HET GEBED VAN DE PROFEET
N.A.V. HET BOEK VAN SHAIKH AL-ALBAANI
Een korte levensbeschrijving van de Shaikh: Muhammad Naasir-ud-Deen Al-Albaani werd in 1914 in een arme familie in Albania geboren.Zijn vader Al-Haaj Nooh Najjaatee al-Albaani had zijn Sharie’ah studie in Istanbul volbracht en was als een geleerde naar Albania terug gekeerd. Toen Albania teveel uit atheisme ging bestaan emigreerde de familie naar Damascus, in Syrie, waar Shaikh al-Albaanie zijn opleiding afmaakte en vervolgens Qur’aan, Tajweed, wetenschappen van de Arabische taal, Fiqh van de Hanafee madhab (wetschool) en andere gebieden in de Dien leerde van verschillende Shaikhs en vrienden van zijn vader. Ook leerde hij van zijn vader de kunst om klokken en horloges te repareren, en werd hier heel bedreven in, waardoor hij hier zijn brood mee kon verdienen. Toen hij twintig was ging hij zich specialiseren in het gebied van de hadieth, waar hij dieper en dieper in ging groeien tot zijn vaders spijt.De boeken die hij nodig had,kon hij niet langer in zijn vaders bibliotheek vinden, welke voornamelijk uit boeken van de Hanafee Fiqh bestonden, dus moest hij ze uit de beroemde “al-Maktabatuz-zaahiriyyah”bieb van Damascus lenen.Hij raakte zo in de ban van de wereld van de hadieth dat hij zijn winkel soms dicht deed en wel twaalf uren in de bieb verbleef, dan onderbrak hij zijn werk alleen om salaat te doen, hij ging zelfs niet eten, maar nam alleen twee lichte snacks met zich mee. De eigenaren van de bieb gaven hem eigen sleutels en een eigen ruimte waar hij kon studeren voordat de bieb officieel open ging. Hij bleef vaak van ’s morgens vroeg tot na het ‘Ishaagebed door werken, en schreef in die tijd vele belangrijke en waardevolle werken. Zijn studie van de hadieth van Rasuulullaah (s.a.s.) had heel veel invloed op hem en had als resultaat dat hij niet langer blindelings een wetschool wou volgen, maar in plaats daarvan de Quraan en de Soennah wou accepteren en volgen, met het begrip van de vrome na volgelingen van de profeet: “ As-Salafus Saalih”.Hierdoor ging het soms botsen tussen Shaikh Al-Albaani en andere Shaikhs die wel blindelings de Hanafee Madhab volgden, evenals met de Soefie imaams en de mensen van de bid’ah, die de doorsnee mensen tegen hem gingen opzetten en hem een “Wahhaabi”noemden. Gelukkig steunden verschillende nobele Shaikhs hem en moedigden hem aan om geduldig door te gaan, zoals Shaikh Bahjatul Baaijaar, Shaikh ‘Abdul-Fattaah- de imaam en Tawfeeq al-Barzah-rahimahumullaah. Zo begon hij ook lessen te geven, leerlingen te verzamelen en reizen naar verschillende steden in Syrie en Jordanie te organiseren voor Da’wah. Nadat verschillende werken van Shaikh Al- Albaani waren verschenen, werd hij gekozen om les in hadieth te geven aan de universiteit van Madina.Na drie jaar keerde hij terug naar zijn werk in de “Maktabatuz-Zaahiriyyah”.Hij bezocht verschillende landen om lessen te geven en da’wah te doen, zoals Qatar, Egypte, Kuwait, de Emiraten, Spanje en Engeland. Meerdere keren was hij genoodzaakt om te emigreren, bijv; van Syrie naar Jordanie, weer naar Syrie, toen naar Beiroet, toen naar de Emiraten, en vervolgens naar ‘Ammaan, Jordanie.
Hij heeft meer dan honderd werken geschreven en vele leerlingen gehad, waaronder vele Shaikhs, zoals bijv; Shaikh Muhammad Jameel Zainoo, Shakh ‘Alee Hasan Ábdul-Hameed al-Halabee, Shaikh Saleem al-Hilaalee etc.
Alle lof is aan Allaah, Die het gebed verplicht heeft gemaakt voor Zijn dienaren en hun opgedragen heeft het goed te verrichten en Die het gebed onderscheid laat maken tussen geloof en ongeloof. Het gebed is een van de belangrijkste dingen die de profeet aan zijn ummah heeft uitgelegd, zowel mondeling als in praktijk; zelfs biddend op de preekstoel; staande en buigende en naar sadjoed gaande en daarna zei hij tegen zijn metgezellen: “Ik heb dit gedaan zodat jullie me zullen volgen en mijn gebed leren.” (Bukhaarie en Muslim)
Hij maakte het verplicht voor ons om hem na te doen in zijn manier van bidden: “ Bid zoals je mij hebt zien bidden.”
(Bukhaarie en Ahmad)
En hij beloofde aan degene die net als hem bidt dat Allaah hem het Paradijs zal binnen laten: “Er zijn vijf gebeden die Allaah, de Machtige en Verhevene verplicht heeft gemaakt; hij die de wudhu hiervoor goed verricht, ze op de juiste tijden bidt, en hun buigingen kompleet maakt,evenals het neerbuigen en nederigheid, hij heeft de garantie van Allaah dat Hij hem zal vergeven; maar hij die dat niet doet heeft geen garantie van Allaah: als Hij wil zal Hij hem vergeven of als Hij wil zal Hij hem straffen.” (Maalik, Abu Daawood, Nasaa’i en Ibn Hibbaan;een Saheeh hadieth, saheeh verklaard door verschillende imaams.)
Shaikh Al-Albaani zegt: “Toen ik het boek “At-Targheeb wat-Tarheeb”van Haafiz alMundhiri uit had en het aan onze broeders onderwees, werd het voor ons allemaal duidelijk dat de belangrijke positie van het gebed, en de beloning ervoor en de genade en het respect dat diegenen wacht die het op de juiste manier verrichten, af hangt van hoe dicht het bij de manier van de profeet is.Dat is wat er bedoeld wordt met de hadith waarin hij gezegd heeft:
“Waarlijk, de dienaar bidt een gebed waarover niets anders wordt geschreven dan een tiende,negende, achtste, zevende, zesde, vijfde, vierde, derde of de helft ervan.” Abu Daawood en Nasaa’i met een goede sanad (overleveringsketen): Hadith Saheeh,verzameld door Ibn al-Mubaarak in az-Zuhd (10/21/1-2) En Shaikh Al-Albaani gaat dan verder: “Daarom wees ik de broeders erop dat het voor ons niet mogelijk is de salaat te verrichten op de manier waarop dat hoort, of zelfs maar in de buurt ervan te komen, tenzij we de beschrijving van de profeet zijn gebed precies weten, inclusief de basis ervan,de manieren, houdingen, du’aas en herinneringen ( adhkaar), en dan moeite doen om die kennis met zorg in praktijk te brengen,want dan zouden we kunnen hopen dat onze gebeden ons weghouden van schaamtevolle en verkeerde daden en dat de beloning en de zegeningen die in de overleveringen genoemd worden voor ons zullen worden neer geschreven.” Maar weinig mensen bidden zo nauwkeurig het gebed zoals dat echt hoort, omdat zij zichzelf beperken tot een bepaalde wetschool. Zelfs vele geleerden.Maar zoals iedereen die de pure soennah volgt weet zijn er in iedere Madhab soennahs die in andere Madhabs niet gevonden worden,sterker nog; er zijn zelfs in iedere Madhab uitspraken en daden die niet waarheidsgetrouw terug te brengen zijn naar de Profeet (s.a.s.).Shaikh Al-Albaani besloot een boek te schrijven over het gebed van de Profeet (s.a.s.) van de takbier tot de tasliem (dus van het begin tot het einde), zodat het makkelijk zou zijn voor ieder die de Profeet (s.a.s.) waarlijk lief heeft om zijn bevel te gehoorzamen; “Bid zoals je mij hebt zien bidden.” Shaikh Al-Albaani heeft alleen ahaadieth gebruikt die Sahieh zijn (100 % betrouwbaar) en hasan.Wij kunnen Allaah nooit aanbidden met daden die overeenstemmen met ahaadieth die niet betrouwbaar zijn, de Boodschapper van Allaah (s.a.s.) heeft ons dat verboden, hij zei: “Blijf weg van dingen over mij zeggen,behalve wat je weet.”(wat klopt) (Sahieh; overgeleverd door Tirmidhi, Ahmad en Ibn Abi Shaibah.) De geleerden van de hadieth hebben gezegd: “De mensen van de hadieth zijn de mensen van de Boodschapper,al zijn ze niet met hem, zij zijn met iedere beweging van hem” Shaikh Al-Albaani vertelt verder dat hij zich ervan bewust is dat hij door alleen vast te houden aan de betrouwbare soennah, niet iedere groep of alle mensen of sektes kan bevredigen, en dat juist sommige van hun, als ze het niet al allemaal zijn, hem zullen bekritiseren en beledigen.Hij zegt dat dit niet erg voor hem is: “Het is genoeg voor mij dat ik geloof dat dit de meest rechte weg is, welke Allaah de gelovigen heeft opgedragen te volgen; welke onze Profeet Muhammad (s.a.s.) ,Leider van de Boodschappers, heeft uitgelegd. Dit is de weg die door de vrome voorgangers werd betreden: de Sahaaba (metgezellen), hun volgelingen en degenen na hun, inclusief de vier imaams aan wiens wetscholen de meerderheid van de moslims zich vast houden.Hun waren het er allemaal mee eens dat het verplicht is aan de Soennah vast te houden en ernaar te verwijzen; en ieder idee dat er tegen in gaat moet negeren, onafhankelijk van hoe groot de positie van degene die dat idee bedacht heeft is,want de positie van de Boodschapper van Allaah is veel groter en zijn voorbeeld is veel meer waar.”
-Alle donkere,schuin gedrukte teksten zijn honderd procent betrouwbare overleveringen,waarvan de overleveringsketen en de verzamelaars vermeld staan in het boek van Shaikh al-Albaani, dus als je wil kun je het in zijn boek terug zoeken.-
Het Gebed RICHTING DE KA’BAH BIDDEN Wanneer Rasuulullaah (s.a.s.) ging bidden deed hij dat altijd in de richting van de Ka’bah, zowel de verplichte als de vrijwillige gebeden.Hij (s.a.s.) was gewend te zeggen: “Wat tussen het Oosten en het westen is, is de Qibla.” Tijdens reizen bad hij zijn vrijwillige gebeden op zijn rijdier,ook al keerde het dier zich naar andere richtingen.De woorden van Allaah zijn hier op van toepassing: “WAAR HEEN JE JE OOK KEERT, DAAR IS HET GEZICHT VAN ALLAAH” (Baqarah 2:115) “Wanneer hij de intentie had om verplichte gebeden te gaan verrichten, steeg hij af en keerde hij zich naar de Qibla.” Jaabir (radiallaahu ‘anhu) heeft gezegd: “Een keer, toen we met Rasuulullaah (s.a.s.) op een excursie waren was de lucht bewolkt, we probeerden de Qibla te vinden maar we verschilden, dus bad ieder van ons in een verschillende richting en ieder van ons tekende iets voor zich om onze posities te kenmerken.’s Morgens keken we ernaar en ontdekten dat we niet richting de Qibla hadden gebeden. Dus vertelden we dit aan de Profeet (s.a.s.).(maar hij droeg ons niet op om het gebed over te doen) en hij zei: “Jullie gebed was voldoende.” STAAND BIDDEN Hij (s.a.s.) stond in zijn verplichte en vrijwillige gebeden, volbrengend het gebod van Allaah: “EN STA NEDERIG VOOR ALLAAH.”(2:238) Tijdens zijn ziekte, waaraan hij stierf bad hij zittend. Imran ibn Husain (radiallaahu ‘anhu) zei: “Ik leed aan aambeien, dus vroeg ik Rasuulullaah (s.a.s.) en hij zei: “Bid staand, als je niet kan dan zittend;als je hier toe niet in staat bent, bid dan liggend.” En Imraan ibn Husain zei ook: “Ik vroeg hem (s.a.s.) over het gebed van degene die zit, dus zei hij: “Degene die staand bidt; dat is beter, degene die zittend bidt; zijn beloning is de helft van de eerstgenoemde.Degene die liggend bidt (in een andere overlevering: leunend), heeft de helft van de beloning van degene die zit.” Dit geldt voor een zieke persoon,want Anas (radiallaahu ‘anhu) zei: “Rasuulullaah (s.a.s.) kwam naar buiten naar de mensen toe terwijl ze vanwege ziekte zittend baden, dus zei hij: “Waarlijk, het gebed van degene die zit is de helft minder waard dan het gebed van degene die staat.” Op een keer bezocht Rasuulullaah (s.a.s.) een zieke en zag hem leunend op een kussen bidden, dus nam hij het en gooide het opzij. Dus nam de man een stok om er op te leunen tijdens het bidden, maar hij nam het en gooide het opzij en zei:
“Bid op de grond als je kan, maak anders bewegingen met je hoofd; de sudjoed lager makend dan de rukoo.” BIDDEN OP EEN SCHIP Hij (s.a.s.) werd over bidden op een schip gevraagd, dus zei hij: “Bid er staande op, tenzij je bang voor verdrinking bent.” ZITTEN EN STAAN TIJDENS HET NACHTGEBED “Hij (s.a.s.) bad lang staande in de nacht, en lang zittende in de nacht en als hij staande reciteerde boog hij staande en als hij zittende reciteerde boog hij zittend.” Soms “Bad hij zittend, dus reciteerde hij zittend tot ongeveer dertig of veertig verzen van zijn recitatie over waren; dan stond hij op om deze staande te reciteren en boog dan en knielde dan neer en zo deed hij ook in de tweede raka’ah.” En “hij zat met gekruiste benen.” MET SCHOENEN AAN BIDDEN EN DE OPDRACHT OM DAT TE DOEN “Soms stond hij met blote voeten in gebed en soms met schoenen aan.” Hij stond dit zijn ummah toe zeggende: “Wanneer iemand van jullie bidt, moet hij zijn schoenen dragen of ze uit doen en tussen zijn voeten plaatsen en anderen er niet mee lastig vallen.” Hij moedigde aan om ze soms te dragen, zeggende: “Wees anders dan de Joden, want zij bidden niet in hun schoenen, noch in hun leren sokken”(“khuffs”) “Hij (s.a.s.) bad eens op de minbar (in een andere hadith: “…welke drie treden had”) Eerst stond hij erop en zei takbier en de mensen achter hem zeiden takbier terwijl hij op de minbar was. Dan maakte hij rukoe’op de minbar, dan rees hij op en ging naar achteren toe, naar beneden om sadjdah aan de voet van de minbar te maken. Dan ging hij terug en deed erop zoals hij in de eerste rak’ah had gedaan, tot hij het gebed af had gemaakt. Dan keerde hij zich naar de mensen en zei: “O mensen! Ik heb dit gedaan zodat jullie mij zullen volgen en mijn gebed zullen leren.” DE SUTRAH EN DE VERPLICHTING OM DIE TE HEBBEN Sutrah (bedekking) betekent in dit geval een voorwerp dat je voor de plek van sudjoed neerzet, en tussen dat voorwerp en degene die bidt mag niemand langs lopen. “Hij (s.a.s.) bad dicht bij de sutrah,zodat er een afstand was van drie keer 50 cm. tussen hem en de muur.” en “tussen de plaats van sudjoed en de muur was genoeg ruimte voor een schaap om langs te gaan.” Hij zei: “Bid niet, behalve richting een sutrah en laat niemand voor je langs gaan, maar als iemand door wil gaan ( er langs te gaan) vecht dan tegen hem, want hij heeft een metgezel ( sjeitaan) bij zich.”
Hij zei ook:“Als iemand van jullie richting een sutrah bidt, moet hij er dicht bij gaan zodat sjeitaan zijn gebed niet kan breken.” Soms “zocht hij de pilaar die in de moskee was om achter te bidden.” “Wanneer hij op een open plek bad, waar niets was wat hij als sutrah kon gebruiken, plantte hij een speer in de grond voor zich en bad er naar toe met de mensen achter zich.” Soms “zette hij zijn rijdier neer en bad er naar toe gericht.”Dit is niet hetzelfde als bidden in de rustplaats van kamelen, wat hij verbood. En soms “nam hij zijn zadel, zette het in de lengte en bad naar het einde ervan.” Hij zei: “Als iemand van jullie iets voor zich neer zet als de stok aan het einde van een zadel, moet hij bidden en het niet erg vinden als iemand er achter langs loopt.” Eens “bad hij richting een boom”en soms “bad hij richting het bed waar ‘Aa’ishah (radi Allaahu anhaa) op lag ( onder haar kleed)” Hij (s.a.s.) liet niemand tussen hem en zijn sutrah langs komen, eens “was hij aan het bidden toen een schaap voor hem langs kwam rennen, dus hield hij hem tegen tot hij zijn buik tegen de muur duwde ( en hij achter hem langs ging)” Hij zei ook: “Wanneer degene die voor iemand langs loopt die in gebed, zou weten wat voor zonde er op hem is, zou het beter voor hem zijn veertig… te wachten dan voor hem langs te gaan.”(Abu an-Nadr zei: “Ik herinner me niet precies of hij veertig dagen of maanden of jaren zei.”) WAT BREEKT HET GEBED? Hij (s.a.s.) zei: “Iemands gebed wordt afgesneden (d.w.z: is vergeefs) wanneer er voor hem niet iets als het einde van een zadel staat,( een sutrah dus) door: een volwassen vrouw, een ezel of een zwarte hond.”Abu Dharr zei: “Ik zei: “O Boodschapper van Allaah, waarom de zwarte hond in plaats van de rode ?”Hij zei: “De zwarte hond is een sjeitaan” VERBOD OM RICHTING EEN GRAF TE BIDDEN Hij (s.a.s.) zei: “Bid niet richting de graven en zit er niet op.” INTENTIE Hij (s.a.s.) zei: “Alle daden hangen af van hun intentie en ieder mens zal beloond worden n.a.v. wat zijn intentie was.” An-Nawawi zei: “De intentie is het doel; dus degene die gaat bidden neemt zijn gebed in gedachten en wat daar van toepassing op is; zoals welk gebed het is, of het verplicht is etc. hij brengt deze punten samen in zijn intentie met de eerste takbier.”(Je zegt dus niet hardop: “hierbij heb ik de intentie om…”want dat is een bid’ah.)
TAKBIER Daarna begon hij (s.a.s.) met het gebed, zeggende: “Allaahu Akbar.” D.w.z: Allaah is de Grootste.Hij zei: “De sleutel naar het gebed is reinheid, het wordt begonnen met takbier en beeindigd met tasliem.” En: “Hij verhief zijn stem voor de takbier zodat degenen achter hem het konden horen.” Maar “toen hij ziek werd verhief Abu Bakr zijn stem om de takbier van Rasuulullaah (s.a.s.) aan de mensen te laten horen.” En hij zei: “Wanneer de imaam “Allaah Akbar”zegt, zeg dan: “Allah Akbar.” DE HANDEN HEFFEN Soms hief hij zijn handen gelijk met de takbier, soms erna, en soms ervoor. “Hij hief ze met de vingers apart ( noch tegen elkaar, noch open.)”en “Hij plaatste ze ter hoogte van zijn schouders.” Af en toe “hief hij ze tot de hoogte van zijn oorlellen.” DE RECHTER ARM OP DE LINKER PLAATSEN EN HET BEVEL HIERVOOR “Hij (s.a.s.) plaatste zijn rechter arm op zijn linker arm,”en hij zei: “Aan ons; het gezelschap van de profeten,is opgedragen ons te haasten met het vasten breken, de maaltijd voor het vasten laat te eten en onze rechter armen op onze linker armen te plaatsen tijdens het gebed.” En “hij kwam langs een man die aan het bidden was en zijn linker arm op zijn rechter had geplaatst, dus nam hij hem apart en plaatste de rechter op de linker.” DE HANDEN OP BORSTHOOGTE PLAATSEN “Hij plaatste zijn rechter arm op de boven kant van zijn linker hand, pols en onderarm,” “en hij droeg zijn metgezellen op om het zelfde te doen.” En soms “greep hij zijn linker arm met zijn rechter hand vast” “Hij plaatste ze op zijn borst.” NAAR DE PLEK VAN SUDJOED KIJKEN EN NEDERIGHEID “Hij (s.a.s.) boog zijn hoofd tijdens het bidden en fixeerde zijn blik richting de grond.” “terwijl hij in de Ka’bah was, verliet zijn blik de plek van sudjoed niet tot hij eruit kwam.” En hij zei: “het hoort niet dat er iets in het Huis is dat de biddende persoon stoort.” “Hij verbood het om naar boven naar de lucht te kijken.”En in een andere hadith: “Dus wanneer jullie bidden, kijk dan niet hier en daar, want Allaah plaatst Zijn Gezicht voor het gezicht van Zijn dienaar tijdens zijn gebed zolang als hij niet weg kijkt.” En hij zei ook over het hier en daar kijken: “het is een weg nemen wat de sjeitaan steelt van de dienaar tijdens zijn gebed.” Hij zei ook: “Allaah gaat niet weg van een dienaar in zijn gebed zolang als hij niet rond kijkt; wanneer hij zijn gezicht draait, draait Allaah ook weg van hem.” “Hij verbood drie dingen: pikken als een kip, neerliggen als een hond en rond kijken als een vos.”Hij zei ook: “Bid een afscheid gebed alsof je Hem kan zien, maar als je Hem niet voor je ziet, waarlijk Hij ziet jou.”
“En iedere persoon die, wanneer hij met een verplicht gebed bezig is, over treft in zijn wudhu, nederigheid en buigingen, zal het als een boetedoening hebben voor zijn voorafgaande kleine zonden zolang hij niet een grote zonde verricht en deze kans is voor alle keren.” Hij zei ook: “Het gebed is niet geldig wanneer voedsel is geserveerd, noch wanneer het tijd is om je te ontdoen van de twee vuiligheden.”(naar de w.c. moeten dus.) OPENINGS DU’AA’S Vervolgens begon hij allerlei soorten du’aa’s te zeggen voordat hij ging reciteren, waarin hij Allaah de Verhevene prees, en hij droeg degene “die slecht bad”op om dit te doen, zeggende: “Niemand’ s gebed is kompleet tenzij hij takbier zegt, Allaah de Almachtige en Verhevene prijst en van de Qur’aan reciteert wat makkelijk voor hem is.” Hij zei een van de volgende du’aa’s: “O Allaah! Scheid mij (ver ) van mijn zonden zoals U het Oosten en het Westen (ver )van elkaar hebt gescheiden. O Allaah! Reinig mij van mijn zonden, zoals een wit kleed gereinigd van vuil. O Allaah! Was mij schoon van mijn zonden met water, ijs en sneeuw.”
Allahoemma baa’id baynie wa baina gataayaaya kamaa baa’adtaa baynal masjriqi wal maghribi, Allahoemma naqqini min gataayaaya kamaa yoenaqqie at-tsawboel abyadoe minad-danasi, Allahoemmaghsilnie min qataayaaya bil maa’i wat-tsalsji wal barad.
Een van de metgezellen zei de volgende du’aa, waarover Rasuulullaah (s.a.s,) zei: “Prachtig, voor deze duáa worden de deuren van de hemelen geopend.” Allaah is de Grootste, heel Groot.Alle lof is aan Allaah, opnieuw en opnieuw. Geprezen is Allaah ochtend en avond.
Allaahu Akbar kabieran wal hamdulillaahi katsieran wa SubhaanAllaah boekratan wa asielan Een ander zei de volgende du’aa, waarover Rasuulullaah (s.a.s.) zei: “Ik zag twaalf engelen concurreren wie van hun het mee naar boven zou nemen.” Alle lof is aan Allaah, vele,pure,gezegende lofuitingen. Alhamdulillaah hamdan katsieran tayyiban mubaarakan fieh Nog meer en ook langere duáa’s kun je terug vinden in het boek.
RECITATIE Vervolgens zocht hij (s.a.s.) toevlucht bij Allaah, zeggende: Ik zoek toevlucht bij Allaah tegen de vervloekte duivel tegen zijn gekte, zijn arrogantie en zijn poezie
Aa’oedzoe billaahi minas-sjeitaan-nir-rasjiem min hamzihi wa nafgihi wa naftsihi. Soms voegde hij hieraan toe: Ik zoek toevlucht bij Allaah, de Alhorende, de Alwetende, tegen de sjeitaan.
Aa’oedzoe billaahi s-sammiyil ‘aliem minas-sjeitaan En dan reciteerde hij zacht: In de Naam van Allaah, de Barmhartige, de Genadevolle.
Bismillaah-hir-rahmaan-nir-rahiem RECITATIE VAN EEN VERS PER KEER Daarna reciteerde hij soerah al-Faatihah en stopte daarbij steeds na ieder vers, (dus steeds na ieder zin een pauze.) HET BELANG VAN AL-FAATIHAH EN DE WAARDE ERVAN Hij wees vurig op het belang van deze soerah,zeggende: “Er is geen gebed voor degene die er niet (op z’n minst) het opening vers in reciteerde.” En in een andere hadith: “Dat gebed is niet voldoende, waarin iemand niet het opening vers van het Boek reciteert.” Hij droeg “degenen die slecht bad”op om het in zijn gebed te reciteren, maar zij tegen degene die het niet kon onthouden: “Zeg: “SubhaanAllaah, walhamdulillaah, wa laa ilaha illallaah, wallahu akbar wa laa hauwla wa laa quwwata illa billaah.”
Ik verklaar Allaah vrij van alle gebrekkigheden; alle lof is aan Allaah; niemand heeft het recht aanbeden te worden, behalve Allaah; Allaah is de Grootste; er is geen macht,noch kracht behalve bij Allaah
Hij zei ook tegen “degene die slecht bad”:
“Als je iets van de Qur’aan kent, rteciteer het dan, prijs anders Allaah, verklaar Zijn Grootsheid en verklaar dat niemand het recht heeft aanbeden te worden, behalve Allaah.” HET AFKEUREN VAN RECITATIE ACHTER DE IMAAM IN GEBEDEN DIE HARDOP ZIJN
“Hij beeindigde een gebed dat hardop was ( in een andere hadith: het was het zonsondergang gebed) en zei: “Was iemand van jullie zo net met mij aan het mee reciteren?”Een man zei: “Ja, ik was het o Rasuulullaah.” Hij zei: “Ik zeg, waarom ben ik er mee in strijd?” Abu Hurairah zei: “Dus nadat ze dat van hem hadden gehoord, stopten de mensen ermee om mee te reciteren met Rasuulullaah (s.a.s.) wanneer hij hardop reciteerde.” (maar zij reciteerden zachtjes in zich zelf wanneer de imaam niet hardop las) En in een andere hadith: “Zij reciteerden (hardop) achter de Profeet, dus zei hij: “Jullie hebben mijn recitatie van de Qur’aan in de war gebracht.” Hij (s.a.s.) zei ook: “De imaam moet gevolgd worden, dus wanneer hij takbier zegt, zeg takbier en wanneer hij reciteert wees stil.” Hij (s.a.s.) zei dat het voldoende is om naar de imaam te luisteren, zodat je niet zelf achter hem hoeft te reciteren, zeggende: “Hij die een imaam heeft, de recitatie van de imaam is de recitatie voor hem.”dit gaat over de gebeden die hardop zijn. DE VERPLICHTING OM IN STILLE GEBEDEN TE RECITEREN Jaabir heeft gezegd: “Wij reciteerden achter de imaam in Zuhr en ‘Asr soerah al-Faatihah en een andere soerah in de eerste twee rak’ahs en alleen soerah al-Faatihah in de laatste twee.” Rasuulullaah (s.a.s.) heeft gezegd: “Waarlijk, de biddende persoon is in prive met zijn Heer aan het overleggen,dus moet hij voorzichtig zijn in wat hij met Hem overlegt en jullie moeten de Qur’aan niet luid over elkaar reciteren”. DE AAMIEN,EN DAT DE IMAAM HET HARDOP ZEGT
Wanneer Rasuulullaah (s.a.s.) soerah al-faatihah beeindigde zei hij “aamien”luid en maakte hij het lang met zijn stem.Hij droeg alle moslims het te zeggen, zeggende: “Wanneer de imaam zegt”rairil maghduwbi ‘alaihim wa laa d-daalien”, zeg dan “amien”, want de imaam zegt “amien”en de engelen zeggen “amien”. En in een andere hadith: “Wanneer iemand van jullie “amien”zegt in het gebed en de engelen in de hemelen zeggen “amien”en het valt samen, worden zijn vroegere zonden vergeven.” Hij zei ook: “De Joden hebben op niets zoveel afgunst als op de vredes groet en de amien (achter de imaam).” (het zeggen van “amien” van de groep die achter de imaam bidt,moet luid en tegelijk met de imaam)
RECITATIE NA AL-FAATIHAH
Vervolgens reciteerde hij (s.a.s.) een andere soerah na al-Faatihah, soms heel lang en andere keren kort i.v.m. reizen of ziekte of het huilen van kinderen. In een hadith is overgeleverd dat Rasuulullaah (s.a.s.) het ochtend gebed bad en de twee kortste soerahs uit de Qur’aan reciteerde, dus werd hem gevraagd: “O Rasuulullaah, waarom maakte u het kort?”Hij zei: “Ik hoorde het gehuil van een kind, en ik ging er van uit dat zijn moeder met ons aan het bidden was, dus ik wou zijn moeder van hem bevrijden.” En hij zei ook: “Ik ga in gebed en heb de intentie het lang te maken, maar ik hoor het huilen van een kind, dus verkort ik mijn gebed, want ik weet hoe diep zijn moeder over zijn gehuil voelt.” Meestal maakte hij de hele soerah af, hij zei vaak: “Geef iedere soerah zijn deel met ruku’en sudjoed.” Maar soms deelde hij de soerah in tweeen; dus het eerste deel in de eerste rak’ah en het tweede deel vervolgens in de tweede rak’ah en soms herhaalde hij de hele soerah in de tweede rak’ah.Soms combineerde hij twee soerahs in een rak’ah. Een van de Ansaar leidde de moslims in de Qubaa’moskee (eerste moskee in Madina) en iedere keer wanneer hij een soerah voor hun reciteerde, begon hij met “Qoel hu Allaahu ahad”, tot het einde en dan reciteerde hij er een ander soerah achter, en dit deed hij iedere rak’ah.Daarom spraken de mensen tot hem: “Je begint met deze soerah en dan vind je het niet genoeg tot je een andere reciteert; of je reciteert het alleen of laat het en reciteer alleen een andere.”Hij zei: “Ik laat het niet.Als jullie het niet erg vinden dat ik jullie er mee leid zal ik er mee door gaan, maar als jullie willen zal ik jullie verlaten.” Zij wisten dat hij een van hun besten was, en zij wouden niet door iemand anders geleid worden.Dus toen d Profeet (s.a.s.) bij hun kwam vertelden ze het verhaal aan hem. Hij zei: “O die en die, wat stopt jou om te doen wat jouw mensen je vragen te doen? Wat brengt jou er toe om deze soerah in iedere rak’ah te reciteren?” Hij zei: “Ik hou van deze soerah.”Hij (s.a.s.) zei: “Jouw liefde ervoor zal jou in al-Jennah brengen.”
SPECIALE COMBINATIE VAN SOERAHS IN EEN RAK’AH
De volgende paren reciteerde Rasuulullaah (s.a.s.) in een rak’ah samen: Ar-Rahmaan (55:78) en an-Najm (53:62) Al-Qamar (54:55) en al-Haaqqah (69:52) At_Toor (52:49) en Dhaariyaat (51:60) Al-Waaqi’ah (56:96) en al-qalam (68:52) Al-Ma’aarij (70:44) en an-Naazi’aat (79:46) Al-Mutaffifeen (83:36) en ‘Abasa (80:20) Al-Muddaththir (74;56) enal-Muzzammil (73:20) Ad-Dahr (76:31) en al-Qiyaamah(75:40) An-Naba (78:40) en al-Mursalaat (77:50) Ad-Dukhaan (44:59) enat-Takweer (81:29)
Soms combineerde hij lange soerahs als al-Baqarah, an-Nisaa en aal-Imraan in een rak’ah tijdens het nachtgebed en zei: “Het meest perfecte gebed is die waar je lang in staat.”
STIL EN HARDOP RECITEREN IN DE VIJF GEBEDEN EN ANDEREN Hij (s.a.s.) reciteerde hardop in het ochtend gebed en in de eerste twee rak’ahs van maghrib en ‘ishaa.En zacht in Zuhr, ‘Asr, de derde rak’ah van Maghrib en de laatste twee rak’ahs van ‘Ishaa. “Men kon aan de beweging van zijn baard zien wanneer hij aan het reciteren was”en “omdat hij hun soms een aayah of zo liet horen.” Hij reciteerde het Vrijdag gebed ook hardop, en de twee ‘Eid gebeden en het gebed voor regen en voor zonsverduistering. STIL EN HARDOP RECITEREN IN HET NACHTGEBED
Tijdens zijn nacht gebeden las hij soms zacht en soms hard En “hij reciteerde in zijn huis op een manier dat hij op de binnenplaats gehoord kon worden.” “Soms verhief hij zijn stem meer dan dat, totdat iemand (buiten de binnenplaats) die in bed lag hem kon horen.” Hij droeg Abu Bakr en ‘Umar op om het zelfde te doen: “hij kwam ’s nachts naar buiten en vond Abu Bakr biddend met een zachte stem en hij kwam langs ‘Umar ibn al-Khattaab die met een luide stem bad. Later toen zij zich rondom de Profeet (s.a.s.) verzamelden, zei hij (s.a.s.): “O abu Bakr, ik kwam langs jou en jij bad met een zachte stem?” Hij zei: “Ik laat Hem, met Wie ik aan het bespreken was horen, O Rasuulullaah.” Hij (s.a.s.) zei tegen ‘Umar: “Ik kwam langs jou en jij was met een verheven stem aan het biden?”Dus hij zei: “O Rasuulullaah (s.a.s.)ik drijf slaperigheid terug en houd de sjeitaan weg.”De Profeet (s.a.s.) zei: “O Abu Bakr, verhef je stem een beetje.”En tegen ‘Umar: “Maak je stem een beetje zachter.” En hij (s.a.s.) was gewend te zeggen: “Degene die de Qur’aan luid reciteert is als degene die liefdadigheid luid weggeeft en degene die de Qur’aan zacht reciteert is als degene die zacht liefdadigheid weg geeft.” WAT RECITEERDE HIJ (S.A.S.) IN DE GEBEDEN? FAJR GEBED: “Hij maakte de eerste rak’ah( van het Fajr gebed) langer dan de tweede.” “Soms reciteerde hij al-Waaqi’ah en vergelijkbare soerahs in twee rak’ahs. “ Soms reciteerde hij soerah ar-Room en soms soerah Yaa Sin.” Soms “leidde hij hun in Fajr met as-Saaffaat.”
RECITATIE IN HET SOENNAH GEBED VOOR FAJR “Zijn recitatie in de twee rak’ahs soennah voor Fajr waren bijzonder kort, zo kort dat ‘Aa’ishah zei: “Heeft hij soerah al-Faatihah wel of niet gereciteerd?” “Soms reciteerde hij soerah al-Kaafiroen in de eerste rak’ah en soerah al-Ikhlaas in de tweede” Hij zei: “Een excellent paar soerahs zijn hun!” “Soms reciteerde hij in de eerste rak’ah na al-Faatihah vers 136 van soerah al-Baqarah en in de tweede vers 64 van soerah aal-Imraan.” ZUHR GEBED “Soms maakte hij het zo lang dat het Zuhr gebed begonnen was en iemand kon naar een vlakte gaan: al-Baqi’, zijn behoefte vervullen (terug naar zjnplek komen), wudhu maken en dan (naar de moskee) komen terwijl Rasuulullaah (s.a.s.) nog steeds in de eerste rak’ah bezig was, zo lang duurde het.” En “ze dachten dat hij zo deed zodat de mensen de eerste rak’ah konden halen.” “Hij reciteerde in beide twee rak’ahs ongeveer dertig aayat, zoals al-Faatihah gevolgd door soerah as-Sajdah (32:30)” Soms “liet hij hun een aayah of zo horen.” “Zij hoorden tonen van zijn recitatie van soerah A’laa (87:19) en Ghaashiyah (88:26) ÁSR GEBED “Hij (s.a.s.) reciteerde al-Fatihah en twee ( andere) soerahs in de eerste twee rak’ahs, waarbij hij de eerste langer dan de tweede maakte”. “Hij reciteerde ongeveer vijftien aayaat in zowel de eerste als de tweede raf’ah; ongeveer de helft minder van wat hij in de eerste twee rak’ahs van Zuhr reciteerde en hij maakte de laatste twee rak’ahs de helft minder lang dan de eerste twee.” MAGHRIB GEBED “Soms reciteerde hij korte soerahs, zodat zij na met hm gebeden te hebben weg konden en het mogelijk was om een pijl te schieten en te zien waar het landde.” “Eens, terwijl we op reis waren reciteerde hij soerah at-Teen (95:8) in de tweede rak’ah.” RECITATIE IN HET SOENNAH GEBED NA MAGHRIB “In dit gebed zei hij soerah al-Kaafiroen (109) en soerah al-Ikhlaas(112).” ‘ISHAA GEBED
“Hij (s.a.s.) reciteerde in de eerste twee rak’ahs de gemiddeld lange soerahs, hij reciteerde soerah as-Shams (91:15) en soort gelijke soerahs”
Of “hij reciteerde soerah Inshiqaaq (84:25) en maakte sajdah erin.” HET NACHTGEBED (TAHAJJUD) “Hij reciteerde er soms hardop in en soms zacht. “Hij (s.a.s.)maakte soms zijn recitatie erin korter en soms langer, op een keer maakte hij het zo lang dat ‘Abdullaah ibn Mas’ood (radi Allaahu ‘anhu) zei: “Ik bad met de Profeet (s.a.s.) op een nacht en hij ging door met zo lang staan dat ik een verkeerd idee kreeg.”Er werd hem gevraagd: “Wat was dit idee?” Hij zei: “Ik dacht eraan dat ik wou zitten en de Profeet verlaten!” En Hudhaifah ibn al-Yamaan zei: “Ik bad die nacht met de Profeet (s.a.s.) toen hij soerah al-Baqarah begon(2:286). Dus ik zei( tegen mijzelf): “Na honderd rakáh zal hij rukoe’maken.” Maar hierna ging hij door, dus dacht ik: “Hij zal de soerah in twee rak’ahs beeindigen.” Maar hij ging door, dus ik dacht: “Hij zal rukoe’maken als hij ermee klaar is.” Toen begon hij met soerah an-Nisaa (4: 176) en reciteerde alles en toen begon hij met soerah aal-‘Imraan ( 3: 200) en reciteerde alles. Hij reciteerde langzaam; toen hij bij een vers kwam waarin de verheerlijk van Allaah was, verheerlijkte hij Allaah; bij een vers dat iets bevatte om te vragen, vroeg hij erom;bij een vers dat toevlucht zoeken noemde, nam hij toevlucht (bij Allaah).Toen maakte hij rukoe’…” Rasuulullaah (s.a.s.) heeft nooit de gehele Qur’aan in een nacht gereciteerd, hij verbood zelfs zijn metgezellen het in minder dan drie dagen uit te hebben, zeggende: “Degene die de Qur’aan in minder dan drie dagen reciteert, begrijpt het niet.” En hij (s.a.s.) zei: “Want iedere aanbidder heeft een periode van “shirrah”( enthousiasme,kracht, energie) en iedere (periode van) “shirrah” heeft een “fatrah”(pauze,verloop, vermindering van enthousiasme); of richting een soenna of richting een bid’ah; dus degene wiens “fatrah”richting een soennah gaat heeft leiding gevonden, en degene wiens “fatrah”richting iets anders dan dat gaat, is vernietigd.” Imaam Tahaawi zegt: “Dit is de drift van de moslims om met hun daden dichter bij hun Heer te komen. Maar hoe dan ook zullen zij hierin te kort komen en daden loslaten waar mee zij vanuit hun enthousiasme begonnen waren, dus de meest geliefde daden waren voor Rasuulullaah (s.a.s.)die daden die anders werden gedaan (en vast werden gehouden), dus droeg hij de moslims op goede daden te verrichten die zij vol konden houden tot zij hun Heer ontmoeten.Hij zei: “De daden die het meest geliefd bij Allaah zijn, zijn die welke in regelmaat gedaan worden, zelfs al is het maar weinig,” Rasuulullaah (s.a.s.) bad ook niet de gehele nacht, behalve een enkele keer. Dus geregeld of altijd de gehele nacht bidden is tegen de soennah van Rassuulullaah (s.a.s.), als dat het beste voor ons was geweest had hij dat gedaan en de beste leiding is de leiding van Muhammad (s.a.s.) Dus raak niet verward door gelogen overleveringen die zeggen dat sommige moslims wel veertig jaren lang Fajr bidden met de wudhu van ‘Ishaa (dus nooit sliepen), dat zijn sprookjes, door onwetenden gecreeerd!(zie “Tablighi Nisab”)
WITR GEBED “Rasuulullaah (s.a.s.) reciteerde in de eerste rak’ah soerah al-A’laa (87: 19), soerah al Kaafiroen (109:6) in de tweed en soerah Ikhlaas (112:4) in de derde. Soms voegde hij aan de laatste soerah al-Falaq (113:5) en soerah an-Naas (114:6) toe.” “Eens reciteerde hij honderd aayat van soerah an-Nisaa (4:176)in de derde rak’ah.” of: “In de twee rak’ahs na witr reciteerde hij soerah Zilzaal (99:8) en Kaafiroen (109:6) VRIJDAG GEBED “Rasuulullaah (s.a.s.) reciteerde soms soerah al-Jumu’ah (62:11) in de eerste rak’ah en soerah Munaafiqoen (63:11) in de tweede, soms in plaats van de laatste soerah al Ghaashiyah (88:26) Of soms reciteerde hij in de eerste rak’ah soerah al-A’laa (87:19) en soerah al-Ghaashiyah (88:26) in de tweede.” ‘EID GEBED “Hij (s.a.s.) reciteerde soms soerah al-A’laa (87:19) in de eerste rak’ah en soerah alghaashiyah (88:26) in de tweede rakáh, of soms reciteerde hij soerah al-Qaaf (50:45) en alQamar (54:55) er in.” HET BEGRAVENIS GEBED “De soennah is er soerah al-Faatihah (en een andere soerah) in te reciteren” En “Na de eerste takbier bleef hij een tijdje stil.”