vrouwen en mannen over hun kinderwensen, het verloop van de keuzeprocessen, over planning en de timing van de eerste zwangerschap zijn gevarieerd. Als er al iets gemeenschappelijks over de 45 persoonlijke interviews te zeggen valt, dan is het wel dat deze vooral zichtbaar maken hoezeer ‘kiezen voor kinderen, waarom en wanneer’ is ingebed is in de sociale en culturele achtergrond van mensen. Dat geldt voor de hoogopgeleide autochtone vrouw die er laat, voor haar gevoel misschien wel te laat, achter kwam dat ze misschien toch wel kinderen wilde maar in een omgeving verkeerde waarin er weinig nagedacht en gesproken werd over ouderschap. Culturele achtergrond klinkt eveneens door in de uitspraken van vrouwen en mannen over het maatschappelijke verwachtingspatroon dat ook hun kinderwens beïnvloedt. Veel van onze respondenten gaan er vanuit dat zij een proces zullen doormaken van een ‘traditioneel stramien, met op een gegeven moment een vaste relatie en dan als je een tijd bij elkaar bent en het loopt goed, dan kies je voor kinderen’. Naar sociaal referentiekader en cultuurpatronen verwijst ook de jonge Turkse moeder die op haar 18e een kind kreeg. Zij vertelt dat haar moeder nog jonger was toen zij haar eerste kind kreeg. Of de Surinaamse alleenstaande moeder die op haar 24e een kind kreeg en
21
het ontbreken van een vader geen groot probleem vindt. Ze kijkt naar anderen in haar omgeving die ook een kind alleen opvoeden en stelt vast ‘als mijn moeder vijf kinderen alleen kan opvoeden dan kan ik het ook’. Tegelijkertijd laten sommige verhalen goed zien dat mensen zich niet naadloos voegen naar de gangbare levenslooppatronen in een bepaalde cultuur. Daarin wordt een spanningsveld zichtbaar tussen wat ‘gewoon’ is in een cultuur en de voorstellingen die een individuele man of vrouw zich maakt van het krijgen van kinderen. Zo laat bijvoorbeeld een Turkse man deze individuele speelruimte zien in zijn overweging om het krijgen van kinderen nog even uit te stellen, maar wel verwacht dat de druk van zijn familie zal toenemen, want ‘in onze cultuur wordt vroeg begonnen.’ Culturele en sociale dynamiek blijkt eveneens uit de verhalen van mensen die in hun denken en praten over zwangerschap en ouderschap uit verschillende vertogen ‘putten’. Zoals de jonge Turkse vrouw die haar ongeplande zwangerschap zowel verklaart uit ‘kader’ (het lot) als uit een te late afspraak met haar huisarts voor een recept voor een anticonceptiepil. Deze culturele dynamiek en persoonlijke mix van argumentaties, vocabulaires en referentiekaders maakt het kiezen voor kinderen tot een spannend verhaal en laat zien dat er aan het begrip ‘kiezen’ verschillende betekenissen zijn verbonden. In dit hoofdstuk beschrijven we de processen en overwegingen, die voorafgaan aan en verbonden zijn met het besluit om een (eerste) kind te krijgen. In het eerste deel kijken we vanuit een chronologisch perspectief naar het verloop tussen de latente en manifeste kinderwens. Was er al vroeg een kinderwens of kwam deze later, wanneer werd de kinderwens concreter en in hoeverre wordt de eerste zwangerschap gepland? Wat houdt plannen in en wanneer viel de beslissing? Daaraan gekoppeld beschrijven we welke overwegingen en redeneringen (vooral) een rol spelen in de keuzeprocessen.
22
In het tweede deel kijken we naar het type keuzeproces. Gevraagd naar het belang van bepaalde factoren geven de meeste geïnterviewden aan welke overwegingen – in hun perspectief – in belangrijke mate een rol spelen in de keuze voor (de timing van) kinderen. Voor de een is bijvoorbeeld het vooraf realiseren van een aantal voorwaarden (een vaste baan, een huis) van groot belang en bepaalt dat vooral het moment van de eerste zwangerschap, voor een ander is het juist het vinden van een geschikte partner en/of ‘er geestelijk’ aan toe zijn waardoor het keuzeproces wordt gestuurd.
2.2 Kinderwensen: latent en manifest Vroege, vanzelfsprekende en gaandeweg gegroeide kinderwensen Voor het overgrote deel van de vrouwen in deze onderzoeksgroep was het wel min of meer vanzelfsprekend dat zij moeder zouden worden. De kinderwens is latent aanwezig. Typerende uitspraken zijn hierover: ‘ja, ik wilde altijd al kinderen’, ‘ik ben er altijd wel vanuit gegaan dat er kinderen zouden komen’, ‘ik heb altijd (veel) kinderen willen hebben, veel opgepast ook, au pair geweest ‘. Deze min of meer vanzelfsprekende kinderwens kan er al vroeg zijn, voor anderen wordt het gangbare patroon wat later duidelijk: Toen ik tussen de 22 en 24 was toen dacht ik, ik ga wel kinderen krijgen op de tijdsbalk. Niet van ik wil heel graag kinderen, maar ik ging er eigenlijk vanuit dat gaat mij ook gebeuren, daar ga ik ook voor kiezen. Als een patroon, zo rond mijn dertigste (vrouw, 38, 11sd).
Deze vrouw is tot dusver echter kinderloos gebleven. Sommige vrouwen presenteren hun kinderwens als een vanzelfsprekendheid waar niet van meet af aan een sterk ‘moedergevoel’ aan gekoppeld was:
23
Ik heb altijd kinderen gewild, nooit een discussiepunt geweest, maar het was geen ‘drive’ (vrouw, 37, 3sd).
Anderen verbinden er nadrukkelijk een gevoel aan: Ik wist al heel lang dat ik kinderen wilde, eigenlijk al zolang ik me kan herinneren.. ik heb altijd wel zo’n gevoel gehad of zo (vrouw, 26, 7sd).
Voor enkele vrouwen was de kinderwens er niet van meet af aan. Gaandeweg groeide bij hen de kinderwens wel. Zo vertelt een 36-jarige vrouw dat ze geen kinderwens had, maar er later achter kwam dat dit te maken kon hebben met nare jeugdervaringen. Ze heeft steeds gedacht dat deze een kind in de weg stonden en zich vooral gericht op de inrichting van haar eigen leven, opleiding, werk, etc. Naarmate ze ouder werd, zich ‘volwassener’ voelde, kreeg ze de indruk er steeds meer klaar voor te zijn’ (vrouw, 36, 4lb). De meeste mannen in deze onderzoeksgroep presenteren het krijgen van kinderen veel minder als een vanzelfsprekendheid. Slechts een minderheid van de mannen geeft aan van meet af aan een - latente - kinderwens te hebben gehad: ‘vroeger als jongen dacht ik: als ik 30 ben, 35 dan heb ik een gezin. Dan heb je het voor elkaar, dan heb ik kinderen’ (man, 36, 12jz). Een man geeft aan dat zijn kinderwens ook een maatschappelijke verwachting was: ‘in principe wel. In ieder geval wel…. Ja sowieso… voor een deel is dat aangepraat door de maatschappij natuurlijk ‘ (man, 43, 15jz). Ook het leeftijdsverschil speelt een rol. Oudere mannen met een jongere partner hebben iets meer haast om kinderen te krijgen; omgekeerd lijken mannen met een oudere partner juist minder haast te hebben (zie ook hoofdstuk drie). Het merendeel van de mannen zegt er niet echt mee bezig te zijn geweest, of daarmee pas te zijn begonnen nadat zij een partner ontmoetten met wie zij verder wilden en die een kinderwens had. Het keuzeproces bij de vrouwen is er voornamelijk een van: ‘wel kinderen’ maar ‘wanneer’. Bij de
24
mannen verloopt het proces van ‘wie weet’ naar ‘de partner die mij weet te overtuigen’. De mannen die geen (duidelijke) kinderwens hadden, geven verschillende redenen aan, waarvan de overeenkomst is dat hun leefstijl tot dan toe geen ruimte laat voor kinderen: ‘altijd in de horeca werken’, veel rondreizen en geen vast inkomen, studie en andere bezigheden: Ik was er heel weinig bewust mee bezig. Had geen planning van voor m’n 40ste wil ik 2 kinderen hebben. Ik hield me met van alles en nog wat bezig, maar niet met kinderen. Dan ben je druk met studie en toestanden, vooral dat laatste… (man,31,3lb).
De meeste mannen groeien toe naar een kinderwens. Hun vrouwelijke partners geven te kennen kinderen te willen en gaan druk uitoefenen. Zij laten zich dan vrij gemakkelijk ‘overhalen’; ook de horecaman met zijn zestig urige werkweek. Dat ging nou vrij snel hoor, toch, zij wilde toch wel graag een gezinnetje stichten, dus ja, na een jaar ging het daarover’ (man, 39,11jz).
Of zoals de volgende mannelijke geïnterviewde die na een periode van studie en andere activiteiten een partner ontmoette met wie het wat serieuzer werd. Door haar kinderwens gaat hij er ook over nadenken en voelt zich voor de keuze gesteld: Ik heb tijd nodig om aan een idee te wennen… enne.. dat is er gewoon heel geleidelijk aan in gekneed. Zonder dat ik heel erg in de slachtofferrol wil gaan zitten, want uiteindelijk is het wel best, maar ik zou er zelf niet opgekomen zijn om het zo te doen. (man, 31,3lb).
In sommige van deze gevallen is het niet zozeer een kwestie van ‘overhalen’. Deze mannen hebben eigenlijk meer een partnerwens dan een kinderwens. Het vinden van een ‘levenspartner’ is primair. Het krijgen van kinderen wordt meer gezien als een mogelijk gevolg van de partner waar je voor kiest. Je kiest een partner en dan kan het zijn dat je samen besluit een
25
kind te krijgen, je kiest niet eerst voor kinderen en zoekt daar vervolgens een partner bij: Heeft u altijd al het idee gehad om vader te worden? Nee, ik ben laat getrouwd, heb laat mijn vrouw leren kennen. We kregen allebei al na vijf, zes maanden samenwonen een kinderwens. Over gepraat, besloten om te stoppen met voorbehoedmiddelen en toen was het in een maand raak (3jz).
Het primair stellen van de partnerrelatie hoeft niet te betekenen dat er minder om kinderen gegeven wordt. Deze man vindt zijn kind ‘het mooiste wat hem overkomen is’. De keuze wordt concreet Bij de meeste vrouwen blijft het moederschap een tijd lang een vage notie op de achtergrond. Van een concrete kinderwens is pas veel later sprake. De geïnterviewde vrouwen kunnen bijna allemaal wel een moment, een periode, of een andere reden aangeven waardoor hun eerst vage kinderwens manifest werd. Sommigen noemen een bepaalde leeftijd als het moment waarop de vanzelfsprekendheid van kinderen krijgen overgaat in een concrete, bewuste keuze. Er bewust over nadenken dat kwam toen ik 23 of 24 was’ (2sd). Tussen 37 en 38 ben ik eens gaan nadenken… (1lb).
Een andere groep vrouwen zegt dat de kinderwens concreter werd doordat de geschikte partner zich aandiende en/of de partner druk uitoefende om snel kinderen te krijgen. Tenslotte noemen enkele vrouwen expliciet het realiseren van materiele voorwaarden als het moment waarop de kinderwens concreet wordt: Toen aan alle voorwaarden voldaan was…ja het mag nu ..toen werd ik heel snel zwanger……(13sd).
Zoals al genoemd is bij mannen het ontmoeten van een partner met een kinderwens de belangrijkste aanleiding om concreet over kinderen te gaan nadenken. Een paar mannen zeggen vrij lang te hebben gedaan over het
26
keuzeproces, omdat verschillende overwegingen een rol speelden en ze zeker wilden zijn over de juiste keuze. Een enkeling noemt een plotselinge, ingrijpende gebeurtenis als aanleiding om aan kinderen te gaan denken. Dus dat ik m’n vader kwijtraakte was een enorme slag en een groot gemis. Dat is wel het begin geweest van een streep onder mijn jeugd in feite. Want ik was wel eens mee geweest naar de begrafenis van de vader van m’n beste vriend, dat raakte me enorm, maar van m’n eigen vader, dat sloeg in als een komeet. En vanaf die periode is er ruimte gekomen om over kinderen na te denken, en dat is echt heel natuurlijk gebeurd. Als ik daar nou op terug kijk, denk ik dat de wereld die tot op dat moment zo belangrijk leek, die ook eigenlijk beïnvloed heeft dat ik geen kinderen heb genomen, dat die heeft plaats gemaakt door een wereld van heel dichtbij, van familie.. en ik vond het zo jammer dat mijn vader nooit kleinkinderen had gezien.. toen begon ik te denken, waar ben ik nou helemaal mee bezig en hoe belangrijk is dat nou? Het is eigenlijk helemaal niet belangrijk? (man, 42,2lb).
Voor enkele mannen was de kinderwens er meteen in het begin van de relatie. Er hoefde niet over gepraat te worden, er was geen groeiproces nodig, het was meteen duidelijk: wij willen graag kinderen.
2.3 Overwegingen
Doel van dit onderzoek was om het keuzeproces en de overwegingen daarbij in kaart te brengen vanuit het perspectief van de geïnterviewde mannen en vrouwen zelf. Wanneer we in deze paragraaf laten zien welke overwegingen meer of minder een rol spelen in de keuzes voor ouderschap dan zijn dat de door de respondenten benoemde en ervaren factoren. Dat wil vanzelfsprekend niet zeggen dat er geen andere factoren zijn die de keuzeprocessen beïnvloeden. Sommige factoren zijn wellicht niet als van invloed op de keuze ervaren maar hebben het keuzeproces wel gestuurd.
27
Ook voor deze paragraaf geldt dat de overwegingen - en meestal gaat het om een complex van factoren - die naar voren zijn gebracht, op het niveau van de subjectieve ervaring begrepen moeten worden. Overwegingen van oudere moeders en vaders Laat of vroeg kinderen krijgen heeft voor de geïnterviewden verschillende betekenissen (zie verder hoofdstuk 4). Zo kan een vrouw het laat vinden om op haar 38ste een kind te krijgen, terwijl een andere vrouw het plannen van haar kind op haar 28ste rijkelijk laat vindt (omdat ze dit eerder in gedachten had). Vrouwen die relatief laat hun eerste kind hebben gekregen, zijn ook meestal op latere leeftijd begonnen met plannen, maar er zijn ook jongere vrouwen in deze onderzoeksgroep die hun eerste zwangerschap plannen in de tweede helft van hun twintiger jaren, of iets later. Een kind ‘plannen’ in de periode 30-40 komt weinig voor in deze onderzoeksgroep. De vrouwen die in de periode 30-40 moeder zijn geworden blijken dat niet te zijn geworden omdat ze dat zo gepland hadden, maar omdat allerlei ontwikkelingen maakten dat het (eerste) kind niet eerder gepland kon worden. Hier is dus niet zozeer sprake van bewust uitstel van ouderschap. De vrouwen geven verschillende verklaringen voor het latere ouderschap. In de meeste gevallen worden meerdere overwegingen genoemd. We beperken ons tot overwegingen die het vaakst naar voren gebracht zijn: opleiding en economische zelfstandigheid, het relatieverloop en de invloed van de omgeving en culturele achtergrond op planning en keuze.
Opleiding, economische zelfstandigheid Het meest genoemd is de opleiding. Een afgeronde studie, veelal in combinatie genoemd met economische zelfstandigheid, is een belangrijke overweging om pas na hun 25ste een kind te plannen. De geïnterviewde
28
vrouwen die laat plannen - in de periode 25-30 – vinden om die reden eerder een kind niet haalbaar. Een hoogopgeleide 36jarige vrouw vertelt bijvoorbeeld dat zij pas in de tweede helft van haar twintiger jaren concreet begon na te denken over de timing van het eerste kind. Dat relatief late tijdstip was verbonden met haar wens pas een kind te plannen na de afronding van haar opleiding en haar eis economisch zelfstandig te zijn. Voordat je aan die eisen hebt voldaan ‘ben je ver in de twintig’ (of net 30): Als je aan het studeren bent, en je wil nog werkervaring opbouwen, in het arbeidsproces terechtkomen.. toch een redelijk vaste plaats veroveren, dan is het gewoon niet haalbaar om zo vroeg aan kinderen te beginnen. Vandaar dat ik pas na m’n 30ste m`n eerste kind kreeg (vrouw, 36, 4lb).
Een hoog opgeleide vrouw die uiteindelijk haar economische zelfstandigheid opgaf en fulltime moeder werd, zegt: En ik riep op mijn 28 ‘nou kinderen nog maar even niet’, omdat we nog in een andere levensfase zaten. Ik was pas afgestudeerd, een baan aan het zoeken, we woonde op een appartementje, dus voor mij waren de omstandigheden absoluut niet goed om kinderen te krijgen en mijn gedachten waren er ook niet op gericht. Ik wilde dat goede inkomen gaan verwerven, dat was mijn eerste prioriteit ( vrouw, 36, 13sd).
Dat is ook de verwachting van enkele jongere vrouwen in deze onderzoeksgroep. Zoals de 22-jarige studente (11lb), die een kind plant als aan ‘alle voorwaarden’ is voldaan en zo niet ‘dan neem ik ze dus niet’. Bij haar gaat het om een heel pakket aan voorwaarden (opleiding af, werk, een geschikte plek voor een kind om op te groeien, een geschikte partner, zijn zo de belangrijkste). Er spelen ook nog andere redeneringen en overwegingen mee, zoals de angst om een gehandicapt kind te krijgen, waardoor zij twijfelt, maar de voorwaarden eerst goed regelen lijkt een belangrijke overweging te zijn om een kind relatief laat te plannen. Ook een 21-jarige studente plant om die redenen het krijgen van kinderen in de tweede helft van haar twintiger jaren. Dit is voor haar relatief ‘laat’, ze stelt uit, want haar wens was om eerder zwanger te worden:
29
Bij 28. Dat is mijn wens geworden, omdat dat het eerst haalbare is. Maar ik denk dat als ik alles los zou laten, financiën, opleiding, banen, al die dingen, ben ik eerder geneigd om naar 26 te gaan. Toch ietsjes jonger, want ik wil er graag een jaar of 4 tussen hebben zitten, dat de eerste naar de kleuterschool gaat, voordat je de tweede krijgt. Ik denk dat je dan je aandacht beter kan verdelen. Maar goed, dat is gewoon niet haalbaar met wat ik ook allemaal wil doen, met m’n opleiding en zo, dus 28 is dan mijn streven (14lb).
De overweging van deze vrouwen om relatief laat een kind te krijgen vloeit voor hen duidelijk voort uit de andere keuzes die zij (eerst) in hun leven (willen) maken en daar zijn ze zeer op gericht. Het ‘plannen’ is dan ook niet een activiteit waar ze dagelijks heel bewust mee bezig zijn. Er is een periode gedacht waarin het krijgen van een kind mogelijk is, maar ondertussen worden ze vooral in beslag genomen door al hun andere bezigheden: Je hebt de keuze voor PABO gemaakt, afgerond, dan denk je ik ben er nog lang niet, ik wil nog veel meer doen, ging ik orthopedagogiek doen, en werkte ik ernaast, dus je dagen zijn vol, ik kón er niet eens over nadenken! Toen was ik vorig jaar klaar, toen kwam dit docentschap, en die andere baan…, basisschool wilde ik nog en jaartje afmaken, dus je dagen zijn helemaal vol. Het lijkt of je er dus niet over nadenkt. Daardoor schuift het wel op. Af en toe komt het wel, als mensen in je omgeving kinderen krijgen dat je denkt: als ik voor m`n 30ste dat wil, dan moet ik daar nu wel eens een keer serieus over gaan nadenken. Dus ik denk dat ik gewoon teveel andere dingen aan m`n hoofd had op m`n 25ste om er over na te denken (12lb).
Het relatieverloop Vrouwen die nog later een kind kregen (30-40), noemen daar geen overwegingen en redeneringen voor, maar zeggen dat het ‘zo loopt’. De ‘keuzes’ die in de loop van de tijd gemaakt zijn over het al dan niet krijgen van kinderen zijn vooral het gevolg van een bepaald relatiepatroon.Met
30
name het patroon van seriële relaties. Ze vertellen over korte en langdurige relaties, die om verschillende redenen verbroken werden, waarna er een nieuwe situatie ontstaat met betrekking tot kiezen voor en plannen van kinderen. Zoals de 34-jarige hoogopgeleide vrouw (6lb), die rond haar 25e een kind wilde, maar dit uitstelde naar 30, onder andere vanwege haar studie. Toen ze op haar 30ste graag een kind wilde, ontbrak de partner. Hoewel een van de ‘eerste selectiecriteria als ik iemand leuk vond’ (was) ‘dat ik dacht kan ik me voorstellen om met hem een kind te krijgen?’ en er in die zin sprake lijkt te zijn van een zekere vorm van planning, heeft zij steeds verschillende relaties gehad die niet langer dan een paar jaar duurden. Op haar 31ste kwam ze haar huidige partner tegen. Beiden wilden kinderen, maar vanwege haar partners relatiegeschiedenis leek het haar belangrijk om elkaar eerst nog wat beter te leren kennen. Ze is nu 34 en zwanger. Soms gaan seriële relaties samen met een wisselende kinderwens. De late planning van het eerste kind, eind 30 bijvoorbeeld, is dan mede het gevolg van een patroon van relaties waarin eerst geen, later wel een kinderwens bestond (of omgekeerd). Niet alle vrouwen vinden dan op de valreep alsnog een geschikte partner. Een hoog opgeleide Marokkaanse vrouw die van zichzelf zegt dat ze ‘nooit gedroomd (heeft) van ik zou zo graag moeder… met gevoel’ begint op 40jarige leeftijd een relatie met een man, maar maakt desondanks geen haast met kinderen. Ze is nu 43, de relatie is afgelopen, en ze gaat er min of meer van uit dat het moederschap er voor haar niet meer in zit, want ze wil geen kinderen zonder vader. Een 43-jarige hoogopgeleide Nederlandse vrouw die na verschillende partnerrelaties tot de ontdekking kwam dat ze wel een kinderwens had, maar geen geschikte partner meer vond, pakte het anders aan. Toen het duidelijk voor haar was dat ze niettemin een kind wilde en ze op grond van haar leeftijd (41) niet meer in aanmerking kwam voor een behandeling in het medische circuit, plaatste ze een oproep in de krant:
31
In de gaykrant moet ik zeggen, ik dacht: als ik het wil, moet ik het snel doen. Ik was er nog niet helemaal uit: wil ik het in mijn eentje of met iemand samen doen. Dat stond ook in de advertentie, maar toen ik uiteindelijk de keuze moest gaan maken had ik - door er met vrienden over te praten - besloten: ik doe het liever op mijn eentje. Niet makkelijk, maar het is ook heel ingewikkeld om het met iemand te doen. En zo ben ik gesprekken aangegaan, met twee mannen gesproken, eentje van over gebleven (vrouw, 43, 1jz).
De sociale omgeving en culturele achtergrond Verschillende hoog opgeleide vrouwen zeggen dat het leven in kringen van mensen ‘die laat gingen nadenken over kinderen’ hun keuzeproces en de planning van kinderen erg heeft bepaald. Een van hen zegt nooit een sterke kinderwens gehad te hebben, maar vindt achteraf dat het omgaan met mensen die niet met kinderen krijgen bezig zijn van grote invloed is op je eigen gerichtheid op kinderen krijgen. Pas in de loop van haar dertiger jaren realiseerde ze zich, mede doordat er steeds meer kinderen van late ouders geboren werden, dat een kind krijgen een optie was. Tussen 37 en 38 ben ik eens gaan nadenken…ik zit met verbijstering te kijken dat ik tijdens de cruciale jaren…probeer me voor te stellen wat er in die jaren speelde ...dacht op een gegeven moment dat ik zwanger was …stond ver van me af (vrouw, 42 1lb).
In tegenstelling tot de meeste vrouwen die op latere leeftijd kinderen krijgen, is laat ouderschap van mannen niet zozeer het noodzakelijke gevolg van allerlei andere factoren die eerst aan de orde zijn, maar lijkt de keuze van het tijdstip meer overeen te komen met de eigen wensen en behoeften. De meeste mannen beginnen pas aan kinderen te denken in de tweede helft van hun twintiger jaren en verwachten kinderen te krijgen rond hun 30ste, 35ste. In een enkel geval loopt het zoals gepland, voor het merendeel is het nog wat later uitgepakt. Bijvoorbeeld doordat de
32
kinderwens eerst moet groeien, de relatie nog niet stabiel genoeg is, of er een relatie met een partner is die aanzienlijk jonger is: Op m’n 18 de dacht ik zo rond m’n dertigste vader te worden, maar dat was toen ik 18 was. Nu hoop ik nog steeds vader te worden… in ieder geval voor m’n veertigste. Dat opschuiven heeft vooral te maken met de leeftijd van F (partner). Zij is jonger en bovendien studeert ze nog. Dus als ze nu moeder zou worden zou dat heel onhandig uitkomen voor haar, maar ook voor mij (man, 34, 5lb).
Ook mannen noemen de invloed van hun sociale omgeving, of zoals een Turkse mannelijke geïnterviewde het noemt: ‘de familie’ en ‘onze cultuur’. Maar in onze cultuur wordt vroeg begonnen; het is niet zo van ik moet eerst carrière maken en zo. Er wordt toch heel anders tegenaan gekeken….ja ik heb wel van familie wel eens gehoord: wordt het niet eens tijd om kinderen te krijgen? Dan geef ik geen antwoord.. dat viel best wel mee. Maar, hoe ouder je wordt, hoe meer de druk wordt. In Turkije zeggen ze: en nou nummertje drie eens meenemen! Dan zeg ik: nou wie moet ik meenemen dan? ?Vind je dat vervelend? Nu heb ik er nog geen last van, maar ik denk dat je over een tijdje wel last van kan krijgen. Als je bijvoorbeeld geen kinderen kan krijgen, dan zullen zij ook denken: we zullen er niks meer van zeggen. Maar als wij allebei niet zouden willen, dan zou ik daar wel last van kunnen krijgen. Bij ons in de cultuur zijn kinderen verschrikkelijk belangrijk, en daar stampen ze je hoofd ook helemaal vol mee. Je moet kinderen hebben, vooral zoons, je achternaam moet wel verder, wat denk je! (man, 31, 8lb).
Soms is er minder ruimte voor het maken van een keuze, omdat de beslissingen over gezinsvorming min of meer vastliggen. Een duidelijk voorbeeld is een Indiase man die - omdat hij de oudste zoon van het gezin is - de zorg heeft (ook de financiële) voor broers en zussen. Hij vertelt dat zijn planning vooral wordt bepaald door zijn verantwoordelijkheden. In de Indiase cultuur is de oudste zoon ‘een soort tweede vader’, ‘ik kan nog niet
33
beginnen aan kind, nog meer verantwoordelijkheid’. Hij is nu 38, verloofd (via gearrangeerde huwelijksbemiddeling) en zijn toekomstige vrouw woont in India bij zijn ouders en andere familieleden. De planning van een eigen gezin is volgens hem pas aan de orde wanneer de familie niet meer (financieel) ondersteund hoeft te worden.
Overwegingen van jongere moeders en vaders Sommige vrouwen weten al vroeg dat ze kinderen willen, zijn er al vroeg bewust mee bezig en hebben duidelijke ideeën over het moment van de eerste zwangerschap. 'Vroeg' houdt volgens deze respondenten in dat men graag het eerste kind zou krijgen in de leeftijdsfase 20-25, waarbij meer gepland wordt in de richting van 25 dan van 20. De jongere moeders en vaders geven verschillende verklaringen voor het relatief vroege ouderschap. Evenals de oudere ouders noemen de jongere ouders meerdere overwegingen. We beschrijven hier de overwegingen die het vaakst naar voren gebracht zijn: opleiding en economische zelfstandigheid, de relatie en de invloed van de omgeving en culturele achtergrond op planning en keuze. Opleiding, economische zelfstandigheid Evenals voor oudere ouders zijn opleiding en economische zelfstandigheid voor sommige vrouwen en mannen die al eerder kinderen willen belangrijke overwegingen. Zo was de keuze voor een kind door de volgende jonge moeder snel gemaakt maar moest nog wel voldaan worden aan een aantal voorwaarden voor het zover was: Toen ik zestien was kreeg ik verkering met J. en toen had ik volgens mij al vrij snel zoiets van nou, ik wil gewoon trouwen en kindjes krijgen, dat lijkt me hartstikke leuk. Maar ja, ik was zestien. Ik wist wel toen ik moet nog allerlei dingen doen voordat het zover is of zo (…) de middelbare school afmaken. Je wilt natuurlijk ook wel een stabiele relatie hebben, niet dat het
34
toen instabiel was, maar even aanzien hoe het allemaal loopt en zo…Op mijn drieëntwintigste werd ik zwanger en het was gepland en gewenst (vrouw, 26, 7sd).
Ook jonge moeders hechten aan economische zelfstandigheid. Hun opleidingstijd duurt veelal korter. Zo haalde een vrouw op 21jarige leeftijd tijdens haar zwangerschap haar MBO-diploma. Na de geboorte van het kind bleef ze vier dagen per week werken. Een Surinaamse vrouw (28 jaar, 4jz) die op 24 jarige leeftijd een kind kreeg, is er trots op dat zij voordien alles goed geregeld had. Ze noemt met name een baan (vast inkomen) en een huis. De relatie Een relatie op jonge leeftijd is voor meer jonge moeders deel van de verklaring dat ze al jong aan kinderen gingen denken. Daarbij kan ook de kinderwens van de (oudere) partner van invloed zijn. Dat komt in het volgende hoofdstuk uitgebreid aan de orde. De omgeving: sociale en culturele achtergrond Door sommige jonge vrouwen wordt de sociale omgeving, en bepaalde cultuurpatronen en tradities rondom trouwen, partner- en kinderkeuze genoemd als achtergrond van jong ouderschap. Dat vrouwen relatief jong kinderen krijgen binnen de Turkse gemeenschap staat wel vast, zegt bijvoorbeeld een 20-jarige vrouw, maar zij en haar partner proberen ouderschap nog een paar jaartjes uit te stellen zodat zij haar studie eerst af kan maken. Ik ben gewend van Turkse vrouwen.. eigenlijk is 24 ook laat hoor, in de Turkse cultuur.. De meeste meisjes worden op hun 20ste, 21 ste zwanger. Meteen na het trouwfeest (…) De ouders van mijn man, die vinden dat we meteen een kind moeten maken (…) Ik trek me er niks van aan, het is mijn leven toch? Ons leven. Kijk als mijn man een kind zou willen, op deze leeftijd, dan zou ik het erg vinden, want ik wil het nog niet (…) ik denk na
35
mijn studie dat ik er klaar voor ben, want ik wil ook niet op mijn 28ste pas een kind hebben. ?Kun je dat nog uitleggen, waarom niet? Dat is niet goed in onze cultuur, daarom. Anderen zullen zeker denken dat ik onvruchtbaar ben. Vruchtbaar zijn, of niet, dat is erg belangrijk in de Turkse cultuur (vrouw, 20. 13lb)
Er mogen dus niet te veel jaren verstrijken tussen de trouwdatum en het krijgen van het eerste kind. Daarmee lijkt de timing van het eerste kind vrij vast te liggen. Bijvoorbeeld trouwen op je 22ste en het eerste kind krijgen op je 25ste . Wanneer er dan tegen de planning of verwachting in eerder getrouwd wordt, kan het krijgen van het eerste kind ook vroeger plaatsvinden dan gedacht. Gewoonten en gebruiken in de ‘eigen’ cultuur vormen voor meerdere immigranten een verklaringskader voor het relatief vroeg krijgen van kinderen: Zou ook eerst wel van het leven willen genieten, reizen … maar dat is bij ons niet de cultuur… In eerste instantie was ik niet blij voor het eerste kindje maar daarna wel… was 26, ik dacht toch, ik kan het wel, maar liever eerst genieten van het leven (5jz)
Enkele mannen zijn relatief vroeg met kinderen begonnen. Bij de een was het niet helemaal de bedoeling dat het kind er zo snel kwam, de ander heeft bezwaren tegen planning in verband met kinderen.
2.4
Wat heet plannen? Kanttekeningen bij dit begrip
Aan de hand van een tijdsbalk is de geïnterviewden gevraagd aan te geven of en wanneer zij hun eerste kind hebben gepland. Daaruit blijkt hoe verschillend het begrip ‘planning’ kan worden opgevat. Sommigen koppelen ‘ planning’ aan een lange periode, anderen passen het begrip ‘planning’ toe op de periode tussen het moment dat de concrete kinderwens er is en het moment van zwangerschap. Weer een andere interpretatie van‘ ‘planning’ is het besluit om geen voorbehoedmiddelen meer te gebruiken.
36
Stop je met anticonceptie dan ben je in feite bezig de eerste zwangerschap te plannen. Anderen hadden het idee dat ze planden door juist wel anticonceptie te gebruiken. Het begrip 'planning' roept bij velen relativerende of kritische reacties op. Er worden kanttekeningen gemaakt bij de mogelijkheden, het nut en de waarde van rationele gezinsplanning. Sommige respondenten tekenen bezwaren aan van morele of religieuze aard bij de wil van mensen om het krijgen van een kind te willen plannen. Sommige vrouwen en mannen hadden willen plannen, hadden de geboorte van het eerste kind willen uitstellen, maar allerlei omstandigheden maakten het hen moeilijk of onmogelijk het eerste kind te krijgen op het moment dat het een of beide partners het beste uit kwam. Bij meerdere respondenten riep het begrip ‘planning’ directe weerstand op: een kind krijgen is meer verbonden met emotionaliteit dan met rationaliteit. Het is geen kwestie van berekening of zou dat althans niet moeten zijn.
Relativeringen van morele, biologische of religieuze aard Sommigen vinden planning, controle, medische interventies eigenlijk niet bij het krijgen van kinderen horen. Zij vinden dat er een morele grens is aan de mate waarin je een kind plant: ‘Dat hele idee van planning, zo van ik heb nog twee jaar in deze baan, dus als ik nu aan een kind begin, dat vind ik dus zo'n waanzinnig idee, je kunt niet… (vrouw, 38, 4sd). Niet alles is maakbaar. Behalve enkele vrouwelijke geïnterviewden vindt ook een enkele man dat je niet alles zo moet willen plannen als het om kinderen krijgen gaat: Heel veel mensen die alle twee werken, huisje kopen, veel op vakantie en dan na hun 30e, als ze een beetje uitgedold zijn en een paar centen op de bank hebben, zo van, nou gaan we eens kijken…. Maar dat is… ja ik weet niet, dat heeft iets te maken met de mentaliteit… Kijk, mij is vroeger altijd verteld dat kinderen, die neem je niet, kinderen krijg je. …nou ja goed, het
37
enige wat je op een bepaald moment kan besluiten is: we gaan nu het risico nemen dat er kinderen komen. …voor de rest is het nog steeds maar afwachten. Ik heb daar een beetje moeite mee, (met) .. dat gaan we allemaal van tevoren even plannen, en dan stoppen met de pil (man, 39, 11jz).
Ook een andere respondente, bij wie het niet meteen lukte om zwanger te worden, laat zich kritisch uit over een al te planmatige aanpak. Zij en haar partner hebben een paar jaar met vruchtbaarheidsbehandelingen te maken gehad. Naar aanleiding van hormoontoevoegingen, zegt ze: Soms denk ik: het is niet voor niets dat je lijf aangeeft dat het niet meer kan, dat vind ik heel, dat klinkt misschien wel makkelijk.Vooral het idee dat je er recht op hebt, staat me tegen. ?Je krijgt dus een kind, je neemt het niet? Zeker zo zie ik dat, zeker met zo'n geschiedenis van graag willen en niet lukken. Je moet dat niet allemaal willen plannen, van dan is dat handig. ?Dat is wel wat sommigen zeggen, plannen? Ja, maar het heeft ook iets controleerderigs, van dan komt het mij het beste uit. Ja of dat nou is wat doorslaggevend moet zijn dat weet ik niet. Ik vind dat mensen dan een soort retoriek gebruiken, dan hebben er zo'n project bij, een kind is toch geen project! (vrouw, 38,15sd).
Een andere overweging om niet of nauwelijks te plannen heeft te maken met de religieuze achtergrond van sommige respondenten. Het lot beslist, of God, of de natuur. Een Turkse jonge moeder die niet plande en op haar 18e een kind kreeg, zegt dat zo: Dat noemen we ‘kader’ (lot) Misschien heeft u daarvan gehoord? Maar ja, dat heb ik ineens gekregen, ik dacht van nooit, ouder dan twintig, of vijfentwintig jaar. Maar ja, het is gewoon gebeurd (lacht). ?Wat betekent kader? A: Kader is jouw…..God schrijft iets voor jou en het is gewoon gebeurd, je kan er niets aan doen, zo iets, het gebeurt gewoon (vrouw, 20, 14jz).
38
Volgens een jonge autochtone moeder kun je via de temperatuurmethode wel een ‘beetje bijregelen’ maar kan of mag het krijgen van een kind niet een kwestie van bewuste planning zijn: Ik ben tegen al die kunstmatige middelen in je lichaam. Je kunt een beetje bijregelen, maar als het gebeurt, als God dat beslist, dan ben je daar blij mee, je aanvaardt het. Als Hij vindt dat het tijd is voor je kindje dan is het ook absoluut welkom. We zijn blij dat we een kindje mogen hebben, dat Hij het ons wil geven. Dat moet je niet afwijzen (vrouw, 23, 10lb).
Gepland niet-plannen Verschillende vrouwen zeggen dat hun zwangerschap niet gepland was. Wat bedoelen ze daarmee? De betekenis van een niet-geplande zwangerschap loopt uiteen. Er zijn respondenten die zeggen hun eerste zwangerschap niet te plannen in die zin dat beide partners niet een expliciet besluit nemen, of dat er een tijdstip vastgesteld wordt waarop de zwangerschap een feit moet zijn. Ze stoppen met anticonceptiemiddelen of gaan er slordig mee om. Wanneer zij na verloop van tijd zwanger blijken te zijn, is dat niet echt een verrassing. Deze vorm van niet-geplande zwangerschap is wellicht meer een vorm van geplande niet-planning met als doel een zwangerschap dan een onverwachte gebeurtenis. Zo lijkt een hoog opgeleide Nederlandse vrouw, die vlak na het behalen van haar HBO-diploma ‘onverwacht’ zwanger werd, achteraf tegen deze nietgeplande zwangerschap aan te kijken. Ze wilde altijd al wel kinderen, alleen ‘niet te vroeg’. Ze was ook ‘helemaal niet met planning bezig’. Ze gebruikte voorbehoedmiddelen, maar raakte op haar 22e toch zwanger. Ze is wellicht wat ‘slordig’ geweest met het pessarium, niettemin: ‘het is voor mij in die zin wel echt een ongelukje geweest’. Ze relativeert dat later in het gesprek weer als ze het heeft over haar wens om samen met aar nieuwe vriend een derde kind te krijgen: Op dit moment zou ik geen kinderen willen, maar elke keer als ik ongesteld ben, denk ik: o dan ben ik dus niet zwanger. Zo speelt dat altijd voor mij...
39
een soort idee van kinderen die wil ik, ook al zijn de omstandigheden er niet altijd naar (vrouw, 30, 9lb).
Sommige (jonge) vrouwelijke respondenten zijn ‘helemaal niet met planning bezig’, ze gebruiken wel voorbehoedsmiddelen maar worden desalniettemin onverwachts zwanger. Een ongeplande zwangerschap is niet een probleem wanneer er een kinderwens aanwezig is. Het kind is welkom: Wanneer kreeg jij een kinderwens? Heb ik nog niet echt gehad, ik was nog heel erg jong, en het kwam in een keer (de zwangerschap). Het was niet met erover praten, het plannen of wat dan ook, het kwam in een keer, dus we stonden allebeide helemaal verbaasd. We hadden het wel eens over kinderen, het zou leuk zijn en ooit een keer kinderen krijgen, maar niet van zullen we er mee beginnen. Het kwam in een keer plotseling. Je was eigenlijk onverwacht zwanger? Ja, onverwachts werd ik zwanger, maar we waren er allebeide heel erg blij mee. We zaten niet in de situatie van gaan we door, willen we het houden? We wisten allebei van elkaar dat het zou blijven. ?Sommige mensen die ik spreek die hebben een plan gemaakt over kinderen. Jullie hadden niet zo'n plan, dat is wel bijzonder? Helemaal niet, het kwam wel eens ter sprake, weet je als we bij iemand op bezoek waren en die had een kind, maar niet echt van zullen we maar. Ik was achttien toen ik zwanger was en mijn dochter kreeg (vrouw, 20, 10sd)
Andere vrouwen vertellen hun eerste kind te hebben gekregen doordat er iets mis ging met anticonceptie, of zoals een Surinaamse vrouw het uitdrukte ‘…ik heb mijn zoontje via de pil, dus al te veilig zijn we niet’. Een jonge Turkse vrouw wilde de pil gaan gebruiken maar kreeg op haar 18de haar eerste kind. Ze kreeg per ongeluk al vroeg een kind. Aan het gebruik van het woord ‘eigenlijk’ in haar citaat is af te leiden dat haar bedoeling anders was: ?En was het vanaf het begin af aan duidelijk dat je snel kinderen zou krijgen?
40
Nee, dat was (een) ongeluk eigenlijk. Ik heb pilletje gevraagd aan de dokter en tot die pil komt, ben ik zwanger geworden dus, maar ja. Het is gebeurd. Ik wil ook niet kind weghalen. Hoe noemen ze dat eigenlijk? (I:abortus). Ja, dat wou ik ook niet. Dus het is gewoon gebeurd. Ik wou eigenlijk de opleiding klaar maken en als ik begin met mijn werk, dan wil ik eigenlijk een kind. (vrouw, 20, 14jz).
Voor sommigen blijkt het ‘onverwachte’ karakter van een zwangerschap min of meer bewust zo gearrangeerd (door te stoppen met anticonceptie bijvoorbeeld of uit overtuiging geen voorbehoedmiddelen te gebruiken en de natuur haar werk te laten doen). Wanneer de zwangerschap zich aandient, zijn zij blij verrast. Andere vrouwen, die het belangrijk vonden eerst andere keuzes te vervullen, daarom ook anticonceptiemiddelen gebruiken maar niettemin zwanger worden, beleven dit met gemengde gevoelens: Ik dacht altijd wel dat ik kinderen zou krijgen, maar mijn kind was niet echt gepland of zo. Ik ben pas achteraf getrouwd, dat is tegen de regels van de islam. Want volgens die regels mag je eigenlijk voor het huwelijk geen gemeenschap hebben. Het gebeurt wel, er is veel schijnheiligheid, ik denk niet dat er heel veel mensen nog maagd zijn. Ik had verkering, was heel erg verliefd en was op een bepaald moment over tijd. Ik had een keer de pil niet gebruikt. Hij vond het leuk: je bent zwanger, we krijgen een kindje! Ik was daardoor ook wel blij, maar had slapeloze nachten: hoe moet ik het tegen mijn moeder zeggen?! En tegen mijn broer. Ze kenden hem niet. Toen is hij heel officieel aan mijn moeder mijn hand gaan vragen. Mijn moeder zag hem helemaal niet zitten. Hij speelde in een band, werkte niet, had helemaal geen opleiding gehad. Ze vond dat ik niet bij hem paste. Maar ik was zo verliefd. Toen heb ik tegen haar gezegd dat ik zwanger was. Toen was mijn moeder echt in alle staten, ze heeft 2 weken niet tegen me gepraat. Mijn moeder was al gescheiden, op mijn 18e, ze had een vreselijk huwelijk, mijn vader dronk, sloeg haar, ze mocht zich niet ontwikkelen. Voor haar was het belangrijk dat wij het goed deden: er netjes uit zagen, het goed deden op school en alles (…).
41
Geestelijk was ik er niet klaar voor, maar ik dacht: hij is er blij mee en je gaat gewoon verder. Ik kon het wel aan, maar ik was niet blij… Later wel, toen ik mijn kind voelde, voelde ik mij toch moeder. (vrouw, 30, 2jz)
Tenslotte, treffen we in dit onderzoek vrouwen aan die niet (meer) plannen of liever niet willen plannen omdat ze de keuze zo moeilijk vinden. Opeens zwanger zijn, dat lijkt een aantrekkelijke optie, dan hoef je de keus niet meer zelf te maken: Bij mij zou het goed zijn, als ik gewoon zwanger zou zijn, opeens. En dat dat dus gewoon zo is. Dat zou voor mij het prettigste zijn, dan hoef ik in ieder geval niet een keuze te maken van: nu wel, of over 3 maanden, misschien. Dat zou voor mij de oplossing zijn, denk ik (vrouw, 22, 11lb).
Niet (meer) plannen doen de vrouwen die geen kinderen hebben gekregen, maar wel een kinderwens hadden. Er wordt geen kind (meer) verwacht of gepland in hun leven. Zo had een Marokkaanse respondente wel kinderen gewild, maar is zij er niet in geslaagd een geschikte partner te vinden. Nee, het klinkt een beetje, ik ben beter dan anderen, maar de mensen waren niet mijn soort. Het is altijd moeilijk om stapjes naar achteren te maken. Ik heb het gevoel, ik ben heel traditioneel, heel gelovig zeg maar, maar ik zou niet wat ik heb, niet wat ik bereikt heb maar mijn vrijheid die ik heb, zeg maar …versmallen, dat kan ik niet (vrouw, 42, 6jz).
2.5 Typen keuzeprocessen Het merendeel van de geïnterviewde vrouwen en mannen heeft wel een keuzeproces doorgemaakt voordat het tot een kind kwam. Diverse overwegingen en factoren spelen in dat proces een rol en laten een enorme variëteit zien. Niettemin zijn er wel verschillende typen keuzeprocessen te onderscheiden. Hoewel de typen geen uitsluitende categorieën zijn, verschillen de geïnterviewden naar de mate waarin zij het accent leggen op het belang van materiele en immateriële overwegingen.
42
De meeste vrouwen en mannen leggen de nadruk op het zoeken naar overeenstemming tussen beide partners. Dit is het eerste type. In het tweede type keuzeproces is de partner beduidend minder aanwezig. In de presentatie ligt het accent op een individueel keuzeproces. Dat wil niet zeggen dat er geen partner in het geding is, maar deze vrouwen praten vooral in termen van ‘ik’ over het keuzeproces. Het derde type karakteriseren we als een keuzeproces dat vooral gestuurd wordt door het realiseren van bepaalde voorwaarden vooraf.
Type 1: overeenstemming met partner Dit is de meest genoemde overweging in het keuzeproces. Relatief veel vrouwelijke respondenten beschrijven het keuzeproces als het zoeken en vinden van overeenstemming met een partner. Er wordt geanticipeerd op de wensen en behoeften van de partner (zie verder hoofdstuk 3). Zo moet er overeenstemming bereikt worden over de timing. Soms wil de vrouw eerder een kind dan haar partner, maar ook het omgekeerde komt voor. Dit doet zich vooral voor bij partners met een groot leeftijdsverschil. De mate waarin men elkaar een geschikte partner vindt, volwassen genoeg, is ook een overweging die bij het bereiken van consensus een rol speelt. Als er sprake is van elkaar opeenvolgende relaties heeft dat vanzelfsprekend ook invloed, er moet eerst een nieuwe partner gezocht worden (zie verder hoofdstuk drie). Veel mannen zeggen dat ze veel belang hechten aan een stabiele relatie: ‘Je moet op dezelfde golflengte zitten’. Meerdere mannen hechten aan het hebben van een geschikte partner wanneer je kinderen wilt. Het is belangrijk, voordat je aan een kind begint, ‘dat die twee mensen weten dat ze ook nog een tijd bij elkaar willen blijven, dat ten eerste’ (man, 34, 5lb). De gezochte overeenstemming in de relatie wordt door mannen opmerkelijk vaak geformuleerd in termen van stabiliteit. Voordat je aan kinderen begint moet je van jezelf en van je partner weten of je die
43
verantwoordelijkheid aan kunt. Beide partners moeten er klaar voor zijn, anders moet je er (nog) niet aan beginnen: Ik baseer het op een stabiel leven, huisje, boompje, beestje. Allerbelangrijkste voorwaarde is dat je er mentaal klaar voor bent, dat je zeker ervan bent, de verantwoordelijkheden kent, dat stukje verantwoording als vader, gevoelsmatig dan hè, dan moet je hebben. De partner moet ook zo ver zijn dat ze die verantwoording kan dragen (man, 25, 9jz).
Type 2: Individuele beslissers Sommige vrouwen beschrijven het keuzeproces als een individueel besluitvormingsproces. Een duidelijk voorbeeld is: Ik heb altijd al kinderen willen hebben, veel opgepast ook. Ik was au pair geweest, ben toen de kunstacademie gaan doen, ik zou kunstenaar worden. Ik heb daarbij nooit bedacht dat ik al zo vroeg kinderen wilde, ook nooit dat ik ze niet wilde, maar helemaal niet met planning bezig. Toen was ik, echt in de week dat ik m’ n eindexamen expositie van de academie had, toen ben ik zwanger geraakt. Ik had toen een jaar verkering met A., het jaar daarvoor had ik ook al een keer dat ik dacht dat ik zwanger was, toen had ik ook bedacht: als het zo is, dan hou ik het….. Maar het is ook zo dat ik altijd als ik ongesteld werd zoiets had van: hmm, jammer. Ook al wilde ik geen kind. Dus het heeft voor mij altijd wel heel erg geleefd, nu zou ik, op dit moment zou ik geen kinderen willen, maar elke keer als ik ongesteld ben, denk ik: o dan ben ik dus niet zwanger. Zo speelt dat altijd voor mij.. .een soort van idee van kinderen die wil ik, ook al zijn de omstandigheden er niet altijd naar.. (vrouw, 30, 9lb).
De nadruk op het individuele in dit type keuzeproces betekent niet dat er geen rol voor de partner is, maar de eigen ontwikkeling en ontplooiing vormen de rode draad. Bij mannen komt dit redeneerpatroon veel minder voor. Een uitzondering is een Surinaamse man die al van jongs af aan mede-opvoeder was van zijn twee jongste zusjes en die heel zijn leven als een planmatig project
44
beschrijft. Hij was altijd vast van plan om voor of op zijn 25e vader te worden. Hij is nu 25, dus dat is niet precies gelukt. Zijn vriendin, met wie hij twee jaar een relatie heeft, is vier jaar ouder. Ik heb het er wel met haar over gehad. En zij vertelde dat ze altijd wel dacht, ik zal ooit wel eens moeder worden, ze stelt het niet uit, van ik hoef geen kinderen, dat niet, maar eh, ja, totdat ze 29 is geworden, realiseerde ze zich niet dat ze 29 is. Toen ben ik met haar gaan praten. Nu ben je 29 en dan word je nog eens 9 maanden zwanger, nou 9 van de 10 keer ben je dan weer 30. En ja, als je dan zwanger bent geweest, dan krijg je een kind en dan ben je weer 30. En nou ja, als je dan nog een tweede kind wilt, dan moet je nog eerst ontzwangeren, zeg maar, dan heb je weer een periode van vier jaar, als je het relatief bekijkt. Dus toen is ze eigenlijk gaan denken, nou, daar heb je eigenlijk wel gelijk in (man, 25, 9jz).
Type 3: voorwaarden stellers Een kleine groep vrouwen stelt vooral het realiseren van bepaalde doelen centraal. Deze doelen kunnen zowel liggen op het vlak van de eigen ontwikkeling (een afgeronde studie, een vaste baan) als gericht zijn op een zo optimale omgeving voor het kind. Het eerste kind wordt bewust gepland nadat opleiding, baan, ruimtelijke omgeving, veiligheid en dergelijke geregeld zijn: We zijn ons erg heel erg van bewust van wat het inhoudt kinderen te krijgen. We hebben het huis heel bewust gekocht, speeltuintjes in de buurt, geen drukke wegen, scholen dicht in de buurt en daar waren we echt op gespitst een wijk die kindvriendelijk is en het is hier door elkaar heen, maar ook veel jong wat hier opgroeit, alles door elkaar heen, een heel sociale buurt (vrouw, 23, 16sd).
De meeste mannen verbinden aan het krijgen van kinderen duidelijke voorwaarden. Materiele voorwaarden, financiële zekerheid, opleiding of studie afronden, een huis worden veel genoemd. Dit hoeft voor de meesten
45
geen vergaande luxe vormen aan te nemen, een goede basis is voldoende. Zie verder over dit onderwerp hoofdstuk vijf.
46
3 Onderhandeling in partnerrelaties 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk bespreken we wat volgens geïnterviewden de invloed is van hun partnerrelaties op het al dan niet kiezen voor ouderschap. Allereerst gaan we in op de variatie aan partnerrelaties. Niet iedereen koos in een relatie voor ouderschap. Er zijn ook geïnterviewden die doelbewust geen kinderen wilden. De meeste respondenten geven aan dat hun kinderwens sterker en concreter werd in hun relatie met een geschikte partner; een enkeling koos ervoor om alleenstaand moeder te worden. We gaan in op de wijze waarop partners beslissen, de vraag wat een partner geschikt maakt, betekenissen van leeftijdsverschil tussen partners en op het ontbreken van een geschikte partner. Daarna staan we stil bij relaties en gezinsvorming. Een kinderwens kan in de loop der tijd groeien of ontstaan. Er is soms een bepaalde spanning tussen vooral dertig plus vrouwen en mannen: zijn deze vrouwen op zoek naar een relatie of vooral naar een partner om kinderen mee te krijgen? Relaties en gezinsvorming liggen ook in elkaars verlengde bij huwelijksbemiddeling en bij actieve bemoeienis van de gemeenschap of familie met het moment waarop er na het huwelijk kinderen worden verwacht. Vervolgens besteden we aandacht aan enkele typerende en genderspecifieke interacties in relaties tussen vrouwen en mannen. De partner heeft een belangrijke stem in het tot uitdrukking brengen van de behoefte om al dan niet te kiezen voor ouderschap. Tegelijkertijd noemen geïnterviewde vrouwen hun mannelijke partner relatief weinig als gesprekspartner. Daarna gaan we in op enkele gedachten van geïnterviewden over de (verwachte) verdeling van arbeid en zorg na de komst van een kind. Uit de interviews komen verschillende combinatie-
47
scenario's naar voren alsook verschil in opvattingen over formele en informele kinderopvang. Wanneer respondenten negatief aankijken tegen formele kinderopvang gaat de vrouw vaak minder betaald werken of stopt zij zelfs een tijd. We blikken daarna uitvoerig terug met een vrouwelijke geïnterviewde op de scherpe kantjes in het onderhandelingsproces tussen haar en haar partner voor en na de komst van een kind. Aan de orde komen daarbij idealen over gelijkheid, teleurstelling over de verdeling in taken en economische argumenten. Tot slot laten we gepresenteerde normen over ouderschap de revue passeren. Deze normen over ouderschap blijken dan vooral te worden betrokken op de invulling van moederschap.
3.2 Keuzes maken in relaties: respondenten over partners, expartners en leven zonder partner Er is een brede groep vrouwen en mannen geïnterviewd, met en (nog) zonder kind(eren), met en zonder kinderwens. Wat betreft de leefsituatie zijn respondenten getrouwd, samenwonend, ze hebben een lat-relatie of (momenteel) geen relatie. Sommigen wonen alleen, anderen zijn gescheiden of hebben verschillende partnerrelaties achter de rug. De partnerkeuze varieert van 'vrije keuze' tot vormen van huwelijksbemiddeling. Ook bij de vrije keuze speelt overigens een zekere vorm van arrangement mee: een man ontmoet bij een zeiltocht georganiseerd door vrienden, de partner leren kennen op een feest van bekenden of de partner ontmoet op het werk. Sommige geïnterviewden hebben geen geschikte partner gevonden om kinderen mee te krijgen. Bij kinderwens valt beslissing dikwijls snel Er zijn respondenten die elkaar al heel lang kennen voordat zij over kinderen krijgen nadenken. Zij houden zich bijvoorbeeld in een bepaalde
48
periode veel meer bezig met studie en met het studentenleven; ook in hun sociale kring komen weinig mensen met kinderen voor. Het thema van kinderen krijgen staat dan ver van hen af en komt in sommige (ex)relaties in die periode van opleiding, studie en de wereld ontdekken bijna niet ter sprake. Het kan dan lang duren voordat er over kinderen krijgen besloten wordt. De volgende hoogopgeleide man is al eenentwintig jaar samen met zijn partner; vijf jaar geleden kregen ze hun eerste kind: Kinderen dat speelde voor ons helemaal niet. We deden dingen samen en kinderen was gewoon een bonus, zo zijn we nooit begonnen (man, 42, 2lb).
Een ander regelmatig voorkomend patroon, zo blijkt uit de interviews, is dat partners wederzijds en al aan het begin van hun relatie - in de fase van verliefdheid?- hun manifeste kinderwens en gedachten over kinderen krijgen naar voren brengen. Als partners aan het begin van hun relatie rechtstreeks met elkaar over kinderen krijgen praten, lijken ze in korte tijd overeenstemming te bereiken. De beslissing valt snel, al kan de uitvoering van dit besluit wel langer op zich laten wachten, zeker bij hoogopgeleiden. Het kinderen krijgen wordt mogelijk voor zich uit geschoven omdat er aan allerlei voorwaarden voldaan moet worden (zie hoofdstuk vijf). Lageropgeleiden gaan eerder werken en krijgen doorgaans ook eerder een kind. Deze moeder van een tweejarig kind geeft bijvoorbeeld aan dat ze al jong verantwoordelijkheid had om voor zichzelf te zorgen: Vanaf mijn zestiende werk ik gewoon al en werd ik geconfronteerd met: ga maar je eigen ziekenfonds betalen, ga maar je eigen dingen regelen (vrouw, 23, 10jz).
In de interviews spenderen geïnterviewde mannen en vrouwen aan deze principiële keuze om wel of geen kinderen te krijgen relatief weinig woorden. Ze presenteren zowel het krijgen als het niet krijgen van kinderen meestal als een vanzelfsprekendheid.
49
Het besluit wordt bespoedigd wanneer de partners al in een vroeg stadium van de relatie in elkaar een geschikte partner én een leuke vader of een goede moeder zien. De kinderwens groeit bij deze paren door de tevredenheid over de relatie: Met deze vriend had ik al snel zoiets: met hem zou ik op zich wel kinderen willen, maar nog niet op dat moment. Ik denk dat ik wel twee jaar nu er bewust mee bezig ben (vrouw, 26, 05sd). Op woensdag kwam ze wat lenen, op donderdag ging ik een bakkie koffie bij haar drinken en op vrijdag kwam ze hier wonen en is ze nooit meer weggegaan. Dat was in 1990. In 1991 zijn we getrouwd en in 1992 kwam het kind (man, 38, 3jz). Jij zei ineens: zullen we aan kinderen beginnen? Ik dacht van ja, het is eigenlijk wel tijd nu (…). De tijd was rijp. Toen we het erover hadden met elkaar, hadden we binnen een dag beslist. Binnen het uur geloof ik (man, 36 jaar, 12jz).
Besluit om geen kinderen te krijgen Van dit patroon van tamelijk snel beslissen is ook sprake bij twee geïnterviewden die geen kinderen kregen. Ze vertellen eveneens hoe deze gedeelde visie over hun gezamenlijke leven al aan het begin van hun (ex)partnerrelatie tot stand kwam: Toen ontmoette ik K. En met hem heb ik samengewoond, hij was dertien jaar ouder dan ik, had zijn studie al lang klaar en onze relatie heeft ongeveer acht jaar geduurd. We hebben het wel over kinderen gehad. We waren daar heel eensgezind in. K. had geen kinderwens. En voor mij was het ook een fase waarin ik heel erg rond ontwikkeling en opleiding bezig was, en waarbij ik zoiets had 'ik moest er niet aan denken aan kinderen'. Er ging een soort nieuwe wereld voor me open waarin kinderen helemaal geen plek hadden (vrouw, 38, 11sd).
50
Z. was er in het begin al heel uitgesproken over dat ze geen kinderen wilde. Ze had het besluit al genomen. Ik moet zeggen, ik ben het er nu echt wel mee eens (…) Bij ons is het nooit een discussiepunt geweest, gelukkig. Als de één wel graag kinderen wil en de ander niet, dat lijkt me heel moeilijk (man, 42, 09sd).
Wat maakt een partner geschikt? Er zijn verschillende uitspraken gedaan over wat een partner geschikt maakt. Voor sommigen is de potentiële geschiktheid van hun toekomstige partner als vader of moeder van de kinderen een voorwaarde voor het tot stand komen van de relatie. Dit lijkt bij geïnterviewde vrouwen vaker te spelen dan bij de mannen die we spraken: Ik begin geen relatie, als ik iemand geen geschikte vader voor mijn kinderen vind, dus dat wordt bij mij altijd al in de eerste week wordt dat beslist! ? Vertel eens? Iemand is zonde van mijn tijd, als hij daarvoor niet in aanmerking komt. Ik zou het zo vréselijk vinden om zes jaar een relatie met iemand te hebben, en dan gaat m`n klokje tikken, en wieberen, want ik heb nog twee jaar de tijd om een geschikte vader te zoeken…. dat is voor mij onmiddellijk de afweging, als iemand toch geen kinderen wil, dan houdt het toch op?! Ik wel, ja (vrouw, 21, 14lb).
Dit zoeken naar een geschikte ouder in de partner of naar een donor is voor een aantal geïnterviewde mannen discutabel, zo bleek uit het tweede focusgroepsgesprek met vijf hoogopgeleide mannen. Deze mannen zijn niet bij voorbaat op zoek naar een leuke moeder, maar veel meer naar een geschikte partner. Zij vinden het niet juist om partner- en ouderschap met elkaar te vermengen. Deze dertigers en veertigers vertellen dat ze juist wel eens afknapten op vrouwen met een al te snel geuite en expliciete kinderwens. Ze vonden dat vaak allesbehalve romantisch, zoals een man
51
zei, 'gaat het om mijn zaad of mijn persoonlijkheid?' Of een enkeling zette de kinderwens in als versiertruc: 'Ik wil wel een kind met jou'. De volgende hoogopgeleide man zonder relatie heeft weliswaar een kinderwens, maar, zo maakt hij duidelijk, zijn partnerwens staat voorop en krijgt te allen tijde voorrang boven kinderen: Ik ben niet iemand die denkt: ze moet jonger dan 36 zijn, dan een jaar leuk op vakantie en dan, … nee absoluut niet. Stel je voor dat ze onvruchtbaar is, wat doe je dan? Zeg ik dan toedeloe?… Sommige mensen gaan daar zo mee om, dat vind ik heel erg. Niet loyaal. Dan heb je samen pech, of niet. Als het zo is. Als je daar mee omgaat, ga je voorbij aan degene waarmee je samenleeft (man, 42, 7lb).
Sommige geïnterviewde vrouwen zijn zich bewust van het feit dat hun direct geuite kinderwens mannen af kan schikken, getuige bijvoorbeeld de volgende uitspraak: Mannen zeggen meestal: ik wil heel graag kinderen…. maar nog niet nu. Dat is wel heel vaak het achtervoegsel, want ze zijn bang dat je denkt; o die wil nu al. (vrouw, 21, 14lb).
Het is, vooral aangegeven door vrouwen, niet zo dat mannen een kinderwens altijd uitstellen. Sommige mannen met een uitgesproken kinderwens hebben wel degelijk haast. Hij kan proberen om de vrouw over te halen snel een beslissing te nemen voor een kind, want zij is de 'ware' voor hem. De volgende vrouw ging al snel samenwonen met haar vriend: Hij is gek op kinderen, alleen hij kon nooit de goede vrouw erbij vinden, althans voor hem dan. Toen ontmoette ik hem en in begin was het al: Zo, ik zou echt met jou… maar dan is het van: ja fantasie enne… maar ja, op een gegeven moment, we gingen al heel snel samenwonen (vrouw, 23,10jz).
Ook de volgende hoogopgeleide vrouw, intussen zwanger, was wat overrompeld door de directe wens van haar partner om de daad bij het woord te voegen. Hoewel ze met hem ingenomen was als partner, was ze ook behoedzaam. Ze beleefde de beslissing voor een kind samen als een
52
grote stap die ze niet wilde overhaasten. Uit het citaat blijkt dat zij verantwoordelijkheid nam voor de stabiliteit van de relatie. Ze uitte twijfels of hij wel voldoende aan het vaderschap toe was en sprak hem daar op aan. Voor haar en andere geïnterviewde vrouwen is het belangrijk dat zij kan rekenen op hem, dat hij een betrouwbare partner is: Hij was al leuker dan ik me had kunnen bedenken als partner, en dan begon hij ook nog zelf over kinderen!! Dat was echt superideaal! Iedere keer weer denk ik: is dit wel echt? Die stap, dat hij daar over begon, dat vond ik wel het allergrootst! Dat hij zei: zullen we het niet gewoon nou doen? En ik zei: Wat? (…) ? Als hij er niet over begonnen was, dan jij? Nou, ik had nog wel even gewacht denk ik.. Kijk, hij heeft voor mij heel lang een relatie gehad, hij is direct naar mij overgestapt en daar heeft hij het in het begin echt wel moeilijk mee gehad. Af en toe had hij de ook behoefte om zich onverantwoordelijk te gedragen (…). Dat was voor mij ook een van de belangrijkste bezwaren: dat ik dacht kan ik wel op jou rekenen?Dat past niet bij mijn ideale vaderbeeld (vrouw, 34, 6lb).
Zonder geschikte partner Er zijn ook geïnterviewden die geen geschikte partner vonden in de tijd dat ze een kinderwens hadden of kregen. De volgende hoogopgeleide vrouw wilde tot haar vijfendertigste geen kinderen, al had ze altijd al een bijzonder contact met kinderen en verkeerde ze graag in hun gezelschap. Ze besloot na een tijd haar groeiende wens voor een kind voorrang te verlenen boven het al dan niet hebben van een partnerrelatie. Haar relaties waren nooit lang genoeg om een kinderwens te vervullen. Toen plaatste ze een oproep in de krant. Ze werd snel zwanger door inseminatie en op haar drieënveertigste kreeg ze een kind: Toen ik uiteindelijk de keuze moest gaan maken had ik, door er met vrienden over te praten, besloten: ik doe het liever op mijn eentje. Niet
53
gemakkelijk, maar het is ook heel ingewikkeld om het met iemand te doen (vrouw, 43, 1jz)
Sommigen hebben positieve voorbeelden van alleenstaand ouderschap in hun omgeving gezien. De volgende vrouw staat niet echt afwijzend tegenover de vraag om een kind te krijgen en op te voeden zonder partner. Ze noemt wel praktische bezwaren als minder tijd en vrijheid als alleenstaande ouder: Eh daar heb ik nooit zo heel goed over nagedacht. Volgens mij zou ik het ook alleen kunnen. De zus van mijn moeder heeft haar kinderen alleen opgevoed, dus ik heb gezien dat dat heel goed kan. Maar ik denk dat je met een partner elkaar wat meer rust geeft en aanvult en meer vrijheid overhoudt eigenlijk (vrouw, 26, 05sd).
Bij anderen heeft het gemis van een geschikte partner tot meer nadelige consequenties geleid. Een zwangere hoogopgeleide vrouw vertelt bijvoorbeeld hoe zij al lang een kinderwens had. Zij kon deze kinderwens niet vervullen omdat ze er alsmaar niet de geschikte partner bij vond: Ik moest wel eerst een leuke partner vinden, daar heb ik toen meer m’n aandacht op gericht. Een goede partner is.. ja aardig, slim, en hij moet het (kinderen krijgen) minstens zelf ook leuk vinden (vrouw, 34, 6lb).
Niet iedereen vindt deze juiste partner binnen de juiste tijd. Dat geldt vooral voor vrouwen. De periode van vruchtbaarheid is voor hen sterker aan leeftijdsgrenzen gebonden. De volgende hoogopgeleide Marokkaanse vrouw heeft door het ontbreken van een geschikte partner geen kind gekregen. Ze stelde voor zichzelf als voorwaarde dat haar kind zowel contact zou hebben met een moeder als een vader: Ik wil altijd ook een band met mijn ouders. Dus ik wil het ook niet voor mijn kinderen, ik wil graag een goede vader. Je kunt denken dat je een goede moeder kunt zijn, maar ik wil ook de kant van mijn man en dat is niet gelukt (vrouw, 42, 6jz).
De specifieke invulling van wat de juiste partner en de juiste tijd is, kan behoorlijk verschillen en heeft verschillende betekenissen voor vrouwen en
54
mannen. In hoofdstuk vier komt uitvoeriger de gelaagde betekenis aan de orde van een 'jonge moeder', een 'aantrekkelijke vader', en een oudere of juist een jongere partner. In de context van de onderhandeling in de relatie stippen we hier de betekenis aan van leeftijd van de partner. Leeftijdsverschil tussen partners relevant Uit de interviews komt het beeld naar voren dat ook de leeftijd van vooral de mannelijke partner van invloed is op het tijdstip waarop het besluit valt om kinderen te krijgen. Wanneer een geïnterviewde vrouw met een kinderwens een jongere partner heeft, maant hij haar doorgaans om nog wat te wachten. Hij is bijvoorbeeld nog niet klaar met zijn opleiding of hij is er nog niet aan toe om kinderen te krijgen. Dit voor zich uitschuiven van de kinderwens van hun vrouwelijke partner speelde ook bij geïnterviewde mannen die ongeveer even oud waren als hun partner: De gedachte was van kinderen met elkaar ooit en hij vond toen ik 32 was, was de tijd daar, zeker als je nog meerdere kinderen wilt. Vanuit hem had het nog niet echt gehoeven, hij was natuurlijk jonger. Enne, hij werd toen 28. (vrouw, 38, 4sd). A. is vier jaar ouder en met haar wilde ik kinderen. Wel twijfelde ik misschien zelf, ik kan wel een poos doen over het nemen van een beslissing. Als ik misschien sneller was geweest hadden we er wel twee (kinderen) gehad. Mijn vriendin kwam er wel eerder mee. ?Moest jij nog aan het idee wennen? Ja, ja. Ik heb wat meer moeite met keuzes (man, 38, 6sd). ?Heb je er lang over gedaan om een beslissing te nemen? Het was een moeilijke beslissing en die schuif je dan voor je uit. Ik zei inderdaad (een bepaalde periode van ruim een jaar) geen ja, en dacht dan, zolang het nog geen ja is kan ik nog steeds nee zeggen (man, 41, 12sd).
55
Wanneer de mannelijke partner daarentegen (aanzienlijk) ouder is, dan ligt er meer druk op de vrouwelijke partner om op jongere leeftijd een kind te krijgen en hem voor zijn veertigste of een andere leeftijdsgrens het vaderschap te bezorgen: Voor J. is het heel belangrijk dat het voor z’n veertigste gebeurt. En heel veel mensen nemen me kwalijk dat ik me daar dan wel weer aan aanpas, omdat ik altijd zo stellig ben in wat ik wil. Maar ik vind het een heel reële wens! Van iemand die ouder is. Want hij moet inleveren omdat hij een jonge vriendin heeft, maar ik moet ook inleveren omdat ik een oude man heb (vrouw, 21, 14lb). In het begin hadden we er wel eens onenigheid over, in die zin dat ik zei, 'ik wil echt niet wachten tot ik 45 ben tot ik een keer kinderen heb' (…). Dus dan doe je allebei water bij de wijn, en dan zeg je, nou ik in ieder geval voor mijn veertigste en jij kan nog even lekker studeren. Dus we gaan het wel doen, maar nu nog even niet. Dat komt echt niet goed uit ( man, 34, 5lb).
3.3 Keuzes voor relaties en gezinsvorming De keuze voor ouderschap of om van kinderen af te zien, ligt zeker niet bij iedereen van meet af aan vast. Zoals we in het vorige hoofdstuk al zagen, kan een kinderwens in de loop van de tijd groeien, afnemen of veranderen. Voor een deel is dit afhankelijk van de relatie met de partner, zijn of haar opvattingen, levensstijl en de invulling van een gezamenlijk leven. Sommige geïnterviewden kennen hun partners al lang en hebben desondanks niet op jonge leeftijd kinderen gekregen. Ze waren er eerder niet aan toe of vonden andere zaken in hun leven belangrijk. Een hoogopgeleide mannelijke leeftijdgenoot met kinderen geeft aan dat voor hem zijn relatie met zijn vier jaar jongere partner basis en grondslag is. Zij kennen elkaar al uit hun studietijd. Destijds speelde het krijgen van
56
kinderen in hun relatie helemaal geen rol. Sinds vier jaar hebben zij samen kinderen. Hij beschouwt de kinderen als consequentie van een bewuste keuze hun gezamenlijke leven uit te breiden: Ik heb ooit uit pure verliefdheid en liefde een relatie ontwikkeld, inmiddels al achttien jaar lang of zo, waarvan bijna vijftien jaar zonder kinderen en dat wil bewust overeind houden. Toen ik met haar een relatie ben begonnen toen speelde het krijgen van kinderen helemaal niet. We hebben absoluut voor elkaar en daardoor later voor de kinderen gekozen (man, 42, 8sd)
Een ander voorbeeld van een veranderende houding ten aanzien van kinderen krijgen is afkomstig van een hoogopgeleide vrouw die met haar huidige partner snel besloot dat ze kinderen wensten. In haar vorige langdurige relatie had zij geen kinderwens terwijl haar toenmalige partner wel kinderen met haar wilde: Toen ik negentien was kreeg ik een relatie met iemand, die dertien jaar duurde en ik dacht dat ik nooit kinderen wilde. Toen heb ik die relatie op een gegeven moment verbroken en toen bleek ik (lacht) een kinderwens te hebben. Niet erg handig! (lacht) (…) Ik heb in die relatie mijn behoefte aan kinderen heel erg weggestopt omdat hij een problematisch verleden had en alle zorg die ik in me had bijna opeiste (vrouw, 38, 15sd).
Pas nadat zij de relatie verbrak, ontdekte ze een groeiende kinderwens alsook dat ze zichzelf in de toekomst niet als alleenstaande moeder zag: Anderhalf, twee jaar later (na het verbreken van een relatie) merkte ik dat ik heel graag een kind wilde. Maar geen kinderen in mijn eentje, dat had ik vrij helder, dat voelde gewoon niet goed. Dat het in mijn geval goed is dat er ook nog iemand anders is ook om daar wat meerdere kanten te belichten, meer personen omheen (vrouw, 38, 15sd).
Voor sommige geïnterviewden is het doel van de relatie van meet af aan om samen een gezin te stichten. Relatievorming en gezinsvorming liggen dan vanzelfsprekend in elkaars verlengde. Dit geldt voor sommige geïnterviewden van Marokkaanse, Turkse, Indiase afkomst alsook voor een
57
aantal Nederlandse geïnterviewden. Onder deze laatste groep horen bijvoorbeeld hoog- en laagopgeleide geïnterviewden met een kinderwens van een bepaalde leeftijd die vinden dat de tijd dringt. Voor de daarnet al genoemde hoogopgeleide vrouw was het op haar vijfendertigste niet vanzelfsprekend dat haar kinderwens vervuld zou worden. Toen zij een partnerrelatie kreeg met een man die ze al langer kende, en zij hem als een betrouwbare man kwalificeerde, besloten ze kort daarop om te proberen samen een kind te krijgen. Deze wens werd twee jaar later vervuld: Wij kenden mekaar (haar huidige partner) twee weken en toen ging ik een weekend bij hem logeren en toen zei hij tegen mij hoe denk je over kinderen? Toen zei ik 'zo, nou met jou wil ik dat wel' (lachen) en vanaf dat moment zijn we aan het proberen geslagen. Dat ik hem heel kort kende en het direct wist. Dat gevoel heb ik bij hem vanaf het eerste moment gehad, ik dacht dit is gewoon een heel betrouwbare man (vrouw, 38, 15sd).
Enkele allochtone geïnterviewden vertellen dat huwelijken gearrangeerd zijn. Deze bemiddeling lijkt meestal wel de nodige ruimte te bieden aan de partner om elkaar op verschillende manieren te leren kennen en eventueel de huwelijkskandidaat te weigeren. Een Indiase geïnterviewde man, die al zeventien jaar in Europa leeft, heeft sinds kort een relatie met een Indiase vrouw van dertig die hij via bemiddeling in India leerde kennen. Zij is hoogopgeleid, hij niet. Hij heeft een goedlopend eigen bedrijf. Met de familie van zijn toekomstige partner is hij overeen gekomen dat er geen bruidschat nodig is. Hij vertelt dat hij vooraf een foto zag, dat een horoscoop wordt getrokken om te zien of het teken en karakter bij elkaar past en dat ook families met elkaar kennismaken om te zien of zij elkaar liggen. Als dat positief is, wordt een afspraak gemaakt, samen of: Soms met broer of zus, je kunt soms al snel weten, duurt een half uurtje, is niet goed. Soms maak jij vier of vijf afspraken (man, 38,14sd).
58
Een hoogopgeleide Marokkaanse man accepteerde deze familiebemiddeling als een gegeven. Hij ging intussen wel na of zijn aanstaande hem leuk genoeg vond en kinderen wilde. Hij regelde met haar geheime ontmoetingen buiten de bemiddeling om: In principe, bij ons is het ook een beetje, bijna op dezelfde manier gegaan als de rest van de families, toch een beetje met bemiddeling. Maar ik was zelf ervan overtuigd, dat de bemiddeling voor mij niet echt, dat was alleen de officiële kanalen. Ik accepteerde dat omdat dat in de ogen van mijn ouders en haar familie moest gebeuren (man 43, 15jz).
Ook het geschikte moment voor het huwelijk kan door sociale druk van familie en omgeving worden bepaald: Op een gegeven moment moesten we gewoon trouwen. Het was tijd. De tijd werd met name geregisseerd van buiten, van boven ons zeg maar, door de ouders. Ja natuurlijk in overleg met ons, het is niet zomaar, maar men ging zeggen: is het niet tijd?…. Het hele proces ging een beetje eigenlijk op een bepaalde manier dat anderen erbij betrokken bleven (man 43, 15jz).
Heeft trouwen in Marokko de betekenis dat er vanaf dat moment een gezin wordt gesticht? Volgens een jonge Marokkaanse met een kind van een jaar zou dit verwachtingspatroon veranderen nu meer jongere Marokkaanse vrouwen buitenshuis werken: Ja eigenlijk wel, bij de oudere generatie, nou verandert dat wel een beetje. Nou werkt de vrouw ook, dus wil ze wat anders en dat een beetje zo houden, maar de vorige generatie was nog niet zo (vrouw, 20, 10sd).
Zelf stopte ze overigens met haar werk als kinderleidster in de kinderopvang na de komst van haar eerste kind vanwege de kosten van de opvang en omdat ze zelf wil zorgen voor haar kind. Voor de volgende hoogopgeleide Turkse vrouw betekent dat bijvoorbeeld dat zij pas later kinderen wilde, na haar opleiding. Ze koos er daarom voor om later te trouwen, al werd ook op haar de druk om te trouwen groot nadat ze verliefd was geworden op haar huidige man:
59
Ik was van plan om eerst mijn studie af te maken, daarna trouwen en daarna kinderen (vrouw, 28, 8jz).
Ook bij Nederlandse paren kan de komst van een kind verbonden worden met relatievorming of trouwen. Trouwen is dan een symbool voor een gewenst kind dat ook juridisch bevestigd is door zijn ouders, zoals bij de volgende zwangere geïnterviewde met een lage beroepsopleiding: Ja zeker, voor mij zelf is dat (het trouwen) wat minder, maar R. vond van wel. De relatie moet goed zijn voordat je aan kinderen gaat beginnen. Hij wilde ook papa en mama zijn, echt ook met het aangeven, dat hij zich meer verbonden voelt met het kindje. Want anders gaan de rechten allemaal naar de moeder toe. En dan moet ik het gaan vastleggen en zelf gaan aangeven, terwijl ik denk nee dat zijn juist dingen voor de vader. (vrouw 23, zwanger, 16sd).
Voor een Nederlandse vrouw die een relatie heeft met een Turkse man, gaat trouwen vooraf aan het krijgen van een kind. Zij bekeerde zich tot het islamitische geloof en ze trouwden in de moskee. Ze hebben nog geen kinderen samen maar wel een kinderwens: Ik heb altijd wel gezegd ik wil trouwen voordat ik aan kinderen begin. Ik kan niet uitlegen waarom… Zekerheid is het niet maar wel een stuk binding dat ik graag wil hebben voordat je aan zoiets begint. Maar dat had ik eigenlijk al, het is niet omdat ik moslim ben geworden dat ik anders over ben gaan denken (partner van man, 31, 8lb).
3.4 Genderspecifieke interacties Impliciete communicatie en anticiperende vrouwen Hoewel de beslissing bij een gedeelde kinderwens meestal snel valt, blijft er bij een belangrijk deel geïnterviewden veel impliciet in de communicatie met de partners over het hoe en het wat. Er wordt tussen de partners onderling weinig heen en weer gepraat over het geschikte tijdstip, noch uitvoerig gesproken over de consequenties van kinderen krijgen. Er is in dit
60
patroon sprake van stilzwijgende onderhandeling; nauwelijks van expliciete afspraken. Zij regisseert meestal, voegt zich in zijn wensen over de relatie en voelt aan wanneer het tijd is voor een volgende stap, zoals deze hoogopgeleide Turkse vrouw: Ik heb niet gevraagd: wanneer wil jij kinderen of zo, ook niet vroeger, maar hij was het met me eens. Dus ik neem aan dat hij ook dezelfde ideeën had. We hebben het er niet specifiek over gehad, wanneer wil je en dit en dat. Maar in het begin wou hij ook niet, dat weet ik wel, gelijk kinderen hebben, dat weet ik wel. Maar wanneer… en wat hij vroeger dacht weet ik niet. Maar, in ieder geval toen wij trouwden, wilde hij nog geen kinderen. Ook pas over een aantal jaren (vrouw, 28, 8jz).
Een andere hoger opgeleide Nederlandse respondent constateert tijdens het interview met enige verbazing en ook verontrusting dat ze eigenlijk met haar vriend nauwelijks praat over een kind krijgen en wat dat voor hen betekent. Ze denkt hardop over onze vragen. Gaandeweg blijkt dat zij anticipeert op de komst van een kind: de zorg, het werk, de belasting, de consequenties. Niet zozeer haar partner, die weinig interesse toont in het thema, is gesprekspartner, maar een vriendin die al een kind heeft. Zo stippelt ze een toekomstig leven met kind uit en calculeert al in dat zij degene is die werktijd buitenshuis inlevert en de hoofdverantwoordelijkheid neemt: Ik praat er wel met mijn vriendin over die een kind heeft. Zij zegt wel dat mannen het zo makkelijk af kunnen schuiven en ik heb het daar wel met haar over. Ze kan daar wel boos over worden. Maar met mijn vriend daar zelf over praten, ja, hij reageert daar ook niet echt op, hij vindt het niet heel interessant maar dat komt ook omdat hij er niet mee bezig hoeft te zijn. Ik bedoel hij zal tussendoor niet worden weggestuurd omdat ie zwanger is. Hij heeft wel een flexibele werkgever, hij kan eventueel wel thuiswerken als dat nodig is. Maar ja stom dat we het er nog nooit over hebben gehad (…). Ja, terwijl ik er wel veel over nadenk,
61
maar dan meer in mijn eentje van hoe zal ik dat oplossen. En als de opvang niet rond komt, ja dan ga ik wel minder werken, ja (vrouw, 26, 5sd).
Ook de volgende jonge en hoogopgeleide vrouw anticipeert al volop op de komst van kinderen. Hoewel ze eerst haar opleiding wil afmaken, een loopbaan wil opstarten en zich verder in haar vak specialiseren, lijkt de taak- en rolverdeling tussen haar en haar partner al redelijk vast te liggen, ook in haar verwachting van de invulling van hun moederschap en vaderschap: J. die put heel veel troost en zekerheid uit de stereotype rolverdeling. En ja, ik vind dat wel prima, het maakt me eigenlijk niet veel uit. Ik zou wel de neiging hebben om een boekje dat ik van school heb over de ontwikkeling van kinderen, dat ik hem dat wel onder z’n neus duw: schrik hier niet van! Maar dat ik een overwegende zorgtaak heb dat vind ik niet erg, daar ga ik wel van uit (vrouw, 21, 14LB)
Ze vindt het tamelijk vanzelfsprekend dat zij een overwegende zorgtaak heeft en dat zij hem aanmoedigt om ook hun toekomstig kind te verzorgen. Zij ziet dat vooralsnog niet als verantwoordelijkheid die ze heeft voor de regie: ? Jij hebt dan de regie? Niet als regie, hij zegt het zelf ook: luiers verschonen dat doe jij toch wel hè? Niet omdat het vies is, maar als het een meisje is (…). Hij is bang dat dat pedofiel klinkt, hij vindt dat heel moeilijk.. Als ik er maar naast sta, dan is het goed. Nee, niet de regie, ik heb juist de neiging om te zeggen: kom op, dat kan jij ook!
Terughoudende mannen gaan (uiteindelijk) mee in de wens En wat zeggen geïnterviewde mannen over de communicatie met hun partner? Mannen zijn soms nadrukkelijker bezig met het scheppen van voorwaarden op materieel gebied, met wonen, werk en financiën (zie hoofdstuk vijf). Sommigen laten zich overhalen door hun partner of gaan
62
mee in de wens; ze zijn zelf meestal niet degenen die als eerste het onderwerp van de kinderwens aansnijden: ?Hebben jullie samen veel gepraat voordat jullie besloten een kind te willen krijgen? Nou nee, niet veel eigenlijk voor die tijd, wat meer toen zij dus zwanger was (…) We hadden eigenlijk wel allebei, we zien wel wat er gebeurt (man, 38, 6sd). Zij kwam met argumenten, waarvan ik dacht: waarom eigenlijk ook niet. Nooit geschoten is altijd mis. Zoiets van we zien het wel uiteindelijk, zij wilde het graag en ik had zoiets van, nou ja, goed (man, 39, 11jz).
Soms is er aarzeling vanwege de reikwijdte van de te nemen beslissing, zoals deze hoogopgeleide man die een jaar bedenktijd vroeg toen zijn vriendin kinderen wenste met hem. Ze woonden destijds apart van elkaar: De grootste aarzeling die zat bij mij, wil ik me vastleggen? Wil ik me vastkoppelen aan mijn vriendin (is zij voor mij de ware?), aan een woonplek, een manier van leven, om dit samen te doen? (…) Als er geen kinderen waren gekomen, hadden we waarschijnlijk niet samengewoond (man 41, 12sd).
Ook kan het zijn dat mannen zich geen raad weten met de geuite kinderwens en er daarom niet op reageren. Terugblikkend op dat communicatieproces merkt de volgende hoogopgeleide man, intussen met kinderen, op: Dat zij over kinderen begon, dat zal zo'n vier tot vijf jaar eerder zijn geweest, dan ontken je dat min of meer voor jezelf, als ik er niet op reageer, dat benoem je niet voor jezelf, maar zo kan dat gaan. Ik denk achteraf, misschien niet altijd even fraai, maar ook mannen eigen gewoon (lachend) wegduwen (man, 42, 8sd).
En dan is er het voorbeeld van het gesprek met een Turkse man die samen met zijn Nederlandse vrouw de interviewster ontvangt en gaandeweg steeds meer opgaat in een spannende voetbalwedstrijd. De kinderwens en gedachten over toekomstig ouderschap laat hij voor het merendeel over
63
aan zijn partner, die bereidwillig het gesprek overneemt. Omgekeerd namen er geen mannen deel aan het gesprek als partner van geïnterviewde vrouwen. En er was veel hilariteit in de focusgroep (I) voor hoogopgeleide vrouwen toen wij vroegen of hun partners ook mee wilden doen aan zo'n groepsgesprek. Iedereen schatte op voorhand in dat hun mannelijke partner daarin geen interesse zou hebben. Naar sekse verdeelde zorg De consequentie van het tamelijk impliciet laten van wie wat doet wordt zichtbaar in de taak- en zorgverdeling wanneer er eenmaal kinderen komen. Een relatiepatroon is dat het dan vanzelfsprekend is dat vooral de vrouw een of meer stapjes terug doet op de arbeidsmarkt. En vrouwen kunnen de zorg dan niet alleen runnen maar ook claimen, zoals de volgende geïnterviewde. Zij noemt dit claimende gedrag egoïstisch: ?Hadden jullie wel een idee hoe jullie de taken zouden verdelen als het kind er eenmaal was? Nee. Ik heb hem wel gezegd: stel als hij ziek wordt, dan moet je toch bij hem blijven. Maar dat was ook mijn fout, toen hij geboren was, dat ik alles alleen ging lopen doen. En ja, op een gegeven moment had hij ook zo iets: 'ik wil het wel, maar je laat me ook niet toe!' Ja en dan krijg je ook zo iets, dat hij zo iets heeft: ja, doe het dan maar. Alleen als je moe bent, als je het even niet aan kan, dat je dan zegt: ja, je doet ook nooit iets, maar ja, dan zegt hij ook, maar ja, je laat het nooit toe. Maar dat is gewoon de persoon die ik ben, ik wil het gewoon zelf doen enne (…). Dus dat is ja, egoïstisch, denk ik wel (vrouw, 28, 8jz).
Gelijkheid tussen partners en evenwichtige taakverdeling Een minderheid van de geïnterviewden streeft naar gelijkheid tussen de partners, naar een evenwichtige taakverdeling en naar economische zelfstandigheid. Zij voeren wel meer gesprek met hun partner over de taakverdeling en de consequenties van ouderschap. Ze stellen eisen
64
vooraf. Verschillende vrouwen vertelden bijvoorbeeld over wat het vasthouden aan economische zelfstandigheid voor hen betekent, zoals deze hoogopgeleide Turkse vrouw die partner en kind heeft: Ik wil niet afhankelijk zijn, van welke man dan ook, hoe aardig ik hem ook vind. Ik wil gewoon niet afhankelijk zijn van wie dan ook, ik wil m`n eigen dingen kunnen doen (…). Economische zelfstandigheid betekent genoeg om van te kunnen leven (vrouw, 36, 4lb)
Toch heeft ook deze vrouw, met pijn in het hart, concessies gedaan aan haar uitgangspunt van economische zelfstandigheid. Ze is minder betaald gaan werken, maar ziet deze beslissing als tijdelijk. Later als hun kind groter is wil ze weer vier of vijf dagen gaan werken. Geïnterviewde vrouwen die hun ambities in een baan voortzetten na de komst van een kind hebben uitvoeriger overleg met hun partner over hoe ze zorg en arbeid wilden verdelen. Zo kwam een hoogopgeleide vrouw, met intussen drie kinderen, met haar partner overeen dat zij full time zou blijven werken. Eerder gaf ze al aan dat haar partner met haar niet in een concurrentieslag ging en dat het hem niet afschrok dat zij zo'n energiek persoon is. Haar partner gaf in de onderhandeling wel aan dat hij tijdelijk (en niet permanent) het huishouden en de zorg voor hun kind op zich zou nemen: Ja. J. (de partner) die vond het prima om nog een tijdje thuis te blijven, en ik zei: ik vind het prima om te werken, dus nou! Dat ging heel makkelijk. We hebben wel gelijk van het begin af aan een crèche geregeld, want hij koos niet bewust voor het huisman zijn. Hij is gaan werken vier maanden na de geboorte van de tweede (vrouw, 37, 3sd).
Deze geïnterviewde is tevreden met de verdeling tussen arbeid en zorg die zij en haar partner zijn overeen gekomen. Wel merkt ze op dat de keuzes die zij maakten in hun omgeving en onder vrienden niet veel navolging vonden en dat haar partner al snel te boek kwam te staan als de ideale en uitzonderlijke man, terwijl sommigen het vreemd vonden dat zij kinderen had, een volledige baan en ambitie om hogerop te komen:
65
Ik ken niet veel stellen die dezelfde keuze hebben gemaakt. Het was altijd zo dat J. geweldig werd gevonden, hij is het ideaal van al mijn vriendinnen.., en tegen mij zo’n beetje meewarig, moet je nou zo nodig zo hard werken?.. beetje overdreven… maar weinig vriendinnen die dezelfde keuze gemaakt hebben, dus ik denk wel dat zij er anders over dachten. Niet veel steun uit m’n omgeving op dat punt, nee (vrouw, 37, 3sd).
3.5 Combinatiescenario's en opvattingen over arbeid en zorg Eerder in dit hoofdstuk bleek dat veel vrouwen veel meer dan mannen anticiperen op de komst van kinderen. In feite worden in die tijd door de partners al beslissingen genomen over de verhouding tussen arbeid en zorg en vooral over verantwoordelijkheid voor de zorg voor kinderen. De geïnterviewden noemen in de gesprekken een breed scala aan combinatiemogelijkheden. Sommigen combineren werk en kinderen, anderen stoppen grotendeels met betaald werk na de komst van een kind. Een enkeling volgt een studie en heeft tegelijkertijd een kind; de meeste geïnterviewden kiezen er echter voor om hun opleiding eerst af te maken. Verder zijn er behoorlijke verschillen in opvattingen over kinderopvang. Deze opvattingen raken aan normen over ouderschap en dan met name (goed) moederschap. We belichten enkele uitspraken van voornamelijk geïnterviewde vrouwen over de manieren waarop ze de komst van een kind combineren met opleiding, werk en kinderopvang. Combineren van opleiding en een kind Veel vrouwen en mannen zien ervan af om het volgen van een opleiding te combineren met een kind. De norm is dat de opleiding eerst afgemaakt moet worden. Zo raadt de volgende Turkse geïnterviewde het af om een
66
opleiding en een kind te combineren. Ze heeft in haar omgeving gezien dat dit meestal betekent dat de opleiding niet wordt afgemaakt, hetgeen de positie op de arbeidsmarkt verslechtert. Ze stelt vastberaden dat dit haar niet zal overkomen. Wel is er in haar redenering ruimte voor een kind direct na de opleiding: Ik denk dat je eerst beter je studie kan doen. De meeste Turkse meisjes stoppen met studeren en dan gaan ze trouwen. En als ze later gaan werken, gaan ze wel schoonmaken, want ze hebben geen opleiding. En het is nu echt moeilijk op de markt, je moet nu een opleiding hebben. Een mavo of havo diploma is niet genoeg nu. Ik kan nu niet zo makkelijk aan werk komen, ze vragen werkervaring of meer opleiding. Daarom wil ik dat doen. Ik ben meer waard dan schoonmaakwerk, daarvoor heb ik geen Havo gedaan. Eerst leren, dan een kind, dan werken komt wel later (vrouw, 20 jaar, 13lb).
Een groot struikelblok voor het combineren van opleiding en kind is de benodigde kinderopvang die flexibel moet zijn vanwege wisselende roosters en goedkoop vanwege het geringe inkomen. Sommige vrouwen die een kind kregen, stopten met hun opleiding; een enkeling ziet kans om het volgen van een universitaire of hogere beroeps- opleiding, meestal met hulp van kinderopvang of zorg van grootouders, te regelen. Zo begon een 26jarige geïnterviewde Nederlandse die twee jaar geleden moeder werd met succes aan een universitaire studie. Zij kan daarbij rekenen op vier grootouders in de buurt die het kleinkind opvangen. Er zijn echter ook geïnterviewden bij wie de (groot)ouders op afstand wonen, niet meer zo vitaal zijn of die allen nog volop aan het arbeidsproces deelnemen. De combinatie van studie met een kind heeft ook bij goed geregelde kinderopvang zijn zware kanten. Je kunt moeilijk studeren met een klein kind dat wakker is, je moet heel goed plannen, opvang regelen en steeds weer kiezen wat op dat moment het belangrijkste is. Je kunt daardoor lang niet alle studieactiviteiten bijwonen. Het leven is vol en gepland door studie en kind, zo vertelt de volgende Turkse:
67
Ik heb net een volle week achter de rug. Ik had tentamens. Hij gaat vier keer per week naar de peuterspeelzaal, halve dagen, dat is vlak bij mijn moeder. Want ik heb er hier ook een vlak bij, maar dan kan mijn moeder hem niet ophalen. Dus dan haalt mijn moeder hem op, dan doet hij een middagdutje bij mijn moeder en pas ’s avonds om een uur of vijf, zes, zeven soms, haal ik of mijn man hem op. Dus in die tijd, meestal heb ik halve dagen, kan ik thuis studeren. Doe wat ik kan zeg maar. Want als hij thuis is, kan ik niks doen met mijn studie, echt niet (…) ’s Avonds ben ik meestal uitgeput. Als het kan nog even studeren. Maar meestal lukt het niet (vrouw 28, 8jz).
Op de vraag of haar man, die overigens ook dagelijks naar school gaat, ondersteuning biedt voor de opvang van hun kind geeft ze aan dat haar moeder verhoudingsgewijs veel meer voor het kind zorgt. De man doet hand- en spandiensten; ze noemt het kind, 'mijn' kind: Hij haalt soms mijn kind op en neemt hem in het weekend soms mee naar buiten, als ik even wat moet doen (vrouw 28, 8jz).
Combineren van baan en kind Veel vrouwen verwachten of ondervinden problemen bij het combineren van een baan en een kind. Vrouwen die een kind overwegen en ook aan hun loopbaan willen werken, zijn bijvoorbeeld op zoek naar het geschikte tijdstip. Een promotieproject of een intensievere baan kan vertragend werken. Een tijdelijk contract biedt te weinig zekerheid. Dit was voor hoogopgeleide vrouwen uit de eerste focusgroep soms een (van de) reden (en) om hun kinderwens voor zich uit te schuiven. Ook opleidingswensen of een stapje vooruit in de loopbaan kunnen belemmerend werken, zoals bij deze hoogopgeleide vrouw met kinderwens: Ik wil heel graag een carrière, een andere baan volgend jaar en misschien een nieuwe opleiding doen, ik wil groeien in mijn werk en als ik kinderen zou krijgen, ik denk dat dat niet samengaat. ?Wat denk je dan dat botst?
68
Dan zouden ze mijn contract niet verlengen en wie wil er nou een moeder met een baby dus dan zit ik een tijdje thuis denk ik, dus eh.. En als je wat langer wacht dan heb je een andere functie en dat is misschien wel weer te zwaar. (vrouw 26, 05SD)
Een aantal geïnterviewde vrouwen is minder dagen gaan werken na de komst van een kind. Soms is dat uit nood geboren. De volgende Turkse hoogopgeleide vrouw werkt minder dagen dan ze zou willen, omdat ze dagen moet sparen voor de lange vakanties van hun kind die intussen naar het basisonderwijs gaat: Omdat het niet anders te combineren is… Ze hebben 12 weken vakantie, wij hebben allebei 5 weken. Gelukkig heb ik een coulante werkgever die zegt: je mag je overuren in de zomervakanties opnemen. Maar ik werk dus wel 30uur per week in plaats van 24. Dus als ik 4 dagen zou werken, dan moet ik nog meer overwerken voor de vakanties, en dan kom ik in een vicieuze cirkel. Nu is 3 dagen betaald, maar 4 dagen in de praktijk, dus optimaal (vrouw, 36 jaar, 4lb).
Dit patroon van minder werken kan tijdelijk zijn en geldt zeker niet voor iedere geïnterviewde vrouw. Soms leveren mannen tijdelijk meer werkuren in ten behoeve van de zorg van kinderen en ook is de verdeling in uren tussen arbeid en zorg afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Bij de bovengenoemde hoogopgeleide geïnterviewde is dat niet zozeer het geval. Haar partner besteedt veel minder uren aan de zorg voor hun kind. In de woorden 'dus' en 'logischerwijs' wordt gesuggereerd dat zij daarvan de gevolgen draagt door extra zorgarbeid: Hij werkt heel veel. Dus doe ik iets meer dan hij, logischerwijs. Dat kan niet anders (vrouw, 36, 4lb).
De dominantie van het thema werk resoneert ook in andere interviews van vrouwen over hun partner en van mannen zelf. De volgende hoogopgeleide man geeft aan dat hij weliswaar actief betrokken is bij de zorg van twee kinderen, maar dat hij thuis makkelijker een steek laat vallen dan op zijn werk:
69
En als ik naar mijn werk kijk, dan neem ik echt 100% verantwoordelijkheid, dan zal ik nooit te laat zijn, er voor weglopen, maar thuis laat ik veel makkelijker iets liggen. Ik denk dat het bij andere mannen soms nog wel veel extremer is dan bij mij. Ik ben vrij vaak en veel thuis en we besteden veel tijd aan de kinderen (man, 42, 8sd).
Voor weer andere vrouwen is de combinatie werk en zorg voor kind niet zo'n probleem. Zij anticiperen al op het verzorgen van kinderen en houden daarmee rekening in hun werk als vanzelfsprekend gegeven. De volgende zwangere vrouw neemt zich voor straks minder te werken als kapster. Ze levert twee dagen in, maakt ruimte om tijd door te brengen met het hele gezin en calculeert in dat haar partner in het weekend behoefte heeft aan wat tijd voor zichzelf: Ik werk nu vier dagen en ga straks twee dagen, want op zaterdag wil ik dan niet meer, dat is een gezinsdag. R. heeft een vrij drukke baan en ook veel druk in de avonduurtjes, dan is hij heel laat thuis. Ik heb zoiets van je moet het ook samen doen en dan in het weekend moet je ook samen zijn, helemaal straks als die kleine er is. Ik vind dan als ik op zaterdag zou werken en hij zou dan op gaan passen, ik vind altijd een vader past niet op (in de betekenis hij is de vader niet de oppas), dan heeft ie zo'n drukke week gehad dat hij niet op zaterdag moet vastzitten. Als hij het voor z'n eigen nodig heeft, dan moet dat ook kunnen, dat vind ik (vrouw, 23, zwanger, 16sd).
Wat betreft kinderopvang tijdens haar werkdagen is ze van plan om haar zus die zelf kinderen heeft of een vriendin te vragen. Of het allemaal zo gaat verlopen is nog maar de vraag, zo stelt ze vast. Want: Wie van de twee het wordt dat weet ik nog niet. Je moet ook maar afzien of je het überhaupt wel af kan staan (vrouw, 23, zwanger, 16sd).
Het kan ook omgekeerd zijn, dat de keuze voor een crèche vanzelf spreekt, zoals bij de voltijds werkende moeder van drie kinderen en haar partner: ? Hoe dachten jullie over crèche? We zijn gaan praten en dat klikte wel. Toen is J. gelijk in het bestuur van de crèche gegaan, die vond het wel leuk.. Ja, het beviel wel. J. had ook
70
weer vanuit zijn werk inzicht in hoe dat ging op zo’n dagverblijf.. Ik heb het beleidsplan doorgenomen, we hadden ook suggesties voor verbeteringen.. het werd gewoon een deel van ons. We zijn er niet mee bezig gewest in de zin van worden ze daar wel goed opgevangen? Die vraag heb ik mezelf eigenlijk niet gesteld.. Er waren prettige en minder prettige leidsters.. maar er waren meerdere kinderen, dus een beetje het idee van een groot gezin, zo zag ik het meer. Een oppas aan huis leek me nooit echt fijn, omdat het een vrij grote inbreuk is op je leven. Later heb ik nog wel aan een au pair gedacht, toen we gingen verhuizen, hebben we al die afwegingen eigenlijk opnieuw gemaakt.. maar de crèche was toch voor ons het meest vanzelfsprekend. (vrouw, 37 jaar, 3sd)
Als laatste combinatiescenario kiezen we een fragment uit het verhaal van de hoogopgeleide gescheiden vrouw van kinderen in de basisschoolleeftijd. Zij heeft juist de handen meer vrij voor werk sinds zij en haar partner coouders zijn en de kinderen om de beurt een paar dagen bij vader en moeder wonen in vrijwel dezelfde straat. Ze overleggen veel over de kinderen en kunnen het goed vinden met elkaars nieuwe partners. Ze hebben naast de zorg voor de kinderen een paar dagen per week relatief veel ruimte om extra werk te doen: Ik denk zelfs, - ik zou niet kiezen voor een scheiding voordat ik aan kinderen begon- maar het is voor mij, nu heel praktisch. Ook omdat ik kan werken: ik heb niet dat ik laat thuiskom en dan ook nog effe snel de kinderen in bed.. De drie dagen dat ze bij A zijn, kan ik gewoon goed doorwerken, extra uren maken, waardoor ik aan het eind van de week extra tijd met hen kan doorbrengen, zodat ik wel fulltime kan werken, maar voor hun gevoel gewoon de helft van de week er ben. Dat zou niet gekund hebben als wij niet… nou had het ook gekund, maar ik kan nu die drie dagen heel hard doorwerken en m’n gedachten helemaal daarop richten, en de andere helft ben ik met hun (vrouw, 31, 9lb).
71
3.6 Wijsheid achteraf: de partnerrelatie na de komst van een kind Om de druk die na de komst van een kind staat op de relatie en werkverdeling tussen partners nog wat beter onder de loep te nemen, gaan we in op het relaas van een vrouw over haar loopbaan, levensloop, relatie en ouderschap. De genderspecifieke lading komt scherper en explicieter in beeld bij het volgen van haar veranderde beeld van gelijkheid. De hoogopgeleide Nederlandse vrouw van 38 heeft twee kinderen heeft van vier en ruim een jaar. Voordat er kinderen kwamen, hadden zij en haar partner de huiselijke taken prima verdeeld. Verschil van mening werd opgelost door een schoonmaakhulp in te huren: Voordat er kinderen kwamen kookten we allebei en we zorgden, we konden wel eens ruzie hebben over hoe vaak een toilet schoongemaakt moest worden, maar dan regelden we toch een hulp, dan hoefden we geen ruzie meer te maken. Terwijl als je kinderen hebt dan komt dat heel dicht bij elkaar.
Samen met haar vier jaar jongere partner kwam de geïnterviewde overeen dat beiden als ouder de zorg gelijk zouden verdelen en allebei vier dagen zouden blijven werken. Ze accepteerden allebei dat ze in hun werk niet voluit konden gaan. Het optimisme over de gelijke taakverdeling speelde mee in de besluitvorming voor een kind. Het uitgestippelde combinatiescenario en het idee van gelijkheid in hun relatie kwam echter onder toenemende druk te staan na de komst van hun kind: Wat mijn bevinding heel erg is en wat wij beiden niet konden voorzien is dat vanaf het moment dat je een kind in je buik hebt, dat kind komt eruit, er ontstond een verschil tussen ons dus die gelijkwaardigheid was opeens weg. De gelijkwaardigheid was weg in die zin dat hij vier dagen ging werken. En hij wilde ook graag weg want hij vond het helemaal niet fijn, hij wilde liever vijf dagen werken. En ik kon het eigenlijk niet verkroppen, dat hij het thuis niet leuk vond en ik werd overgevoelig voor als hij dan zei, dan
72
zie ik we hebben deze afspraak gemaakt voor drie jaar en daarna gaan we dat weer veranderen. En nog los daarvan hebben wij bij het krijgen van kinderen afgesproken dat hun vader geen vijf dagen per week werkt (vrouw, 38, 4sd).
Hij ging meer werken, kon promotie maken, zij bleef vier dagen werken als leidinggevende, zette later een eigen bedrijf voor drie dagen per week aan huis op en nam thuis steeds meer de honneurs waar. Destijds, toen het besluit om zwanger te worden was gevallen, hadden ze een relatiecrisis gehad en de geïnterviewde brengt deze zaken met elkaar in verband: Hij was minder aan kinderen toe dan hij aangaf, zijn loopbaan zat behoorlijk in de lift en het was eigenlijk net in die periode dat hij zich helemaal geweldig voelde, weet je wel. Hij was afgevallen, gaan sporten, opgehouden met roken en.. alles ging gewoon alleen maar…. Zo'n periode heb ik ook gehad in mijn werk, maar dat was al een aantal jaren daarvoor.
Eerder maakten ze de afspraak dat ze om de beurt ieder drie jaar volop mochten werken aan de loopbaan en dat ze dan weer een stapje achteruit zouden doen voor de ander. De geïnterviewde merkte echter dat haar partner deze afspraak zo nu en dan in twijfel trok: Dan kon hij dan in het gesprek zo zeggen, ja dat over drie jaar dat zien we dan nog wel. Nou dan had ie me (luide toon) helemaal in de gordijnen!
Op de vraag of ze boos is op of teleurgesteld in haar partner volgt een interessante verklaring. Ze neemt het zichzelf kwalijk dat ze zo lang leefde met de illusie van gelijkwaardigheid. In haar interpretatie vormen de gedeelde en weloverwogen individuele keuzes van paren om arbeid en zorg te verdelen in feite een structuur. De argumenten voor die verdeling naar sekse hebben een sterk economische inslag. Ze haalt argumenten uit haar omgeving: Hij verdient nu eenmaal meer, zij had veel stress van de combinatie tussen werk en zorg, het is veel rustiger zo, ook voor de kinderen: Ik ben niet teleurgesteld over de strijd, ik ben wel boos dat ik dat niet voorzien heb en ook wel, ik vind de strijd die dat oplevert kun je wel
73
aangaan maar dan groei je uit elkaar, dat is best moeilijk. Dat is best moeilijk om goed over te blijven communiceren, waar zit die gevoeligheid dan in? Waarom ben ik zo geprikkeld als hij zegt we zien dat over drie jaar wel? Ik denk jouw loopbaan loopt door, de mijne is stopgezet, jij gaat meer geld verdienen, dan krijg je de argumenten ik kan wel gaan werken maar. Ik kan het zo uittekenen. Eerst is het de kinderen dan komt die argumentatie op tafel. En niet, ik heb niet een maatschappijbeeld van de norm dat alle vrouwen en mannen moet werken, het gaat mij er om dat mijn illusie, dat het een illusie blijkt te zijn en dat ik het er niet leuker op vind worden.
Werk vraagt tijd. Dat is tijd die niet doorgebracht kan worden met de kinderen en ook niet met (overleg met) de partner. Bij de huidige werkverdeling is de geïnterviewde degene die naast haar driedaagse baan gaten thuis vult. Ze is tegen wil en dank hoofdverantwoordelijk geworden, een thuismanager, terwijl haar partner vijf dagen buitenshuis werkt aan een loopbaan en thuis bijspringt als hij er is. Op een gegeven moment is het voor hem ook verrekte lastig dat hij mij als partner heeft en dat ie het dan moet plooien met mijn werk en met de zorg voor de kinderen. We komen toch in een proces terecht dat ik degene ben die … Is het volgende week of over twee weken vakantie, hoe lossen we die vakantie op. En doordat hij vijf dagen is gaan werken hebben we die ruimte niet meer, die komen allemaal in die twee dagen van mij terecht. Het betekent ook dat de aandacht er niet meer is, het betekent veel meer dan eh, dan puur alleen die werkbalans (…).
Het werk thuis en buitenshuis is tamelijk verschillend van karakter. Successen worden veel meer buiten de deur dan binnenskamers geboekt. De geïnterviewde noemt het gezin in deze context een thuisbaan. Ze wil daarmee de relevantie benadrukken, evenals de gedeelde afspraken die ze vooraf maakten. Zij wil, in tegenstelling tot een geïnterviewde eerder in dit hoofdstuk graag de regie voor het dagelijkse reilen en zeilen meer uit
74
handen geven, samen verantwoordelijk zijn en aandacht hebben voor de kinderen: Ons gezin is ook een baan, zeker dan de logistiek zal ik maar zeggen, het geregeld krijgen van alles en eh, ik heb nu twee banen en jij hebt die vijf dagen, maar ik had verwacht dat we allemaal die thuisbaan zouden delen, misschien in praktische zin er wel meer mee doen, maar ook ermee bezig zijn, aandacht, ruimte voor maken, vooruitzien. En u is het meer wat ik van het bordje af laat vallen dat komt dan bij hem terecht. Als hij thuis komt, praktisch gezien dan gaat hij wassen draaien, afwasmachine leegruimen en ga ik op de bank zitten, hij neemt ook heel vaak de kinderen over als hij thuiskomt, dus praktisch doet hij wel dingen, hij wordt ook 's nachts wakker van ze, ik niet, maar vooral praktisch, ik zou die rol ook wel willen, dat ik gewoon iemand, dat ik weet dit zijn mijn taakjes en voor de rest van de situaties dat ik denk.. ik zit bijvoorbeeld de schoolblaadjes te lezen en schrijf dan op carnaval verkleden, dat moet ik eigenlijk lezen. Ik geef als het ware iets door voor zijn agenda en dat hadden we heeeelemaal niet voorzien dat het zo zou werken.
Als epiloog op dit relaas laten we hier een geïnterviewde man aan het woord, vader van twee kinderen, over wat het krijgen van kinderen voor vrouwen en mannen betekent. Volgens hem ligt de last van de combinatie van arbeid en zorg vooral bij vrouwen. Hij merkt als docent in het voortgezet onderwijs dat deze seksespecifieke verwachting om een kind te krijgen al begint bij adolescenten: Er is een verschil tussen een kind dragen en baren en een kind verwekken. Een jongen kan gemakkelijker zeggen ik wil vier of vijf kinderen. Dat zie je ook aan de indeling van de maatschappij, je bent als vrouw gemiddeld genomen wel slechter af. Ik denk dat je als vrouw harder moet lopen om al die rollen die ze heeft te combineren dan een man. Je kunt ook zeggen mannen trekken zich eerder terug (…) Als een vrouw op een gegeven moment kinderen gaat krijgen dan gaat dat toch ten koste van de carrière. En intussen verdient die man dan meer en dan moet je wel heel principieel zijn, wil je… volgen mij ligt er toch een
75
economische reden aan ten grondslag, dart wilde ik vroeger niet inzien. En voor mezelf dat je het als man ook prettig vind om niet altijd thuis te zijn (man,42, 8sd).
3.7 Normen over ouderschap In de gedachten van aanstaande en toekomstige ouders zijn veel normen vervat over ouderschap, normen die leidende principes zijn voor het handelen en die opvattingen over ouderschap bevatten. Deze normatieve opvattingen over ouderschap concentreren zich het sterkst op wat goed moederschap is. Een goede moeder, aldus een aantal geïnterviewden, is niet te oud, kiest voor halve dagen of maximaal drie dagen opvang. Alleen een carrièrevrouw kiest voor vijf dagen kinderopvang. Een moeder laat haar kind niet over aan wildvreemden, maar wil er zelf een (groot) deel van de tijd voor zorgen. Ze vindt het belangrijk om zelf veel aandacht aan haar kind te besteden en het op te voeden, ook al heeft ze daarnaast ook een baan of een studie. Het zijn vooral moeders uit lagere inkomensgroepen die klagen over de hoge kosten van kinderopvang en die benadrukken dat deze kosten afgetrokken worden van hun salaris. Soms zeggen ze de baan (gedeeltelijk) op: ze willen kosten besparen, meer (rustige) tijd doorbrengen met hun kind of ze willen de stress van werk en ouderschap verminderen. Twee gespreksfragmenten van twee geïnterviewde vrouwen, beiden twintigers, illustreren (hun) normen over goed moederschap: ?Je noemt de creche niet. Zou je dat niet willen? Nou voor twee dagen dat zou eventueel nog net kunnen, maar ik vind dat er vaak aan opvang wordt gedaan van 's morgens 8 uur brengen en 's avonds om zes uur halen. En dat is lekker makkelijk en je hebt er geen omkijken naar. Lekker weg. Ik vind moeders die vier of vijf dagen werken, dan denk ik van waarom heb je voor het moederschap gekozen? Hoort het bij het ideaal van carrièrevrouw?
76
?De keuze heeft consequenties? Ja zeker, zelf heb ik zoiets ik heb het liever in vertrouwde omgeving. Mijn tante is zelf gastouder, en dat zou ik ook wel willen (vrouw, 23, zwanger, 16sd). Ik vind dat een moeder een kind moet opvoeden eigenlijk. ?Of de grootmoeder dan? (zij vangt het kind regelmatig op) Of de grootmoeder, nee, maar ik besteed ook veel aandacht aan mijn kind als ie thuis is. Niet van eh, weet je wel, ik moet studeren of zo, dat kan ik ook niet. Nee, ik kan het wel in mijn eigen kamer doen, dat hij met zijn vader speelt, want ik vind dat een moeder… dat een kind ook behoefte heeft aan zijn eigen moeder. Dus dan speel ik ook met hem, doe ik allerlei dingetjes met hem, spelletjes (vrouw, 28, 8jz).
Een goede vader is volgens een aantal respondenten betrokken bij de kinderen en zorgt er een deel van de tijd voor of neemt een tijdje ouderschapsverlof op. Andere normen zijn: hij vindt het meestal goed dat zij ook werkt, maar wil niet dat dit ten koste gaat van de kinderen en geeft soms ook aan dat het huishouden er niet onder moet lijden. Met andere woorden een baan buitenshuis voor zijn vrouwelijke partner moet goed te combineren zijn met het moederschap. Zijn vrouwelijke wederhelft zorgt meestal meer voor de kinderen. Zelf heeft hij dikwijls een full time baan en is hij niet echt minder gaan werken na de komst van de kinderen. Betrokkenheid als vader sluit voltijds werken niet uit, zo redeneert de man in het eerste citaat. Mannen brengen in deze positie dan meestal het grootste inkomen in. Dit wordt mooi geïllustreerd in het woord 'kostwinnaar' van het tweede citaat: Ik heb nooit twijfel gehad nadat ik heb gekozen (…) Het is niet meer weg te denken uit mijn leven. Ik ben geen zorgvader, geen huisman, een soort tussenvader (man, 41, 12sd).
77
Kijk ik ben op zich, op zich ben ik de kostwinnaar en ik zal nooit zeggen (tegen zijn partner) ga jij ook vijf dagen werken, dan brengen wij het kind vijf dagen naar de ouders of de crèche (man, 38 jaar, 6sd).
Deze normen over en beelden van ouderschap leiden tot beoordelingen en invullingen van verantwoord ouderschap. Al naar gelang de opvattingen zijn er verschillende keuzepatronen mogelijk als: de hoogopgeleide thuisblijfmoeder die haar loopbaan (een tijd) aan de wilgen hangt, de carrièrevrouw, de vrouw die gedeeltelijk of helemaal met werk buitenshuis stopt na de komst van een kind en die later weer meer wil werken, de kostwinnende man, de man die in de fase dat er kinderen worden geboren promotie maakt in zijn werk, de tijdelijke huisman die soms tegelijkertijd het huis verbouwt, de man die ouderschapsverlof opneemt en de woensdagmiddag of oppasvader.
3.8 Slot Zoals eveneens blijkt uit de studie van de NGR naar Gedeelde keuzen, zijn er in dit onderzoek verschillende patronen en (p)referenties waar te nemen in de relaties met partners. Sommige paren kiezen ervoor om geen kinderen te krijgen. Er zijn ook partners die elkaar al lang kennen, maar die lange tijd niet praten over samen kinderen krijgen aangezien dat in die context niet relevant is. Zij lijken meer georiënteerd op de relatie en hun ontwikkeling. Daarnaast is er een partnerrelatiepatroon met een kindgerichte oriëntatie. Dit zijn paren met een duidelijker kinderwens die al aan het begin van hun relatie beslissen dat ze in principe graag kinderen willen. Soms besluiten zij al vanaf dat moment in hun relatie of direct na het trouwen om kinderen te krijgen. Zij verwijzen daarbij naar de gewoonte dat er spoedig na een bruiloft een kind wordt verwacht of naar verhalen over de 'geschikte partner', door sommige vrouwen ingevuld als betrouwbaarheid.
78
Ook leeftijd lijkt een rol te spelen bij deze stap naar gezinsvorming. De daad wordt echter zeker lang niet altijd bij het woord gevoegd. Zeker bij hoogopgeleiden, kan de uitvoering van het besluit om kinderen te krijgen op de lange baan worden geschoven en nog lange tijd op zich laten wachten. Zij voegen zich bij een derde tussencategorie die georiënteerd is op opleiding en ontplooiing in werk. Deze paren ontwikkelen na verloop van tijd in de relatie gezamenlijk een kinderwens. In deze tussencategorie zijn vrouwen de voorzichtige initiatiefnemers en lijken mannen het besluit voor een kind te vertragen. Kenmerkend voor de communicatie tussen partners is dat het krijgen van kinderen, de voorwaarden en consequenties zo weinig onderwerp van gesprek zijn, laat staan een thema voor discussie. Onderhandeling wordt vooral impliciet gevoerd (Komter, 1990). Vooral vrouwen gaan vaak omzichtig te werk wanneer hun partner nog geen duidelijke kinderwens heeft; in dit interactiepatroon kunnen mannen de kinderwens van hun partner een tijdlang negeren of veronachtzamen. In veel gevallen anticiperen vrouwen op de komst van een kind; mannen schuiven de beslissing voor een kind nog een tijdje voor zich uit. In deze stille onderhandeling uiten vrouwen een kinderwens omzichtig; mannen zijn directer. Vrouwen anticiperen ook in een later stadium meer op kinderen dan mannen; gegeven de omstandigheden denken zij de (combinatie)scenario's uit en voeren zij hoofdzakelijk de zorg uit en de regie daarover. In termen van Wijsen (2002) zijn vrouwen bij de komst van kinderen, soms tegen wil en dank, meer gezinsgeoriënteerd en mannen meer werkgerelateerd, al zijn er uitzonderingen en voorbeelden van partners met kinderen die een (meer) gelijke verdeling voorstaan tussen zorg en werktaken. Belangrijke norm over ouderschap blijft dat ouders en dan vooral moeders zelf een groot deel van hun tijd zorgen voor kinderen. Uit de combinatiescenario's valt overigens op te maken dat er naast het model van de mannelijke
79
kostwinner en de thuisblijfmoeder alternatieven zijn: (kleine) anderhalfverdieners, geenverdieners, halfomhalfverdieners en tweeverdieners (Knijn en Van Wel, 2001). Vrouwen met jonge kinderen hebben soms de ambitie om het werk of de opleiding te hervatten als de kinderen groter zijn.
80
4 Betekenissen van oud en jong ouderschap 4.1 Inleiding Wat zijn jonge ouders en wat oude ouders? In de bevolkingsstatistieken wordt een verschuiving gesignaleerd in de richting van ouder ouderschap. Uit de gesprekken met de respondenten van dit onderzoek blijkt dat de termen oud en jong veel verschillende betekenissen hebben. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe de respondenten denken over jong- en oud ouderschap en hoe zij hun eigen ouderschap karakteriseren. De vrouwen die aan dit onderzoek deelnamen en een kind hebben, kregen hun eerste kind tussen hun 18e en hun 43ste jaar. In het tweede hoofdstuk hebben we beschreven welke processen voorafgingen aan de eerste zwangerschap. Hoe er soms lang gewikt en gewogen werd, en de beslissing later viel dan men gewild had, en hoe in andere gevallen de zwangerschap eigenlijk als ongelukje werd beschreven, en misschien wel te vroeg kwam. Waarmee hangt de leeftijd die zij in gedachten hadden samen? Zeker spelen daarbij voorwaarden op relationeel en materieel gebied een belangrijke rol. Niet voor iedereen, en de accenten en de invulling verschillen, maar over het geheel genomen willen de meeste respondenten het liefst een opleiding, een inkomen, een partner, een huis en een stabiele persoonlijkheid gerealiseerd hebben voor ze aan kinderen beginnen. Leeftijd speelt daarbij een belangrijke rol, voor vrouwen heeft dat nog een extra zwaarte door de biologische grenzen aan de vruchtbare leeftijd, en de fysieke mogelijkheid om een zwangerschap te voldragen. De mannen die we interviewden werden tussen hun 24ste en hun 46ste voor het eerst vader. Voor mannen liggen de biologische grenzen ruimer dan voor vrouwen.
81
In de volgende twee paragrafen bespreken we de beelden van ouderschap die de respondenten hebben. Wat vinden ze belangrijke aspecten van ouderschap en wat heeft leeftijd daarmee te maken? We bespreken deze beelden vanuit twee verschillende perspectieven: ten eerste de beelden van jongere ouders over hun eigen ouderschap en over ouder ouderschap. Vervolgens draaien we de kijkrichting om, en beschrijven wat oudere ouders over hun eigen ouderschap denken en hoe zij over jonger ouderschap denken. In de vierde paragraaf belichten we de factoren die van invloed zijn op de leeftijdsgrenzen die onze respondenten aan ouderschap stellen. Wat zien zij als ideale leeftijd, en wanneer ben je te jong, wanneer te oud? Tikt de biologische klok alleen voor vrouwen, of hebben mannen er ook mee te maken? In de vijfde paragraaf besteden we aandacht aan de invloed die de sociale omgeving heeft op de opvattingen over goed ouderschap. Met wie vergelijken de vrouwen en mannen uit dit onderzoek zich wanneer ze spreken over de beste leeftijd om aan ouderschap te beginnen?1 Aan het eind staan we stil bij de betekenis van leeftijd in de redeneringen van vrouwen en mannen over het krijgen van kinderen.
4.2 Ouderschapsbeelden van jonge ouders Jonge ouders over jong ouderschap Van jongs af aan zei ik ook tegen mijn moeder, ik word moeder (lacht). Wat wil je later worden, dan zei ik: ik word moeder. En R. (haar partner) heeft het ook gehad, toen wij wat kregen anderhalf bijna twee jaar geleden, toen 1
Voor de overzichtelijkheid hebben we ervoor gekozen om het materiaal in deze paragraaf toch te presenteren aan de hand van formele leeftijdsgrenzen. Dit lijkt enigszins in tegenspraak met de betooglijn in dit hoofdstuk, die inhoudt dat niet de formele leeftijd, maar juist de contextgebonden betekenisgeving van leeftijd van belang is. Aangezien mensen verscheidene referentiekaders kunnen hebben, leek het ons minder overzichtelijk om het hoofdstuk aan de hand van betekenisgeving te structureren.
82
kreeg hij, en ik ook het gevoel: ja dit is het. We hebben ook heel snel een huis gekocht. Sommige mensen hadden zoiets van: dat is snel! Maar wij vonden het niet snel want wij wisten wat het gevoel is (…). Vanaf een jaar of twintig was ik er zeker van. Ik was ook echt een poppenkind, ik nam ze overal mee naar toe, ik deed alles met die poppen, compleet verzorgen. Mijn zus kreeg ook jong kinderen, toen was ze 22 en daar werd ik ook door geprikkeld.(vrouw, 23, 16sd)
De vrouw die hier aan het woord is, is 23 jaar en zwanger van haar eerste kind. Over een paar maanden gaat zij trouwen met haar vriend (28), die ze nu anderhalf jaar kent. Ze hebben een jaar geleden een huis gekocht in een kindvriendelijke buurt. Ze heeft VMBO gedaan en werkt nu 4 dagen per week, haar vriend heeft een volledige baan. Als de kleine er straks is, gaat ze terug naar 2 dagen werken, en niet meer op de zaterdag, want het weekend is voor samen. Volgens de statistieken is zij een jonge moeder, maar zelf ziet zij dat niet zo. Ja ik ben 24, maar voor mezelf is dat niet jong.Ik krijg heel veel te horen dat is jong, en dan zeg ik: wat is jong? Wat ik jong vind is dat je op zestien, zeventien je eerste kind krijgt, dat vind ik jong. Maar ik ben er klaar voor en dat is voor iedereen verschillend. Als ik 22 of 21 was geweest en ik had hetzelfde gevoel gehad was het ook goed geweest, dan had ik ook een kind gekregen. Maar toen was de relatie er nog niet. Ik heb altijd zoiets gehad van het gaat nou hard, je leeftijd gaat wel omhoog en de relatie die ik toen had daarin zag ik het niet zitten. Het was ook niet zo dat ik dacht: oh die relatie weg want ik wil kinderen, nee dat ook niet. (ibid.)
Ze benadrukt dat ze ‘er klaar voor is’, en dat kan je niet vastpinnen op een bepaalde leeftijd, want met 22 of 21 had het ook gekund. Het is voor haar een duidelijke, bewuste keuze, die in overeenstemming is met de levensloop van familie en vrienden in haar omgeving. Haar ouders kregen jong kinderen en haar zus is ook al moeder.
83
Mijn ouders zijn ook heel jong, zij hebben jong kinderen gekregen en de jongens van mijn zus die zijn er heel graag, die logeren er van donderdag tot maandag en dan zijn ze helemaal door het dolle heen. (…) Nou vroeger dan zei ik hoe oud mijn moeder was en dan zeiden ze, o wat leuk zo’n jonge moeder! en dan zei ik nou ze kan ook zeuren hoor. Ik had een vriendinnetje en die had ouders en die waren toen al over de vijftig, mijn moeder was 36, en dan merkte ik gewoon dat de opvoeding ook heel anders is en (zei) zij werd veel strenger en best wel ouderwets opgevoed en ik had zoiets van nou dat wil ik niet. Ik zeg niet dat dit bij alle leeftijden zo is, maar als je jong bent, dan sta je anders in het leven als wanneer je ouder bent. Met uitgaan en zo bijvoorbeeld mochten wij alles en vriendinnetjes mochten dat niet en die kwamen dan bij mij slapen en dan gingen ze toch uit en dat heb ik nooit hoeven doen. Dat heeft ook wel een reden, als je jong bent kan je je veel meer inleven in de kindsituatie dan als je ouder bent (…). Soms twijfelde ik wel, ben ik er niet te jong voor, als je dan zo snel zwanger bent, dan heb je toch het gevoel je lichaam is er klaar voor en dat neemt alle twijfels wel weg. Het idee dat er straks een klein hompie loopt, dat vind ik helemaal geweldig! (vrouw, 23, 16sd)
Uit haar redenering wordt duidelijk dat ze veel voordelen ziet aan jong aan kinderen beginnen, en dat zij haar ouders als voorbeeld ziet. Tegelijk anticipeert ze op mogelijke kritiek en twijfels tegen te jong en onbezonnen aan kinderen beginnen. Het argument dat door hoger opgeleide oudere moeders vaak genoemd wordt: ik ben er nog niet klaar voor, wordt niet onderschreven of herkend door jonge, overwegend lager opgeleide ouders. Uitgaan en feesten, nogal eens genoemd door hoger opgeleide respondenten, hebben zij al gedaan voor hun 18e., of ze vinden het niet belangrijk (ik ben niet zo’n feestbeest). Ze refereren aan een norm van volwassenheid, door duidelijk te maken dat ze al veel gezien en gedaan hebben in hun leven. Ze zijn er klaar voor, kennen en nemen hun verantwoordelijkheid.
84
De eveneens 23 jarige vrouw, moeder van een kind van 2 jaar, vindt zichzelf ook volwassen genoeg. Ze heeft haar MBO opleiding nog tijdens haar zwangerschap afgemaakt, en werkt als leidster op een kinderdagverblijf. Op de vraag of ze zich volwassen genoeg voelde om moeder te worden, antwoordt ze: Ja, dat wel. Omdat ik toch van alles… mijn broer is ook verslaafd geweest, vanaf mijn zestiende werk ik gewoon al en dat ik toch geconfronteerd werd met: ga maar je eigen ziekenfonds betalen, ga maar je eigen dingen regelen. En dat vond ik wel interessant, dus ik vond mezelf volwassen genoeg omdat ik toch op jonge leeftijd al over hele volwassen dingen moest nadenken. En dat ik ook dingen zag, met mijn broer dan, ik dacht van: zo zou ik het ook niet willen. En met die vriendinnen die zwanger werden. Dat je toch gaat nadenken: toen was ik zelf ook 16. Dat zou ik niet willen… Dus ja, ik vond mezelf wel volwassen genoeg. (vrouw, 23, 10jz).
Een werkend leven, eigen inkomsten, en het dragen van verantwoordelijkheid maakt van hun leven al meer deel uit dan van hun studerende leeftijdgenoten. Angst om vrijheid te verliezen, een belangrijk argument dat door hoger opgeleiden genoemd werd om uit te stellen, speelt in de verhalen van de jonge ouders veel minder een rol, zoals blijkt uit het antwoord van de eerder genoemde 23-jarige zwangere vrouw: Nou waarom zou ik mijn vrijheid kwijt raken? Ik vind dat R. op kan passen als ik weg wil met mijn vriendinnen en als we samen weg willen, je hebt besloten dat je een gezin wilt samen, dus waarom zouden we dat niet meenemen, als je uit eten gaat neem je het toch mee? Mijn vrijheid wordt alleen maar mooier, nee dat heb ik niet. Ik zie het niet als verlies van vrijheid, het is juist vrijheid, iets heel moois. Het is meer dan welkom en ik heb er veel zin in! (vrouw, 23, 16sd)
Het beeld dat deze vrouw schetst van haar toekomstig ouderschap is een samenhangend beeld waarin de vanzelfsprekendheid van moederschap centraal staat. De keuze voor een kind is bewust, en ligt in het verlengde van het idee dat ze al ‘van jongs af aan’ had. Het berust op wat Wijsen
85
(2002) moederschapmotivatie heeft genoemd, het moeder worden is een belangrijk doel in het leven. Werk en ontplooiing zijn daaraan ondergeschikt, maar dat is niet meer dan vanzelfsprekend. Het belang dat gehecht wordt aan het afmaken van een opleiding is groot. Het lijkt er op dat deze jonge moeders ten opzichte van hun referentiegroep opschuiven in leeftijd. Ze hebben in hun omgeving voldoende voorbeelden van vrouwen die op jongere leeftijd moeder worden, en ook hun eigen moeder kreeg vaak al jonger haar eerste kind. Binnen de grenzen van hun referentiegroep hebben zij al uitgesteld. ‘het had ook op 21 gekund’). Enerzijds kunnen zij zo vasthouden aan het belang van jong moederschap, maar toch zien zij zichzelf niet als jong. Dit geldt ook voor de vrouw van 20 jaar, die zeker kinderen wil, maar vastbesloten is om eerst een HBO opleiding af te maken. Daarna wil ze haar eerste kind op haar 24ste. Zij kwam op driejarige leeftijd naar Nederland, en is nu net in Turkije getrouwd en woont met haar nieuwe echtgenoot bij haar ouders in. Zij refereert aan twee contexten: de context waarbinnen het belangrijk is om een opleiding af te maken voor je toekomst, en waarin zij zich zelf nog een kind voelt. Zij heeft hier geen vriendinnen die beneden de 20 trouwen, en zij vindt zichzelf ook nog te jong voor een kind. De andere belangrijke context is wat zij zelf aanduidt met ‘de Turkse cultuur’. Binnen die context is het normaal om meteen na je trouwfeest zwanger te worden, zodat niet het idee ontstaat dat je misschien wel onvruchtbaar bent. In die context is 24 dus helemaal niet jong: 24 is eigenlijk ook laat hoor, in de Turkse cultuur. Veel jonge vrouwen in dit onderzoek die zich jonge moeder noemen of jong moeder willen worden, zijn lager opgeleid, maar er zijn ook hoger opgeleide jonge moeders: spelen voor hen dezelfde argumenten? Welke afwegingen hebben zij gemaakt? Op het moment dat ik zwanger werd, dacht ik: ik kan nu kinderen krijgen en daarna verder gaan in m’n vak, en dan ben ik er nu even uit. Maar als ik
86
over 10 jaar kinderen krijg, dan ben ik er ook even uit. Dus op die manier heb ik die overweging gemaakt: wanneer je ook kinderen krijgt, je bent er altijd even tussenuit. Je zult er altijd dingen voor verschuiven.. alleen nu is het zo voor mij en ik vind het geen optie om abortus te plegen, ik heb vertrouwen in m’n relatie, en ik vind het hartstikke leuk! En ik had ergens ook wel het idee, ik heb nu nog geen vaste dingen, het leven stond in die zin nog helemaal open.
Deze vrouw van 31 jaar, hbo opleiding, heeft 2 dochters van 8 en 6 jaar. Hoewel het tijdstip van haar eerste zwangerschap wel wat vroeger kwam dan de bedoeling was, is ze achteraf heel positief over haar jonge ouderschap. Ik had heel erg zoiets van: ik ga dat doen! Dus ik kan me eerlijk gezegd weinig voortstellen bij de angst of je het wel aankan, en ik vind eigenlijk dat het niet zo zou moeten zijn. Kijk op het moment dat je een kind krijgt, dan moet je erop vertrouwen dat er ook een soort natuurlijk … iets gaat leven waardoor je alle afwegingen kan maken, ik kan nu ook nog niet nadenken over hoe dat nu straks moet in de puberteit met die kinderen, maar ik geloof wel dat ik dan daar ook in pas…(vrouw, 31, 9lb).
Op de vraag of zij anderen aan zou raden om jong kinderen te krijgen, antwoordt ze: Ja. Stel het niet uit! Je hebt al een geregelder leven, en alles ligt al veel meer vast als je ouder bent, dus je zal ook het gevoel hebben dat je meer ingeperkt wordt als je kinderen krijgt. Ik denk altijd: het komt wel goed…. zo slecht is het nou ook weer niet geregeld met opvang en dingen in Nederland, en als je een goede relatie hebt… je moet wel een partner hebben die een beetje mee wil doen, dat absoluut! Zolang je dat hebt, denk ik echt: hoe jonger, hoe flexibeler, en hoe leuker.
Het beeld van jong ouderschap dat zij schetst wordt gekenmerkt door vitaliteit en flexibel zijn, veel energie hebben en nog niet vast zitten aan allerlei verplichtingen, die met het ouder worden alleen maar toenemen. Voor de mannen in dit onderzoek die zichzelf een jonge vader vinden, spelen soortgelijke overwegingen. In het groepsgesprek van de mannen
87
vertelt een vader die 27 was toen zijn eerste kind geboren werd, dat het wel even wennen was. Hij was dan ook de eerste uit zijn netwerk die vader werd, zodat hij niet veel kinderen in zijn directe omgeving meemaakte. ?En als je nu achteraf kijkt: is het toch een grote verandering geweest? ….Ja. ja, uiteindelijk groter dan je denkt. Als ze nog heel klein zijn kan je ze meenemen, op feestjes te slapen leggen, maar als je meer kinderen hebt, en wat ouder dan wordt dat lastiger. Nu gaat het al weer makkelijker. Maar die periode ertussen, dat was wel moeilijk manoeuvreren met 3 kinderen. Dus, ja er is uiteindelijk wel aardig wat veranderd. Maar we hebben wel steeds gedacht: wat er ook verandert, wij zijn jong en flexibel, de kinderen ook, dus we moeten maar met elkaar leren leven dan.. (man, 34, focus 2).
Ook de man die op zijn 28ste vader werd, eveneens als eerste in zijn vriendenkring, is achteraf toch wel blij dat hij jong vader is geworden. Hij antwoordt desgevraagd dat rijpheid en stabiliteit juist ontstaan door het dragen van verantwoordelijkheid voor kinderen, en ziet het dus niet als reden om uit te stellen. En achteraf.. ik ben er wel happy mee dat ik vrij jong kinderen heb gekregen, omdat ik best nog wel veel met dat jochie kan. Het lijkt me gewoon heel raar om na je 40ste kinderen te krijgen; dan zijn zij 20 en jij al 60.. Dat is best oud (…). ? Veel mensen hebben het idee dat ze eerst “klaar moeten zijn”voor ze aan kinderen beginnen, hoe denk jij daarover? Ik denk dat als je één keer kinderen krijgt, dat je heel snel die rijpheid krijgt. Ik denk zelf niet dat het verstandig is om maar af te wachten tot je uiteindelijk een keer zo rijp bent dat je het gevoel hebt: nu ben ik er klaar voor. Volgens mij wacht je dan te lang…. je krijgt kinderen en daarmee krijg je verantwoordelijkheid, en dat zorgt voor het opnieuw schudden van de kaarten. En voor de een is dat een wat grotere schok dan voor de ander, maar ik denk dat je heel snel daar je nieuwe richting, een nieuw evenwicht in vindt. Maar ik zie meer de rijpheid en de rust, de stabiliteit als gevolg van het feit dat je de verantwoordelijkheid voor kinderen hebt, dan
88
dat je eerst stabiel genoeg moet zijn om kinderen te kunnen krijgen (man, 31, 3M).
Jonge ouders, en degenen die jong ouder willen worden, benadrukken vooral met flexibiliteit verbonden argumenten voor hun wens of beslissing. Zij hebben ook kritiek op oudere ouders omdat die in hun ogen teveel bezig zijn met hun eigen ontwikkeling en carrière. Jonge ouders over oud ouderschap Behalve beelden over hun eigen (gewenste) ouderschap, hebben mensen ook beelden over ouderschap zoals zij dat niet willen. De opvattingen waarop hun eigen ideeën gestoeld zijn, worden helderder door ze te contrasteren met opvattingen van wat zij niet willen zijn. Illustratief is om in te gaan op de beelden die deze jonge moeders hebben over vrouwen die op (veel) latere leeftijd moeder worden. Zij gebruiken deze beelden om zich tegen af te zetten, en hebben uitgesproken oordelen over de oude moeders. De 23 jarige leidster in een particulier kinderdagverblijf is zelf moeder geworden op haar 21 ste, en kon blijven werken op het dagverblijf, en haar eigen kind daar ook onderbrengen. Zij ziet de grijze hoofden dagelijks gehaast binnenkomen. Ik heb wel meer energie dan als ik naar de ouders kijk op het kinderdagverblijf. Ja, dat zijn inderdaad gemiddeld veel oudere ouders. Allemaal rond de 36, 40. Dus dat is voor mij best wel, ja, zo zou ik ook niet willen zitten. En tot op de dag van vandaag ben ik nog blij dat ik het heb gedaan. Ik zie toch heel veel voorbeelden, ja, bijna heel mijn groep bestaat uit kinderen van oudere ouders. Dus, en ook wel hoog opgeleide ouders. ? Wat zie je aan hen? Dat ze toch, heel veel carrière hebben gemaakt. En ja, ze hebben het financieel heel goed, maar het houdt ook in dat ze dus wel hun carrière ook voort moeten zetten en dat een kind op de crèche wordt gezet. En je kan niet zeggen, ja mijn kind zit ook vier dagen op de crèche , (waar zij werkt)
89
maar het is ook zo dat mijn kind wel op de eerste plek komt. Als mijn kind ziek is, dan kan mijn baas hoog of laag springen, maar ik ga echt niet werken dan. En bij die ouders daar is het dan: ik kan niet komen, want ik zit daar en daar; en dan hoor je weer dat het kind bij een oppas is geweest of die is gaan slapen bij oma en opa een heel weekend omdat de ouders even wouden uitpuffen, of ze zijn even op vakantie geweest alleen. Nou dan denk ik echt, van ja, heb je nou echt kinderen genomen omdat je het echt wilde, of omdat je zo iets had van: O, ik word te oud, ik wil dat nog wel even meemaken.(vrouw, 23, 10jz)
Oudere ouders hebben weinig energie, je ziet ze snel grijs worden in de periode van 4 jaar dat hun kind op het dagverblijf zit. De vitaliteit en de energie die zij bij zichzelf als jonge ouder wel ziet, ontbreekt volgens haar bij de oudere ouders. In de verklaring die zij hiervoor geeft zit een duidelijk waarde oordeel: hun carrière komt op de eerste plaats, en hun kind pas op de tweede plaats. Ze stelt de retorische vraag of oudere ouders kinderen hebben genomen omdat ze het echt wilden, of alleen omdat ze dat ook nog mee wilden maken. De kritiek geldt hier vooral de werkende moeders, die hun werk voorop stellen. Werken mag, zolang de kinderen er geen last van hebben. De hoger opgeleide jonge moeder die hiervoor aan het woord kwam, is meer in discussie met de uitstellers en de twijfelaars. Ze heeft veel van hen onder haar vriendinnen, maar kijkt er heel anders tegenaan. Al die verhalen van mensen die zeggen: oh, ik vond het zwaar! en ik kan dit niet meer en dat niet meer….daar snap ik helemaal niks van. Voor mij is het altijd: het was gewoon het leven en zo werd het leven, en het was alleen maar één groot geluk met de kinderen erbij…. En dat komt denk ik vooral, doordat je verder nog niet gebonden bent, in werk en dingen… kijk, ik heb mijn leven vervolgens ingericht naar de kinderen. Het is niet zo dat mijn leven al helemaal gevormd was met werk en zo, waardoor ik ook het gevoel zou hebben dat ik me letterlijk moest inperken, of dat ik ging stressen om het te combineren(…). Ik heb toch de indruk van veel vriendinnen, dertigers die nu nog geen kinderen hebben, van hen heb ik
90
het idee: je houdt vast aan iets, waar je dadelijk bij wijze van spreke last van krijgt. Je durft niet te kiezen want je moet je leven veranderen. En ik zou heel graag willen zeggen: wees niet zo bang om je leven te veranderen.. om open te staan voor veranderingen.. Hoe jonger je bent, hoe makkelijker je de dingen toelaat in je leven, en met de dingen meegaat en er omheen gaat leven… ? Wat zie jij als belangrijkste nadelen van die oude ouders? Ja, het fysieke! Als ik zie wat ik afgesjouwd heb met die kinderen, niets is te gek weet je! Met z’n allen op 1 fiets, met de trein en de buggy en de dit en de dat.. ik merk dat ik gewoon heel flexibel ben, en dat zie ik me niet over 10 jaar nog allemaal doen.. heel veel kinderen over de vloer.. en heel veel doen altijd, veel meedenken en verzinnen en ja, ik denk dat dat minder wordt… dat je meer je eigen dingen en je rust wil (vrouw, 31, 9lb).
Haar houding is er meer een van adviseur: ze kan zich wel verplaatsen in de twijfelende vriendinnen, maar staat sterk achter haar eigen keuze. Een moeder die op haar dertigste haar eerste kind kreeg, en nu 6 jaar later haar vriendinnen voor het eerst moeder ziet worden, vindt hen oud. Ze observeert treffend dat je jezelf zogauw als norm neemt. Daarmee geeft ze aan hoe belangrijk het is wie je als je referentiegroep ziet.
4.3 Ouderschapsbeelden van oude ouders Oudere ouders over hun ouderschap De respondenten die een langer proces doorliepen voordat ze tot een keuze kwamen, noemden hiervoor veel verschillende redenen. Veel daarvan hebben te maken met het realiseren van voorwaarden voor ouderschap. Met name het vinden – en houden - van een geschikte partner, het afmaken van een (lange) opleiding, en de start van een gewenste arbeidscarrière 'kosten' veel tijd. Deze voorwaarden zullen in het volgend hoofdstuk verder aan de orde komen. Een ander belangrijk punt dat sterk benadrukt werd in de interviews en groepsdiscussies is de
91
kwestie van rijpheid en stabiliteit. Het bereiken hiervan is een voorwaarde voor goed ouderschap. Volgens mij is het voor je er aan toe bent stabiliteit op allerlei fronten, stabiliteit in je zelf, financieel stabiel, stabiele relatie… Ik denk dat het gewoon heel erg meespeelt om die keuze ervoor te maken. (…) Nou ik heb wel het gevoel dat ik nu steviger in mijn schoenen sta, dat ik voor mezelf op een soort stabiel punt was, persoonlijk. Toen ik 25 was, was ik onzeker, meer twijfels over dingen. Het is niet zo spectaculair veranderd, maar wel dat ik me zekerder voel en dat is wel belangrijk nu met mijn kinderen, dat ik ook heel makkelijk keuzes maak. Toen ik 25 was had ik die keuzes niet zo makkelijk gemaakt (vrouw, 37, eerste kind met 30 jaar, focus 1).
De discussie rond moeder worden op jongere leeftijd, roept ook ergernis op: is het wel reëel om jonger moeder te worden, vraagt een eveneens hoger opgeleide vrouw van 42 zich af. Ik erger me aan die discussie, want een slimme meid plant haar zwangerschap op tijd. Hoeveel vrouwen ook hier aan tafel hebben op hun 23 een stabiele relatie? Dat zijn er heel erg weinig (vrouw, 42, focus 1).
Een ander belangrijk argument waaraan oudere ouders refereren, is dat ze nog vitaal genoeg zijn. Hiermee zijn eigenlijk in discussie met een aspect van de norm voor goed ouderschap die vooral door jongere ouders wordt beklemtoond. De hoger opgeleide 43 jarige vrouw met een baby van 3 maanden, relativeert haar leeftijd door te zeggen dat mensen haar jonger inschatten: “eigenlijk ben ik nog niet zo oud”. Zij redeneert wel met de norm om niet te lang te wachten. Voor mij was 34, 35 de leeftijd dat ik klaar was voor een kind. (i: wat is dat?) …Toch een bepaalde ervaring, meer mezelf kennen. Ik denk dat dat het duidelijkste omschrijft (…). Wat bij mij ook meespeelde, is dat mensen mij altijd jonger inschatten. En ik me ook, ik weet niet hoe ik me zou moeten voelen, maar ik voel me niet echt 43. Dat heeft wel mee gespeeld bij de beslissing.(..) Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik een laatbloeier ben, dat komt in onze familie meer voor, we waren geen van allen vroegbloeiers (vrouw, 43, 1jz)
92
Vooral de mannen in dit onderzoek (overwegend dertigers en veertigers) maken relativerende opmerkingen over hun leeftijd. Terugkijkend naar de tijd toen ze begin twintig waren, zeggen ze dat ze toen helemaal niet met kinderen bezig waren. Bij mij was het helemaal niet zo vroeg, dat ik wist of ik kinderen wilde. De relatie die ik een half jaar geleden beëindigd heb, wilde absoluut geen kinderen, en zette zich daar erg tegen af. Ik vond het eigenlijk wel makkelijk, want dan hoefde ik er niet over na te denken (…). Anderen vonden vroeger wel dat ik een goede vader zou zijn, maar ik dacht daar niet over na. Ik heb altijd veel met kinderen gedaan, kampen geleid, en met gehandicapte kinderen ook. Mijn ouders hebben zich ook nooit mee bemoeid. Ze vertelden wel dat het in hun tijd min of meer logisch was. Ze vonden dat ik het helemaal zelf moest weten (man, 34, focus 2).
Anderen schoven kinderen krijgen vooralsnog vooruit, en stortten zich op hun werk of sport, of maakten verre reizen. Een hoog opgeleide man van 49 met kinderwens vertelde dat hij zich lange tijd op werken gericht had, en daarna geconfronteerd werd met de extra tijd die nog nodig bleek te zijn om een geschikte partner te vinden. Ik had graag kinderen willen hebben rond 30 jaar. Dat had ik zo bedacht, wilde haren weg, paar jaar gewerkt, geld gemaakt, dan past dat er wel in. Je hebt een huis, gesetteld in een baan. Ik vind het een behoorlijke verantwoordelijkheid, die durf ik dan te nemen, als ik die basis heb. Maar het mocht niet zo zijn. Ik ben op mijn 45ste getrouwd, en vanaf 46 bezig. Ben nu 49 en hoop dat het nu heel binnenkort gaat gebeuren. Dat grote verschil heeft te maken met, ja, verkeerde keuzes gemaakt met partners, keuze voor werk gemaakt, partner op de tweede plaats. Tot je op een gegeven moment dan toch de goeie tegenkomt, en dan verandert er ook een heleboel (man, 49, focus 2).
Achteraf realiseren ze zich dat er ook veranderingen plaatsvinden waardoor de tijd toch dringt, zoals de hierboven aangehaalde man, die graag had gezien dat zijn moeder zijn kinderen nog mee zou maken:
93
Ik merk nu dat ik er misschien eerder aan had moeten beginnen.,,, omdat mijn moeder ernstig ziek is, en mijn kinderen waarschijnlijk niet gaat halen.. eigenlijk is dat voor haar een enorm gemis. Ik heb het haar nooit zo direct gevraagd, maar dat gevoel heb ik, ja (man, 34, focus 2).
Oudere ouders over jong ouderschap Interessant is dat de oudere ouders zich minder lijken af te zetten tegen jonge ouders dan andersom. Hun verhalen zijn meer een uitleg van waarom bij hen het proces langer heeft geduurd, dan een oordeel over anderen die wel jonger kinderen krijgen. Argumenten tegen jong ouderschap zijn vooral te vinden in de verhalen van degenen die ervan afzagen, of die nog twijfelen en uitstellen. Ook hier lijkt het niet zozeer te gaan om een afkeuring van de norm om niet te lang te wachten, maar om het aangeven van de problemen die vooral vrouwen ondervinden. De hoger opgeleide 42 jarige vrouw die afziet van kinderen merkt op: Ik heb twee belangrijke vriendinnen die ook zo dachten, en die toch overstag zijn gegaan. Maar ja, bij M. lukte het wel, bij mij niet. Maar ik zie dat ze nog steeds openhartig blijven over dat ze wel aanlopen tegen waar ze bang voor waren: dat uitgeput zijn, opgeslokt worden, spanningen krijgen in je relatie die je eerst niet had, niet toekomen aan je creatieve werk. Dat blijf ik vinden: het zuigt de creativiteit uit vrouwen. Ik zie gewoon dat vrouwen er meer door opgeslokt worden dan mannen (vrouw, 42, 1lb).
Soms zijn er wel concrete voorbeelden die als waarschuwing gezien worden om genoeg vast te houden aan de eigen ontwikkeling. Deze moeder van twee kinderen, die op haar 38ste haar eerste kind kreeg: Persoonlijk voor mij was ook wel dat je een beetje tot bedaren moet zijn gekomen. Ik had het voorbeeld van een vriendin met wie ik samen ben opgegroeid die op haar twintigste zwanger werd en die eigenlijk zoveel ambities had maar ook dat idee dat ze nou ja het kind moest houden en daardoor kwam haar leven... dat ze altijd het gevoel heeft dat ze dingen niet kon vanwege de kinderen. Dat was voor mij altijd zo'n afschrikwekkend
94
voorbeeld dat ik dacht: nee, ik moet eerst dingen doen die ik zelf wil doen, en een soort van rust voelen op het moment dat ik daar over na wilde denken (vrouw, 42, focus 1).
Deze vrouw heeft een voorbeeld van zo als zij het niet wil: moederschap frustreert andere ambities, en is dus strijdig met eigen ontplooiingswensen. De angst om belangrijke dingen in het leven op te moeten geven, komt ook tot uitdrukking in de verhalen over vrijheidsverlies, dat een belangrijk thema vormt in de gesprekken met vrouwen en mannen die nog voor de beslissing staan. Hoe daarover gedacht en gepraat wordt, hangt af van de samenstelling van iemands referentiegroep. Het grote belang van deze directe sociale omgeving komt in de vijfde paragraaf nader aan bod.
4.4 Grenzen aan leeftijd
In de focusgroepsgesprekken met de oudere Marokkaanse vrouwen (28 51 jaar) was het jong krijgen van kinderen een belangrijk onderwerp van gesprek. De grenzen van wat jong en oud gevonden wordt liggen in deze groepsdiscussie tussen de 16 en 26. Deze vrouwen kregen rond of voor hun twintigste hun eerste kind, en zien daar vooral voordelen van: Ik kreeg mijn eerste kind met 21. Ik zou het de volgende keer nog jonger doen! Ik heb er spijt van dat ik niet vroeger ben getrouwd, dan had ik eerder kinderen gekregen.Dan was ik met de kinderen meegegroeid. dan was ik nog jong geweest als ze groot zijn. Als ik eerder was begonnen was het makkelijker geweest voor mij. Dan was ik geduldiger geweest. ik ben nu sneller geïrriteerd. Ik had meer energie gehad, meer zin. Als ze nu met iets aankomen dan begrijp je het niet (vrouw, 36, focus 4).
Wel zien ze dat het voor de jonge meisjes van nu anders ligt. Dat heeft vooral te maken met hoe duur het leven is, en dat het zorgen voor een huis en genoeg inkomen tegenwoordig vaak betekent dat niet alleen de man maar ook de vrouw een baan moet hebben (zie verder hoofdstuk vijf).
95
Daarnaast wijzen ze er op dat de tijden veranderd zijn. Meisjes van 16 zijn nog te kinderachtig: Vroeger werden meisjes in Marokko sneller volwassen. Nu niet meer. Je wist alles al: kinderen opvoeden, het huishouden doen. Meisjes van 15 waren jonge vrouwen die al wisten wat ze moesten doen. Hier blijven ze lang kind, maar in Marokko is dat ook veranderd (vrouw, 36, focus 4).
Ze zijn zich welbewust van het feit dat ze in de Nederlandse context afwijkende opvattingen hebben. Door zich af te zetten tegen de veronderstelde norm van niet te jong ouderschap, 'redeneren ze met die norm'. In het groepsgesprek met jonge Marokkaanse vrouwen (18 - 23 jaar) is de ideale leeftijd eveneens een belangrijk punt. Zij leggen meer accent op het geestelijk klaar zijn voor een kind. Ten opzichte van de groep oudere Marokkaanse vrouwen zijn hun grenzen een jaar of vijf naar boven geschoven. Ze willen eigenlijk voor hun 25ste twintig moeder worden, maar verwachten dat het wel 26, 27 wordt. Ik heb wel het gevoel dat ik het uitstel. Ik ben iemand die zichzelf ontplooit. Ik wil eerst sterk zijn. Sterk in mijn schoenen staan! Dit ben ik! Geen twijfels over mezelf. Niet onzeker zijn, want dat draag je over aan je kind. Zo sterk, dat er niks kan gebeuren. Want een kind nemen is niet zo maar iets.(vrouw, 23, focus 3).
Later reageert deze vrouw op een stelling dat oude moeders niet leuk voor kinderen zijn: Je bent hoe je je voelt… Een kind heeft meer aan je als je wat ouder bent, als je wat minder bezig bent met jongens en zo. Je moet een goed voorbeeld zijn voor je kind, minder met jezelf bezig zijn.(vrouw, 23, focus 3)
Deze argumentatie vertoont inhoudelijk overeenkomsten met de argumenten die ter sprake kwamen in het groepsgesprek met de hoogopgeleide Nederlandse vrouwen. Nou ik heb wel het gevoel dat ik nu steviger in mijn schoenen sta, dat ik voor mezelf op een soort stabiel punt was, persoonlijk. Toen ik 25 was,
96
was ik onzeker, meer twijfels over dingen. Het is niet zo spectaculair veranderd, maar wel dat ik me zekerder voel en dat is wel belangrijk nu met mijn kinderen, dat ik ook heel makkelijk keuzes maak. Toen ik 25 was had ik die keuzes niet zo makkelijk gemaakt. (vrouw, 37, focus 1).
De argumentatie vertoont dus grote gelijkenis, maar de leeftijdsgrenzen vormen een duidelijk contrast met de grenzen van ouderschap in de groepsdiscussie met hoogopgeleide vrouwen. Degenen die al kinderen hadden, werden overwegend pas boven de 30 voor het eerst zwanger (eerst zwangerschap op: 23, 24, 29, 31, 31, 35, 38, 38). Ik ben nu zwanger, en straks 35 bij mijn eerste kind. Ik herinner me dat ik op mijn 26ste zei: ik heb nog 10 jaar te gaan tot ik 36 ben, en dan de eerste. Dat vond ik wel reëel klinken, dus ik heb geen haast. (vrouw, 34, focus 1).
Wanneer deze hoogopgeleide vrouwen over begrenzingen praten van wat zij als meest geschikte leeftijd zien om kinderen te krijgen, dan hebben zij het over het gebied tussen 25 en 35 jaar, de bovengrens ligt dichter bij de 40 dan bij de 35. Ook hier weer speelt de omgeving een belangrijke rol: de oudere, hoogopgeleide vrouwen kennen in hun omgeving allemaal wel vrouwen die al ouder zijn dan zijzelf, en die ook nog een kind willen of krijgen. Toch schuift dat mee hoor, die grens, het heeft bij mij altijd mee geschoven. Mijn moeder heeft er 11 jaar over gedaan en die heeft maar 1 gekregen tegen haar zin dus ik had ook nou het is helemaal niet vanzelfsprekend dat ik zwanger word en op een gegeven moment toen kneep ik `m wel.. en geen vriend. En toen kreeg ik een vriend die niet zomaar wilde. Eerst denk je 36, en dan nou, 37, je hebt altijd wel voorbeelden van mensen die op hun 37ste kinderen krijgen ( vrouw, 42, focus 1).
De biologische klok
97
De lichamelijke grens, de leeftijd waarop een vrouw nog zonder een al te groot risico een gezond kind kan krijgen, is eigenlijk de meest duidelijke en onherroepelijke grens. Deze fysieke kant van kinderen voortbrengen, de grenzen van de vruchtbare leeftijd, worden aangeduid met de bekende metafoor van de biologische klok. Deze nogal dreigende beeldspraak van de ‘tikkende klok’ geeft voor uitstellers de grens aan van de periode waarin men bezig kan zijn met zichzelf te ontdekken, een partner te vinden, carrière te maken. Het idee van “dat komt nog wel” kan niet meer. Er moet beslist worden en binnen een bepaalde tijd. Hoewel vrouwen zich veelal al langer bewust zijn van zo`n grens, komt de nadering van deze grens toch als een schok. Hier is opeens een grens waar zij zich niet aan kunnen onttrekken, al zouden sommigen dat wel willen. Een vrouw in leidinggevende functie die op haar 34ste haar eerste kind kreeg, vertelt wanneer zij concreter over kinderen na ging denken: Nou dat had ik zo rond mijn 33ste . Het gevoel dat ik ooit kinderen zou krijgen had ik wel, maar dat kan ik niet aan een leeftijd toeschrijven. Ik had niet zoals vriendinnen op de middelbare school die altijd al zeiden ik wil kinderen. Dat had ik helemaal niet. Voor mij is het meer dat ik mij het leven zonder kinderen, het leek me heel jammer om geen kinderen te hebben, te krijgen, maar wel altijd iets voor later. Ik zei altijd als mijn biologische klok zo was geweest dat ik nog tien jaar had kunnen wachten, dan had ik dat graag gedaan. Ik vond het leven ook heel leuk zo zonder kinderen.(vrouw, 38, 4sd).
Een van de respondenten stelt dat die studententijd is eigenlijk een verlengde puberteit is. Het is ook de ontdekking dat je geestelijk wel jong kan blijven, door studeren en ook daarna die levensstijl vastte houden, maar dat je lichamelijk toch ouder wordt. In het druk bezig zijn met een ‘werkleven’ zoals de 42 jarige vrouw, die geleidelijk aan besloot af te zien van kinderen:
98
Ik had heel erg een werkleven… mijn partner ook. Ik zat ook in een kring van mensen die LAAT gingen nadenken over kinderen, dat was echt ook van grote invloed… Natuurlijk heb je het erover samen. Maar vrouwen gaan daar veel intensiever mee om dan mannen. Het waren vooral vriendinnen die dat allemaal meemaakten. En je hebt het vrouwelijk lichaam, dat er eerder mee ophoudt. Dat werd steeds meer een issue, ik las erover in allerlei bladen.. ik ben echt een symptoom van een tijd, waarin vrouwen er te laat achter kwamen.. we zijn ons er niet van bewust geweest dat je geestelijk wel jong kan blijven, maar lichamelijk ga je toch achteruit. Dat merkte ik toen ik opeens op 37 jaar wel in een omgeving zat van veel zwangeren in een euforie.. Dan voel je je opeens alleen staan, en dat is heel moeilijk. Dan wil je er misschien toch wel bijhoren… het werd dus nu belangrijk om daar ook eens een standpunt over in te nemen (vrouw, 42, 1lb).
Risico’s voor de gezondheid van oude moeders is een thema dat wel leeft onder vrouwen, vooral als daar in de media aandacht aan besteed is. In hoeverre een vrouw dat op risico zichzelf van toepassing acht hangt weer sterk samen met de betekenis die ze aan leeftijd toekent. In de discussiegroep met jonge Marokkaanse vrouwen kwam naar voren dat je boven de dertig veel meer risico’s loopt, en ook de kans op een gehandicapt kind groter is. De vrouwen van boven de dertig die wij spraken leggen die grens vijf jaar verder, maar de gesprekken worden concreter, en ook meer ingevuld met verhalen van vriendinnen die bezig zijn met kunstmatige inseminatie of zwangeren die ervaringen hebben met prenatale diagnostiek, en tobben over wel of geen nekplooimeting laten doen. De hoogopgeleide moeder van twee kinderen met een partner in de medische sector betrekt mogelijke gezondheidsrisico’s duidelijk in haar overwegingen: Ook in die vraag van de biologische klok, als ik nu nog een kind zou willen, dan, ik ben nu 36, ik zit nu al in een leeftijdscategorie waarin er hogere risico’s zijn. En maak je dan gebruik van prenatale diagnostiek,
99
en waar maak je dan gebruik van? We hebben wel bij de vorige kinderen een medische echo laten maken (vrouw, 36, 13sd). In de groepsdiscussie geven de hoger opgeleide vrouwen aan dat de biologische grenzen weliswaar opgerekt worden door uitstel voorbeelden in de omgeving, maar dat zij wel degelijk rekening mee houden, en overigens ook de grenzen van mannen er bij betrekken. A (38): Dat was voor mij op mijn dertigste echt een reden om te zeggen en nu wil ik voor mijn verjaardag een kind. En niet om meteen zwanger te worden, maar om te beginnen. (…) Duurt het dan nog vijf jaar dan zitten we toch in die gevarenzone van 35 jaar, dan ben ik misschien wel te laat. B (30): Mijn vriend is 11 jaar ouder en ik denk dan ik kan nog wel kinderen krijgen maar hoe oud is hij dan? Dat vind ik dan ook wel een reden. A: En hij gaat ook achteruit (gelach) (focus 1)
De mannen zelf leggen het eerder bij vrouwen, en hebben te maken met een ‘afgeleide biologische klok’ van hun partner. Zoals de 39-jarige hoger opgeleide man zonder partner vaststelt: ? Voor vrouwen is er een leeftijdsgrens, hoe is dat voor mannen, voor jou? Ook, want dan wordt de partner heel jong. Ze zeggen wel ‘ns dat mannen geen klok hebben, ik vind van wel! Iets minder hard dan voor vrouwen, maar ik zie me niet met een vrouw die 10, 15 jaar jonger is een relatie opbouwen. Je moet in ieder geval toch een beetje gelijk zitten met levenservaring die je hebt, een beetje op 1 lijn zitten. Als je ouder wordt ga je alles een beetje meer relativeren, en dat moet die ander dan ook maar net kunnen ( man, 39, 7lb).
Mannen lijken wat meer de ruimte te nemen om een besluit op de lange baan te schuiven. Maar ook voor hen komt de klok op een gegeven moment in zicht. Een man van 49, die pas met 45 jaar een geschikte, jongere, partner vond: Ik heb altijd gezegd: ik wil graag vader worden, maar niet vandaag; morgen.
100
Heb ik heel lang volgehouden, op een gegeven moment wordt dat vadergevoel sterker, je denkt het klokje loopt, we moeten nou toch wel eens aan de bak gaan. Maar voordat dat in je hoofd leidt tot echte actie. Ik heb me nog ingeschreven bij relatiebemiddelingsbureau, een ramp! Dat werkt voor geen meter. Belangrijk dat je bedenkt in welke vijver je wilt gaan vissen. Ik had hier nauwelijks een sociaal circuit, dan kom je dus ook niemand tegen, dan ga je veel werken (man 49, focus 2).
In het groepsgesprek met mannen wordt hem door A (32) gevraagd of hij zichzelf nu niet te oud vindt om aan een kind te beginnen. In de discussie die volgt legt B uit dat jong zijn voor hem niet samenvalt met zijn kalenderleeftijd. B (49): grappig dat je dat vraagt. Voor anderen vind ik dat wel, maar voor mezelf niet. Ik voel mezelf een stuk jonger, en mijn vader was ook heel oud. Ik heb dat zelf nooit als een gemis gezien. Hij voetbalde ook met mij, bovendien hou ik niet van voetballen. Maar het (vader worden) moet nu wel gebeuren, ik wil ze graag nog wel volwassen zien worden. A (32): ik had een vriend, diens vader was al gepensioneerd toen hij 11 was. Hij had alle tijd van de wereld, juist op een moment dat je denkt nou dat is zo gek nog niet. Z’n vader is overleden toen hij 22 was. Ja.. ik kan me toch wel voorstellen dat je eraan twijfelt, moet ik er nog aan beginnen.. als je je kind van de kleuterschool haalt noemen ze je opa. B: heeft toch te maken met hoe oud je je voelt. En ik wil het heel graag, dus weet ik dat ik een goede vader zal worden. Maar ook voor mij gaat de klok wel tikken. ? voor vrouwen is dat heel duidelijk, hoe is dat voor mannen? D (34, vader) ik denk voor mij het besef: jong vader zijn is leuk, je hebt veel energie en tijd. En aan de andere kant zou voor mij een overweging zijn om het niet te laat te willen, dat je misschien dan niet fit genoeg meer bent om allerlei dingen te doen met je kinderen. Dat is de enige biologische klok die ik voor mannen kan zien.. B : ik loop nog halve marathons, dus.. (!)+
101
E (44): ik zie geen natuurlijke belemmeringen nee.. B: het is een state of mind, echt! (focus 2).
B brengt hier verschillende argumenten in stelling om te laten zien dat zijn feitelijke leeftijd niet zo belangrijk is, maar dat het er veel meer om gaat hoe oud je je voelt, en of je er bewust voor kiest, het leuk vindt. Hij refereert daarbij ook aan het argument van vitaliteit (marathon, voetballen), en heeft zijn eigen vader als positief voorbeeld. Uit deze discussie van mannen die op één uitzondering na, nog geen vader zijn, spreekt een groot optimisme en vertrouwen in het fysiek goed aankunnen van het komende ouderschap. Deze houding contrasteert behoorlijk met de opmerkingen van oudere moeders onder elkaar. Afgezien van het feit dat zij achter hun keuze staan, laten ze ook merken dat er wel degelijk nadelen van ondervinden dat ze ouder zijn. In de focusgroep van hoger opgeleide vrouwen komt dit thema een keer heftig naar voren: Vrouw (37): vooral de derde heeft erin gehakt. Vrouw (44) ik geef je gelijk, de oudste was heel veel ziek en nooit een nacht doorgeslapen en dat vreet gewoon heel veel energie van je, en op oudere leeftijd kinderen krijgen. Nu begint het weer helemaal overnieuw kind van vier maanden, gebroken nachten, ziek, en zorgen ook (…) nu kom ik energie tekort als ik iedere nacht drie keer wakker moet worden. Dat vind ik het grootste nadeel. Qua gezondheid, je haalt het niet in omdat het constant speelt (…). Vrouw (37): Ik merk dat ik het heel moeilijk vind, de oudste is nu acht, vooral als ze wat ouder worden, moeilijke dingen, opvoeden nu in het begin is het toch meer verzorgen (focus 1).
Het gevoel ‘oud te zijn' lijkt nadrukkelijker te gaan spelen bij het ouder worden van de kinderen. Eenmaal opgemerkt wordt het door anderen weersproken; het zou een aanwijzing kunnen zijn dat het ‘not done’ is om dit punt al te nadrukkelijk voor het voetlicht te brengen.
102
4.5 Belang van referentiegroepen Hiervoor is al meerdere malen sprake geweest van het belang van de referentiegroep. In deze paragraaf staan we daar nog een keer expliciet bij stil. Bij hun overwegingen om al of niet kinderen in hun leven te willen, kijken vrouwen en mannen vooral naar hun directe sociale omgeving. De afstemming met hun partner kwam in het vorige hoofdstuk uitgebreid aan de orde, daarnaast zijn familie en vrienden van groot belang. Overwegingen rond de keuze voor kinderen, opvattingen over ouderschap, ideeën over wanneer je te jong of juist te oud bent, krijgen inhoud en betekenis via voorbeelden uit de eigen sociale omgeving. Met name vriendinnen en zussen die zwanger worden, brengen mogelijk eigen ouderschap dichtbij. Naast deze sociale en culturele dimensie, zit aan het begrip referentiegroep ook een tijdsdimensie. Die tijdsdimensie is zeker van belang bij dit onderwerp, de creatie van nieuwe generaties, en het terugblikken naar de eigen jeugd dat hiermee vaak gepaard gaat. De tijd waarin men zelf opgegroeid is speelt daarin zeker een rol. Dit komt duidelijk naar voren in de uitspraken van de respondenten van dit onderzoek, die in leeftijd bijna een generatie verschilden. Het zijn vooral de veertigers, die aangeven dat het hele maatschappijbeeld, zoals dat in het studentenleven van begin jaren tachtig gezien werd, een belangrijk kader vormde. In die context was helemaal geen plaats om met kinderen bezig te zijn. Persoonlijke ontwikkeling en een maatschappijkritische houding waren belangrijke zaken: Ik heb er wel mee te maken gehad, in die tijd met de wapenwedloop, de kruisraketten.. toen heb ik wel heel serieus gedacht ik ga geen kinderen in die wereld zetten. Maar ja, dan zou alleen het andere kamp misschien nog maar sterker worden…. (gelach) Nou.. maar het was wel een overweging hoor… maar uiteindelijk heeft de natuur toch z’n loop (man, 44, focus 2).
103
De 42 jarige voormalig popmuzikant en vader van 2 kleine kinderen, was toen hij 18 was evenmin bezig met kinderen: Ik weet het heel goed: ik wilde helemaal geen kinderen. De achterliggende gedachte was dat ik de wereld zo verrot vond, en in principe nog steeds vind, dat ik heel sceptisch was om daar nog iets aan toe te voegen. Dat is achteraf misschien een beetje zo’n tachtiger jaren doemachtige gedachtegang. Het is ook de staart van mijn middelbare school, begin van mijn tijd op de academie, de punk, New wave tijd. Die gedachtegang heeft een hele tijd ervoor gezorgd dat ik niet de ruimte voelde om aan kinderen te beginnen. (…) Die hele liberalisering, die hippieachtige gedachte is hier te ver doorgeschoten.. Zonder dat bewust te zijn, ben ik daar in m’n studietijd mee in aanraking gekomen, is heel latent in m’n gedachtegang terecht gekomen, en die van al mijn leeftijdgenoten (man, 42, 2lb)
De veertigers vertellen over hoe het toen was voor hen en hun vrienden, hoe het normaal was om met andere dingen bezig te zijn. Vrienden die door een zelfde levensstijl, het beeld in stand houden van lang jong zijn. Dat zijn precies dezelfde mensen. Ik heb een vriendenkring waar dat soort dingen altijd wel op de agenda staan. ook met mannen trouwens. Die hebben toch met hetzelfde te maken als vrouwen in deze tijd; lang, onbekommerd willen leven, inhoudelijk interessant werk willen doen maar avontuurlijk kunnen blijven, en vervolgens ook in dat keurslijf komen van gevraagd worden voor hogere functies, lang nee zeggen dan toch toezeggen, en dus iets kwijtraken wat ze lang hebben willen vasthouden. Daar dan soms overspannen van raken... dat zijn onderwerpen waar je ook met mannelijke vrienden op gelijkwaardig niveau over praat. Heel openhartig, dat is een kenmerk van deze tijd. Die ruimte die er is voor alle soorten keuzes in deze tijd, die maakt het ook makkelijker als je geen kinderen hebt om daar over te praten. In hoger opgeleide kringen tenminste, dat is wel een enclave op zich hoor! (vrouw, 42, 1 lb).
Deze vrouw heft geen kinderen en vindt zichzelf daar nu langzamerhand toch te oud voor. De muzikant is inmiddels vader van twee kleine kinderen
104
(5 en 0) en realiseert zich dat hij nu toch wel oud is in vergelijking met zijn kinderen. Hij grijpt nu alsnog terug op een soort natuurlijke norm, waarin jonger kinderen krijgen eigenlijk beter is. Nou, ik denk te snappen waarom de natuur het mogelijk maakt om op je 16de ..wanneer de vrouw vruchtbaar wordt, waarom dat zo is. .. Dat dat in Nederland door omstandigheden, het is bijna een soort modetrend, vanaf de 2de w.o. tot de hippietijd, is het allemaal naar achteren gedrukt. En ik ben het daar eigenlijk niet mee eens.. nu ik zelf kinderen heb, zie ik dat het eigenlijk niet klopt.. maar ik deal ermee en ik geniet er ook van, ?Wat klopt er eigenlijk niet? Nou met de natuur klopt het niet. Je bent zelf ouder wanneer die kinderen jong zijn (man, 42, 2lb).
Achteraf zien ze nu meer de beperkingen die ze van tevoren niet zagen. De bezwaren hebben vooral te maken met het grote leeftijdsverschil, hetzelfde argument dat voor jong ouderschap gebruikt wordt. Met een zekere berusting constateren zij dat het zo gegaan is, dat het ook niet anders gekund had, en dat ze er zo ook van genieten. De vraag laat zich stellen of in het uitstelgedrag van de veertigers een generatie-effect zit. Hebben de studenten van nu een vergelijkbaar referentiekader als de studenten van toen? Dergelijke vragen kunnen in dit onderzoek niet beantwoord worden. We kunnen alleen concluderen dat voor de hoogopgeleide veertigers met wie wij spraken dit een belangrijke referentie context was. De huidige studenten die wij spraken leken meer gericht op het regelen van een goede carrière en een zelfstandig inkomen. Naast het belang van referentie in tijdsperspectief, is er ook het evidente belang van sociale referentie. In eerste instantie is het daarbij van belang om te kijken naar de directe sociale omgeving van familie en vrienden. Bij een onderwerp als gezinsvorming is met name de familie een belangrijk referentiekader.
105
Het punt van geestelijk klaar zijn voor een kind komt ook in de focusgroep met jonge Marokkaanse vrouwen aan de orde. Ze proberen een positie te bepalen ten opzichte van hun moeders (die -heel- jong kinderen kregen) en ten opzichte van jonge vrouwen in de buurt die jong kinderen krijgen. Het bepalen van hun positie ten opzichte van levens en keuzes van belangrijke anderen is niet eenvoudig. Zij zitten in een heel ander positie dan hun ouders en proberen daarin een eigen weg te zoeken. Voor veel vrouwen is hun eigen moeder een belangrijke referentie. De jonge Marokkaanse vrouwen vertelden dat zij hun moeder erg waardeerden, maar het toch anders willen doen. Ik zie het aan mijn eigen moeder. Zij is een traditioneel onzeker Marokkaans vrouwtje. Dat heb ik mijn hele leven gezien. Ik zou niet willen leven zoals zij. Zij is huisvrouw, Zou ik niet willen. Zij is gelukkig, maar jij bent geëmancipeerd. Dan accepteer je dat niet meer. (…) Maar ik ken eigenlijk geen enkele vrouw die zo sterk is als zij. Ze heeft veel meegemaakt. Ze is getrouwd op haar 12e. Dat was traditie, ze is niet uitgehuwelijkt, ze is niet gedwongen, geslagen, Nederlanders zien dat verkeerd. Ze dacht gewoon: mijn vader zegt het, het zal wel goed zijn. Mijn ouders zijn gelukkig. Wij kennen dat zo niet meer. Mijn vader was 16 toen ze trouwden. Mijn vader en moeder zijn bij elkaar gebracht. Zij kende hem niet. Ze hebben de huwelijksnacht uitgesteld omdat zij nog zo jong was. Maar ze gaan nooit van elkaar weg. De liefde tussen hun zie je niet, maar ze houden van elkaar. Ze zijn één. Als iemand iets kwaads van mijn vader zegt, dan …. Ze hebben van elkaar leren houden. Dat kunnen wij niet meer. Niet door Nederland. Dat is ook in Marokko zo. Het is nu een heel ander tijdperk (vrouw, A, focus 3).
Ook de andere vrouwen in de groep bevestigen dat. Zij hebben ook jonge moeders: voor hun twintigste kregen ze kinderen. Als dochter vinden ze het positief dat hun moeder nog niet zo oud is: je begrijpt elkaar beter. Maar zelf worstelen ze ermee: eigenlijk willen ze ook jonge moeders zijn, maar stellen tegelijk vast dat dat botst met de voorwaarden die het leven in de
106
huidige maatschappij veronderstelt, als opleiding en een baan. Om zich heen zien ze ook vrouwen die inzetten op een maatschappelijke carrière, en dus (nog) niet aan kinderen beginnen. Hun houding is ambivalent op dat punt: A (23): Ik ken veel vrouwen die dat doen. A/B: Van die geëmancipeerde trutjes. A: Die doen het overdreven. Ik heb een vriendin, die heeft psychologie gestudeerd in Leiden. Is nu 28. Zit helemaal in de zakenwereld. De mannenwereld. Carrière maken. Ze wil het helemaal maken, zegt ze. B (18): Als je tot je 28e studeert, wil je een topbaan. Je doet toch niet al die moeite om je diploma aan de wc-muur te hangen! (vrouwen, 23 en 18, focus 3).
Ze constateren ook dat leeftijd vroeger niet hetzelfde is als leeftijd nu: Volgens mij zijn vrouwen van 30 nu veel anders, jonger, minder volwassen dan vrouwen van toen. Je hebt nu meer bezigheden, interesses (vrouw, B, focus 3). Ouders oefenen soms ook duidelijke druk uit om maar eens snel aan kinderen te beginnen, dit werd en aantal keren gezegd door jonge Turkse en Marokkaanse vrouwen. De sprong in leeftijd ( en opleiding!) ten opzichte van hun ouders is bij hen ook bijzonder groot. Tijdens het groepsgesprek met de jonge vrouwen reageert de 23-jarige thuiswonende vrouw op de vraag of ouders druk uitoefenen: Dat voel ik nu al. Van mijn vader meer dan van mijn moeder. Hij zegt soms: wil je geen kinderen? Wil je geen man? Dan zeg ik: Nee. Hij: je bent toch 23, wanneer krijg je interesse? Ben je dood? Maar zij weten hoe ik erover denk.
Anderen ervaren die druk niet, of krijgen juist het advies om niet te jong te beginnen, en niet in dezelfde valkuil te stappen. Moeders die zelf heel jong kinderen gekregen hebben, kunnen hun dochter aansporen om eerst hun opleiding af te maken, en goed voor zichzelf te zorgen.
107
4.6 Slot Wat wij in dit hoofdstuk duidelijk hebben willen maken laat zich aanduiden met de woordspeling: een ouder is zo jong als hij/zij zich voelt. Vrouwen en mannen vergelijken zich met vrienden en familie die hun persoonlijke sociale netwerk vormen. Als weinigen in dat netwerk op hun 27ste kinderen hebben, dan ben je dus met 28 jaar niet te oud om aan kinderen te beginnen, maar juist een jonge ouder. Wanneer daarentegen velen uit het netwerk al kinderen hebben, kan dit met 28 jaar juist tot de gedachte leiden dat je al bijna te oud bent, en versterkt dit het gevoel dat de tijd dringt. Anders gezegd: de betekenis van jong of oud zijn is ingebed in een sociale en culturele context. Die context komt duidelijk tot uitdrukking in de opvattingen en houdingen van de leden van het sociale netwerk. Op de achtergrond spelen uiteraard maatschappelijke noties mee over de normen voor goed ouderschap. Het ontwikkelen van een stabiele persoonlijkheid, het hebben van een vaste relatie, en het realiseren van een veilige woonsituatie met een zeker inkomen zijn breed gedragen normen voor een goed ouderschap. Het trachten te voldoen aan deze norm is zo een gelegitimeerd motief voor uitstel. Maar je goed in kunnen leven in je kind, flexibel en vitaal zijn, maakt eveneens deel uit van de norm voor goed ouderschap. Deze aspecten worden vooral in verband gebracht met jong ouderschap. Een dergelijke brede en gedifferentieerde norm voor goed ouderschap biedt velen de mogelijkheid om aan een gedeelte ervan te voldoen, en met het andere deel “in discussie te zijn”, om in termen van Billig te spreken. In het licht van de thematiek die in dit hoofdstuk besproken is, kunnen we stellen dat de wensleeftijd, de leeftijd die men als meest ideaal ziet om aan kinderen te beginnen, in sterke mate afhankelijk is van het referentiekader, de eigen sociale omgeving. Die leeftijd is bovendien geen vaststaand punt maar schuift mee met veranderingen in die eigen omgeving. Zo vertelden
108
meerdere respondenten over de invloed van een zus of een vriendin die zwanger werd, waardoor zij zelf ook het beslisproces versnelden. Omgekeerd kan een netwerk van kinderlozen ervoor zorgen dat men de beslissing voor zich uit blijft schuiven, zonder zich te oud te voelen. De leeftijdsgrenzen van 30, 35 jaar voor moederschap worden in algemene zin vaak genoemd als een vrij “harde” bovengrens, maar als in de eigen omgeving het aantal oudere ouders toeneemt, lijkt de grens mee omhoog te schuiven. Ouders ervaren uitstel van ouderschap dus vooral in vergelijk met anderen. Deze redeneerlijn volgend, is het van belang verder uit te zoeken hoe referenties werken en minder van belang welke factoren gedetermineerd kunnen worden als indirect van invloed. De meeste respondenten die meededen waren tevreden over het tijdstip waarop zij aan kinderen begonnen waren. Uitzonderingen vormden de hele vroege moederschappen, waarbij de opleiding niet af was, en degenen die langer moesten wachten omdat ze geen geschikte partner hadden kunnen vinden. In de redeneringen die ouders houden argumenteren zij het meest duidelijk met degenen die het anders doen, of waarvan zij verwachten dat zij het anders doen. De lager opgeleide ouders hebben kritiek op de hoger opgeleide carrièrevrouwen, die pas laat aan een kind beginnen omdat ze eerst hun carrière op de rails willen zetten, en het kind pas op de tweede plaats komt. Tegelijkertijd zetten zij zich ook af tegen de tienermoeders die veel te jong en onverantwoordelijk zijn om een kind op te voeden. De hoger opgeleiden redeneren minder rechtstreeks dan lager opgeleide en jongere ouders. Zij benadrukken het belang van stabiliteit voor ouderschap. Een mogelijke conclusie is dat jonger ouderschap toch een breed gedragen norm is. Zij zien veel voorbeelden in hun omgeving van
109
ouderschap op latere leeftijd, waardoor de norm naar boven toe opgerekt wordt. Daar is het vooral de biologische klok die zich dwingend blijft manifesteren.
110
5. Voorwaarden voor en consequenties van In dit hoofdstuk bespreken we de opmerkingen die gemaakt zijn over materiële en mentale benodigdheden om de verantwoordelijkheid voor kinderen te kunnen dragen. Genoemd werden: een voldoende en zeker inkomen, een afgeronde opleiding en stevige positie op de arbeidsmarkt, een geschikt huis en een veilige en kindvriendelijke woonomgeving, zekerheid over verblijf- en bestaansmogelijkheden in Nederland, een stabiele relatie en een stabiele persoonlijkheid. We gaan na hoe deze factoren worden ingevuld, door wie, en welke invloed zij kunnen hebben op het tijdstip dat men aan kinderen begint en op de gewenste en/of gerealiseerde gezinsgrootte. Aan het eind van dit hoofdstuk staan we stil bij de betekenis van ‘verantwoordelijkheid’ (voor een gezin) in relatie tot (verlies van) ‘vrijheid’. Niet iedereen legt een rechtstreeks verband tussen het een en het ander, sommigen distantiëren zich juist van dat idee. Die verschillen hebben ook consequenties voor het (denken over het) tijdstip van gezinsvorming.
5.1 Voldoende en zeker inkomen We hebben alles rustig aan gedaan. Eerst een paar jaar verkering, toen een paar jaar samen gaan wonen, toen na een paar jaar trouwen en toen pas later kinderen. (…) We hebben alles een beetje overdacht. We hebben niet van die dure auto’s gekocht, niet van die dure huizen, en niet gelijk aan kinderen begonnen, omdat dat financieel wel wat kost natuurlijk. We hebben altijd allebei gewerkt, dus financieel hebben we het altijd wel aardig gehad. Maar ja, als je eerst wat spaart, kan je makkelijker aan kinderen beginnen, als je wat geld hebt. (…) In het begin zeiden we altijd: we nemen er een, die kunnen we dan lekker verwennen, dat kunnen we financieel betalen en zo, het is allemaal zo duur, nou zeker met die euro, alles is
111
helemaal veel duurder geworden. Maar daarvoor al, dachten we altijd, ik dan, jij ook toch?, één kind, dat kunnen we goed verwennen. Echtgenote: Nou ik minder, ik dacht altijd, we nemen er twee, want alleen is maar alleen.
Er kwamen twee kinderen, en een ongeplande (‘ongelukje’) derde, dat werd een miskraam. Met zijn vieren wonen ze in een krappe vierkamerflat, type naoorlogse sociale woningbouw. Het ideaal van een groter huis met tuin is met hun bescheiden anderhalf inkomen (de salarisopbrengst van 5 dagen/avonden ongeschoold werk en 3 dagen administratief werk, dienstverbanden van 13 en 18 jaar) niet realiseerbaar. Daar komt bij dat de kans bestaat dat hij binnenkort zijn baan kwijtraakt door bedrijfssluiting. Als ik zonder werk kom te zitten, en die kans is er, dan ga ik gewoon bij een uitzendbureau werken en dan neem ik verschillende baantjes, dan kan ik kijken wat is. Daarom maak ik me er ook niet druk om. Maar kijk, ik heb makkelijk praten, want zij heeft werk, zij heeft inkomsten, dus dan hoef je ook niet… en we hebben geen koophuis, je leeft wat relaxter denk ik, en we hebben een goede spaarrekening. Dus dan ligt er niet zo’n druk op. (…) Maar ik denk wel dat het in de toekomst moeilijker wordt. Alles wordt zo duur. Ik denk dat het steeds langer uitgesteld gaat worden, dat mensen later aan kinderen gaan beginnen. Voordat je het eenmaal voor elkaar hebt, dat je een autootje en een huisje hebt. En een tijdje een relatie hebt dat je aan kinderen wilt beginnen, dat wordt steeds moeilijker, omdat alles steeds duurder wordt en ze steeds meer van je verlangen, qua opleiding en alles. (man, 36, 12jz)
De noodzakelijke financiële basis van ouderschap werd vaker door mannen en laag opgeleiden aan de orde gesteld dan door vrouwen en hoogopgeleiden.2 Mannen presenteren zich vanzelfsprekender als hoofdkostwinner. Dat zijn ze in de meeste gevallen ook, maar ze presenteren zich ook zo als hun partner een beter salaris heeft of in de 2
Drie kinderen passen nog in een gewone auto; met vier kinderen zou ik zo’n ruimtewagen moeten kopen. Het werden er –geheel naar zijn wens- toch vier; en ze kochten een goedkope variatie op zo’n spacewagon.
112
toekomst zou kunnen hebben; en zelfs als hij een uitkering heeft en zij een (kleine) baan. Voor vrouwen lijkt het hoofdkostwinnerschap van mannen minder vanzelfsprekend. Ook vrouwen die heel erg hechten aan een gezin met twee ouders, willen voor zichzelf de zekerheid hebben dat ze het financieel zonder man met hun kinderen kunnen redden. Aan de ene kant gaan ze geheel volgens het emancipatieboekje uit van economische zelfstandigheid; aan de andere kant maken ze conservatieve rekensommetjes door de kosten van kinderopvang enkel van hun eigen (mogelijke) inkomen af te trekken in plaats van het gehele gezinsinkomen daarin te betrekken. Uit dat laatste trekken sommige (laag opgeleide) vrouwen de conclusie dat het voorlopig ‘geen zin heeft’ om te gaan werken. In het besluitvormingsproces over ouderschap wordt een laag inkomen minder als probleem gezien dan een onzeker inkomen. Aan een laag inkomen kan je je aanpassen door minder kinderen te nemen. In tegenstelling tot het hiervoor geciteerde echtpaar, hielden anderen het om financiële redenen daadwerkelijk bij één kind, zodat ze die in ieder geval ‘lekker konden verwennen’, waarmee men bedoelt: ‘bieden wat je ze wilt bieden’. Dat kunnen ook kleren van Zeeman zijn en luxe vakantie is geen noodzaak, maar er moet geld zijn voor uitstapjes naar een pretpark, extra schoolactiviteiten, een sportuitrusting en medicijnen die uit het ziekenfondspakket zijn gehaald. Een ongeregeld inkomen past niet bij de verantwoordelijkheid van het ouderschap, tenzij de partner een substantiële vaste bijdrage aan het gezinsinkomen kan leveren of dat ongeregelde inkomen tamelijk riant is. Een aantal mannen (laag en hoog opgeleid) nam een vaste baan toen zij vader werden. Uit hun verhalen blijkt dat er vaak een paar jaar overheen gaan voordat zo’n verandering van werk- en levens(oriëntatie) zijn beslag krijgt. ?Had je altijd al het idee: ik wil een gezin?
113
Nee, dat idee heb ik nooit gehad, ik heb eigenlijk altijd het idee gehad: dat is niks voor mij, dat is te veel verantwoording. Dat was voor mij persoonlijk altijd de belangrijkste drijfveer. Kinderen heb ik altijd leuk gevonden. ?Wat bedoel je met teveel verantwoording, wat leek jou zo zwaar? Nou, niet zo zeer dat, maar de manier waarop ik leefde, daar zag ik geen combinatie mogelijk om daar de verantwoording voor een kind bij te hebben. Je kan het ook noemen een handenbinder, als een simpele omschrijving, dat was nooit, ja dat kon ik niet combineren. ?Veranderde je vaak van woonplaats? Ik ben heel wat keren van woonplaats veranderd, maar ja, gewoon de manier waarop ik in mijn bestaan voorzag… dat was, niet echt heel concreet, dat was maar net wat zich voordeed, dat pakte ik op en dan kon ik weer een paar maanden verder of zo. Zo heb ik een hele tijd geleefd, zeker in de periode dat ik in het buitenland heb gezeten.
Op 37-jarige leeftijd ontmoet deze (laag opgeleide) man in zijn vaste buitenland een vrouw van 18 die -in tegenstelling tot zijn eerdere partnerseen expliciete kinderwens heeft. Hij bedingt dat het bij één kind zal blijven en wordt op zijn 45e vader. Hij neemt een vaste baan waarvoor hij vier dagen in de week van huis is en gaat daarnaast door met vrij werk. Als het kind er eenmaal is, zoekt hij werk dichter bij huis. Als dat mislukt, kiezen ze voor de sociale zekerheid in Nederland. Hij heeft momenteel een volledige baan en veel kinderzorgtaken, zij heeft een halve baan als winkelbediende en volgt een HBO-opleiding. Van het vrije werk komt niet veel meer terecht; onder andere omdat ze vanwege hun dochter naar een (kleiner) huis in een rustigere omgeving verhuisden. Nu ik die ervaring heb, denk ik regelmatig bij mezelf: ik had er veel eerder aan moeten beginnen, dan hadden we gewoon veel meer dingen samen kunnen doen. Nu ik zie dat het leven ook gewoon doorgaat en dat ik niet ben omgekomen van de honger en mijn kind zeker niet. Dan denk ik: als we er twee hadden gehad, was het ook gelukt. (…) Dan zou je er toch wel weer een mouw aan gepast hebben, dan had je ook gewoon doorgeleefd. Je past je aan aan de omstandigheden, denk ik nu. Misschien heb ik dat
114
toen ook wel gedacht, maar was ik toen niet bereid om die concessie te doen (man, 55, 7jz).
Door een ruimer inkomen hoeven minder concessies gedaan te worden, omdat men meer diensten kan inkopen. Desgevraagd ontkenden de respondenten met een hoge opleiding niet dat een goed en zeker inkomen ook voor hen een voorwaarde voor gezinsvorming was/is. Ze realiseren zich vooraf dat kinderen geld kosten en dat ze zullen moeten inleveren op de levensstandaard van een dubbel hoog inkomen, maar ze maken zich duidelijk minder zorgen over de financiën. Ze gaan ervan uit dat problemen op dat gebied tijdelijk en oplosbaar zijn, omdat hun opleidingsniveau op korte of middellange termijn garant staat voor een ruime financiële basis. Door deze vanzelfsprekende financiële zekerheid, die zij veelal ook al in hun jeugd gewend waren, speelt geld minder een rol in de besluitvorming over ouderschap. ‘Ik heb natuurlijk makkelijk praten’, wordt er soms ietwat verontschuldigend bijgezegd, want een welvarend persoon hoort of hoeft niet te tobben over geld omdat anderen het zoveel slechter hebben. Een goed inkomen is in hun verhalen meer een gegeven dan een prestatie; en verantwoordelijkheid voor ouderschap is minder gekoppeld aan materieel ‘verwennen’ van de kinderen dan in de verhalen van ouders met (perspectief op) een kleiner gezinsbudget. Terwijl een laag opgeleide Surinaamse alleenstaande (bijstands)moeder fier vertelt dat ze van niemand afhankelijk is en de kinderkamer met nieuwe spullen heeft ingericht, zegt een hoog opgeleide vader met een goede baan met evenveel trots dat zijn kinderen alleen tweedehands-speelgoed krijgen. Deze financiële tweedeling tussen hoog- en laagopgeleide aspirant-ouders vraagt om nuancering. Mensen met een lage opleiding kunnen, bijvoorbeeld door succesvol ondernemerschap, toch een goed inkomen hebben. En omgekeerd kunnen hoog opgeleide vrouwen en mannen binnen de academische wereld lang op een zeer laag salarisniveau blijven
115
zitten, wat tot uitstel van een gevoel van volwassenheid en van kinderen kan leiden. Bovendien laten de sombere verhalen over economische recessie ook hoog opgeleiden niet onberoerd. Illustratief is het antwoord van een 34 jarige zwangere academica op de vraag hoe belangrijk een materiële basis was/is voor haar denken over ouderschap. Voor een deel wel, maar dat is niet alleen materieel. Het is meer dat je het idee hebt: we hebben dat kind wat te bieden. Ik maak me er soms wel een beetje zorgen over, want de arbeidsmarkt die stort weer een beetje in, mijn baan is niet zo zeker, en ook R’s bedrijf is niet helemaal zeker of het blijft bestaan. Maar ik heb aan de andere kant het gevoel dat wij heus wel het geld zullen kunnen blijven verdienen en dat er niet heel erg luxe nodig is. Tot nu toe kunnen we heel makkelijk rondkomen van wat we verdienen. Dat wordt dan straks natuurlijk minder en het kind kost een heleboel… maar als ik denk hoeveel mensen het allemaal redden, dan denk ik: waarom zouden wij het niet redden? Dus ik maak me er niet heel veel zorgen over. Maar als ik van te voren… het was wel een reden waarom ik heel lang dacht: ik ben er nog niet aan toe met mijn AIOsalarisje. Ik had toen wel het gevoel, ik ben nog niet helemaal volwassen, want ik kan mezelf nog niet bedruipen. Dat kan ik sinds een paar jaar wel, en dat voelt gewoon heel prettig. Heerlijk vind ik dat. (vrouw, 34, 6lb)
Het idee dat in Nederland geld geen factor van grote betekenis is voor de concrete besluitvorming over kinderen, komt ook voor in de verhalen van (met name eerste generatie) immigranten. Aan de ene kant wijzen zij op de zekerheid van het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel. Aan de andere kant komen zij met voorbeelden uit hun land van herkomst, vroeger en nu, om duidelijk te maken hoe relatief hun financiële zorgen zijn in vergelijking met die van de mensen daar.3 In een groepsgesprek (focus 4) betoogden Marokkaanse vrouwen dat de huwelijks- en ouderschapsleeftijd in Marokko sterker stijgt dan onder de Marokkanen in Nederland door de werkloosheid onder (ook hoog opgeleide) mannen aldaar. Werkloze mannen zonder 3
Bekend is dat veel immigranten, ook minima, achtergebleven familieleden financieel steunen.
116
perspectief op een baan kunnen de bruidschat niet betalen en zijn geen gewilde huwelijkskandidaat. Daardoor blijven vrouwen eveneens langer ongetrouwd en kinderloos.4 De feitelijke juistheid van hun beweringen doet hier niet ter zake, het gaat om het referentiekader van waaruit zij naar hun eigen situatie kijken en die onder andere de basis vormen voor hun beslissingen. In hetzelfde gesprek kwam overigens ook aan de orde dat gezinnen met meer dan drie kinderen in Nederland financieel geen haalbare kaart zijn. Want aan de ene kant is er financiële zekerheid, maar aan de andere kant zijn kinderen hier veel duurder: door verplichte kosten en door luxere kinderwensen. Bij kleine kinderen speelt dat nog niet zo.5 Met pubers kunnen echter problemen ontstaan over geld. Dat is volgens hen eerder reden om jong aan kinderen te beginnen dan om het ouderschap uit te stellen, want jonge moeders kunnen zich beter in die puberwensen inleven en ze zijn beter bestand tegen deze spanningen in het gezin. ‘De economie is harder geworden’ en dat heeft volgens jonge, nog kinderloze vrouwen met een immigratieachtergrond ook consequenties voor het tijdstip van gezinsvorming: Met geld, financieel, alles is duurder geworden. Je redt het niet om echt het ideale beeld te hebben. Dus niet een achterstandsfamilie zijn, maar gewoon echt: huisje, boompje, beestje. Dat redt je niet meer op je 25e. Studies worden langer, alles wordt duurder. (focus 3)
5.3 Opleiding en een stevige positie op de arbeidsmarkt In hoofdstuk drie zijn de verschillende gedachten over de combinatie van ouderschap, opleiding en werk besproken. We beperken ons hier tot het verschil tussen werkgeoriënteerde en gezinsgeoriënteerde verhalen van 4
Onder andere om die reden zijn Marokkaanse jongemannen hier ook geen aantrekkelijke huwelijkskandidaat voor de Marokkaanse jonge vrouwen hier, zie Hooghiemstra 2003. 5 Het helpt wel als je je kind vroeg zindelijk maakt, merkte een Turkse respondente praktisch op.
117
vrouwen (vgl. Wijsen 2002). Bij vrouwen is dit onderscheid en de consequenties ervan voor het tijdstip van gezinsvorming vele malen duidelijker dan bij mannen. Mannen redeneren over het algemeen meer werkgeoriënteerd en dat heeft meestal weinig consequenties voor concrete besluitvorming over de komst van het eerste kind. In het werkgeoriënteerde verhaal van vrouwen is ouderschap iets wat alsmaar pas daarna kan komen: na de opleiding en eigenlijk ook weer na het proefschrift of nadat de carrière op poten is gezet. Oudere hoog opgeleide respondenten zeiden dat zij tijdens hun opleiding nauwelijks concreet over kinderen nadachten. Jongere hoogopgeleide vrouwelijke respondenten schuiven het ouderschap wat bewuster voor zich uit, zo lijkt het. Kenmerkend is het verhaal van een 26jarige vrouw met HBO-diploma en werk. Zij deed ook mee aan een groepsgesprek en had zich erover verbaasd dat veel 30+ers lang hadden gedacht dat ze nog niet klaar waren voor een kind. Ze vond zichzelf al vanaf haar 18e geschikt als moeder; ik heb heel erg veel opgepast, geeft ze ongevraagd als verklaring. Ze heeft al vijf jaar een relatie met dezelfde man, maar van kinderen is het nog niet gekomen. Dat vindt ze blijkbaar niet consequent van zichzelf, gezien het overmatige gebruik van het woord ‘eigenlijk’. Eigenlijk wilde ik het liefst op mijn 24e of 25e moeder zijn. Eigenlijk is het altijd in mijn gedachten, jong moeder, maar eh, ik zat midden in een opleiding, ik was stage aan het lopen, het kwam helemaal niet goed uit. Eigenlijk had ik al twee of drie jaar van: ik wil het nu, maar het kwam niet goed uit. Er was eigenlijk steeds wel wat, eerst dit afmaken, dan dat, eerst dit bereiken, dan dat. Nou ja, en eigenlijk zitten we nu te verzinnen wat we nog meer willen bereiken (lacht beetje), maar ja… De grootste eis, ik heb nu mijn opleiding af en ik heb een baan, dus als het nu gebeurt dan kan het wel, dan vind ik het heel leuk. (…) Het is heel moeilijk afwegen wat nou het goede moment is, of je het beter in het begin kan doen, maar dan heb je nog niet zoveel zekerheid in je baan, of dat je kan wachten, maar dan heb je de kans dat je er wel
118
zware baan naast hebt en enigszins uitgeput raakt, dat zit er sowieso in geloof ik (lacht). (vrouw, 26, 5sd)
Dit verhaal zet het idee van een ‘quarterlifecrisis’ van twintigers-van-nu die niets willen missen en van alles het beste willen toch net iets in een ander daglicht. Aan de ene kant is de angst om de verkeerde keuze te maken overduidelijk aanwezig. Aan de andere kant ontbreekt het idee van de onbegrensde mogelijkheden. Aan het eind van het interview, als haar gevraagd wordt conclusies te trekken, benadrukt ze nog eens dat ze het idee heeft dat kinderen op de arbeidsmarkt als belemmering worden gezien. Een langer ouderschapsverlof met recht van terugkeer in de oude baan, zoals volgens haar in Duitsland het geval is, en meer zekerheid over de beschikbaarheid en de betaalbaarheid van kinderopvang zou haar meer ruimte en vooral meer vrijheid geven. In gezinsgeoriënteerde verhalen staat het kind, moederschap en de gezinsvorming centraal en wordt de voortgang in opleiding en carrière daaraan in meerdere of mindere mate ondergeschikt gemaakt. Het zijn de verhalen van vrouwen die tussen hun 18e en 25e hun eerste kind kregen na een lange (jaren), korte (maanden) of superkorte (dagen/weken) periode van wikken en wegen. Voornamelijk, maar niet alleen, vrouwen die op een laag of middenonderwijsniveau op de arbeidsmarkt insteken. Ze werken, studeren, lopen stage of zijn thuisblijfmoeder. Ze hebben wel ambities op werkgebied, maar accepteren uitstel en vertraging van (vervolg)opleiding en carrièrestappen als consequentie van hun keuze voor kinderen en een gezin. De man als hoofdkostwinner die wel voor het inkomen zal zorgen, komt ook in de meeste gezinsgeoriënteerde verhalen niet voor. Er is geen man, er is wel een man maar die heeft geen werk of stabiel inkomen en men leeft/leefde van een uitkering, de vrouw is er trots op zelf een behoorlijke bijdrage te leveren aan het gezinsinkomen of de ongelijke inbreng wordt nadrukkelijk als tijdelijk gepresenteerd. De
119
gezinsgeoriënteerde verhalen zijn minder tobberig over de combinatie van gezin, werk en opleiding dan de werkgeoriënteerde verhalen, maar dat is afhankelijk van de mate van concreetheid van de opleidings- en werkplannen. Vrouwen die hun plannen en idealen op dit gebied ver voor zich uit schuiven, doen er optimistischer en makkelijker over dan vrouwen die al een concrete poging in de richting wagen. Ter illustratie twee voorbeelden van Marokkaanse vrouwen die beiden jong en onverwacht zwanger werden. Het eerst voorbeeld is een vrouw die op haar 18e een kind kreeg met een man waarmee ze al samenwoonde en daarna trouwde. Ze is nu 20. Ik heb eerst de mavo gedaan, daarna een jaar een MBO-opleiding en toen ben ik gestopt. Ik had zoiets van de schooltijden waren niet echt zo moeilijk, maar constant bezig zijn, bezig zijn, ik wilde eerst wel een jaartje werken en heel goed nadenken wat ik nou precies wil. Ik had meerdere vriendinnen die begonnen een opleiding en dat wilden ze eigenlijk niet. En toen ben ik gaan werken en toen ben ik blijven hangen, ik ben helemaal niet meer terug gegaan naar school, ik ben op het kinderdagverblijf gaan werken en ik vond het hartstikke leuk. (…) (Twee jaar geleden, na de geboorte van haar kind, stopte ze met werken, ze was toen 18) ?Is werken en kind voor jou moeilijk te combineren? Op zich niet, ik zou mijn dochter mee kunnen nemen. Maar ja daar moet je kosten voor draaien, misschien krijg je wel korting maar het is best wel een duur kinderdagverblijf, dan ben ik meer dan de helft van mijn salaris kwijt aan de opvang van haar en daar kies ik niet voor. Ik wil wel mijn opleiding gaan afmaken en dat ik dan iets voor mezelf kan beginnen; dan kan ik mijn kinderen tegen die tijd meenemen. Een kinderdagverblijf dus, dat lijkt me absoluut het einde, ik heb er heel lang over nagedacht, vooral die tijd dat ik er zelf werkte. Ik had best wel goed contact met mijn bazin, ze legde me heel veel dingen uit hoe het in mekaar zat en dat trok me heel erg, dus ik
120
ben ook vaak naar de bibliotheek gegaan en heb er dingen over gelezen, en dat is gewoon echt iets voor mij, daar sta ik 100% achter. (…) ?Als jij je opleiding af wilt maken, hebben jullie dan overlegd over hoe je dat met elkaar verdeelt en werk en zorg combineert? Ja, daar praten we wel eens over, hij heeft nu één persoon in dienst. Als er meer komen, kan hij meer bij huis zijn en is er voor mij de mogelijkheid om er iets bij te doen. Ik denk niet dat het al op korte termijn is, maar wel dat dat over vijf of zes jaar gaat gebeuren. Als hij nu gaat werken, dan is hij om 7 uur al op pad en dan zit ie nog in de file en dan is ie om zes uur thuis, alsof hij een normale werkdag heeft gehad bij een baas. Maar als de tijden gaan veranderen, is hij wel meer thuis en kan ik mijn eigen dingen doen. Daar hebben we het best wel vaak over, mijn eigen toekomst. En des te jonger ik mijn diploma heb, des te makkelijker het gaat. Als ik ouder word, denk ik dat ik niet zo makkelijk meer naar school kan gaan. Mijn hersenen zijn nu nog vers. Misschien ga ik een avondopleiding volgen, maar dat is best wel zwaar en het duurt ook veel langer, een jaartje of drie, vier. Dat is toch wel zwaar, dan ben ik de hele dag al bezig met het kind (vrouw, 20, 10sd).
Ondanks haar optimisme (‘In Nederland kan ongeveer alles, als je het maar goed organiseert’) zitten er veel onzekerheden in haar verhaal. Ze maakt haar eigen plannen afhankelijk van het succes van het bedrijf van haar man; en ze spreekt soms over ‘kinderen’, terwijl ze elders ook zegt dat een tweede kind haar situatie weer ingewikkelder zou maken, omdat ze bij een tweede kind zouden moeten verhuizen. Verder houdt ze zich vast aan het idee dat ze weer jong uit de kinderen is. Haar oudere zus is haar referentiekader. Die is 25, was niet zo’n ‘feestbeest’, is vijf jaar getrouwd en heeft nog geen kinderen. Want ze wil nog een tijdje van haar vrijheid genieten, niet voortdurend vastzitten aan kinderen, met haar autootje gaan en staan waar ze wil, en carrière maken. De tweede voorbeeldvrouw is ook erg gehecht aan haar autootje, als symbool van zelfstandigheid en vrijheid. Zij kreeg op haar 23e een kind van een man waarmee ze trouwde en
121
waarvan ze twee jaar later weer scheidde, omdat hij geen steun voor haar was. Ze is nu 30 en woont alleen met haar kind. Ik zat eerst op een VBO school, die heb ik niet afgemaakt omdat hij me helemaal niet beviel. Ik was toen nog leerplichtig, ik ben getest door het arbeidsbureau. Daar kwam uit verzorgend of administratief. Ik koos voor een MBO-opleiding verzorgende, dat ging allemaal goed tot de stages in het ziekenhuis. Ik kan absoluut niet tegen bloed en viezigheid. Ik was inmiddels 21, 22. Ik ben weer naar het arbeidsbureau gegaan. Ze boden me een tweejarige opleiding voor secretarieel medewerker aan, die heb ik in één jaar gedaan en daarna nog allerlei computercursussen in het clubhuis, want dat was goedkoop. Toen mijn kind geboren was, wilde ik beslist niet in een uitkering; dat had ik met mijn moeder meegemaakt. Ik heb eerst een aantal jaren gewerkt via het uitzendbureau, op allerlei plekken bij arbeidsvoorziening. Daarna bij een commercieel bedrijf, op een tijdelijk contract. Ik wilde vier dagen werken, maar dat kon daar absoluut niet. De laatste drie jaar werk ik bij een gemeentelijke dienst. Na twee jaar werd ik ambtenaar en kon ik gebruik maken van een ouderschapsregeling. Daardoor kan ik nu een jaar lang vier dagen werken. (…) Binnenkort wil ik weer een opleiding beginnen. Voor managementassistente. Ik heb me al ingeschreven bij de opleiding, die wordt betaald door mijn werk. Maar het is eigenlijk te zwaar: werken, ’s avonds een goede moeder zijn, drie keer per week mijn zoontje naar karate brengen. (…) Ik had het beter zoals mijn broer kunnen doen. Hij heeft een vaste baan, een huis gekocht, helemaal ingericht, beetje voor beetje, en is daarna begonnen met een kind. In goed overleg met zijn vrouw. Zo had ik het ook gewild, toch zekerheid. Zoals ik het heb gedaan, is gewoon heel moeilijk, zwaar. Je hebt gewoon geen goede basis voor je kind. Je moet dubbel zo hard werken ervoor. Bezig met jezelf, het huis, genoeg brood op tafel. Daarnaast sparen voor studeren van je kind. Dat is niet de juiste manier. (vrouw, 30, 2jz)
122
Uit haar verhaal blijkt dat het toch uitmaakt als er een partner is die mede of geheel voor het inkomen kan zorgen, ook al is het voor het gevoel of voor het verhaal tijdelijk. Het nadeel van het ontbreken van zo’n kostwinner is dat de gezinsverantwoordelijkheid (zorgen voor de zorg en voor de kost) behoorlijk zwaar is; het voordeel is dat zij haar eigen plan kan trekken. Daarin is zij ook vrijer dan vrouwen met een bijstandsuitkering die weer te maken hebben met de regels en restricties van het regiem van de sociale dienst. Vanwege dat idee van zelfstandigheid is ze na de scheiding verhuisd naar een stad vijftien kilometer verderop. Haar kind zit in haar oude plaats op school, want haar moeder (ook gescheiden) is opvangmoeder. Haar broer en een nieuwe vriendin zijn belangrijke morele referentiekaders. Haar broer heeft een technische baan op HBO-niveau, ook door doorstuderen naast zijn werk, en zit in het bestuur van de (Islamitische) school van haar zoon. Haar 27jarige vriendin, weduwe met kind, is accountmanager. Door mijn vriendin ben ik ook zelfverzekerder geworden. Zij doet het heel goed, goede baan, gestudeerd, opvoeding gaat heel goed. Ze heeft mij laten zien dat het best te doen is, alleenstaande moeder. Daar word je ook best wel sterk van. Ik heb periodes gehad dat ik dacht: het gaat niet lukken. Ik voelde me zielig… (vrouw, 30, 2jz)
Met dit verhaal willen we ook duidelijk maken dat er niet altijd scherpe grenzen te trekken zijn tussen werkgeoriënteerde en gezinsgeoriënteerde verhalen. Er is niet één perspectief dat altijd domineert, in de beslissingen die ze neemt en in de manier waarop ze die tijdens dit interview uitlegt, ze wisselt van perspectief en probeert zaken te combineren. Dat blijkt ook uit de toekomstplannen c.q. –dromen van deze vrouw. Promotie naar een baan als managementassistente ziet ze niet als ‘echt carrière’, maar als mogelijkheid om minder te gaan werken en daardoor tijd te krijgen om ‘iets voor zichzelf te doen. Bijvoorbeeld schoonheidsspecialiste. En als dat goed gaat, misschien een eigen zaak beginnen.’ Later vertelt ze dat ze die extra
123
‘vrije’ tijd ook wil reserveren om zonodig aan haar zoon te besteden wanneer die in de puberteit terechtkomt. Want haar moeder is wel een goede oppas, maar niet de ideale opvoeder. Op dit punt is haar nieuwe vriendin eveneens een belangrijke morele, emotionele en informatieve steun. De dames wisselen niet alleen ervaringen, maar ook boeken uit.
5.4 Een geschikte woning en woonomgeving Ouders kijken gedeeltelijk met andere ogen naar hun huis en woonomgeving dan mensen zonder kinderen (vgl. Van der Zwaard 1999, 2001, 2003). Afgaande op deze interviews verandert die blik vaak al in de fase van het denken over ouderschap en is een eengezinswoning met tuin voor en achter in een rustige buitenwijk een breed gedeeld ideaal. Voor mensen met een laag en bescheiden middeninkomen is dat ideaal onbereikbaar en daarom geen reden om kinderen nog even uit te stellen om wat verder te sparen. Ze scharen zich letterlijk achter het huisjeboompje-beestje-ideaal, maar nemen genoegen met minder. Voor mensen met (een perspectief op) een hoog inkomen is het kopen van zo’n huis (op termijn) een reële optie. Tegelijkertijd bestaat er juist in deze groep enige ambivalentie ten aanzien van dit standaardgezinpatroon van de middenklasse in Nederland. Het feit dat velen zelf in zo’n omgeving opgroeiden, maakt de stap gemakkelijker en vanzelfsprekender, en ook weer niet. Aan de ene kant willen ze hun kinderen het wooncomfort bieden dat ze zelf als kind kregen en waardeerden. Toen ik veertig was zei een vriend tegen me: jij moet toch onderhand wel eens aan kinderen beginnen. Ik heb me toen afgevraagd: hoe komt het dat dat toch elke keer niet doorgaat? Toen heb ik voor mezelf ontdekt, ik kwam uit een goed nest, mijn vader had een vrijstaand huis, en weet ik wat allemaal, en daar ben ik in opgegroeid, in die omgeving. En toen kwam ik er pas achter dat ik het belangrijk vond dat mijn kinderen ook in een
124
dergelijk soort omgeving op zouden kunnen groeien. Dat was voor mij wel een eye-opener, dat had ik me niet gerealiseerd. (focus 2, man 49, sinds kort getrouwd en nog kinderloos)
Aan de andere kant betekent ouderschap daardoor terugkeer naar het ‘burgerlijke’ bestaan waarvan ze als student, jong volwassene en lid van een kritische generatie enigszins afstand hadden genomen. Dat geldt, zoals ook al in hoofdstuk vier ter sprake kwam, vooral voor de (generatie van) veertigers. ?Zijn er ook voorwaarden om aan kinderen te beginnen? Financieel bijvoorbeeld? Nee, alleen een man waar je een stabiele relatie mee hebt (…) Financieel niet zo… nou… is dat wel zo? Ik kan het makkelijk zeggen, want we zitten wel goed, niet in een slechte wijk of zo. Ik vind wel dat een kind een goede omgeving moet hebben om in op te groeien. Dat heeft bij mij nooit zo gespeeld. Maar, daar zit wel een addertje, ik vind die financiële zekerheid wel prettig hoor, dat er iemand vrij veel geld verdient. Ik denk als ik kinderen had gehad, dat ik dat nog extra belangrijk had gevonden: een goed huis, in een goeie buurt. Dat vind ik dus moeilijk aan kinderen krijgen. Het maakt dat je aan conventies moet voldoen, waar ik eigenlijk geen zin in heb, maar waarvan ik weet dat dat toch belangrijk is als je kinderen hebt. (vrouw, 42, 3lb)
Een jonge oude vader gaat pas na de komst van het eerste kind over verhuizen nadenken. Hij maakt de overstap voor zichzelf (en voor de interviewster?) acceptabeler door de noodzaak van verhuizing naar een ‘rustige buurt’ flink aan te dikken en voor te stellen als een superindividuele keuze. ?Had je een idee wat er zou veranderen door de komst van kinderen in je leven? Door vrienden had ik daar een vaag idee over. Toen mijn eigen kind er was, was het zo anders. Het is zo persoonlijk hoe je een nieuw leven invult. Het heeft wel enorme invloed gehad. We zijn bijvoorbeeld verhuisd uit een superhuis in het centrum van de stad, omdat het te gevaarlijk was
125
voor een kind, er werd gevochten en zo. De praktijk is veel erger in de binnensteden dan je leest. Als de kogels om je oren vliegen, in Nederland… we moesten weg. Ik moet erg wennen aan zo’n rustige buurt, zonder dynamiek… ik geniet er erg van, maar het is een enorme verandering. Maar dat verhuizen, hadden we vantevoren niet gedacht. (man, 42, 2lb, twee kinderen van 5 jaar en een paar maanden).
Er is meer gesproken over onveiligheidsproblemen in de stad. Bijna alleen door mannen, maar we hebben over de woning en woonomgeving sowieso veel meer tekst van mannen dan van vrouwen. Dat hangt samen met het feit dat de mannelijke respondenten vaker en meer in praktische termen over hun (aanstaande) ouderschap praatten dan vrouwen. De zorg voor goede huisvesting van hun gezin is blijkbaar onderdeel van hun verantwoordelijkheid als hoofdkostwinner. Voor één man is een groot huis, groot genoeg om zich individueel te kunnen terugtrekken, voorwaarde om de stap naar de gebondenheid van een gezin te kunnen zetten. Zorgen over onveiligheid van de woonomgeving (angst voor criminaliteit en angst voor racisme) lijken pas op te komen als het kind er eenmaal is, maar dat kan (gedeeltelijk) samenhangen met het feit dat (on)veiligheid nog niet zo lang in het brandpunt van de publieke en politieke belangstelling staat. In de meeste verhalen van (hoog opgeleide) vrouwen verdwijnt of vervaagt de huisvestingskwestie achter andere zorgen en afwegingen in verband met het (aanstaand) ouderschap. Illustratief daarvoor zijn de volgende antwoorden van twee academicae. Ik ontmoette mijn huidige echtgenoot op mijn 25e. Een van de eerste gesprekken die wij hadden gingen geloof ik over kinderen. (…) Ik was zwanger op mijn 30e en 31 toen mijn eerste kind geboren werd. ?Speelde ook een rol dat je partner zeven jaar ouder was? Nou, het speelde niet een hele grote rol hoor. Er waren allerlei omstandigheden die meespeelden: we hadden een huis dat niet afkwam, en J had een baan die hem niet echt beviel. Ik vond het leuk om te werken,
126
fulltime in het onderwijs werkte ik. (…) Bij de geboorte van de tweede ben ik in deze baan terechtgekomen, een 9/10 baan, met een auteursaanstelling erbij werk ik nog steeds fulltime. (…) Het was dus een tijd waarin veel gebeurde. Voor J was de vraag: ga ik een andere baan zoeken of ga ik verder met het huis en gaan we aan kinderen beginnen. Dat laatste hebben we gedaan, hij is gestopt met zijn baan, hij was twee jaar huisman. Hij heeft het huis opgeknapt en daarna hebben we het verkocht en zijn we verhuisd. (vrouw, 37, 3sd) ?Had je ook het idee dat je leven aan bepaalde voorwaarden moest voldoen, voordat je met de kinderwens bezig kon zijn? Ja, eh een job denk ik, dat wel. Een goede relatie met mijn partner uiteraard. Vroeger had ik denk ik meer een ideaalbeeld van hoe een huisje eruit zou zien (lacht) maar dat is nu helemaal niet zo belangrijk. Ik bedoel, je kunt kinderen ook grootbrengen in een kleiner huis of wat dan ook. (…) Toen we een huis zochten samen, hebben we wel geanticipeerd op de komst van kinderen, het is een eengezinswoning. (vrouw, 29, zwanger, 2sd)
5.5 Immigratiegeschiedenis en verblijfs- en bestaans (on)zekerheid In sommige verhalen is gezinsvorming verknoopt met de ingewikkeldheden en onzekerheden van verblijfs- en bestaansmogelijkheden in Nederland. Dat zijn de verhalen van kinderen van immigranten die pas later, vlak voordat zij 18 werden of nog later en dus illegaal, naar Nederland werden gehaald of gestuurd. Het zijn ook de verhalen van mensen die gevlucht zijn en jarenlang moesten wachten op een zekere verblijfsstatus; en van vrouwen en mannen met een buitenlandse partner. Er komt heel veel wikken en wegen in deze verhalen voor. De overwegingen en afwegingen hebben betrekking op een breed scala van randvoorwaarden voor
127
gezinsvorming; het tijdstip van gezinsvorming lijkt daar een afgeleide van. De voorbeelden van twee Turkse schoonzussen kunnen dat verduidelijken. A ging ondanks een VBO-advies naar de MAVO en daarna naar de HAVO en het VWO. Voor haar eerste studiekeuze, medicijnen, werd ze uitgeloot. Ze wilde niet wachten of in België medicijnen studeren en koos voor psychologie. Aan het eind van haar eerste studiejaar trouwt ze met haar neef en gaat ze bij hem wonen in Turkije, want hij krijgt daar als afgestudeerd arts automatisch een baan. Door het Turkse universitaire toelatingssysteem is het voor haar echter onmogelijk om haar studie voort te zetten. Ze komen samen naar Nederland, zij gaat verder in haar tweede studiejaar. Ze proberen het kort daarna dan nog een keer in Turkije, komen weer terug en krijgen hun eerste kind. Hun zoon is nu drie jaar oud. Ik dacht vroeger: ik ga eerst een opleiding doen. Tijdens mijn opleiding kan ik trouwen, of een vriendje, maakt niet uit en nadat ik mijn opleiding heb afgemaakt, dan begin ik aan kinderen. (…) Eerst van mijn leven geniet met mijn man, een jaar of twee of zo, en daarna begin ik met kinderen. (…) Het kind is op zich op het juiste moment gekomen, want dat was twee jaar na het trouwen, maar trouwen kwam bij mij snel. Dat was ja, omdat ik van mijn man hield, ik was verliefd op hem, ik weet niet (lacht) ?ja, ja (lacht ook) Dat was de reden en hij wou persé trouwen, want hij was daar en ik was hier, het kon niet anders. Als hij hier had gewoond, dan was het anders geweest misschien. (…) Het is ook moeilijk als je twee kanten op kan. Kijk, als mijn man niet hoog opgeleid was, dan was het gewoon hier, maar hij heeft daar een goede baan en een goed inkomen en zijn kring is daar. (…) Dat was echt een probleem toen, want we wisten niet wat we moesten doen, daar of hier, dat was echt een moeilijke tijd. (vrouw, 28, 8jz)
128
Zij zit nu in haar derde studiejaar en is vast van plan om haar opleiding af te maken. Haar kind gaat vier halve dagen naar de peuterspeelzaal en de rest van de week naar haar moeder. (Zonder haar zou ik niet weten hoe ik had moeten studeren!) Haar man heeft net de benodigde cursussen Nederlandse taal achter de rug. De universiteit wil hem vanaf het vierde leerjaar met zijn studie opnieuw laten beginnen. Stage lopen of vrijwilligerswerk doen in het ziekenhuis om zijn vak bij te houden, het is wel geprobeerd maar niet gelukt. Ze hebben net via via een reïntegratiebedrijf in een andere stad ontdekt dat werk-opleidingstrajecten voor nieuwkomers met gezondheidszorgopleidingen verzorgt. Daar hebben ze nu hun hoop op gevestigd. Als zij klaar is met haar opleiding, gaan ze misschien toch weer samen naar Turkije, om daar eventueel samen een praktijk te beginnen. B groeide met haar moeder en broers en zussen op in Turkije, terwijl haar vader al die tijd (30 jaar) in Nederland woonde en werkte. Op 16jarige leeftijd, een jaar voordat zij haar lyceumdiploma had kunnen halen, stuurde haar vader haar naar Nederland. Ik had het 2e jaar lyceum af en ik ben niet verder gegaan. Dat vond ik ook zielig voor mij. Als ik helemaal klaar was met lyceum, mijn cijfer was echt goed, dan kon ik hier ook naar de hogere school gaan. Dat heb ik niet gedaan, ik wist dat ook niet, weet je. Hoe is de regel van hier, wat moet je doen enzovoort. Maar ja, het is gewoon gebeurd. Ja ?Want wilde je zelf naar Nederland komen? Ja dat wel, want in Turkije heb je geen toekomst. Als je klaar bent met de universiteit, dan heb je ook geen werk. Dus wat ga ik daar doen eigenlijk? Ik ben hier gekomen voordat ik mijn lyceumdiploma had, want mijn leeftijd gaat omhoog. Voor mijn 18e moest ik hier komen, dus daarom… ?Anders kon je niet meer hier naar toe… Anders kon ik hier niet komen, dus daarom hebben we dat gedaan. Maar ja, ik was 16 toen ik hier was. Dus een jaar kon ik nog wachten, dan was ik klaar met havo.
129
?Waarom heb je dat niet gedaan? Dan was je 17 geweest, dat was nog net op tijd geweest. Ik weet niet, ik wist dat niet, maar ja, vader heeft haastig gedaan weet je. Hij zei: nu moeten we dat doen. (vrouw, 20, 14jz)
Ze kon gaan wonen bij haar broer (en schoonzus), die tien jaar eerder op dezelfde leeftijd door haar vader naar Nederland werd gehaald. Vervolgens gaat een zeven jaar oudere neef (de broer van de psychologe) die al langer een oogje op haar heeft serieus werk van haar maken. Zijn ouders gaan met haar ouders praten. Haar ouders gaan akkoord met een huwelijk en zij maakt geen bezwaar. Dat had ze ook niet echt, ze vond hem een aardige jongen, maar ze was nog erg jong, vond ze toen en vindt ze nu. Ik kon nog niet gezond denken. Daardoor was ze in het begin erg onzeker en afhankelijk van hem en had ze een erg moeilijke tijd, want hij kon daar niet zo goed tegen. Voordat ze de pil goed en wel geregeld heeft, werd ze zwanger. Ze is nu 20 en heeft een kind van 2 ½ jaar. Na het standaardaanbod van 600 uur taalles is ze een part time MBO-opleiding van twee jaar gaan volgen. Daar is ze bijna mee klaar. Ze wil nog meer opleidingsstappen zetten om uiteindelijk haar oude beroepsideaal van lerares te realiseren. De opleidingsweg die ze daarvoor wil volgen is nogal omslachtig, maar loopbaanbegeleiding is ze dan ook nog niet tegengekomen; noch informeel van haar vader of man, noch professioneel. Haar ervaring met het inburgeringtraject is wat dat betreft vergelijkbaar met die van haar hoog opgeleide zwager. Haar man beschrijft ze als makkelijk, ze mag dragen en doen wat ze wil. Zij voelt zich wel de hoofdverantwoordelijke voor het kind, maar hij is wel in te schakelen. Hij wil graag snel een tweede kind, zij wil dat nog minstens vijf of zes jaar uitstellen; vanwege opleidingen en omdat haar eerste kind ‘gevoelig’ is. Haar man is laag opgeleid en heeft nog niet zo lang geregeld werk. Ze probeert hem wel eens te stimuleren om een opleiding te volgen, maar daar heeft hij helemaal geen zin in. Haar schoonmoeder, dezelfde als
130
hierboven, past veel op haar kind. Ze vindt dat wel zielig voor haar, maar ziet geen andere oplossing, afgezien van de vier halve dagen peuterspeelzaal. Er zitten veel meer kanten aan deze verhalen, zie daarvoor het proefschrift van Erna Hooghiemstra (2003). Wat wij hier willen duidelijk maken, is dat immigratie- en integratiebeperkingen ook van invloed kunnen zijn op relatievorming en op de concrete besluitvorming over kinderen. Dat is niet alleen het geval bij kinderen van ‘gastarbeiders’, maar ook bij vluchtelingen en bij de veel grotere groep Nederlanders die met een partner uit het buitenland trouwen. Het is ook niet zo dat deze hindernissen en beslommeringen altijd tot versneld ouderschap leiden; het kan ook tot uitstel of afstel leiden, door lange periodes van verhuizingen, verblijfsonzekerheid en/of illegaliteit, concentratie op het opbouwen van een bestaan in Nederland, het ontbreken van geschikte huwelijkskandidaten of omdat men zelf een onaantrekkelijke partij is. Die diversiteit zit ook in onze respondentengroep.
5.6 Een stabiele relatie en een stabiele persoonlijkheid Een twee-oudergezin is voor bijna iedereen het ideaal. Het vinden van een geschikte partner is voor velen een belangrijke randvoorwaarde voor ouderschap. Welke eisen aan hem of haar gesteld worden en wat de noodzakelijke relatiekwaliteit voor ouderschap is, wordt in het hoofdstuk over partners besproken. We beperken ons hier tot een analyse van de vele opmerkingen (voornamelijk van vrouwen) over de noodzakelijke psychische gesteldheid voor ouderschap: het geestelijk klaar zijn voor het kind, zoals het vaak genoemd werd. Uitdrukkingen die daarbij horen zijn: sterk in je schoenen staan, voor jezelf kunnen zorgen, zeker en stabiel zijn, weten wie je zelf bent, rijpheid, volwassenheid, rust, niet meer zo met
131
(wisselende) relaties bezig zijn. Daar zit het element in van goed ouderschap: kinderen hebben iemand nodig waar ze op kunnen bouwen en die tegen een stootje kan en die haar eigen gezinsgeschiedenis en jeugdproblemen heeft verwerkt. Het is onderdeel van de verklaring/uitleg van het feit dat ze (pas) op een bepaalde leeftijd concreet aan kinderen zijn gaan denken en/of werken. Of dat vroeg of laat is, hangt af van het referentiekader. Jonge moeders wijzen bijvoorbeeld op tienermoeders of op hun eigen moeder die nog jonger aan kinderen begon. Daarnaast zit in deze psychische constructie het idee dat door de komst van kinderen het leven behoorlijk zal veranderen. Het is afgelopen met ‘het feestbeest’, de spanning en sensatie van de ‘seriële monogamie’, de spontane uitspattingen, de avontuurlijke reizen (in plaats van ‘met de sleurhut naar Frankrijk’), maar ook met het onbeperkt aangaan van nieuwe uitdagingen, de actiegroepjes, tijd voor lezingen en cultuur, de flexibele dagindeling en met de grote vraagstukken bezig zijn. Geestelijk klaar zijn betekent in dit verband dat je je ‘wilde haren’ kwijt bent, dat je het leven ‘ontdekt’ hebt, dat je geen behoefte meer hebt aan dit type spanning en sensatie, omdat je voldoende op dat gebied hebt meegemaakt. ‘Ik ben zoveel uit geweest, ik heb wel genoeg tot mijn honderdste’ (vrouw, 20, 16sd). Deze invulling zit meer in de verhalen van de jonge moeders. Het is onderdeel van hun verdediging (tegenover hun leeftijdgenoten en vroegere vriendinnen) van hun keuze om jong moeder te worden, ook als die keuze eruit bestond om de onverwachte zwangerschap niet af te breken. Oudere moeders en vaders hebben het over waardering kunnen opbrengen voor wereld- en levenskwesties op microniveau en oog krijgen voor de noden en behoeften voor mensen in je directe omgeving. Een discussiepunt dat ook voornamelijk door jonge moeders (en vaders) is ingebracht, is of de benodigde psychische rijpheid een voorwaarde vooraf is of ook een gevolg van ouderschap kan zijn. Zij wijzen op vergelijkbare
132
waardevolle levenservaringen (veel oppassen, problemen met en verantwoordelijkheid voor broertjes en zusjes, een verantwoordelijke baan), maar zeggen ook dat ze door de zwangerschap en/of de concrete verantwoording voor zo’n afhankelijk klein kind moeder werden. Ze vinden dat je met het kind kunt meegroeien. Het gaat niet om verantwoordelijkheid hebben of aankunnen, maar om verantwoordelijkheid nemen. Eén (maatschappelijk zeer actieve) vrouw omschrijft haar moederschap als een vorm van overleven; en dat bedoelt ze letterlijk. Het verhaal over haar jeugd staat bol van geweld, psychiatrische opnames, ‘gedumpt’ worden bij familieleden en kindertehuizen. Zonder de zorg voor haar (geestelijk gehandicapte) zoon zou ze niet voor zichzelf zorgen, zegt zij en zegt haar huisarts.
5.7 Verantwoordelijkheid en vrijheid Veel respondenten noemen de verantwoordelijkheid van het ouderschap en het verlies van de vrijheid van het kinderloze bestaan als de belangrijkste consequenties van de keuze voor eigen kinderen. Dat constateren ze niet alleen achteraf, beelden daarover spelen ook een belangrijke rol in het keuzeproces. Ze noemen praktische voorbeelden die hiervoor ook al aan de orde kwamen: het uitgaan, het ongeregelde leven, het avontuurlijke reizen tegenover het enigszins bezadigde en overgeorganiseerde gezinsleven. In psychologische en moralistische termen gaat het over ‘alleen voor jezelf leven’ of ‘alleen met jezelf rekening houden’, ‘met jezelf bezig zijn’ tegenover ‘een verbinding aangaan’ (met een kind en met je partner) ‘kunnen zorgen’, ‘altijd voor anderen denken’ of ‘met anderen rekening houden’, ‘aan anderen verantwoording moeten afleggen’, ‘niet van jezelf uitgaan’. Die verantwoordelijkheid in praktische en psychologische zin schrikt af, dat hoorden we vooral in de verhalen van mannen, alsof ze met het vaderschap definitief hun jeugd vaarwel zouden
133
moeten zeggen, of hun vrijetijd-vrijplaats naast hun verantwoordelijke baan zullen verliezen. (…) maar eh als ik het onder één noemer moet vatten, dan is het wel het idee dat het een belemmering is voor je eigen vrijheid. En ik denk ook bij mij het nemen van verantwoordelijkheid. ?Het mes snijdt aan twee kanten? Ja, ja ?Wat was vrijheid voor jou? Het betekent in eerste instantie dat je kan doen wat je wil. Naar bed gaan wanneer je wil, de deur uit kan gaan wanneer je wil, het kunnen ook heel kleine dingetjes zijn. Niet persé grote dingen zoals reizen, dat heb ik uiteindelijk ook wel gedaan. Maar het betekent meer geen verantwoording hoeven afleggen aan iemand anders dan jezelf, dat is voor mij vrijheidsgevoel denk ik. En als ik naar mijn werk kijk, dan neem ik echt 100% verantwoordelijkheid, dan zal ik nooit te laat zijn, ervoor weglopen, maar thuis laat ik veel makkelijker iets liggen. Ik denk dat het bij andere mannen soms nog wel extremer is dan bij mij. Ik ben vrij vaak en veel thuis en we besteden veel tijd aan de kinderen. (man, 41, 12sd)
In de verhalen van hoog opgeleide vrouwen en mannen staan de verantwoordelijkheid van het ouderschap en de vrijheid van het kinderloze bestaan het scherpst tegenover elkaar. Een paar respondenten geven daar ongevraagd als verklaring voor dat de studententijd ‘eigenlijk een verlengde puberteit’ is (vrouw, 37, 3sd) en dat de academische wereld ook voor mensen die er werken een ‘enclave van kinderlozen’ is, waarin je ‘niet gedwongen wordt in een mal van volwassen leven in bijvoorbeeld het bedrijfsleven (vrouw, 42, 1lb) De negatieve typering daarvan is dat je er ‘ongebreideld en volledig beschikbaar’ (vrouw, 38, 15sd) moet zijn voor de wetenschap en je er niet meer hoort als je moeder bent. Sommigen associëren deze wereld met een bepaalde generatie, de hippies of de protestgeneratie, en zien het als een verdwijnend fenomeen. 30% van de
134
hoogopgeleiden in Nederland wordt geen ouder, onder andere omdat zij hechten aan bepaalde vrijheden die moeilijk met het ouderschap te combineren zijn. Niet al deze mannen en vrouwen leven/werken in kinderloze of ouderonvriendelijke enclaves. Sommigen zijn meemoeder of vaste oppas, anderen houden zich in hun werk intensief met de opvoeding en vorming van de kinderen van anderen bezig. Zoals het voorbeeld van een kinderloos docentenstel: ?Hebben jullie wel gesproken over wat dat nou was om geen kinderen te wensen? Nee, nou ja, dan spreek ik ook voor Z., ik denk wel dat we allebei hadden, we zitten de hele dag tussen kinderen en jongeren, dat is wel genoeg, dat is prima zo. Het is ook niet zo dat we anti-kinderen zijn of zo, helemaal niet. Hoewel heel kleine kinderen, dat vinden we allebei niet zo leuk. Als ze ouder zijn, zo middelbare schoolleeftijd en ouder, dat trekt ons meer dan kinderen van twee of zo. Als ze heel klein zijn dan, denken we, nee, dat is niet de meest leuke periode. Als we die over zouden kunnen slaan, dan zou het misschien best wel anders zijn. We zijn al een aantal jaren via kinderhulp gastouder voor kinderen in vakanties, dat vinden we leuk. Maar net wat je zegt, je kan niet kiezen voor een beetje kind, dus permanent dat trekt ons niet zo aan (man, 42, 9sd).
In de verhalen van vrouwen en mannen met een lage opleiding en een minder welgestelde (immigratie) gezinsachtergrond is het idee van ouderschap als verantwoordelijkheid eveneens sterk aanwezig, maar het idee van het opgeven van vrijheid minder. Het wilde uitgaan is een veel kortere periode geweest of het is er nooit geweest. Uitgaan kan ook met kinderen, verantwoord uitgaan althans. Dat geldt ook voor reizen. Dat deed men niet, met mate of in de vorm van familiebezoek. Als er geen periode van zelfstandig wonen zit tussen het ouderlijk gezin en het (al of niet gehuwd) samenwonen met een partner, dan vindt men het in principe beter om kinderen een paar jaar uit te stellen en nog even de tijd te nemen om elkaar beter te leren kennen door samen dingen te doen, ‘uitgaan zonder
135
verantwoordelijkheid, met man van het leven genieten’. Dat is goed voor de relatie, en als die niet goed is dan kan je nog scheiden zonder problemen. Sommigen deden dat ook, bij anderen liep het toch anders. In verhalen van Turkse en Marokkaanse vrouwen is vrijheid verder verbonden met een ‘moderne man’ van wie je voldoende vrijheid krijgt om te dragen en te doen wat je wilt. Het idee dat het kinderloze bestaan van jong volwassene vanzelfsprekend gelijk staat aan een leven dat geheel om jezelf draait, komt eveneens minder in de verhalen van laag opgeleide vrouwen en mannen voor. Sommigen waren als oudere broer of zus in meerdere of mindere mate medeverantwoordelijk voor de zorg en opvoeding van jongere broers of zussen. Daardoor lijkt de stap naar ouderschap voor hen een minder grote breuk met het leven dat zij leiden en is verlies van vrijheid een minder belangrijke reden om kinderen uit te stellen. De opmerkingen over verantwoordelijkheid en vrijheid voegen iets toe aan de modernisering van de levensloop als (deel)verklaring voor het opschuiven van de ouderschapsleeftijd in Nederland en andere rijke WestEuropese landen. Die nieuwe fase van (zorgeloze en bindingloze) jongvolwassenheid sluit aan bij een type jeugd dat gekenmerkt wordt door veel vrijheden en weinig verantwoordelijkheden. Vrouwen en mannen die niet zo’n zorgeloze jeugd hadden of die als kind meer verantwoordelijkheid kregen, vinden zich daardoor eerder geschikt, rijp of volwassen genoeg om een kind te krijgen. Dat daar een verband ligt, of in ieder geval door onze respondenten gelegd wordt, blijkt ook uit opmerkingen van mensen die op latere leeftijd iets meemaken, bijvoorbeeld een zieke ouder, waardoor zij op andere gevoelens en kwaliteiten worden aangesproken en anders tegen het krijgen van kinderen gaan aankijken. En uit de opmerkingen van immigranten over het jonge moederschap van hun eigen moeder. ‘Het leven was voor haar harder, dus zij werd sneller volwassen’, werd een paar keer opgemerkt. Overigens weten we uit het onderzoek van Van Luyn
136
(1996) dat een problematische gezinsgeschiedenis ook tot uitstel en afstel van kinderen kan leiden.
137
5.8 Slot In de onderzoeksliteratuur over keuzeprocessen rondom ouderschap wordt steeds benadrukt dat zogenoemde externe factoren niet rechtstreeks, maar gemedieerd via de interactie tussen de partners van invloed zijn op de besluitvorming over gezinsvorming. Als de partners het eens zijn, dan lijken die factoren geen rol te spelen. Als er onenigheid over het tijdstip is, dan zouden met name mannen bezwaren van materiële aard inbrengen. Toch zijn dat geen gelegenheidsargumenten, die door mannen worden ingebracht omdat andere uitstelmotieven (bijvoorbeeld liever langer van mijn/onze vrijheid genieten) minder acceptabel zijn of te weinig gewicht in de schaal leggen. Uit ons materiaal blijkt dat de materiële zorgen van mannen samenhangen met zijn positie als (toekomstige) hoofdkostwinner van het gezin (want dat is hij in Nederland nog steeds in veel gevallen); en dat zij die zorgen snel of minder snel opzij zetten, omdat zij zelf ook graag snel kinderen willen (bijvoorbeeld omdat zij al wat ouder zijn) en/of omdat ze de kinderwens van vrouwen als iets vanzelfsprekends of natuurlijks zien. Dat mannen met een lage opleiding op een jongere leeftijd aan kinderen beginnen dan mannen met een hoge opleiding, lijkt gezien hun (gemiddeld genomen) lagere inkomen niet logisch. Mannen met een lage opleiding beginnen echter op jongere leeftijd met werken en hebben als begin twintiger veelal een hoger inkomen dan leeftijdgenoten die nog een opleiding volgen. De laatste groep heeft perspectief op financiële doorgroeimogelijkheden; dan heeft uitstel zin. Bij de eerste groep is dat veel minder het geval. Daarnaast besluiten laag opgeleide mannen wellicht makkelijker tot gezinsvorming, omdat zij (ook weer gemiddeld genomen) de dagelijkse zorg voor kinderen meer de verantwoordelijkheid van vrouwen vinden. Hoger opgeleide mannen (en vrouwen) hebben vaak ‘modernere’ opvattingen over taakverdeling thuis; al betekent dat niet dat hun praktijk ook ‘modern’ is. Uit het feit dat in deze groep minder gesproken wordt over
138
financiële overwegingen met betrekking tot gezinsvorming kan ook niet simpelweg geconcludeerd worden dat de financiën geen (uitstel)rol spelen. Hoog opgeleide en welgesteldere ouders schamen zich er misschien niet voor om hun kinderen tweedehands speelgoed te geven, maar ook zij vinden een vast inkomen een vereiste voor gezinsvorming en dat zien ze als overschakeling naar een ander, gedisciplineerder en minder avontuurlijk leven. Ze hebben moeite met de huisje-boompje-beestje-norm, maar delen het (dure) gezinswoningideaal dat daarbij hoort. Ze zeggen daar niet zo veel over, maar ze verhuizen of verhuisden wel, zo blijkt desgevraagd. Uit de vele opmerkingen over verantwoordelijkheid en vrijheid kan de factor individualisering of modernisering van levenslooppatronen als verklaring voor laat ouderschap groepsspecifieker en materiëler worden ingevuld. Welvaart en zorgeloosheid lijkt via een verlengde jeugdperiode de tendens tot uitstel van ouderschap in sommige groepen te versterken. Daarnaast kan de uitkomst uit eerder onderzoek (NGR 2001) dat vrouwen geen materiële kwesties inbrengen in het besluitvormingsproces enigszins genuanceerd worden. Bij vrouwen speelt de financiële kwestie via opleiding en werk. ‘Je diploma is je partner’ is een Surinaamse (vrouwen)uitdrukking die door steeds meer vrouwen in Nederland gedeeld lijkt te worden. Een goede opleiding of stevige positie op de arbeidsmarkt zien vrouwen als een garantie dat zij het zo nodig ook zonder man met hun kinderen kunnen redden. Uit het genoemde NGR-onderzoek bleek dat vrouwen desondanks geneigd zijn hun werkambities minder belangrijk te maken in gesprekken met hun partner over ouderschap. Dat gebeurde in de praktijk bij een aantal Turkse en Marokkaanse respondenten ook. Dat is niet automatisch en altijd te wijten aan de meegenomen ‘cultuur’. Cultuur is niet iets statisch, dat is alleen al te zien aan het opschuiven van de leeftijd van moederschap in deze groepen, daar en hier. Daarnaast zijn in immigranten- en vluchtelingengroepen bestaansonzekerheden, en het tactisch omgaan daarmee, ook van invloed op keuzeprocessen over ouderschap. Voor deze
139
vrouwen is het extra belangrijk dat er in Nederland meer mogelijkheden komen om opleiding en kind (en werk) te kunnen combineren. Want tenslotte blijkt uit ons materiaal ook dat er niet zo’n scherpe scheiding getrokken kan worden tussen werkgeoriënteerde en gezinsgeoriënteerde vrouwen, zoals Wijsen (2002) doet. In alle sociale lagen en groepen proberen de meeste vrouwen met wisselende nadruk op beide sporen rond te komen en vooruit te komen.
140
6 Beleid en beleidsaanbevelingen
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk gaan we na of de geanalyseerde verhalen over keuzeprocessen rond zwangerschap aanknopingspunten bieden voor overheidsbeleid. Het eerste deel bevat kritiek op en verbeterpunten voor bestaand beleid, gebaseerd op wat geïnterviewden in focusgesprekken en persoonlijke interviews naar voren brachten. Het is een rangschikking van door hen genoemde belemmeringen en suggesties. In het tweede deel brengen wij als onderzoekers beleidsprincipes in die als richtingaanwijzer voor beleid kunnen dienen. 6.2 Geïnterviewden over beleid We hebben geïnterviewden gevraagd welke belemmeringen zij zien voor de keuze voor ouderschap en of zij suggesties hebben voor verbeteringen van het beleid. Uit de reacties bleek dat niet iedereen op dit gebied een taak voor de overheid ziet weggelegd. Sommigen zijn sceptisch over wat de overheid kan doen. Of ze vinden dat een overheid zich om principiële redenen niet moet bemoeien met de keuzes van hen als burgers om kinderen te krijgen. Zij vinden het niet echt problematisch dat de leeftijd waarop gezinsvorming plaatsheeft opschuift. Deze respondenten zien het krijgen van kinderen op oudere leeftijd als een eigen autonome keuze die het gevolg is van emancipatie en moderne verhoudingen. Daarbij speelt ook een zekere aversie tegen regelzucht en betutteling van de overheid. Sommigen vinden bovendien dat in het problematiseren van de leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen, het economische argument de
141
boventoon voert. Het kind moet in te passen zijn in het arbeidsbestel. Deze criticasters willen juist meer aandacht voor kindgerichte argumenten en hechten eraan om relatief veel tijd en aandacht door te brengen met hun kinderen, er voor hen te zijn en hen een rustige thuisomgeving te bieden. Andere vrouwen daarentegen nemen in het eigen leven een verschijnsel waar dat lijkt op de in hoofdstuk een beschreven emancipatieparadox. Zij ervaren het als een lastige keuze om een geschikt tijdstip van ouderschap te bepalen. Vooral hoogopgeleide vrouwen stellen vast dat het moeilijk is om in de trits van opleiding, loopbaan en carrièreplanning een goed tijdstip te vinden om kinderen te krijgen. Zij wensen juist wel ondersteunend beleid van de overheid en dan vooral gericht op mogelijkheden om loopbaan, opleiding en het krijgen van kinderen met elkaar te kunnen verenigen. De meeste opmerkingen gaan over kinderopvangvoorzieningen; maatregelen om arbeid- en zorgcombinaties te vergemakkelijken; rekening houden in loopbaanbelasting met levensfases waarin mensen verkeren. Het commentaar en suggesties van geïnterviewden liggen op zeven terreinen: die van arbeid, voorzieningen, arbeid en zorg, financiën, regelgeving in het sociale zekerheidsstelsel, woonomgeving en argumentaties gericht op kinderen. We noemen van alle voorbeelden: Arbeid •
Flexibele arbeidstijden op het werk en thuis; mogelijkheden voor eoffice en telewerken, acceptatie van deeltijdwerk ook op niveau voor mannen en vrouwen; organisatie houdt rekening met werknemers met kinderen; afstappen van de norm van onbeperkte beschikbaarheid, goede regelingen voor bevallings- en ouderschapsverlof, jobrotation en tijdelijke vermindering of verandering van werk.
Voorzieningen
142
•
Te ver van het werk; wachtlijsten; gebrek aan capaciteit van naschoolse opvang; Noodzakelijke schakels ontbreken tussen verschillen soorten opvang; Te hoge kosten, verdwijnen en verminderen van subsidie; onvoldoende flexibel, niet betaalbaar met uitkering (BSO)
Opmerkingen bij informele opvang •
Grootouders wonen op afstand; ouders werken full time; ouders zijn niet meer vitaal genoeg voor opvang (niet willen belasten); ouders zijn beperkt aanspreekbaar; opvang door ouders beperkt de kosten, ouders willen niet vast beschikbaar zijn, schuldgevoel over het grote beroep dat noodgedwongen op de (schoon)ouders moet worden gedaan.
Arbeid en zorg •
Vrouwen nemen meer verantwoordelijkheid op zich voor zorg; bewustwording van ouderplichten van mannen; langer betaald bevallingsverlof, meer mogelijkheden voor opname verlof; betere verlofregelingen voor vaders; voorkomen dat vrouwen ambitie in werk verliezen na komst kind; extra werken met gesloten beurs voor vakantieperiode; afstand tussen wonen en werken verkleinen; CAO opties om werk, tijd en geld tegen elkaar te ruilen.
Financiële basis •
Steeds hogere kosten van levensonderhoud beperkt keuze voor kinderen; kinderbijslag voor iedereen ongeacht inkomen is absurd; financiële steun bij komst kind. De huidige huizenprijzen zijn zo hoog dat mensen met een lage en bescheiden middeninkomen niet in staat zijn om de gewenste kindvriendelijke woonomgeving te kiezen.
Regelgeving in sociale zekerheidsstelsel
143
•
De arbeidsplicht in de bijstandswet houdt geen rekening met persoonlijke omstandigheden, zoals de zorg voor een gehandicapt kind. De opleidingsbeperkingen maken de combinatie van opleiding met de zorg voor kinderen afhankelijk van de beschikbaarheid van gratis informele opvang.
Gender •
Voornemen is om de taken eerlijk te verdelen, in de praktijk doet bijna niemand dat; mannen die zorgen krijgen veel waardering (de uitzondering); vrouwen die werken krijgen veel meer kritiek ( normen over ouderschap); je kunt jezelf ontplooien én een kind krijgen; emancipatiebeleid en gezinsbeleid dienen hand in hand met elkaar te gaan.
Kinderargumenten •
Kinderen niet van hot naar haar slepen en een rustige thuisomgeving bieden; kinderen hebben niet dezelfde behoeften; kinderen gedijen goed met andere kinderen; je weet niet van tevoren of je je kind wel af kunt staan; onzekerheid of er een opvangplaats is voor je kind; opvoeden wordt onderschat, daarom is opvoedloon of ouderschapsloon nodig; norm ter discussie dat je bij een loopbaan je kinderen uitbesteedt; kinderwens voor zich uitgeschoven door negatieve jeugdervaringen; maak geen kinderen als je er niet voor kan zorgen.
6.3 Twee beleidsprincipes als richtingaanwijzers voor beleid Uit ons onderzoeksmateriaal zijn geen conclusies te trekken over de ideale leeftijd voor ouderschap. Bovendien is het recht op zelfbeschikking een belangrijk goed. Gericht beleid om bijvoorbeeld jong ouderschap te
144
bevorderen of oud ouderschap af te remmen is dan ook niet aan de orde. Wel stellen we vast dat het bestaande beleid en voorzieningenniveau uitstel van kinderen bevordert en keuzemogelijkheden van aanstaande ouders beperkt. Daarnaast constateren we dat de Nederlandse traditie op dit gebied zich heeft vastgezet in een standaardkeuzepatroon dat -met name bij vrouwen- botst met andere levensidealen. In het bijzonder voor hoogopgeleide vrouwen wordt de leeftijdsmarge om een kind te kunnen plannen hierdoor erg smal, zeker wanneer het belang sterk gevoeld wordt om eerst de opleiding te voltooien, en een (interessante) baan en inkomen te hebben. Aan ouderschap op rijpere leeftijd zijn er behalve nadelen ook voordelen verbonden. In deze studie bleek dat ouders zichzelf evenwichtiger en rustiger vinden, weten wat er te koop is in het leven en hun leven en relatie als stabiel zien. Genoemde nadelen zijn minder energie bij opgroeiende kinderen, meer nadelig effect van gebroken nachten. Voor uitvoeriger achtergronden verwijzen we naar hoofdstuk vier over de betekenis van leeftijd. In ieder geval zijn goede, flexibele, snel beschikbare, aan elkaar geschakelde en betaalbare voorzieningen voor alle ouders met jonge kinderen belangrijk. Nu moet je, aldus een geïnterviewde, al veel bereikt hebben wil je deze voorzieningen kunnen betalen. Het is niet expliciet als de reden voor uitstel genoemd, maar het speelt ongetwijfeld mee bij de te maken afwegingen voor het geschikte tijdstip. Daarnaast kan beleid diversiteit in keuzes mogelijk maken door ondersteuning te bieden bij verschillende keuzeprofielen voor ouderschap waarbij aandacht wordt geschonken aan maatregelen in drie contexten die in de inleiding al zijn genoemd: de sociaal-economische context van arbeid; sociaal culturele factoren zoals opvang en (medische) voorlichting en de context van betekenissen van keuzes voor een eerste zwangerschap.
145
Op grond van de bevindingen in dit onderzoek komen we tot aanbeveling van twee typen beleidsprincipes: 1. Variëteit maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk; 2. Permanente discussie organiseren en voorlichting bieden. Deze beleidsprincipes werken we hieronder kort uit. Variëteit mogelijk maken Het eerste beleidsprincipe is het mogelijk maken van variëteit. Uitzonderingen op de regel kunnen belangrijke inspiratiebron zijn om een nieuwe richting geven aan beleid. Een eerste voorbeeld. Er blijkt dat relatief weinig (hoger opgeleide) vrouwen in Nederland op jongere leeftijd een kind krijgen tijdens hun opleiding, terwijl dat in andere Europese landen, waaronder Denemarken, tamelijk gewoon is. Turkse en Marokkaanse vrouwen die geïnterviewd zijn, krijgen verhoudingsgewijs vaker op jongere leeftijd en soms al tijdens de opleiding een kind. Het combineren van een opleiding met de zorg voor een kind is desondanks in Nederland geen gebruikelijke route. Het is een schrikbeeld om vanwege de komst van een kind te moeten stoppen met de opleiding omdat er onvoldoende financiële middelen zijn om kinderopvang te kunnen bekostigen. De vrouw en haar partner zijn dan al snel sterk afhankelijk van de mogelijkheden van informele opvang, vaak van grootouders en dan meestal van moederszijde. Niet alle grootouders zijn echter vitaal genoeg, bereikbaar en beschikbaar. Een afgebroken schoolopleiding bevordert niet de kansen op goedbetaald en interessant werk en dus ook niet op arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid. Het maakt vrouwen die tijdens een opleiding een kind krijgen kwetsbaar. Variëteit mogelijk maken betekent in dit geval dat men zwangere vrouwen in opleidingen de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van kinderopvangfaciliteiten tijdens colleges en tijdens zelfstudieactiviteiten. Ook kunnen gunstige deeltijdvarianten worden opgezet, bij voorkeur niet standaard op de avonden om zo rekening te houden met de dagindeling en
146
energie van jonge moeders. In de opleidingsgids of schoolkrant kan aandacht worden besteed aan de positieve aspecten van het combineren van jong ouderschap met een opleiding: je bent jong, vitaal, flexibel en kunt op een tijdstip waarop leeftijdgenoten kinderen krijgen meer aandacht schenken aan verdieping van je loopbaan. Een tweede voorbeeld zijn mogelijkheden voor flexibele en betaalde vormen van ouderschapsverlof voor beide partners ongeacht hun werksoort of functieniveau. Ouderschapsverlof is nu vaak onbetaald of strak gereglementeerd, terwijl mensen zelf wel keuzes kunnen maken in welke periode van hun leven ze minder willen werken en meer tijd willen schenken aan de kinderen of aan zorgtaken. Een derde voorbeeld van het bevorderen van variëteit in de leeftijd waarop volwassenen voor het ouderschap kiezen kan liggen in de arbeidssfeer door een carrière in een levensloopperspectief te zien. In de arbeidssfeer zouden er in geval van ouderschap veel meer mogelijkheden moeten zijn voor tijdelijke werkdrukvermindering, voor jobrotation, voor deeltijdwerk op hoog niveau, voor verlof- en vakantiesparen, voor telewerken en voor andere organisatorische en inhoudelijke aanpassingen van het werk. Denk aan flexibele arbeidstijden, mogelijkheden voor (tijdelijke) verkorting van woon- en werkverkeer of opvangmogelijkheden dicht bij werk. Speciaal vaders dienen te worden aangemoedigd tot tijdelijke opname van zorgverlof en werktijdverkorting. De keuze uit een pakket aan maatregelen zou een goed tegenwicht kunnen bieden voor veeleisend werk en de kans op roofbouw en arbeidsuitval verminderen.
Permanente discussie en voorlichting bevorderen Bovengenoemde variëteit zou ook meer in de hoofden van mensen moeten zitten bij het maken van levenskeuzes. Daarom is het belangrijk om verschillende keuzepatronen van ouderschap te laten zien. Ook in dit
147
onderzoek blijkt dat er nog een hele wereld aan arbeid- en zorgarrangementen is naast de traditionele kostwinner en de moderne tweeverdiener. Het werkt bewustmakend en heeft een voorbeeldfunctie om verschillende combinaties te laten zien van hoe allochtone en autochtone vrouwen en mannen arbeid en zorg verdelen en ook te tonen dat bepaalde arrangementen om minder te werken bijvoorbeeld een tijdelijk karakter kunnen hebben. De verdeling van arbeid en zorg is genderspecifiek. Vrouwen zorgen relatief meer en werken minder; mannen werken meer en zorgen minder. Door pluriform ouderschap te tonen laat men een variëteit aan keuzes zien. Daarmee kan de norm ter discussie worden gesteld dat moeders steeds beschikbaar dienen te zijn voor hun kinderen. De norm van beschikbare en te allen tijde verantwoordelijke ouders (moeders) kan wellicht verbreed worden naar een speelser benadering die naast de zwaarte ook het plezier, de flexibiliteit en de keuzemogelijkheden - tijdstip, context, leefsituatie, combinatiescenario's - laten zien van ouderschap. Relevant blijft het om beleidsmaatregelen ten aanzien van ouderschap steeds te overdenken in het licht van emancipatiebeleid en deze twee waar mogelijk te combineren. Uit dit onderzoek blijkt dat een meerderheid van de vrouwen met een kinderwens in onderhandeling met hun partner vaak de meeste zorg op zich nemen en minder betaald gaan werken; wanneer mannen minder werken is dit meestal tijdelijk vanwege ouderschapsverlof. Zorg- en taakverdeling staan in voorlichting blijvend ter discussie, ook in opleidingen worden traditionele wensen van leerlingen, jongens en meisjes over toekomstig ouderschap in een kritisch daglicht geplaatst. Wat te denken van kennismaking met ouderschap in de praktijk en projectonderwijs: 'samenleven/werken/wonen/zorgen/onderhandelen'. Tot slot is permanente voorlichting voor steeds weer nieuwe groepen (potentiële) ouders van belang over de medische aspecten, het tijdstip van en de leeftijd bij zwangerschap, afnemende vruchtbaarheid en de effecten van ouderschap in verschillende periodes van je leven. Deze voorlichting
148
kan via media lopen maar ook verspreid worden in wachtkamers van bijvoorbeeld huisartsen. Ook kan periodiek voor en wellicht deels door leerlingen via projectonderwijs een schoolkrant worden gemaakt over keuzes bij kinderen krijgen, ouderschap, de voorwaarden en de consequenties (zie bijvoorbeeld hoofdstuk vijf). Verhalen van anderen kunnen een belangrijke referentie zijn en leiden tot grotere bewustwording. Ook kan voorlichting mensen bewuster maken van een latente kinderwens en hen mogelijkheden bieden deze wens te concretiseren. De analyse van betekenis van leeftijd in dit onderzoek laat al zien dat er veel beelden en gedachten zijn rond de geschikte leeftijd en levensfase om een kind te krijgen. Beleid dient aan te sluiten op deze diversiteit. Dat betekent minder investeren in algemene publiekscampagnes, en meer investeren in het geven van contextgebonden informatie over thema’s zoals: het combineren van opleiding en baan met de komst van een kind; medische aspecten, ouderschap op jonge en op oudere leeftijd, onderhandeling met partner, kinderwensen en tijdstip om deze te concretiseren.
149
150
7 Samenvatting en conclusies
7.1 Inleiding en vraagstellingen De afgelopen dertig jaar is de leeftijd waarop vrouwen in Nederland hun eerste kind krijgen, gestegen van 24 jaar tot ruim 29 jaar. Anticonceptie heeft geboorteplanning mogelijk gemaakt. De voorspelling is dat in Nederland binnenkort tweederde van de vrouwen bij de geboorte van hun eerste kind ouder dan dertig zal zijn. In de categorie hoog opgeleide vrouwen ligt het gemiddelde momenteel al op 32. Dit vergroot de kans op gezondheidsproblemen rondom zwangerschap en geboorte en ongewenste kinderloosheid. Uit de onderzoeksliteratuur lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat ouderschap het gevolg kan zijn van twee typen uitstel. Allereerst leidt de moderne levensloop met de nieuwe fase van jongvolwassenheid in combinatie met een langere onderwijstijd tot verlenging van de periode tussen een latente kinderwens (ik wil ooit wel eens) en een manifeste kinderwens (ik wil eraan beginnen, ik ben er klaar voor, het wordt tijd). Daarnaast kan er door materiële beperkingen, door het ontbreken van (overeenstemming met) een partner, of door zorgen over loopbaan en de combinatiekwestie, een verschil ontstaan tussen de concrete wensleeftijd en de gerealiseerde leeftijd. Ouderschap is geen vanzelfsprekende keuze meer, maar de uitkomst van een onderhandelingsproces. De invloed van de man is toegenomen en zijn stem heeft meestal een vertragend effect. Door dit alles krijgen vrouwen later en soms ook minder kinderen dan ze zouden willen, een effect dat niet was voorzien in het emancipatiestreven voor ontplooiingskansen, anticonceptie en zelfbeschikkingsrecht van vrouwen en meer verantwoordelijkheid van mannen voor het gezinsleven. De vraag is of de trend van laat ouderschap zich zal verbreden naar vrouwen uit alle sociale lagen van de bevolking,
151
dan wel zal leiden tot een tweedeling in de maatschappelijke positie en levensloop van hoog en laag opgeleide vrouwen. Om daarin meer inzicht te krijgen, verleende de Directie Coördinatie Emancipatie samen met Onderzoek en Ontwikkeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Dijkstra Onderzoek en Advies opdracht voor een kwalitatief onderzoek naar keuzeprocessen rond de eerste zwangerschap. Het doel van dit project was om inzicht te krijgen in de samenhang tussen de sociaal-economische, sociaal-culturele en sociaal-normatieve factoren die van invloed zijn op de keuze voor en het tijdstip van gezinsvorming; en daarmee in de aard en achtergrond van (eventueel) uitstel van de eerste zwangerschap in verschillende bevolkingsgroepen en de (eventuele) noodzaak en mogelijkheden van beleid. Het ging in dit onderzoek niet om het vinden van algemene verklaringen voor het late ouderschap in Nederland, maar om inzicht in uitstel in de subjectieve betekenis, als beslissing en/of ervaring van de (aspirant) ouders. Daarom is gekozen voor kwalitatief onderzoek in de vorm van interviewanalyse. Er zijn vier focusgroepsgesprekken en 45 individuele interviews gehouden met vrouwen en mannen die verschilden in leeftijd (actueel en bij de geboorte van het eerste kind), etnische komaf, opleidingsniveau en woon/gezinssituatie.
Centrale vragen waren: 1. Welke redeneringen gebruiken vrouwen en mannen op verschillende tijdstippen bij keuzeprocessen rond de eerste zwangerschap, welke afwegingen maken ze en hoe komt de besluitvorming tot stand? 2. Welke factoren, verklaringen, context- en betekenisvariabelen zijn in deze redeneringen en beslissingen te onderscheiden, en hoe verhouden deze zich tot elkaar? In hoeverre kunnen deze context- en betekenisvariabelen (mogelijke) verschillen en overeenkomsten in
152
keuzes tussen bevolkingsgroepen (autochtoon / allochtoon; hoog / middel / laag opgeleid) inzichtelijk maken? 3. Welke aangrijpingsmogelijkheden bieden deze factoren voor ontwikkeling en differentiatie van beleid?
7.2 Samenvatting van het onderzoek In hoofdstuk twee beschreven we op twee manieren de processen die voorafgaan aan het besluit om een (eerste) kind te krijgen: als latente en manifeste kinderwensen en naar type keuzeproces. Is er een kinderwens geweest, en wanneer werd de kinderwens concreter? Welke overwegingen en redeneringen speelden daarbij een rol? De ontwikkeling van de kinderwens is voor veel vrouwen uit het onderzoek een proces dat begint bij een vaag besef ooit eens kinderen te willen tot een besef waarin de keuze concreet wordt. Met andere woorden de latente kinderwens wordt manifest. Met het concreter worden van de keuze wil men bepaalde voorwaarden realiseren. De tijdsspanne kan variëren, en ook zijn er vrouwen bij wie het idee om kinderen te willen pas gaandeweg groeit. Ook bij mannen is de variatie in kinderwensen en keuzeprocessen groot, maar de verschillen met de vrouwen springen direct in het oog. De mannen presenteren het krijgen van kinderen veel minder als een vanzelfsprekendheid. De patronen bij de mannen zijn eerder van een houding: ik was er niet mee bezig, tot: ik kreeg geleidelijk aan het idee dat het wel leuk was. Vaak geven zij aan dat de partner daarin een belangrijke rol speelde. Daarnaast is er een duidelijk patroon dat mannen meer dan vrouwen op zoek zijn naar een partner (en kinderen als leuke bonus zien). Het manifest worden van de kinderwens heeft voor vrouwen in de meeste gevallen te maken met het vinden van een geschikte partner, hoewel een
153
enkeling ook zonder partner een kind krijgt. De wens kan ook concreter worden door het bereiken van een bepaalde leeftijd, en het besef dat er nu iets moet gebeuren. Een belangrijke kwestie hierbij is hoe de respondenten over planning van kinderen dachten. Uit de verhalen blijkt dat er een grote variatie is in de periode waarin er gepland wordt, in de betekenis van planning en redeneringen op dat punt. Vrouwen die na hun 25 jaar een kind planden noemen vaak als redenen: een opleiding afmaken en het realiseren van economische zelfstandigheid. Vrouwen die boven de dertig hun eerste kind krijgen, noemen vaak als reden dat er geen geschikte partner was. Zij stellen het late tijdstip niet voor als een kwestie van bewuste late planning, maar geven aan dat het ‘zo gelopen’ is. Een aantal hoog opgeleide vrouwen vertelt dat voor hun keuzeproces van belang was dat niemand uit hun netwerk bezig was met kinderen. De meeste mannen beginnen pas aan kinderen te denken in de tweede helft van hun twintiger jaren en verwachten kinderen te krijgen rond hun 30ste, 35ste. In een enkel geval loopt het zoals gepland, voor de meeste van hen pakt het nog wat later uit. Een interessant punt vormen de verschillende betekenissen van ‘ongeplande zwangerschap’. Soms lijkt er sprake te zijn van geplande nietplanning, als er bijvoorbeeld onzorgvuldig met anticonceptie wordt omgesprongen: de zwangerschap is dan weliswaar een ‘ongelukje’, maar het kind is toch welkom. Anders ligt het voor zwangerschap ondanks de anticonceptie, als de vrouw eerst andere zaken had willen verwezenlijken. Motieven voor ongeplande zwangerschappen liggen er ook in de kanttekeningen bij het begrip planning. Meerdere vrouwen en mannen zeiden: je ‘neemt’ geen kind, maar je ‘krijgt’ een kind. Ook religieuze overwegingen kunnen tot dit standpunt leiden. Het werd zowel door moslims als door een christelijke vrouw uitgesproken. Daar dichtbij ligt de mening van de vrouwen die hoopten dat ze ‘zomaar’ zwanger zouden zijn, zodat ze de
154
beslissing niet hoefden te nemen (en daar de verantwoordelijkheid voor te dragen). Lettend op accenten inde redenering onderscheiden we drie typen keuzeprocessen. Vrouwen en mannen noemen het meest het zoeken naar overeenstemming tussen beide partners. In het tweede type proces is de partner beduidend minder aanwezig. Deze subgroep bestaat overwegend uit vrouwen. Zij presenteren hun besluit vooral als een individueel keuzeproces en praten daarover in termen van ‘ik’ . Het derde keuzeproces wordt vooral gestuurd wordt door het realiseren van bepaalde voorwaarden vooraf. Vrouwen noemen hier vooral voorwaarden die betrekking hebben op de eigen ontwikkeling, of het creëren van een optimale situatie voor het kind, terwijl mannen eerder materiële voorwaarden noemen. In hoofdstuk drie bespreken we de meestal stille onderhandelingen die vrouwen en mannen in partnerrelaties voeren over het kiezen voor ouderschap. Daarbij valt op dat paren met elkaar meestal weinig openhartige en diepgaande gesprekken voeren over de beslissing om kinderen te krijgen; de communicatie daarover verloopt impliciet en genderspecifiek. Vrouwen lopen dikwijls voorop in hun wens om kinderen te krijgen; zij proberen dan voorzichtig om hun mannelijke partner ook zo ver te krijgen. Ze anticiperen intussen vaak op de komst van kinderen; in hun gedachtebepaling over de verdeling van arbeid en zorg nemen zij in veel gevallen het merendeel van de zorg op zich. Mannen in dit onderzoek schuiven de beslissing voor een kind langer voor zich uit of negeren een tijdlang de kinderwens van hun vrouwelijke partner. Dit uitstelmechanisme lijkt nog versterkt te worden wanneer zij jonger zijn dan hun vrouwelijke partner; omgekeerd lijkt een (aanzienlijk) oudere partner de komst van een kind te bespoedigen. Mannen geven ook vaker aan dat zij in eerste instantie vooral op zoek zijn naar een geschikte partner en niet zozeer naar een moeder voor hun kinderen. Vrouwen daarentegen spreken vaker van
155
een betrouwbare partner en houden zich soms al aan het begin van de relatie bezig met de vraag of hij een leuke vader zal zijn. Er is ook een type relatie waarbij relatievorming en gezinsvorming in elkaars verlengde liggen. Dit is het geval bij bemoeienis van de gemeenschap met gearrangeerde huwelijken en in relaties waarbij beide partners van meet af aan een expliciete kinderwens hebben en soms al van wat oudere leeftijd zijn. Uit de combinatiescenario's van arbeid en zorg blijkt dat deze patronen meestal naar sekse verdeeld te zijn. Het werk domineert dan vooral bij de mannen al dan niet in de vorm van kostwinnerschap of het hoofdinkomen, terwijl vrouwen, soms tegen wil en dank, meer tijd steken in de zorg voor kinderen en huishouden en al dan niet een aanvullend inkomen inbrengen. Sommige vrouwen hebben vanwege de zorg voor kinderen water in de wijn moeten doen bij hun ideaal van gelijkheid tussen partners of hun uitgangspunt van economische zelfstandigheid. In deze verdeling van arbeid en zorg ligt een norm van moederschap besloten waarin goede moeders een groot deel van hun tijd doorbrengen met kinderen op een actieve en aandachtgevende manier. De vader is weliswaar betrouwbaar, vervult bepaalde zorgtaken, maar tegelijkertijd is het geaccepteerd dat hij buitenshuis (werkend) veel tijd doorbrengt. In hoofdstuk vier bespreken we de beelden die respondenten hebben over jong en oud ouderschap. Leeftijd lijkt op het eerste gezicht een voor de hand liggend criterium om vast te stellen of we het over jonge ouders of over oude ouders hebben, maar in hun redeneringen schuiven vrouwen en mannen behoorlijk met de betekenis van leeftijd. Jong ouderschap wordt in de redeneringen vooral gekarakteriseerd door flexibiliteit en vitaliteit, terwijl oudere ouders in hun redeneringen stabiliteit en rijpheid in het leven een belangrijke plaats geven. Oudere ouders vinden dat het bereiken hiervan een voorwaarde voor goed ouderschap is. De leeftijdsgrenzen van 30, 35 jaar voor moederschap worden in algemene zin vaak genoemd als een vrij ‘harde’ bovengrens, maar als in de eigen
156
omgeving het aantal oudere ouders toeneemt, lijkt de grens mee omhoog te schuiven. Ouders ervaren uitstel van ouderschap dus vooral in vergelijk met anderen. Of men zichzelf als jonge of als oude ouder ziet, hangt nauw samen met de referentiegroep die men heeft. Vrouwen en mannen vergelijken zich met vrienden en familie die hun persoonlijke sociale netwerk vormen. Als weinige mensen in dat netwerk op hun 27ste kinderen hebben, dan ben je dus met 28 jaar niet te oud om aan kinderen te beginnen, maar juist een jonge ouder. Als daarentegen velen uit het netwerk al kinderen hebben, kan dit met 28 jaar juist tot de gedachte leiden dat je al bijna te oud bent, en versterkt dit het gevoel dat de tijd dringt. Anders gezegd: de betekenis van jong of oud zijn is ingebed in een sociale en culturele context. Die context komt duidelijk tot uitdrukking in de opvattingen en houdingen van de leden van het sociale netwerk. De context heeft gevolgen voor de redeneringen die jongere en oudere ouders hebben ten aanzien van het tijdstip waarop zij een eerste kind willen. Jongere ouders refereren aan een norm van volwassenheid, door duidelijk te maken dat ze al veel gezien en gedaan hebben in hun leven. Ze zijn er klaar voor, kennen en nemen hun verantwoordelijkheid. Zij bekritiseren oudere ouders omdat zij hun eigen ontwikkeling en arbeidscarrière voorrang geven. Dit zou ten koste gaan van de aandacht voor een kind, en bovendien kunnen zich niet goed meer verplaatsen in hun kind, omdat het leeftijdsverschil zo groot is. Oudere ouders stellen daar tegenover dat ze nog vitaal genoeg zijn, en dat ouderschap – vooral voor moeders - onder de huidige condities andere ambities frustreert. De angst om belangrijke dingen in het leven op te moeten geven, komt ook tot uitdrukking in de verhalen over vrijheidsverlies, dat een belangrijk thema vormde in de gesprekken met vrouwen en mannen die nog voor de beslissing stonden.
157
In hoofdstuk vijf bespreken we de genoemde materiële en mentale benodigdheden voor gezinsvorming. Een vast inkomen vinden mensen belangrijker dan een hoog inkomen. Als een vast inkomen een overschakeling naar een geregelder, gedisciplineerd en (intellectueel of anderszins) minder avontuurlijk leven betekent, kan het een uitstelfactor zijn. De hoogte van het inkomen heeft volgens laag opgeleide en allochtone mannen en vrouwen wel consequenties voor de maximale grootte van het gezin. Bij hun idee over verantwoord ouderschap hoort namelijk ook een spaarpotje als startkapitaal voor het gezin en genoeg geld om je kinderen te geven wat je hen wilt geven. Door het ontbreken van perspectief op financiële doorgroeimogelijkheden is een gezinswoning in een ruim opgezette wijk voor laag opgeleiden en veel allochtonen geen reële optie, ook niet op de lange termijn. Dus wachten met kinderen om daarvoor nog even door te sparen, heeft voor hen geen zin en doen ze dan ook niet. Voor mannen en vrouwen met een hoge opleiding ligt dat anders. Als begin twintiger hebben ze vaak minder inkomen dan hun laag opgeleide leeftijdgenoten, maar ze gaan er van uit dat hun diploma’s uiteindelijk garant staan voor een bovengemiddeld gezinsinkomen. Over geld maken zij niet veel woorden vuil, het lijkt belangrijker voor leuke dingen doen dan voor leuke dingen hebben, maar die gezinswoning komt er meestal wel. Reserves ten aanzien van het huisje-boompje-beestje-ideaal kunnen wel een uitstelfactor zijn. De meeste (laag en hoog opgeleide) vrouwen zijn minder gaan werken na de komst van kinderen of zijn van plan om dat te doen, een paar zijn er gestopt. Dat is geen verrassing, deze praktijk en de negatieve beoordeling van de combinatie van een fulltime baan met de eerste jaren van het moederschap kennen we uit kwantitatief Nederlands onderzoek. Toch streven de meeste vrouwen naar een stevige positie op de arbeidsmarkt en economische zelfstandigheid. In tegenstelling tot eerder onderzoek hierover zien wij niet zo’n scherpe scheiding tussen gezinsgerichte (meer
158
laag opgeleide) en werkgerichte (meer hoog opgeleide) vrouwen. Een verschil is wel dat hoog opgeleide vrouwen meer geneigd zijn om vooraf over de combinatiemogelijkheden van arbeid en zorg na te denken c.q. te tobben. Laag opgeleide vrouwen zoeken vaker na de geboorte van het kind of de kinderen naar oplossingen om hun moederschaps- en werkidealen te kunnen combineren. In de ene groep kan het dus een uitstelfactor zijn, in de andere niet of veel minder. Voor vrouwen en mannen met een immigratie- of vluchtelingenachtergrond kunnen daar nog allerlei andere overwegingen en beperkingen doorheen spelen. De een kan haar school niet afmaken omdat ze als kind van een ‘gastarbeider’ voor haar 18e naar Nederland moet verhuizen, de ander verblijft door die leeftijdsgrens een aantal jaren illegaal in Nederland, een derde moet jarenlang op een definitieve verblijfsvergunning wachten en een vierde moet zijn academische opleiding voor de helft overdoen in Nederland. De directe en indirecte effecten van het Nederlandse immigratie- en asielbeleid op het tempo van de gezinsvorming blijkt wisselend te zijn; het kan tot versnelling , uitstel en afstel leiden. Het vrijwel constante effect is de verminderde rust en vrijheid om het eigen (gezins)leven vorm te geven. In vergelijking met veel (met name hoog opgeleide) Nederlandse (aspirant) ouders missen deze jonge vrouwen en mannen de experimenteerfase van jongvolwassenheid. In zijn algemeenheid bleek dat mensen die als kind meer verantwoordelijkheden kregen zich daardoor eerder geschikt, rijp of volwassen genoeg vinden om een kind te krijgen. Op het zesde hoofdstuk over beleid gaan we in bij de beantwoording van onderzoeksvraag drie in de volgende paragraaf.
7.3 Conclusie en beantwoording onderzoeksvragen De vraagstelling van dit onderzoek was drieledig. Het was primair gericht op het vergroten van het inzicht in de redeneringen en besluitvorming bij de
159
keuze voor ouderschap en de ‘timing’ van de eerste zwangerschap. Het zoeken naar factoren en betekenisvariabelen die verschillen in keuzes tussen bevolkingsgroepen duidelijk kunnen maken, vormde de tweede onderzoeksvraag. De derde vraag was om te bezien in hoeverre deze factoren aangrijpingsmogelijkheden bieden voor het ontwikkelen van beleid. De eerste onderzoeksvraag De redeneringen van vrouwen en mannen in dit onderzoek over hun beweegredenen en de timing van een eerste kind zijn zeer gevarieerd. Toch kwamen er een aantal aspecten bijna altijd wel aan de orde, zij het dat ze in verschillende combinaties genoemd werden, en dat er ook verschillend gewicht aan toegekend werd. Opleiding afmaken Een eerste belangrijk punt, dat door bijna iedereen genoemd werd, is het afmaken van een opleiding. Nederlandse en allochtone hoger opgeleiden, zowel vrouwen als mannen, vonden het vanzelfsprekend dat zij eerst een tijd in hun leven bezig waren geweest met de eigen ontwikkeling en een goede opleiding. Vooral hoogopgeleide allochtone vrouwen zijn daarmee een uitzondering in hun sociale en culturele omgeving.Verder schetsen de mannen, maar ook een aantal (witte) vrouwen het beeld van een periode tot een jaar of 25, waarin zij totaal niet bezig waren met kinderen, en niemand in hun omgeving. Hoger opgeleide vrouwen die voor hun 25ste moeder werden, gaven duidelijk aan dat zij in hun omgeving een uitzondering zijn. Zij hadden ofwel een heel duidelijke kinderwens of een religieus referentiekader. Meer dan mannen, zijn vrouwen tijdens hun opleiding al wel bezig met anticiperen op hoe zij kinderen in hun leven in willen passen, en over de voorwaarden daarvoor. Het vinden van een leuke baan, een goede start op de arbeidsmarkt maken hoort daarbij als vervolg, waarbij hoger opgeleide vrouwen persoonlijke ontplooiing en goede
160
combinatiemogelijkheden na streven, en mannen en lager opgeleiden ook meer de materiele kant van werk benadrukten. Materiële zekerheid De opleidingsperiode maakt deel uit van een persoonlijke ontwikkeling, maar heeft daarnaast ook een materiele kant; ze schept mogelijkheden voor een het krijgen van een goede baan, en daarmee materiele zekerheid. Deze kant van het opleidingsbelang werd vooral door mannen en door lager opgeleide vrouwen en mannen benadrukt. Het werd uitgedrukt in redeneringen over de noodzaak om je leven op orde te hebben voordat je aan een kind begint. Naast een voldoende inkomen, of zicht daarop in de nabije toekomst, is vooral de zekerheid van een inkomen, ook voor de dure jaren die men verwacht met kinderen van belang. Een goede woning in een geschikte, kindvriendelijke omgeving hebben, en zekerheid aangaande de verblijfsstatus in Nederland horen ook in dit rijtje voorwaarden. Een stabiele relatie met een geschikte partner Het hebben van een geschikte partner met wie men overeenstemming heeft over een kinderwens, het tijdstip van kinderen krijgen en met wie men verwacht de opvoeding samen aan te kunnen is een derde belangrijke voorwaarde, die veel genoemd werd. Overigens ziet een minderheid van de vrouwen het moederschap juist als een individuele beslissing, soms als bewuste keuze, soms als gevolg van het ontbreken of verbreken van een partnerrelatie. Zelf evenwichtig zijn, weten wat er te koop is Vooral de vrouwen praatten uitgebreid over de noodzaak om geestelijk klaar te zijn voor een kind. Bij het kunnen dragen van verantwoordelijkheid voor een kind, hoort in deze redenering dat je sterk in je schoenen staat, weet wie je zelf bent, en een zekere rust hebt gevonden, zodat je een kind voldoende aandacht kan geven. Mannen noemden de keerzijde van stabiliteit nogal eens als reden om het vaderschap nog even uit te stellen:
161
de angst voor vrijheidsverlies die de verantwoordelijkheid voor een kind met zich meebrengt. Het nemen van verantwoordelijkheid was in de ogen van een aantal jongere ouders iets dat zij niet zozeer als voorwaarde vooraf zagen, maar juist als een verworvenheid die al doende kwam, door het meegroeien met een kind. De besluitvorming: ‘dripping the stone’ Uit de verhalen van de vrouwen en mannen in dit onderzoek blijkt dat de voorwaarden en consequenties voor ouderschap tussen partners zelden rechtstreeks onderwerp van discussie vormen. Het is een onderwerp dat overwegend indirect, en meestal naar aanleiding van, aan de orde wordt gesteld. Zowel vrouwen als mannen gaven aan dat het vaker de vrouw is die hierin initiatief neemt. Dit proces kan getypeerd worden als een proces van stille onderhandeling, dat genderspecifiek verloopt. Vrouwen lopen vaak voorop in hun wens voor ouderschap en proberen mannen met zachte hand te overtuigen. Ook in hun gedachten over de verdeling van werk en zorg anticiperen vrouwen al op de komst van kinderen. Zij zien daarbij vaak een belangrijke zorgtaak voor zichzelf. De mannen in dit onderzoek schuiven de beslissing voor concreet vaderschap langer voor zich uit, en laten zich op een gegeven moment overtuigen door hun partner. Voor vrouwen en mannen die een referentiekader hebben waarbinnen ouderschap vrij vanzelfsprekend in het verlengde van een relatie ligt, is er niet of minder sprake van onderhandeling: de keuze is voor hen al duidelijk aan het begin of het aangaan van de relatie. Ook vrouwen en mannen die op oudere leeftijd een relatie met elkaar aangaan, kunnen door hun manifeste kinderwens tot de snelle beslissers horen. Ook in die gevallen liggen relatie - en gezinsvorming dicht bij elkaar. De biologische klok In de redeneringen voeren met name vrouwen het argument dat ‘de klok gaat lopen’ met enige regelmaat op. De leeftijd waarop het gevoel dat de
162
tijd dringt een rol gaat spelen verschilt echter aanzienlijk. Voor de Turkse en Marokkaanse vrouwen, en ook voor de lager opgeleide vrouwen uit dit onderzoek, ligt de grens voor moederschap rond de 30 jaar, en eigenlijk vinden sommigen 25 jaar een betere grens. De hoger opgeleide Nederlandse vrouwen leggen de grens vaker hoger: eigenlijk voor je 35ste, maar er zit nog wel rek in naar boven. De tweede onderzoeksvraag Zijn er in de redeneringen die vrouwen en mannen gebruiken ten aanzien van hun keuze voor ouderschap, factoren en betekenislagen te onderscheiden die verschillen inzichtelijk maken in keuzes tussen bevolkingsgroepen? Aan het realiseren van ouderschap gaat soms een lang proces van wikken en wegen vooraf. Het is zinvol om in dat proces twee typen uitstel, of twee fasen te onderscheiden, omdat per fase verschillende kwesties een rol spelen. Van latente naar manifeste kinderwens De eerste fase is de ontwikkeling van een latente kinderwens ( ik wil ooit wel eens) naar een manifeste kinderwens (ik wil er aan beginnen). In het huidige levenslooppatroon is deze latente fase voor velen verlengd door een langere periode van jongvolwassenheid in combinatie met een langere onderwijstijd. Deze tendens is bij laag en hoog opgeleiden zichtbaar; er zijn ook belangrijke verschillen. Niet alleen is de opleidingstijd van hoogopgeleiden langer, ook zitten ze in een omgeving, waarin leeftijdgenoten met een kind een uitzondering zijn. Kinderen is iets voor later, als je je wilde haren kwijt bent, van je vrijheid genoten hebt, en voldoende van het leven ontdekt hebt. Dit laatste geldt vooral voor de Nederlandse vrouwen en mannen uit dit onderzoek, maar minder voor de Turkse, Surinaamse en Marokkaanse jonge vrouwen. Zij hebben te maken met een langere onderwijstijd en met
163
een omgeving waarin ook leeftijdgenoten op jongere leeftijd aan ouderschap beginnen. In hun verhalen benadrukken zij dat verantwoordelijkheid voor een goede toekomst, ook voor een toekomstig kind, juist ligt in het afmaken van een goede opleiding. Bij de Nederlandse vrouwen en mannen met een lage opleiding en een minder welgestelde gezinsachtergrond is het idee van ouderschap als verantwoordelijkheid eveneens sterk aanwezig, maar het idee van het opgeven van vrijheid minder. Het wilde uitgaan is een veel kortere periode geweest of het is er nooit geweest. Daarbij zijn ze op een jongere leeftijd met een kortere opleiding begonnen, en al eerder opgenomen in het arbeidsproces. Het dragen van verantwoordelijkheid maakt al meer deel uit van hun leven. Toch is ook bij de lager opgeleiden in dit onderzoek, en culturele achtergrond is daarbij van ondergeschikt belang, sprake van een verlenging van de latente fase. De leeftijd waarop men een kind wenst, komt weliswaar hoger te liggen, maar betekent niet zonder meer dat de betrokken vrouwen en mannen dat zichzelf als oude ouder zien. De leeftijd bij eerste zwangerschap wordt ‘objectief’ en statistisch gezien hoger, maar ‘subjectief’ niet als zodanig ervaren. Twee onderliggende factoren zijn voor het begrijpen van de beleving van ouderschap van belang. Ten eerste het belang van de sociale context. Vrouwen en mannen refereren in de eerste plaats aan voorbeelden in hun eigen sociale omgeving, om aan te geven wat zij als ideale leeftijd zien om aan kinderen te beginnen. Of zij zichzelf als te oud, of nog jong genoeg zien om op 30 of 40 jarige leeftijd vader of moeder te worden, hangt af van wat zij in hun omgeving zien. Dat betekent niet dat mensen zich volledig conformeren aan de gewoontes en verwachtingen in hun sociaal netwerk. De Turkse en Marokkaanse respondenten vermelden bijvoorbeeld wel dat hun moeder op heel jonge leeftijd (15, 16, 17 jaar) haar eerste kind kreeg,
164
maar vinden dat voor zichzelf geen optie. Ze refereren aan hun moeder niet als voorbeeld, maar geven aan dat hun achtergrond wel van invloed is op wat deze jonge vrouwen als acceptabele grenzen voor moederschap zien. We kunnen stellen dat de leeftijd waarop de kinderwens manifest wordt, sterk contextafhankelijk is. De tweede factor is de gedifferentieerde norm over wat goed ouderschap is. De vrouwen en mannen in dit onderzoek zijn vaak met onderdelen van die norm in discussie. We lichten er twee aspecten uit. Allereerst zijn er gedachten over wat goed moederschap en vaderschap is en hoe zich dit verhoudt tot de combinatiescenario’s van arbeid en zorg. Geef je je kind uit handen en zo ja, wie zorgt er dan voor en hoe lang? Er zijn verschillende modellen mogelijk, van thuisblijfmoeder tot carrièrevrouw en van actieve en betrokken vader tot een kostwinner die veel weg is. Ondanks deze variabiliteit lijken de meeste respondenten het af te keuren dat een kind de hele week op de crèche verblijft. In die zin zijn de normen over moederschap toch redelijk strak. Een ander in het oog springend punt is het flexibel en vitaal zijn als ouder, en tegelijkertijd ook voldoende uitgebalanceerd en verantwoordelijk zijn. Het eerste wordt veelal met jong ouderschap in verband gebracht, het tweede met ouderschap op rijpere leeftijd. Een dergelijk brede norm biedt voor elk wat wils: jongere ouders benadrukken de eerste kwaliteit en redeneren met de tweede door te zeggen: ik heb al veel levenservaring. Oudere ouders benadrukken daarentegen de tweede kwaliteit en redeneren met de eerste door te stellen: ik ben nog erg vitaal. Opvallend waren de soms heftige reacties van jongere ouders op oudere ouders, terwijl de oudere ouders zich minder afzetten, maar juist benadrukten dat zij nog jong genoeg waren, in ieder geval niet ‘te oud’. Hoewel zeker niet uitgesloten moet worden dat er hier sprake is van een onderzoekers effect (interviewsters waren zelf ouder), kan het ook duiden op een norm waarbij
165
de nadruk nu nog op jong ouderschap ligt, maar waarin de leeftijd naar boven aan het opschuiven is.
Van wensleeftijd naar gerealiseerde leeftijd In deze tweede fase van het proces waarin eveneens sprake kan zijn van verlenging, wordt het meest duidelijk een ongewenst uitstel ervaren. Factoren die in deze fase van belang zijn, zijn vooral de onderhandelingen met partner, het realiseren van materiele voorwaarden, en het gebrekkige voorzieningsniveau. Het is ook deze fase waarop het plannen van de zwangerschap, zoals besproken in hoofdstuk 2, van toepassing is. De periode waaraan ‘ planning’ wordt gekoppeld omvat voor sommigen een lange periode, anderen passen het begrip ‘planning’ toe op de periode tussen het moment dat de concrete kinderwens er is en het moment van zwangerschap. Weer een andere interpretatie van ‘planning’ is het besluit om geen voorbehoedmiddelen meer te gebruiken. Planning riep ook weerstand op, waarvoor soms relativeringen van morele, biologische of religieuze aard werden genoemd, maar ook een houding die valt te typeren als gepland niet-plannen, of niet meer plannen. Accenten in presentatie De meeste geïnterviewde vrouwen en mannen maakten een keuzeproces door voordat zij een kind kregen. Ondanks de grote variëteit aan overwegingen en factoren, zijn er accenten in typen keuzeprocessen te onderscheiden. De meeste vrouwen en mannen leggen de nadruk op het zoeken naar overeenstemming tussen beide partners. Mannen benadrukken het belang van een stabiele relatie, terwijl vrouwen vooral timing noemen: is het leeftijdsverschil met het kind niet te groot, is mijn partner er ook aan toe?
166
In het tweede type keuzeproces is de partner beduidend minder aanwezig. Dit type proces wordt gepresenteerd als een individueel keuzeproces. Dat wil niet zeggen dat er geen partner in het geding is, maar deze vrouwen praten over het keuzeproces vooral in termen van ‘ik’, en het belang van eigen ontwikkeling. Het derde type keuzeproces wordt vooral gestuurd door het realiseren van bepaalde voorwaarden vooraf. Zowel materieel als mentaal, mannen vooral materieel. Deze behoefte om vooraf voorwaarden te realiseren (goede opvang, een huis, voldoende en zeker inkomen) biedt aangrijpingspunten voor beleid. Derde onderzoeksvraag De vraag luidt welke aanknopingspunten reflectie op de eerste en tweede onderzoeksvraag bieden voor het ontwikkelen en aanscherpen van overheidsbeleid? Daarbij zijn de geanalyseerde verhalen over keuzeprocessen rond zwangerschap vanuit twee gezichtspunten gerangschikt. In de eerste plaats zijn de opmerkingen van geïnterviewden geordend die refereren aan beleid. Hun commentaar en suggesties liggen op zeven terreinen: die van arbeid, voorzieningen, arbeid en zorg, financiën, regelgeving in het sociale zekerheidsstelsel, woonomgeving en argumentaties gericht op kinderen. Er is scepsis over wat de overheid kan en mag doen aan bemoeizorg met (autonome) keuzes van burgers om kinderen te krijgen. Er is bovendien aversie tegen regelzucht en betutteling van de overheid. Sommigen vinden het opschuiven van de leeftijd van ouderschap niet problematisch of stellen dat in de samenleving het economische argument de boventoon voert. Het kind moet in te passen zijn in het arbeidsbestel. Anderen daarentegen nemen een emancipatieparadox waar die het bemoeilijkt om in hun leven een geschikt tijdstip van ouderschap te kiezen. Vooral hoogopgeleide vrouwen stellen vast dat het moeilijk is om in de trits van opleiding,
167
loopbaan en carrièreplanning een goed tijdstip te vinden om kinderen te krijgen. Zij wensen juist wel ondersteunend beleid van de overheid en dan vooral gericht op mogelijkheden om loopbaan, opleiding en het krijgen van kinderen met elkaar te kunnen verenigen. In de tweede plaats bevelen we als onderzoekers van deze studie twee beleidsprincipes aan met het doel om het standaardkeuzepatroon van kinderen krijgen en normen over ouderschap te verruimen. Het eerste is variëteit en nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken; de tweede permanente discussie organiseren en voorlichting bieden. Uitzonderingen op de regel kunnen een belangrijke inspiratiebron zijn voor nieuwe ontwikkelingen en een keur aan keuzemogelijkheden kan ingebracht worden in voorlichting en discussie. Ondersteuning bij verschillende keuzeprofielen voor ouderschap kan geboden worden in drie contexten: de sociaal-economische context van arbeid en opleiding; sociaal culturele factoren zoals opvang en voorlichting, ook op medisch gebied en de context van betekenissen van keuzes voor een eerste zwangerschap.
7.4 Suggesties voor verder onderzoek
Tot slot doen we op basis van bevindingen uit dit onderzoek vier aanbevelingen voor verder onderzoek: naar inspirerende voorbeelden, naar betekenisgeving en referenties(groepen), naar het volgen van werk- en gezinsoriëntaties in de tijd en naar Europese voorbeelden die nieuwe ontwikkelingen in Nederland in gang kunnen zetten.
168
Onderzoek naar voorbeelden Uitzonderingen in deze onderzoeksgroep, zoals jonge vrouwen die tijdens of direct na een opleiding een kind krijgen, en vrouwen of mannen die een andere keuze maken tegen de heersende groepsnormen in, kunnen interessante informatie opleveren voor welke richting nieuw beleid in kan slaan. Wanneer men in het beleid meer aandacht wil schenken aan dergelijke nieuwe ontwikkelingen, dan verdient het aanbeveling gewenste uitzonderingen op de regel uitvoeriger te onderzoeken op hun ervaringen en potentie. Een suggestie die in dit onderzoek naar voren kwam is om ouderschap aantrekkelijker te maken. Dat vereist het verruimen van de mogelijkheden om ouderschap te combineren met ander belangrijke levensterreinen, waaronder opleiding en werk. Op deze wijze ontstaan openingen in de tijdsklem van de emancipatieparadox.
Onderzoek naar betekenisgeving en referentiegroepen Het belang van referentiegroepen voor opvattingen en beslissingen rond het eigen ouderschap is een tot nu toe onderbelicht terrein. Met wie redeneren aanstaande ouders en welke betekenis hechten zij daaraan? Mensen vergelijken zich met ouders en niet-ouders. Hier zijn er mogelijkheden om het inzicht in de beweegredenen van mogelijke aanstaande ouders verder meer in te bedden in een context van betekenisgeving. Deze referenties kunnen zowel in de tijd - in de zin van generatie effecten - als in de sociale omgeving - het persoonlijk en familienetwerk - van de doelgroep gezocht worden. Er zijn aanwijzingen dat bepaalde gedachten van dertigers en veertigers over vrijheid en verantwoordelijkheid door twintigers die flexibiliteit benadrukken niet zo worden gevoeld. Hoe is dat voor vrouwen en hoe ligt dat voor mannen? Voor allochtonen en autochtonen? En welke rol speelt de omgeving bij het maken van deze levenskeuzes? Met andere woorden
169
aan wie spiegelen geïnterviewden zich, met wie zijn zij - vrij vertaald naar Billig - in gesprek en wat zijn daarvan de gevolgen? Aan de hand van bijvoorbeeld een paar uitvoerige 'telling cases' kan ook de voorgeschiedenis van de ouders en het gezin van herkomst worden meegenomen, de sociale omgeving, evenals de gedachten die men heeft over het eigen levenstraject en dat van de kinderen in de context van maatschappelijke ontwikkelingen. Met een benadering die zich meer richt op belangrijke waarden gedurende de levensloop in plaats van uitsluitend op leeftijd, verdiept het inzicht in de betekenisgeving van tijd, cultuur, leeftijd en geslacht. Volgen van werkoriëntaties en gezinsoriëntaties in de tijd Geïnterviewden in dit onderzoek die op verhoudingsgewijs jongere leeftijd kinderen kregen, zijn vrouwen met een duidelijke kinderwens, lagere opgeleide vrouwen, allochtone vrouwen en vrouwen met een (aanzienlijk) oudere partner. Een mogelijkheid om meer inzicht te krijgen in de beweegredenen van het relatief vroeg kinderen krijgen, is om deze te verbinden met de onderzoeksbevindingen over betekenislagen van leeftijd en verbinden met posities ten aanzien van werkoriëntatie en gezinsoriëntatie en dit in de tijd te volgen, voor en na de komst van kinderen. Uit de interviews met ouders blijkt dat het redeneren over het krijgen van kinderen behoorlijk verschilt van de praktijk van het hebben van kinderen. Deze benadering levert mogelijk interessante beleidsinformatie op, gelet op gender (onderhandelen), diverse culturele groepen (Turkse en Marokkaanse vrouwen vinden zichzelf eerder oud genoeg voor ouderschap of te oud), en opleidingsniveaus.
170
Vergelijk op Europees niveau van redeneringen Het zou tot slot interessant zijn om de achtergronden en keuzes bij ouderschap op jonge leeftijd in Europees verband beter na te gaan. Ontwikkeld beleid elders in Europa kan dan inspiratie zijn voor nieuwe en te stimuleren ontwikkelingen in Nederland. Vooral overwegingen en redeneringen van vrouwen en mannen om jong ouder te worden kan een licht werpen op benodigde voorwaarden en de consequenties. Zo kan bijvoorbeeld de situatie in Denemarken waar vrouwen met regelmaat tijdens een opleiding een kind krijgen uitvoeriger worden bestudeerd met het doel om na te gaan in hoeverre dit beleid toegepast kan worden in Nederland en wat de voor- en nadelen zijn.
171
172
Literatuur Akker, P. van den e.a. (1995) ‘Rolgedrag van mannen en vrouwen, gemankeerde emancipatie’. In: P. Ester en L. Halman, De cultuur van de verzorgingsstaat. University Press Tilburg Beets, G., Bouwens, A. en Schippers, J. (1997). Uitgesteld ouderschap. Amsterdam: Thesis Publishers. Beets, G. (2002) De timing van het eerste kind. Paper uitgesproken op de SZW-VWS Conferentie ‘Van tienermoeder tot carrièrepil’, Amsterdam, 13 juni 2002. Beck, U. / E. Beck-Gernsheim (1995) The Normal Chaos of Love. Cambridge: Polity Press. Bekker, M. (2002) ‘Arbeid en zorg, sekse en gezondheid binnen de context van individualisering’. S. Grotenhuis e.a. (red) Hoeksteen of zwerfkei. Het moderne gezin tussen individualisering en pedagogisering. Amsterdam/Den Haag, De Balie/NGR, 71-82. Billig, M. (1987) Arguing and Thinking. A Rhetorical Approach to Social Psychology. Cambridge: Cambridge University Press; Parijs: Maison des Sciences de l'Homme. Billig, M. e.a. (1988) Ideological Dilemmas. A Social Psychology of Everyday Thinking. Londen/Newbury Park/Beverly Hills/New Delhi: Sage. Bolt, L.E. (2000) Sociale erfenissen. Oriëntaties van ouders bij het opvoeden. Delft: Eburon. Boulton, M.G. (1983) On being a mother, a study of women with preschool children. London:Tavistock. Bois-Reymond, M du. du / Y. Te Poel / J. Ravesloot (1998) Jongeren en hun keuzes. Bussum: Coutinho.
173
Brinkgreve, C. (2001). Wie zorgt er in de 21ste eeuw?: over de combinatie van arbeid en zorg. Amsterdam: De Rode Hoed. Centraal Bureau voor de Statistiek (2001) Samenleven. Nieuwe feiten over relaties en gezinnen, Voorburg/Heerlen. Cowan, C. P. en P. A. Cowan (1992) When partners become parents. The big life change for couples. Mahwah, New Jersey, London: Lawrence Erlbaum Associates Publishers. Cremer, M. (1999) Als moeders werken. Zorgarrangementen in de Nederlandse en Vlaamse verzorgingsstaat. In Brinkgreve, C, en P. van Lieshout: Geregelde gevoelens: collectieve arrangementen en de intieme leefwereld. Maarssen: Elsevier, De Tijdstroom. Dion, K. (1995) ‘Delayed parenthood and women’s expectations about the transition to parenthood.’ International journal of behavioural development. 18, 2. Doornenbal, J. (1996) Ouderschap als onderneming. Utrecht: Van Arkel. Dijkstra, S. (2000) Met vallen en opstaan. Hoe vrouwen en mannen betekenis geven aan geweldservaringen uit hun kindertijd. Delft: Eburon. Feijter, H. de (1991) Voorlopers bij demografische veranderingen. Den Haag, NIDI rapport 22. Gremmen, I. (1995) Ethiek in de gezinsverzorging. Gender en de macht van zorg. Utrecht: Jan van Arkel. Halberstadt, J. (2003) ‘Ik wil alles. Quarterlife crisis’. Psychologie februari 2003. Hoog, K. De (2003) Opgaan, blinken, verzinken en uit de as herrijzen. Gezinnen, gezinssociologie en gezinsbeleid 1946-2003, oratie, Wageningen. Hooghiemstra, E.(2003) Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland. Den Haag: SCP.
174
Hooghiemstra, E. (2003) Gezin en emancipatie horen bij elkaar, de Volkskrant, 15 mei. Janssen, J. De uitstelgeneratie. In: P. van Daal et al (red) De uitstelgeneratie. Jongeren in Nederland. Tilburg, PON 2000. Keizer, M. & K. Verhaar (red) (2002) Sociale Verkenningen: Familiezaken. Den Haag, Ministerie SoZaWe. Kohlmann, C. (2003) ‘Leve het levensloopdenken? Keuzemogelijkheden van wieg tot graf’. Lover 2003, 2, 50-53. Komter, A., (1990) Omstreden gelijkheid. De macht van de vanzelfsprekendheid in huwelijksrelaties. SUA: Amsterdam. Knijn, T. en F. van Wel (2001) Een wankel evenwicht. Arbeid en zorg in gezinnen met jonge kinderen, Utrecht: SWP. Latten, J. (2002) Relaties. Heerlen: CBS. Latten, J. & E. Hooghiemstra (2002) ‘Kinderen krijgen is een gezamenlijke beslissing, CBS Maandstatistiek van de bevolking 20, 6-7. Latten, J. en E. Hooghiemstra (2002). ‘Stellen die uitstellen’. CBS Maandstatistiek van de bevolking 8, 4-7. Luijn, H. van & A. Parent (1990) Laatste kans-moeders. Een onderzoek naar vrouwen die twijfelen over het krijgen van kinderen. Nissostudie 8. Delft, Eburon. Luijn, H. van (1996) Een vrouwelijk dilemma: besluitvorming van vrouwen met een ambivalente kinderwens. Leiden, DSWO Press. Mertens, E.H.M. (1998). Loopbaanonderbrekingen en kinderen: gevolgen voor de beloning van vrouwen. Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht Mozes, M. (1989) Uitstel of afstel, kiezen voor kinderen in een veranderende samenleving? Culemborg: Lemma. NIDI rapport 59 (2001). Beets, G., E. Dourleijn, A. Liefbroer & K. Henkens, De timing van het eerste kind in Nederland en Europa. Den Haag. NFC, (2002) Social Indicators: The Next Generation. Den Haag. NGR, (2001) Gezin: beeld en werkelijkheid. Signalement 1. Den Haag.
175
NGR, (2001) Gedeelde keuzen. Den Haag. Portegijs W., A. Boelens & S. Keuzenkamp, Emancipatiemonitor 2002. Den Haag, SCP/CBS 2002. Rademakers, J. (2002) ‘Over tienerzwangerschappen en tienermoeders’. Conferentiebundel Van Tienermoeder tot carrièrepil. Amsterdam, DCE en VWS. Schuyt, C.J.M. (1991) Filosofie van de sociale wetenschappen. Leiden: Martinus Nijhoff. Timmerman, G. (1990) Werkrelaties tussen mannen en vrouwen. Een onderzoek naar ongewenste intimiteiten in arbeidssituaties. Amsterdam: SUA. Veenis, E. (2002) Startnotitie onderzoek keuzeprocessen zwangerschap. DCE, Den Haag. Wijsen, A. C. (2002) Timing children at a later age. Motivational, behavioural, and socio-structural differences in the individual decisionmaking process of older mothers. Zwaard, J. van der (1999) Met hulp van vriendinnen. Moeders uit lage inkomensgroepen over rondkomen en vooruitkomen. Utrecht: SWP. Zwaard, J. van der (2001) Vrouwenzaken in Schiemond. Eindrapportage van een activerend onderzoek naar de behoeften van moeders aan activiteiten en voorzieningen in de wijk. Rotterdam, Deelgemeente Delfshaven. Zwaard, J. van der (2003) Overal dichtbij. Rondkomen, vooruitkomen en samenleven in de Agniesebuurt. Rotterdam, Deelgemeente Noord.
176
Bijlage A1: Respondenten overzicht vrouwen resp. nr
Leeft nu
leeft. bij eerste kind
hoogste opl. (v= volgend)
Etniciteit
betaalde baan: aard / omvang
partner leeft. / partrelatie- ner duur
werk partner; aard / omvang
fase proces
1JZ
43
43
HBO.
NL
nee
nvt
1LB
42
nvt
WO
NL
administratief werk: 32 staffunctie :24
1 kind: 2 mnd. -
1SD
42
39
WO
NL
beleidswerk: 32
6JZ
42
nvt
HBO
MAR
4SD
38
34
WO
NL
11SD
38
nvt
WO
15SD
38
37
3SD
37
13JZ
nvt
welzijnswerk: 36
ja 42 15 jaar ja 8 jaar nee nvt
onderzoe ker; 40 rechter: 32 nvt
NL
Eigen bedrijf; 24 staffunctie 40
Ja 11 jaar nee nvt
manager : 40 nvt
2 kinderen, 4 en 1 jaar -
WO
NL
onderzoek 40
31
WO
NL
beleidswerk 40
onderzoe ker manager
37
28
VBO a)
geen baan
1 kind, 1 jaar 3 kinderen, 6, 5, 2 jr 1 kind, 9 jaar
4LB
36
30
WO
13SD
36
31
WO
ja 40 10 jaar ja ? 13 jaar
40 ICT 40 arts
1 kind’ 6 jaar 2 kinderen 5, 1 jr
6LB
34
34
WO
NL NL / Polen TR TR / NL Venezu ela NL /NL Aruba NL / NL
ja 3 jaar ja 43 12 jaar nee nvt
docent 32
ja 3 jaar
32
bedrijfsleven 40
zwanger
5JZ
33
26
HBO a)
YU
geen baan
9LB
30
22
HBO
NL
redacteur 36
ja 34 11 jaar nee nvt
monteur 40 nvt
2JZ
30
23
MBO
MAR
telefoniste 38
nee
nvt
nvt
2SD
29
30
WO
B
docent 30
26
8JZ
28
25
WO v)
TR
student
4JZ
27
23
MBO
SUR
geen baan
ja, 7 jaar ja 7 jaar nee
40 arts i.o. -?? arts nvt
2 kinderen 7, 3 jr. 2 kinderen, 8,7 jr 1 kind, 7 jaar zwanger
12LB
26
nvt
WO
NL
3 banen/ docent : 50
ja 8 jaar
33
5SD
26
nvt
HBO
NL
verzekeraar
7SD
26
24
WO v)
NL
geen baan/ student
ja 26 5 jaar ja, ? 10 jaar
beleidswerk 24 geen baan
177
? nvt
nvt
50 jurist bedrijfsle ven HBO docent 40
2 kinderen, 3 jr, 7 mnd -
1 kind, 3 jaar 1 kind, 4 jaar 1 kind, 2 jaar
10LB
23
23
WO
NL
16SD
23
23
VMBO
NL
10JZ
23
21
MBO
11LB
22
nvt
WO v)
MAR MAR/ NL NL
14LB
21
nvt
WO v)
NL
resp. nr
leeft. nu 20
hoogste opl. (v= volgend) HAVO
Etniciteit
13LB
leeft. bij eerste kind nvt
10SD
20
19
MAVO
14JZ
20
18
MBO v)
36 docent 32 kapper 32 leidster kdv
ja 6 jaar ja, 1 jaar ja 4 jaar
26
geen baan/ student
ja, 5 jaar
21
geen baan/ student betaalde baan: omvang/ aard
ja, 3 jaar partner / relatieduur ja ½ jaar ja, 2 jaar
34
ja, 4 jaar
27
TR
geen baan
NL MAR/ MAR TR
40 geen baan
178
28 35
leeft. partner 24 27
journalist 50 IT 40 horeca 40+
zwanger
overblijf kracht 9 monteur 40 werk partner; aard /omvang geen baan eigen bedrijf ? monteur 40 ?
-
zwanger 1 kind, 2 jaar
kinderwens (later) fase proces
kinderwens 1 kind, 1 jaar 1 kind, 2 jaar
Bijlage A2: Respondenten overzicht mannen resp. nr
leeft nu
leeft. bij eerste kind
betaalde baan: omvang/ aard
partner/ relatieduur
leeft. partner
werk partner; omvang/ aard
fase proces
46
hoogste Etniopl. citeit (v= volgend ) VBO NL
7JZ
56
dienstverlening: 40
ja 16 jaar
37
verkoopster: parttime
1 kind 10 jaar
15JZ
43
29
HBO
MAR
onderwijs:30
?
9SD
42
nvt
HBO
NL
docent:32
2LB
42
37
HBO
NL
zelfstandig: 40
8SD
42
38
HBO
NL
docent:32
ja 17 jaar ja 15 jaar ja 21 jaar ja
12SD
41
33
WO
NL
onderzoek:40
41
7LB
39
nvt
WO
NL
adviseur: 45
ja 15 jaar nee
11JZ
39
24
MBO
NL
horeca:50
34
14SD
38
nvt
LO
India
eigen bedrijf: 40
6SD
38
34
LBO
NL
monteur:37
3JZ
38
28
LBO a)
NL
nee
12JZ
36
30
VBO v)
NL
contractwerk: 40
nee gescheiden ja 2 jaar ja 10 jaar ja 13 jaar ja 17 jaar
5LB
34
nvt
MBO
NL
monteur: 38
21
8LB
31
nvt
MBO
TR
welzijnwerk: 36
ja 3 jaar ja 5 jaar
3LB
31
28
HBO
NL
9JZ
25
nvt
MBO
Sur
fysiotherapeut: 32 ja 12 jaar politie:40 ja 2 jaar
179
39 37 38
nvt
4 kinderen 14,11,5,4 jr -
docent; 32 dienstver- 2 kinderen lening: 24 5, 0 jaar 2 kinderen 4, 1 jaar staf 2 kinderen functie 28 8, 6 jaar nvt 3 kinderen 15,12,11
30
-
-
42
verkoop ster: 24 dienstverlening: 15 administr atief werk: 24 -
1 kind 4 jaar 1 kind, 10 jaar 2 kinderen 6, 2 jaar
dienstverlening: 32 docent: 20 staf functie; ?
-
38 35
24 32 29
-
2 kinderen 3, 0 jaar -
180
Bijlage B: Overzicht deelnemers focusgroepsgesprekken Focus 1: autochtone Nederlandse hoogopgeleide vrouwen Leeftijd nu Leeftijd bij Opleiding Werk/omvang/aard eerste kind 21 Nvt WO (stud) 26 24 WO (stud) 26 Nvt HBO Claimbeoordelaar: 36 30 22 HBO Redacteur: 36 32 31 WO Redacteur/producer: o 34 Nvt WO Docent/onderzoeker:3 2 34 Nvt WO Psycholoog: 32 37 30 WO Beleidsmedewerker:24 37 31 WO Docent: 40 38 32 WO Comm.adviseur: 32 42 38 WO Org.adviseur: 32 44 40 WO Onderzoeker: o
Partner/relatieduur 3 jaar 10 jaar 5 ½ jaar Gescheiden+lat 6 jaar 2 ½ jaar
Fase proces Geen kind 1: 2 jaar Geen kind 2: 7+8 jaar 1: ½ jaar Zwanger
1 jaar 17 jaar 13 jaar Getrouwd Partner 6 jaar
Zwanger 3: 7+6+3 3: 6+4+2 3: 6+5+2 2: 4+1 2: 4 + ½
Focus 2: autochtone Nederlandse hoogopgeleide mannen Leeftijd Leeftijd bij Opleiding Werk/omvang/aard Partner/relatieduu nu eerste kind r 21 Nvt HBO Systeemanalist: 32 3 maanden (stud) 32 Nvt HBO Docent: 40 ½ jaar 34 27 WO Consultant: 32 14 jaar 43 29 AutoProgramma4 jaar Didact Maker: 32 49 Nvt HBO Ondernemer: 24 Partner Focus 3: jonge Marokkaanse vrouwen Leeftijd nu Leeftijd bij Opleiding eerste kind 18 Nvt Havo 22 Nvt Mbo 23 Nvt HBO (stud)
Werk/omvang/aard Enqueteur: 12 Secretaresse: 40 Ass.projectmanager: 36
Focus 4: Gemengde groep Marokkaanse vrouwen Leeftijd nu Leeftijd bij Opleiding Werk/omvang/aar eerste d kind
181
Fase proces Geen kind Geen kind 3: 7+6+3 5: 14+12+10+9+7 Geen kind
Partner/relatie duur Geen Getrouwd Geen
Fase proces Geen kind Geen kind Geen kind
Partner/relatieduu Fase r proces
28 30 35 36 38 38 43
27 23 32 24 23 25 19
43 51
Nvt 20
Onafg.HAVO MBO Havo Mavo Mavo Havo Basisonderwij s HBO Basisonderwij s
182
Geen Secretaresse: 32 Geen Geen Geen Geen Geen
6 jaar Geen Getrouwd Getrouwd Getrouwd Getrouwd Getrouwd
1: 1 jaar 1: 7 jaar 1: 3 ½ jaar 3: 12+10+9 3: 15+8+5 2: 13+9 5: 12-24
Welzijnswerk: 32 Geen
Geen Gescheiden
Geen kind 6: 18-31
Bijlage C: Methoden Opzet en uitvoering van het empirisch deel van het onderzoek Onderzoekseenheden, samenstelling steekproef en werving Er zijn gesprekken gevoerd met vrouwen en mannen in de leeftijd van 20 tot 56 jaar. Uitgangspunt was dat sekse, opleidingsniveau, leeftijd, de etnisch-culturele - en de immigratie-achtergrond, en de fase van gezinsvorming voor verschillende argumenten, redeneringen, tactieken en omstandigheden kunnen zorgen. Daarom is een beredeneerde steekproef samengesteld op basis van bovengenoemde factoren. Respondenten zijn geworven via praatgroepen over ouderschap op internet, voorbereidende oudercursussen, recreatieve en educatieve ontmoetingsgelegenheden in de buurt en via het sociale netwerk van onderzoekers en sleutelinformanten. De sneeuwbalmethode heeft hierbij goed gewerkt. Methoden van dataverzameling Voor de dataverzameling zijn focusgroepsgesprekken en individuele interviews gebruikt. Focusgroepsgesprekken Allereerst hebben we vier focusgroepsgesprekken gehouden: drie met vrouwen en één met mannen. Het doel van de gesprekken was om een beeld te krijgen van zoveel mogelijk factoren, begrippen, uitdrukkingen en redeneringen, (groeps)normen en waarden, en gevoeligheden die met een onderwerp verband houden. De visuele voorstelling van een leeftijdsbalk bleek een goede methode te zijn om zicht te krijgen op de ideale leeftijd voor het krijgen van het eerste kind. Daarnaast hebben we een aantal stellingen over jong en oud moederschap en vaderschap voorgelegd. Aan de focusgroepsgesprekken hebben in totaal 29 vrouwen en mannen deelgenomen. Twee groepen bestonden uit (Nederlandse) hoger
183
opgeleiden, twee uit (Marokkaanse) lager opgeleiden. Voor een overzicht van de deelnemers zie bijlage B. Halfgestructureerde en deels retrospectieve interviews De interviews waren erop gericht om de respondenten de ontwikkeling van hun (eventuele) kinderwensen en de (eventuele) realisering daarvan te laten reconstrueren, inclusief de omstandigheden en overwegingen die daarbij een rol speelden of spelen. De gegevens uit de literatuurstudie en de groepsgesprekken hebben we verwerkt tot een topiclijst die we zo lang mogelijk achter de hand hielden om eerst van de respondent zelf te vernemen wat het zwaarste woog. Een belangrijk doorvraagpunt was de rol van de partner en van het sociaal netwerk in de idee- en besluitvorming over ouderschap. Uiteindelijk hebben we 45 personen geïnterviewd, 29 vrouwen en 16 mannen. Achttien respondenten hebben een autochtone achtergrond, 12 hebben een niet-westerse allochtone achtergrond, 2 een westers allochtone achtergrond. Wat betreft de fase van gezinsvorming: 14 respondenten hadden (nog) geen kinderen, 4 waren ten tijde van het interview zwanger en 27 respondenten hadden kinderen. De leeftijd varieerde van 20 tot 56. Voor een overzicht van de respondenten en relevante kenmerken, zie bijlage A.
Registratie en verwerking van het materiaal De focusgroepsgesprekken duurden 2 uur, en zijn op de band opgenomen, en daarna voor circa 80% integraal uitgewerkt. De interviews duurden gemiddeld anderhalf tot twee uur en zijn eveneens op de band opgenomen en verbatim uitgetypt. Om het materiaal sneller te kunnen verwerken, is iedere interviewtekst geordend over zeven hoofdthema:s en een restcategorie. Te weten: kinderwens/keuzeproces, de rol van de partner, opleiding, baan + de combinatie, beelden van ouderschap, materiële
184
condities, sociaal netwerk en referenties, conclusies voor anderen (inclusief beleid), overige opmerkingen en observaties. Analyse van het materiaal De gedachten van Billig (1987, 1988) over argumentatieanalyse hebben als leidraad gefungeerd voor de analyse van de interviewtranscripten. Argumentatieanalyse is een methode om de overwegingen en redeneringen van mensen bij een bepaald onderwerp te onderzoeken. We zijn met name nagegaan met wie de respondent waarover in discussie is, welke impliciete of expliciete normen een rol spelen, naar welke contexten zij verwijzen en welke betekenissen een aantal veel gebruikte termen heeft. Verslaglegging en de functie van citaten De verslaglegging is geordend aan de hand van voor de vraagstelling relevante thema’s die uit de analyse van het materiaal naar voren kwamen. De citaten van de respondenten die in ruime mate in het onderzoeksverslag zijn opgenomen, vormen een integraal onderdeel van de analyse. Ze maken deel uit van het betoog en laten zien hoe mensen redeneren en hoe zij zich verhouden tot verschillende vertogen op dit gebied. Generalisatie van de onderzoeksresultaten Dit onderzoek is opgezet als een kwalitatieve studie, ook wel aangeduid als intensief onderzoek ( Schuyt 1991). Intensief onderzoek wordt gekenmerkt door het onderzoeken van een beperkt aantal cases op meerdere met elkaar samenhangende eigenschappen. Dit heeft gevolgen voor de aard van de generalisatie, er is sprake van inhoudelijke generalisatie. In intensief onderzoek wordt gegeneraliseerd naar de aard van het onderzochte verschijnsel, en niet naar de verspreiding ervan. Dit onderzoek beoogt dus een bijdrage te leveren aan het vergroten van inzicht in de onderlinge
185
samenhangen van motieven en redeneringen over ouderschap, over met wie vrouwen en mannen redeneren, en over mogelijke patronen die in die redeneringen bestaan.
186