Roel Tanja
Een korte geschiedenis van de Tachtigjarige Oorlog
BBNC uitgevers, Amersfoort, 2016
21.indd 3
14/12/15 11:04
1555
Troonsafstand keizer Karel V De Habsburgse keizer, heerser over onder andere de Nederlandse gewesten, was oud, moe en der dagen zat. Op 25 oktober 1555 trad hij af. Karel V was de eerste en laatste keizer die op Nederlands grondgebied geboren werd, op 24 februari 1500 in Gent. Reeds op vijftienjarige leeftijd was hij landsheer van de Bourgondische Nederlanden geworden, als opvolger van zijn vader Filips de Schone – men vond hem daar toen wel oud genoeg voor. Karel had geen gemakkelijke regeerperiode gehad, hij streed met onwillige protestantse Duitse vorsten, met oprukkende Turkse legers (die tot aan de poorten van Wenen kwamen) en kon de strijd tegen de Fransen maar niet winnen. Anderzijds zond hij wel vele expedities uit richting Amerika, de ‘Nieuwe Wereld’, waar zijn onderdanen grote stukken land koloniseerden. Daardoor had hij alles bij elkaar een wereldrijk bestuurd, een rijk ‘waar de zon nooit onderging’. Een hoogtepunt was ongetwijfeld zijn kroning tot keizer, in 1530, door paus Clemens III. Karel had er altijd hard aan gewerkt om de eenheid en de katholieke godsdienst binnen zijn rijk te bewaken en te bewaren. Vanwege het oprukkende protestantisme had hij een aantal ‘plakkaten’ uitgevaardigd, waarin stond dat iedereen die niet de katholieke leer aanhing, bestraft zou worden. In 1550 kondigde hij het beruchte ‘Bloedplakkaat’ af, waarin werd gedreigd met nog strengere straffen, tot aan de doodstraf toe. De al even vermaledijde Spaanse Inquisitie had in de Zuidelijke Nederlanden alleen al 4.000 tot 8.000 personen onderzocht, velen van hen verbannen (en hun goederen verbeurd verklaard) en over 169 mensen de doodstraf uitgesproken. Het volk morde vanwege deze wreedaardige praktijken en er volgden zelfs opstandjes, zoals in 1554 in Antwerpen. Karel deed afstand van de troon en trok zich in Spanje terug, nadat hij een van zijn grootste nederlagen had moeten incasseren: de godsdienstvrede van Augsburg. In deze vredesovereenkomst 15 21.indd 15
14/12/15 11:04
stond dat de Duitse vorsten zelf mochten bepalen welke religie zij hun onderdanen oplegden. Dit alles onder het motto ‘cuius regio, eius religio’ (wie over het land heerst, bepaalt ook de godsdienst). Een laatste belangrijke reden voor Karels terugtreden was zijn gezondheid. Al vanaf zijn jeugd werd hij geplaagd door een erfelijke afwijking van zijn kaakgewricht, een zogeheten ‘Habsburgse kin’. Dit was een ware centenbak, waardoor hij niet goed kon kauwen en hij last had van veel indigestieproblemen. Daarbij was hij dol op (heel veel) vlees en koud bier, en dat verklaarde voor een groot gedeelte zijn problemen met jicht. De keizer deed afstand tijdens een ceremonie in de Aula Magna van het Paleis op de Koudenberg in Brussel. Hij werd hierbij ondersteund door zijn vertrouweling Willem van Oranje, de stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Karel nam afscheid met de woorden: ‘Maar niemand, wie dan ook, heb ik bewust onrecht aangedaan. Indien er dan toch nog onrecht was, gebeurde het buiten mijn weten en enkel door onvermogen: ik betreur dit publiekelijk en smeek eenieder die ik gekrenkt zou hebben, om vergiffenis.’ Na een laatste bezoek aan zijn geboortestad Gent, vertrok de ex-keizer op 15 september 1556 vanuit Vlissingen naar Spanje. Daar stierf hij op 21 september 1558.
16 21.indd 16
14/12/15 11:04
1559
Filips II verlaat de Nederlanden Karel V werd opgevolgd door zijn oudste zoon Filips II. Het keizerschap zat er voor zoon Filips niet in – dat ging naar zijn oom Ferdinand – maar de rest van zijn vaders gebieden kon hij inderdaad overnemen: Spanje, Sicilië, Napels, Sardinië, de Nederlanden en de lucratieve gebiedsdelen in Amerika. Hij groeide min of meer samen op met Willem van Nassau, die net het prinsdom Orange in Frankrijk had geërfd, aan het hof van Maria van Oostenrijk, de zuster van Karel V. Filips zette het beleid van zijn vader in verhevigde mate voort, ook in de Nederlanden. Vooral de repressie van de protestanten nam nog heviger vormen aan; in 1562 was er een piek van 664 executies. Anders dan zijn vader bezat Filips geen band met zijn noordelijkste bezittingen. In 1559 besloot hij voorgoed terug te keren naar Spanje. Op de rede in Vlissingen nam hij afscheid van zijn raadgevers, onder anderen de heren van de Staten-Generaal. Daar zou Filips, volgens de legende, tegen Willem van Oranje hebben gezegd: ‘Niet de Staten zijn tegen mij, maar jij bent degene die mij tegenwerkt!’ In zijn plaats stelde Filips II zijn halfzuster Margaretha van Parma aan als landvoogdes over de Nederlanden. Zij was de buitenechtelijke dochter van zijn vader Karel en Johanna van der Gheynst, de dochter van een tapijtverkoper annex behanger uit het Oost-Vlaamse Nukerke. Zelf behoorde Margaretha niet tot de scherpslijpers in de godsdienstige conflicten – misschien onder invloed van het belijdenisdocument van de calvinist Guido de Brès dat deze in 1561 over de muren van haar paleis in Doornik had gegooid. Haar voornaamste raadgever was Antoine Perrenot de Granvelle, meestal kortweg Granvelle genoemd. Hij voerde de bevelen van zijn koning uit, zelfs de verschrikkelijkste; niet omdat hij die steunde, maar omdat hij vond dat het zijn plicht was. Granvelle, een Fransman uit de Franche-Comté, was vanaf 1538 bisschop van Atrecht (Arras) en vanaf 1561 zelfs aartsbisschop van 17 21.indd 17
14/12/15 11:04
Mechelen geweest, de hoogste klerikale positie in de Nederlanden. Granvelle was werkelijk een topambtenaar die er niet tegenop zag om het beleid van zijn koning met hand en tand te verdedigen. Ook de rechtsgeleerde Viglius behoorde tot de intimi van de landvoogdes, evenals Karel van Berlaymont, de stadhouder van Namen. Dit driemanschap, dat ook wel de Achterraad of Consulta genoemd werd, bestuurde als het ware de Nederlanden. Granvelle was de gebeten hond in de ogen van de Nederlanders: alle misstanden werden hem aangerekend. Een van de zaken waar hij zich veel mee bezighield, was de reorganisatie van de kerk in de aartsbisdommen Mechelen, Kamerijk en Utrecht. Hij wilde de top van de katholieke kerk verbeteren en haar controle op haar onderdanen intensiveren. Ook hierdoor kwam hij in conflict met de Nederlandse edelen; zij beschouwden de kerk juist als een instituut om hun jongere broertjes aan een (makkelijk) baantje te helpen. De klachten over Granvelle liepen zo hoog op, dat hij in 1564 zijn aartsbisdom moest verlaten en zich op andere terreinen en gebieden moest gaan inzetten voor Filips. De conflicten tussen de koning en de leden van de Staten-Generaal gingen in wezen om de drang tot centralisatie van de vorst versus de oude gewoonterechten van de Nederlandse adel.
18 21.indd 18
14/12/15 11:04
1565
Eedverbond der Edelen De onvrede in de Nederlanden beperkte zich niet tot de hogere adel. De economie in die jaren verliep rampzalig. De Spaanse staatsschulden liepen in 1557 uit op een officieel bankroet, in 1563 boycotten de Engelsen de lakenoverslag in Antwerpen en de oogsten van 1564-1565 waren rampzalige mislukkingen. Het volk morde en ook de lagere edellieden begonnen zich te roeren. Ze sloten een Verbond, of Compromis zoals dat in goed Frans heette, om elkaar ‘met goed en bloed’ bij te staan in tijden van gevaar. Wie er precies tot dit verbond behoorden, is nooit bekend geworden. Hoeveel edelen ertoe behoorden, is eveneens onzeker. Een ruwe schatting komt uit op twee- à driehonderd leden, er circuleren zo’n vijfhonderd namen van mannen die op de lijst(en) zouden voorkomen. De lijst loopt van Adolf van der Aa tot aan Willem van Zuylen van Nijevelt. Wel is bekend dat het Eedverbond ontstaan is in 1565 tijdens de huwelijksviering van Alexander Farnese, de zoon van Margaretha van Parma, met Maria van Portugal. Aanvoerder van de groep was ongetwijfeld Hendrik van Brederode, bijgenaamd ‘de Grote Geus’. Na 1558 had hij zich tot het protestantisme bekeerd. Verder behoorden tot de leiders Brederodes boezemvriend Lodewijk van Nassau, Floris van Culemborg en de broers Jan en Filips van Marnix. Lodewijk van Nassau was een jongere broer van Willem van Oranje, hij was in tegenstelling tot zijn broer wel tot het lutheranisme bekeerd. Later hebben veel geschiedschrijvers, de apologeten van Willem van Oranje, beweerd dat Lodewijk zijn broer op de hoogte hield van de ontwikkelingen, maar bewijzen zijn hier niet voor. Het was waarschijnlijk eerder het tegendeel: Lodewijk heeft Willem altijd aangezet tot meer dadendrang. Van Culemborg en de broers Marnix waren calvinisten; Filips van Marnix, de jongste van de twee, was hoogstwaarschijnlijk de opsteller van het Smeekschrift.
19 21.indd 19
14/12/15 11:04
Niet alleen protestanten behoorden tot het Eedverbond, ook (gematigde) katholieken committeerden zich eraan, zoals Jan van Casembroot en Karel van Mansvelt. Mansvelt was de zoon van de strengkatholieke en koningsgezinde Pieter Ernst van Mansvelt, lid van de Staten-Generaal. Nu was Karel altijd al een heethoofd geweest; eens had hij tijdens een woordenwisseling tussen de aartsbisschop en Brederode tussenbeide willen komen door zijn degen te trekken; omstanders konden hem nog net van een moord op de geestelijke weerhouden. De jonge Mansvelt tekende het Smeekschrift, tot grote ergernis van zijn vader, en was zeker lid van het Verbond. Vader Pieter Ernst dreigde zijn zoon te onterven, zodat Karel snel eieren voor zijn geld koos. Hij schreef een vleiende brief naar de landvoogdes en reeds bij het beleg van Valencijn was Karel van Mansvelt alweer betrokken bij de koningsgezinde troepen. Voor het overige zou Karel alleen maar een voetnoot in de geschiedenis worden: als vluchteling in Frankrijk nadat hij in een duel een tegenstander had gedood, en als moordenaar van zijn eigen overspelige vrouw en haar minnaar. Ten slotte overleed Karel zelf in de strijd tegen de Turken aan de zijde van de toenmalige keizer Rudolf, na het beleg van Esztergom.
20 21.indd 20
14/12/15 11:04
1566
Het Smeekschrift der Edelen ‘Eenen yegelijken zy kundig die desen tegenwoordigen brief sullen sien ofte horen lesen, dat wy hier onderschreven, hebben behoorlijk en ten vollen veradverteert en geinformeert geweest, hoe dat een hoop vreemdelingen, en geensins geaffectioneert ten welvaren van den lande van herwaerts-over (…)’ Aldus begon het Smeekschrift der Edelen, dat op 5 april 1566 door het Eedverbond werd aangeboden aan landvoogdes Margaretha van Parma. Zo’n tweehonderd edellieden namen aan de overhandiging deel, met aan het hoofd Hendrik van Brederode. Het Smeekschrift zelf was alleszins onleesbaar. Het bestond uit 1.400 woorden, die verdeeld waren over elf zinnen (om een idee te geven: op deze pagina staan zo’n 250 woorden). Een aantal handtekeningen eronder was goed leesbaar, maar een groot deel ook niet – het is nooit duidelijk geworden of de desbetreffende ondertekenaars expres hun naam wat vaag neerzetten of dat ook door (namens?) derden is getekend. Maar inhoudelijk was het Smeekschrift wel interessant. De edelen van het Eedverbond vroegen om afzwakking van de ‘plakkaten’ tegen de ‘ketters’. De ondertekenaars gaven aan dat, mocht het tot een conflict tussen de ketters en de koning komen, zij niet geneigd waren om in dat geval voor de koning te vechten. Op Margaretha maakte het Smeekschrift diepe indruk. Dat viel ook wel af te leiden uit de gevolgen van de overhandiging: de vervolging van ketters werd op een uiterst laag pitje gezet. Er werd zelfs toegestaan dat protestanten erediensten buiten de stadspoorten hielden, de zogeheten hagenpreken. Overal in de Nederlanden, maar vooral in het zuiden, durfden met name de calvinisten meer en meer voor hun godsdienst uit te komen. In mei en juni trokken de hagenpreken buiten Antwerpen zo’n vier- à vijfduizend toehoorders. In juli waren dat er zelfs gemiddeld 25.000!
21 21.indd 21
14/12/15 11:04
1566
De Beeldenstorm De hagenpreken waren kwantitatief een succes, maar ze waren ook vaak opruiend. Op 10 augustus 1566 vuurde een preek van Sebastiaan Matte in het Westkwartier, in het zuidwesten van Vlaanderen, de gelovigen zo aan dat zij in het Laurentiusklooster in Steenvoorde de ‘paapse afgodenbeelden’ tot puin sloegen. Binnen een week breidden de onlusten zich als een olievlek uit en werden er nog meer beelden in het Westkwartier neergehaald, zoals in Belle, Poperinge, Menen, Ieper en Diksmuide. Op 20 augustus bereikte de beweging Antwerpen, Daarna volgden Gent, Mechelen, Breda, Middelburg en ’s-Hertogenbosch. In de derde week waren kerken en kloosters in Doornik en Valencijn, Amsterdam, Utrecht, Delft, Den Haag en Den Briel aan de beurt. In september gingen de acties verder; ze leken een steeds georganiseerder karakter te krijgen. De beeldenstormers kwamen uit alle lagen van de bevolking, maar werden veelal geleid door fundamentalistische calvinisten, aanhangers van de leer van Johannes Calvijn. Zij namen het tweede gebod uit de Bijbel (‘Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben’) heel letterlijk en sloegen in kerken, abdijen en kloosters alle ‘paapse superstitiën’ kapot. De motieven van de verschillende plunderaars waren al even verschillend als hun afkomst. Sommigen haatten de geestelijken met al hun privileges, anderen hadden genoeg van hun eigen zeer armoedige bestaan. Daarnaast was het vooral ook de opkomende middenklasse die de Beeldenstorm gebruikte als grote maatschappelijke ‘uitbraak’. De hoge edelen hielden zich afzijdig; ze namen er weliswaar geen deel aan, maar veroordeelden de herrieschoppers niet. Dit leidde nogal eens tot verwarring; er waren beeldenstormers die bijvoorbeeld beweerden dat zij handelden namens graaf Lamoraal van Egmont, de stadhouder van Vlaanderen. Veel mensen noemden 1566 dan ook een ‘wonderjaar’. Vooral in het Westkwartier vormden zich groepen
23 21.indd 23
14/12/15 11:04
gewapende mensen die rondzwierven om alles wat katholiek of Spaans was een lesje te leren, de zogenaamde bosgeuzen. Tijdens de Beeldenstorm werd de miswijn opgedronken, hosties werden vertrapt of aan de vogels gevoerd, heiligenbeelden werden onthoofd, altaren omver gesmeten, kunstwerken naar buiten gegooid. Maar ook de priesters, monniken en nonnen kregen het zwaar te verduren; ze werden vaak verjaagd en liepen op meerdere plekken rake klappen op. Na de Beeldenstorm waren de kerken helemaal klaar voor de sobere calvinistische eredienst: geen poespas meer en slechts bijbellezing en bijbeluitleg door de predikant. De verontwaardiging bij koning Filips II was groot. Zodra het geld van de Amerikaanse zilvervloot binnen was, besloot hij een strafexpeditie naar de Nederlanden te sturen, met aan het hoofd de rechtlijnige en strenge hertog van Alva.
24 21.indd 24
14/12/15 11:04